LINKS & LABELS Identiteiten en identificatiestrategieën van Amsterdamse jongvolwassenen
Colofon Cover: UvA Kaartenmakers, Amsterdam ISBN: 978-90-75246-69-8 © 2008 AMIDSt Universiteit van Amsterdam Amsterdam institute for Metropolitan and International Development Studies (AMIDSt) Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam t. +31 (0)20 – 525 4062 f. +31 (0)20 – 525 4051 e-mail:
[email protected] website: www.fmg.uva.nl/amidst
LINKS & LABELS Identiteiten en identificatiestrategieën van Amsterdamse jongvolwassenen
Inge van der Welle & Virginie Mamadouh
VOORWOORD Dit rapport gaat over identiteiten en identificaties van jongvolwassenen in Amsterdam. Het had niet geschreven kunnen worden zonder de hulp van een groot aantal mensen, die we hier graag willen bedanken. Allereerst gaat onze dank uit naar de jonge Amsterdammers die de tijd namen alle vragen te beantwoorden, online of in gesprek met de interviewer. Onze speciale dank gaat uit naar degenen die na het beantwoorden van de vragenlijst bereid waren om op een ander moment verder te praten. Zij stelden hun huis voor ons open, of ontmoetten ons op verschillende plekken in de stad en praten open en enthousiast over hun ervaringen en meningen. Dit rapport is de eerste verslaglegging van het onderzoek en onderdeel van het promotieproject van Inge van der Welle dat in 2009 zal worden afgerond met een proefschrift. Hans Knippenberg is vanaf het begin bij dit project betrokken als promotor. Tevens zorgde hij als trouwe meelezer voor zinvol en kritisch commentaar op eerdere versies van het rapport. Dit project had niet uitgevoerd kunnen worden zonder de financiële ondersteuning van het Amsterdam Institute for Metropolitan and International Development Studies (AMIDSt, Universiteit van Amsterdam) en Platform Amsterdam Samen (PAS, Gemeente Amsterdam). Zij hadden vertrouwen dat het project een waardevolle bijdrage kon leveren aan het Nederlandse debat over identiteiten. In de voorbereidende fase en in de contacten met de gemeente zijn Marian Visser en Jeroen Slot van onschatbare waarde geweest. Zij namen ook deel aan de klankbordgroep bijeenkomsten die verder namens de gemeente Amsterdam bestond uit: Renske Emmelkamp en Joris Rijbroek. Deze klankbordgroep zorgde voor nuttige suggesties en advies met betrekking tot de vragenlijst. Tijdens de veldwerk-periode was de ondersteuning en coördinatie van het Onderzoeksbureau Labyrinth van grote waarde. Ondanks de vele moeilijkheden die de zij ondervonden, bleven zij in het project geloven en kwamen zij met oplossingen die mede tot het succesvolle einde van het project hebben bijgedragen. Hierbij moeten vooral Nathan Rozema en Renee ter Maat worden genoemd die zich met onaflaatbaar enthousiasme en interesse voor dit project hebben ingezet. Onze dank gaat ook uit naar de interviewers die ondanks de moeilijk te bereiken jonge Amsterdammers bleven volhouden. Daarnaast geldt onze dank Hester Booi van de Dienst Onderzoek en Statistiek die zorgde voor organisatorische ondersteuning bij de steekproef en het benaderen van de respondenten.
Ook onze collega’s bij AMIDSt zorgden voor de nodige feedback op het onderzoek. Onze speciale dank gaat uit naar Sjoerd de Vos en Marjolein Blaauboer voor hun advies bij de statistische verwerking van de gegevens. Tijdens de platformbijeenkomst over identiteiten van PAS op 17 april 2008 zijn de eerste resultaten van dit onderzoek gepresenteerd. Dit gaf ons de mogelijkheid in discussie te gaan met een breed publiek. We bedanken Nadia Hazam voor de organisatie, Henk van Waveren voor zijn optreden als gastheer en de aanwezigen voor hun commentaar. Ondanks de zeer gewaardeerde hulp van bovenstaande personen, zijn uiteraard alleen de auteurs verantwoordelijk voor de uiteindelijke inhoud van dit rapport.
Amsterdam, 30 juni 2008, Inge van der Welle & Virginie Mamadouh
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 1
9
Links & Labels Inleiding Labelling in het onderzoek
17 17 18 21
2.8 2.9
Links & Labels: identiteiten, identificatiestrategieën en territoriale bindingskaders Identiteit en identificatie: enkele opmerkingen vooraf Plaatsgebonden bindingskaders en identiteiten Combinaties van territoriale identiteiten Veranderende territoriale identiteiten Identificatiestrategieën Territoriale identiteiten: links en labels ‘meten’ en verklaren Territoriale bindingskaders en het hedendaags Nederlandse debat Opzet onderzoek IDAMSTERDAM 2007 & Interviews Tot slot
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Jongvolwassenen in Amsterdam Sociaal-demografische kenmerken Persoonlijke situatie Zelfidentificatie: religie, etniciteit, nationaliteit Vriendenkring en partner Mediagebruik Multiculturele positie Jonge Amsterdammers: samengevat
67 67 70 72 73 75 79 80
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Links met Amsterdam & het label Amsterdammer De links met Amsterdam De links met de woonbuurt De politieke links Het label Amsterdammer Spanningen in Amsterdam Amsterdam & Amsterdammer: samengevat
81 81 82 89 92 98 98
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Links met Nederland en het label Nederlander De links met Nederland Politieke links Het label Nederlander Verwachtingen voor toekomst in Nederland Nederland & Nederlander: samengevat
1.1 1.2 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
3
4
5
25 27 34 38 42 46 49 61 65
99 99 101 107 111 113
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
7
Links met het geboorteland van de ouders en de labels Marokkaan, Turk, Surinamer De links met Marokko, Turkije of Suriname Politieke links De labels Marokkaan, Turk of Surinamer Verwachtingen voor de toekomst Het geboorteland van de ouders & Marokkaan, Turk of Surinamer: samengevat
115 115 125 129 133 135
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Religie & Religiebeleving Behoren tot een religieuze groep Het belang van religie Het bezoeken van gebedshuizen Persoonlijke geloofsbeleving Verwachtingen voor de toekomst Religie en het publieke debat Religie & Religiebeleving: samengevat
137 137 138 141 144 148 149 151
8.1 8.2 8.3
Labels & Discriminatie Labels Discriminatie Labels & Discriminatie: samengevat
153 153 158 162
Het combineren van verschillende links & labels Amsterdammer & Nederlander Links met Nederland & het geboorteland van de ouders Moslim én Nederlander Het combineren van verschillende links & labels: samengevat
163 163 166 172 174
Conclusies & Aandachtspunten Geen zero-sum game: afkomst & links Groepen zijn niet homogeen: diversiteit naar opleidingsniveau, leeftijd, geslacht Discriminatie als stoorzender Orthodoxie & links De invloed van wonen in een ‘concentratiebuurt’ De identificatie strategieën van Amsterdamse jongvolwassenen Beleidsaanbevelingen voor de Gemeente Amsterdam
177 177 178
Literatuur Bijlage 1 Bijlage 2
191 194 201
8
9 9.1 9.2 9.3 9.4
10 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7
180 180 180 181 186
SAMENVATTING
Dit is de eerste rapportage van het onderzoek ‘Links & Labels’ onder Amsterdamse jongvolwassenen. Het onderzoek is uitgevoerd door AMIDSt (Amsterdam Institute for Metropolitan and International Development Studies), Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek is onderdeel van het promotieproject van Inge van der Welle dat in 2009 zal worden afgerond.
Doel & opzet onderzoek Het integratiedebat in Nederland heeft een emotionele wending genomen. Mensen moeten niet alleen participeren in de samenleving, ze moeten zich er thuis voelen. In het debat is steeds meer aandacht gekomen voor de Nederlandse identiteit. Integreren is een identiteitskwestie geworden. Maar wat betekent het nu eigenlijk om Nederlander te zijn en hoe wordt hier invulling aan gegeven? Sommige identificaties worden als conflicterend gezien: een sterke identificatie met het land van herkomst zou een negatieve invloed hebben op de identificatie met Nederland. Met dit onderzoek willen wij de discussie in een breder perspectief plaatsen door te laten zien hoe Amsterdamse jongvolwassenen omgaan met de identiteitskwesties. Naast een beschrijving van de verschillende (plaatsgebonden) identiteiten willen wij antwoord geven op de vraag: Welke identiteiten worden gecombineerd en welke strategieën worden hierbij gebruikt om eventueel conflicterende identiteiten met elkaar te verzoenen? In het onderzoek staan twee begrippen centraal: links en labels. Links verwijzen naar plaatsgebonden relaties (thuisgevoel, verbondenheid, woonplaats, etc.). Labels zijn de namen die aan de relaties met een plaats worden gegeven door de jongvolwassen zelf of door anderen (Amsterdammer, Nederlander, allochtoon etc.). Om antwoord te geven op onze vragen is, in de periode april 2007 tot december 2007, een representatieve enquête afgenomen onder Amsterdamse jongvolwassen tussen de 1830 jaar, geboren in Nederland, minimaal vijf jaar woonachtig in Amsterdam en van Nederlandse, Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst (IDAMSTERDAM2007). De uitkomsten van dit onderzoek zijn aangevuld met 50 diepte-interviews onder de respondenten van oktober 2007 tot maart 2008. We schetsen in dit rapport het algemene beeld van de links & labels van Amsterdamse jongvolwassenen met verschillende ‘roots’ en de identificatiestrategieën die zij inzetten. Het gaat dus niet om de ‘extremen’ binnen deze groepen.
De links & labels Soms worden er grote verschillen verondersteld in de plaatsgebonden relaties van verschillende etnische groepen. Maar als we kijken naar de jonge Amsterdammers is duidelijk dat ze bijna allemaal sterke links hebben met Amsterdam, ongeacht afkomst. Ze voelen zich verbonden met de stad, ze voelen zich er veilig en thuis. 9
Amsterdam is voor hen een sterk merk. Ze zijn trotse Amsterdammers. Trots op de culturele diversiteit, de tolerantie en het kosmopoliete karakter van Amsterdam. Zij waarderen de multiculturele samenleving in Amsterdam. Ook hebben zij vertrouwen in de gemeente en in de burgemeester. Ondanks de sterke links met Amsterdam en de over het algemeen positieve waardering van de multiculturele samenleving delen de jongvolwassenen een ongerustheid over de verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen in de stad. Een meerderheid ervaart spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen in Amsterdam. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst ervaren vaker spanningen dan de andere jongvolwassenen. De huidige politieke discussie, waarvan vooral Geert Wilders voor veel jongvolwassenen de personificatie is, baart de jongvolwassenen zorgen. Het verhoogt spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen. De jongvolwassenen van buitenlandse afkomst voelen zich ook verbonden met Nederland en de meesten voelen zich naast Amsterdammer ook Nederlander. Maar zich Nederlander voelen lijkt lang niet voor iedereen zonder slag of stoot te gaan. Een deel van de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst ervaart dat zij in het dagelijkse leven toch niet als Nederlander worden gezien. De algemene opvatting lijkt nog steeds een Nederlander is blank, blond en heeft blauwe ogen. Zij voelen zich hierdoor geen Nederlander, terwijl ze vaak wel vinden dat ze Nederlander zijn. Ze zijn hier immers opgegroeid, spreken de taal en voelen zich hier thuis. De meeste jongvolwassenen hebben naast links met Amsterdam en Nederland ook links met het geboorteland van de ouders. Deze links kunnen echter niet als een gegeven worden beschouwd. Niet alle jongvolwassenen hebben links met het geboorteland van de ouders en ook de mate waarin zij zich verbonden voelen verschilt. De links zijn het sterkst bij de jongvolwassenen van Turkse afkomst zijn. Zij spreken vaker de taal, volgen de media en de politieke situatie van het geboorteland van de ouders meer op de voet en hebben meer vertrouwen in de overheidsinstellingen dan de andere jongvolwassenen van buitenlandse afkomst. Verder zijn deze links geen zero-sum game. Het hebben van sterke links met het geboorteland van de ouders betekent niet dat de links met Nederland of Amsterdam minder sterk zijn. Over het algemeen voelen de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst zich Marokkaan, Turk of Surinamer. Deze identiteit wordt echter vooral gevormd in de Nederlandse context. In het geboorteland van de ouders worden zij over het algemeen als buitenlander gezien. Daarnaast is deze identiteit lang niet altijd een vrije keuze. Zij ervaren druk om te kiezen, vanuit de Nederlandse samenleving (in eerste instantie word je toch als Marokkaan, Turk of Surinamer gezien) en/of vanuit de eigen ‘etnische’ groep. Je bent Nederlander óf Turk, Nederlander óf Marokkaan. De meesten combineren echter de verschillende identiteiten; ze voelen zich Marokkaan, Turk, of Surinamer én Nederlander. Zij willen en kunnen niet kiezen. De Amsterdamse jongvolwassenen geven hun voorkeur aan de labels Amsterdammer en Nederlander. Zij vinden dat iedereen in eerste instantie moet worden aangesproken als Amsterdammer of Nederlander. Dit moet dan wel verwijzen naar ‘inclusieve identiteiten’. De jongvolwassenen zien zich immers niet alleen als Nederlander of Amsterdammer, zij combineren deze identiteit met andere identiteiten, bijvoorbeeld met een Marokkaanse identiteit. Zij vinden dan ook dat de
10
diversiteit mag worden benoemd. Er moet niet teveel over één kam wordt geschoren. Het benoemen van afkomst is wel afhankelijk van de context en wordt niet altijd gewaardeerd. Aan de ene kant zijn de jongvolwassenen trots op hun (buitenlandse) afkomst en is het prima als deze wordt benoemd. Aan de andere kant, als deze afkomst steeds wordt gekoppeld aan bepaalde maatschappelijke problemen wordt het ‘label’ ook problematisch. Over de labels ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’ zijn de jongvolwassenen duidelijk. Deze labels moeten worden vermeden. Het label allochtoon roept bij hen een beeld op van achterstand en problemen.
Orthodoxie & links De religiositeit verschilt sterk onder de jongvolwassenen. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zijn zeer sterk geseculariseerd. Een enkeling rekent zich tot een religie. De overgrote meerderheid van de jongvolwassenen van Marokkaanse of Turkse beschouwt zichzelf als moslim, terwijl de helft van de Surinamers zich tot een godsdienst rekent: Christendom, Hindoeïsme of Islam. De hoge percentages onder jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst betekent niet automatisch dat zij erg praktiserend zijn. Hier zijn grote verschillen binnen de groepen te vinden. Ook het belang dat wordt gehecht aan het behoren tot een religieuze groep verschilt. ‘Geloven’ is voor de meeste jongvolwassenen een proces, waarin vooral persoonlijke gebeurtenissen zoals volwassenen worden, kinderen krijgen, overlijden van een dierbare worden genoemd als momenten waarop religie belangrijker wordt. De godsdienstbeleving is vooral een persoonlijke, ze gaan zelf op zoek naar een invulling van het geloof die bij hun leefomstandigheden en omgeving past. Een orthodoxe geloofsbeleving komst vaker voor bij de jongvolwassenen die zich rekenen tot de Islam en veel minder bij jongvolwassenen die zich rekenen tot het Hindoeïsme of het christendom. Orthodox betekent in dit geval: het strikt volgen van de regels van de godsdienst, zoveel mogelijk vasthouden aan oorspronkelijke teksten van het geloof en de overtuiging dat het eigen geloof boven alle andere geloven is verheven. Religieus zijn wordt gecombineerd met links met Nederland. Het belang dat wordt gehecht aan het behoren tot een religieuze groep en de mate van orthodoxie hebben geen invloed op de links met Nederland of Amsterdam. Ook de jongvolwassenen met een orthodoxe geloofsbeleving voelen zich thuis in Nederland. Een orthodoxe geloofsopvatting en het behoren tot een religieuze groep belangrijk vinden gaat wel vaak samen met het zich meer Marokkaan of Turk dan Nederlander voelen. Dit kan te maken met de druk die jonge moslims ervaren om te kiezen; je bent moslim of je bent Nederlander.
Discriminatie als stoorzender Een flink deel van de Amsterdamse jongvolwassenen ervaart discriminatie, al is er maar een kleine groep die zich vaak gediscrimineerd voelt. De gronden waarop discriminatie wordt ervaren verschillen tussen de vier groepen jongvolwassenen. In de ervaring van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst is Nederland nog lang niet
11
zo kleurenblind als vaak wordt aangenomen. Een ruime meerderheid voelt zich gediscrimineerd op grond van huidskleur. De jongvolwassenen van Turkse en Marokkaanse afkomst ervaren vooral discriminatie op grond van afkomst/nationaliteit en religie. Voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst speelt ook afkomst: zij voelen zich gediscrimineerd omdat ze (autochtone) Nederlanders zijn. Jongvolwassenen ervaren dat discriminatie is toegenomen, dit geldt vooral voor jongvolwassen van Marokkaanse afkomst ervaren en dan met name de hoogopgeleiden.
De buurt is niet het probleem De Amsterdamse jongvolwassenen voelen zich over het algemeen meer verbonden met de gehele stad dan met de buurt waar zij wonen. Ze zijn een mobiele groep die voor sociale contacten niet afhankelijk is van de directe woonomgeving. Het wonen in een concentratiebuurt van de ‘eigen groep’ zorgt niet voor een sterkere identificatie met deze groep. De samenstelling van de vriendengroep is daarop wel van invloed. De meningen over ‘gesegregeerde’ buurten lopen uiteen. Sommigen waarderen de buurt door een duidelijk ‘etnische’ signatuur, het zorgt voor herkenning, terwijl anderen zich zorgen maken dat verschillende groepen niet meer met elkaar in contact komen. Het label ‘probleembuurt’ voor de buurt waarin de jonge Amsterdammers zijn opgegroeid of wonen zorgt voor verdedigende reacties. Ze hebben zelf nooit problemen (gehad) en vinden dat dit beeld genuanceerd moet worden.
Identificatiestrategieën jongvolwassenen van Nederlandse afkomst Jongvolwassenen van Nederlandse afkomst worden beperkt geconfronteerd met identiteiten die als conflicterend worden gezien. Amsterdammer en Nederlander worden in hun geval vaak in elkaars verlengde gezien. Er zijn drie groepen te onderscheiden als het gaat om het combineren van de Amsterdamse en de Nederlandse identiteit door jongvolwassenen van Nederlandse afkomst: 1. Vooral Nederlander Vooral degenen die niet in Amsterdam zijn geboren voelen zich meer Nederlander dan Amsterdammer. Zij voelen zich ook verbonden met andere delen van Nederland, waar zij zijn opgegroeid. De ‘echte’ Amsterdammer wordt dan gezien als iemand die in de stad geboren en getogen is. 2. Amsterdammer boven alles Geboren en getogen zijn in Amsterdam speelt een rol in jezelf vooral presenteren als Amsterdammer. Maar jezelf vooral presenteren als Amsterdammer heeft ook te maken met de specifieke eigenschappen die aan Amsterdam worden toegeschreven: diverser, opener, kosmopolieter en toleranter dan de rest van Nederland. Ook hierom zien veel jongvolwassenen zich als Amsterdammer boven alles.
12
3. Nostalgische Amsterdammers Deze groep ziet zichzelf wel als Amsterdammer, maar staat negatief tegenover de multiculturele samenleving. Ze wonen het liefst in een buurt waarin vooral mensen met dezelfde cultuur als zij wonen en ervaren spanningen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdam.
Identificatiestrategieën jongvolwassenen van buitenlandse afkomst Jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst ervaren soms zelf conflicterende identiteiten, of worden geconfronteerd met identiteiten die door anderen als conflicterend worden gezien. Ze worden geconfronteerd met de vraag: ben je Marokkaan, Turk, Surinamer of ben je Nederlander en voelen zich gedwongen tot een keuze. We kunnen vier groepen onderscheiden in hoe de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst omgaan met deze ‘identiteitskwesties’: 1. Evenwichtskunstenaar De verschillende identiteiten gaan samen. Er wordt geen hiërarchie aangebracht. Ze voelen zich evenveel Amsterdammer, Nederlander en Marokkaan, of Turk, of Surinamer. Zij combineren de aspecten die zij zelf belangrijk vinden: het beste van twee werelden. 2. Kleurbekenner Verschillende identiteiten worden gecombineerd, maar er wordt wel een hiërarchie aangebracht. Zij voelen zich gedwongen om kleur te bekennen. Zij zien zichzelf als meer Marokkaan, Turk, Surinamer dan Nederlander. Slechts een enkeling verkiest de Nederlandse identiteit boven de Marokkaanse, Turkse of Surinaamse. 3. Amsterdammer boven alles Voor velen speelt het speciale karakter van Amsterdam en het feit dat zij er geboren en getogen zijn een grote rol in zichzelf vooral als Amsterdammer te presenteren. Maar er speelt meer bij de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst. Het label Amsterdammer is ook een mediator. Het is een identiteit (meer dan de Nederlandse) die zich laat combineren met een Marokkaanse, Turkse of Surinaamse identiteit. Hierbij ontstaan nieuwe identiteiten zoals ‘Marokkaanse Amsterdammer’. Daarnaast vormt de Amsterdamse identiteit een uitweg voor de jongvolwassenen die aangeven tussen twee vuren te zitten. Voor hen is Marokkaan, Turk of Surinamer slechts nog een verwijzing naar het geboorteland van de ouders. Ze worden gezien als ‘verkaasd’. Voor de dominante meerderheid zijn zij echter nog steeds Marokkaan, Turk of Surinamer. Hierdoor zien zij zichzelf ook niet als Nederlander. Jezelf presenteren als Amsterdammer biedt een uitweg, zodat er geen keuze hoeft te worden gemaakt. 4. Bewuste buitenstaander Een hele kleine groep lijkt zich terug te trekken in de ‘eigen groep’. Zij voelen zich alleen Marokkaan, Turk of Surinamer en geen Nederlander of Amsterdammer. Een enkeling voelt zich niet thuis in Nederland en vindt het waarschijnlijk dat zij in de toekomst Nederland zullen verlaten.
13
Aanbevelingen •
•
Benadruk diversiteit en kies voor een positieve benadering De diversiteit in de stad moet zoveel mogelijk worden benadrukt en er moet meer nuance worden aangebracht in het debat. Niet alleen de negatieve aspecten moeten worden belicht, om te voorkomen dat hele bevolkingsgroepen gereduceerd worden tot een probleemgroep, of alle moslims als radicaal worden afgeschilderd. Om dezelfde redenen moet er voorzichtig worden omgesprongen met doelgroepenbeleid en doelgroepenonderzoek. Er moet voorkomen worden dat bepaalde groepen zich nog enkel een onderzoeksobject voelen of worden gereduceerd tot ‘ervaringsexperts’ op enkele thema’s die gevoelig liggen, zoals integratie. De gemeente moet in haar welzijns, onderwijs- en onderzoeksbeleid vermijden dat de Amsterdammers die zij willen bereiken worden teruggebracht tot één etnisch kenmerk. De labels allochtoon en autochtoon moeten worden vermeden. Het label allochtoon zorgt voor associaties met achterstand en problemen. Hiermee willen de jongvolwassenen zich niet identificeren. De gemeente moet in haar communicatie- en mediabeleid zorgvuldig en systematisch aandacht besteden aan het benoemen van groepen. Precieze groepsaanduidingen zijn te prefereren boven grote containerbegrippen zoals allochtoon. Versterk het vertrouwen in overheidsinstellingen en politieke partijen De manier waarop de politieke discussie over integratie en over de Islam op dit moment wordt gevoerd heeft een negatief effect op de politieke betrokkenheid van de jongvolwassenen en op hun politieke participatie. Er is behoefte aan een genuanceerder en minder gepolariseerd debat. Op dit moment vertaalt het grote vertrouwen in de burgemeester en gemeente Amsterdam zich niet in een grote mate van politieke betrokkenheid. Het vertrouwen in nationale overheidsinstellingen en in politieke partijen is gering en verdient aandacht van het gemeente beleid. Betrek jongvolwassenen bij thema’s waarover zij zich zorgen maken, zoals huisvesting en onderwijskwaliteit. Maak actieve jonge Amsterdammers goed zichtbaar. Zij kunnen een voortrekkersrol vervullen en duidelijk maken dat hun mening wordt gehoord en verandering teweeg kan brengen. Problemen binnen de eigen groep worden door de jongvolwassenen niet ontkend, maar worden niet gezien als problemen van de etnische gemeenschap. Het zijn problemen van de hele samenleving. Het zijn de ‘criminelen’ die het probleem zijn, niet de gehele ‘etnische’ groep. Het vertrouwen in de politie moet worden vergroot door inzichtelijker te maken wat er wordt gedaan om overlast door ‘criminele jongeren’ terug te dringen. Het is belangrijk dat de gemeente haar beleid dusdanig communiceert dat de jonge Amsterdammers kunnen zien dat de aanpak van crimineel gedrag niet vertaald wordt in collectieve achterdocht ten aanzien van jongeren met een bepaalde achtergrond.
14
•
•
•
Bestrijd discriminatie in brede zin Als mensen zich gediscrimineerd voelen en uiteindelijk buitengesloten in de maatschappij kan dat leiden tot onttrekking aan de maatschappij: het zich terugtrekken in de ‘eigen’ veilige groep of zelfs fysiek vertrek, emigratie. Het bestrijden van discriminatie dient dan ook speerpunt van het gemeente beleid te blijven. Het is voor de gemeente belangrijk om in deze tijd waarin zoveel aandacht uitgaat naar religie en gevoelens van uitsluiting en discriminatie onder moslims, ook discriminatie op grond van andere kenmerken niet te vergeten. Vooral discriminatie op grond van huidskleur verdient aandacht. Ook is het cruciaal de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst die zich gediscrimineerd voelen op grond van hun nationaliteit/afkomst serieus te nemen. Ook zij moeten aandacht krijgen in antidiscriminatie beleid. Er moet voorkomen worden dat deze jongvolwassenen zich afkeren van de multiculturele samenleving. Geen overheidsbetutteling bij het invullen van identiteiten De overheid moet ruimte bieden aan diverse identiteiten, maar het zijn individuen die deze ruimte moeten gebruiken om hun eigen identificatiestrategieën vorm te geven. Degenen die zich in hun keuzes beperkt voelen, hoeven niet direct door de overheid aan een identiteit geholpen te worden. Als er aanwijsbare belemmeringen zijn (zoals bij ‘uitsluitende’ labels en discriminatie) moet de gemeente natuurlijk wel ingrijpen en de randvoorwaarden creëren waarbinnen de Amsterdammers hun eigen keuzes kunnen maken. De overheid moet zich concentreren op haar taak: mogelijkheden scheppen voor ontplooiing en individuele zoektochten, relaties tussen groepen waar nodig verbeteren, en vooral grenzen aan de persoonlijke vrijheid aangeven, als de vrijheden van andere Amsterdammers in het gedrang komen. De gemeente moet zich niet direct met de inhoudelijke invulling van religieuze of hybride identiteiten bemoeien. Het is aan de Amsterdammers zelf om daar aan vorm te geven. Sleutel niet aan de identiteit(en) van de Amsterdammers, maar aan de kwaliteiten van de stad Als er teveel aandacht wordt besteed aan de precieze invulling van identiteiten, bestaat het gevaar dat ze ‘exclusief’ worden. Ze worden dan niet meer gemakkelijk gecombineerd met andere identiteiten. De Amsterdamse identiteit moet vooral van onderaf worden gevormd. Ze betekent dan ook verschillende dingen voor verschillende Amsterdammers. Het is niet wenselijk dat de gemeente daar een stempel op drukt, met het gevaar dat sommige Amsterdammers zich niet meer herkennen in de (van bovenaf opgelegde) identiteit. Wel kan de gemeente de sterke binding met de stad ondersteunen door de gewaardeerde eigenschappen van Amsterdam te ‘bewaken’: de diversiteit, de openheid en tolerantie zijn de alom gewaardeerde kenmerken van de stad.
15
16
1
LINKS & LABELS Identiteiten en identificatiestrategieën van Amsterdamse jongvolwassenen
1.1 Inleiding
“Nederland is veel te veelzijdig om in één cliché te vatten. ‘De’ Nederlander bestaat niet stelde Prinses Máxima bij het verschijnen van het rapport ‘Identificatie met Nederland’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid op 24 september 2007. Deze woorden maakten veel discussie los over wat de Nederlandse identiteit nu precies inhoudt en wat de Nederlanders aan elkaar bindt. Sommigen stemden in met Máxima, dat een identiteit te veelvormig is om te spreken van ‘de’ Nederlandse identiteit, anderen meenden dat deze redenering te gemakkelijk is en er wel degelijk zoiets is als een Nederlandse identiteit. Dit was niet de eerste discussie waarin de Nederlandse identiteit centraal stond. De afgelopen jaren was zij herhaaldelijk onderdeel van het maatschappelijk en politiek debat. Vooral integratievraagstukken zijn de laatste jaren steeds meer een identiteitsvraagstuk geworden. Inburgeringcursussen en naturalisatieceremonies brachten de vraag naar voren waar de nieuwkomers dan wel in moeten integreren. Wat betekent het om Nederlander te zijn? Ook was er discussie over de dubbele nationaliteit. Dit werd naar voren gebracht als een belemmering voor integratie in de Nederlandse samenleving en deze ‘conflicterende loyaliteiten’ zouden een bedreiging vormen voor de Nederlandse democratie. Een ‘versteviging’ van de betekenis van de Nederlandse nationaliteit werd aangevoerd als oplossing voor (culturele) diversiteit. Ook op lokaal niveau speelt de identiteitskwestie, en wordt een ‘sterke identiteit’ als oplossing gezien. Na de moord op Theo van Gogh lanceerde de gemeente Amsterdam het actieplan “Wij Amsterdammers”. Het doel van dit actieplan was drievoudig: het bestrijden van terrorisme, het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van polarisatie. Een inclusieve Amsterdamse identiteit werd als een van de oplossingen aangedragen. De boodschap luidde: iedereen is in eerste instantie Amsterdammer. Het creëren (of versterken) van het ‘wij gevoel’ onder de Amsterdammers en een geloof in de stad werden expliciet als actiepunten vermeld. Dit riep vervolgens natuurlijk vragen op over wat Amsterdammers aan elkaar en aan de stad bindt.
17
Naast de aandacht voor het creëren van sterke ‘inclusieve’ identiteiten, werd er ook gesproken over categorisering die juist verschillen benadrukt. Zo ontstond er discussie over het onderscheid ‘allochtoon’ - ‘autochtoon’ en of deze tweedeling niet zou moeten worden afgeschaft. Kortom, zowel op lokaal als nationaal niveau is er interesse in een gezamenlijke identiteit, die kan werken als een ‘bindmiddel’ of probleemoplosser en kan worden ingezet ter bevordering van integratie of het voorkomen van polarisatie binnen de samenleving. In de context waarin de integratiediscussie een identiteitskwestie is geworden was er de afgelopen jaren ook veel aandacht voor religieuze identiteit, en dan vooral waar het een ‘islamitische’ identiteit betrof. Past in het tegenwoordig sterk geseculariseerde Nederland een sterke godsdienstige identiteit bij een Nederlandse identiteit? Sommigen uitten zelfs hun angst voor ‘islamisering” van de Nederlandse samenleving. In dit rapport laten wij zien hoe jonge Amsterdammers omgaan met deze identiteitskwesties. Wat is voor hen nu eigenlijk een Amsterdammer, een Marokkaan of een Nederlander? En welke band hebben zij met bijvoorbeeld Amsterdam en Nederland. Het gaat hierbij om ‘links’ en ‘labels’. Links zijn in dit geval identificaties met Amsterdam, Nederland en het geboorteland van de ouders. Centraal staat de band die Amsterdamse jongvolwassenen hebben met deze plaatsen. Het gaat om hun verbondenheid, wat zich bijvoorbeeld kan uiten in het zich thuis en veilig voelen in deze plaatsen. Bij ‘labels’ gaat het erom hoe deze verbondenheid wordt benoemd, welk ‘label’ hieraan wordt gehangen. Labels zijn dan de identiteiten die mensen zichzelf toekennen of identiteiten die door anderen aan hen worden toegekend. In dit onderzoek zijn we vooral geïnteresseerd in de labels ‘Amsterdammer’ en ‘Nederlander’. Daarnaast zullen ook andere labels aan bod komen zoals ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’. Verschillende identiteiten kunnen naast elkaar bestaan, maar kunnen ook met elkaar conflicteren. Bijvoorbeeld zoals in de huidige discussie er van uit wordt gegaan dat een sterke identificatie met het land van herkomst een negatieve invloed heeft op identificatie met Nederland. Er wordt vanuit gegaan dat deze identiteiten niet probleemloos naast elkaar kunnen bestaan. In dit rapport zullen we laten zien hoe jonge Amsterdammers omgaan met bepaalde combinaties van identificaties en welke strategieën zij gebruiken om conflicterende identiteiten met elkaar te verzoenen. In het licht van de huidige discussie over religie wordt er in dit rapport verder aandacht besteed aan religie en religiebeleving en hoe jonge Amsterdammers dit combineren met een identificatie met Nederland en/of Amsterdam.
1.2 ‘Labelling’ in het onderzoek
Dit onderzoek richt zich op Amsterdamse jongvolwassen. Zij zijn in Nederland geboren en wonen in Amsterdam, maar hebben verschillende ‘roots’. Hun ouders zijn geboren in Nederland, Marokko, Turkije of Suriname. Aangezien de ‘links’ met het geboorteland van de ouders één van de onderwerpen is zijn de jongvolwassen op grond van hun afkomst geselecteerd en benaderd. Het is belangrijk te vermelden dat het benaderen van
18
mensen op basis van hun afkomst, of in dit geval het geboorteland van hun ouders, een probleem met zich mee brengt. Het kan mensen het gevoel geven ‘in een hokje’ te worden geplaatst’, en altijd maar weer op afkomst van hun ouders te worden afgerekend. Met onderzoek onder verschillende etnische groepen worden de ‘hokjes’ dan als het ware herbevestigd. Aan de andere kant zijn mensen vaak juist trots op hun afkomst en vormt het een belangrijk onderdeel van hun identiteit. Het probleem met het benoemen van groepen is dat de diversiteit binnen de groepen verloren lijkt te gaan. Een deelneemster aan het onderzoek beschrijft haar irritatie: Laatst werd er dus een prijs uitgereikt voor een zwarte zakenvrouw in Nederland. Als ik aan een zwarte zakenvrouw denk, denk ik aan een Afrikaanse vrouw eigenlijk. Toen keek ik op de foto, en was het gewoon een Hindoestaanse vrouw. Nou Hindoestanen horen gewoon niet tot de zwarte bevolking, maar wij behoren tot de gele mensen zeg maar, wij zijn geel, gele ras, zo heet dat. Maar onwetendheid weet je, dat het gewoon allemaal zo over één kam wordt geschoren. Dat irriteert gewoon. Ook als je bijvoorbeeld hoort het werkloosheidpercentage onder de allochtonen in Nederland is veel hoger dan weet je wel. Maar allochtonen kun je niet altijd over één kam scheren, want je hebt verschillende groeperingen. (Ook binnen de groep) Surinamers, je hebt Afrikaanse Surinamers, Creolen, Hindoestanen, de Javanen, Chinezen, daar zit echt wel nuances in, daar zitten echt wel verschillen in en dat hoor je niet. (Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst)
In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd waarbij vier groepen op grond van afkomst worden onderscheiden. Dit betekent niet dat deze worden gezien als homogene groepen. Het is belangrijk de diversiteit binnen de vier groepen te benadrukken; er is niet zoiets als één type Nederlander, Marokkaan, Turk of Surinamer. De labels ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’ zijn omstreden in het huidige Nederlandse debat. Ook veel deelnemers van het onderzoek hebben problemen met deze tweedeling. Ze hebben het gevoel dat het teveel over één kam scheert en dat het label ‘allochtoon’ ook teveel verbonden is met allerlei sociale problemen. Desondanks zijn deze labels zou geïntegreerd in het Nederlandse taalgebruik, dat velen ondanks hun irritaties deze zelf ook gebruiken. In dit rapport is er voor gekozen om deze labels niet te gebruiken. Wel zal de afkomst worden benoemd, in de zin van het geboorteland van de ouders. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de ‘links’, dat wil zeggen op de relatie tussen identificaties en plaatsen. Daarnaast zal ook het proces van ‘labelling’, het benoemen van deze relaties verder worden verkend. Tot slot wordt inzichtelijk gemaakt dat veronderstelde ‘links’ een prominente plaats innemen in de huidige Nederlandse discussie over identiteiten en identiteitsvorming. In hoofdstuk 3 wordt de algemene achtergrond van de deelnemers aan het onderzoek toegelicht. Daarna worden achtereenvolgend de links met Amsterdam, Nederland en het geboorteland van de ouders en de bijbehorende labels besproken in hoofdstuk 4, 5 en 6. Hoofdstuk 7 beschrijft de religieuze identiteit en religiebeleving van de jongvolwassenen en hoofdstuk 8 geeft inzicht in labels en de ervaring van discriminatie. In hoofdstuk 9 worden vervolgens de combinaties van identiteiten en de identificatiestrategieën besproken. Dit rapport wordt afgesloten met conclusies en beleidsaanbevelingen in hoofdstuk 10. 19
20
2
LINKS & LABELS: Identiteiten, identificatiestrategieën en territoriale bindingskaders
Identiteit is een lastig begrip. Na enkele opmerkingen over het dubbelzinnige karakter van identiteit wordt in dit hoofdstuk vooral naar de relatie tussen plaats en identiteit gekeken. Territoriale identiteiten1 zoals de Nederlandse, de Surinaamse of de Amsterdamse identiteit komen tot uitdrukking in de verbondenheid met een plaats, een gebied, een territorium: Nederland, Suriname, respectievelijk Amsterdam. Dit hoofdstuk behandelt de verschillende relaties tussen plaats en identiteit, (de plaats als toneel, de plaats als bron van identiteit, de plaats als bron van legitimiteit), de combinaties van territoriale identiteiten, oftewel plaatsgebonden links en labels, en de impact van veranderingen op territoriale identiteiten. Vervolgens wordt de rol van territoriale identiteiten in het hedendaagse publiek debat besproken. Ten slotte komen het ‘meten’ en verklaren van territoriale identiteiten aan de orde en wordt het een en ander vertaald naar het Amsterdamse onderzoek.
2.1 Identiteit en identificatie: enkele opmerkingen vooraf
Identiteit verwijst naar grotendeels tegenstrijdige noties. Deze tegenstrijdigheden dienen expliciet te worden besproken, omdat zij vaak misverstanden over identiteiten en identificaties veroorzaken. 1
Wij behandelen in dit rapport territoriale identiteiten en plaatsgebonden identiteiten als synoniemen. Dit is strikt genomen niet juist. Territoriale identiteiten zijn een bijzondere vorm van plaatsgebonden identiteiten. Plaatsgebonden identiteiten kunnen op een continuüm geplaatst worden tussen identiteiten waarbij de binding met plaats symbolisch of etymologisch is (bijvoorbeeld bij een Bourgondiër of een goede Samaritaan) tot identiteiten waarbij een sociale groep of organisatie politieke claims legt op grond van de binding met de plaats. Een territorium is een plaats waar territorialiteit gebruikt wordt als controlemechanisme om invloed uit te oefenen op de mensen die zich er in bevinden en hun activiteiten. Daarbij hoort een scherpere grensafbakening dan bij andere plaatsen.
21
2.1.1 Uniek individu of groepslid Aan de ene kant verwijst identiteit naar het unieke aan een persoon. In die zin spreekt men van een identiteitsbewijs of van een identiteitscontrole. Het gaat om het vaststellen van de identiteit van een persoon die verwisseling onmogelijk moet maken. Dit gebeurt meestal door een combinatie van kenmerken zoals naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit, sofi-nummer. Daarnaast is vanuit de overheden die belast zijn met het controleren van identiteiten en het handhaven van de openbare orde de afgelopen eeuw technologie ontwikkeld om het vaststellen van de identiteit van een persoon met steeds groter zekerheid vast te stellen: vingerafdrukken, pasfoto’s, irisscan, en DNA-onderzoek.Dit is een juridische opvatting van identiteit. Ook in de psychologie verwijst identiteit naar de unieke persoonlijkheid van een individu. Aan de andere kant verwijst identiteit juist naar eigenschappen die een persoon deelt met anderen, naar het behoren tot een bepaalde groep, naar een gemeenschappelijke groepsidentiteit. Dergelijke identiteiten kunnen gebaseerd zijn op uiteenlopende kenmerken: gemeenschappelijke fysieke kenmerken zoals geslacht, leeftijd en huidskleur, gemeenschappelijke opvattingen en geloof, en gemeenschappelijke sociale activiteiten in gezin en samenleving. Waar het bij de sociologische opvatting van identiteit omgaat, is de sociale identiteiten van mensen. Een identiteit is niet alleen een antwoord op de vraag “Wie ben ik?” zoals in de juridische dimensie, maar ook op de vraag “Hoe ga ik mij gedragen?”. Als het gaat om een ander dan geeft identiteit antwoord op de dubbele vraag “Wie is die persoon?” en “Welk gedrag kan ik verwachten?”.2 Overigens is het belangrijk op te merken dat collectieve identiteiten niet genoeg zijn om van een categorie mensen (mensen met een gezamenlijke eigenschap bijvoorbeeld hetzelfde geslacht of hetzelfde inkomen) een groep te maken. Een groep ontstaat pas als deze mensen relaties met elkaar onderhouden, bijvoorbeeld als zij zich organiseren om bepaalde gemeenschappelijke doelen te realiseren, zoals het houden van een kerkdienst, het demonstreren tegen het beleid van een bewindspersoon of het schoonmaken van een plantsoen. Men zou deze twee gezichten van identiteit kunnen verenigen met het besef dat iedere mens een unieke verzameling van sociale identiteiten beheert, dat de identiteit van iedere persoon gevormd door een unieke opeenstapeling van ervaringen met sociale identiteiten.
2.1.2 Vaste combinaties van identiteiten of dynamische identificatieprocessen Aan de ene kant worden identiteiten omschreven als vastomlijnde combinaties van elementen (overtuigingen en meningen, preferenties, gedragingen). Aan de andere kant zijn identiteiten altijd in beweging: zij worden in sociale interacties telkens gereproduceerd en in dit proces evolueren zij constant. Er is sprake van dynamische identificatieprocessen. Wat het betekent om katholiek te zijn anno 2008 is anders dan in 2
In beide gevallen gaat het niet per se om sociaal wenselijk gedrag. Iemand kan bewust ervoor kiezen in een bepaalde situatie zich ongepast te gedragen.
22
1978 en weer anders dan in 1948 of in 1848. Wat het voor een persoon op tachtigjarige leeftijd betekent, is weer anders dan wat het heeft betekend toen dezelfde persoon in andere levensfase verkeerde. Wat het tijdens een kerkdienst betekent, is weer anders dan op het werk of op vakantie. Identiteiten als vastomlijnde combinaties zijn handig en onmisbaar in het sociaal verkeer. Zij geven houvast bij het identificeren van onbekenden. Aan de hand van deze vastomlijnde combinaties kan men anderen classificeren en op basis van deze kennis en verwachtingen handelen. De keerzijde is natuurlijk wel dat men zich laat leiden door stereotiepen en een individu reduceert tot die ene classificerende identiteit en niet op zijn of haar gedrag beoordeelt. Hoe dan ook, de grote lijnen van identiteiten vertellen niet het hele verhaal. De betekenis en de invulling die personen geven aan hun identiteiten blijven open voor onderzoek en onderhevig aan veranderingen.
2.1.3 Coherente versus conflicterende combinaties van identiteiten Dat elke mens vele sociale identiteiten heeft, wil niet zeggen dat zij allemaal even veel betekenen. Sommige zijn belangrijker dan andere, sommige zijn duurzamer dan andere. Bovendien vormen de identiteiten die een persoon vergaart niet noodzakelijkerwijs een coherente verzameling. Er kunnen conflicten ontstaan tussen verschillende identiteiten bijvoorbeeld als de definities van het antwoord op de “Wie ben ik?” vraag tegenstrijdige elementen bevatten. Prioritisering lijkt dan noodzakelijk (ben je allereerst vrouw of docent?). Veel vaker nog, lopen de antwoorden op de “Hoe ga ik mij gedragen?” vraag uiteen. In een dergelijke situatie moet iemand beslissen welke identiteit voorrang krijgt, welke identiteit belangrijker is dan de andere, of de inhoud van de identiteiten herdefiniëren zodat zij compatibel worden. De frictie tussen identiteiten is een belangrijke motor achter veranderingen. Zowel bij coherente als bij conflicterende identiteiten is er soms sprake van een hiërarchie van identiteiten waarbij de ene identiteit (bijvoorbeeld de nationale identiteit) belangrijker is dan de andere. Meestal is het afhankelijk van de situatie: de ene identiteit is belangrijker in een bepaalde situatie, de andere in een andere situatie. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken hoe mensen identiteiten ontwikkelen en met elkaar laten rijmen en hoe concrete identificatieprocessen verlopen. Een wijdverspreid misverstand is dat identificatieprocessen een zero-sum game zijn, alsof iemand maar een beperkte hoeveelheid “identiteit” heeft en meer van de ene identiteit zou alleen ten koste gaan van een andere identiteit. Daartegenover zou betoogd kunnen worden dat nieuwe identificatie beter verloopt als men over het zelfvertrouwen beschikt dat voortvloeit uit een sterke, gevestigde identiteit.
23
2.1.4 Zelfidentificatie versus opgelegde identiteiten Elke identiteit is het resultaat van een sociaal proces, van interactie tussen mensen. Het gaat om een identificatieproces waarbij iemand zich met een bepaalde groep of categorie identificeert of ermee wordt geïdentificeerd. Dit identificatieproces kan conflictueus zijn: iemand kan zich identificeren met een bepaalde groep maar door anderen niet als zodanig worden geïdentificeerd. Andersom kan het zijn dat iemand zich niet herkent in de identiteit die door anderen aan hem of haar wordt toegekend (of opgelegd). Elke identiteit kan geplaatst worden op een continuüm tussen identiteiten die opgelegd worden door anderen en identiteiten die gekozen worden. Bij een identiteit die vooral opgelegd is, is er sprake van zeer ongelijke machtsverhoudingen. Een individu heeft in dat geval geen andere keus dan die identiteit te ondergaan: denk aan slavernij of aan de Dalits (onaanraakbaren) in India. Bij andere identiteiten is soms sprake van een grote individuele keuzevrijheid, bijvoorbeeld subculturele identiteiten zoals gothic of hiphopper die jongeren vaak ontwikkelen als reactie op de wereld van de volwassenen. Toch is zelfs in de extreme gevallen de andere dimensie aanwezig. Slaven en Dalits ontwikkelen een eigen groepsbeeld die zij een andere invulling geven dan de invulling die hun opgelegd is (denk ook aan de uitdrukking “geuzennaam” dat precies verwijst naar een dergelijk proces van identificatie). Maar heeft men eenmaal een leefstijl gekozen, dan wordt men geconfronteerd met de vooroordelen die daarover bij anderen bestaan. In de meeste gevallen hebben mensen maar een beperkte keuzevrijheid in het kiezen van identiteiten. ‘Few of us can, as yet, choose, to be English, male, middle class if we were born Indian, female and working class’ (Bradley 1996, p. 212)
De invulling die mensen geven aan identificaties en de manieren waarop zij hun verschillende identiteiten met elkaar rijmen is weer veel meer open. De ene persoon is vooral met zijn godsdienst bezig, de andere met haar taal, de derde met zijn muziek, de vierde met haar werk, de vijfde met zijn seksuele geaardheid…. Bovendien is de ene hiphopper de andere niet: de ene is vooral in muziek geïnteresseerd, de andere in kledingstijl, de ene in graffiti, de andere in breakdance. Bij de manier waarop een identiteit aan iemand opgelegd wordt kan men verschillende mechanismen onderscheiden, afhankelijk van de dominante sociale relaties waarin die identiteit wordt opgelegd: Tegenover zelfidentificatie staan verschillende vormen van door aanderen aan het individu opgelegde identiteiten. Deze opgelegde identiteiten kunnen ook nog verder onderscheiden worden vanuit de groep met dezelfde identiteit beredeneerd.
24
o Wij spreken van een van buiten af opgelegde identiteit als actoren buiten de groep een sterke rol spelen in het opleggen van die identiteit. 3 Dit staat tegenover identificatie van binnen uit vanuit de groep zelf. o Als de staat een sterke rol speelt in het opleggen van deze identiteit spreken wij van een van boven af opgelegde identiteit. Dit staat tegenover identificatie van onder af, vanuit de groep zelf met claims richting de overheid. Vanuit het individu bezien kan een identificatie “van binnen uit” of “van onder af” als opgelegd voelen, namelijk als de sociale druk vanuit de groep groot is om zich te conformeren aan een bepaalde subcultuur en het individu moeilijk wordt gemaakt om zich aan die groep te onttrekken.
2.1.5 Wij versus zij Een vijfde eigenaardigheid van identiteit is het produceren van verschil. Wie “wij” zegt veronderstelt een “zij” die er niet bij hoort. Er wordt een grens gesteld tussen wie erbij hoort en wie niet. In vele gevallen is de grens vrij neutraal maar soms is er sprake van een krachtig vijandbeeld dat bijdraagt aan de cohesie van de “wij”. Zeker als groepsidentiteiten bedreigd zijn, of mensen dit zo percipiëren, ziet men het belang van een dergelijk vijandsbeeld toenemen. Het wordt gebruikt om een zondebok aan te wijzen voor de negatieve ontwikkelingen, maar ook om een tegenstander te vinden waartegen men zich tegen moet verzetten of ten strijde gaat om bepaalde veranderingen te bewerkstelligen. De vrouwenemancipatiebeweging kende bijvoorbeeld tijden waarin het vijandsbeeld van mannen zo sterk was dat contacten met mannen taboe werden. Groepen die door een gemeenschappelijke ideologie bij elkaar worden gehouden, creëren vaak een gemeenschappelijke vijand om de cohesie te verstevigen. Godsdienstige groepen profileren zich vaak ten opzichte van elkaar. In de hoogtijdagen van de verzuiling gingen in gemengde dorpen katholieken niet winkelen bij protestantse winkeliers en voetbalden de protestanten niet bij de katholieke voetbalclub. Nationale identiteiten worden vaak versterkt door een oorlog met een buurland of een bezetting door een vreemde mogendheid.4 Het dilemma bij identiteitspolitiek is de vraag of het verstevigen van een wij-gevoel ter versterking van de sociale cohesie in een bepaalde groep niet ten koste gaat van de kwaliteiten van de relaties met andere groepen. Zoals Robert Putnam het verwoordt in zijn analyse van sociaal kapitaal, bestaat sociaal kapitaal uit elementen die de band binnen een groep versterken (bonding) maar die ten koste kunnen gaan van de ovverbruggende (bridging) elementen die de verstandhouding tussen groepen goed houden.5 3
Soms is de groep nauwelijks meer anders dan nieuwkomers (Elias &Scotson 1965). Dijkink, G., 1996: National Identity and Geopolitical Visions, Maps of Pride and Pain, London: Routledge. 5 Putnam, R. D., 1993: Making Democracy Work, Civic traditions in modern Italy, Princeton, NJ: Princeton University Press. Putnam, R. D., 2000: Bowling Alone. The collapse and revival of American community, 4
25
2.1.6 Wortels versus takken Met het beeld van een boom die met zijn wortels vastzit en met zijn takken naar de oneindige mogelijkheden van de hemelse luchten grijpt kunnen wij de dubbelzinnigheid van identiteit aangeven. Identiteiten worden vaak als een gegeven gezien, als een erfenis die wij van onze ouders krijgen, terwijl zij ook kunnen staan voor de identificatie met keuzes, plannen en projecties. Aan de ene kant zijn identiteiten geworteld in het verleden van de groep en van individuele ervaringen. Aan de andere kant vormen zij een leidraad voor de toekomst, een norm om te handelen, met andere woorden om het heden en de toekomst vorm te geven. Wortels verwijzen ook naar de plek waarin men geworteld is. Het gebrek aan wortels, het ontworteld zijn wordt vaak als een probleem gezien “De mensen? Ze hebben geen wortels en daar hebben ze veel last van” uit Le Petit Prince van Antoine de Saint-Exupéry (1943)6
Dit is dan ook het thema van het nieuwste boek van Naema Tahir7 waarin Dina, een meisje van Pakistaanse afkomst probeert te aarden in Londen. Het hebben van wortels elders en het op zoek gaan naar die wortels lijken iets per definitie moeizaams te zijn. Geworteld zijn staat voor stabiliteit. Toch kan men zich voorstellen dat juist het gewicht van het verleden van mensen die in een plaats goed geworteld zijn een last kan zijn: de sociale controle, of de constante herinneringen aan problemen in het verleden kunnen juist verstikkend zijn. Deze beeldspraak suggereert ook dat sommige identiteiten dieper geworteld kunnen zijn en dan andere, oppervlakkigere identiteiten. In deze beeldspraak is identiteit een hard object met een vast lichaam. Wie echter naar identiteiten beziet als vloeibare verschijnselen, net als een rivier, verwacht minder problemen bij de ontmoetingen van twee identiteiten. Immers twee rotsen botsten op elkaar en raken door de botsing beschadigd, maar twee rivieren vloeien in elkaar en vormen er een derde. Nu deze dubbelzinnigheden zijn besproken, kunnen wij ons buigen over de relaties tussen plaatsen, identiteiten en identificatie. Wij spreken van links en van labels. Links zijn de relaties die de identificaties met bepaalde plaatsen vormgeven; zij wijzen op de band die mensen hebben met bepaalde plaatsen. Labels zijn de plaatsgebonden identiteiten die gebruikt worden om deze verbondenheid te benoemen.
New York: Simon & Schuster. Putnam.R.D en Feldstein, L. , 2003: Better together: Restoring the American community. New York: Simon & Schuster. 6 Saint-Exupéry, A. de, 1943: Le petit prince, Paris: Gallimard. 7 Tahir, N., 2008: Eenzaam heden, Amsterdam: Prometheus.
26
2.2 Plaatsgebonden bindingskaders en identiteiten Als een sociale identiteit vooral antwoord geeft op de vraag “Hoe ga ik mij gedragen?”, spreekt het vanzelf dat het antwoord op deze vraag contextafhankelijk is. Een werknemer gedraagt zich niet op dezelfde manier met collega’s als met klanten of zijn werkgever. Sterker nog, het relatieve belang van verschillende identiteiten verschilt per situatie. Bij het verrichten van routinewerkzaamheden op het werk is het in de meeste beroepen bijvoorbeeld niet relevant of men thuis echtgenoot, ouder of grootouder is. Identificatie met een voetbalclub speelt zelden een rol als men als ouder een tienminutengesprek voert met een leraar. Er is wellicht geen conflict tussen identiteiten als ambtenaar en christen, maar er kunnen problemen ontstaan bij specifieke situaties, bijvoorbeeld als een orthodoxe christen als ambtenaar van de burgerlijke stand twee mensen van hetzelfde geslacht in de echt moet verbinden. Dan moet de persoon kiezen of hij zich op dat moment als (neutrale) ambtenaar of als (homofobe) orthodoxe christen gedraagt. Een geografische benadering van identiteiten legt de nadruk op de veelzijdige relaties tussen plaats en identiteit. Wij onderscheiden hieronder een aantal typische relaties: de identiteiten van plaatsen, plaatsen als context voor identiteiten, plaatsen als bron van identiteit, en de relatie tussen plaatsen, territoriale identiteiten en legitimiteit.
2.2.1 Plaatsen en hun identiteit Een plaats is een stuk ruimte met een sociale betekenis. Het woord “ruimte” duidt op een ruimtelijk toneel waarin sociale verschijnselen zich ontvouwen. Men denkt daarbij aan de coördinaten van de locatie op de aardbol waar een bepaald sociale interactie zich ontvouwt. Het woord “plaats” verwijst daarentegen naar een stuk ruimte dat een sociale betekenis heeft gekregen vanwege de activiteiten die er plaats vinden, en/of op de gevoelens die gebruikers erbij hebben en claims die instituties erop leggen. Plaats is een locatie (met coördinaten), een lokaliteit (samengesteld uit materiële elementen) en heeft een sociale betekenis (een besef van plek).8 Er zijn grofweg drie geografische perspectieven ten aanzien van plaatsen (Cresswell 2004) waarbij verschillende elementen centraal staan: (1) het unieke karakter van een specifieke plaats, (2) de onderliggende sociale processen bij de vorming van plaatsen of (3) de betekenis van plaats voor het menselijk bestaan. Plaatsen bestaan in veel soorten. Zij verschillen allereerst qua omvang. Hoewel bij een plaats vaak aan een lokale nederzetting gedacht wordt, zoals een dorp of een stad, kan een plaats een veel groter grondgebied behelzen.9 Een regio, een land, of zelfs een continent, kan als een plaats worden gezien, omdat zij als geheel een sociale betekenis hebben. Dit
8
In het Engels: location, locale, sense of place. Zie met name Agnew, J., 1987: Place and Politics, The Geographical Mediation of State and Society, Boston: Allen & Unwin. 9 Tuan, Y.-F., 1977: Space and Place, The perspective of experience, London: Edward Arnold.
27
geldt ook voor de aardbol, bijvoorbeeld in discussies over ecologie en klimaatverandering waar de aarde als woonplaats van de mensheid wordt gezien. Plaatsen verschillen daarnaast in de mate waarin zij afgebakend zijn van de ruimte eromheen. Sommige plaatsen hebben duidelijke grenzen die materieel en discursief voor iedereen zichtbaar zijn. Andere hebben rafelranden, marges of grensgebieden. Plaatsen verschillen tenslotte in de mate waarin zij gesloten zijn en sociale interacties gehinderd worden door hun grenzen. Een zelfvoorzienende boerderij is een gesloten plaats. Een woonwijk aan de rand van een stad is daarentegen een open plaats waar bijna elke bewoner in de loop van de dag uit gaat. De wijk functioneert alleen dankzij de wisselwerking met andere plaatsen waar bewoners werken, winkelen, naar school gaan of voorzieningen gebruiken, waar hun voedsel verbouwd wordt en de consumptieartikelen die zij consumeren worden gemaakt. Plaatsen zijn dan ook knopen in een netwerk.10 Elke plaats is een unieke mix van samenstellende elementen: fysieke elementen (natuur, artefacten), sociale elementen (mensen en relaties daartussen) en betekenisgevende elementen (betekenissen).11 Elke plaats heeft zo een unieke persoonlijkheid en een unieke geschiedenis, kortom een unieke identiteit. Bij de beschrijving van deze karakteristieke mix kan de nadruk liggen op de fysieke elementen (de morfologie, de gebouwde omgeving, het landschap) of juist de sociale elementen (de mensen, de activiteiten). De Finse politieke en culturele geograaf Anssi Paasi heeft vier stappen in de identiteitsvorming van plaatsen onderscheiden, een proces dat hij de institutionalisering van regio’s noemt. Dit behelst een territoriale vorm, een symbolische vorm (in het bijzonder een naam), van een institutionele vorm (bijvoorbeeld in bestuur, economische en culturele interacties) en als laatste een erkende positie in een breder ruimtelijk kader. Als deze vier stadia doorlopen zijn is een plaats geïnstitutionaliseerd. De plaats bestaat en leeft voor betrokkenen. Daardoor heeft de identiteit van plaatsen dan weer invloed op de identiteit van mensen.12 Voor de identiteit van plaatsen geldt hetzelfde als voor mensen: het gaat soms om generieke kenmerken zoals stad, dorp, suburbane wijk, volksbuurt, groeikern, Vinexwijk, toplocatie, of badplaats en soms om de specifieke samenstelling van een plaats, het unieke van Amsterdam of van Terschelling. Bij generieke kwaliteiten gaat het om wat een plaats verwant maakt aan andere vergelijkbare plaatsen, bij specifieke kwaliteiten gaat het om het unieke karakter aan die ene plek. De identiteit van plaatsen beïnvloedt de perceptie die mensen ervan hebben. In het dagelijks leven zijn de identiteiten van plaatsen ook belangrijk, met name op lokaal 10
Massey, D., 1994: Space, place and gender, Cambridge: Polity Press. Sack, R. D., 1997: Homo Geographicus; A Framework for Action, Awareness, and Moral Concern, Baltimore: The Johns Hopkins University Press. 12 Paasi, A., 1996: Territories, Boundaries and Consciousness; The Changing Geographies of the FinnishRussian Border, Chichester: John Wiley. Paasi, A., 2003: Territory, in J. Agnew, K. Mitchell and G. Toal (eds): A companion to political geography, Oxford: Blackwell, 123-137. 11
28
niveau. Het gaat immers om de dagelijkse keuzes over wel of niet ergens naar toe gaan. Zo zijn er leuke winkelstraten, gevaarlijke buurten, probleemwijken, aantrekkelijke woonbuurten, gewilde locaties, stille stadsparken, drukke boulevards, levendige pleinen, prettige sluiproutes, saaie trajecten en no go areas, en goudkusten. Dit zijn stuk voor stuk uitdrukkingen die de identiteit van een plaats aangeven en meteen ook de gangbare beoordeling van deze kenmerken.
2.2.2 Plaats als toneel of arena: de geografische context van identiteiten De plaats is het toneel waarop de sociale interacties plaatsvinden, de arena waarin mensen met elkaar omgaan. Om identiteiten en processen van identificatie te doorgronden, moet men zich verdiepen in de geografische context die relevant is in een bepaalde situatie. Mensen gedragen zich niet overal op dezelfde manier. Passend gedrag is plaatsgebonden. Mensen voelen en gedragen zich niet hetzelfde thuis en op het werk, in een privé ruimte of in de publieke ruimte, in een vertrouwde omgeving of een vreemde omgeving, in een stad of in een dorp. Identiteiten worden op bepaalde plaatsen anders beleefd en uitgedragen, afhankelijk van het karakteristieke dat men aan de plaatsen toekent en de mensen die er vertoeven. Een homoseksuele man die in een orthodox-christelijk dorp woont, kan zich daar onopvallend gedragen (lees: zo dat zijn seksuele geaardheid niet herkend wordt). Terwijl hij - uitgaand in Amsterdam - zich wel aan een bepaalde dress code van de gay scene houdt. Toeristen gedragen zich vaak anders in eigen land dan in het buitenland. Nederlandse toeristen aan de Zeeuwse kust “gedragen” zich daar vaak beter dan aan de Costa Brava. Kinderen “gedragen” zich daarentegen vaak beter aan tafel bij vreemden dan thuis. In 2007 organiseerde de Washington Post een experiment dat het belang van plaats voor perceptie en gedrag demonstreert. Deze krant liet de wereldberoemde violist Joshua Bell als straatmuzikant bij metrostation L’enfant Plaza in Washington D.C. spelen. Het talent van de violist die normaal voor duizend dollar per minuut in een concertzaal speelt, noch het geluid van zijn Stradivarius werden opgemerkt. Maar zeven van de ruim duizend mensen die voorbij kwamen stopten, de opbrengst aan muntjes was 32 US dollars.13 Het kan zijn dat muziekliefhebbers zeldzaam zijn in de Washingtonse metro (maar één persoon herkende Bell); waarschijnlijker is echter dat in de ochtendspits in een metrostation weinig mensen openstaan voor de schoonheid van muziek. Daar is geen tijd voor, iedereen rent naar zijn werk. Het is eenvoudig weg niet de gepaste plek. Er zijn allerlei redenen waarom de plaats ons gedrag bepaalt. Allereerst kan de plaats invloed hebben op de hiërarchie die een persoon aanbrengt tussen sociale identiteiten. De kerkganger is in de kerk vooral lid van een geloofsgemeenschap, maar deze religieuze 13
Weingarten,G. 2007: Pearls before breakfast. Can one of the nation’s great musicians cut through the fog of a D.C. rush hour? Let’s find out. Washington Post April 8, 2007 (beschikbaar op http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2007/04/04/AR2007040401721_pf.html ).
29
identiteit is enkele uren later als hij met kleinkinderen door Artis rondloopt, minder belangrijk dan zijn rol als grootvader. Onze beelden van de plaats beïnvloeden ook onze verwachtingen over andere mensen en hun reactie op onze aanwezigheid en ons gedrag. Er kan wel of geen sociale controle zijn, of men kan wel of geen belang hechten aan de mening van de aanwezigen. Men kan zich willen aanpassen aan wat men normaal gedrag op die plaats vindt. “When in Rome do as the Romans”, luidt een Engels gezegde. Andersom kan men zich juist omdat men zich op onbekend terrein bevindt, meer bewust worden van de eigen identiteit. Men voelt zich de vertegenwoordiger van de eigen groep. In het buitenland – te midden van niet-Nederlanders – voelt men zich doorgaans meer Nederlander dan in Nederland, of is men althans meer bewust van die identiteit. Tenslotte kan onzekerheid een rol spelen. Als men op onbekend terrein is en slecht kan inschatten wat men kan verwachten, kan men zich vooral gedragen als een “vreemde”, als iemand die “niet op zijn/haar plek” is en niet weet “hoe het hier hoort”.
2.2.3 Plaatsen als bron van identiteiten Plaatsen zijn meer dan alleen een toneel. Zij hebben een identiteit en zij hebben betekenis voor mensen. Mensen identificeren zich met bepaalde plaatsen. Zij vinden dat zij bij die plaats horen, zij voelen zich er thuis. De identiteit van de plaats wordt gebruikt door mensen bij het uitdragen van hun eigen individuele of groepsidentiteit. Andersom kan deze identiteit ook gebruikt worden voor het opleggen van identiteit aan de mensen die er vandaan komen. Veel identiteiten zijn nauw verbonden aan een plaats, zij verwijzen bijvoorbeeld naar een plaatsnaam (toponiem), zoals Nederlander, Amsterdammer, of Noorderling. Nationale identiteiten verwijzen naar het land waarop de groep woont, regionale identiteiten naar de regio’s, stedelijke identiteiten naar de stad. Kleinere gebieden of plaatsen, zoals buurten of zelfs flatgebouwen en hofjes, kunnen als identificatiemiddel functioneren: pleiners en dijkers in het Amsterdam van de jaren vijftig14, de hangjongeren van het Mercatorplein, de kinderen van gebouw A in een hoogbouwcomplex, de meiden van het Spinozalyceum. Het duiden van mensen door hun binding met een bepaalde plaats is niet alleen een kwestie van locatie of van geografische coördinaten zoals een URL of een combinatie van breedtegraad en lengtegraad. Het verwijst vaak naar een combinatie van de plaats en de mensen die er verkeren. De plaats wordt gekarakteriseerd door eigenschappen van de mensen die er komen; mensen uit een plaats krijgen de eigenschappen van die plaats toebedeeld. Men kan spreken van territoriale stereotiepen. Rotterdammers als harde werkers; Amsterdammers als raddraaiers, Zeeuwen als zuinige mensen, Brabanders als Bourgondiërs (overigens ook een bijvoeglijk naamwoord dat van het toponiem Bourgondië is afgeleid).
14
In de jaren vijftig schoolden de “dijkers” samen op de Nieuwendijk en de “pleiners” op het Leidseplein.
30
De identiteit van een plaats en die van de mensen die er vertoeven worden vaak door elkaar gehaald. Eigenschappen van Amsterdam worden aan Amsterdammers toegekend en vice versa. Locatie, klimaat en morfologie geven aanleiding tot verwachtingen. De mensen in een stad met veel terrassen heten gastvrij. Bergbewoners zouden gesloten mensen zijn, die invloeden van buiten wantrouwen. Mensen in zonnige klimaten zouden vrolijk zijn, mensen in het noorden afstandelijk en saai. Van stedelingen wordt verwacht dat zij vrijgevochten mensen met een grote mond zijn. Ook kunnen bewoners van bepaalde wijken worden gestigmatiseerd. Omdat de wijk bekend staat als probleemwijk wordt elke bewoner als een probleemgeval gezien. Dit leidt in sommige gevallen tot discriminatie bij sollicitaties of bij het verstrekken van hypotheken.15 In extreme vorm noemt men een dergelijke wijk een getto, overigens een buurtaanduiding die aan een historische buurt is ontleend (il ghetto di Venezia) waar mensen met een bepaalde identiteit moesten gaan wonen. Ook op andere schaalniveaus worden stereotiepen gehanteerd, waarbij men aan mensen uit een bepaalde plaats (bijvoorbeeld Urk) provincie (Limburg) land (Marokko) of continent (Afrika) bepaalde eigenschappen toekent. Stereotiepen kunnen positief of negatief zijn. “Made in Germany” stond bijvoorbeeld lang voor deugdelijkheid. Een kanttekening dient hier gemaakt worden dat men bij het ontlenen van identiteit aan een plaats veelal te snel denkt aan de vereenzelviging tussen plaats en persoon, alsof zij identiek zouden zijn. Er is een verschil in gradatie tussen verschillende vormen van identificatie met plaats: betrokken zijn bij een plaats (de plaats goed kennen, zich thuis en vertrouwd voelen, er willen blijven) hoeft niet gelijk te zijn aan zich “van de plaats” voelen, het afkomstig zijn uit de plaats. Het laatste veronderstelt niet alleen een hechtere band maar ook een gezamenlijke geschiedenis die idealiter tot de geboorte terug gaat. Het neemt niet weg dat men identiteit aan een plaats kan ontlenen doordat men zich ermee emotioneel verbonden voelt, wat Tuan topophila noemt.16
2.2.4. Territoria en territoriale identiteiten als bron van legitimiteit Naast de betekenis van territoriale identiteiten dient het politieke aspect aan de orde te komen. Identiteiten kunnen gebruikt worden om mensen te organiseren en te mobiliseren bijvoorbeeld om voor een verandering in wetgeving of overheidsbeleid te ijveren, subsidies te verwerven voor groepsactiviteiten, invloed uit te oefenen op bepaalde private actoren (bv om te laten zien dat een grote groep onder de klanten van een bedrijf een bepaalde veranderingen in het beleid van het bedrijf wenselijk vindt) of om activiteiten te organiseren. Dit geldt ook voor territoriale identiteiten. Politici kunnen mensen mobiliseren om het land met de wapens in de hand tegen een invasie te verdedigen, 15
Aalbers, M., 2006: Who's afraid of red, yellow and green? Geographies of redlining and exclusion in the Netherlands and Italy, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Aalbers, M., 2007: Hypotheeklening moeilijker in gekleurde wijk, Rooilijn 1: 22-29. 16 Tuan, Y.-F., 1974a: Topophilia: A study of environmental perceptions, attitudes, and values, Englewoord Cliffs, N.J.: Prentice Hall. Tuan, Y.-F., 1974b: Space and place: Humanistic perspective, Progress in Human Geography 6: 211-252.
31
initiatiefnemers kunnen buurtbewoners mobiliseren de buurt van zwerfvuil te ontdoen, autoloze zondagen te organiseren of als buurtwacht de buurt veilig te houden. Daarnaast is het territoriaal denken een belangrijk referentiekader in de politiek. Het verwijzen naar een band met een bepaalde plaats rechtvaardigt stem en besluit. Op nationaal niveau, het niveau van staten, kent men de notie van soevereiniteit, waarbij verondersteld wordt dat andere machten zich niet inmengen in binnenlandse aangelegenheden. Ook lokaal gelden dit soort claims, die enige verwantschap hebben met het eigendomsrecht (en gebruikersrecht), en de overtuiging van vele landeigenaren dat zij kunnen doen wat zij willen op hun terrein. Het eigendomsrecht is eveneens beperkt door het algemeen belang dat tot uitdrukking komt in wetgeving (bv over milieuoverlast) en ruimtelijke beleid (bv bestemmingsplannen). Ook soevereine staten worden op het matje geroepen als zij de mensenrechten schenden en geconfronteerd met de interventies van buitenlandse machten. Ten slotte is het territoriaal denken het belangrijkste instrument voor het opleggen van wetgeving en het voeren van beleid. Wetten en regelgeving zijn van toepassing op een jurisdictie die territoriaal afgebakend is. Iedereen die in Nederland verblijft, dient zich te houden aan de Nederlandse wet. Een sterke koppeling tussen territoriale identiteit en mobilisering is duidelijk aanwezig op nationaal niveau. Door staatsvorming en natievorming is de territoriale binding tussen burger en staat één van de sterkste identiteiten die een mens heden ten dagen heeft. Door democratisering is deze binding politiek: de volkssoevereiniteit is gebonden aan een stuk grond waarop het geldt. Staatsburgerschap geeft aan deze binding vorm. Staatsburgerschap behelst het lidmaatschap van een politieke gemeenschap. In het Nederlands is staatsburgerschap synoniem met nationaliteit17 en gebruikt men het woord “etnisch“ als men spreekt van een nationaliteit die niet gepaard gaat met staatsburgerschap. Zo zijn etnische Hongaren in Roemenië in cultureel opzicht Hongaren (zij spreken de taal, stammen af van Hongaren, hebben Hongaarse namen enz.), maar zij wonen in Roemenië en zijn staatkundig gezien Roemenen. De meeste Nederlanders van Surinaamse afkomst hebben de Nederlandse nationaliteit en geen Surinaamse nationaliteit, zij zouden eigenlijk etnische Surinamers genoemd moeten worden. Tussen het microniveau van het particuliere eigendom en het macroniveau van de nationale soevereiniteit in, zijn territoriale claims ook van politiek belang. De identificatie met een bepaalde plaats wordt veelvuldig gebruikt in het politieke debat om bepaalde standpunten te verdedigen en vooral ook om de legitimatie van bepaalde spelers te benadrukken. In de ruimtelijke ordening zijn de NIMBY campagnes een bekend voorbeeld. NIMBY staat voor Not in my backyard en verwijst naar pogingen van omwonenden om bepaalde voorzieningen met een negatieve uitstraling ( kerncentrales, gevangenissen, asielzoekerscentra, vuilstortplaatsen, snelwegen) in hun omgeving te weren, zonder dat zij per se het bestaanrecht van dergelijke voorzieningen bestrijden. Het idee erachter is dat bewoners – omdat zij met de plaats vergroeid zijn – meer recht van 17
In sommige staten zijn de begrippen echter verschillend, omdat men meerdere nationaliteiten onderscheidt binnen de bevolking met het staatsburgerschap.
32
spreken hebben dan anderen bij de bestemming van en veranderingen in die plaats. Op een ander niveau, beroepen gangs zich op territoriale identificatie om stukken openbare ruimte te claimen en te controleren, waarbij zij zich het recht toe-eigenen bepaalde activiteiten en mensen te weren, inclusief de vertegenwoordigers van de staat en haar geweldsmonopolie. Als gevolg hiervan kunnen nogo-areas ontstaan waar de politie en brandweer zich niet wagen. Territoriale identiteiten worden veelvuldig gebruikt om invloed uit te oefenen op het gedrag van mensen. Territoriale identiteiten worden sociaal geconstrueerd en kunnen gemobiliseerd worden om mensen naar een bepaalde plek te trekken: toeristen en dagjesmensen18, nieuwe bewoners voor een woonbuurt19, studenten voor een universiteit20, investeerders naar een bepaalde stad aan te trekken,21 of consumenten naar een bepaalde winkelstraat of winkelcentrum.22 Territoriale identiteiten kunnen ook gemobiliseerd worden om de mensen die al in een plaats zijn, een goed gevoel te geven: het gevoel dat zij er thuis horen, dat zij op een goede plek zitten, dat zij een groep vormen. Sociale cohesie wordt op wijkniveau en stadsniveau dikwijs met het uitdragen van een aantrekkelijke territoriale identiteit voor de wijk of de stad versterkt. De kracht van territoriale identiteit in politieke verhoudingen is terug te voeren op territorialiteit, het controlemechanisme waarbij men territorium beheert om de mensen en de dingen die zich erop bevinden te controleren. Gezag of macht dat territoriaal wordt gedefinieerd is makkelijker te communiceren en te handhaven dan andere vormen van claims omdat de locatie waar men zich bevindt het enige is dat telt.23 Dat territoriale identiteiten sterk kunnen zijn blijkt uit de bereidheid van velen het leven te laten bij het verdedigen van een plaats of een land. Denk aan de vele territoriale conflicten en oorlogen die de twintigste eeuw rijk is geweest. Bij de controle van een territorium hoort het controleren van de grenzen: wie en wat wel of niet toegang krijgt tot een bepaald gebied. Het is een vaak zeer tastbaar proces, zeker als het gaat om nationale territoria. Staatsgrenzen worden meestal fysiek gemarkeerd en bewaakt door douaniers, grenspolitie of militairen. De fysieke hindernissen zijn soms overweldigend, zoals de hekken en de muren op grote stukken van de grens tussen 18
De toeristische identiteit van een plaats (mooie plekken, interessante plekken, historische plekken , pittoreske plekken, prachtige landschappen enz…) wordt gebruikt om bezoekers aan te trekken die hopelijk hun geld gaan spenderen. 19 Zo wordt IJburg aangeprezen met het motto “IJburg een nieuwe stadswijk”. “Overhoeks centraal aan het IJ” of in de jaren zeventig “Bijlmermeer, gebouwd voor de toekomst”. 20 Denk aan het motto van de universiteit van Amsterdam: “Studeren doe je in een stad!”. 21 “I AMsterdam” “Choose ZuidAs” (of “Er gaat niets boven Groningen”). 22 “”Groot Gederlandplein is meer dan een winkelcentrum allen!” (of “Hoog Catharijne, Winkelhart van Nederland”). 23 Sack, R. D., 1983: Human territoriality: A theory, Annals of the Association of American Geographers 73: 55-74. Sack, R. D., 1986: Human Territoriality; Its Theory and History, Cambridge: Cambridge University Press. Delaney, D., 2005: Territory, a short introduction, Malden, MA: Blackwell. Storey, D., 2001: Territory, The claiming of space, Harlow: Prentice Hall (Pearson Education).
33
Mexico en de VS en die tussen Israël en de bezette gebieden. Daarom zijn de open grenzen van het Schengengebied, maar ook tussen Noord-Ierland en Ierland bijzonder. Gemeentelijke en provinciale grenzen zijn zelden zichtbaar in het landschap, of het moet zijn dat zij samenvallen met een fysieke drager zoals een rivier. Op lokaal niveau kennen wij echter ook publieke ruimtes waarvan de toegang beperkt en bewaakt is (musea, winkelcentra) en afgesloten buurten (gated communities zoals de Engelse term luidt). Territorialiteit is hier een instrument voor handhaving van regels: het is de makkelijkste manier om te controleren dat onbevoegden of mensen wiens aanwezigheid ongewenst is (straatmuzikanten, bedelaars, zwervers, jongeren, colporteurs, inbrekers, vreemdelingen) weg blijven. De binding met een plaats is niet alleen een cognitief proces, het is ook erg lichamelijk, met allerlei zintuiglijke herinneringen zoals smaken en geuren. De kracht van territoriale identiteiten is hun meervoudigheid, diepgang en continuïteit. Zij zijn diepgeworteld in een hele scala aan interacties met mensen en objecten (gebouwen, straten, pleinen, monumenten, parken, bomen, enz.) op dezelfde plaats. Bovendien zijn de banden vaak gevoed door een langdurig verblijf in (of veelvuldig bezoek aan) die plaats. Nietterritoriale identiteiten zijn daarentegen vaak ééndimensionaal. Zij komen voort uit één aspect van iemands leven en zijn daardoor vaak minder duurzaam dan territoriale identiteiten.
2.3. Combinaties van territoriale identiteiten
2.3.1 Schaalniveaus Plaatsen bestaan niet in afzondering. Relaties tussen plaatsen zijn daarom van belang. Eerder is al gesteld dat plaatsen van omvang kunnen verschillen. Zij kunnen erg klein zijn (een kamer is een plaats) of erg groot zijn (Rusland is ook een plaats). Kleinere plaatsen kennen wij op ons duimpje, letterlijk fysiek: dit wil zeggen dat wij elk element van de plaats uit ervaring kennen. Bij grotere plaatsen worden eigen ervaringen en waarnemingen meestal aangevuld door verhalen die ons door anderen worden aangereikt over hun eigen ervaringen en waarnemingen en representaties die door instituties en media worden gecommuniceerd. Atlassen, het onderwijs, het journaal, de politiek maar ook films en romans scheppen grotendeels onze beleving en ons beeld van plaatsen. Deze invloed is beperkter voor plaatsen die men uit eigen ervaring (goed) kent. Bij de relaties tussen plaatsen wordt een onderscheid gemaakt tussen horizontale en verticale relaties. Bij horizontale relaties gaat het om plaatsen die naast elkaar bestaan (bv tussen Amsterdam en Amstelveen of tussen Amsterdam en Rotterdam), bij verticale relaties om plaatsen die in elkaar liggen (bv tussen de Bijlmer en Amsterdam of tussen Amsterdam en Nederland). De ene plaats kan onderdeel zijn van de andere: de Jordaan is een element van de stad Amsterdam, Amsterdam is onderdeel van de provincie Noord-
34
Holland, Noord-Holland is een element van Nederland (en ook Amsterdam en de Jordaan trouwens). Om verticale verschillen te duiden spreekt men van schaalniveaus. Schaal duidt op een omvang van klein (lichaam, lokaal) naar groot (nationaal, mondiaal) maar ook op abstractieniveau van eigen ervaring van de plaats naar kennis via overdracht (verhalen van anderen, onderwijs, media).
Figuur 2.1: Schaalniveaus als steeds groter wordende concentrische cirkels (lager dan het lokale zou nog het huis en het lichaam kunnen worden genoemd, tussen het nationale en het mondiale zou nog het continentale worden genoemd)
.
Er is geen absolute meetlat om schaalniveaus te onderscheiden. Zowel het lokale als het gemeentelijke niveau in Noord-Zweden is groter dan het nationale in Luxemburg; het regionale in het Zuidwesten van de Verenigde Staten is groter dan het nationale in Nederland. Desalniettemin geven schaalniveaus een orde van grootte aan, en een verhouding tussen niveaus.
2.3.2 Complementaire versus conflicterende combinaties Hoewel de figuur 2.1 harmonie lijkt te suggereren, waarbij territoriale identiteiten in elkaar schuiven zonder tegenstrijdigheid, kent elke combinatie van territoriale identiteiten conflicterende aspecten. Het is voor het inzichtelijke maken van combinaties van territoriale identiteiten van belang om een analytisch onderscheid te maken tussen de verticale en de horizontale dimensie. De verticale dimensie verwijst naar de verhoudingen tussen territoriale identiteiten die gebonden zijn aan plaatsen op verschillende schaalniveaus, de horizontale dimensie naar de verhoudingen tussen territoriale identiteiten die gebonden zijn aan plaatsen op hetzelfde schaalniveau.
35
Wat de verticale verhoudingen betreft wordt vaak gedacht dat complementariteit overheerst zoals in figuur 2.1. Het is als een Russische pop, een “Matruschka”, waarin een reeks steeds kleinere poppetjes precies in elkaar passen. Een lokale identiteit past in een regionale identiteit en die regionale identiteit weer in de nationale identiteit. Echter het kan voorkomen dat lokale en regionale of lokale en nationale identiteiten tegenstrijdigheden bevatten. De nuchterheid van de Nederlander lijkt te botsen met de extraverte carnavalscultuur van de Brabanders en de Limburgers. In de verticale hiërarchie is vooral de hegemonie van nationale identiteiten opvallend. Zeker in Europa werd een groot deel van de twintigste eeuw gekenmerkt door de dominantie van nationale identiteiten. Staatsvorming en natievorming hebben in de meeste landen geleid tot een natiestaat waarbij burgers worden geacht nationale identiteit boven alle andere te stellen. Loyaliteit aan de staat gaat dan voor loyaliteit aan de regio of de stad. Soms is de hiërarchie problematisch. In sommige staten worden de grenzen van het nationale territorium betwist. Voor nationalistische Basken die voor de onafhankelijkheid van Baskenland ijveren is de Baskische identiteit niet probleemloos gerangschikt tussen de lokale en de Spaanse identiteit. Sommige Basken voelen zich Spanjaard, andere niet. Ook in de discussie over de Europese eenwording en de Europese Unie merkt men vaak dat mensen bang zijn dat de versterking van identificatie met Europa ten koste zou gaan van de nationale, bijvoorbeeld de Nederlandse, identiteit. Anderen zien de Europese identiteit juist als een extra buitenring aan de hiërarchie van territoriale identiteiten. Ongemak ontstaat dan omdat de nationale identiteit tot nu toe vaak de omvangrijkste en sterkste identiteit was, terwijl de Europese identiteit binding met een groter gebied veronderstelt maar van een geringere intensiteit. Bij de horizontale dimensie is het gebruikelijk te benadrukken dat meervoudige territoriale identiteiten conflicterende identiteiten (kunnen) zijn. Dit is nauw verbonden aan de opvatting dat identiteit vooral over wortels gaat, en men kan maar op een plaats tegelijk wortels hebben (althans bij bomen is dat zo, en dat wijst al op de beperkte waarde van de metafoor) of wortel schieten. Meervoudige identiteiten ontstaan door de mobiliteit, die mensen kenmerkt: men forenst om te werken of juist om in het weekend buiten de stad te zijn, men verhuist, men reist, men migreert en kan zich met vele plaatsen verbonden voelen. Soms zijn dergelijke meervoudige identiteiten de erfenis van de mobiliteit van anderen, zoals bij de nakomelingen van migranten, vaak aangeduid als de tweede of derde generatie migranten. De conflicten zijn vaak niet zozeer intern, maar extern in de vorm van wantrouwen van andere groepsleden die loyaliteit eisen. Dit is des te sterker in het geval dat er competitie bestaat tussen de bewuste plaatsen. Het is moeilijker om als geboren Rotterdammer ook Amsterdammer te worden, dan als geboren Zwollenaar een Amsterdamse identiteit te ontwikkelen, omdat de competitie tussen Rotterdam en Amsterdam op de achtergrond sluimert: men is eerder gedwongen kleur te bekennen: Amsterdammer of Rotterdammer, niet beide. Dit soort “loyaliteitsproblemen” spelen op alle schaalniveaus. Op lokaal
36
niveau tussen dorpen of wijken; op regionaal en nationaal niveau tussen steden of provincies, op internationaal niveau tussen landen. Doordat de nationale identiteit doorgaans erg veel nadruk krijgt en exclusief is, is de combinatie van verschillende nationale identiteiten vaker kritisch bekeken. Als de twee betreffende staten op voet van oorlog met elkaar verkeren, kan het wantrouwen grote vormen aannemen, zoals bleek tijdens de Tweede Wereldoorlog toen Amerikanen van Japanse afkomst geïnterneerd werden.
2.3.3 Relaties met andere, niet-territoriale identiteiten Hoewel wij hier het vooral over territoriale identiteiten willen hebben, is het nodig aandacht te hebben voor andere, belangrijke identiteiten. Religie is een niet-territoriale identiteit24 die een grote rol speelt in de huidige discussie. Niet-territoriale identiteiten zijn gerelateerd aan identificaties die niet gebaseerd zijn op de verbondenheid met een plaats. Zij zijn op andere gemeenschappelijke ervaringen gebaseerd, zoals taal, godsdienst, gender, seksuele voorkeur, leeftijd of leefstijl. Toch hebben niet-territoriale identiteiten altijd relaties tot specifieke plekken: bijvoorbeeld een vergaderplek (een kerk, een dojo, een voetbalstadion) of een plaats waar iets belangrijks in de geschiedenis van de groep is gebeurd. Dit kan gemarkeerd worden door een gedenkteken en tot een bedevaartsoord uitgroeien.25 Bepaalde plaatsen of landschappen kunnen een bijzondere rol vervullen in de beleving van een niet-territoriale identiteit. Deze bindingen met bepaalde betekenisvolle plaatsen kunnen overigens verworden tot territoriale claims, als men deze plaatsen wil controleren en een territoriale identiteit rond deze plaatsen ontwikkelt om deze claims te legitimeren. Niet-territoriale identiteiten kunnen ook een territoriaal karakter krijgen, als mensen met dezelfde identiteit bij elkaar wonen, gedwongen of uit eigen keus. De plaats waar zij toevallig terecht zijn gekomen, wordt meer en meer met deze identiteit geassocieerd. In extreme gevallen gaat deze territoriale identiteit de niet-territoriale identiteit vervangen. Denk bijvoorbeeld aan het gelijk stellen van Bijlmer en zwarte huidskleur, Utah met mormonen of Hollywood met filmsterren. Andersom kan het territoriale karakter van een identiteit steeds verder op de achtergrond raken ten opzichte van andere gemeenschappelijke kenmerken binnen een etnische groep. Dat gebeurt bijvoorbeeld als de groep verplaatst wordt of migreert en de relatie met de oorspronkelijke thuisplaats niet langer wordt gevoed door de dagelijkse praktijk in die plaats. Niet-territoriale en territoriale identiteiten kunnen complementaire of conflicterende combinaties vormen. De concurrentie tussen identiteiten kan goedaardig (identiteiten concurreren om aandacht) of problematisch zijn (identiteiten hebben tegenstrijdige 24
Wij beschouwen hier godsdienst als een niet-territoriale identiteit, maar er zou betoogd kunnen worden dat het een territoriale identiteit is, gebonden aan een verbeelde plaats zoals bijvoorbeeld het koninkrijk van God, het hemelse koninkrijk, het nieuwe Jeruzalem enz. in het Christendom. 25 Dit hoeft niet religieus te zijn (Santiago de Compostella, Lourdes, Rome…): Nashville en Salzburg worden bezocht door muziekliefhebbers, Giverny door bewonderaars van Claude Monet, Ystad door fans van Wallander.
37
consequenties waaruit gekozen moet worden). Kijkt men naar de geschiedenis van Nederland, dan kan men constateren dat de verhouding tussen territoriale en nietterritoriale identificaties erg dynamisch is geweest onder invloed van de Reformatie, de Verlichting, de modernisering, het nationalisme en ideologieën als het socialisme het communisme en het fascisme, en recentelijk de Europese eenwording en mondialisering. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de Europese integratie - eerst in West Europa, en sinds het einde van de Koude Oorlog op het hele continent - maar in beperkte mate tot een sterke Europese identiteit geleid. Met de nieuwe fase van mondialisering, ondermijnt het neoliberalisme de staatsterritorialiteit en de daarmee samenhangende territoriale identiteit. Echter - als reactie op mondialisering - worden lokale identiteiten belangrijker: mensen lijken zich vast te klampen aan de zekerheden van deze identiteiten, als de concurrentie op de wereldmarkt hun bestaanszekerheid en de voorspelbaarheid van hun dagelijks leven aantast.26 Verder staat aan het begin van de eenentwintigste eeuw de rol van godsdiensten, de islam als grensoverschrijdend bindingskader in de aandacht. Hierbij wordt verondersteld dat de ideologie van de politieke islam de binding met de staat en de nationale samenleving ondermijnt.
2.4 Veranderende territoriale identiteiten
Territoriale identiteiten veranderen omdat mensen veranderen, maar ook omdat plaatsen veranderen. Heimwee naar een andere plek of naar de plek zoals deze vroeger was is dan een krachtige emotie. Wij zullen de twee belangrijkste oorzaken van verandering in de relatie tussen identiteit en plaats behandelen alsook de strategie die individuen en groepen kunnen kiezen in een dergelijke situatie.
2.4.1 Veranderende plaatsen en de identiteiten van de blijvers Plaatsen veranderen en die verandering is van invloed op de territoriale identiteiten van de blijvers. Deze veranderingen worden gewaardeerd als zij beoordeeld worden als een verbetering of vooruitgang. Maar veranderingen kunnen ook gezien worden als verloedering of achteruitgang. Het verdwijnen van wat er was is voor velen vaak een sentimentele, maar daarom niet minder sterke, reden om verandering af te wijzen. Dit geldt des te meer als de veranderingen snel verlopen en men het gevoel heeft hier geen grip op te hebben. Daarom worden veranderingen die van buitenaf opgelegd worden, vaker negatief beoordeeld dan veranderingen die men zelf heeft op gang heeft gebracht. Er zijn allerlei veranderingen in de samenstelling van een plaats en haar identiteit die een gevoel van vervreemding kunnen opleveren. De plaats kan fysiek veranderen. Dorpen breiden uit, nieuwbouw verandert het aanzicht van een wijk, hoogbouw verbreekt het stadsgezicht. Er komen meer snelwegen, meer auto’s op straat, een nieuwe landingsbaan, een nieuw dok in een havengebied, fabrieken, kerncentrales of afvalverwerkingsinstallaties of windturbines. Veranderingen in het 26
Zie Jihad vs McWorld (Barber 1995 of 2002).
38
beheer van het waterpeil of de verhogingen van dijken kunnen de beleving van ene plaats drastisch beïnvloeden. De genoemde voorbeelden klinken negatief maar dit verraadt vooral de huidige discussie over ruimtelijke ordening in Nederland, het gevoel van schaarste en verloedering. Het hoeft niet zo te zijn. Mensen kunnen juist ook trots zijn op nieuwe fysieke elementen: de Erasmusbrug werd meteen het nieuwe icoon van Rotterdam. De plaats kan economisch veranderen. Veel plaatsen worden geassocieerd met economische activiteiten waarin zij zich onderscheiden, bijvoorbeeld glas in Leerdam, media in Hilversum, havenactiviteiten in Rotterdam, of ICT in Silicon Valley. Nieuwe economische activiteiten drukken hun stempel op de ruimtelijke omgeving: toeristische voorzieningen in badplaatsen, prostitutie in de Amsterdamse rosse buurt, televisie in Hilversum. Het verdwijnen van kenmerkende economische activiteiten drukt ook een stempel op de identiteit van een plaats. De sluiting van mijnen en de crisis van de staalindustrie hebben het uiterlijk en het zelfbeeld van vele Europese regio’s veranderd: Limburg, Wales, Noord-Engeland, Wallonië, Lotharingen, het Ruhr-gebied. Daarbij ondervonden zij ook statusverlies van economische motor naar losers. In veel gevallen werd door lokale en regionale economische en politieke elites met man en macht gewerkt aan een metamorfose die zowel materiele als emotionele veranderingen behelst: van industriële regio naar aantrekkelijke vestigingsplaats voor nieuwe economische activiteiten, hoger onderwijs of toerisme. Politieke veranderingen zijn wellicht nog ingrijpender. Staatsgrensveranderingen bepalen de identiteiten van plaatsen door deze op te nemen in een groter geheel. Het heen en weer geslingerd worden tussen twee landen bepaalt op den duur de identiteit van een regio, zoals dat geldt voor Elzas-Lotharingen, in het noordoosten van Frankrijk die meermalen Duits werd in de afgelopen eeuw. De lokale identiteit van een persoon kan hierdoor in een andere nationale bindingskaders komen te staan: “No-one writing about Transcarpathia can resist re-telling the region’s favourite anecdote: A visitor, encountering one of the oldest local inhabitants, asks about his life. The reply: ‘I was born in Austria-Hungary, I went to school in Czechoslovakia, I did my army service in Horthy’s Hungary, followed by a spell in prison in the USSR. Now I am ending my days in independent Ukraine.’ The visitor expresses surprise at how much of the world the old man has seen. ‘But no!’, he responds, ‘I’ve never left this village!’” (Batt 2001: 1)27
Minder dramatisch maar toch goed voor veel controverses zijn gemeentelijke herinrichtingen waarbij bewoners van kleinere gemeenten zich vaak verzetten tegen inlijving in een grotere plaats. Andersom kan het ook: het waren de inwoners van Amsterdam die in een referendum in 1995 zich massaal tegen de oprichting van het 27
Batt, J., 2001:Transcarpathia: Peripheral Region at the ‘Centre Of Europe’, Brighton: Sussex European Institute.
39
Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) keerden. Het verzet werd veelal gevoel door een vrees voor verlies van identiteit van Amsterdam als de bestaande gemeente Amsterdam bij de oprichting van het ROA in een aantal kleinere gemeenten (de toenmalige stadsdelen) verdeeld zou worden.28 Politieke veranderingen kunnen ook ideologisch van aard zijn. In de film Good Bye Lenin wordt mooi geportretteerd hoe met de val van de muur en de Duitse hereniging OostDuitsland als plaats verdween. De film laat zien hoe mensen hun thuisgevoel kwijt raken als de inrichting van hun vertouwde omgeving in korte tijd radicaal verandert. Zij worden door ‘Ostalgie’ overmand, ook al juichen zij het einde van het regime toe. Ideologische omwentelingen leiden ook vaak tot naamsveranderingen van steden en straten die in mindere of meerdere mate de identiteiten van hun bewoners raken. Sint Petersburg werd Petrograd in 1914, Leningrad in 1924 en weer Sint Petersburg in 1991; Karl-Marx-Stadt werd in 1990 weer Chemnitz. Saigon werd Ho Chi Minhstad in 1975. In Amsterdam werd de Amstellaan na de Bevrijding naar Stalin genoemd, maar na de Sovjet ingreep in Hongarije in 1956 herdoopt tot Vrijheidslaan. Demografische veranderingen hebben culturele consequenties. De verstedelijking bracht culturele gebruiken uit verschillende regio’s naar de stad, de buitenlandse migratie bracht culturele gebruiken uit de rest van de wereld naar Nederland. Maar culturele veranderingen in de bestaande bevolking kunnen de identiteit van een plaats ook wijzigen, zoals ontkerkelijking, vrouwenemancipatie, homo-emancipatie, en verschillende leefstijltrends demonstreren. Degenen die zich in deze maatschappelijke veranderingen niet herkennen of zich ertegen verzetten, ervaren ook enige vervreemding in de plaatsen die daardoor van gezicht veranderen. Demografische verandering zijn wellicht het meest ingrijpend, omdat zij de samenstelling veranderen van de plaatselijke gemeenschap, van de mensen die zich met de plaats zouden kunnen identificeren of daarmee geassocieerd worden. Het gaat bijvoorbeeld om de komst van nieuwe groepen door binnenlandse en internationale migratie. Ook ontstaan demografische veranderingen door veranderend gedrag, bijvoorbeeld door minder en later kinderen te krijgen, meer alleenstaanden of vergrijzing. Op de lokale schaal is gentrification een dergelijke verandering, waarbij huishoudens met lagere inkomens verdrongen worden door mensen met geld die de aantrekkelijkheid van de buurt zo uitdragen dat de prijzen stijgen. In Amsterdam zijn dergelijke veranderingen merkbaar in de oudste buurten binnen de ring. De identiteit van de buurt verkleurt erdoor. Het wordt in het algemeen toegejuicht door politici die draagkrachtige bewoners graag aantrekken en zo probleemwijken (dit wil zeggen wijken met sociale problemen) spontaan zien veranderen in goudkusten. De oorspronkelijke bewoners voelen zich daarentegen steeds minder thuis in de eigen buurt en worden verdrongen door hogere woonlasten.
28
Veer, J. van der, 1997: Omstreden stadsgrenzen, een eeuw besluitvorming over annexaties en regionale besturen rond Amsterdam en Eindhoven, Delft: Eburon.
40
Gentrification is van oudsher een bekend fenomeen in Amerikaanse steden, die ook het tegenovergestelde verschijnsel kennen. Statusverlaging trad bijvoorbeeld op in blanke buurten na de komst van de eerste zwarte inwoners, omdat raciale homogeniteit op prijs werd gesteld in een samenleving verdeeld door racisme. Het proces waarbij de “kleurverandering” van de buurt een selffulfilling prophecy wordt, duidt men aan als de white flight.
2.4.2. Mobiliteit en territoriale bindingskaders De relatie tussen plaats en identiteit verandert continue doordat mensen niet aan één plaats vastzitten. Elke vorm van ruimtelijke mobiliteit leidt tot bindingen met nieuwe plaatsen, die op hun beurt de bestaande bindingen beïnvloeden. Er zijn wel schaalverschillen. Het pendelen van forensen of het reizen van toeristen hebben andere consequenties dan verhuizingen en migratiebewegingen. Wie reist, ontwikkelt zelden hechte bindingen met de plaatsen die hij of zij bezoekt. De thuiskomst na de vakantie kan soms de binding met het thuishonk versterken. Verhuizen of emigreren, brengt een complexere combinatie tot stand. Men heeft maar één woonplaats tegelijk. Zelfs mensen die wekelijks tussen verschillende bedden pendelen, hebben meestal één plaats die zij zien als woonplaats. De andere plaats is een tijdelijke verblijfplaats, veelal omdat zij daar voor hun werk moeten zijn en heen en weer reizen op een dag ondoenlijk is. Verhuizen en emigreren brengen processen van vervreemding en acculturatie op gang: vervreemding met de plaats die vertrouwd was, maar die zich verder heeft ontwikkeld na vertrek, en acculturatie in de plaats waar men beland is. Verder moet de verhouding tussen de verschillende bindingen vorm krijgen: tegenstrijdige gevoelens maken zich van de verhuizer of de migrant meester: was het een goede beslissing? Voelt men verraad naar de oude plaats? Voelt men zich (nog) niet vertrouwd en welkom op de nieuwe plaats? Wordt de oude plaats juist aantrekkelijker naar mate men problemen in de nieuwe woonplaats ondervindt? Extra moeilijkheden ontstaan als er vanuit de oude plaats claims op iemand worden gelegd. Staten laten hun staatsburgers in het buitenland niet los. Zij dienen zich te laten registreren en hun identiteitspapieren te verlengen, worden soms opgeroepen bij verkiezingen of voor militaire dienst, moeten in sommige gevallen belastingen in het land van herkomst betalen, worden geacht hun kinderen aan te melden, de belangen van hun staat te verdedigen of te investeren in het thuisland om achtergebleven familieleden te helpen. Ook op lokaal niveau kunnen claims gelegd worden, bijvoorbeeld als men verwacht dat dorpsgenoten elkaar helpen in de grote stad.
41
2.5 Identificatiestrategieën Omgaan met mogelijke conflicterende identiteiten en veranderingen is de grote opgave voor mensen, individueel en in groepen. Wij kunnen grofweg vijf types strategieën onderscheiden bij het navigeren tussen verschillende identiteiten en bij veranderingen van de territoriale bindingskaders.
o Assimilatie aan de (veranderende) omgeving Bij assimilatie neemt iemand zo snel mogelijk de schutkleur van de omgeving aan – als een kameleon. Wie migreert assimileert in de nieuwe plaats; wie in een snel veranderende plaats verkeert past zich snel aan deze veranderingen aan. Assimilatie is alleen mogelijk als men ervoor kiest, en de te vergeten/verwerpen identiteit niet gekoppeld is aan onveranderlijke, zichtbare kenmerken zoals huidskleur of uiterlijk. Immers de kans dat de oude identiteit toch nog door anderen wordt opgelegd is groot. Is dit het geval dan heeft men de vrijheid niet zich te gedragen als een kameleon. o Reactionaire strategieën: verandering afwijzen Bij reactionaire strategieën proberen mensen de oude toestand te herstellen. Dat doen zij door de veranderende elementen te negeren of te bestrijden, of door de nieuwe omgeving af te wijzen. Als het om demografische veranderingen gaat, komt dit vooral neer op uitsluiting van de nieuwkomers. Men trekt zich terug op het eigen erf. Men brengt onderscheid aan tussen bewoners en gebruikers van een plaats op basis van afkomst en verblijfsduur onder het motto: Eigen volk eerst. Sommigen spreken van echte Nederlanders, om genaturaliseerde Nederlanders of Nederlanders van buitenlandse afkomst uit te sluiten. In migrantengroepen komt deze houding neer op het zich terugtrekken in de eigen groep en het vormen van een enclave in de maatschappij die vijandig wordt beschouwd. Bepaalde gebruiken, normen en gedragingen uit de oude plaats worden in stand gehouden of opnieuw uitgevonden. De groepsidentiteit wordt als een tegencultuur gedefinieerd, wat uitgedrukt wordt in bepaalde uiterlijke kenmerken en gedragingen zoals kleding, haardracht, gebaren of taalgebruik. Ook houdt men zich bezig met de ontwikkelingen in het land van herkomst of bemoeit zich met de situatie, zoals delen van de Ierse diaspora, die de Republikeinen in Noord Ierland steunden. Deze reactionaire reacties kunnen tot vervreemding en radicalisering leiden, en de sociale cohesie ernstige schade toebrengen. o Hybridisering als balanceren Een derde optie is het schipperen tussen beide identiteiten en steeds een nieuw ad hoc evenwicht uitvinden tussen de conflicterende aspecten van beide identiteiten. Afhankelijk van de precieze situatie gaat de ene identiteit voor, dan wel de andere. Als dat collectief gebeurt, bijvoorbeeld als een grote groep mensen dezelfde combinatie van identiteiten in evenwicht houdt, kan een nieuwe collectieve hybride identiteit ontstaan met elementen uit beide oorspronkelijke identiteiten.
42
Bij hybridisering moet men denken aan het creëren van nieuwe territoriale identiteiten uit bestaande identiteiten. Er ontstaan mengvormen die op hun beurt gebonden zijn aan de nieuwe plek waar zij vorm hebben gekregen (zoals creolen in Suriname). De meeste mensen leren van nieuwe ervaringen zonder de oude ervaringen te vergeten. Er is geen sprake van assimilatie waarbij het verleden wordt genegeerd, maar van acculturatie. Als een grote groep mensen een vergelijkbare acculturatieproces ondergaat (bv Molukse evacues in Drenthe of Riffeinse migranten in Amsterdam) kan in deze plaats een nieuwe hybride groepsidentiteit ontstaan (“Couscous met appelmoes”).29 Er kunnen transnationale identiteiten gebonden aan een transnationale ruimte ontstaan door de contacten tussen twee plaatsen. Transnationale identiteiten worden groepsidentiteiten als een groep mensen dezelfde ervaring deelt. Zij verschillen van het hierboven genoemde type, omdat de gedeelde ervaring niet de ervaring is in de woonplaats maar de ervaring van het heen en weer reizen en het onderhouden van sociale relaties in plaats van afkomst en woonplaats tegelijk. Tenslotte kunnen transplantatie en lokalisering optreden. Dit is vaak zichtbaar bij subculturele identiteiten die oorspronkelijk aan een specifieke plaats verbonden waren en die elders overgenomen worden. Hiphop was van oorsprong verbonden aan Detroit en New York maar is vertaald tot lokale varianten in vele andere achterstandsbuurten van de wereld. De binding tussen hiphop identiteit en een specifieke wijk is er nog steeds. De identiteit van de wijk kleurt elke specifieke variant van hiphop identiteit. Denk in Amsterdam aan Osdorp Posse, Noord Gestoord en THC oftewel Tuindorp Hustler Click (ook uit Amsterdam-Noord). o Schaalverandering Een andere manier om met wellicht concurrerende identiteiten met elkaar te verzoenen is deze op de achtergrond te drukken door een territoriale identiteit op een andere schaalniveau naar voren te halen. Er kan in twee richtingen naar een oplossing gezocht worden. Een omvangrijkere identiteit kan worden benadrukt, een identiteit die de twee concurrerende identiteiten omvat. Bijvoorbeeld Waterlanders van Twentse afkomst kunnen zich vooral Nederlander voelen, Walen van Vlaamse afkomst vooral Belgen, Nederlanders van Italiaanse of Franse afkomst zullen hun dubbele nationale identiteit wellicht sublimeren in een sterkere Europese identiteit. Anderen kunnen kiezen voor universele identiteiten die potentieel de hele wereld omvatten: internationale socialisme, milieuactivisme of universalistische godsdiensten. Terugvallen op een identiteit op een lager schaalniveau, die stoelt op gedeelde dagelijkse ervaringen, kan ook een strategie zijn. De buurt of de stad lenen zich daarvoor. Andere identiteiten raken op de achtergrond, de gezamenlijke ervaringen van het leven in een bepaalde plaats en de gezamenlijke identificatie met die plaats worden als belangrijkste 29
Naar het liedje van mime en theatermaker Hakim Traïdia, maar ook Couscous met appelmoes, Naar een integratiebeleid, het integratienota van de gemeente Breda (April 2000) en een boek van Abdellah Dami (2003), een project van het Buitenlandse Vrouwen Centrum (BVC) in Helmond (2003) enz..
43
binding gezien. Vooral grote steden met een van oudsher diverse en dynamische bevolkingssamenstelling lenen zich goed voor dergelijke gevoelens van saamhorigheid. Londen en New York zijn daar de extremere vormen van. Is een echte New Yorker iemand wiens familie al generaties in New York zit, of juist iemand die net aangekomen van overzee om het te maken in NYC is en daarmee een lange geschiedenis van immigratie en sociale mobiliteit reproduceert? Steden zijn van oudsher plaatsen van ontmoeting en uitwisseling en smeltkroezen van verschillende culturen. Grootstedelijke cultuur staat voor diversiteit en hybridisering, en de waardering van tolerantie en kosmopolitisme. Overigens kan schaalverandering ook tot grote ernstige nieuwe conflicten leiden, zoals bij jeugdbendes. De lokale binding verdrukt de competitie tussen nationale identiteiten maar krijgt vorm in de gewelddadige competitie met andere jeugdbendes bij het verdedigen van hun lokale territorium. o Exit Een laatste optie is het conflict uit de weg gaan, door zich uit een plaats terugtrekken. Fysiek vertrekken om op zoek te gaan naar een vervangende plaats ligt voor de hand. Deze vervangende plaats kan op korte afstand worden gevonden. Bijvoorbeeld de trek van de middenklasse uit de centrale steden naar de randgemeenten, voor het groen maar ook voor de Hollandse buurtbewoners en de witte scholen. Soms wordt een oplossing in emigratie gezocht. Blanke grootgrondeigenaren van diverse Afrikaanse landen waar zij onteigend werden trokken naar het Zuid-Afrika van de Apartheid, Afrikaners trekken in de post-apartheid Zuid-Afrika naar Orania met het plan een eigen volksstaat te stichten. Immigranten remigreren om racisme, discriminatie en stigmatisering te ontlopen.30 Naast fysiek vertrek, kan ook mentaal vertrek of onttrekking een strategie zijn. Bepaalde territoriale identiteiten worden afgewezen, men woont in een plaats waar men zich niet mee wil of kan verbinden.: ik woon er maar ik hoor er niet bij. Deze houding komt op elk schaalniveau voor. Friezen die in Amsterdam Friezen blijven, Randstedelingen die in Leeuwarden Hollanders blijven, expats die geen band ontwikkelen met hun tijdelijke woonplaats, migranten die zich niet thuis voelen in hun nieuwe woonland, jongeren van buitenlandse afkomst die zich afkeren van wat zij zien als een vijandige omgeving. Al deze mensen hebben gemeen dat zij ergens zijn, maar niet betrokken zijn of worden bij de plaats waar zij feitelijk leven (alsof zij verkeerd verbonden zijn). Of die uitsluiting een keuze is of opgelegd, is de vraag. Nog schrijnender is de situatie van mensen in een door een vreemde mogendheid bezet gebied of in een gebied dat door het leger van de staat of van opstandelingen bezet wordt. In dit geval lijken deze plaatsen twee gezichten hebben: de plaats als feitelijk bezet gebied en de plaats zoals deze na de bevrijding zou kunnen zijn. De onttrekking kan collectief zijn waardoor er een nieuwe groepsidentiteit kan ontstaan, die door verzet is gekenmerkt, maar het kan ook individueel zijn. In dit geval leidt terugtrekking tot vervreemding en anomie. 30
Terug naar Turkije, documentaire van Tegenlicht, uitgezonden door het VPRO op 1 oktober 2007.
44
Kiezen en combineren van identificatiestrategieën Deze vijf reacties zijn ideaaltypisch. In de praktijk worden zij vaak gecombineerd, met name reactionaire mobilisering en exit dan wel hybridisering en schaalverandering gaan goed samen. Ook zijn reacties op individueel niveau en collectieve reacties (via participatie in politieke partijen, actiegroepen en andere maatschappelijke organisaties) niet altijd op een lijn. Ten slotte is het belangrijk te onderstrepen dat de perceptie van verandering niet alleen uit de individuele ervaringen voortkomt. Jonge mensen, opgroeiend in een wijk met vele migranten, hebben de wijk niet anders gekend, maar kunnen toch menen dat “dit niet de “normale” situatie voor de wijk is. Onder invloed van hun sociale omgeving (familie, vrienden, onderwijsgevenden) vergelijken zij de wijk met een ander beeld van de wijk, bijvoorbeeld de wijk voor de komst van de migranten, lang voor hun geboorte. Daardoor kunnen zij een verandering percipiëren die zij niet zelf meegemaakt hebben. Op dezelfde manier is het vermeende conflicterende karakter van een bepaalde combinatie van twee identiteiten niet per se een individuele ervaring, maar een verwachting die in de sociale omgeving van het individu opgang doet. Daardoor wordt de combinatie van buitenaf geproblematiseerd en worden degenen die beide identiteiten combineren in de verdediging gedrukt. Waarom een individu voor een bepaalde reactie kiest is afhankelijk van sociaaldemografische factoren zoals familieachtergrond (en het bestaan en de relevantie van een identiteiten), geworteldheid in een bepaalde plek (lengte woonduur), geslacht, opleidingsniveau, vriendenkring, werk, gezinssamenstelling, godsdienst en van de perceptie en opvattingen over de omgeving. Het is dus belangrijk te onderstrepen dat de plaatsen waarin identificatieprocessen laats hebben deze identificatiestrategieën beïnvloeden. Als een plaats een gesloten identiteit heeft gedefinieerd wordt als open dan is het makkelijker nieuwe hybride identiteiten te ontwikkelen. Plaatsen die gesloten zijn dwingen tot assimilatie, reactionaire afwijzing en exit. Schaalverandering ligt voor de hand als de ene plaats gesloten is en de andere (op een ander schaalniveau) open. Bovendien hebben sommige plaatsen meer te bieden dan andere. Het is in de regel makkelijker een band te ontwikkelen met een plek met een rijke geschiedenis en veel activiteiten, zoals Amsterdam, dan met plaatsen met een korte geschiedenis en een beperkt aantal activiteiten zoals Lelystad. Aan de andere kant kunnen bewoners in ‘nieuwe’ plaatsen zich door een gezamenlijke pioniersgeest juist sterk met elkaar en met de plek verbonden voelen (Lupi et al, 2007). De mate van openheid of geslotenheid van een plaats is vaak (maar niet altijd) een directe afgeleide van de heterogeniteit van de plaats. Als de inwoners/gebruikers van een plaats heel uniform zijn zou de plaats juist gesloten overkomen. Maar diversiteit staat niet garant voor openheid als men gesegregeerd leeft. De overheid, het onderwijs, de media, het maatschappelijke middenveld zoals sport- en culturele verenigingen maar ook het bedrijfsleven hebben een grote rol te spelen in de mate waarin een plaats open of gesloten is. Waar sprake is van heterogene publieke ruimte is hybridisering te verwachten. Waar
45
daarentegen bepaalde identiteiten in de openbaarheid telkens geproblematiseerd worden, is hybridisering moeilijker te bewerkstelligen. Discriminatie kan leiden tot reactionaire afwijzing en exit. Intolerantie en onderdrukking tot assimilatie. Omdat de omgeving zo belangrijk is voor de mogelijke identificatiestrategie die individuen zouden kunnen kiezen, wordt in het volgende deel van dit hoofdstuk de Nederlandse context onder de loep genomen.
2.6 Territoriale identiteiten in Amsterdam: links en labels ‘meten’ en verklaren
Vanwege het dynamische karakter van identiteiten en identificaties is het niet gemakkelijk om identiteiten te peilen of hun verandering te verklaren. Deze paragraaf verkent de mogelijkheden voor het peilen bij de betrokkenen zelf.31
2.6.1 Peilen en meten De links, oftewel de betrokkenheid bij een plaats kan men proberen te meten op verschillende dimensies: met vragen over de kennis van de plaats (cognitieve dimensie), over de gevoelens jegens de plaats (affectieve dimensie), en over de mening over de plaats (oordeel). Bovendien kan men vragen stellen over de betrokkenheid dat tot uiting komt in gedrag, bijvoorbeeld in het participeren in activiteiten op bepaalde locaties. Het gaat bijvoorbeeld om de volgende zaken: o Zich thuis, vertrouwd en veilig voelen in een plaats o Zich van de plaats voelen, zich beschouwen als “van hier” (Amsterdammer bijvoorbeeld), zich als vertegenwoordiger van de plaats zien o Trots zijn op de plaats o In de plaats willen blijven of juist de plaats willen verlaten (en zo ja vanwege negatieve eigenschappen dan wel omdat het elders aantrekkelijker is) o Participeren in activiteit in de plaats, in het bijzonder aan het publiek debat (via de media), aan het politieke proces (via verkiezingen en lidmaatschap politieke partijen) en aan het maatschappelijk middenveld (via lidmaatschap verenigingen). De labels, oftewel de namen die men aan die links geeft, kan men ook rechtstreeks vragen. Lastig is dat er een grote druk is om sociaal wenselijk antwoord te geven door de druk van de samenleving of sociale controle binnen een kleinere groep (zoals familie, vriendenclub of etnische groep). 31
Het is makkelijker om de van bovenaf toegekende identiteiten te onderzoeken, zoals het tellen van allochtonen door het CBS of O+S, het toekennen van de Nederlandse nationaliteit. Het gaat in dit onderzoek om het zelfbeeld van jonge Amsterdammers.
46
2.6.2 Verklaringen Verklaringen van identificatieprocessen moeten gezocht worden in socialisatieprocessen, breed gedefinieerd, dus niet alleen in interactie met andere mensen maar ook met objecten. Daarom zijn vragen over zowel persoonlijke kenmerken als kenmerken van de omgeving van belang. Geslacht zou een rol kunnen spelen voor de binding met bepaalde plekken bijvoorbeeld een ander gebruik van de openbare ruimte Leeftijd speelt vaak een rol bij attitudes. Jongeren nemen vaak ‘extremere’ posities in dan ouderen. Woonplek en woonduur beïnvloeden de binding met woning, buurt en stad. Geboorteplaats zou een rol kunnen spelen voor de binding met de stad. Wie er geboren is heeft waarschijnlijk hechtere netwerken en een sterke band ontwikkeld. Opleiding heeft waarschijnlijk invloed op territoriale identificaties, want met een hogere opleiding groeit de (complexiteit van de) kennis van plaatsen en de bewegingsvrijheid. Afkomst speelt een rol voor de binding met de stad als het zichtbaar is (via uiterlijk, accent, naam, paspoort…) zodat anderen je op je afkomst kunnen aanspreken, ook al zou je anders willen. Bovendien staat afkomst voor banden met andere plekken die wellicht als vergelijking het beeld van de woonplaats mede bepalen. De wederzijdse beïnvloeding van identiteiten is een andere punt van belang. Er wordt vaak gedacht dat een sterke binding met de ene plaats de binding met de andere plaats verkleint, alsof het een zero-sum game zou zijn. Het hebben van een tweede nationaliteit zou de binding met Nederland kunnen verminderen. Een sterke godsdienstige identiteit zou territoriale identiteiten op de achtergrond kunnen drukken of overbodig maken. Maar andersom is ook mogelijk, een sterke godsdienstige identiteit een compensatie kunnen zijn voor weinig binding met de plek waar men leeft. In de omgeving zijn ouders, vrienden en instituties zijn van groot belang. Daarom zijn de afkomst van de ouders, de samenstelling van de vriendenkring, het gebruik van media, de deelname aan het onderwijs en de betrokkenheid bij allerlei instituties zoals overheid politie en kerk/moskee, mogelijke verklaringen voor het zich wel of niet binden met een bepaalde plaats. Over het algemeen wordt verwacht dat een sterke binding met mensen en instituties in de plaats de identificatie met de plaats versterkt en een sterke binding met mensen en instituties in andere plaatsen deze territoriale identiteit verzwakt. Maar ook kenmerken van de plaatsen (de buurt, de wijk, het stadsdeel en de stad als geheel) beïnvloeden de ontwikkeling identificaties. (Zie figuur 2.2 voor een samenvatting).
47
Figuur 2.2. Factoren die de combinatie van (territoriale) identiteiten verklaren NB: Cursief staan factoren die alleen voor jonge Amsterdammers met in het buitenland geboren ouders relevant zijn.
Sociaal-demografische kenmerken Afkomst Geslacht Leeftijd Opleiding Woon buurt / school Geboorteplaats (Amsterdam of niet) Religie
Land van herkomst ouders Claims overheid, Interacties met land van herkomst: bezoeken, media enz.)
Combinatie van (territoriale) identiteiten & identificatie strategieën
Percepties en attitudes Links: Vertrouwen, veilig, verbonden, thuisgevoel Labels: Wat is een Amsterdammer, Nederlander, MTS’er? Perceptie discriminatie Perceptie multiculturele samenleving
Nederland i.h.b Amsterdam Interacties in woonplek Beleid/claims Nederlandse en Amsterdamse overheid Media Politieke partijen
48
2.7 Territoriale bindingskaders en het hedendaags Nederlands debat
Territoriale bindingskaders spelen een grote rol in het hedendaagse publiek debat, zij het niet altijd expliciet. Dit geldt zeker voor drie belangrijke thema’s op de politieke agenda: Europese eenwording en globalisering, immigratie en integratie, grootstedelijke problematiek,
2.7.1 Nederland en de Nederlandse identiteit in tijden van de Europese eenwording en de mondialisering Territoriale bindingskaders spelen een grote rol bij het debat over de Europese eenwording en de globalisering. Beide processen maken het onmogelijk om Nederland te ervaren als een specifieke plaats, veilig afgesloten van de rest van de wereld. Dit wakkert bij sommigen de angst aan dat Nederland zal verdwijnen. Denk aan de campagne van de SP tegen het ratificeren van het grondwettelijke verdrag voor de Europese Unie in 2005 waarbij Nederland van de kaart was geveegd. De neoliberale ideologie en het dereguleringsbeleid van Nederlandse kabinetten hebben de rol van de staat in sociale arrangementen zoals de volkshuisvesting en gezondheidszorg teruggedraaid. Vele nutsbedrijven zijn geprivatiseerd en vele publieke diensten zijn aan de markt overgedragen. De staat speelt nog steeds een grote rol als steller van de regels en toezichthouder, maar de solidariteitsgevoelens die met de welvaartstaat samenhingen zijn afgebroken. Een ander aspect van globalisering zijn de transnationale migratiestromen en internationale verplichtingen. Zo wordt de Conventie van Genève als een hindernis gezien bij het sluiten van de grenzen voor asielzoekers. De Europese Unie wordt eerder als een verlengstuk van deze neoliberale globalisering gezien dan als een schild daar tegen. De opening van de grenzen in de Schengenruimte, de invoering van de Euro, de uitbreiding van de Europese Unie met lidstaten met een veel lager levenspeil en lagere lonen versterken dat gevoel van verlies van soevereiniteit. Als reactie op de verdieping en de uitbreiding van de Europese Unie en op de globalisering is de bezorgdheid over het voortbestaan van de Nederlandse identiteit groot. Er spelen hier kwesties als de rol van het Engels in het onderwijs, de invloed van Amerikaanse media en de opleving van lokale talen en taalvarianten van het Nederlands, maar vooral het multiculturalisme dat samenhangt met recente migratiestromen. Canonvorming heeft als reactie hierop zijn opgang gemaakt. Er werd een landelijke commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon benoemd die een Canon van Nederland vast stelde, die vanaf september 2009 op alle Nederlandse basisscholen zal worden onderwezen.32 Mondialisering is geen noemenswaardig politiek issue in Nederland (behalve voor de SP), waar men doordrongen is van het belang van vrijhandel. Zorgen zijn er wel over het schrappen van arbeidsplaatsen en de komst van arbeidsmigranten uit de nieuwe lidstaten. 32
voor meer informatie over de canon en het proces zie http://entoen.nu/ .
49
De Europese eenwording was lange tijd ook geen issue, maar de campagne bij het referendum over het Grondwettelijk verdrag op 1 juni 2005 legde allerlei bezwaren bloot en heeft tot polarisatie geleid. In de onderhandelingen over een vervangend hervormingsverdrag heeft de Nederlandse regering zich sterk gemaakt voor het verwijderen van symbolen als de vlag en het volkslied, als bedreigende artefacten van een opkomende Europese identiteiten die de Nederlandse identiteit zou bedreigen
2.7.2. Migratie, integratie en (territoriale) identiteiten Territoriale identiteiten staan ook centraal bij een van de grootste maatschappelijke thema’s van de afgelopen decennia: die van de migratie en de integratie van allochtonen.
Migratie en migranten als probleem Lange tijd waren emigranten “de oplossing” voor maatschappelijke problemen in Nederland. Grote groepen jonge mensen zijn na de tweede wereldoorlog aangemoedigd om naar Noord-Amerika, Australië of Zuid Afrika te emigreren. Nederland werd gepercipieerd als een overbevolkt land, geruïneerd door de oorlog en de onafhankelijkheid van Nederlands Indië. Dankzij de economische groei van de naoorlogse wederopbouw kon Nederland grote aantallen remigranten uit de voormalige koloniën opnemen. Ook werd Nederland een bestemminggebied voor arbeidsmigranten uit Zuid-Europa en Noord Afrika. Sinds de jaren zeventig hebben grote aantallen immigranten zich in Nederland gevestigd. In tegenstelling tot het lichtvoetige denken over emigratie en immigratie in de naoorlogse periode, is het nu algemeen aanvaard dat migratie grote consequenties heeft. Niet alleen voor de migranten zelf, maar ook voor de samenleving waaruit de migrant vertrekt, en voor de ontvangende samenleving en soms een ware bezoeking is. Deze problematisering lijkt door te schieten: ontwortelen kan nooit goed zijn. Immobiel zijn is de norm. Wie zijn hele leven in dezelfde plaats woont hoeft niets uit te leggen. Het verhuizen van plaats A naar plaats B, met name als die verhuizing een internationale grens passeert (internationale migratie) is een probleem. Dit is een keuze die men tekens moet verantwoorden, ook al verschilt per woonplaats de frequentie en de manier waarop de vraag gesteld wordt. Het territoriaal denken in de discussie over integratie is alomvattend. Verschillen tussen de plaatsen worden verondersteld verschillen in gedrag vanzelf te verklaren. Afkomst fungeert als een voorbarige verklaring en verhult daarom de achterliggende sociale processen. Het is als het ware een bliksemafleider, een afdoende verklaring voor problemen, terwijl de sociale dynamiek onbelicht blijft. De causale processen die verklaren waarom afkomst statistisch samenhangt met slechtere schoolprestaties, meer criminaliteit en hogere werkloosheid blijven onduidelijk na een dergelijke vaststelling. Dit komt bijvoorbeeld terug in het debat over de verklaring voor het gedrag van overlastgevende jongeren in sommige Amsterdamse buurten waarbij de ene vindt dat de
50
oorzaak van hun gedrag in de Marokkaanse cultuur ligt en de andere die zoekt in de straatcultuur.33
Allochtonen als probleem Het territoriaal denken in het integratiedebat is duidelijk aanwijsbaar in de veronderstelling dat de nieuwkomer zich moet aanpassen aan de plaats, en niet andersom. Daarmee is niet gezegd dat het de plaats is die zich aan de nieuwkomer zou moeten aanpassen. Wel is het zo dat het onzinnig is te verwachten dat de plaats onveranderlijk zou moeten zijn en onveranderd zou blijven onder het migratieproces. Datzelfde geldt overigens voor de nieuwkomer. Plaatsen spelen ook een aanzienlijke rol bij het classificeren van mensen in statistieken, beleidsstukken, en mediaberichten. De gangbare tweedeling autochtoon/allochtoon is een territoriale classificatie bij uitstek. Letterlijk betekent allochtoon "uit een ander land" (Grieks: allos=anders, vreemd; en chton=land). Het wel of niet geboren zijn op een bepaalde plaats, het wel of niet geboren zijn uit ouders die al op die plaats wonen, wordt blijkbaar een belangrijk onderscheidend kenmerk geacht. Het staat gelijk aan een aantal culturele verschillen ten opzichte van de autochtonen die men bij de geboorte in het buitenland of bij het opgroeien in een gezin met buitenlandse invloeden klaarblijkelijk opdoet. Bovendien impliceert het een hiërarchie in de mate waarop men aanspraak kan maken op de plaats en zich met kracht kan uitspreken over de manier waarop dingen geregeld worden. Wie er langer woont, wie het geboorterecht heeft, zou van zelf meer zeggenschap moeten hebben dan wie er pas gekomen is. Deze zienswijze komt men op nationaal niveau, maar ook in de wijken tegen. Bij verschil van mening over het gebruik en de inrichting van de wijk delven nieuwkomers vaak het onderspit onder verwijzing naar de “gewoontes van de plaats”: zo doen wij het hier. De langstzittenden weten echter niet altijd hun lange territoriale binding te gelde te maken: dit geldt met name als de nieuwkomers in een buurt over veel sociaal en financieel kapitaal beschikken, een situatie die stadsgeografen en stadssociologen aanduiden als gentrification waarbij economische sterke groepen minder vermogenden verjagen door woningen over te nemen en door investeringen de huur- en koopprijzen om hoog te drijven. De term die vóór het in zwang komen van de aanduiding allochtonen werd gebruikt – gastarbeiders - benadrukte nog het idee van een persoon die gast en dus niet thuis is in Nederland. Extreme vormen van dit territoriaal denken spreken uit de leuzen als Eigen volk eerst of Nederland voor Nederlanders. Op lokaal niveau spreekt men in dorpen schamper over import als men bewoners uit de steden of uit het Westen bedoelt die naar het dorp zijn verhuisd. Die lijken nooit echte dorpelingen te kunnen worden. 33
Jong, J. D. A. de., 2007: Kapot moeilijk: Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van 'Marokkaanse' jongens, Amsterdam: Aksant.
51
Bij asielzoekers, een groep migranten die enorm groeide aan het begin van de jaren negentig en de opvang daarvan is het territoriaal denken eveneens sterk aanwezig. De noties van vluchteling en asiel refereren aan een plaats waar men eigenlijk hoort maar niet kan blijven. De opvang van asielzoekers - zowel wat betreft het aandeel van Nederland vergeleken met andere Europese landen als wat betreft de spreiding van asielcentra over het land – heeft een groot deel van de jaren negentig en 2000 de gemoederen bezig gehouden.
Geboortegrond of afkomst? De tweede generatie als probleem Het territoriaal denken kent echter grenzen. Territoriale binding wordt soms vermengd met afkomst. Kinderen van immigranten zijn allochtonen, zowel in de taal van de overheden34 als in die van het publiek debat. In hun geval zijn bloedbanden blijkbaar belangrijker dan geboorteplaats. Voor de autochtonen lijken beide aspecten onafscheidelijk: men is uit Nederlandse ouders in Nederland geboren. Daarom hoeft men niet na te denken wat het meest telt, het ene lijkt synoniem van het andere. Het territoriaal denken is ook weer zichtbaar in de veronderstelling dat jongeren zich identificeren met het land van herkomst van hun ouders. Niet alleen spreekt de (nationale) overheid media en mensen over allochtonen en autochtonen, men spreekt van Marokkanen, Turken of andere nationaliteiten, waar men Amsterdammers van Marokkaanse afkomst of Amsterdammers van Turkse afkomst bedoelt. Deze classificatie wordt door sommigen als problematisch gezien, omdat de beeldvorming rond deze groepen negatief is en negatieve verwachtingen oproept. Dit kan vervolgens negatief uitwerken voor individuen die tot één van deze groepen wordt gerekend (door anderen). Daarentegen menen sommigen - meestal anderen – dat deze identiteiten een probleem en een gevaar voor de Nederlandse samenleving vormen. Deze identiteiten worden gezien als bewijs van slechte integratie van deze jongeren in de Nederlandse samenleving en van (sterke) banden met een andere staat. Hierdoor wordt hun verbondenheid met en hun loyaliteit jegens Nederlandse instituties in twijfel getrokken. De vraag is echter of deze identiteiten in de Nederlandse context nog steeds territoriaal zijn. Iedereen – de jongeren, hun ouders, de overige Nederlanders – weet dat deze Marokkanen geen Marokkanen uit Marokko zijn. In hoeverre er sprake is van verbondenheid met het land Marokko (of met specifieke plaatsen in Marokko) valt te bezien. Jongeren van buitenlandse afkomst klagen regelmatig over discriminatie en uitsluiting. Het idee van Nederland als een open samenleving met een inclusieve nationale identiteit 34
Definitie allochtonen volgens CBS: “Persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren”. (http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/dossiers/allochtonen/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=37 ) definities van Tweedegeneratieallochtoon: “Persoon die in Nederland is geboren met ten minste één in het buitenland geboren ouder.”( http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/dossiers/allochtonen/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=1034 ) over geboorteplaats ouders en over het onderscheid westers/ niet westers http://www.os.amsterdam.nl/nieuws/10253
52
wordt tegengesproken door bepaalde sociale praktijken, zoals het gebruiken van de term allochtonen voor de tweede generatie (dit wil zeggen voor mensen die in Nederland geboren zijn, en dus “van hier” zijn). Discriminatie vindt plaats op vele gronden, waaronder: ras, geloof en afkomst maar ook andere persoonlijke aspecten, geslacht en seksuele geaardheid. Hoewel het sociaal afgekeurd wordt is vaak lastig de grens te trekken tussen de legitieme wens om zich met gelijkgestemden te bevinden en het uitsluiten van anderen. Machtsverhoudingen geven daarbij vaak een leidraad: het beschermen van de eigenheid van een groep die bedreigd is in zijn voortbestaan, wordt vaak vergoelijk terwijl discriminatie om de eigen machtspositie te beschermen zelden wordt gerechtvaardigd. Endogene huwelijken van een kleine minderheid worden minder streng veroordeeld dan de uitsluiting van een minderheidslid door een familie uit de meerderheidsgroep.
Dubbele nationaliteit en loyaliteit De tweeslachtigheid over territoriale bindingen en geboorteplek treft men aan in de nationaliteitswetgeving. Het Nederlanderschap krijgt men bij geboorte van (één van) beide ouders, en niet omdat men in Nederland geboren is. Het is echter voor buitenlanders die in Nederland geboren en opgegroeid zijn makkelijker het Nederlanderschap te verkrijgen dan voor andere buitenlanders. Zij kunnen opteren voor het Nederlanderschap, in plaats van naturalisatie tot Nederlander aan te vragen. De optieregeling is simpeler en bovendien kan de overheid alleen in bijzondere gevallen het Nederlanderschap onthouden aan iemand die opteert. Zij moeten wel de naturalisatieceremonie bijwonen. De Nederlandse overheid heeft over de afgelopen decennia een weifelend beleid gevoerd ten aanzien van dubbele nationaliteit. De grondhouding is het ontmoedigen daarvan, maar onder druk van internationale afspraken (over dubbele nationaliteiten binnen gezinnen) en de alledaagse praktijk van internationale migratie is in de jaren negentig juist gedacht dat de dubbele nationaliteit een middel kon zijn om de integratie van immigranten in de Nederlandse samenleving te bevorderen en was het behoud van de oorspronkelijke nationaliteit geoorloofd. Daardoor heeft een behoorlijk aantal Nederlandse burgers één of meer nationaliteiten naast de Nederlandse nationaliteit. Na 1997 is dat weer omgedraaid, men ging weer eisen van genaturaliseerde Nederlanders dat zij afstand namen van hun oorspronkelijke nationaliteit, uitzonderingen daargelaten. Tien jaar later denken velen dat de dubbele nationaliteit de integratie juist belemmert. In de loop der jaren werden inburgeringcursussen, inburgeringexamens, en recentelijk inburgeringceremonieën ingevoerd om de nieuwe inwoners van Nederland te begeleiden bij het kennismaken met de eigenaardigheden van hun nieuwe woonplaats en de toegang tot Nederland met een ritueel meer gewicht te geven. Ook bij de naturalisatie komt een ceremonie, en dit geldt dus ook voor mensen die vanaf hun geboorte in Nederland wonen maar tot dan toe een andere nationaliteit hadden. Het is dus meer een rite de passage dan een verwelkoming in een nieuwe woonplaats.
53
Onder aanvoering van Tweede-kamerlid Geert Wilders kwam het onderwerp in 2007 bovenaan de politieke agenda, naar aanleiding van de benoeming van twee PvdA staatssecretarissen Ahmed Aboutaleb en Nebahat Albayrak die beiden een dubbele nationaliteit bezitten. De PVV diende een motie van wantrouwen op die grond in. De dubbele nationaliteit staat in de visie van Wilders voor een onmogelijke opgave: de loyaliteit jegens twee staten. Men moet kiezen. Het territoriaal denken versterkt dit gevoel van onmogelijkheid. Men kan ook niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Soortgelijke argumenten werden ingebracht tegen het lidmaatschap van Tweede-Kamerlid Rachida Arib (PvdA) van een Marokkaanse adviesraad over mensenrechten.35 Later dat jaar laaide de publieke discussie op met de publicatie van een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Identificatie met Nederland.36 Het WRR rapport behandelt drie processen van identificaties: functionele, normatieve en emotionele identificatie. Meer dan het rapport zelf was de rede van Prinses Máxima, zelf van Argentijnse afkomst, aanleiding tot een omvangrijke publieke discussie, en verontwaardiging tot aan Oranjeverenigingen toe, omdat Prinses Máxima stelde dat dé Nederlander niet bestond. Haar pleidooi voor de erkenning van de culturele diversiteit onder Nederlanders werd veelal geïnterpreteerd als een ontkenning van de Nederlandse identiteit en een belediging van autochtonen. Nagenoeg tegelijkertijd verscheen het nieuwe boek van publicist Paul Scheffer Het land van aankomst, 37 het verslag van jarenlange observaties van de maatschappelijke discussie over het multiculturele drama dat Scheffer in 2000 signaleerde in een geruchtmakend krantenartikel.38 Daarin pleit hij juist voor een sterke nationale identiteit, als voorwaarde voor een geslaagde integratie van nieuwkomers.
De Islam en de moslims als problemen Sinds het begin van de jaren tachtig hebben verschillende mensen geprobeerd het ongenoegen over migratie en integratie te vertolken met uiteenlopende boodschappen en wisselende electoraal succes. Hans Janmaat met de Centrumpartij en de Centrumdemokraten, Frits Bolkestein binnen de VVD, Jan Marijnissen met de SP, Pim Fortuijn met Leefbaar Rotterdam en de LPF, Geert Wilders en Rita Verdonk beide eerst in de VVD, en later met de PVV respectievelijk Trots op Nederland. Bij de hier boven besproken problemen speelde religie telkens op de achtergrond. De zorg over staatssecretarissen met de dubbele nationaliteit ging bij de PVV bijvoorbeeld gepaard met de afwijzing van moslims in een Nederlands kabinet.
35
De “gewone” allochtonen is ook geconfronteerd met tegenstrijdige claims, bijvoorbeeld in de jaren tachtig toen Nederland het locale kiesrecht introduceert voor legaal verblijvende buitenlanders, warden Marokkanen bij de eerstvolgende gemeenteraadverkiezingen door Koning Hassan II opgeroepen niet te gaan stemmen. 36 Meurs, P., 2007: Identificatie met Nederland, Amsterdam: Amsterdam University Press. 37 Scheffer, P., 2007: Het land van aankomst, Amsterdam: De Bezige Bij. 38 NRC 29 januari 2000.
54
Telkens lijkt de bezorgdheid van deze politici vooral gericht op de Islam als nieuwe godsdienst in Nederland en op de rol van deze uitheemse godsdienst als belemmering voor de integratie van migranten en hun nakomelingen. De centrale vraag is of de Islam wel of niet verenigbaar is met de Nederlandse waarden en normen. In dit proces zijn de vroegere gastarbeiders (een economische groep) geen etnische minderheden (verschillende culturele groepen) meer maar een godsdienstige groep geworden. Waar de zorgen begonnen op het niveau van de dagelijkse integratie, het lokale niveau, is de discussie in de loop van der jaren veranderd. De integratieproblematiek heeft een geopolitieke dimensie gekregen. Vooral de aanslagen van 11 september 2001 op de World Trade Center in New York en het Pentagon in Washington, D.C. de aanslagen op Madrid in maart 2004 en Londen in juli 2007 en de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 plaatsten de integratieproblematiek in een grimmig perspectief. Het ging niet meer om buurtproblemen maar om staatsveiligheid en terrorisme. Mede daardoor is de discussie verhard en de kritiek op de islam en de moslims in Nederland zeer luid. Ayaan Hirsi Ali – een wonderlijke reeks schuivende identiteiten articulerend (politieke identiteiten eerst bij de PvdA later bij de VVD nu bij een Amerikaanse conservatieve denktank American Enterprise Institute for Public Policy Research en territoriale identiteiten eerst als Somalische vluchteling, daarna als Nederlandse Tweede-Kamerlid nu wellicht als Nederlandse in de VS) – was een van de markantste stemmen in de vertolking van de kritiek op de mistanden onder moslims, vooral ten aanzien van de positie van vrouwen.
Mobilisering van migranten: van onderaf en van buiten af De groepen migranten en de tweede generatie zijn in deze omstandigheden versplinterd. Migranten uit niet-moslim landen lijken onzichtbaar te zijn (terwijl zij de grootste groep vormen). Migranten uit moslimlanden steunen soms de kritiek op de islam, al dan niet met de bedoeling een moderne, Europese islam het licht te laten zien. Anderen verwerpen die kritiek krachtig en zetten zich af tegen de Nederlandse samenleving. Een derde groep probeert de polarisatie tegen te gaan met een gematigde, maar eigen, mobilisatie van de tweede generatie om zo een eigen plek in de Nederlandse samenleving te claimen. Een voorbeeld van deze derde groep was de AEL die in België door de Belg van Libanese afkomst Dyab Abou Jahjah werd opgericht kreeg in 2003 een Nederlandse afdeling. De overheden van de landen van herkomst mengen zich ook in het debat. Zij willen de banden met de diaspora graag onderhouden, ook met de generaties die buiten het land van herkomst zijn geboren, en hen aan te moedigen geld te blijven sturen naar hun families. Deze landen zijn voor een groot deel van deze overmakingen afhankelijk zijn. De migranten worden daarnaast ook gezien als vertegenwoordigers in het Westen, die als economische, politieke of culturele tussenpersonen kunnen fungeren, tussen land van herkomst en land van vestiging. Begin 2008 kwamen zowel uit Turkije als uit Marokko dergelijke claims op migranten. Op 10 februari riep de Turkse premier Erdogan in Keulen zijn landgenoten op zich niet te veel te assimileren in de Duitse samenleving. Hij noemde
55
assimilatie zelfs “een misdaad tegen de menselijkheid” 39. Zo worden Duitsers van Turkse afkomst onder druk gezet om de Turkse taal en cultuur aan hun kinderen door te geven. Enkele dagen later liet de Marokkaanse regering bij monde van de Minister voor de Marokkaanse gemeenschap in het buitenland weten dat ze de banden met Marokkaanse migranten wil aanhalen en de kennis van de Marokkaanse taal en cultuur wil bevorderen. Minister Ameur noemde Marokkanen in het buitenland “de zeventiende provincie”, overigens een aardig voorbeeld van territoriale verbeelding.40 Dit soort claims leiden tot ongemak onder de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen en tot verontwaardiging in het Nederlandse publiek debat. Concluderend, de territoriale en religieuze identiteiten van deze groepen mensen zijn de inzet van een krachtige strijd. Wat de mensen hier zelf van vinden komt staat minder in de schijnwerpers dan de claims van deze of gene partijen.
2.7.3 Grootstedelijke problematiek Probleembuurten en prachtwijken Gerelateerd aan de integratieproblematiek is de grootstedelijke problematiek een ander groot maatschappelijk debat waarin het territoriaal denken domineert. Met de benoeming van Minister Vogelaar als minister van Wonen, Wijken en Integratie zijn beide discussies nog meer verbonden geraakt dan voorheen. Het territoriaal denken is zichtbaar in de veronderstelling dat de opeenstapeling van problemen in bepaalde buurten op zichzelf een extra probleem is. Hoewel Nederlandse geografen al jaren met elkaar van mening verschillen over het effect van de cumulatie van problemen in bepaalde buurten (bv: Van der Meer 1996, Musterd & Goethals 1999, Musterd 2003, Musterd et al 2003), staat voor de meeste mensen en politici buiten kijf dat probleemcumulatie speelt. Het tegengaan van de concentratie van probleemgroepen, of groepen die als zodanig worden gepercipieerd is een speerpunt van het beleid. Het concentratieprobleem is buitengewoon nijpend in de schoolsegregatie met zogenaamde witte en zwarte scholen, waarbij de laatste zich onderscheiden door slechte leer- en leefomstandigheden (lees: geweld) en veel schooluitval.41 Ruimtelijke segregatie leidt tot afgescheiden netwerken. De verzorgingsstaat verzacht de negatieve spiraal die zichtbaar is in de Amerikaanse samenleving, maar de afbrokkeling van de verzorgingsstaat en de privatisering ondermijnen vervolgens deze verzachtende omstandigheden. Het kan voor een deel de concentratie van slechtere schoolprestaties, drop outs, oververtegenwoordiging in de gevangenispopulatie, hogere werkeloosheidcijfers verklaren. Bij deze problemen is de labelling altijd een gevoelige 39
De rede van Erdogan kreeg veel belangstelling in de Duitse en Nederlandse media, bijvoorbeeld ‘Uitspraken Erdogan niet goed gevallen’, NRC Handelsbald 11 februari 2008 40 Hierook veel mediabelangstelling in Nederland, bv De Volkskrant op 15 februari 2008 41 Paulle, B., 2005: Anxiety and intimidation in the Bronx and the Bijlmer: An ethnographic comparison of two schools, Amsterdam: Dutch University Press.
56
kwestie: gaat het om culturele kenmerken, of eerder om socio-economische kenmerken? Als de werkelozen en de arme arbeiders een andere cultuur hebben dan de middenklasse is de kans groot dat de verschillen cultureel worden ingevuld, terwijl socio-economische mechanismen een belangrijke rol spelen. De reputatie van een buurt (vooral in de media) kan bewoners (en bedrijven) in de buurt schade toebrengen, door dalende prijzen van woningen en kantoorpanden en dalend niveau van het onderwijs, maar leidt voor zover bekend niet tot gevolgen op de “huwelijksmarkt” of de arbeidsmarkt, zoals het wel eens het geval in het buitenland is. Hoewel het Nederlands sociaal beleid ook doelgroepenbeleid kent (bijvoorbeeld het minderhedenbeleid uit de jaren tachtig en negentig) is territoriaal beleid erg gangbaar. Daarbij worden problemen niet aangepakt door doelgroepen aan te wijzen (bijvoorbeeld langdurige werklozen, 65plussers, mensen van Marokkaanse afkomst, vrouwen, moslims, gehandicapten) maar gebieden waarin bewoners extra hulp krijgen. Stadsvernieuwing in de jaren tachtig, stedelijke vernieuwing in de jaren negentig, en de recente ingrepen om probleemwijken in prachtwijken42 om te toveren verraden het territoriaal denken van dat beleid.
De stad als integratiemachine De grootstedelijke wijken lijken synoniem met probleemgebieden, maar de (grote) stad staat voor diversiteit, menging, confrontatie, uitwisseling, synergie. De grote stad is de plaats bij uitstek voor individuele emancipatie, verandering, innovatie, sociale vernieuwing. Stadslucht maakt vrij, naar de middeleeuwse wijsheid „Stadtluft macht frei nach Jahr und Tag“. Een landheer kon immers in de stad geen rechten doen gelden op een horige. Historicus Jan Romein zag in het groot aantal stedelingen in de Lage Landen een verklaring voor het individualisme in de Nederlandse cultuur.43 De stad wordt als integratiemachine gezien, die emancipatie en sociale mobiliteit bevordert. Diversiteit maakt een stad sterk. Er zijn echter allerlei sorteringmechanismen binnen de stad aan de gang die zorgen voor segregatie. De cohesie in de stad is dan ook een aandachtspunt van beleid. Zij is gediend door menging, maar op welke schaalniveaus in welke mate en met welke instrumenten (verplichte gemengde scholen, instroomstop voor bepaalde buurten, huur- en koopwoningen door elkaar) blijft open voor discussie. De buurt als homogene veilige haven is niet tegenstrijdig met diversiteit op stedelijk niveau. De buurt wordt, ook in de meest kosmopolitische steden zoals Londen en New York City, gezien als een dorp in de stad. In de buurt kan de stedeling geborgenheid vinden, doordat sprake is van een bekende, voorspelbare en homogene omgeving. De cohesie binnen gebieden lijkt gediend te zijn met homogeniteit en consensus (soevereiniteit of zeggenschap in eigen kring), maar de segregatie tussen gebieden kan de stedelijke solidariteit ondermijnen. Buurt- en wijkidentiteiten worden dan belangrijker 42 43
Actieplan Krachtwijken (2007) van minister Vogelaar voor minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Romein, J., 1940: Oorsprong, voortgang en toekomst van de Nederlandse geest, Zeist: Ploegsma.
57
dan de overkoepelende stedelijke identiteit. Bovendien is de veiligheid en geborgenheid van de ene, de uitsluiting van de ander (gated communities). Bestuurders zijn in de regel bezorgd over de vlucht van de blanke middenklasse uit de centrale gemeente naar de groeikernen en de vinexwijken. Dit kan deels verklaard worden door de locatie van aantrekkelijke en betaalbare woningen, maar is deels een vlucht uit de probleemwijken (zie boven). In de Nederlandse situatie is deze bezorgdheid gedempt doordat gemeenten hun financiële middelen voornamelijk van het Rijk krijgen. Door landelijke redistributie-mechanismen is het voor Nederlandse gemeenten minder dramatisch dan in het Amerikaanse geval als zij draagkrachtige inwoners kwijt raken. De grootste bezorgdheid van de grootstedelijke bestuurders is dat de integratiemachine hapert, vanwege de verstopping van de woningmarkt. Dit geldt vooral voor Amsterdam. Het gebrek aan huur- en koopwoningen in het middensegment, de liberalisering van de huren, en vooral het verkoopbeleid van de corporaties en het splitsingbeleid van particuliere verhuurders naast beperkte nieuwbouwactiviteiten hebben dit probleem eerder verergerd dan opgelost. Wie verhuist gaat er financieel flink op achteruit. Het is nauwelijks meer mogelijk voor lage- en middeninkomens om aan een woning in Amsterdam te komen. Dat kan het functioneren van Amsterdam als integratie machine in gevaar brengen (Platvoet & Van Poelgeest 2005). De suburbanisatiebewegingen van middenklasse huishoudens van Surinaamse Turkse of Marokkaanse afkomst, bevestigen dit mechanisme. De sociaal mobielen verlaten de stad, ongeacht culturele identiteit.
2.7.4 Amsterdam nader beschouwd: De identiteit van Amsterdam en het lokaal beleid Omdat het onderzoek in Amsterdam werd gehouden is het zinvol een paar opmerkingen vooraf te maken over deze specifieke situatie. Het gaat om de plaats Amsterdam en het beleid van de gemeente aangaande identiteiten en identificaties.
De identiteit van Amsterdam als potentieel Amsterdam beschikt over een sterke unieke identiteit die zich afzet tegen de randgemeenten, tegen Rotterdam als de andere grote stad in Nederland en tegen andere grote wereldsteden. Het kent een lange, glorieuze geschiedenis, als knoop in mondialiseringnetwerken, handelsstad, cultuurstad, universiteitsstad, en toeristische stad. Het is niet moeilijk om trots op Amsterdam te zijn. De Amsterdamse populatie kent een lange geschiedenis van culturele en godsdienstige diversiteit. De grote instroom van Hugenoten en Zuid-Nederlanders wordt gezien als één van de verklaringen van de dominantie van Amsterdam in de Gouden Eeuw. Met haar grote en diverse Joodse bevolking beschikte Amsterdam tot de Tweede Wereld Oorlog over een bijzondere subcultuur, die tot op de dag van vandaag in ere wordt gehouden. Bijvoorbeeld met Jiddische uitdrukkingen in de straatstaal, tot aan de naam van de stad toe: Mokum. Amsterdam kent vandaag de dag een zeer gevarieerde migrantenpopulatie, van
58
verschillende afkomst, Westers en Niet-Westers zoals het in de statistiek heet, arm en rijk, hooggeschoold en laaggeschoold, legaal en illegaal. Geen enkele etnische groep is er echt dominant. De unieke identiteit van Amsterdam is voor buitenstaanders vooral het gevolg van haar morfologische karakter met een grote oude binnenstad en haar grachtengordel. Echter, Amsterdam beschikt over weinig markante punten (geen Eiffeltoren, Atomium of Erasmusbrug). Zowel economisch cultureel als politiek onderscheidt Amsterdam zich van andere steden in de Randstad.44. De tertiaire sector is er van oudsher groter, met nadruk op het financiële sector, het tertiair onderwijs en de kunsten. Haar specifieke identiteit ook tot uitdrukking in haar politieke cultuur en gemeentelijke beleid (en hier weer de verschillen met Rotterdam). Hoewel een linkse stad, het Amsterdams bestuur heeft altijd een behoorlijk linkse oppositie gekend (aan de linker kant van de PvdA ). Ook is de achterban van extreem rechts en anti-migranten platformen beperkter dan in andere stedelijke milieus, zoals Rotterdam. Amsterdam is beslist niet verschoond gebleven van de integratie- en grootstedelijke problematiek, al heeft het als financieel centrum een betere positie dan andere Nederlandse steden om de mondiale competitie aan te gaan. De stad is verschillende keren het toneel geweest van rellen tussen jongeren van Marokkaanse afkomst en de politie (Slotervaart en Westerpark in 1998, in Bos en Lommer in 2006, in Slotervaart in 2007) en rellen tussen groepen jongeren van verschillende etnische groepen (Indische Buurt in 2007). Deze rellen werden door gezagdragers en commentatoren soms vergeleken met grote ontlusten in buitenlandse buitenwijken: men sprak van “Franse toestanden”.45 Maar dit past deels in een traditie van schermutselingen tussen jongeren onderling (pleiners en dijkers in de jaren 50) en tussen jongeren en politie (provo’s in de jaren zestig, kabouters in de jaren zeventig, krakers sinds 1969 enzovoorts).46 Van een totaal andere orde is de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 door Mohammed Bouyeri, en het bestaan van lokale terroristische cellen (hoewel de voornaamste groep naar de Hofstad is genoemd). Wat de grootstedelijke problematiek betreft, hebben op de nationale lijst van probleemwijken altijd Amsterdamse buurten gestaan. In de jaren zestig waren dat de Jordaan en de Pijp. Toen dacht men erover deze oude volksbuurten met de grond gelijk te maken. Later verschenen ook andere volksbuurten zoals de Dapperbuurt en de Kinkerbuurt op de lijst. Daarna eind jaren zeventig de Bijlmer, en nu de Westelijke Tuinsteden en delen van Amsterdam Noord. Amsterdam heeft net als andere grote steden een drastische verandering van de bevolkingssamenstelling ondergaan, met het vertrek van gezinnen naar de groeikernen en andere Vinexwijken en de instroom van migranten. 44
Ritsema van Eck, J. e.a.., 2006: Vele steden maken geen Randstad, Den Haag: NAi Uitgevers / RPB. Bijvoorbeeld ‘Cohen bang voor Franse toestanden’Het Parool 18 januari 2006. 46 Mamadouh, V., 2003: Opruiing als stedelijk leefstijl: Provo's en Naffers in Amsterdam, in C. Cortie, J. Droogleever Fortuijn and M. Wagenaar (eds): Stad en land, Over bewoners en woonmilieus, Amsterdam: aksant, 271-286. 45
59
De bevolking is veranderd qua etnische samenstelling, qua inkomen en qua woonvormen. De stad kent ook een grote groep studenten en sinds het einde van de jaren tachtig is sprake van een hernieuwde aantrekkelijkheid van sommige grootstedelijke woonmilieus voor de hoge inkomens.
Het beleid van de gemeente Amsterdam en het Amsterdamse publieke debat De gemeente Amsterdam kent een rijke sociaaldemocratische geschiedenis van interventie in de ruimtelijke en sociale structuur van de stad, met volkshuisvesting, en welzijn werk: Het kent ook een lange geschiedenis van bemiddelende politiek met name als het om jongerenbeleid ging (Princenhofconferenties, jongerencentra, Projectgroep HAT en het aankoop van kraakpanden, straatwerkers en jeugdhonkers)47 en van inspraak in de stadsvernieuwing (“Bouwen voor de buurt”) en in het minderhedenbeleid (adviesraden voor diverse etnische groepen, later adviesraad Diversiteit). Het stadsbestuur, Burgemeester Cohen en wethouder Aboutaleb voorop, heeft na de moord op Van Gogh op 2 november 2004 zich ingezet voor de-escalatie. Op dat punt is enige spanning geconstateerd tussen de manier waarop de Amsterdamse politiek en de landelijke politiek reageerden. De gemeente lanceerde onder meer een uitgebreid programma om de sociale cohesie in de stad te versterken onder de noemer: Mensen maken de stad. De programma’s Wij Amsterdammers I en II, moeten de banden tussen bevolkingsgroepen versterken. Het is gericht tegen discriminatie (zoals het deurenbeleid bij uitgaansgelegenheden) en radicalisering, en vóór saamhorigheid tussen bevolkingsgroepen via talrijke activiteiten (inclusief de reality soap West Side op AT5 of de campagne Wat doe jij voor de stad? ter ondersteuning van vrijwilligerswerk). In september 2007 is ook een regisseur Sociale Cohesie benoemd. De gemeente en de stadsdelen beheren de openbare scholen in Amsterdam maar kunnen beperkt invloed hebben op de samenstelling van de schoolpopulatie, zolang de vrije schoolkeuze voorrang krijgt. De gemeente richt zich ook op scholen om de dialoog tussen bevolkingsgroepen te bevorderen. Onlangs werd bijvoorbeeld een leesbrief Laat je niet gek maken! Over vrijheid van meningsuiting, geloof, politiek en emoties onder scholen verspreid. In navolging van het Rijk heeft de gemeente historici gevraagd een Amsterdamse canon samen te stellen. Amsterdam beschikt over lokale media. Bij de pers is dat minder sinds de overname van het Nieuws van de Dag door De Telegraaf en de landelijke ambitie van Het Parool. Bij de radio is het ook minder sinds Radio Stad, Radio Noord Holland werd. Op televisie is het echter nog sterk met AT5 en de open kanalen Salto1 en Salto2. “Een beetje
47
Mamadouh, V., 1992: De stad in eigen hand, Provo's, kabouters en krakers als stedelijke sociale bewegingen, Amsterdam: Sua.
60
Amsterdammer kijkt AT5 tekst”. Deze media kunnen bijdragen aan identificatie met de stad. 48 En deze media faciliteren hybridisering als zij open zijn voor velen groepen. Al met al, is de specificiteit van de Amsterdamse context groot, zowel wat betreft de samenstelling van de Amsterdamse bevolking als het beleid en het publiek debat over integratie en identificaties. Deze kenmerken van Amsterdam als plaats zijn potentiële kunnen identificatie met Amsterdam versterken.
2.8 Opzet van het onderzoek IDAMSTERDAM 2007 & interviews Doel Het onderzoek richt zich op links die jongvolwassenen in Amsterdam hebben met de stad, met Nederland en met het geboorteland van de ouders. Welke relaties en interacties hebben zij met deze plaatsen? Daarnaast gaat het om de invulling deze relaties en interacties door henzelf en anderen. Welke labels worden eraan toegekend, of met andere woorden hoe wordt de relatie benoemd. We hebben laten zien dat territoriale identiteiten een prominente rol spelen in het hedendaagse publieke debat. Vooral de nationale identiteiten - de Nederlandse identiteit, de lokale identiteiten gebonden aan stad en buurt en voor ‘allochtonen’ de identiteit gekoppeld aan het land van herkomst of het geboorteland van de ouders staan volop in de belangstelling. Ook hebben we laten zien dat verschillende identificaties met elkaar kunnen conflicteren en dat zij elkaar kunnen aanvullen. Naast de links en de labels is in dit onderzoek dan ook gekeken welke combinaties van identiteiten jongvolwassenen de voorkeur geven en welke combinaties als conflicterend worden gezien? Daarnaast speelt de vraag of er verschillen zijn te ontdekken tussen jonge Amsterdammers met verschillende ‘roots’. Doelgroep Omdat de nadruk ligt op territoriale bindingskaders en identificatie met het geboorteland van de ouders hierbij een rol speelt is er voor gekozen de jongvolwassenen te onderscheiden naar geboorteland ouders: Marokko, Turkije, Suriname en Nederland. Voor deze groepen is gekozen omdat ze de omvangrijkste zijn in Amsterdam. Om de invloed van afkomst enigszins controleerbaar te houden is voor een beperkte definitie van etniciteit gekozen. Alleen mensen van wie beide ouders in hetzelfde land zijn geboren zijn opgenomen in het onderzoek. Voor de vergelijkbaarheid is er voor gekozen alleen mensen op te nemen die in Nederland zijn geboren. Alle respondenten zijn dus opgegroeid in Nederland en hebben hun scholing hier genoten. Het gaat dus om een groep die meestal wordt aangeduid als de ‘tweede generatie’ Marokkanen, Turken en Surinamers en een ‘autochtone’ groep in dezelfde leeftijdsgroep. De ‘tweede generatie’ is interessant omdat twee nationale bindingskaders een rol kunnen spelen. Deze generatie wordt ook wel beschreven als de 48
Over de rol van AT5 zie ook Costera Meijer, I. (2008) ‘Ons eigen’ AT5: Op zoek naar de maatschappelijke betekenis van AT5 als publieke omroep voor Amsterdam & Amsterdammers. Amsterdam: Vrije Universiteit.
61
‘tussenin generatie’ of de ‘generatie in spagaat’, omdat zij aan de ene kant hun toekomst zien in Nederland, maar zich vaak ook verbonden voelen met het geboorteland van hun ouders. Verder is de ‘tweede generatie’ herhaaldelijk onderwerp van discussie, bijvoorbeeld de sterke identificatie met het geboorteland van de ouders en wat dit zou betekenen voor integratie in de Nederlandse samenleving. Er is echter weinig informatie beschikbaar over wat de identificatie met Nederland en andere bindingskaders voor deze generatie nu daadwerkelijk inhoudt. In een tijd waarin integratievraagstukken steeds vaker identiteitsvraagstukken worden is het dus interessant wat deze identiteiten precies inhouden. Er zijn verschillende redenen waarom voor dit onderzoek is gekozen voor jonge Amsterdammers, in dit geval tussen de 18 en 30 jaar oud. Als het gaat om identiteiten en loyaliteit worden vooral jongeren gezien als een bron van zorg. Vaak wordt verondersteld dat het vooral jongeren zijn die vatbaar zijn voor radicalisering. Het voorkomen van radicalisering, zowel onder moslim jongeren die gemobiliseerd zouden kunnen door het Jihadistische of Salafistische bewegingen als onder autochtone jongeren die gemobiliseerd zouden kunnen worden door extreemrechtse groeperingen vormt een speerpunt in het huidige Nederlandse beleid. Ten tweede bepalen jongeren de toekomst van Amsterdam. De exacte onder en bovengrenzen van de leeftijdscategorie zijn gebaseerd op volgende overwegingen. De ‘tweede generatie’ die voorkomt uit de recente migratiegeschiedenis is nog niet zo oud. Tussen 90 en 99 procent – het verschil tussen de groepen - is jonger dan 30 (CBS, Statline, 2007). Daarom is 30 als bovengrens gekozen. 18 jaar is als ondergrens gekozen omdat op 18 jarige leeftijd het proces van identiteitsvorming (en identiteitsverwarring) al aardig op gang is (maar niet afgerond is want identiteitsvorming is nooit af) en dat respondenten op dit proces al kunnen reflecteren. Verder is 18 jaar de kiesgerechtigde leeftijd in Nederland: dit is een belangrijke drempel voor de politieke betrokkenheid. Tenslotte omdat het onderzoek zich ook richt op identificatie met Amsterdam is er tot slot voor gekozen alleen jongvolwassenen op te nemen die ten minste 5 jaar in Amsterdam wonen. Jongvolwassen die recentelijk naar Amsterdam zijn verhuisd, bijvoorbeeld om te gaan studeren, en daardoor nog geen binding met de stad hebben kunnen ontwikkelen zijn hierdoor buiten het onderzoek gehouden. Samenvattend kan de doelgroep van dit onderzoek als volgt worden getypeerd: o o o o
Jonge Amsterdammers van 18-30 jaar geboren in Nederland tenminste 5 jaar woonachtig in Amsterdam vier groepen onderscheiden op basis van geboorteland ouders.
62
Verwachtingen met betrekking tot de links en labels in Amsterdam Plaatsgebonden identiteiten spelen een prominente rol in het hedendaagse publieke debat, voornamelijk, de Nederlandse identiteit, en de lokale identiteiten gebonden aan stad en buurt, en voor de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst de identiteit gekoppeld aan het land van herkomst. De jongvolwassenen met in Nederland geboren ouders hebben over het algemeen geen (sterke) banden met plaatsen buiten Nederland. De jongvolwassenen wiens ouders uit het buitenland zijn gekomen hebben dat vermoedelijk wel. Maar is er überhaupt sprake van banden? En zo ja, waaruit bestaan deze banden en waardoor worden zij beïnvloed? Daarnaast is te verwachten dat de banden met het geboorteland van de ouders niet voor alle groepen hetzelfde zijn. Ze hebben immers te maken met verschillende politieke situaties. Suriname en Nederland hebben afspraken gemaakt waardoor Surinaamse Nederlanders bijvoorbeeld de Surinaamse nationaliteit niet kunnen hebben, uitzonderingen daargelaten. Daarentegen is de dubbele nationaliteit vrij gangbaar onder jongvolwassenen van Turkse of Marokkaanse afkomst. En Turkse jongens in Nederland worden geconfronteerd met een dwingende claim van de Turkse staat omtrent de dienstplicht, terwijl de Marokkaanse staat dat niet kent. Autochtone Nederlanders worden beperkt geconfronteerd met mogelijke conflicterende territoriale identiteiten. Bindingen met Amsterdam en Nederland worden in elkaars verlengde gepercipieerd. Jonge Amsterdammers van buitenlandse afkomst worden meer geconfronteerd met mogelijk conflicterende identiteiten, omdat vaak wordt verwacht dat de binding met het geboorteland van hun ouders botst met de binding met Nederland. Conflicten kunnen groter zijn naar mate de staat van het geboorteland van hun ouders meer claims legt op de tweede generatie. Bijvoorbeeld via de nationaliteit, militaire dienst, uitspraken over de diaspora, campagnes om de binding met het geboorteland van de ouders, taal en cultuur te versterken. Bindingen met verschillende lokale territoriale kaders worden als minder conflicterend ervaren, dan bindingen tussen verschillende nationale territoriale kaders. Maar niet iedereen met hetzelfde “probleem” kiest dezelfde optie. De reactie op dezelfde uitdagingen hoeft niet tot dezelfde combinatie te leiden. Reacties van individueen worden beïnvloed door een veelheid aan factoren. Allereerst de sociaaldemografische factoren zoals familieachtergrond, geworteldheid in Amsterdam (geboren of niet in Amsterdam, lengte woonduur in Amsterdam), geslacht, opleidingsniveau, vriendenkring, werk, gezinssamenstelling, godsdienst. De verwachte invloed van het opleidingsniveau is bijvoorbeeld samen te vatten met de volgende stellingen: o Hoog opgeleiden kunnen makkelijker omgaan met conflicterende aspecten en een hybride identiteiten ontwikkelen dan wel een in wisselende omstandigheden wisselende identiteit benadrukken. o Hoog opgeleiden kunnen makkelijker omgaan met conflicterende aspecten en een hybride identiteiten.
63
o Hoogopgeleiden ontwikkelen makkelijker een kosmopoliete identiteit dan laag opgeleiden. o Laag opgeleiden zullen makkelijker zich terugtrekken in etnische identiteit (reactionaire strategie). Daarnaast is de gekozen identificatie strategie afhankelijk van de individuele percepties en opvattingen over discriminatie, multiculturele samenleving, en politiek vertrouwen. Wie veel discriminatie ervaart op grond van uiterlijke kenmerken, zal minder geneigd zijn voor de Nederlandse identiteit te kiezen en zal zich conformeren aan de verwachtingen van buitenstanders door zich vooral als Marokkaanse/Turks/Surinaams te profileren. Nederland, Amsterdam en indien van toepassing het land van herkomst van de ouders, hebben invloed op deze percepties en opvattingen op allerlei manieren: het beleid van overheden, media, diverse sociale interacties in het dagelijks leven of op afstand (voor het land van herkomst van de ouders) bepalen mede de ervaringen en percepties van de betrokkenen. Wie het land van herkomst van de ouders nooit bezoekt of het nieuws uit dat land niet volgt, bouwt vermoedelijk een mindere hechte band met dat land dan wie dat wel doet. Ook de buurt of wijk kunnen strategieën bepalen. Wie in een wijk woont met weinig mensen van buitenlandse afkomst zou wellicht sneller assimileren en wie met veel mensen van dezelfde buitenlandse afkomst woont, kan zich afzijdig van de Nederlandse identificatie houden en sterker identificeren met de ‘eigen’ groep. Voor jongvolwassenen van Nederlandse afkomst valt te verwachten dat wonen in een wijk met veel Amsterdammers van buitenlandse afkomst een reactionaire afwijzing bevordert. Aanpak De gegevens over de beleving van Amsterdamse jongvolwassenen zijn op twee manieren verzameld: een enquête en diepte-interviews (zie bijlage 1 voor de technische details). In de vragenlijst zijn vooral meningen, opinies en gevoelens van de jongvolwassenen over Nederland en Amsterdam en indien van toepassing het geboorteland van hun ouders gepeild. Daarnaast bevat de vragenlijst vragen over gedrag zoals mediagedrag en kiesgedrag. Ten slotte zijn er ook vragen opgenomen over persoonlijke kenmerken van de respondenten zoals leeftijd, geslacht, opleiding, godsdienstige overtuiging en vriendenkring. De vragen waren gegroepeerd in negen blokken:49 o Amsterdam en haar bewoners o Nederland, vertrouwen en participatie o Huidige situatie in Nederland en wat het betekent om Nederlander te zijn o Politieke participatie o Mediagebruik o (etnische) Achtergrond en nationaliteit o Religie en religiebeleving o Geboorteland van de ouders (indien dit niet Nederland is) o Achtergrond / persoonlijke kenmerken 49
Voor details zie de methodologische verantwoording in Bijlage 1.
64
Bij het presenteren van de bevindingen is een selectie gemaakt van vragen en variabelen. Per variabele zullen de antwoorden van de respondenten (hoog/laag en voorspelbaar/verrassend) worden besproken. Ook zal worden ingegaan op de verschillen tussen de vier groepen en de sociale diversiteit binnen de groepen op grond van leeftijd geslacht en opleidingsniveau. De enquête is aangevuld met gesprekken met vijftig jonge Amsterdammers. In deze semiopen interviews kwamen dezelfde onderwerpen aan bod. Hieruit worden relevante citaten gebruikt om de uitkomsten uit de enquête te verduidelijken of te verdiepen.
2.9 Tot slot In dit hoofdstuk is de dynamiek van de relatie tussen plaats identiteit en identificaties behandeld en besproken hoe dynamisch identificatieprocessen zijn en hoe individuen verschillende combinaties van territoriale en niet-territoriale identiteiten ontwikkelen. Wij noemen de vele dimensies van de banden die iemand met een plaats ontwikkelt links, en wij spreken van labels voor de territoriale identiteiten die daarmee samenhangen. In de Nederlandse discussie over integratie en identiteiten komen steeds dezelfde kwesties aan de orde: de problematische verhouding van de tweede generatie met Nederland, de mogelijke negatieve invloed van het land van herkomst en van religie, maar ook over discriminatie en gespannen verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen. Er wordt veelal verondersteld dat de tweede generatie zich weinig met haar woonplaats identificeert en juist sterk met het land van herkomst van hun ouders alsook, voor de moslims, met de Islam. Met deze enquête onder jonge Amsterdammers willen wij onderzoeken of dat eigenlijk wel zo is, en of de tweede generatie wezenlijk verschilt van de Amsterdammers van Nederlandse afkomst. In het volgende hoofdstuk wordt de algemene achtergrond van de respondenten toegelicht. Daarna worden achtervolgend de links met Amsterdam, met Nederland en met het geboorteland van de ouders in hoofdstuk 4 5 en 6 besproken. Hoofdstuk 7 rapporteert onze bevindingen over religieuze identiteit en hoofdstuk 8 over labels en discriminaties. In hoofdstuk 9 worden combinaties van identiteiten en identificatiestrategieën besproken en in hoofdstuk 10 de conclusies en beleidsaanbevelingen.
65
66
3
JONGVOLWASSENEN IN AMSTERDAM
Het onderzoek IDAMSTERDAM 2007 heeft 1.132 bruikbare ingevulde vragenlijsten opgeleverd: 318 jongvolwassenen van Nederlandse afkomst, 299 van Marokkaanse afkomst, 258 van Turkse afkomst en 257 van Surinaamse afkomst. Dit komt neer op een respons van ongeveer 25%. De beperkte respons heeft te maken met de mobiliteit van de doelgroep, zij zijn veel buitenshuis te vinden voor werk, studie en uitgaan. Daarnaast wonen zij ook vaak niet op het adres waar zij staan ingeschreven. Vrouwen en de 25-30 jarigen waren vaker bereid mee te werken dan de mannen en de 1824 jarigen. De verwachting is dat ook hoogopgeleiden vaker de vragenlijst hebben ingevuld dan laagopgeleiden. Er is echter geen cijfer materiaal beschikbaar over de verdeling hoog- en laagopgeleiden van de doelgroep van dit onderzoek. Om vertekening op grond van selectiviteit in de respons zoveel mogelijk te beperken is op het databestand een weging toegepast op grond van leeftijd en geslacht. Meer informatie over de selectiviteit van de respons en de toegepaste weging is te vinden in bijlage 1. Op de cijfers die in dit hoofdstuk en in de hierop volgende hoofdstukken worden gepresenteerd is deze weging toegepast.50 In dit hoofdstuk wordt een algemeen beeld geschetst van de jonge Amsterdammers. Achtereenvolgens worden hun sociaal demografische kenmerken, persoonlijke situatie, zelfidentificatie, vriendenkring/partner, en hun houding ten aanzien van de multiculturele samenleving besproken.
3.1 Sociaal - Demografische kenmerken
3.1.1 Leeftijd. Percentages naar geslacht en geboorteland ouders
18 t/m 24 25 t/m 30 n
50
Nederland Man Vrouw 44,7 40,1 55,3 59,9 152 162
Geboorteland ouders Marokko Turkije Man Vrouw Man Vrouw 69,4 69,0 63,4 62,9 30,6 31,0 36,6 37,1 147 145 134 116
Suriname Man Vrouw 68,0 63,1 32,0 36,9 125 130
Voor meer informatie over de steekproef, respons, selectiviteit zie bijlage 1
67
De ‘tweede generatie’ van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst is een betrekkelijk jonge groep. De gemiddelde leeftijd is ongeveer 23. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zijn over het algemeen ouder, gemiddeld 25 jaar (Tabel 3.1.1).
3.1.2 In Amsterdam geboren of buiten Amsterdam. Percentages naar geboorteland ouders
Amsterdam Anders Totaal n
Geboorteland ouders Marokko Turkije 95,7 91,6 4,3 8,4 100 100 299 258
Nederland 60,7 39,3 100 318
Suriname 84,5 15,5 100 257
Over het algemeen zijn de jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst is geboren in Amsterdam. Dit geldt niet in dezelfde mate voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst, van hen is 39% buiten Amsterdam geboren (Tabel 3.1.2).
3.1.3 Woonplaats naar stadsdeel. Percentages naar geboorteland ouders.
Amsterdam Noord Amsterdam Oud-Zuid Binnenstad Bos en Lommer De Baarsjes Geuzenveld/Slotermeer Oost/Watergraafsmeer Osdorp Oud-West Slotervaart/Overtoomseveld Westerpark Zeeburg Zuideramstel Zuidoost Haveneiland Onbekend Totaal n
Nederland 8,7 0,3 13,7 3,0 7,4 2,1 11,2 8,5 8,8 4,2 5,0 5,6 7,2 10,9 0,0 3,4 100 318
Geboorteland ouders Marokko Turkije 5,9 8,5 0,0 0,0 0,3 1,0 20,9 17,9 4,2 4,6 24,5 30,6 4,7 5,6 5,5 6,8 1,4 1,0 22,7 15,6 0,9 1,8 4,5 4,5 0,7 0,5 1,9 1,2 0,2 0,0 1,7 0,3 100 100 299 258
Suriname 10,2 0,0 0,6 8,5 4,3 10,4 4,6 2,5 0,8 3,4 3,7 4,1 2,5 42,5 0,3 1,5 100 257
Als we kijken naar de woonplaats van de verschillende groepen jonge Amsterdammers wordt duidelijk dat er verschillende concentratiegebieden zijn (Tabel 3.1.3). De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst wonen redelijk verspreid over de verschillende stadsdelen. De jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst wonen meer geconcentreerd in enkele stadsdelen. De jongvolwassenen van Marokkaanse of Turkse afkomst wonen vooral in Bos en Lommer,
68
Geuzenveld/Slotermeer en Slotervaart/Overtoomseveld. De jonge Amsterdammers met een Surinaamse achtergrond wonen vooral in Zuidoost. Jongvolwassenen woonachtig in deze concentratiegebieden zijn in het onderzoek iets oververtegenwoordigd als gevolg van de het bijtrekken van adressen in concentratiegebieden voor de steekproef (zie bijlage 1). Naast leeftijd, geboorteplaats en woonbuurt verschilt ook het huidige of afgeronde opleidingsniveau tussen de vier groepen jonge Amsterdammers. Tabel 3.1.4 geeft het opleidingsniveau van de respondenten na weging op grond van geslacht en leeftijd weer. Voor het opleidingsniveau telt voor de respondenten die op dit moment nog een opleiding volgen het niveau van de huidige opleiding. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zijn vaker hoogopgeleid dan de andere drie groepen, ook als wordt gecontroleerd voor leeftijd en geslacht. We kunnen deze cijfers vergelijken met de instroom in het hoger onderwijs zoals die naar voren komt in de integratiekaart 2006 voor Nederland als geheel. Deze cijfers laten zien dat 33% van de Marokkaanse, 29% van de Turkse en 42% van de Surinaamse ‘allochtonen’ van 18,19 of 20 jaar instroomden in het hoger onderwijs (HBO of WO) in 2005. Er is sprake van een stijgende lijn. Als we de respondenten vergelijken met deze cijfers lijken voor de hoogopgeleide jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst oververtegenwoordigd. De verschillen kunnen echter het gevolg zijn van de specifieke doelgroep van dit onderzoek.
3.1.4 Opleidingsniveau. Percentage naar geboorteland ouders en geslacht.
Laag/middenhoog opgeleid Hoog opgeleid Totaal n
Nederland Man Vrouw 38,6 34,4
Geboorteland ouders Marokko Turkije Man Vrouw Man Vrouw 55,0 50,3 60,6 68,6
Suriname Man Vrouw 66,7 52,3
61,4 100 153
45,0 100 149
33,3 100 126
65,6 100 163
49,7 100 147
39,4 100 137
31,4 100 118
47,7 100 130
De jongvolwassenen zijn ook enkele vragen voorgelegd over de basisschool waarop ze hebben gezeten en wat voor soort school dit was. Ruim driekwart van de Amsterdammers met een Marokkaanse, Turkse of Surinaamse achtergrond heeft op een openbare basisschool gezeten. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst hebben vaker op een bijzondere basisschool gezeten dan de andere jongvolwassenen (Tabel 3.1.5).
3.1.5 Type basisschool. Percentages naar geboorteland ouders
Openbaar Bijzonder Totaal
Nederland 55,3 44,7 100 311
Geboorteland ouders Marokko Turkije 79,3 76,9 20,7 23,1 100 100 288 244
Suriname 75,0 25,0 100 247
69
Bij bijzonder onderwijs gaat het vooral gaat om basisscholen op katholieke of protestants-christelijke grondslag, ook onder jongeren van Marokkaanse of Turkse afkomst (Tabel 3.1.6). Van de Amsterdammers van Marokkaanse en Turkse afkomst heeft maar een klein deel Islamitische onderwijs genoten, ruim 4%. Dit percentage zal tegenwoordig wat hoger liggen. Voor veel van de jongvolwassen gold immers dat toen zij vier jaar waren er nog geen islamitische basisschool was. De eerste Islamitische basisschool is opgericht in 1988 en pas een jaar later opende de eerste Islamitische basisschool in Amsterdam. De ‘anders’ categorie is vrij hoog bij de jongvolwassenen van Nederlandse of Surinaamse afkomst. Het gaat hierbij vooral om scholen voor moeilijk lerende kinderen of particuliere scholen.
3.1.6 Type bijzondere basisschool. Percentages naar geboorteland ouders
Rooms Katholiek Protestants-christelijk Gereformeerd Islamitisch Oecumenisch Vrije School Montessori Dalton Jenaplan Anders Totaal
Nederland 30,0 16,3 2,6 0,0 1,3 5,8 19,0 3,6 8,7 12,7 100 138
Geboorteland ouders Marokko Turkije 29,2 34,9 38,5 27,5 1,5 0,0 22,4 20,1 0,0 1,7 0,0 1,7 4,1 7,5 0,0 0,0 0,0 0,0 4,2 6,5 100 100 58 54
Suriname 41,8 11,0 0,0 2,7 11,3 0,0 7,2 0,0 2,4 23,5 100 60
3.2 Persoonlijke situatie De meeste jongvolwassenen volgen op dit moment voltijd een opleiding of werken voltijd (Tabel 3.2.1). Slechts een klein deel van de jongvolwassenen is werkeloos, of neemt de huishoudelijke- en zorgtaken op zich. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zijn vaker werkend dan studerend. Voor de andere jongvolwassenen is dit juist andersom. Dit kan voor deels verklaard worden doordat het verschil in leeftijd. Zij zijn gemiddeld ouder zijn dan de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst. Maar ook als wordt gecontroleerd voor leeftijd blijft er een significant verschil in het aandeel dat nog een opleiding volgt. Bij de jongvolwassenen van Turkse afkomst tussen de 25-30 jaar houdt een groter deel zich bezig met de huishoudelijke zorgtaken, vergeleken met dezelfde leeftijdsgroep bij de andere drie groepen. Verder is het aandeel van Amsterdammers van Turkse afkomst in de leeftijd 25-30 dat nog voltijd studeert lager dan bij de andere groepen.
70
3.2.1 Huidige situatie die het meest van toepassing is. Percentages naar geboorteland ouders en uitgesplitst naar leeftijdsgroep Geboorteland ouders Marokko Turkije
Nederland Opleiding voltijd Opleiding deeltijd Werk voltijd Werk deeltijd Parttime studeren en werken Werkeloos Huishoudelijkezorgtaken Anders Totaal
n
Suriname
18-24 56,8 3,0
25-30 9,9 1,1
Tot. 29,6 1,9
18-24 65,3 4,0
25-30 14,8 2,3
Tot. 49,8 3,5
18-24 63,2 1,9
25-30 5,6 3,4
Tot. 42,2 2,5
18-24 68,9 3,0
25-30 10,6 1,2
Tot. 49,0 2,4
21,2 4,5 4,5
58,8 12,6 7,7
43,0 9,2 6,4
12,6 5,5 5,0
47,7 11,4 5,7
23,3 7,3 5,2
13,5 5,2 7,1
53,9 11,2 2,2
28,3 7,4 5,3
11,6 3,0 6,7
56,5 14,1 4,7
26,9 6,8 6,0
3,8 0,0
1,1 3,3
2,2 1,9
0,5 1,0
5,7 3,4
2,1 1,7
3,2 1,3
5,6 9,0
4,1 4,1
2,4 0,6
8,2 2,4
4,4 1,2
6,1 100 132
5,5 100 182
5,7 100 314
6,0 100 199
9,1 100 88
7,0 100 287
4,5 100 155
9,0 100 89
6,1 100 244
3,7 100 164
2,4 100 85
3,2 100 249
Ook de woonsituatie verschilt tussen de vier groepen (Tabel 3.2.2). In de leeftijdsgroep 25-30 wonen jongvolwassenen van Nederlandse afkomst minder vaak thuis bij ouders of familie dan de andere jongvolwassenen. Het verschil is deels te verklaren doordat zij vaker niet in Amsterdam zijn geboren. Zij zijn bijvoorbeeld om te gaan studeren naar Amsterdam gekomen en moesten dan wel op zoek naar zelfstandige woonruimte. Daarnaast is deze groep vaker alleenstaand zonder kinderen. Zij beginnen later dan de anderen aan kinderen.
3.2.2 Huidige Woonsituatie. Percentages naar geboorteland ouders Geboorteland ouders Marokko Turkije
Nederland Thuiswonend bij ouders/familie Woongroep/student enhuis Alleenstaand zonder kinderen Alleenstaand met kinderen Samenwonend/getro uwd zonder kinderen Samenwonend/getro uwd met kinderen Anders Totaal
n
Suriname
18-24 67,7
25-30 6,6
Tot. 32,4
18-24 64,2
25-30 30,0
Tot. 53,6
18-24 67,1
25-30 13,0
Tot. 47,2
18-24 78,3
25-30 28,7
Tot. 61,3
3,0
3,3
3,2
3,5
0,0
2,4
7,0
2,2
5,2
2,4
1,1
2,0
12,8
34,1
25,1
9,0
23,3
13,4
5,7
10,9
7,6
7,2
21,8
12,3
0,0
1,6
1,0
0,5
4,4
1,7
0,6
4,3
2,0
1,8
14,9
6,3
12,0
36,8
26,3
7,0
12,2
8,6
5,1
16,3
9,2
1,8
14,9
6,3
0,0
14,8
8,6
3,5
26,7
10,7
3,8
50,0
20,8
1,8
16,1
6,7
4,5 100 133
2,7 100 182
3,5 100 315
12,4 100 201
3,3 100 90
9,6 100 291
10,8 100 158
3,3 100 92
8,0 100 250
6,6 100 166
1,1 100 87
4,7 100 253
In de leeftijdsgroep 25-30 komt de situatie alleenstaand zonder kinderen verreweg het minst vaak voor bij de jongvolwassenen van Turkse afkomst. 50% van deze groep is getrouwd met kinderen, terwijl maar 15% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst getrouwd is en kinderen heeft in deze leeftijdsgroep. De situatie alleenstaand met
71
kinderen komt vooral voor bij 25-30 jarige Amsterdammers van Surinaamse afkomst (Tabel 3.2.2).
3.3 Zelfidentificatie: religie, etniciteit, nationaliteit Ongeveer drie kwart van de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst rekent zichzelf tot een etnische groep of groepen, terwijl bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst slechts ruim een kwart zichzelf tot een etnische groep rekent. Er zijn zeer grote verschillen in het behoren tot een religieuze groep. Een zeer ruime meerderheid, 83% tot 93% van de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst rekent zichzelf tot een religie. Slechts 7% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst rekent zich tot een religie (Tabel 3.3.1). De jonge Amsterdammers van Surinaamse afkomst nemen een tussenpositie in, bijna de helft rekent zich tot een religie.
3.3.1 Rekent u zichzelf tot een etnische en/of religieuze groep? Percentages naar geboorteland ouders.
Etnische groep Religie
Nederland 28,5 6,7
Geboorteland ouders Marokko Turkije 77,4 76,4 92,5 83,1
Suriname 70,3 47,6
Het Nederlandse beleid tracht dubbele nationaliteit te voorkomen. Toch hebben veel jonge Amsterdammers een dubbele nationaliteit. Dit heeft te maken met uitzonderingen die op de regel van ‘afstand van de originele nationaliteit bij verkrijgen Nederlanderschap’ worden gemaakt en met beleid in het andere land waarvan men de nationaliteit bezit. Voor de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst is het in principe niet mogelijk zowel de Surinaamse als de Nederlandse nationaliteit te bezitten, omdat beide landen afwijzend staan ten opzichte van dubbele nationaliteit. Veel jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst beschikken wel over een dubbele nationaliteit. Zij hebben naast de Nederlandse ook de Marokkaanse of Turkse nationaliteit. Tabel 3.3.2 laat het percentage jongvolwassenen zien dat zelf zegt te beschikken over de dubbele nationaliteit. Wat opvalt, is dat het percentage jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst dat aangeeft zowel over de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit beschikken lager is dan over het algemeen wordt aangenomen. Op grond van de nationale statistieken wordt ervan uitgegaan dat ongeveer 80% van de ‘tweede generatie’ over de dubbele nationaliteit beschikt. Slechts 56% van de respondenten van Marokkaanse afkomst geeft echter aan naast de Nederlandse nationaliteit ook de Marokkaanse nationaliteit te bezitten. Het is belangrijk te benadrukken dat het in deze tabel gaat om de perceptie van de jonge Amsterdammers zelf. Er blijkt bij deze jongvolwassenen veel verwarring te bestaan over wanneer men een nationaliteit heeft en wanneer niet. Velen nemen aan dat als je niet over een paspoort of identiteitskaart
72
beschikt je ook de nationaliteit niet meer hebt. Een Amsterdamse van Marokkaanse afkomst vulde bij de open vraag over welke nationaliteit zij beschikt het volgende in waaruit de verwarring duidelijk spreekt:
“Ik heb de Marokkaanse nationaliteit gehad, maar dat paspoort is verlopen en heb ik niet verder verlengd. Want dat vond ik niet echt nodig.” (respondent, 29 jaar, Marokkaanse afkomst)
3.3.2 Nationaliteiten. Percentages naar geboorteland ouders
Alleen Nederlandse Nederlandse + MTS51 Alleen MTS Anders Totaal
n
Nederland 99,3 0,3 0,0 0,4 100 318
Geboorteland ouders Marokko Turkije 34,6 13,2 56,4 77,5 8,5 9,3 0,5 0,0 100 100 299 258
Suriname 92,6 4,0 1,4 2,1 100 257
60% van de jongvolwassenen die zeggen alleen de Marokkaanse nationaliteit te hebben zou ook de Nederlandse nationaliteit willen. Bij de jongvolwassenen met enkel de Turkse nationaliteit zou slechts een derde ook de Nederlandse nationaliteit willen. Van de vier respondenten met enkel de Surinaamse nationaliteit geeft niemand aan de Nederlandse nationaliteit te willen bezitten. Van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst met alleen de Nederlandse nationaliteit zou 27% ook de Marokkaanse nationaliteit willen bezitten. Onder de jongvolwassenen van Turkse afkomst die de Turkse nationaliteit niet bezitten zou 44% deze wel graag willen. 32% van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst zonder Surinaamse nationaliteit zou naast de Nederlandse de Surinaamse nationaliteit willen bezitten.
3.4 Vriendenkring en partner
Vriendenkringen kunnen een heel diverse samenstelling hebben, met mensen van verschillende opleidingsniveaus, levenstijlen en achtergronden, maar kunnen ook heel eenzijdig zijn op meerdere of één van deze aspecten. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst hebben wel een diverse vriendenkring wat betreft geslacht, maar veel minder als wordt gekeken naar opleidingsniveau, levensstijl, etnische achtergrond en religie (of het niet religieus zijn) (Tabel 3.4.1).
51
In dit rapport wordt geregeld de afkorting MTS gebruikt. M staat voor Marokko / Marokkaans, T staat voor Turkije of Turks, S staat voor Suriname of Surinaams.
73
3.4.1 Compositie vriendengroep. Percentages naar geboorteland ouders van de vriendengroep dat geheel of grotendeels bestaat uit mensen met:
hetzelfde opleidingsniveau dezelfde levensstijl hetzelfde geslacht dezelfde etnische achtergrond dezelfde religie (of ook niet religieus)
Nederland 60,5 64,0 27,3 65,8 64,4
Geboorteland ouders Marokko Turkije 38,9 37,7 50,5 50,5 49,9 46,4 43,3 46,3 42,0 43,3
Suriname 37,1 47,9 34,0 37,2 23,3
Jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst zeggen vaker vooral vrienden van hetzelfde geslacht te hebben, maar op de andere aspecten is de vriendenkring meer gemixt dan die van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. De vriendenkring van de Amsterdammers van Surinaamse afkomst is het vaakst divers op alle aspecten.
3.4.2 Woonplaats naaste vrienden. Meerdere antwoorden mogelijk. Percentages naar geboorteland ouders
In dezelfde buurt/wijk In hetzelfde stadsdeel In Amsterdam Buiten Amsterdam, in NL In het buitenland Dat is verschillend
Nederland 10,2 5,4 66,7 18,6 4,8 16,7
Geboorteland ouders Marokko Turkije 21,3 17,0 17,3 13,7 69,6 77,9 18,1 15,1 6,8 7,1 17,6 16,2
Suriname 14,9 13,2 67,6 21,6 3,5 21,2
De naaste vrienden van de jonge Amsterdammers wonen voornamelijk in Amsterdam (Tabel 3.4.2). De naaste vrienden van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst wonen minder vaak in dezelfde buurt of hetzelfde stadsdeel dan de vrienden van de andere jongvolwassenen. De jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst, vooral mannen, hebben het vaakst hun naaste vrienden in dezelfde buurt of wijk.
3.4.3 Heeft u een partner? Percentages naar geboorteland ouders
Ja Nee Totaal
n
Nederland 64,5 35,5 100 294
Geboorteland ouders Marokko Turkije 25,0 37,5 75,0 62,5 100 100 295 256
Suriname 38,3 61,7 100 247
74
Jongvolwassenen van Nederlandse afkomst hebben vaker een partner dan de andere jonge Amsterdammers, ook als wordt gecontroleerd voor leeftijd (Tabel 3.4.3). De jonge Amsterdammers van Marokkaanse afkomst geven het minst vaak aan een partner te hebben. Het verschil is het grootst in de leeftijd 18-24 jaar. 50% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst in deze leeftijdgroep geeft aan een partner te hebben, en maar 15% van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst.
3.4.4 Achtergrond partner. Percentages naar geboorteland ouders
Zelfde etnische achtergrond Beiden niet religieus, of beiden zelfde religie
n
Nederland 83,9 86,8 189
Geboorteland ouders Marokko Turkije 89,0 91,9 89,2 91,7 74
96
Suriname 50,8 74,7 95
De jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst geven over het algemeen pas aan een partner te hebben als zij daadwerkelijk getrouwd (of samenwonend) zijn. 17% van de alleenwonenden zonder kinderen van Marokkaanse afkomst hebben een partner. Dit geldt voor ongeveer een vijfde van de alleenwonenden van Turkse afkomst of Marokkaanse afkomst en voor 44% van de alleenwonenden van Nederlandse afkomst. Meestal heeft de partner van de jongvolwassenen dezelfde etnische achtergrond als zijzelf. Dit is wel veel minder vaak het geval voor de Amsterdammers van Surinaamse afkomst (Tabel 3.4.4). Ongeveer de helft geeft aan dat hun partner een andere etnische achtergrond heeft als henzelf, voornamelijk ‘Nederlands’. Voor de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst geldt daarnaast dat in bijna alle gevallen hun partner zich tot dezelfde religie rekent als zijzelf.
3.5 Media gebruik
Televisie, kranten en internet zijn belangrijke bronnen voor het vergaren van kennis over de samenleving. Bijna alle jongvolwassenen kijken regelmatig televisie. Zij kijken vooral naar Nederlandstalige televisiezenders. Zij verschillen in hun voorkeur voor bepaalde zenders. Bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst wordt het meest naar de publieke omroepen gekeken, bij de jongvolwassenen van Turkse afkomst zijn de Turkse zenders favoriet. De jongvolwassenen van Surinaamse en Marokkaanse afkomst kijken vooral naar de commerciële zenders en AT5. Jongvolwassenen van Marokkaanse en Surinaamse afkomst kijken minder vaak dan de jongvolwassenen van Turkse afkomst naar zenders uit het geboorteland van de ouders. De lokale/regionale zenders worden meer gekeken door de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst dan door degenen van Nederlandse
75
afkomst. Naar SALTO wordt vooral gekeken door jongvolwassenen van Surinaamse afkomst en Al Jazeera door de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst.
3.5.1 Kijkgedrag. Percentage dat minimaal 3 keer per week kijkt naar geboorteland ouders.
Ik heb geen tv Ik kijk bijna nooit tv RTL 4, 5, 7 SBS6, NET5 Ned 1, 2, 3 AT5 Veronica TV Noord Holland Turkse zenders Engelse zenders CNN MTNL Marokkaanse zenders SALTO Belgische zenders Andere Amerikaanse zenders Surinaamse zenders Al Jazeera TV5 Andere Franse zenders Duitse zenders Aziatische/Hindi zenders n
Nederland 3,6 9,9 59,5 54,0 61,4 51,4 35,7 15,1 0,4 19,3 9,3 1,0 0,6 1,7 10,5 1,7 0,0 0,3 2,2 0,4 3,4 0,0 318
Geboorteland ouders Marokko Turkije 2,4 1,2 7,7 4,8 64,5 50,4 64,2 63,8 52,1 50,6 66,1 61,1 53,9 51,6 21,7 18,3 0,2 76,8 11,7 8,2 11,5 15,2 13,3 4,9 40,9 0,8 5,1 5,1 8,3 5,3 3,3 2,4 0,0 0,8 21,8 1,4 4,2 3,7 1,3 0,5 2,3 1,5 0,5 0,8 299 258
Suriname 0,9 5,4 72,7 69,4 50,0 63,8 65,3 29,5 1,1 19,9 16,6 13,9 0,0 30,6 10,6 5,1 23,5 0,3 4,6 0,3 2,0 6,0 257
Ook voor het journaal en nieuwsprogramma’s zijn de meeste jongvolwassenen vooral georiënteerd op Nederlandstalige zenders. De jongvolwassenen van Turkse afkomst stemmen echter voor het nieuws het meest af op Turkse zenders. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst kijken het journaal en nieuwsprogramma’s vooral op de lokale Amsterdamse televisiezender AT5. Zoals bij het algemene kijkgedrag zijn ook voor nieuwsvergaring de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst meer gericht op de lokale en regionale zenders dan degenen van Nederlandse afkomst.
76
3.5.2 Kijkgedrag journaal of nieuwsprogramma’s. Percentages naar geboorteland ouders
Ik heb geen tv Kijkt nooit nieuws op tv Nederlandse nationale zenders AT5 SBS6, NET5 Turkse zenders TV Noord Holland CNN Al Jazeera Marokkaanse zenders Engelse zenders Belgische zenders SALTO Surinaamse zenders MTNL Andere Amerikaanse zenders TV5 Andere Franse zenders Aziatische/Hindi zenders Duitse zenders n
Nederland 3,6 1,3 61,3 34,7 10,6 0,4 8,9 5,1 0,0 0,0 5,6 2,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,7 0,0 0,0 0,4 318
Geboorteland ouders Marokko Turkije 2,5 1,2 1,5 1,7 52,2 50,8 51,4 51,5 12,8 20,4 0,3 56,8 12,1 11,1 9,9 8,5 17,4 0,8 16,4 0,0 3,2 1,5 3,2 2,3 0,7 1,5 0,0 0,0 1,6 1,2 0,5 1,6 1,4 1,8 0,3 0,5 0,0 0,0 0,0 1,3 299 258
Suriname 0,9 2,7 50,2 56,5 27,8 0,0 18,4 11,8 0,3 0,0 3,2 0,3 4,2 5,4 1,5 0,6 0,0 0,0 2,9 0,0 257
Ongeveer 10% van de jongvolwassenen leest nooit of zelden een krant. 40-50% zegt dagelijks een krant te lezen. Dit lage percentage dat nooit een krant leest is vooral het gevolg van de opkomst van de gratis kranten zoals Metro, en Spits. Deze kranten worden het meest gelezen. Van de reguliere kranten is bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst Het Parool het populairst, bij de andere jongvolwassenen is dat De Telegraaf.
3.5.3 Frequentie lezen krant, online of papieren versie. Percentages naar geboorteland ouders
Dagelijks Enkele keren per week Wekelijks 1-3 keer per maand 1 keer per maand Enkele keren per jaar Nooit
n
Nederland 41,0 25,7 15,9 5,2 3,1 5,1 4,0 316
Geboorteland ouders Marokko Turkije 44,4 41,6 24,8 22,8 10,4 13,7 6,4 4,5 2,4 2,3 4,0 7,5 7,5 7,6 289 251
Suriname 48,9 20,5 14,9 2,5 1,9 3,6 7,7 247
De gratis huis-aan-huisbladen zoals De Echo, Amsterdams Stadsblad en stadsdeel of buurtkranten worden meer gelezen door de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst,
77
dan door de jongeren van Nederlandse afkomst. Ze willen op de hoogte blijven van wat er zich in de stad afspeelt en het lokale nieuws staat heel dichtbij hun eigen belevingswereld: AT5 nieuws kijk ik altijd want ik wil altijd heel graag weten wat er in de stad is gebeurd. En ook als ik ergens langs fiets en ik zie een hele heisa dan kijk ik ’s avonds gelijk van is het op tv, wat was er aan de hand? Eigenlijk vind ik dat belangrijker nieuws dan het NOS journaal, omdat dit gewoon dicht bij mij is. NOS journaal volg ik niet regelmatig moet ik eerlijk zeggen. Het AT5nieuws wil ik toch welke avond zien. (..) Het staat dichter bij me ik heb er gewoon voor mijn gevoel meer mee. (Daisy, 28 jaar, Surinaamse afkomst)
3.5.4 Gebruik kranten. Percentages naar geboorteland ouders.
Spits Metro De Telegraaf De Volkskrant Het Parool De Pers De Echo Amsterdams Stadsblad NRC Handelsblad Stadsdeel of buurtkrant NRC Next Trouw Algemeen Dagblad Turkse krant Surinaamse krant Regionale krant Nederlands Dagblad Marokkaanse krant Europese, buitenlandse krant Reformatorisch Dagblad
n
Nederland 43,1 47,3 28,2 31,8 36,9 14,6 10,1 8,3 18,6 6,1 13,7 4,5 3,4 0,0 0,0 1,7 0,0 0,0 0,6 0,0 303
Geboorteland ouders Marokko Turkije 79,8 83,4 72,8 71,3 39,4 27,4 21,2 17,7 12,4 12,4 18,7 10,5 24,5 19,6 16,3 13,7 6,6 4,8 10,2 12,8 1,7 3,1 2,1 3,1 4,5 4,8 0,0 31,1 0,0 0,0 2,6 1,1 0,7 1,2 1,5 0,0 0,3 0,0 0,0 0,6 268 232
Suriname 91,3 78,9 35,8 12,2 10,2 23,3 26,3 22,2 3,6 12,6 3,9 2,4 5,5 0,0 8,2 1,0 1,6 0,0 0,0 0,0 229
Internet is ook belangrijk geworden voor het vergaren van nieuws, meer dan de helft van de jongvolwassenen gebruikt dit medium hiervoor. Ook hierbij gaat het vooral om nationale Nederlandse nieuwssites, zoals www.nu.nl en www.nos.nl. De buitenlandse nieuwssites die worden bezocht zijn voor de jongvolwassenen van Turkse afkomst vooral Turkse / Turkstalige websites en voor de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst vooral Surinaamse websites. De jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst bezoeken geen Marokkaanse nieuwssites online, de buitenlandse sites die het meest werden genoemd, maar nog steeds maar door enkelen zijn CNN en Al Jazeera.
78
3.5.3 Gebruik internet voor nieuwsvergaring (niet online kranten). Percentages naar geboorteland ouders
Nee Ja, nationale Nederlandse nieuwssites Ja, lokale (Amsterdamse) nieuwssites Ja, buitenlandse nieuwssites
n
Nederland 42,1 50,6 3,8 4,1 318
Geboorteland ouders Marokko Turkije 40,1 34,5 49,5 45,3 7,3 9,3 3,7 7,8 299 258
Suriname 45,5 34,2 5,4 8,2 257
3.6 Multiculturele positie
Amsterdam is een multiculturele stad waarin veel verschillende culturen met elkaar samenleven. De diversiteit is een gegeven en wordt vaak ook geroemd. De multiculturele samenleving wordt echter niet door iedereen automatisch als een pluspunt gezien. Mensen kunnen ook het gevoel hebben dat hun eigen cultuur in deze veelheid aan culturen wordt bedreigd. Ook bestaan er meningsverschillen over de mate waarin de culturele diversiteit moet worden geïnstitutionaliseerd.
3.6.1 Schaalvariabele multiculturele positie
Multiculturele positie is gebaseerd op 6 stellingen: Belang kennis hebben over andere culturen Immigranten verrijken Nederland met nieuwe ideeën en culturen Ik sta positief ten opzichte van verschillende culturen in Nederland Migranten moeten hun eigen taal en cultuur kunnen behouden Etnische en religieuze groepen moeten vertegenwoordigd zijn in het Nederlandse parlement Ik vind het positief dat in Amsterdam verschillende bevolkingsgroepen wonen Scores op de stellingen: voor de eerste stelling: heel onbelangrijk (1), onbelangrijk (2), niet belangrijk / niet onbelangrijk (3), belangrijk (4) heel belangrijk (5). Andere stellingen: helemaal mee oneens (1), oneens (2), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (4), helemaal mee eens (5). Voor de variabele multiculturele positie is het gemiddelde op deze vier stellingen genomen (alleen valide antwoorden). Gemiddelde op Schaalvariabele identificatie met Amsterdam, naar geboorteland ouders Geboorteland ouders Nederland Marokko Turkije Alle respondenten 3,8 4,3 4,1 Alleen laag tot middenhoogopgeleiden 3,4 4,2 4,0
Suriname 4,0 3,9
De respondenten zijn geconfronteerd met verschillende stellingen over de multiculturele samenleving. Op basis van deze stellingen is een schaalvariabele geconstrueerd (Tabel
79
3.6.1). Veelal staan de jonge Amsterdammers positief ten opzichte van de multiculturele samenleving. Als wordt gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd en geslacht staan de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst wel significant minder positief tegenover de multiculturele samenleving dan de andere jongvolwassenen52. Binnen deze groep lopen de opvattingen wel sterker uiteen dan binnen de andere drie groepen. De jonge Amsterdammers van Marokkaanse afkomst zijn het meest positief over de multiculturele samenleving. Laag tot middenhoogopgeleiden staan minder positief tegenover multiculturaliteit dan hoogopgeleiden en 18-24 jarigen zijn hierover minder positief dan 25-30 jarigen. De houding ten opzichte van multiculturaliteit kan van invloed zijn op hoe de jongvolwassenen zich met een multiculturele stad als Amsterdam identificeren. Hieraan zal in het volgende hoofdstuk aandacht worden besteed.
3.7 Jonge Amsterdammers: samengevat
Al met al zijn er grote verschillen tussen de vier groepen jonge Amsterdammers, in het bijzonder tussen de jonge Amsterdammers van Nederlandse afkomst en de andere drie groepen. Jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst zijn gemiddeld jonger, lager opgeleid, wonen vaker thuis, hebben vaker op een openbare school gezeten en identificeren zich veel vaker met een etnische en/of religieuze groepering. Verder zijn de jonge Amsterdammers van Marokkaanse en Turkse afkomst vaker getrouwd met kinderen en hebben zij vaak een dubbele nationaliteit. Gezien de verschillen tussen de vier groepen, en de verwachting dat opleidingsniveau, leeftijd en geslacht van invloed kunnen zijn op attitudes zal in de volgende hoofdstukken bij een vergelijking tussen de groepen steeds voor deze drie variabelen worden gecontroleerd. De jongvolwassenen zijn sterk gericht op Nederlandstalige media. Alleen voor de jongvolwassenen van Turkse afkomst zijn Turkse zenders populairder dan Nederlandstalige zenders. Daarnaast zijn de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst sterker gericht op lokale en regionale media dan de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. Tot slot hebben we laten zien dat er verschillen zijn in de multiculturele positie tussen de vier groepen. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst, vooral de laag tot middenhoogopgeleiden, staan minder positief ten opzichte van de multiculturele samenleving, dan de andere drie groepen.
52
Als er in dit hoofdstuk melding wordt gemaakt van significantie verschillen tussen de vier groepen, zijn dit verschillen gecontroleerd voor eventuele verschillen als gevolg van opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. De tabellen zijn opgenomen in bijlage 2.
80
4 LINKS MET AMSTERDAM & HET LABEL AMSTERDAMMER 4.1
De links met Amsterdam
Amsterdam is een sterk bindingskader voor alle vier groepen jonge Amsterdammers. Zij voelen zich verbonden met Amsterdam, zijn trots Amsterdammer te zijn, en zij voelen zich er thuis en veilig. Kortom, zij hebben sterke links met de stad.
4.1.1 Schaalvariabele links met Amsterdam
‘Links met Amsterdam’ is gebaseerd op 4 stellingen: Ik voel me verbonden met Amsterdam Ik ben trots Amsterdammer te zijn Ik voel me thuis in Amsterdam Ik voel me over het algemeen veilig in Amsterdam Scores op de stellingen: Helemaal mee oneens (1), oneens (2), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (4), helemaal mee eens (5). Voor de variabele identificatie met Amsterdam is het gemiddelde op deze vier stellingen genomen (alleen valide antwoorden). Gemiddelde op Schaalvariabele links met Amsterdam, naar geboorteland ouders Geboorteland ouders Nederland Marokko Turkije Geboren in Amsterdam 4,3 4,2 4,1 Geboren buiten Amsterdam 4,2 4,2 3,9 Alle respondenten 4,2 4,2 4,1
Suriname 4,2 4,0 4,2
Op een schaal van 1-5 voor links met Amsterdam scoren de jonge Amsterdammers hoog, namelijk gemiddeld meer dan 4 (Tabel 4.1.1). Binnen de groepen is er slechts een kleine standaardafwijking, dat wil zeggen de meningen lopen niet sterk uiteen. Er zijn slechts kleine, maar wel significante verschillen tussen de groepen. Gecontroleerd voor
81
opleidingsniveau, leeftijd en geslacht hebben de jongvolwassenen van Turkse afkomst iets minder sterke links met Amsterdam dan de anderen.53 Mannen hebben significant sterkere links met Amsterdam dan de vrouwen. Dit heeft vooral te maken met het veiligheidsgevoel. Vrouwen voelen zich minder vaak veilig in Amsterdam dan mannen. Laag tot middenhoogopgeleiden hebben significant minder sterke links dan hoogopgeleiden, maar dit verschil is heel klein. Daarnaast hebben de jongvolwassenen die buiten Amsterdam zijn geboren minder sterke links dan degenen die geboren en getogen Amsterdammers zijn (Tabel 4.1.1). Een sterke identificatie met Amsterdam geldt dus voor alle jongvolwassenen die in Amsterdam wonen, of ze er nu geboren en getogen zijn of niet. Voor de jongvolwassenen die niet in Amsterdam geboren zijn, kan ook een verbondenheid spelen met de plaats of streek waar ze zijn opgegroeid. Als we de verbondenheid met deze streek of provincie vergelijken met de verbondenheid met Amsterdam, blijkt echter toch dat de jongvolwassenen die niet in Amsterdam zijn geboren zich vaker verbonden voelen met hun huidige woonplaats Amsterdam (81.6%) dan met de streek of provincie waar zij zijn opgegroeid (48.9%). Verbondenheid met de streek/provincie waar men is opgegroeid gaat overigens goed samen met het zich verbonden voelen met de huidige woonplaats Amsterdam (41,6%) (Tabel 4.1.2).
4.1.2 Verbondenheid met streek/plaats waar men is opgegroeid en Amsterdam voor respondenten geboren buiten Amsterdam.
Amsterdam
Niet verbonden Neutraal Verbonden Totaal
Streek/provincie waar men is opgegroeid Niet verbonden Neutraal Verbonden Totaal 1,1 0,5 1,1 2,6 5,3 4,2 6,3 15,8 22,6 17,4 41,6 81,6 28,9 22,1 48,9 100
4.2 De links met de woonbuurt De buurt waar je woont, kan ook een belangrijk bindingskader zijn. Een meerderheid van de Amsterdamse jongvolwassenen voelt zich verbonden met de buurt waar zij op dit moment wonen. De Amsterdammers van Surinaamse afkomst voelen zich het minst vaak verbonden met de buurt (53%) en de Amsterdammers van Marokkaanse afkomst het meest (62%) (Tabel 4.2.1). Deze verschillen zijn overigens niet significant. Bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst speelt geslacht een rol in de verbondenheid met de buurt. Mannen van Marokkaanse afkomst voelen zich meer verbonden met de buurt dan vrouwen. Gemiddeld voelt ruim 58 % van de jonge Amsterdammers zich verbonden met de buurt.
53
Als er in dit hoofdstuk melding wordt gemaakt van significante verschillen tussen de vier groepen, zijn dit verschillen gecontroleerd voor eventuele verschillen als gevolg van opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. De tabellen zijn opgenomen in bijlage 2.
82
Voor de jonge Amsterdammers lijkt de verbondenheid met de buurt vooral voort te komen uit het opgegroeid zijn op die plek en het kennen van de buurt en de mensen die er wonen. Wel voelen zij zich vaker verbonden met Amsterdam als geheel dan met hun buurt.
4.2.1 Verbondenheid met buurt en stadsdeel en actief in buurtvereniging of organisatie. Percentage verbonden of actief naar geboorteland ouders
Verbondenheid met de buurt Verbondenheid met stadsdeel Actief in buurtvereniging/organisatie
Nederland 57,6 43,5 4,8
Geboorteland ouders Marokko Turkije 62,1 60,7 48,5 50,2 9,4 13,1
Suriname 53,1 48,2 6,3
Dat zij zich vaker verbonden voelen met Amsterdam als geheel komt vooral ook door hun activiteitenpatroon en verhuizingen binnen Amsterdam. De jongvolwassenen zijn een mobiele groep. Ze wonen dan wel in een bepaalde buurt, maar veel van hun activiteiten spelen zich buiten de buurt af. Dit versterkt de verbondenheid met de stad als geheel. Dit is ook het geval bij Stanley, die in Amsterdam Oost is opgegroeid, in Noord op school heeft gezeten en onlangs op zichzelf is gaan wonen in Amsterdam West. Hij voelt zich niet verbonden voelt met één bepaalde buurt in Amsterdam. Hij legt uit: ‘Ik heb vijf jaar in de Amsterdamse Poort gewerkt, dus daar was ik vaak. Maar ik woonde in Amsterdam Oost. Tegelijkertijd was ik veel ook in Amsterdam Noord, waar ik op school had gezeten. En daar denken mensen nog steeds dat ik daar woon. Zo vaak was ik daar, snap je? Maar ik ben ook niet iemand die op één plek blijft. Dat is het ook, ik blijf op verschillende plekken.’ (Stanley, 25 jaar, Surinaamse afkomst)
Of Anne, die in Geuzenveld woont, maar ook overal in Amsterdam te vinden is: ‘Nee, ik voel me niet echt verbonden (met Geuzenveld), ik heb meer een verbinding met heel Amsterdam. Ik heb in Oost gewoond, familie in de Bijlmer, in Noord gewoond, nu woon ik bijna vijf jaar in West. Ik werk in West. Ja zodoende heb ik gewoon meer met de hele stad. Ik ben overal. Met uitgaan ga je naar de stad (centrum) toe, ja zodoende eigenlijk’ (Anne, 23 jaar, Surinaamse afkomst)
Voor sommigen gaat het zo ver dat de buurt niet veel meer is dan de plek waar je huis staat en waar je slaapt. Naast de enorme mobiliteit van de jongvolwassenen speelt ook het imago van de buurt een rol. Een buurt met een slecht imago, of die sterk wordt verbonden met bepaalde problematiek zal minder snel gevoelens van verbondenheid op roepen:
83
‘Ik woon hier en ik heb zoiets ik probeer er het beste van te maken. Maar kijk, West wordt wel heel erg geassocieerd met criminaliteit. De buurt waar Samir A. ook vandaan komt en Mohammed B, C, D, weet ik allemaal. Een terroristenwijk, Marokkanen en Turken, en de schotels. Een achterstandswijk is dit ook, volgens mij zelfs de meest arme wijk in Amsterdam. Dus daar wordt het ook wel heel erg mee geassocieerd en daar identificeer ik me weer niet mee’ (Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst)
Tegelijkertijd herkennen veel jongvolwassenen zich niet in het ‘label’ probleembuurt, wat aan sommige buurten hangt. Bijvoorbeeld de ‘probleembuurten’ waarvan Minister Vogelaar door extra investeringen ‘prachtwijken’ wil maken. ‘Bos en Lommer is altijd heel negatief in het nieuws, dit en dat, en problemen. Nou ik woon er en ik heb nog nooit wat meegemaakt. Dus ja, waar komt dat vandaan?. Het zal er ook wel zijn, dat zal ik niet ontkennen. Maar het is absoluut geen no-go area of probleemwijk zoals dat wordt bestempeld door Minister Vogelaar. Ik vind het zelf geen probleemwijk hoor! (Farida, 28 jaar, Marokkaanse afkomst)
Er zijn verschillen in de mate van verbondenheid van de jongvolwassenen in de verschillende Amsterdamse buurten (Tabel 4.2.2). Niet in alle buurten voelt een meerderheid zich verbonden met de buurt. In Nieuwendam Noord en Banne Buiksloot, twee buurten in Amsterdam Noord, voelt maar een derde van de jonge Amsterdammers zich verbonden met de buurt. De Indische buurt Oost staat op de zevende plaats in de top 15 van Amsterdamse probleembuurten op basis van sociale componenten: aandeel en mutatie van het aantal jongeren, opkomst bij verkiezingen, aandeel langdurige minima, aandeel eenoudergezinnen, jeugdwerkloosheid, aandeel niet-westerse allochtonen, gemiddelde citoscore en sociale cohesie.54 De buurt wijkt vooral af van het stedelijk gemiddelde als het gaat om welvaart, percentage niet westerse allochtonen, sociale cohesie en de kwaliteit van de woonomgeving.55 Het is dan ook opvallend dat 95% van de respondenten woonachtig in de Indische buurt Oost, aangeeft zich verbonden te voelen met de buurt. Maar het aantal respondenten dat woont in de Indische Buurt Oost is klein (21). Betrokkenheid of verbondenheid kan ook naar voren komen uit het actief zijn in een buurtvereniging of organisatie. Dit is slechts het geval voor een klein deel van de jongvolwassenen. Jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst zijn hierin vaker actiever dan de anderen.
54
Bicknese, L., Slot, J. & Hylkema, C (2007), Probleemwijken in Amsterdam, Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek, Project 7120 55 Bicknese, L., Slot, J. (2007), De staat van de aandachtswijken. Zeeburg, Gemeente Amsterdam, Project 7181
84
4.2.2 Verbondenheid met de buurt per buurt¹. Gerangschikt naar mate van verbondenheid. Percentages naar mate verbondenheid. Verbonden
Neutraal
Totaal
N
4,8 7,7 23,5 16,7 20,0 20,0 14,8 0,0 23,8 36,4 18,2 24,0 25,0 30,8 27,8
Niet verbonden 0,0 7,7 0,0 8,3 6,7 6,7 14,8 30,0 9,5 0,0 18,2 12,5 12,5 7,7 11,1
Indische buurt Oost Transvaalbuurt Staatsliedenbuurt Oostelijk Havengebied Osdorp Midden Dapperbuurt Middelveldse Akerpolder / Sloten IJplein/Vogelbuurt Indische buurt West Weesperzijde Van Galenbuurt Geuzenveld Osdorp Oost Kolenkitbuurt Hoofdweg e.o.
95,2 84,6 76,5 75,0 73,3 73,3 70,4 70,0 66,7 63,6 63,6 63,5 62,5 61,5 61,1
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
21 13 17 12 15 15 27 10 21 11 11 96 16 13 18
Slotermeer Zuidwest Holendrecht / Reigersbos Landlust Overtoomseveld Bijlmer Oost EGK Gein Spaarndammer/Zeeheldenbuurt Bijlmer Centrrum DHF Oosterparkbuurt Volewijck Sloter/Riekerpolder De Krommert Slotervaart Nieuwendam Noord Banne Buiksloot Gemiddelde van alle buurten
57,1 56,7 56,4 56,3 52,0 51,4 50,0 47,6 47,6 46,7 44,4 44,0 43,3 34,5 30,0 58,6
26,0 13,3 23,9 23,9 36,0 34,7 40,0 42,9 38,1 20,0 38,9 44,0 43,3 37,9 50,0 27,2
16,9 30,0 19,7 19,7 12,0 13,9 10,0 9,5 14,3 33,3 16,7 12,0 13,3 27,6 20,0 14,1
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
77 30 117 71 25 72 10 21 21 15 18 25 30 29 10
¹ Alleen buurten waarin minimaal 10 respondenten wonen zijn opgenomen in de tabel NB: De buurten boven de streep scoren bovengemiddeld op verbondenheid, de buurten onder de streep ondergemiddeld.
De jonge Amsterdammers voelen zich minder verbonden met het stadsdeel dan met de buurt. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst voelen zich significant minder vaak verbonden met het stadsdeel dan de andere jongvolwassenen, gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht. Geslacht speelt binnen de groepen geen eenduidige rol. Net als met betrekking tot de buurt, voelen mannen van Marokkaanse afkomst zich vaker verbonden met het stadsdeel dan de vrouwen. Maar mannen van Surinaamse afkomst voelen zich juist minder verbonden met het stadsdeel dan de vrouwen. Terwijl de verschillende buurten in stadsdeel Zuidoost een lager percentage bewoners hadden die zich verbonden voelen met de buurt dan gemiddeld, scoort het stadsdeel Zuidoost wel hoger dan gemiddeld op verbondenheid met het stadsdeel (Tabel 4.2.3).
85
4.2.3 Verbondenheid met Stadsdeel per stadsdeel. Gerangschikt naar mate van verbondenheid. Percentages naar mate verbondenheid Verbonden
Neutraal
Totaal
n
25,9 26,3 35,5 30,6 25,4
Niet verbonden 14,8 15,8 52,6 19,4 49,2
Zeeburg Oost/Watergraafsmeer Zuidoost Oud-West De Baarsjes
59,3 57,9 52,6 50,0 49,2
100 100 100 100 100
54 76 152 36 59
Osdorp Geuzenveld/Slotermeer Westerpark Bos en Lommer Slotervaart/Overtoomseveld Amsterdam Noord Binnenstad Zuideramstel Gemiddelde alle stadsdelen
47,0 47,0 46,9 43,2 41,6 40,9 40,8 39,4 47,4
39,4 36,5 46,9 38,1 37,6 34,4 38,8 27,3 34,8
13,6 16,6 6,3 18,7 20,8 24,7 20,4 33,3 17,8
100 100 100 100 100 100 100 100
66 181 32 139 125 93 49 33
NB: De stadsdelen boven de streep scoren bovengemiddeld op verbondenheid, de stadsdelen onder de streep ondergemiddeld.
Er is de laatste jaren veel discussie geweest over segregatie, de ruimtelijke concentratie van bepaalde bevolkingsgroepen en wat dit betekent voor de bewoners van deze buurten. Betekent een concentratie van bijvoorbeeld bepaalde migrantengroepen in een bepaalde buurt dat zij zich minder zullen richten op de Nederlandse samenleving omdat zij zich bevinden tussen mensen met dezelfde cultuur en achtergrond. Of maakt het de integratie juist gemakkelijker, omdat het in eerste instantie gemakkelijker is een netwerk op te bouwen (mensen spreken bijvoorbeeld dezelfde taal) en degenen die er al langer wonen helpen de nieuwkomers hun weg te vinden in de samenleving. Vaak is de discussie over segregatie gekoppeld aan de concentratie van bepaalde sociaaleconomische problemen, zoals hoge werkloosheid, criminaliteit, en lagere schoolprestaties. Veel van de jonge Amsterdammers in dit onderzoek wonen in buurten die kunnen worden aangemerkt als concentratiegebieden van bepaalde bevolkingsgroepen. Van de jongvolwassenen die hebben meegedaan aan het onderzoek wonen degenen van Marokkaanse afkomst het meest in een concentratiegebied van mensen met dezelfde ‘etnische achtergrond’. 66% woont in een omgeving waar meer dan 20% van de bewoners een Marokkaanse achtergrond heeft. Dit geldt voor 42% van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst en voor 22% van de jongvolwassenen van Turkse afkomst. Sommige jonge Amsterdammers staat positief tegenover ruimtelijke concentratie. 12% van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst tot bijna een vijfde van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zouden het liefst wonen in een buurt waarin vooral mensen met dezelfde cultuur als zij wonen (Tabel 4.2.5). Het zijn vaker de laag tot middenhoogopgeleide jongvolwassenen van Nederlandse afkomst dan de hoogopgeleiden die hier de voorkeur aan geven. Binnen de groepen van Marokkaanse en Turkse afkomst speelt leeftijd een rol. De 18-24 jarigen geven vaker aan het liefst in een buurt te wonen
86
waar mensen met dezelfde cultuur als zijzelf wonen dan de 25-30 jarigen. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst zijn de mannen het hiermee vaker eens dan de vrouwen. Wonen in een concentratiegebied wordt dus niet door iedereen problematisch gevonden. Hierbij speelt een stuk herkenning, om in een omgeving te zijn met mensen met dezelfde culturele achtergrond of huidskleur. Dit kan juist ook de links met de buurt versterken. Richelle, van Surinaamse afkomst en opgegroeid in Reigersbos legt uit: ‘Ik moet wel eerlijk toegeven, in Amsterdam Zuidoost, in de Bijlmer enzo, daar voel ik me wel heel erg thuis. Dat zijn ook allemaal mensen van hetzelfde, ja ook allemaal bruine mensen enzo, dat vind ik wel gewoon prettig. Als ik in West ben, heb ik zoiets waar ben ik beland? Maar Amsterdam Zuidoost, dan heb ik zoiets van hier voel ik me wel thuis. Want in West, ja daar voel ik me echt zo’n buitenlander. Allemaal Marokkanen en Turken. Rij je zo in de metro en dan kom je vanaf Duivendrecht en dan kom je in Strandvliet en dan denk je: ja! Nu kom ik weer in mijn eigen buurt. (Richelle, 20 jaar, Surinaamse afkomst)
Het gaat Richelle om de sfeer en de mensen in Zuid Oost, maar vooral ook het niet opvallen door je huidskleur, het opgaan in de massa speelt een rol. Dat geeft haar een gevoel van thuis zijn in de buurt.
4.2.5 Ik woon het liefst in een buurt waarin vooral mensen met dezelfde cultuur als ik wonen. Percentages naar geboorteland ouders.
Helemaal mee eens Mee eens Niet mee eens/ Niet mee oneens Oneens Helemaal mee oneens Totaal n
Nederland 4,2 19,2 27,6 40,9 8,0 100 318
Geboorteland ouders Marokko Turkije 4,8 2,8 11,1 10,2 32,6 33,8 37,8 39,0 13,7 14,2 100 100 295 257
Suriname 2,4 8,9 29,2 46,7 12,8 100 256
Het grootste deel van de jonge Amsterdammers ziet echter niets in wonen in een ‘cultureel homogene’ buurt (Tabel 4.2.5). Zij vinden bijvoorbeeld dat concentratie van bepaalde bevolkingsgroepen vooroordelen in de hand werkt en de integratie in Nederland tegenwerkt. Zouhad, ziet verschillende ‘pijnpunten’ in Amsterdam, waarvan segregatie voor hem één van de meest in het oogspringende is: ‘Als je kijkt naar achterstandswijken, die worden steeds maar zwarter. En dan wil men dat men inburgert, maar inburgert in wat? Als je iemand uit Turkije of Marokko haalt en je gooit ‘m in een achterstandswijk dan voelt ‘ie zich thuis. Waarin moet hij dan inburgeren? De eigenaars van de winkels zijn allemaal allochtonen, allochtone werknemers, je hebt er alles. Hij hoeft maar zijn moedertaal te spreken en hij is thuis. Ik bedoel, waarom zou diegene nog inburgeren? In wat? Dus dat soort dingen, dat zou
87
moeten worden aangepakt vind ik. Je moet spreiden, je moet kijken hoe je dat doet, om niet die ghettovorming te krijgen.’ (Zouhad, 30 jaar, Marokkaanse afkomst)
De meeste jonge Amsterdammers spreken hun voorkeur uit voor een buurt waarin mensen wonen met verschillende nationaliteiten en culturen. Het spreiden van bevolkingsgroepen wordt als een mogelijkheid gezien om mensen met elkaar in contact te brengen en zo vooroordelen te ontkrachten. Maar ook in buurten die als ‘gemengd’ bestempeld worden is er een gevoel dat mensen vooral langs elkaar heen leven. Ze leven naast elkaar, maar niet met elkaar. En dat is wel problematisch, vinden veel jonge Amsterdammers. Anja, vertelt over haar ervaringen in Geuzenveld waar ze sinds 1998 woont: ‘Ik zie het hier in de speeltuin ook, Turkse vrouwen zijn altijd met elkaar aan het kletsen en Nederlanders die komen hier niet eens. En de Marokkaanse zijn hier ook met elkaar weet je, het is allemaal zo, ja, naast elkaar, maar niet met elkaar. (..) Als je elkaars cultuur veel meer gaat begrijpen en bijvoorbeeld een vriendje hebt die Marokkaans of Turks is, dat je dan veel minder snel geneigd bent om te zeggen alle Turken zijn stom of alle Marokkanen zijn stom (..), omdat je gewoon ook een klankbord hebt. En dat mis ik gewoon best wel. Ook Nederlanders, die bemoeien zich niet met buitenlanders weet je. Die denken ook lekker ver van mijn bed blijven en jullie moeten maar naar ons toekomen en jullie moeten maar aan ons aanpassen. (..) Breng die culturen bij elkaar (…). Ik zou me prettiger voelen in een omgeving die meer in balans is, dus niet teveel van dit of teveel van dat. Gewoon balans. (..) Echt alle culturen en de Nederlandse cultuur hoort daar ook gewoon in. Dat dat gewoon wat meer ingericht is mét elkaar. (Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst)
Met haar laatste opmerking benadrukt Anja dat er ook ‘autochtone’ Nederlanders zouden moeten wonen, voor een ‘balans’ aan verschillende culturen in een buurt. Verschillende jonge Amsterdammers wezen in de gesprekken op het ontbreken van de ‘Hollanders’ in sommige buurten en dat dit tegenwoordig vaker het geval is dan toen zij opgroeiden. Voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst is de bevolkingssamenstelling van de buurt waar zij wonen van invloed op de verbondenheid met de buurt. Degenen die wonen in een buurt waar minder dan 40% van de bewoners ‘autochtoon’ is, voelen zich minder verbonden met de buurt dan degenen die in een buurt wonen waar ‘autochtonen’ nog een ruime meerderheid van de bewoners uitmaken. Dezelfde zorgen die de jonge Amsterdammers uiten over de ‘segregatie’ in buurten spelen ook als het gaat om scholen. Ook hier is er een voorkeur voor scholen die ‘gemengd’ zijn, die een ‘balans’ hebben. Dit betekent een evenwichtige samenstelling, met kinderen met allerlei achtergronden en leerniveaus en niet concentraties van kinderen met bijvoorbeeld een taalachterstand. Ouders hebben in sommige gevallen echter niet het gevoel een keuze te hebben, het gevoel ‘vast te zitten’ in de buurt, omdat ze de middelen niet hebben hun kinderen in bijvoorbeeld Haarlem op school te doen. Anja, zelf moeder van twee kinderen uit haar zorgen:
88
‘Als op een school 60% van de kinderen gekleurd is willen (autochtonen) hun kind er al af halen. Halen ze massaal hun kinderen van de school. Ze rijden liever 6km verderop, dan dat zo’n kind in de buurt op school zit. Dat is ook een vooroordeel en dat zorgt er ook voor dat de achterstand eigenlijk alleen maar groter wordt, het vooroordeel groter wordt en de tweedeling groter wordt. Ik sta niet helemaal achter de keuze om mijn kind hier in de buurt op school te doen, maar het is uit nood. Ik kan geen andere kant op.’ (Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst)
4.3 De politieke links Naast het zich thuis, verbonden en veilig voelen in de stad en de buurt speelt ook het vertrouwen in de politiek een rol in de links van jongvolwassenen met Amsterdam. Het vertrouwen in de Amsterdamse politiek blijkt groot. Als de jongvolwassenen voor de keuze worden gesteld of ze eerder wel of eerder geen vertrouwen hebben in de gemeente Amsterdam en in Burgemeester Job Cohen, heeft een zeer ruime meerderheid vertrouwen (Tabel 4.3.1). Wel is daarbij van belang dat een behoorlijk deel van de jonge Amsterdammers op deze vragen geen antwoord wist te geven. Niet alle jongvolwassenen zijn bekend met de gemeente en de burgemeester en vinden het moeilijk een oordeel te geven of ze hierin vertrouwen hebben of niet. Er zijn significante verschillen tussen de vier groepen, met name in het vertrouwen in de burgemeester Job Cohen. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst hebben wat minder vaak vertrouwen in zowel de gemeente als de burgemeester dan de anderen. Er zijn weinig verschillen binnen de groepen op basis van leeftijd, geslacht of opleidingsniveau. Alleen binnen de groep jongvolwassenen van Nederlandse afkomst speelt opleidingsniveau een rol. Laag tot middenhoogopgeleiden hebben significant minder vertrouwen in de gemeente en de burgemeester dan de hoogopgeleiden.
4.3.1 Vertrouwen in Gemeente en Burgemeester. Percentages eerder wel vertrouwen naar geboorteland ouders
Vertrouwen gemeente Amsterdam Weet niet Vertrouwen Burgemeester, Job Cohen Weet niet n¹
Nederland 70,0 12,5 83,2 5,7 318
Geboorteland ouders Marokko Turkije 71,2 71,9 13,6 13,7 75,0 67,3 14,4 17,2 299 258
Suriname 62,0 17,1 62,3 19,6 257
¹ Alle antwoorden zijn meegenomen vanwege het hoge percentage weet niet / geen antwoord
De burgemeester is dus overduidelijk populair bij de Amsterdamse jongvolwassenen. Zij vinden dat hij goed zichtbaar is op de momenten waar het om gaat. Als er iets gebeurt dan laat de burgemeester van zich horen. Het ‘de boel bij elkaar houden’, het ‘eeuwige theedrinken’ door de Burgemeester Cohen werd bediscussieerd in de periode na de moord op Theo van Gogh. Maar deze boodschap spreekt veel jonge Amsterdammers aan, juist in tijden waarin zij het gevoel hebben dat bepaalde groepen in de samenleving
89
tegenover elkaar komen te staan. Voor Jari is deze boodschap de essentie van zijn vertrouwen in Cohen en daarmee in de gemeente: ‘Ik heb wel het idee dat hij er echt voor alle burgers probeert te zijn. Hij wordt dan wel een beetje belachelijk gemaakt met zijn ‘de boel bij elkaar houden’, maar ik denk wel dat dit de essentie is. En daarmee bedoelt hij natuurlijk ook dat je moet zorgen dat groepen zich niet buitengesloten voelen en zich gaan vervreemden. Ik denk dat dat juist is waarvoor je nu inderdaad moet waken.’ (Jari, 30 jaar, Nederlandse afkomst)
4.3.2 Gestemd bij gemeenteraadsverkiezingen, maart 2006. Percentages naar geboorteland ouders Geboorteland ouders Nederland Marokko Turkije Ja 70,1 39,2 43,2 Nee 20,7 32,2 34,6 Kan ik mij niet herinneren 9,2 28,5 22,1 Totaal 100 100 100 n¹ 300 261 227 ¹ Alleen degenen met kiesgerechtigde leeftijd op moment van verkiezingen
Suriname 37,7 35,6 26,7 100 236
Het opkomstpercentage tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 in Amsterdam was 52,7%. Het percentage jongvolwassenen van Nederlandse afkomst dat aangeeft te hebben gestemd is veel hoger, namelijk 70%. Onder de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst is het opkomstpercentage van de jongvolwassenen juist veel lager dan het opkomstpercentage voor alle Amsterdammers (Tabel 4.3.2). Het grote vertrouwen in de gemeente en de burgemeester uit zich, bij de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst over het algemeen dus niet in een gang naar de stembus. Ook als wordt gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd en geslacht stemmen de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst veel vaker dan de anderen. Het is opvallend dat een groot deel van de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst aangeeft zich niet meer te kunnen herinneren te hebben gestemd. Al met al duiden deze cijfers voor deze drie groepen niet op een grote betrokkenheid bij de lokale politiek.
4.3.3 Redenen om niet te stemmen tijdens de Gemeenteraadsverkiezingen, maart 2006. Percentages naar geboorteland ouders. Meerdere antwoorden mogelijk.
Nederland Geen tijd 26,3 Verblijf in buitenland 14,0 Niet genoeg info, niet genoeg in verdiept 14,0 57 n¹ ¹ Alleen de respondenten die hadden gestemd
Geboorteland ouders Marokko Turkije 31,6 28,6 5,3 5,4 6,6 1,8 76 56
Suriname 17,1 8,6 4,3 70
90
Aan de jonge Amsterdammers die niet hebben gestemd, is ook gevraagd waarom zij niet hebben gestemd. Drie redenen werden relatief vaker genoemd: geen tijd, verblijf in het buitenland en niet genoeg informatie (Tabel 4.3.3). Verblijf in het buitenland en het gebrek aan informatie worden vooral genoemd door de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. 4.3.4 Partijkeuze Gemeenteraadsverkiezingen, maart 2006. Percentage naar geboorteland ouders
PvdA VVD GroenLinks D66 SP CDA Amsterdam Anders / De Groenen Leefbaar Amsterdam Christen Unie Partij voor de Dieren¹ Groep Wilders (PVV)¹ Anders Wil niet zeggen Weet niet meer Totaal n²
Nederland 24,1 21,7 22,5 4,7 13,9 2,3 0,8
Geboorteland ouders Marokko Turkije 67,4 55,4 3,0 2,8 2,4 5,9 0,6 4,1 15,7 11,5 0,0 4,0 0,0 1,4
Suriname 58,4 2,5 6,1 0,9 17,9 2,6 0,0
Verkiezingsuitslag Amsterdam 39,4 16,2 13,7 4,1 13,4 4,2 2,0
0,0
0,9
0,0
0,0
1,3
1,3 1,0
0,0 1,2
0,0 0,0
0,9 0,0
1,5 -
1,5
0,0
0,0
0,0
-
0,0 1,6 9,1 100 88
Nvt Nvt Nvt
0,4 0,0 0,0 2,7 4,8 5,5 3,0 3,9 9,5 100 100 100 210 99 97 ¹ Partij werd genoemd terwijl deze niet meedeed met de verkiezingen ² Alleen degenen die hebben gestemd
De jongvolwassenen die hebben gestemd, hebben vooral links gestemd (Tabel 6.3.4). Bij de jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst is duidelijk één partij populair; de PvdA. Zij stemmen veel vaker op de PvdA dan alle Amsterdammers. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen 2006 stemde 39% van de Amsterdammers op de PvdA, bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst is dit 67%. Bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zijn de stemmen veel meer gespreid over de verschillende partijen. Voor hen zijn de PvdA, VVD en Groenlinks ongeveer even populair. De meeste jonge Amsterdammers stemmen vooral op een partij en niet zo zeer op een bepaalde persoon (Tabel 4.3.5). Het stemmen op iemand uit de buurt of het stadsdeel waar men woont, of voor de jongste kandidaat komt nauwelijks voor. Als de jongvolwassenen op een specifieke persoon stemmen gaat het vooral om de lijsttrekker en iemand die ze goed vinden. Er zijn wel enkele verschillen tussen de groepen. Jongvolwassenen met een Turkse achtergrond stemmen vaker op een specifieke persoon dan de anderen. Het gaat dan vooral om de lijsttrekker, iemand die ze goed vinden en /of
91
iemand met ‘dezelfde etnische achtergrond’. De jongvolwassenen van Turkse afkomst brengen het vaakst een ‘etnische’ stem uit, maar ook voor de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst speelt dit een rol. Bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst waren alle ‘etnische stemmen’ een stem voor de PvdA. Op de kandidatenlijst van de PvdA stonden 4 kandidaten met een Marokkaanse achtergrond, van wie vooral Ahmed Aboutaleb veel voorkeursstemmen kreeg. Voor de jongvolwassenen van Turkse afkomst werden de etnische stemmen ook vooral op de PvdA uitgebracht. Er stonden twee kandidaten met een Turkse achtergrond op de lijst. Vooral Derya Kaplan haalde veel voorkeursstemmen. Verder werden er door deze jongvolwassenen ‘etnische stemmen’ gebracht op de VVD en de SP. Slechts een enkeling van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst bracht een ‘etnische’ stem uit, terwijl er verschillende kandidaten van Surinaamse afkomst op de lijsten stonden. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst, en dan voornamelijk de vrouwen, stemden veel vaker dan de anderen op de eerste vrouw op de lijst.
4.3.5 Stemmen op partij of specifieke persoon bij Gemeenteraadsverkiezingen maart 2006. Percentages naar geboorteland ouders. Meerdere antwoorden mogelijk.
Partij, niet bepaalde persoon Lijsttrekker Iemand die ik goed vind Eerste vrouw op lijst Zelfde etnische achtergrond Voor iemand die ik ken Iemand uit mijn buurt stadsdeel Jongste kandidaat
of
Nederland 60,7 10,7 11,0 17,8 1,6 3,0 1,8 0,0
Geboorteland ouders Marokko Turkije 61,6 48,8 16,7 14,2 15,0 18,4 1,8 0,9 12,2 16,3 4,8 7,4 2,4 5,5 0,0
0,0
Suriname 62,6 10,4 10,3 4,4 3,6 0,9 0,0 0,0
4.4 Het label Amsterdammer De meeste jonge Amsterdammers hebben sterke links met Amsterdam. De verbondenheid, het thuisgevoel, maar ook het vertrouwen in de gemeente en burgemeester onderstrepen dit. De jongvolwassenen voelen zich Amsterdammer. Maar wat is dan precies een Amsterdammer? Uit de interviews komen een aantal belangrijke aspecten naar voren. Er wordt op gewezen dat de ‘echte Amsterdammers’ toch diegenen zijn die geboren en getogen zijn in Amsterdam of er in ieder geval al erg lang wonen. Fatiha, zelf een geboren en getogen Amsterdamse van Marokkaanse afkomst voelt zich ook een echte Amsterdammer. Op de vraag wat voor haar een Amsterdammer is antwoordt zij: Voor mij? Nou geboren in Amsterdam. Weet waar de Jordaan ligt, anders ben je geen echte Amsterdammer. Een beetje plat Amsterdams kunnen praten. Ja en toch dat je de achtergronden van Amsterdam kent. (Fatiha, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
92
Het is dus niet alleen het geboren en getogen zijn in Amsterdam wat een rol speelt, het is meer dan dat, de weg en de achtergronden van Amsterdam kennen, dat maakt je een echte Amsterdammer. Je kent de ins & outs van de stad. Erdem, geboren en getogen in Amsterdam en van Turkse afkomst geeft aan dat alleen wonen in Amsterdam niet genoeg is. Je moet er ook wel echt leven. Amsterdammer zijn is een gevoel. Hij omschrijft waarom hij zich een Amsterdammer voelt: Nou ik denk omdat ik me best betrokken voel bij Amsterdam. Ik denk dat dat het verschil maakt of iemand Amsterdammer is of niet. Je kan ergens wel wonen, maar als je geen link hebt met waar je woont, geen gevoelens erbij. Je woont dan wel in Amsterdam, maar dan vind ik je eigenlijk geen Amsterdammer. (Erdem, 28 jaar, Turkse afkomst)
De Amsterdamse jongvolwassenen noemen verschillende aspecten van Amsterdam die maken dat ze trots zijn op Amsterdam en zich Amsterdammer voelen. Eén van deze aspecten is de tolerantie. Hiermee wordt vooral verwezen naar het omgaan met verschillende culturen, contact hebben met mensen van verschillende achtergronden, maar ook, meer algemeen, tolerantie ten opzichte van mensen die anders zijn op wat voor manier dan ook. Ook Mohammed, van Marokkaanse afkomst is, mede hierom, een trotse Amsterdammer. Hij legt uit: (Amsterdam) is wel een vrije stad. Veel culturen door elkaar heen. En in de meeste gevallen kan iedereen goed met elkaar omgaan, ja leuk! (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
De reputatie van Amsterdam als een tolerante stad, buiten Amsterdam, wakkert de trots aan. Jari woont al zijn hele leven in Amsterdam. Op de vraag waarom hij trots is op Amsterdam antwoordt hij: Nou ook wel de reputatie van Amsterdam denk ik, naar buiten toe. Als een tolerante stad waar in principe een heleboel mogelijk is voordat je op je vingers wordt getikt en die gastvrij is voor mensen uit alle landen. (Jari, 30 jaar, Nederlandse afkomst)
Een ander aspect wat de jongvolwassenen belangrijk vinden is het wereldse, het kosmopoliete, en het stedelijke van Amsterdam. Amsterdam wordt dan vooral geplaatst tegenover dorpen, of meer algemeen het platteland van Nederland. Voor de geboren en getogen Amsterdammer Frans is het kosmopoliete dat maakt dat hij zich Amsterdammer voelt. Ja je hebt toch al gauw als mensen van uit een dorpje komen dan zie je wel de verschillen en dan voel ik me eerder toch verbonden met de wat kosmopolitischere Amsterdammer zeg maar dan met de dorpeling. (Frans, 21 jaar, Nederlandse afkomst)
93
Ook Mohammed benadrukt dit expliciet, een Amsterdammer is toch echt iets anders dan iemand uit een dorp in Nederland: Amsterdammer is echt gewoon Amsterdammer. Dat heb je in sommige steden niet, en in dorpen al helemaal niet. (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
Naast het dorp of het platteland wordt vooral door de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst het Amsterdammer zijn geplaatst tegenover Nederlander. Zij voelen zich vooral Amsterdammer en geen Nederlander. Het multiculturele van Amsterdam wordt dan benadrukt en dat je als ‘buitenlander’ of ‘allochtoon’ niet opvalt in een stad waar vele nationaliteiten en culturen vertegenwoordigd zijn. Selva, van Turkse afkomst, benadrukt het feit dat veel mensen haar immers ook niet zien als Nederlander, dus waarom zou zij zich dan Nederlander voelen? Maar een Amsterdammer voelt zij zich wel, een Turkse Amsterdammer: Ik ben wel een Amsterdammer, ik ben een Turkse Amsterdammer, ik ben geen Hollandse Amsterdammer. Als ik op straat loop, ik voel me niet Nederlands, nee echt niet. Nee. Ik ben hier wel geboren, maar ik voel me niet Nederlands. Als ik hier op straat loop zie ik Nederlanders, zie ik Turken, zie ik Marokkanen zie ik Surinamers, zie ik Antillianen, zie ik Chinezen, maar als ik naar zo’n klein dorpje ga dan zie ik niks, dan zie ik alleen maar Nederlanders. En dan denk ik bij mezelf van,.. Je voelt je snel buitengesloten dan. Ze doen zo, ze trekken hun schouder op, ze zijn bang als je ze iets komt vragen. Ja, zou jij je dan niet buitengesloten voelen? Zou jij je dan niet meer een Amsterdammer voelen dan een Nederlander, omdat de rest van Nederland niet eens weet dat je bestaat? (Selva, 27 jaar Turkse afkomst)
Ook Anja beschrijft dat mensen haar toch in eerste instantie als buitenlander zien. Ze heeft immers een ‘andere kleur’. Uiteindelijk wordt ze gezien als een allochtoon, niet als een Nederlander. Op de vraag waarom zij zich Amsterdammer voelt antwoordt ze: Amsterdammer, ja ik denk voornamelijk omdat het zo multicultureel is. Meer dan zeg maar gemiddeld in Nederland. Want ik voel me geen Nederlander. Uiteindelijk ben ik ook geen Nederlander. Ik weet gewoon dat ik een kleur heb en dat ik altijd op mijn kleurtje zal worden beoordeeld. In eerste instantie. In eerste instantie word ik gewoon in een hokje gestopt, van oh dat is een allochtoon, weet je wel.(Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst)
Maar ook een aantal geïnterviewden van Nederlandse afkomst voelt zich niet echt Nederlander. Hieraan liggen echter geen gevoelens van uitsluiting aan ten grondslag. Karin woont sinds 1999 in Amsterdam. Zij koppelt Nederland aan een bepaalde dominante (conservatieve) cultuur waarmee zij zich niet wil associëren. Zij ziet Amsterdam niet als Nederland:
94
Hier in Amsterdam heeft iedereen toch wat opener, ruimere blik, progressiever, meer culturen. Er gebeurt meer en dus daarom vind ik Amsterdam ook niet echt Nederlands. Het is net als dat New York geen Amerika is, vind ik Amsterdam geen Nederland. En daarom voel ik me dus ook meer een Amsterdammer, omdat ik me meer kan vereenzelvigen met die cultuur die hier heerst en niet zozeer met de cultuur die in Nederland heerst. (Karin, 27 jaar, Nederlandse afkomst)
Voor verreweg de meeste jonge Amsterdammers is de culturele diversiteit, het multiculturele van Amsterdam, een heel belangrijk onderdeel van de Amsterdamse identiteit. Er is echter een kleine groep, 8% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst die zich wel sterk identificeert met Amsterdam, maar absoluut niet positief staat tegenover de multiculturele samenleving. Sterker nog, deze groep voelt zich eerder bedreigd door de veelheid aan culturen in Amsterdam en is bang dat ‘het eigene’ van Amsterdam verloren zal gaan. Deze jonge Amsterdammers zijn voornamelijk laag tot middenhoogopgeleid. Het gaat zowel om mannen als vrouwen. Zij wonen bijna allemaal in een buurt waar ‘autochtonen’ een ruime meerderheid, meer dan 60%, van de bewoners uitmaken. Jan groeide op in de Amsterdamse Pijp en zag deze buurt veranderen. Hij ziet steeds meer ‘slager Ali’s’ en mist de Nederlandse cultuur. Hij vertelt: Wat mij betreft (als Amsterdam) met minder allochtonen zou zijn, ik denk dat Amsterdam er dan een stuk op vooruit zou gaan. Qua verbroedering. Vroeger kon ik bijvoorbeeld gewoon eten bij mijn buurvrouw Tante Els. Nou merk je daar niks meer van. Begrijp je wat ik bedoel?(..) Ik mis de cultuur van Nederland wel. (Jan, 30 jaar, Nederlandse afkomst)
4.5
Spanningen in Amsterdam
Ondanks de algemene positieve opvatting van de culturele diversiteit in Amsterdam, de veelheid aan nationaliteiten en culturen ervaart een groot deel van de Amsterdamse jongvolwassenen spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen in de stad (Tabel 4.5.1).
4.5.1 Vindt u dat er in Amsterdam spanningen zijn tussen verschillende bevolkingsgroepen? Percentages naar geboorteland ouders Geboorteland ouders Nederland Marokko Turkije Ja 73,2 51,3 49,5 Nee 15,0 30,7 24,9 Weet niet / Geen antwoord 11,8 17,9 25,7 Totaal 100 100 100 318 299 258 n¹ ¹ Alle antwoorden meegenomen in verband met hoog percentage weet niet / geen antwoord
Suriname 61,3 23,7 15,0 100 257
95
Hierbij moet de kanttekening worden geplaatst dat een relatief hoog percentage deze vraag met ‘weet niet’ heeft beantwoord, of geen antwoord heeft gegeven (12-26%). De jongvolwassen van Nederlandse afkomst ervaren significant vaker spanningen dan de andere jongvolwassenen. Gecontroleerd voor etniciteit, opleidingsniveau en leeftijd ervaren vrouwen vaker spanningen dan mannen. Aan de jongvolwassenen die spanningen ervaren is gevraagd tussen welke bevolkingsgroepen zij vinden dat er spanningen zijn (Tabel 4.5.2). Allereerst is gekeken welke bevolkingsgroepen het meest naar voren komen. Daarna is gekeken welke specifieke combinaties het meest worden genoemd.
4.5.2 Meest genoemde spanningen tussen bevolkingsgroepen. Percentage naar geboorteland ouders. Meerdere antwoorden mogelijk. Nederland Spanningen algemeen Nederlanders / autochtonen – (andere groep) Marokkanen – (andere groep) Turken – (andere groep) Surinamers – (andere groep ) Moslims – (andere groep) Spanningen specifiek Marokkanen – Nederlanders / Hollanders Allochtonen - autochtonen Marokkanen – Turken Marokkanen – Surinamers Alle bevolkingsgroepen n¹ ¹ Alleen de respondenten die spanningen ervaren
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
72,9 70,2 16,9 8,4 10,7
86,8 65,8 11,8 11,2 12,5
64,0 63,2 30,4 19,2 8,0
57,5 79,1 24,2 28,1 4,6
32,4 10,7 4,4 5,3 4,0 225
42,1 18,4 3,9 2,6 2,6 152
21,6 12,0 14,4 6,4 3,2 125
24,8 5,9 11,7 13,7 10,5 153
² Verschillende antwoorden samengevoegd: Jongvolwassenen van Nederlandse afkomst en moslims, moslim – niet moslim, moslim – Nederlanders, moslim-christenen, islamitische groepen/culturen, moslims, moslims en Joden, moslims en homoseksuelen
Als we kijken naar de bevolkingsgroepen worden ‘Nederlanders’ of ‘autochtonen’ het meest genoemd, gevolgd door ‘Marokkanen’. ‘Turken’ of ‘Surinamers’ worden veel minder vaak genoemd als het gaat om spanningen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdam. Spanningen waarbij een religie een rol speelt, bijvoorbeeld spanningen tussen moslims en niet moslims, worden ook opvallend weinig genoemd. 9% van de jonge Amsterdammers geeft een dergelijk antwoord, bijna altijd worden dan moslims tegenover een andere groep geplaatst. De meest genoemde specifieke spanning is die tussen ‘Marokkanen’ en ‘Nederlanders’. Daarnaast valt op dat jongvolwassenen van Turkse en Surinaamse afkomst vaker spanningen ervaren met Marokkanen, dan de Marokkanen met Turken of Surinamers.
96
4.5.3 Ontwikkeling spanningen in de afgelopen jaren. Percentages naar geboorteland ouders
Heel erg toegenomen Toegenomen Gelijk gebleven Afgenomen Heel erg afgenomen Totaal n¹
Nederland 8,6 64,3 23,0 4,1 0,0 100 218
Geboorteland ouders Marokko Turkije 27,0 28,6 61,5 52,8 6,8 13,5 4,3 4,0 0,4 1,1 100 100 150 122
Suriname 21,8 50,3 17,8 10,1 0,0 100 151
¹ Alleen de respondenten die spanningen ervaren
Verreweg de meeste jongvolwassenen, variërend van 72% van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst tot 89% van degene van Marokkaanse afkomst vinden dat de spanningen de afgelopen jaren zijn toegenomen. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst geven minder vaak dan de andere jonge Amsterdammers aan dat spanningen heel erg zijn toegenomen (Tabel 4.5.3). Veel jonge Amsterdammers maken zich zorgen over de verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen in Amsterdam. Al eerder kwam naar voren dat zij het gevoel hebben dat er vooral langs elkaar heen wordt geleefd en niet met elkaar. Dit kan vooroordelen en spanningen in de hand geven jonge Amsterdammers in de gesprekken aan. Het beeld dat wordt gecreëerd in de media speelt een grote rol. Veel jonge Amsterdammers ervaren zelf geen spanningen, maar hebben wel het idee dat deze spanningen er zijn. Voor de wat jongere groep is vooral de moord op Theo van Gogh een gebeurtenis die bepaalde spanningen duidelijk maakte, voor de wat ouderen is 11 september het moment waarna veel veranderd is de verhoudingen tussen mensen. Er is ongerustheid over groepen die herhaaldelijk negatief in het nieuws komen. Vooral ‘de Marokkanen’ worden in dit verband vaak genoemd, en daardoor gestigmatiseerd. Zij zouden zich meer terugtrekken in de ‘eigen groep’ en de confrontatie uit de weg gaan. Daarnaast wordt de publieke discussie, die is verhard, genoemd, wat de spanningen kan verhogen: ‘De laatste tijd wordt de discussie in elke geval veel harder gevoerd. En ook met die incidenten natuurlijk, van Theo van Gogh, sindsdien wordt er veel gediscussieerd (over de verhoudingen tussen groepen). En dan krijg je natuurlijk ook, dat als er harder geroepen wordt tegen die groepen, als er meer en meer geluiden komen dat zij zich slecht gedragen, dan voelen zij zich ook steeds minder erbij horen. En dan ga je je natuurlijk slechter gedragen lijkt mij. Dat het versterkend werkt.’ (Jari, 30 jaar, Nederlandse afkomst)
97
4.6 Amsterdam & Amsterdammer: samengevat
Amsterdam is een ‘sterk merk’ voor haar inwoners. De vier groepen jonge Amsterdammers hebben sterke links met de stad. Er zijn slechts kleine verschillen tussen de groepen. Voor het overgrote deel van de jonge Amsterdammers hangt het label ‘Amsterdammer’ nauw samen met de multiculturele samenleving. Hun Amsterdamse identiteit koppelen zij aan een positieve waardering van de diversiteit in Amsterdam. Er is echter een kleine groep jongvolwassenen van Nederlandse afkomst waarbij een sterke identificatie met Amsterdam niet samengaat met een positieve waardering voor culturele diversiteit. Deze groep voelt zich hierdoor juist bedreigd. Dit is ook de groep die vaak spanningen ervaart tussen verschillende bevolkingsgroepen. Zij wonen vooral in buurten waar ‘autochtonen’ nog een meerderheid vormen. Het is te verwachten dat zij daardoor minder in contact komen met mensen met andere etnisch-culturele achtergronden. Onbekend maakt onbemind. Jongvolwassenen van Nederlandse afkomst die wonen in buurten met meer culturele diversiteit staan positiever ten aanzien van de multiculturele samenleving. Voor verbondenheid met de buurt zien we een ander beeld. In de buurten waar minder dan 40% ‘autochtoon’ is voelen de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zich minder vaak verbonden met de buurt. Veel Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst ervaren de Amsterdamse identiteit als één die openstaat voor culturele diversiteit. Sterker nog ‘de Amsterdammer’ staat voor hen voor deze diversiteit. Het is een identiteit die gemakkelijk gecombineerd kan worden met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse identiteit. Maar zij voelen zich vaak boven alles Amsterdammer. Er is een opvallend groot vertrouwen in de burgemeester en de gemeente Amsterdam. Al uit dit vertrouwen zich niet in een grote mate van politieke betrokkenheid bij alle jonge Amsterdammers. De jonge Amsterdammers die spanningen ervaren vinden over het algemeen ook dat deze zijn toegenomen. Vooral spanning tussen ‘autochtonen’ / Nederlanders en Marokkanen worden genoemd. De bezorgdheid over de verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen leeft ook bij de Amsterdammers die zelf geen spanningen ervaren. Vooral doordat mensen te weinig echt met elkaar in contact komen en langs elkaar heen leven. Dit kan de vooroordelen die er al zijn versterken en verhoogt de spanningen vinden de jonge Amsterdammers.
98
5
LINKS MET NEDERLAND & HET LABEL NEDERLANDER 5.1 De links met Nederland
Over het algemeen voelen de jonge Amsterdammers zich verbonden met en thuis in Nederland en ze zijn trots op Nederland. Ook ziet een meerderheid van de jonge Amsterdammers zijn of haar toekomst in Nederland en zijn zij tevreden of neutraal over de huidige situatie in Nederland. Deze verschillende aspecten zijn samengenomen om de mate van links met Nederland te bepalen (Tabel 5.1.1).
5.1.1 Schaalvariabele links met Nederland
‘Links met Nederland’ is gebaseerd op 5 stellingen: Ik voel me verbonden met Nederland Ik ben trots op Nederland Ik voel me thuis in Nederland Hoe tevreden bent u met de huidige situatie in Nederland? Hoe waarschijnlijk is het, dat u de rest van uw leven in Nederland blijft wonen? Scores op de eerste 3 stellingen: Helemaal mee oneens (1), oneens (2), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (4), helemaal mee eens (5). Stelling 4: Heel ontevreden (1), ontevreden (2), niet tevreden/niet ontevreden (3), tevreden (4), heel tevreden (5). Stelling 5: Heel onwaarschijnlijk (1), onwaarschijnlijk (2), niet waarschijnlijk / niet onwaarschijnlijk (3), waarschijnlijk (4), heel waarschijnlijk (5). Voor de variabele identificatie met Nederland is het gemiddelde op deze vijf stellingen genomen (alleen valide antwoorden). Schaalvariabele ‘Links met Nederland’. Gemiddelde naar geboorteland ouders
Alle respondenten Alleen laag-middenhoogopgeleiden Alleen mannen
Nederland 3,7 3,6 3,8
Geboorteland ouders Marokko Turkije 3,6 3,7 3,7 3,7 3,5 3,9
Suriname 3,6 3,5 3,6
99
De verschillen tussen de groepen zijn klein. Over het algemeen zijn de links met Nederland sterk. Als wordt gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht is de mate van identificatie met Nederland van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst wat lager dan van de andere jongvolwassenen.56 Een score van 3 op identificatie met Nederland kan worden gezien als een neutrale score. Er is een kleine groep die een zwakke verbondenheid met Nederland vertoont, dat wil zeggen een score lager dan de ‘neutrale’ waarde 3 op identificatie met Nederland. Deze groep is het grootst binnen de groep van Surinaamse afkomst (12.0%) en het kleinst bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst (7.2%). Binnen de groep van Nederlandse afkomst is er een significant effect van opleiding. Laag tot middenhoogopgeleiden scoren lager op ‘links met Nederland’ dan hoogopgeleiden. Bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst is er een significant effect van geslacht. Mannen hebben minder sterke links met Nederland dan vrouwen.
5.1.2 Schaalvariabele nationalistische gevoelens ten aanzien van Nederland
De mate van nationalisme is gebaseerd op 3 stellingen: Ik voel trots als Nederlandse sporters winnen in internationale sportwedstrijden In het buitenland voel ik mij een vertegenwoordiger van Nederland Als er meer landen zouden zijn zoals Nederland, dan zag de wereld er beter uit. Scores op de stellingen: Helemaal mee oneens (1), oneens (2), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (4), helemaal mee eens (5). Voor de variabele identificatie met Amsterdam is het gemiddelde op deze drie stellingen genomen (alleen valide antwoorden). Nationalistische gevoelens Nederland. Gemiddelde naar geboorteland ouders
Alle respondenten Alleen Laag tot middenhoogopgeleiden
Nederland 3,5 3,3
Geboorteland ouders Marokko Turkije 3,5 3,4 3,5 3,4
Suriname 3,3 3,3
De meeste jonge Amsterdammers, ongeveer 60 tot 80%, zijn trots als Nederlandse sporters winnen in internationale sportwedstrijden. Veel minder vaak voelen zij zich in het buitenland een vertegenwoordiger van Nederland of denken zij dat als er meer landen zouden zijn zoals Nederland de wereld er beter uit zou zien. Deze drie aspecten zijn samengenomen om de mate van nationalistische gevoelens van de jongvolwassenen te meten. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst hebben significant minder sterke nationalistische gevoelens ten aanzien van Nederland dan de andere drie groepen. Binnen de groepen lopen de opvattingen sterk uiteen, vooral bij de jongvolwassenen van Turkse 56
Als er in dit hoofdstuk melding wordt gemaakt van significante verschillen tussen de vier groepen, zijn dit verschillen gecontroleerd voor eventuele verschillen als gevolg van opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. De tabellen zijn opgenomen in bijlage 2.
100
en Marokkaanse afkomst. Gecontroleerd voor etniciteit, opleidingsniveau en leeftijd hebben mannen sterkere nationalistische gevoelens dan vrouwen. Verder hebben laag tot middenhoogopgeleide jongvolwassenen van Nederlandse afkomst minder sterke nationalistische gevoelens dan de hoogopgeleide jongvolwassenen van Nederlandse afkomst.
5.2 Politieke links
Naast links in de zin van verbondenheid, thuisgevoel en nationalistische gevoelens hebben we ook gevraagd naar de politieke links van de jonge Amsterdammers met Nederland. Hoe staat het met hun politiek zelfvertrouwen? Hebben zij eerder wel of eerder geen vertrouwen in de verschillende Nederlandse instituties?
5.2.1 Schaalvariabele politiek zelfvertrouwen
Politiek zelfvertrouwen is gebaseerd op 4 stellingen: Stemmen heeft geen zin Iemand zoals ik heeft geen invloed op de Nederlandse politiek Stemmen is een burgerplicht We mogen gelukkig zijn dat we in een land leven dat zulke democratische wetten en gewoonten kent Scores op de eerste twee stellingen: Helemaal mee oneens (5), oneens (4), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (2), helemaal mee eens (1). Scores op de laatste twee stellingen: Helemaal mee oneens (1), oneens (2), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (4), helemaal mee eens (5). Voor de variabele politiek zelfvertrouwen is het gemiddelde op deze vier stellingen genomen (alleen valide antwoorden). Schaalvariabele Politiek zelfvertrouwen. Percentage eens naar geboorteland ouders
Alle respondenten Alleen hoogopgeleiden
Nederland 4,0 4,2
Geboorteland ouders Marokko Turkije 3,6 3,7 3,8 3,9
Suriname 3,6 3,8
De mate van politiek zelfvertrouwen van de jonge Amsterdammers is gebaseerd op vier stellingen: stemmen heeft geen zin, iemand zoals ik heeft geen invloed op de Nederlandse politiek, stemmen is een burgerplicht en we mogen gelukkig zijn dat we in een land leven dat zulke democratische wetten en gewoonten kent (Tabel 5.2.1). De meeste jonge Amsterdammers zijn van mening gelukkig te zijn in een democratisch land als Nederland te leven en slechts een klein deel is van mening dat stemmen geen zin heeft. De jongvolwassenen van Marokkaanse en Surinaamse afkomst beschikken over significant minder politiek zelfvertrouwen dan de anderen. De verschillen op grond van 101
opleidingsniveau zijn echter sterker dan de verschillen op grond van afkomst. Laag tot middenhoogopgeleiden hebben minder politiek vertrouwen dan hoogopgeleiden. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst speelt daarnaast geslacht een rol. Mannen van Marokkaanse afkomst hebben minder politiek zelfvertrouwen dan de vrouwen. Als we kijken naar het vertrouwen dat jonge Amsterdammers hebben in verschillende Nederlandse instituties vallen de grote verschillen in vertrouwen tussen de instituties op (Tabel 5.2.2). De jonge Amsterdammers hebben veel minder vaak vertrouwen in de media en de politieke partijen dan in andere Nederlandse instituties. Het geringe vertrouwen in de media heeft vooral te maken met de berichtgeving over bepaalde bevolkingsgroepen die overwegend negatief is en over de manier waarop het debat over integratie dit moment worden gevoerd. Het geringe vertrouwen in de politieke partijen heeft te maken met het huidige gepolariseerde politieke debat in Nederland, waarop we later in deze paragraaf nog zullen ingaan. Ook het vertrouwen in de politie laat te wensen over, vooral bij de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst. Er leeft een gevoel dat er wel wordt gepraat over een harde aanpak van criminaliteit, maar dat er niet echt iets wordt gedaan: Ik heb ten minste zo’n gevoel dat er eigenlijk alleen maar gepraat wordt, en niet zoveel gedaan. Ik ben wel van de harde, ja, aanpak. Ik zou het niet erg vinden als criminelen hard worden aangepakt. De politie, kijk, ik weet het niet, ze stellen geen goede prioriteiten vind ik. Die gasten moet je gewoon keihard aanpakken, maar ja, waar de politie zich op focust is op autobekeuringen, en dat soort dingen. De prioriteit is gewoon niet goed. Pak gewoon die gasten op, in de boeien, en zet ze vast, en dan ja, na een dag lopen ze weer vrij. (Ozan, 21 jaar, Turkse afkomst)
Daarnaast zijn er ook grote verschillen tussen de vier groepen jonge Amsterdammers in het vertrouwen wat zij hebben in de Nederlandse instituties (Tabel 5.2.2).
5.2.2 Vertrouwen Nederlandse instituties. Percentage eerder wel vertrouwen naar geboorteland ouders
Rechtssysteem Overheid Politieke Partijen Leger Kerkgemeenschap/Moskee Politie Media
Nederland 73,0 64,3 44,8 74,8 23,5 67,8 50,3
Geboorteland ouders Marokko Turkije 62,4 65,5 47,9 63,6 16,4 27,7 48,2 55,5 86,8 81,1 50,4 55,4 11,5 31,7
Suriname 51,6 44,1 26,4 68,3 49,0 41,9 45,0
Het vertrouwen in de Nederlandse overheidsinstellingen (overheid, rechtssysteem, leger & politie) is het grootst bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. Zij geven significant vaker aan eerder wel vertrouwen te hebben in deze instellingen dan de andere
102
jongvolwassenen. Binnen de groep van Nederlandse afkomst is er een effect van opleiding en leeftijd. Laag tot middenhoogopgeleiden hebben minder vertrouwen dan hoogopgeleiden en 18-24 jarigen hebben minder vertrouwen dan 25-30 jarigen. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst speelt geslacht een rol. Mannen hebben minder vertrouwen dan vrouwen. De politieke partijen en media verwijzen naar het Nederlandse publieke debat. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst hebben hierin veel vaker vertrouwen in dan de andere jongvolwassenen. De jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst hebben het minst vertrouwen in het publieke debat. Dit kan verklaard worden uit de veelvuldige en vaak negatieve berichtgeving over deze groep in de Nederlandse media. Er is een enorme negatieve ‘stereotypering’, denk bijvoorbeeld aan de term ‘kut-Marokkanen’. Binnen de groep van Nederlandse afkomst en die van Marokkaanse afkomst is er een effect van opleidingsniveau op het vertrouwen in het publieke debat. Laag tot middenhoogopgeleide jongvolwassenen van Nederlandse afkomst hebben minder vaak vertrouwen in het publieke debat dan hoogopgeleiden. Binnen de Marokkaanse groep is het andersom, laag tot middenhoogopgeleiden hebben juist meer vertrouwen dan hoogopgeleiden. Jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst hebben veel vaker vertrouwen in kerk/moskee dan de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. Dit is niet verassend aangezien zij zichzelf ook veel vaker tot een religie rekenen (zie Hoofdstuk 7). Binnen de groep van Marokkaanse afkomst speelt geslacht en leeftijd een rol in het vertrouwen in de kerk/moskee. Mannen hebben meer vertrouwen dan vrouwen en 18-24 jarigen hebben meer vertrouwen dan 25-30 jarigen. Binnen de groep van Surinaamse afkomst speelt alleen leeftijd een rol. 18-24 jarigen van Surinaamse afkomst hebben meer vertrouwen dan 25-30 jarigen.
5.2.3 Gestemd bij Tweede-Kamerverkiezingen, 22 november 2006. Percentages naar geboorteland ouders Geboorteland ouders Nederland Marokko Turkije Suriname Ja 87,7 59,9 60,5 63,1 Nee 7,8 23,1 25,6 26,1 Kan ik mij niet herinneren 4,6 17,0 13,9 10,9 Totaal 100 100 100 100 314 282 244 241 n* * Alleen degenen die kiesgerechtigde leeftijd hadden op moment van verkiezingen, (kan ik mij niet herinneren wordt tot de categorie ‘niet gestemd’ gerekend in analyse)
Tijdens de Tweede-Kamerverkiezingen in november 2006 bracht 74.4% van de kiesgerechtigde Amsterdammers een stem uit. De opkomstpercentages van de jongvolwassenen geven een vergelijkbaar beeld als tijdens de Gemeenteraadsverkiezingen. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst is het gerapporteerde opkomstpercentage hoger dan voor Amsterdam als geheel. Bij de andere jongvolwassenen is dit juist lager (Tabel 5.2.3). Wel is de gerapporteerde opkomst onder
103
de jonge Amsterdammers tijdens de Tweede-Kamerverkiezingen hoger dan bij de Gemeenteraadsverkiezingen. De gerapporteerde opkomst onder de jongvolwassen van Nederlandse afkomst blijft ook hoger dan de anderen als wordt gecontroleerd voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Binnen alle vier groepen is er een effect van opleidingsniveau. Laag tot middenhoogopgeleiden stemmen minder vaak dan de hoogopgeleiden. Binnen de groep van Marokkaanse of Turkse afkomst speelt leeftijd een rol. 18-24 jarigen stemmen minder vaak dan de 25-30 jarigen. Er is dus een redelijk grote groep, vooral Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst die aangeeft niet te hebben gestemd of het zich niet meer kan herinneren. De jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst hebben in sommige gevallen niet kunnen stemmen omdat zij de Nederlandse nationaliteit niet hebben. Verder wordt geen tijd het meest genoemd als reden om niet te stemmen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen (Tabel 5.2.4). Voor de jongvolwassen van Marokkaanse afkomst speelt ook dat geen enkele partij hen aanspreekt. Een verblijf in het buitenland wordt geregeld genoemd door de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst en de Amsterdammers van Surinaamse afkomst. De jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst hebben vaker geen vertrouwen of geloof in de Nederlandse politiek.
5.2.4 Redenen om niet te stemmen tijdens Tweede Kamerverkiezingen, 22 november 2006. Percentages naar geboorteland ouders
Geen tijd Geen enkele partij spreekt mij aan Geen NL nationaliteit Verblijf in buitenland Geen interesse in politiek Geen vertrouwen, geloof in politiek
n
Nederland 20,8 4,2 0,0 12,5 12,5 0,0 24
Geboorteland ouders Marokko Turkije 16,7 15,0 13,3 3,3 8,3 13,3 3,3 6,7 11,7 6,7 8,3 6,7 60 60
Suriname 18,0 6,6 0,0 11,5 3,3 3,3 61
De jongvolwassenen die wel hebben gestemd, stemden vooral op de PvdA en SP (Tabel 5.2.5). Bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zijn de stemmen minder geconcentreerd op deze twee partijen. De VVD en GroenLinks trekken maar iets minder stemmen dan de PvdA en SP. Vergeleken met de verkiezingsuitslag voor heel Amsterdam, stemmen de jonge Amsterdammers minder vaak op het CDA. Jongvolwassenen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse afkomst stemmen vaker SP en PvdA en minder vaak VVD of GroenLinks. De nieuwe partijen PVV en Partij voor de Dieren trekken meer stemmen van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst dan van alle Amsterdamse kiesgerechtigden. Ook stemmen de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst vaker VVD en GroenLinks.
104
5.2.5 Partijkeuze Tweede Kamerverkiezingen 22 november 2006. Percentages naar geboorteland ouders
CDA PvdA VVD SP Groenlinks D66 ChristenUnie Partij voor de Dieren EénNL PVV Anders Weet niet meer Geen antwoord Totaal n
Nederland 3,2 22,8 16,8 18,2 16,9 5,3 0,6 4,9 0,4 6,0 0,3 1,9 2,5 100 276
Geboorteland ouders Marokko Turkije 1,8 2,6 61,8 47,3 1,6 1,9 22,1 24,9 8,2 7,5 0,0 8,9 0,0 0,0 0,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,9 2,9 100 166
0,0 0,0 0,0 3,3 3,6 100 148
Suriname 2,9 55,2 3,5 23,1 7,9 0,5 1,1 1,0 0,0 1,4 0,0 3,3 0,0 100 151
Verkiezingsuitslag Amsterdam 9.6 30.1 13.9 18.5 12.5 4.5 1.5 3.5 0.6 4.5 nvt
Tijdens de verkiezingen kan behalve op een partij ook voor een bepaalde persoon worden gekozen. De meeste jonge Amsterdammers stemden echter vooral op de partij en niet op een bepaalde persoon (Tabel 5.2.6). Als op een specifieke persoon werd gestemd betreft dit voornamelijk de lijsttrekker of iemand die ze goed vinden. Stemmen op de lijsttrekker speelde voor alle jonge Amsterdammers een belangrijke rol als zij stemden op de SP, deze stem was er bewust één voor Jan Marijnissen. Voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst speelde het ook een belangrijke rol als zij stemden op de PVV, dit was vaak een bewuste stem voor de lijsttrekker Geert Wilders. Indien de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst vooral stemden op de lijsttrekker was dit meestal een stem voor Wouter Bos van de PvdA. Voor de jongvolwassen van Turkse en Marokkaanse afkomst speelde tijdens deze verkiezingen het stemmen op iemand met dezelfde etnische achtergrond ook een rol. De meeste D66-stemmers van Turkse afkomst brachten een ‘etnische stem’ uit, dat wil zeggen een bewuste stem op iemand met dezelfde etnische achtergrond als zijzelf. Het grote aandeel etnische stemmen op D66 kan verklaard worden door de discussie die ontstond, in aanloop naar de verkiezingen, over kandidaat-Kamerleden van Turkse afkomst die de genocide door Turken op Armeniërs in 1915 niet wilden erkennen. PvdA en CDA verwijderden de betreffende kandidaat-Kamerleden van de lijst. Fatma Koser Kaya, van Turkse afkomst en op dat moment kandidaat-Kamerlid voor D66, weigerde zich uit te spreken over de kwestie en bleef op de lijst staan. Vanuit de Turkse gemeenschap werd opgeroepen een voorkeurstem op Fatma Koser Kaya uit te brengen. Deze actie heeft er toe bijgedragen dat Koser Kaya via voorkeursstemmen in de Tweede Kamer kwam. Stemmen op een kandidaat met dezelfde etnische achtergrond speelde voor de jongvolwassenen van Turkse en Marokkaanse afkomst ook een rol bij het stemmen op de PvdA, met Nebahat Albayrak, van Turkse afkomst en Samira Bouchibti en Khadija Arib van Marokkaanse afkomst op verkiesbare plaatsen. Tot slot trok de SP ook enkele
105
‘etnische stemmen’ van de jongvolwassenen van Turkse (Koerdische) afkomst met Sadet Karabulut, de dochter van een Koerdische gastarbeider.
5.2.6 Stemmen op partij of specifieke persoon bij Tweede Kamerverkiezingen 22 november 2006. Percentages naar geboorteland ouders
Partij, niet bepaalde persoon Lijsttrekker Iemand die ik goed vind Zelfde etnische achtergrond Eerste vrouw op lijst Jongste kandidaat Iemand uit Amsterdam Voor iemand die ik ken
n
Nederland 56,7 19,2 15,3 1,3 15,7 0,4 3,4 0,9 276
Geboorteland ouders Marokko Turkije 68,5 54,7 20,0 11,6 16,6 17,4 6,9 18,3 1,9 1,9 0,9 0,7 2,5 1,9 3,6 5,9 169 148
Suriname 60,8 21,0 15,9 1,5 3,4 0,0 4,4 1,0 152
Een groot deel van de jonge Amsterdammers is helemaal niet geïnteresseerd in politiek of betrokken bij de Nederlandse politiek. Maar Geert Wilders en zijn uitspraken kennen ze allemaal. In bijna alle interviews met de jonge Amsterdammers kwam Wilders aan de orde. Velen maken zich zorgen over zijn uitspraken, anderen zijn meer onverschillig. Sommigen voelen zich persoonlijk aangesproken, terwijl anderen (proberen) zich er zo min mogelijk mee bezig te houden of over op te winden. Maar in alle gevallen: ‘het onderwerp’ Wilders leeft bij de jonge Amsterdammers. Erdem, zelf moslim en van Turkse afkomst maakt zich zorgen en geeft aan dat hij het gevoel heeft dat vooral de mensen die goed functioneren in de Nederlandse samenleving, zich minder thuis (zullen gaan) voelen in Nederland door de uitspraken van Geert Wilders.
Ik maak me een beetje zorgen om die Geert Wilders, ik vind het een enge gevaarlijke man. Zijn hoofddoel is gewoon de moslim, de islam, dat vind ik een beetje eng. Ik denk helder en rationeel na altijd. Ik denk gewoon als iemand met iets concreets komt, van die persoon heeft dit gedaan, en daarom is het een eikel, ik noem maar wat, zeg ik, je hebt helemaal gelijk. Je hebt gelijk, als ie dat heeft gedaan dan is het een eikel. Maar als het onderwerp de moslim of de islam wordt, ja, dan pak je een heleboel mensen. Ook een heleboel mensen die gewoon wel hun best doen om goed te functioneren in Nederland. En dat soort uitspraken zorgen ervoor dat juist die mensen die goed functioneren zich minder thuis voelen. De anderen kan het geen reet schelen. Die jongens die auto’s in de fik steken, Geert Wilders, ze weten misschien niet eens wie dat is. En zij die wel hun best doen, die gaan zich gewoon minder thuis voelen in Nederland, en dat is jammer. (Erdem, 28 jaar, Turkse afkomst)
Deze reactie van Erdem laat een gevoel zien dat leeft bij een groot deel van de respondenten: ‘er wordt teveel over één kam geschoren’. De nuance mist. Het gaat te vaak over ‘de moslims’, ‘de Marokkanen’ of ‘de allochtonen.
106
Anderen, zoals Anne, van Surinaamse afkomst proberen zich afzijdig te houden en het langs zich heen te laten gaan. Ze willen niet ‘verharden’.
Ik ken mezelf, ik bescherm me een beetje ervoor dat ik niet al te veel luister naar de dingen die hij (Geert Wilders) zegt. Want ik kan me daar alleen maar over opwinden. Dus van dat soort figuren, personen of ja mensen, die toch wel maatschappelijke functie hebben en die dat soort dingen gaan roepen, daar hou ik me een beetje afzijdig van. Daar ga ik ook niet veel op in, wil ik ook niet op in gaan, laat het een beetje langs me heen gaan, want als ik dat teveel zou horen zou ik daar misschien ook wel in verharden. En dat wil ik niet. (Anne, 23 jaar, Surinaamse afkomst)
Geert Wilders, maar ook Verdonk en Hirsi Ali worden genoemd in verband met een ‘verharding’ van de Nederlandse politiek, van het debat in Nederland. Er heeft volgens de jonge Amsterdammers een verschuiving plaatsgevonden in de politieke cultuur van Nederland. Umur ziet het ‘fenomeen’ Wilders als een bevestiging van deze verharding.
Ik denk dat het een bevestiging is van die verharding (..). Van, er is dus kennelijk een bepaalde behoefte aan zo iemand. Dat soort mensen willen ook hun stem gehoord hebben weet je wel. Dus dat er toch wel echt een soort van tegendraadse iets is tegen islamisering, niet westerse allochtonen, of mensen die zich moeilijk kunnen aanpassen of wat dan ook. Andere kant van de medaille is dat ik het soms nog niet eens oneens ben met bijvoorbeeld die uitspraken van die Wilders, en dat heeft meer te maken met het feit van dat ik heel er zoiets heb van probeer nou aan te passen. Je leeft in een land, spreek de taal, ga werken, probeer iets van je leven te maken, dat heb ik heel sterk. Ik zou het heel zorgelijk vinden als er dus nog steeds heel veel buitenlanders zouden zijn die dus iets zouden hebben van ik zie het wel, een beetje flierefluiten. Dus wat dat betreft, voor die bevolking, voor dat deel, heb ik zoiets van joh, ga wat doen. Dan snoer je automatisch de mond van dat soort gasten wel. Maar ja, als je er zelf niks van probeert te maken, dan heb je ook de schijn tegen, dan gaat het ook tegen je werken, maar misschien is het heel zwart wit hoor, wat ik nu aan het denken ben.(Umur, 29 jaar Turkse afkomst)
5.3 Het label Nederlander De meeste jonge Amsterdammers voelen zich verbonden met Nederland en hebben tot op zekere hoogte nationalistische gevoelens ten aanzien van Nederland. Daarnaast zien velen ook hun toekomst in Nederland. De politieke links zijn niet altijd overtuigend. Vooral het vertrouwen in politieke partijen, maar ook het vertrouwen in de overheid laat te wensen over. Maar wat betekent voor de jonge Amsterdammers nu eigenlijk het label Nederlander en voelen zij zichzelf eigenlijk Nederlander en waarom? Dit blijken moeilijke vragen. De jonge Amsterdammers werden geconfronteerd met verschillende aspecten en konden aangeven in hoeverre zij dit aspect belangrijk vinden om iemand als Nederlander te beschouwen (Tabel 5.3.1). De meeste aspecten, zoals het spreken van de Nederlandse taal, het houden aan de wet en wonen in Nederland worden belangrijk gevonden door een meerderheid in alle vier groepen Amsterdammers. Er zijn twee aspecten die door een minderheid als belangrijk worden gezien: Nederlandse voorouders hebben en Christen zijn. 107
5.3.1 Wanneer beschouwt u iemand als Nederlander? Percentage belangrijk naar geboorteland ouders. Gerangschikt op basis van gemiddelde.
Nederlandse taal spreken Houden aan Nederlandse wet Nederlandse nationaliteit Wonen in Nederland Nederlandse cultuur kennen Stemmen bij verkiezingen Zich Nederlander voelen Belasting betalen Geboren in Nederland Nederland verdedigen Nederlandse voorouders Christen zijn
Nederland 94,6 89,9 74,3 64,3 77,9 67,1 74,2 67,9 42,6 35,5 12,0 1,9
Geboorteland ouders Marokko Turkije 85,0 84,8 74,3 64,5 68,5 68,4 79,1 66,4 62,5 62,1 60,0 71,0 55,4 61,6 52,9 53,9 57,4 55,1 36,2 51,8 11,9 15,6 6,1 9,1
Suriname 87,0 74,3 70,3 67,8 55,9 54,6 58,8 55,4 48,8 35,5 16,8 6,0
Er zijn een aantal grote significante verschillen tussen de groepen in het belang dat wordt toegekend aan de Nederlandse cultuur kennen, zich Nederlander voelen, Nederland verdedigen als het wordt aangevallen en het Christen zijn. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst geven vaker aan het kennen van de Nederlandse cultuur een belangrijk aspect te vinden dan de andere jongvolwassenen. Laag tot middenhoogopgeleide jongvolwassenen van Nederlandse afkomst vinden dit minder belangrijk dan de hoogopgeleide jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. Ook het zich Nederlander voelen vinden de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst belangrijker dan de anderen. Dit heeft zowel te maken met het gevoel meer te zijn dan alleen Nederlander of dat je door anderen toch ook niet als Nederlander wordt gezien. Brian, zelf van Surinaamse afkomst benadrukt dat hij het lastig vindt te zeggen dat hij zich Nederlander voelt, hij is immers niet alleen Nederlander. Het idee van wereldburger spreekt hem meer aan. Ik denk niet dat je echt kan zeggen, ik ben een Nederlander. Misschien kan de Nederlander zelf (dat wel). Dat die zegt van ja, ik ben echt een Nederlander, m’n opa en oma en daarvoor zijn ook hier geboren en dat soort dingen. Maar ik niet. Ik ben een mix van alles toch wel. Ik zou niet zo gauw roepen, ik ben een Nederlander. Dat ben ik wel, maar niet alleen. Was dat Máxima, die zei dat ze een wereldburger was, of was dat iemand anders? Dat past ook wel het beste bij mij. Al ben ik hier geboren. (Brian, 23 jaar, Surinaamse afkomst).
Anderen geven aan zich vooral Nederlander te voelen in het buitenland en niet zozeer in Nederland of Amsterdam. In het buitenland word je er immers bewust op aangesproken:
Als je in het buitenland een gesprek aangaat en je zegt van ik woon in Nederland, dan zien ze je ook als Nederlander. Van hoe gaat het nou eigenlijk in Nederland, met dit en
108
met dat, dan ga je dat natuurlijk ook, ja, presenteren natuurlijk. Van wij doen dit zo, en dit zo. Ja. (Zouhad, 30 jaar, Marokkaanse afkomst)
De jonge Amsterdammers van Turkse afkomst vinden het verdedigen van Nederland als het wordt aangevallen veel vaker belangrijk dan de andere jonge Amsterdammers. Binnen de groep van Nederlandse afkomst is er wel een effect van opleiding en bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst een effect van geslacht. Laag tot middenhoogopgeleide jongvolwassenen van Nederlandse afkomst vinden Nederland verdedigen belangrijker. Mannen van Marokkaanse afkomst vinden dit aspect belangrijker dan vrouwen. Wat is een Nederlander? Wat is de Nederlandse identiteit. Hierover was het laatste jaar veel discussie. Van de aspecten uit tabel 5.3.1 komen in de gesprekken met de jonge Amsterdammers vooral het spreken van de Nederlandse taal, het wonen in Nederland en zich Nederlander voelen aan de orde. Maar het is een moeilijke vraag, waarop de jonge Amsterdammers niet één, twee, drie antwoord kunnen geven. Zoals Fatiha, zij komt er niet helemaal uit, maar noemt wel het feit dat ze in Nederland is geboren en hier is opgegroeid: Dat is moeilijk hoor. Je voelt je wel Nederlander maar waarom? Ja wat is dat? Ik denk dat het toch te maken heeft met dat ik hier geboren ben. Toch wel dat ik toch dingen heb meegekregen van sinds je nul bent eigenlijk. Tja, Nederlander… Moeilijk, .pittig hoor. (Fatiha, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
Maar ook andere aspecten worden genoemd als belangrijk om Nederlander te zijn of om zo gezien te worden door anderen. Vooral huidskleur wordt genoemd als het gaat om het beeld dat anderen hebben. Het niet worden gezien als Nederlander maakt het lastig je wel Nederlander te voelen. Dit speelt vooral bij de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst. Anne geeft in dit verband een verschil aan tussen ‘kleurlingen’ en Nederlanders: Ja je hebt gewoon Nederlanders met een andere afkomst of dat je ouders ergens anders geboren zijn en jij wel gewoon hier. Een Nederlander bedoel ik echt gewoon iemand die blank is en een kleurling bedoel ik gewoon iemand die van wie de ouders bijvoorbeeld ergens anders zijn geboren of die toch een ander uiterlijk hebben. (…) (als ik in het buitenland ben) en zeg (ik ben) Nederlander, dan vragen ze ook verder van Nederlander? Hoe dan? Want je bent toch gekleurd.(Anne, 23 jaar, Surinaamse afkomst)
Ook volgens Anja, 30 jaar, zelf licht getint, bestaat bij velen het beeld van een Nederlander is blond, blank en blauwe ogen. Zij benadrukt dat zij in eerste instantie toch op haar kleur zal worden beoordeeld en daardoor niet als Nederlander wordt gezien: Ik voel me, ik ben in Nederland geboren en ik ben ook heel Nederlands opgevoed, maar ik heb zelf gewoon ervaren dat als puntje bij paaltje komt dat je toch, een Nederlander
109
zal jou toch altijd blijven zien als een buitenlander. Dat is gewoon een feit, ik kan daar niet om heen, dat is gewoon zo een Nederlander is blond en blauwe ogen. Zeker bij mij. En Blank. Ja dat denk ik toch wel. Ja. Kijk ik ben hier geboren en ik ben hier getogen, ik spreek gewoon normaal Nederlands. Ik ben gewoon bezig in de maatschappij, ik sta ook gewoon middenin de maatschappij, maar tuurlijk puntje bij paaltje, dit is gewoon de aller makkelijkste, meest voor de hand liggende selectie die je kunt maken. (Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst).
Niet alleen jonge Amsterdammers van buitenlandse afkomst voelen zichzelf niet echt Nederlander. Dit speelt ook bij een klein deel van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. Zoals het voorbeeld van Karin die in het vorige hoofdstuk aan bod kwam die zich vooral Amsterdammer voelt en zich niet kan vereenzelvigen met de huidige dominante cultuur in Nederland. Een ander voorbeeld is Ard die eigenlijk niets opheeft met waar hij is geboren of waar hij woont. Deze jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zien zichzelf ook vaak meer als een wereldburger. Het door anderen niet als Nederlander worden gezien speelt voor hen geen rol. Nee, ik voel me geen Brabander, ook geen Nederlander, en geen Amsterdammer. Omdat ik het totaal niet relevant vind op welk stukje aarde ik toevallig net geboren ben. Het is sowieso een heel raar iets om waar toevallig iemand ooit gezegd heeft hier loopt een lijn, en daar ben je Nederlander en daar ben je Duitser. (…) ik vind het leuk als het Nederlands elftal wint om dat ik dan langer bier kan drinken in de kroeg, dus dan ben ik wel blij dat ze winnen, maar dat ik nou echt zeg, ik voel me Nederlander, nee. (Aart, 30 jaar, autochtoon).
Tot slot wordt door sommigen toegevoegd, dat het vrije, liberale karakter van Nederland en het sociale vangnet een belangrijk onderdeel zijn van ‘het Nederlander zijn’: ja, sowieso de (Nederlandse) identiteit, (de taal, het wonen hier) maar ook bijvoorbeeld, de verzorgingsstaat, en dat soort dingen, dat maakt je ook Nederlander, dat je voor elkaar zorgt. Maar het is moeilijk uit te leggen, ik weet niet, het is moeilijk. En ook misschien de vrijheid die je hebt om anders te zijn. Misschien op dit moment iets minder, maar in Amsterdam bijvoorbeeld kun je wel zijn wie je wilt zijn. Dus de Nederlander is eigenlijk divers. (Zouhad, 30 jaar Marokkaanse afkomst, 30 jaar)
Birgit, een 23 jarige studente benadrukt specifiek enkele vrijheden en geeft ook aan dat ze zich vaak ook niet herkent in voorbeelden die worden gegeven als typisch Nederlands, zoals één koekje bij de thee Naast zeg maar Nederlandse waarden als inderdaad homo-huwelijk of euthanasie, en inderdaad meer vrijheden op dat gebied, vind ik dat er inderdaad moeilijk gesproken kan worden over de Nederlandse identiteit. Want ik bedoel, het hele zeg maar één koekje bij de thee idee, dat is voor mij, en de groep waarmee ik omga geldt dat gewoon absoluut niet. En wat ik zeg, het buitenland, de mensen die ik ben tegengekomen die zo positief
110
waren over Nederland. Die hebben die ervaring ook helemaal niet (Birgit, 23 jaar, autochtoon).
Er was in de tijd van dit onderzoek veel discussie over de Nederlandse identiteit. De aanleiding was de beruchte uitspraak van Máxima bij het uitkomen van het rapport ‘Identificatie met Nederland’ van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (september 2007), dat er niet zoiets is als dé Nederlandse identiteit. Een groot deel van de jonge Amsterdammers blijkt zich te kunnen vinden in de uitspraak van Máxima. Nou, ik was het wel met haar eens. Omdat ik het misschien toch anders geïnterpreteerd heb dan de meeste mensen. Ik had zoiets van, want wat zei ze nou, er is geen DE Nederlandse identiteit, die bestaat niet. En dan had ik zoiets van het woordje dé maakt het hem zeg maar. Er is niet maar één identiteit, er zijn er veel meer. Iedereen heeft zijn eigen identiteit en iedereen vormt het op zijn eigen manier en interpreteert het op zijn eigen manie. Dus ik had zoiets van nou, ik vond het niet zeg maar heel schokkend wat ze zei, en de reacties erop vond ik ook wel een beetje overtrokken eerlijk gezegd (Miranda, 25 jaar, Surinaamse afkomst).
Het ‘Nederlander zijn’ krijgt dus op verschillende manieren inhoud. Het wonen in Nederland, het spreken van de taal, in Nederland zijn opgegroeid of ‘Nederlands’ te zijn opgevoed. Bijna alle jonge Amsterdammers hebben een sterke band met Nederland. Jezelf ook Nederlander voelen is problematischer voor een deel van jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst. Zij benadrukken dat ze méér zijn dan alleen Nederlander, of dat zij door anderen niet worden gezien als Nederlander. Nederlander voelen is voor een deel van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst ook problematisch. Zij profileren zichzelf liever als een kosmopolitische wereldburger.
5.4 Verwachtingen voor de toekomst in Nederland
De meeste jonge Amsterdammers zien hun toekomst in Nederland (Tabel 5.4.1). Maar ook ongeveer een derde van iedere groep is neutraal of vindt het onwaarschijnlijk dat ze in Nederland zullen blijven. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst vinden het minst waarschijnlijk vinden om de rest van hun leven in Nederland te blijven, de jongvolwassenen van Turkse afkomst het meest waarschijnlijk. Het verschil tussen deze twee groepen is significant ook als wordt gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht. Binnen de groepen is er geen effect van opleidingsniveau of leeftijd. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst is er invloed van geslacht. Mannen zien vaker hun toekomst buiten Nederland dan de vrouwen.
111
5.4.1 Waarschijnlijkheid in Nederland blijven. Percentages naar geboorteland ouders
Heel waarschijnlijk Waarschijnlijk Niet waarschijnlijk, niet onwaarschijnlijk Onwaarschijnlijk Heel onwaarschijnlijk Totaal
Geboorteland ouders Marokko Turkije 32,8 30,8 30,5 37,8 22,4 21,5 10,8 6,9 3,5 3,1 100 100 275 243
Nederland 23,8 41,1 21,3 10,7 3,1 100 303
Suriname 20,4 34,7 27,3 11,3 6,3 100 243
Er spelen verschillende redenen waarom mensen zouden willen vertrekken uit Nederland. Hierbij spelen zowel push factoren als pull factoren. Push factoren zijn factoren in Nederland die er voor zorgen dat mensen willen vertrekken. Pull factoren, betreffen de aantrekkingskracht van het buitenland (Tabel 5.4.2).
5.4.2 Reden om te vertrekken uit Nederland. Percentages naar geboorteland ouders
Nederland Push factoren: Politieke situatie in NL Financiële/economische situatie in NL (belasting, kosten/prijzen etc.) Het weer / klimaat in NL Discriminatie in NL Pull factoren: Werk/Carrière buitenland Terug naar moeder/vaderland
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
18,9 13,2
11,0 30,0
11,0 26,0
20,6 22,4
20,8 2,8
9,0 20,0
4,1 15,1
15,0 13,1
34,9 0,0 106
15,0 6,0 100
12,3 11,0 73
20,6 14,0 107
Voor de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst spelen voornamelijk de push factoren. De financieel-economische situatie in Nederland wordt het meest genoemd als redenen om uit Nederland te vertrekken. Ze vinden de kosten voor het levensonderhoud en de belastingen te hoog. Maar ook de politieke situatie in Nederland wordt genoemd. Erdem beschrijft, in aanvulling op zijn zorgen over Geert Wilders hoe mensen zich minder thuis gaan voelen en daarom erover denken uit Nederland te vertrekken. Voor één van zijn vrienden was de politieke situatie in Nederland ook één van de redenen om voorgoed te emigreren naar Turkije. Want wat er nu gebeurt is, ten minste, als de polarisatie doorgaat zeg maar, en mensen zich minder thuis gaan voelen in Nederland, dan zullen als eerste als er mensen gaan vertrekken, nou, dat zal wel gebeuren denk ik, dan moet het wel even wat extremer zijn dan nu hoor, dat is nu nog niet ter spraken, dan zullen allochtonen met een opleiding, die zullen als eerste weg zijn. En wat je overhoudt, dat zijn de raddraaiers, want die kunnen
112
niks in hun thuisland, die hebben geen diploma’s. en als ze daar een paar auto’s in de fik steken krijgen ze een paar goeie stokslagen in het politiebureau, dat zullen ze daar wel achterwege laten. Die willen hier blijven. Maar mensen die een degelijke opleiding hebben en die gewoon in een ander land makkelijk aan een baan kunnen komen, die zullen het eerst vertrekken hier, als ze zich niet meer thuis voelen. En dat is zonde, vind ik heel jammer. Dan denk ik, gooi die raddraaiers eruit, en laat die goeie mensen hier in Nederland. Denk ik. (Erdem, 28 jaar, Turkse afkomst)
Discriminatie is vooral de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst een reden om voorgoed uit Nederland te vertrekken. Voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst spelen voornamelijk pull factoren. De aantrekkingskracht van het buitenland zit ‘m voor hen voornamelijk in werk en carrière mogelijkheden.
5.4.3 Gewenst land van bestemming bij vertrek uit Nederland. Percentages naar geboorteland ouders
Marokko Turkije Suriname Europees land (niet Turkije) Verenigde Staten Australië Land in Afrika (niet Marokko) Cariben Land in Midden Oosten Land in Zuid Amerika (niet Suriname) Weet niet n
Nederland 0,0 0,9 2,8 53,3 14,0 11,2 8,4 0,0 0,9 8,4 17,2 107
Geboorteland ouders Marokko Turkije 47,5 1,3 1,0 85,5 0,0 0,0 44,6 13,2 6,9 3,9 4,0 2,6 2,0 1,3 1,0 0,0 10,0 3,9 0,0 0,0 11,3 3,5 101 76
Suriname 0,0 0,0 51,4 29,4 22,0 3,7 0,9 12,8 0,9 9,2 7,5 109
Als we kijken naar de landen die aantrekkingskracht uitoefenen op de jonge Amsterdammers zien we ook verschillen tussen de vier groepen (Tabel 5.4.3). Jongvolwassenen van Turkse afkomst zijn het sterkst georiënteerd op het herkomstland van de ouders. Jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst hebben naast Marokko ook een sterk Europese oriëntatie. Verder worden door hen de Verenigde Staten en het Midden Oosten geregeld genoemd. Voor de Amsterdammers van Surinaamse afkomst worden naast Suriname, ook Europese landen, de Verenigde Staten, de Cariben en Zuid Amerikaanse landen genoemd als mogelijke bestemmingen. Voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst geldt een sterk Europese oriëntatie en de Verenigde Staten, Australië, Afrika en Zuid Amerikaanse landen worden genoemd als mogelijke bestemmingen indien men Nederland voorgoed zou verlaten.
5.5. Nederland & Nederlander: Samengevat De meeste jonge Amsterdammers voelen zich verbonden met Nederland en zien hun toekomst in Nederland De Amsterdammers van Surinaamse afkomst voelen zich minder 113
vaak verbonden met Nederland dan de andere groepen. Ook geven zij vaker aan het onwaarschijnlijk te vinden de rest van leven in Nederland te blijven. Als belangrijk voor het Nederlander zijn noemen de jonge Amsterdammers vooral het spreken van de Nederlandse taal, het zich houden aan de wet en het bezitten van de Nederlandse nationaliteit. Maar om door anderen als Nederlander te worden gezien is meer nodig. In dat geval wezen de jonge Amsterdammers, en dan vooral door degenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst, in de gesprekken op het belang van uiterlijk. Het heersende beeld van ‘de Nederlander’ lijkt voor hen maar al te vaak ‘blond, blank en blauwe ogen’ te zijn. Wie niet voldoet aan dit beeld wordt in het dagelijkse leven al snel bestempeld als ‘buitenlander’ of ‘allochtoon’. Dit maakt dat een deel van de jonge Amsterdammers van buitenlandse afkomst aangeven zich niet Nederlander te voelen, terwijl ze wel vinden dat ze Nederlander zijn. Er is dan frictie tussen van buitenlandse afkomst zijn en je Nederlander voelen. De politieke betrokkenheid van de jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst is laag en vooral het vertrouwen in de politieke partijen is laag. Dit hangt voor een deel samen met een bepaalde moeheid ten aanzien van en ongerustheid over de uitspraken van Geert Wilders. Ook het vertrouwen in de politie en media is beperkt.
114
6
LINKS MET HET GEBOORTELAND VAN DE OUDERS EN DE LABELS MAROKKAAN, TURK, SURINAMER 6.1 De links met Marokko, Turkije of Suriname
Naast links met Amsterdam en Nederland, spelen voor de jonge Amsterdammers van buitenlandse afkomst eventueel links met het geboorteland van de ouders. Dit kan zijn via zichzelf tot een bepaalde (etnische) groep te rekenen, zich thuis voelen in het land, het spreken van de taal, nationalistische gevoelens en politieke betrokkenheid bij het land en vertrouwen in de verschillende instituties.
6.1.1 Voelt u zich MTS? Percentages naar geboorteland ouders
Ja Nee Totaal n
Marokko 94,9 5,1 100 285
Geboorteland ouders Turkije 90,1 9,9 100 254
Suriname 70,7 29,3 100 243
Als de jonge Amsterdammers57 wordt gevraagd of ze zich Marokkaan, Turk of Surinamer voelen antwoordt het overgrote deel bevestigend (Tabel 6.1.1). Dit is wel significant veel minder vaak het geval bij jongvolwassenen van Surinaamse afkomst dan bij leeftijdgenoten van Marokkaanse en Turkse afkomst58. Meer dan 90% van de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst voelen zich Marokkaan of Turk. Bij de jongvolwassenen voelt 71% zich Surinamer. Jongvolwassenen van Marokkaanse 57
Als in dit hoofdstuk wordt gesproken over jonge Amsterdammers betreft het alleen de jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst 58 Als er in dit hoofdstuk melding wordt gemaakt van significante verschillen tussen de vier groepen, zijn dit verschillen gecontroleerd voor eventuele verschillen als gevolg van opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. De tabellen zijn opgenomen in bijlage 2.
115
afkomst geven het meest aan dat zij zich Marokkaan voelen, ook significant vaker dan de jongvolwassenen van Turkse afkomst zich Turk voelen. Binnen de groep van Surinaamse afkomst is er een effect van opleidingsniveau. Laag tot middenhoogopgeleiden voelen zich vaker Surinamer dan hoogopgeleiden.
6.1.2 Rekent u zich tot een etnische groep(en)? Percentages naar geboorteland ouders
Ja Nee Weet niet / Geen antwoord Totaal n
Marokko 70,8 20,7 8,5 100 299
Geboorteland ouders Turkije 66,4 20,5 13,1 100 258
Suriname 65,4 27,7 7,0 100 257
Tussen de 65 en 70 procent van de Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst rekent zichzelf tot een etnische groep of etnische groepen (Tabel 6.1.2). Wel is er vooral binnen de groep van Turkse afkomst een aanzienlijk deel dat op deze vraag geen antwoord weet te geven. Er zijn geen significante verschillen tussen de drie groepen.
6.1.3 Zelfidentificatie etniciteit. Percentages naar geboorteland ouders
Nederlander Marokkaan Turk Surinamer Nederlander en MTS Anders en MTS Hindoestaan Surinamer en Hindoestaan Anders
n
Marokko 0,6 79,9 16,7 1,0 1,9 210
Geboorteland ouders Turkije 0,5 84,1 9,5 1,3 4,6 168
Suriname 4,0 62,8 8,4 4,8 7,6 9,8 1,7 168
Als wordt gevraagd tot welke etnische groep of groepen de jonge Amsterdammers zich rekenen, geeft het grootste deel aan zich tot de Marokkanen, Turken of Surinamers te rekenen (Tabel 6.1.3). 17% van de Amsterdammers van Marokkaanse afkomst en tussen de 9 en 10% van de Amsterdammers van Turkse en Surinaamse afkomst rekenen zich tot zowel de Nederlanders als respectievelijk de Marokkanen, Turken en Surinamers. ‘sub’ etniciteiten worden door de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst nauwelijks genoemd. 3 respondenten van Turkse afkomst zien zichzelf als Koerd, 1 als Aramees. Amazigh / Berber of Arabisch worden niet spontaan genoemd door de respondenten van Marokkaanse afkomst. De Amsterdammers van Surinaamse afkomst noemen wel vaak ‘sub’ etniciteiten al dan niet in combinatie met Surinamer. Zij rekenen
116
zich vaak tot de Hindoestanen, of tot de Hindoestanen en de Surinamers. Creolen wordt door de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst niet spontaan genoemd. In de interviews komt geregeld naar voren dat als ze het hebben over dé Surinamers dat ze dan eigenlijk de Creolen bedoelen. Ongeveer de helft van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst die eerder aangaven zich geen Surinamer te voelen, rekenen zichzelf wel tot een etnische groep. Zij rekenen zich dan vooral tot de Hindoestanen. De cijfers uit tabel 6.1.1 voor de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst zijn dus enigszins vertekenend. Taal is een belangrijke ‘marker’ van identiteit en kan de links met het geboorteland versterken of faciliteren. Van de Amsterdammers van Marokkaanse afkomst zegt 75% deel te kunnen nemen aan een gesprek in het Marokkaans Arabisch en 35% in een Berbertaal (Tabel 6.1.5). 20% van de Amsterdammers van Marokkaanse afkomst zegt deel te kunnen nemen aan een gesprek in het Marokkaans Arabisch en Berber. Verder beheerst 20% van de Amsterdammers van Marokkaanse afkomst de Franse taal. Dit is aanmerkelijk hoger dan het aandeel jongvolwassenen van Surinaamse en Turkse afkomst dat Frans spreekt. Maar niet hoger dan het aandeel jongvolwassenen van Nederlandse afkomst dat in het Frans kan deelnemen aan een gesprek (28.6%). Bijna alle Amsterdammers van Turkse afkomst beheersen het Turks goed genoeg om te kunnen deelnemen aan een gesprek. Iets meer dan 2% beheerst het Koerdisch. Bijna alle respondenten die in het Koerdisch een gesprek kunnen voeren, beheersen ook het Turks. Meer dan de helft van de Amsterdammers van Surinaamse afkomst beheerst het Sranan Tongo, iets meer dan een kwart beheerst het Hindoestaans en een enkeling het Javaans. Geen enkele respondenten van Surinaamse afkomst in het onderzoek beheerst het Chinees. Ongeveer 13% beheerst het Sranan Tongo én het Hindoestaans.
6.1.5 Beheersing taal of talen herkomstland. Percentages naar geboorteland ouders % Geboorteland ouders Marokko: Marokkaans Arabisch Berber / Tamazight Frans n
75,0 34,6 19,3 297
Geboorteland ouders Turkije: Turks Koerdisch n
96,4 2,4 257
Geboorteland ouders Suriname Surinams (Sranan Tongo) Hindoestaans Javaans n
58,4 26,6 2,0 257
117
Zich thuis voelen in het geboorteland is ook een uiting van een band met dit land. Een meerderheid van de Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst voelt zich thuis in Marokko, Turkije of Suriname (Tabel 6.1.6). Gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht voelen jongvolwassenen van Turkse afkomst zich vaker thuis in het geboorteland van hun ouders dan de jongvolwassenen van Marokkaanse en Surinaamse afkomst. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst is er invloed van geslacht. Mannen voelen zich vaker thuis in Marokko dan vrouwen. Zich thuis voelen is een gevoel wat voor velen lastig is uit te leggen. Waar ligt het nu eigenlijk precies aan. Wanneer voel je je wel en wanneer niet thuis? Zouhad zelf van Marokkaanse afkomst vergelijkt zijn thuisgevoel, met het thuisgevoel van een beer die vanuit Antarctica in Artis terecht komt. ik bedoel, kijk, het is simpel. Als je een beer uit Antarctica haalt en je zet ‘m in Artis, hij past zich aan, hij woont er, maar als je ‘m terugbrengt naar Antarctica of je zet ‘m weer terug, dan voelt ie zich ook heel erg thuis natuurlijk. Maar als je ‘m daar weer zet dan mist ie ook weer Artis natuurlijk omdat ie daar ook is opgegroeid. En zo, ja, het is net als als je een vis uit zee haalt en op het land gooit. Het is moeilijk uit te leggen wat de band is, maar ik voel me in Marokko ook heel erg thuis. (Zouhad, 30 jaar, Marokkaanse afkomst))
6.1.6 Ik voel mij thuis in MTS. Percentages naar geboorteland ouders.
Helemaal mee eens Mee eens Niet mee eens, niet mee oneens Oneens Helemaal mee oneens Totaal n
Marokko 20,2 42,1 20,3 11,0 6,3 100 292
Geboorteland ouders Turkije 26,3 43,7 19,7 8,9 1,4 100 253
Suriname 27,6 32,0 22,6 14,0 3,9 100 230
Het thuisgevoel, zo blijkt uit de gesprekken met de jonge Amsterdammers komt in verschillende gradaties. Allereerst heeft dit te maken met het gevoel dat Nederland echt hun ‘thuis’ is en dat ze Nederland missen als ze weg zijn. Dit gevoel leeft bij Margo, die probeert om het jaar naar Suriname te gaan. Omdat ik hier ben geboren, zit ik er een beetje tussenin. Ja waar hoor je thuis? Ik weet, ik hoor hier (Nederland/Amsterdam) thuis, maar ik heb gewoon nog nergens mijn plekje gevonden. Als ik naar Suriname ga op vakantie ben ik wel heel erg blij, voel ik me ook een beetje thuis, maar aan de andere kant, na een aantal weken wil ik toch wel weer hier komen (Margo, 29 jaar, Surinaamse afkomst)
Daarnaast benadrukken veel van de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst dat als ze in het geboorteland van hun ouders zijn, ze in eerste 118
instantie toch vooral als ‘iemand van buiten’, als een buitenlander worden gezien. Hanife is iedere zomervakantie 6 weken lang in Turkije, ze voelt zich wel thuis daar, maar ook zij benadrukt dat ze in Turkije toch altijd als buitenlander wordt gezien: Ze zien in ieder geval aan je dat je uit het buitenland komt, ik weet niet hoe ze dat zien. Ze zien het gewoon aan je. Als je een winkel binnenstapt, dan weten ze gewoon dat je uit het buitenland komt, dat je uit Europa komt, dat weten ze gewoon. Dus je voelt je wel thuis maar daar word je ook altijd herkend als een buitenlander. En hier ben je ook altijd een buitenlander dus het is eigenlijk het zelfde, daar ook, hier (Nederland/Amsterdam) ook. (Hanife, 26 jaar, Turkse afkomst)
De band met het geboorteland van de ouders wordt door de jonge Amsterdammers omschreven in termen van familie, maar ook taal en sommige gevallen het geloof. Voor Erdem komen alle aspecten samen in de band die hij voelt met Turkije: De band met Turkije, ouders, familie, geloof ook natuurlijk, cultuur, ja, als kind heb je eigenlijk, nou, je wordt Turks opgevoed. Als kind zijnde ben je toch thuis Turks opgevoed, Turkse normen en waarden, ook, en, nou, je gaat als kind vaak op vakantie, je ziet je familie, er is ook een verbinding met Turkije, je kunt niet doen of dat er niet is. Misschien dat het over vijf generaties, dat mijn kleinkleinkleinkinderen dat niet meer zouden hebben, die kans zit er dik in, denk ik, maar wij als tweede generatie, zijn in elk geval nog erg verbonden met het land van herkomst, waar onze ouders zijn geboren. (Erdem, 28 jaar, Turkse afkomst)
Maar lang niet iedereen voelt nog ‘echt’ een band met het land. Het land is dan nog hooguit een vakantieland of een land waar je ouders ooit zijn geboren: ik heb geen echte hechtenis met Turkije. Ik bedoel mijn ouders komen er vandaan en het is heel leuk dat zij daar zijn geboren, maar ik zie mezelf ook niet echt als Turk. Dat is, ja mijn ouders vinden dat best wel negatief, maar ik ben zo van je hoeft niet in een hokje geplaatst te worden. Ik bedoel, ik ben Amsterdammer, ik ben hier geboren en getogen, ik ben geen Nederlander, want ik ben van Turkse komaf, maar ja ik ben ook geen Turk.(Kadir, 23 jaar, Turkse afkomst)
Voor de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst speelt soms ook een band met andere landen dan het geboorteland van hun ouders. Hun voorouders zijn ooit als migrant naar Suriname gekomen uit bijvoorbeeld India, daarna in Nederland terechtgekomen en nu in sommige gevallen weer teruggegaan naar India. Anne beschrijft de veelheid aan ‘connecties’ die ze heeft met landen op deze wereld: Ik weet wel dat ik uit Suriname kom en dat ik heel veel familie daar toch wel heb. En heel veel familieleden die gaan ook elk jaar. Mijn zusje is bijvoorbeeld wel naar Suriname geweest. Toen we jong waren reisden we veel binnen Europa, we gingen eigenlijk niet
119
echt ver want ja financieel was het ook niet haalbaar.(…) Nu wil ik echt alle landen zien. En niet alleen Suriname. Nee het liefst zou ik gewoon elk land willen zien. Elk eilandje. Dat spreekt me heel erg aan. Dus het is niet echt alleen Suriname, want mijn roots liggen ook in Nepal bijvoorbeeld en in Suriname en in India. En ik heb dan familie die van Antillen komen. Ik heb familie die uit Marokko komen. En ik heb familie die in Suriname wonen en die daar nu hun huis aan het bouwen zijn. (Anne, 23 jaar, Surinaamse afkomst)
Aan de jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst zijn drie stellingen voorgelegd om inzicht te krijgen in de mate van nationalistische gevoelens ten aanzien van het geboorteland van hun ouders (Tabel 6.1.7): trots als Marokkaanse, Turkse of Surinaamse sporters winnen, zich een vertegenwoordiger voelen van Marokko, Turkije of Suriname (MTS) en de perceptie dat als er meer landen zouden zijn zoals MTS de wereld er beter uit zou zien. Nationalistische gevoelens bestaan vooral met betrekking tot de sporters en veel minder vaak ten aanzien van de andere twee aspecten. Als de drie aspecten worden samengenomen en wordt gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht vertonen jongvolwassenen van Turkse afkomst de sterkste en degenen van Surinaamse afkomst de minst sterke nationalistische gevoelens. Over het algemeen hebben mannen sterkere nationalistische gevoelens dan vrouwen. Dit zelfde beeld kwam naar voren met betrekking tot nationalistische gevoelens ten aan zien van Nederland.
6.1.7 Schaalvariabele nationalistische gevoelens MTS
De mate van nationalisme is gebaseerd op 3 stellingen: Ik voel trots als MTS sporters winnen in internationale sportwedstrijden In het buitenland voel ik mij een vertegenwoordiger van MTS Als er meer landen zouden zijn zoals MTS, dan zag de wereld er beter uit. Scores op de stellingen: Helemaal mee oneens (1), oneens (2), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (4), helemaal mee eens (5). Voor de variabele nationalisme MTS is het gemiddelde op deze drie stellingen genomen (alleen valide antwoorden). Nationalistische gevoelens. Percentage eens naar geboorteland ouders. Marokko Alle respondenten Alleen mannen
3,4 3,6
Geboorteland ouders Turkije
Suriname
3,7 3,8
3,2 3,2
Senay legt uit hoe het Turkse nationalisme haar met de paplepel werd ingegeven:
Ik ben wel Turks. Ik denk (door) de manier hoe ik opgevoed ben. Toch wel, m’n vader is heel nationalistisch, dus ik denk dat het daarmee te maken heeft. (..)Het is dat ik dan gewoon een keertje in Turkije ben, en dan maak je die campagnes mee, en dan zie je het, en dan denk ik, nu kan ik wel gewoon gaan stemmen. Ik ben ook nationalistisch opgevoed
120
door m’n ouders, dus ik denk, nu kan ik wat van me laten horen. (…) Ik ben minder gelovig opgevoed dan dat ik nationalistisch ben opgevoed (Senay, 27 jaar, Turkse afkomst)
Er zijn verschillende manieren waarop de jonge Amsterdammers contact kunnen onderhouden met en informatie kunnen inwinnen over het geboorteland van hun ouders. In dit onderzoek is aandacht besteed aan het bezoeken van het land en de redenen die zij hiervoor hebben, het sturen van geld naar familieleden, vrienden of bekenden in het geboorteland van de ouders, het praten over de situatie in het land en het gebruik van media uit het land.
6.1.8 Frequentie bezoeken geboorteland ouders. Percentages naar geboorteland ouders.
Nooit Zelden 1 keer per 2/3 jaar 1 keer per jaar Meerdere keren per jaar Totaal n
Marokko 0,9 4,6 25,9 64,0 4,6 100 293
Geboorteland ouders Turkije 2,2 3,5 23,9 60,1 10,3 100 255
Suriname 21,4 25,3 28,1 22,2 3,1 100 250
Er is een groot verschil in de frequentie van het bezoeken van het geboorteland van de ouders tussen de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst en degenen van Marokkaanse of Turkse afkomst. Bijna de helft van de Amsterdammers van Surinaamse afkomst bezoekt zelden of nooit het geboorteland van hun ouders (Tabel 6.1.8), terwijl de meerderheid van de Amsterdammers van Marokkaanse of Turkse afkomst dit minimaal één keer per jaar doen. Dit is natuurlijk niet zo verwonderlijk gezien het verschil in afstand en kosten tussen het bezoeken van Suriname of Marokko en Turkije. Binnen de groep van Surinaamse afkomst gaan mannen significant minder vaak naar Suriname dan vrouwen. Het bezoeken van familieleden staat bovenaan als reden om het geboorteland van de ouders te bezoeken (Tabel 6.1.9). Ook vakantie is een belangrijke reden, maar wordt veel minder vaak als reden genoemd dan familie. Het geboorteland van de ouders is méér dan alleen een vakantieland: Dat je de taal spreekt. (Het is) dat je zeg maar iets hebt met het land Turkije. Het is meer dan een vakantieland, je hebt ook een bepaald gevoel in dat land, bepaalde cultuuruitingen zijn dingen die toch wel heel dicht bij je zijn. (Umur, 29 jaar, Turkse afkomst)
121
6.1.9 Belangrijkste redenen bezoeken geboorteland ouders. Percentages naar geboorteland ouders.
Familie Vakantie Weer/klimaat Het land zelf Roots/mijn identiteit Rust Cultuur Vader/moederland Vrienden Land van mijn ouders Sfeer Zaken n
Marokko 80,8 27,5 10,0 5,5 5,5 4,8 3,4 3,1 2,7 4,5 2,1 1,4 291
Geboorteland ouders Turkije 73,1 39,0 8,4 14,1 7,6 3,2 6,0 5,6 3,6 2,0 1,2 0,0 249
Suriname 78,8 25,8 6,6 6,1 3,5 8,1 2,0 1,5 0,5 1,0 1,0 0,0 198
Voor slechts 10% van de jonge Amsterdammers is vakantie de belangrijkst reden zonder dat zij daarnaast ook familie als reden noemen. Het bezoeken van “vader/moederland”, de “roots” of “het land van mijn ouders” wordt maar door een enkeling genoemd. Slechts een klein deel van de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst verwacht zich definitief te vestigen in het geboorteland van hun ouders (zie hoofdstuk 5). Sommigen bezitten een huis in het geboorteland van hun ouders, maar zelfs dat wil niet zeggen dat ze zichzelf permanent zien wonen in dit land. Douha heeft een huis en eigen grond in Marokko maar ziet zichzelf daar voorlopig niet permanent wonen. Het is vooral een vakantiehuis. Pas bij overlijden zal zij ‘definitief’ naar Marokko gaan. Jawel, uiteindelijk wel, maar gewoon als vakantie. Nederland is mijn huis. Net als een Nederlander, die dus in Spanje een huis koopt. Ik zou nooit terug gaan naar Marokko, dat niet. Nee. Ja, ik heb een uitvaartverzekering, wel via de Marokkaanse bank lopen, en zodra ik te overlijden kom, wil ik wel in Marokko begraven worden. Omdat mijn vader daar ook begraven is, omdat mijn moeder daar ook begraven zal worden en mijn kinderen ook. Maar dat is omdat je daar dan een vaste plek hebt en die wordt nooit weggehaald. Dat is de enigste, ja, en uiteindelijk bij de familie, dan ga je toch terug, en omdat het ook een islamitisch land is. Dat vind ik heel belangrijk. Kijk, een Marokkaan, dat vind ik niet belangrijk, maar dat het een islamitisch land is, vind ik wel heel belangrijk. (Douha, 28 jaar, Marokkaanse afkomst)
Fidan ziet zichzelf uiteindelijk wel naar Turkije gaan om oud te worden. De mooie natuur, een warm klimaat en een rustige omgeving ziet ze wel zitten. Maar dat is echt iets voor als ze met pensioen zou zijn bijvoorbeeld. Wel ziet zij een nieuwe ontwikkeling. Verschillende leeftijdsgenoten, ook van Turkse afkomst, spelen met het idee een bestaan op te bouwen in Turkije: Wat ik heel opvallend vind, er zijn heel veel leeftijdsgenoten, die opnieuw besluiten om terug te gaan, omdat ze het hier zo verziekt vinden. Met de media die heel negatief is
122
tegenover buitenlanders, en die iedereen over één kam scheert. Die het zo verziekt zien, de hele situatie, die gewoon besluiten om terug te keren. Het is niet, het is de media die daar misschien heel erg negatief op ingaat, en ook heel veel mensen die het zo oppikken uit de media, zonder er zelf onderzoek naar te doen. Dus er zijn heel veel mensen die ook negatieve ervaringen hebben met Nederlanders en daardoor besluiten van, bekijk het maar, Turkije is veel leuker en daar kan je ook heel wat bereiken. Omdat het economisch heel goed gaat, ten minste, het speelt, het leeft wel nu, en het is aardig in ontwikkeling. Dus dat zie ik wel in mijn omgeving. Wat heel opvallend is, want dat had je vroeger niet.(Fidan, 29 jaar, Turkse afkomst)
6.1.10 Frequentie geldovermakingen. Percentages naar geboorteland ouders
Nooit Zelden 1 keer per jaar Meerdere keren per jaar 1 keer per maand 2-3 keer per maand Wekelijks Anders Totaal n
Marokko 50,1 20,9 7,9 16,1 2,6 0,9 0,0 1,4 100 275
Geboorteland ouders Turkije 56,7 21,8 11,4 8,3 0,4 0,0 0,0 1,4 100 249
Suriname 53,0 18,3 7,2 15,9 1,8 0,3 0,9 2,6 100 242
Contact met het geboorteland van de ouders kan ook bestaan uit het financieel ondersteunen van vrienden, kennissen of familieleden. Voor de meeste Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst speelt dit geen rol. Zij sturen zelden of nooit geld naar het geboorteland van hun ouders (Tabel 6.1.10). Er zijn geen significante verschillen tussen de vier groepen. Informatie over het geboorteland nemen de jonge Amsterdammers niet alleen tot zich door het bezoeken van het land. De situatie in het geboorteland van de ouders kan ook onderdeel zijn van dagelijkse gesprekken met vrienden of kennissen of kan gevolgd worden via verschillende media.
6.1.11 Frequentie praten over situatie MTS met vrienden, bekenden, familie. Percentages naar geboorteland ouders
Vaak Soms Zelden Nooit Totaal n
Marokko 13,3 39,9 31,3 16,2 100 289
Geboorteland ouders Turkije 25,0 44,0 22,1 8,9 100 251
Suriname 13,3 36,7 32,8 17,2 100 248
123
Slechts een klein deel van de Amsterdammers van Marokkaanse en Surinaamse afkomst praat vaak over de situatie in het geboorteland van de ouders (Tabel 6.1.11). Wel praat een kwart van de jongvolwassenen van Turkse afkomst vaak over de situatie in Turkije. Er zijn geen verschillen binnen de groepen op grond van leeftijd, opleiding en geslacht. Driekwart van de Amsterdammers van Turkse afkomst kijkt regelmatig, dat wil zeggen minstens 3 keer per week, naar Turkse televisiezenders (Tabel 6.4.5). Bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst is dit nog niet eens de helft en bij die van Surinaamse afkomst nog geen kwart. Laag tot middenhoogopgeleiden van Marokkaanse of Surinaamse afkomst kijken vaker naar Marokkaanse of Surinaamse televisiezenders dan hoogopgeleiden. Binnen de groep van Surinaamse afkomst speelt ook geslacht een rol. Mannen kijken minder vaak naar Surinaamse televisiezenders dan vrouwen. Ook is aan de jonge Amsterdammers gevraagd op welke zenders zij het nieuws of nieuwsprogramma’s volgen. Voor het nieuws wordt er minder vaak afgestemd op de televisiekanalen van het geboorteland van de ouders. Maar ook hier volgen Amsterdammers van Turkse afkomst vaker het nieuws op Turkse zenders dan de anderen op Marokkaanse of Surinaamse zenders. Slechts een klein deel van de Amsterdammers van Marokkaanse en Surinaamse afkomst lezen een Marokkaanse of Surinaamse krant. Maar wel bijna een derde van de Amsterdammers van Turkse afkomst geeft aan een Turkse krant of Turkse kranten te lezen. Als de jonge Amsterdammers het nieuws volgen in het geboorteland ouders is het vaak via de Nederlandse pers. Zoals Brian van Surinaamse afkomst, die zegt alleen het proces tegen Bouterse te volgen ‘als het in de Metro komt’.
6.1.12 Gebruikers media geboorteland ouders. Percentages naar geboorteland ouders
Zenders herkomstland algemeen (Aziatische – Hindi zenders algemeen) Zenders herkomstland nieuws (Aziatische – Hindi zenders nieuws) Kranten herkomstland
Marokko 40,9 16,4 1,5
Geboorteland ouders Turkije 76,8 56,8 31,1
Suriname 23,5 6,8 5,4 2,9 8,2
Naast televisie en kranten kan internet gebruikt worden voor het vergaren van nieuws. 58% van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst, 62% van de jongvolwassenen van Turkse afkomst en 53% van de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst gebruiken internet voor nieuwsvergaring. Geen enkele Amsterdammer van Marokkaanse afkomst geeft aan Marokkaanse internetpagina’s te bezoeken voor nieuwsvergaring (Tabel 6.1.12). 8% van de Amsterdammers van Surinaamse afkomst geeft aan Surinaamse internetpagina’s te bezoeken en 19% van de Amsterdammers van Turkse afkomst gebruikt Turkse pagina’s voor nieuwsvergaring. Slecht een klein deel van de jonge Amsterdammers gebruikt Nederlandse, maar etnisch gerichte internetpagina’s voor nieuwsvergaring (Tabel 6.1.13). Samenvattend zien we dat de Amsterdammers van Turkse afkomst vaker gebruik maken van de media van het geboorteland van de ouders dan de anderen.
124
6.1.13 Gebruikers internetpagina’s voor nieuwsvergaring geboorteland ouders of etnisch gericht. Percentages naar geboorteland ouders.
Herkomstland ouders Nederlands, maar etnisch n
Marokko 0,0 4,0 174
Geboorteland ouders Turkije 18,6 1,2 161
Suriname 8,0 5,1 137
6.2 Politieke links Het overgrote deel van de jonge Amsterdammers identificeert zich op de één of andere manier met het geboorteland van de ouders. Zij hebben links met het land. Dit betekent echter niet dat zij zich ook op politiek vlak bezighouden met Marokko, Turkije of Suriname. De politieke links ontbreken vaak. Vooral de jongvolwassenen van Marokkaanse en Surinaamse afkomst tonen nauwelijks politieke betrokkenheid. Slechts een kleine minderheid houdt zich erg bezig met de politieke situatie in Marokko of Suriname.
6.2.1 Schaalvariabele politieke betrokkenheid bij Marokko, Turkije of Suriname
De mate van politieke betrokkenheid bij Marokko, Turkije of Suriname is gebaseerd op 3 stellingen: Het is belangrijk dat de MTS die in Nederland wonen ook vertegenwoordigd zijn in het MTS Parlement De MTS gemeenschap in Nederland moet zich actief bemoeien met de MTS Politiek De politieke situatie in MTS houdt mij erg bezig. Scores op de stellingen: Helemaal mee oneens (1), oneens (2), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (4), helemaal mee eens (5). Voor de variabele politieke betrokkenheid MTS is het gemiddelde op deze drie stellingen genomen (alleen valide antwoorden). Op de eerste stelling weet 10-15% geen antwoord te geven. Schaalvariabele Politiek betrokkenheid bij MTS. Percentage eens, naar geboorteland ouders¹
Alle respondenten
Marokko 2,9
Geboorteland ouders Turkije Suriname 3,4 2,8
¹weet niet / geen antwoord 10-15%
Aan de jongvolwassenen zijn drie stellingen voorgelegd over politieke betrokkenheid bij het geboorteland van de ouders van zichzelf of de MTS gemeenschap in Nederland (Tabel 6.2.1). Tussen 10% en 15% van de jongvolwassenen weet geen antwoord te geven op de stellingen. Voor alle drie de groepen geldt dat eigen politieke betrokkenheid (politiek situatie in MTS houdt mij erg bezig) minder vaak voorkomt dan het idee dat de MTS gemeenschap in Nederland zich actief zou moeten bemoeien met de MTS politiek en vertegenwoordigd zou moeten zijn in het MTS parlement. De drie stellingen zijn
125
samengenomen om de mate van politieke betrokkenheid te bepalen. Het gaat dus niet alleen om de eigen politieke betrokkenheid van de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst. Het gaat ook om de betrokkenheid die zij wenselijk achten vanuit de MTS gemeenschap in Nederland. Als wordt gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd en geslacht komt duidelijk naar voren dat de jongvolwassenen van Turkse afkomst meer politieke betrokkenheid tonen dan degenen van Surinaamse en Marokkaanse afkomst. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst is er een effect van het opleidingsniveau en leeftijd. Laag tot middenhoogopgeleiden wensen vaker politieke betrokkenheid dan de hoogopgeleiden en 18-24 jarigen vaker dan 25-30 jarigen. Politieke kwesties die de jongvolwassenen van Turkse afkomst volgden in de periode van de interviews waren de inval van Turkije in Noord-Irak in december 2007 en de (voorgestelde) wetswijziging met betrekking tot het hoofddoekverbod op universiteiten. En nu misschien met die oorlog tussen Koerden en PKK in die buurt, nu kijk ik er wel wat meer naar. Of ik vraag als ik naar mijn ouders ga, kijk ik ook naar wat is er nou gebeurd, is er nou iets begonnen? (Hanife, 26 jaar, Turkse afkomst)
Met betrekking tot de wetswijziging komt een tweedeling naar voren die ook terug te zien is in het ‘hoofddoekendebat’ in Turkije. De één vindt het een logische ontwikkeling, de ander is bang voor het voortbestaan van de seculiere staat. Zo ziet Aydan de (mogelijke) wetswijziging als een bevestiging dat Turkije een echte democratie wordt: Over het hoofddoeken gedoe enzo, wat op dit moment heel erg (in het nieuws is). De wet die ze proberen ze aan te passen. Ik vind het wel goed eigenlijk, democratie komt nu ook in Turkije. En nou wordt de wetregeling aangepast, dus nou komt er echte democratie zeg ik altijd. (..) Boeddhisten lopen ook met een gewaad en dekens op hun hoofd, dat is hun geloof, accepteer dat ook Dus ik vind het wel goed, dat sommige dingen aangepast worden.(Aydan, 30 jaar, Turkse afkomst)
Umur, daarentegen maakt zich zorgen over de scheiding tussen kerk en staat in Turkije. De scheiding tussen kerk en staat is voor hem een belangrijk pluspunt van Turkije. Het afschaffen van het verbod op hoofddoekjes op universiteiten ziet hij als een bedreiging voor de scheiding tussen kerk en staat. Turkije is zeg maar een land waarin kerk en staat apart is. Dus dat je bij overheidsinstellingen geen hoofddoekje, ten minste geen religieuze dinges mag hebben. Dat zijn dan dingen die ze willen afschaffen, (..) Dus, ze willen de islamisering heel sterk doorvoeren in Turkije. Terwijl ik juist zoiets heb van, het is een heel groot pluspunt van Turkije dat kerk en staat apart zijn weet je wel. Het is eigenlijk het enige land in die hele regio die dat heeft, toch wel een redelijk moderne staat, en toch overwegend islamitisch weet je. En als je dat nu overhoop gaat gooien, ik denk niet dat dat ten goede komt aan Turkije. Dus wat dat betreft ben ik een beetje bang. (Umur, 29 jaar, Turkse afkomst)
126
Het proces tegen Desi Bouterse rondom de Decembermoorden speelde voor een enkeling van de jonge Amsterdammers van Surinaamse afkomst, maar werd echt op afstand beleefd. Ik had een documentaire gezien van de dochter van één van die mensen die daar dus was vermoord en dan leef je wel met die mensen mee, maar op afstand. Hij moet wel berecht worden, van wat je allemaal hebt gehoord, dan weet je zeker van hij heeft er wel iets mee te maken, maar niet dat ik zoiets heb van wanneer je thuis bent of wanneer je een familiefeestje hebt dat het een discussiepunt wordt en dat iedereen er over gaat lopen praten, maar niet echt dat het heel belangrijk wordt. Maar ik heb begrepen dat in Suriname, dat ze er wel heel erg mee bezig zijn. Wij volgen het gewoon wel met mate, maar niet dat we er 24 uur per dag mee bezig zijn.(Sarah, 21 jaar, Surinaamse afkomst)
Betrokkenheid bij en vertegenwoordiging in de politiek van het geboorteland van de ouders wordt door een deel van de jongvolwassenen wel gewenst, vooral door de Amsterdammers van Turkse afkomst. Maar een groot deel is hier neutraal over, heeft geen mening of ziet niets in dergelijke betrokkenheid of vertegenwoordiging. In hoeverre ervaren de jongvolwassenen nu eigenlijk zelf invloed van de Marokkaanse, Turkse of Surinaamse regering? Ongeveer 15% van de jongvolwassenen van Surinaamse en Marokkaanse afkomst en bijna een kwart van degenen van Turkse afkomst vinden dat hun dagelijks leven wordt beïnvloed door beslissingen van de MTS regering (Tabel 6.2.2).
6.2.2 Mijn leven wordt niet of nauwelijks beïnvloed door beslissingen van de MTS regering. Percentages naar geboorteland ouders
Helemaal mee eens Mee eens Niet mee eens, niet mee oneens Oneens Helemaal mee oneens Totaal n
Marokko 18,6 45,7 21,0 9,7 5,0 100 271
Geboorteland ouders Turkije 13,4 35,0 29,4 18,3 4,0 100 246
Suriname 25,8 42,7 17,3 9,3 4,9 100 236
Het meest hebben de jonge Amsterdammers vertrouwen in de ambassade en in de religieuze instellingen van het geboorteland van hun ouders (Tabel 6.2.3). Bij de Amsterdammers van Turkse afkomst is er ook erg vaak vertrouwen in het Turkse leger. Een stuk minder vertrouwen is er in de politieke partijen in Marokko, Turkije en Suriname. De Amsterdammers van Turkse afkomst hebben vaker vertrouwen in instituties in het geboorteland van hun ouders dan de andere twee groepen, behalve als het gaat om de media. Het frequente gebruik van Turkse media zorgt niet voor meer vertrouwen.
127
Er moet worden opgemerkt dat een zeer grote groep geen antwoord wist te geven op de vraag of ze eerder wel of niet vertrouwen hadden in de afzonderlijke instituties. Variërend van 23% van de Amsterdammers van Turkse afkomst tot wel 40% van de Amsterdammers van Marokkaanse afkomst wist geen antwoord te geven. Dit wijst erop dat een flink deel niet bekend is met deze instellingen en er daarom ook geen oordeel over kan geven. Het vertrouwen in de nationale overheidsinstellingen (overheid, rechtssysteem, leger en politie) is het grootst bij de jongvolwassenen van Turkse afkomst en het kleinst bij de van Surinaamse afkomst. De lager opgeleiden hebben over het algemeen meer vertrouwen in deze overheidsinstellingen dan de hoogopgeleiden. Ook de 18-24 jarigen hebben meer vertrouwen dan de 25-30 jarigen. Daarnaast hebben binnen de groep van Marokkaanse afkomst mannen meer vertrouwen in de Marokkaanse overheidsinstellingen dan vrouwen.
6.2.3 Vertrouwen instituties MTS. Percentage¹ eerder wel vertrouwen naar geboorteland ouders.
ambassade / consulaat in NL Religieuze instellingen Leger Media Overheid Rechtssysteem Politie Politieke Partijen Gemiddeld % weet niet / geen antwoord
Marokko 37,8 36,4 27,8 28,8 19,8 17,5 16,0 13,5 39.5
Geboorteland ouders Turkije 54,2 53,6 68,8 19,4 53,2 41,1 45,0 36,6 23.4
Suriname 32,9 31,6 13,7 30,2 8,6 12,2 13,6 10,4 36.5
¹ Percentages zijn berekent op basis van alle antwoorden gezien hoge percentage weet niet / geen antwoord
De Amsterdammers van Turkse afkomst hebben duidelijk sterkere politieke links met Turkije, dan de Amsterdammers van Marokkaanse en Surinaamse afkomst met Marokko of Suriname. De Amsterdammers van Turkse afkomst scoren hoger op politieke betrokkenheid, hebben vaker vertrouwen in Turkse instituties en hebben ook vaker het idee dat beslissingen van de Turkse regering hun dagelijks leven beïnvloeden. Het verschil in vertrouwen in de instituties tussen de verschillende groepen heeft natuurlijk ook te maken met verschillen tussen de landen. Turkije wordt blijkbaar gezien als wat minder corrupt dan Marokko en Suriname. Maar op mate van vrijheid scoort Suriname bijvoorbeeld beter dan Marokko en Turkije59. Het grote aandeel van jongvolwassenen van Turkse afkomst die vertrouwen hebben in het leger kan worden verklaard door de rol van het leger in het huidige Turkije en het feit dat er nog een dienstplicht bestaat die ook geldt voor mannen die niet in Turkije wonen maar wel de Turkse nationaliteit bezitten. Als zij in het land waar zij wonen geen dienstplicht moeten vervullen, wordt verwacht dat ze deze in Turkije zullen vervullen. Çelik, die zelf 59
Voor corruptie ranking: www.transparency.org: Turkije staat op plaats 64, Marokko en Suriname op plaats 72. Voor mate van vrijheid: www.freedomhouse.org: Turkije en Marokko scoren ‘partly free’ en Suriname scoort ‘free’.
128
niet zoveel heeft met het leger, en ook de dienstplicht in Turkije liever niet zou willen vervullen, snapt deze claim vanuit Turkije wel. In zijn uitleg beschrijft hij ook de rol van het leger in de Turkse samenleving Turken zijn hele nationalistische mensen. Het leger wordt daar ook liefkozend “mehmetcik” genoemd, een koosnaam voor wat we hier hebben als briljantje, dat begrijp ik ook wel. Er zitten heel veel mensen in het leger, jonge mensen voornamelijk die allerlei goeie bedoelingen hebben, die hun mensen, hun familie willen beschermen, dat begrijp ik we. Maar zoals ik zei, ik heb een beetje moeite met het idee van leger, dat we dat in onze tijd hebben. Het opvolgen van bevelen, al geloof je d’r niet in. Nee, dat spreekt mij niet. Ik ben niet van plan om in het Turkse leger te gaan. Ik heb het tot mijn 38ste verlengd. Ik hoop eigenlijk ook dat de politici het met de dienstplicht zullen oplossen. Dat het voor de Turkse Nederlanders zal wegvallen (Çelik, 23 jaar, Turkse afkomst).
Voor de ‘Turken in het buitenland’ bestaat wel de mogelijkheid om dienstplicht af te kopen, waarna men niet de volledige 18 maanden, maar slechts 1 maand hoeft te dienen. Aan de mannen van Turkse afkomst is gevraagd of zij militaire dienstplicht in Turkije gaan vervullen. Geen enkele van deze mannen heeft de militaire dienst reeds vervuld. 3% hoeft de dienstplicht niet te vervullen omdat zij de Turkse nationaliteit niet bezitten. 8% heeft de dienstplicht inmiddels afgekocht en meer dan de helft is van plan dit te doen. Een derde van de mannen van Turkse afkomst is van plan militaire dienst te gaan vervullen in Turkije. Leeftijd speelt hierbij een rol. De 18-24 jarigen zijn vaker van plan militaire dienstplicht te vervullen dan de 25-30 jarigen. Waar Çelik nog hoopt dat de dienstplicht voor hem uiteindelijk zal vervallen heeft Erdem, die vijf jaar ouder is, het gevoel dat hij er niet onderuit zal komen. Hij ziet de dienstplicht in Turkije vooral als een duur betaalde vakantie: Ja, ja, de dienstplicht in Turkije is voor ons een dure vakantie, je moet het afkopen. Het is 14 maanden. Het is bijna niet haalbaar voor iemand om 14 maanden weg te gaan, dus het wordt afgekocht voor iets van 6.000 euro op dit moment. Dan ga je maar 3 weken, en dan krijg je seminars, ze gaan een hoop vertellen over de geschiedenis van Turkije, je schiet 3 kogels af, en dat is het weer. Dan ga je weer in het vliegtuig terug naar Amsterdam. Dat is de dienstplicht in Turkije voor ons (Erdem, 28 jaar, Turkse afkomst).
6.3 De labels Marokkaan, Turk of Surinamer Het zich Marokkaan, Turk of Surinamer voelen en kennis hebben van de cultuur worden het door een overgrote meerderheid van alle drie groepen als belangrijk gezien (Tabel 6.3.1). Belasting betalen aan Marokko, Turkije of Suriname wordt door slechts een derde tot een kwart als belangrijk gezien om iemand als Marokkaan, Turk of Surinamer te beschouwen. Verder zijn de drie groepen jonge Amsterdammers niet eensgezind over het belang van de verschillende aspecten. Het spreken van de taal, het verdedigen van het geboorteland van de ouders als het wordt aangevallen en het stemmen bij verkiezingen
129
wordt veel vaker belangrijk gevonden door de jongvolwassenen van Turkse afkomst dan door de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst.
6.3.1 Wanneer beschouwt u iemand als MTS? Percentage belangrijk naar geboorteland ouders
MTS voelen Kennis MTS cultuur Arabisch/Turks/Surinaams spreken Nationaliteit MTS Wetgeving MTS respecteren MTS voorouders MTS verdedigen Moslim zijn Wonen in MTS Geboren in MTS Stemmen bij verkiezingen Belasting betalen MTS
Marokko 82,0 70,5 52,9 58,0 55,5 55,7 48,6 38,2 38,4 37,7 28,4 24,4
Geboorteland ouders Turkije 82,5 83,2 80,9 70,2 66,7 58,6 73,5 48,7 35,4 34,3 55,8 33,1
Suriname 80,4 72,5 59,7 48,5 62,5 52,4 42,4 40,4 48,1 42,6 33,6
De Marokkaanse, Turkse of Surinaamse identiteit staat zelden op zichzelf. Het zich Marokkaan, Turk, of Surinamer voelen wordt vaak gecombineerd met andere identiteiten. Bijvoorbeeld met een Amsterdamse identiteit zoals naar voren kwam in hoofdstuk 4: Ik zeg altijd als iemand vraagt van wat ben jij, dan zeg ik , ik ben een Amsterdamse Turk. Ik denk dat dat de mooiste beschrijving is die in woorden kan brengen. Gewoon echt een Amsterdammer, met de roots van Turkije maar ook met de Nederlandse cultuur maar ook met de Turkse cultuur (Aydan, 30 jaar, Turkse afkomst)
Een deel van de jongvolwassenen van Turkse en Marokkaanse afkomst benadrukken dat ze zich wel Marokkaan of Turk voelen, maar dat het geloof voor hen belangrijker is: Ik ben dan wel Marokkaans, en ik ben ook trots daarop, maar ik ben meer trots erop dat ik moslim ben, laat ik het zo zeggen. Dat vind ik heel belangrijk. Maar of ik Marokkaan, of Turk, of wat dan ook ben, dat boeit me niet. Kijk, maar ik weet wel van mezelf, ik ben Nederlander, dat weet ik wel (Douha, 28 jaar, Marokkaanse afkomst).
De jongvolwassenen die geen enkele taal beheersen van het geboorteland van de ouders noemen dit ook vaak als reden waarom zij zich niet echt Marokkaan, Turk of Surinamer voelen. Bijvoorbeeld Fedoua, van Marokkaanse afkomst, die zegt wel Marokkaan te zijn, maar zich niet Marokkaans te voelen. Het niet beheersen van het Marokkaans Arabisch of Berber speelt een rol:
130
Als iemand mij aanspreekt van ben jij een Marokkaan of een Amsterdammer, dan denk ik dat ik wel eerder ga zeggen een Amsterdammer. Ik ben misschien wel een Marokkaan, maar dat zit er bij mij niet in. Dat komt ook omdat ik alleen maar Nederlands praat (Fedoua, 20 jaar, Marokkaanse afkomst).
Er is dus verschil in het belang dat wordt toegekend aan het zich Marokkaan, Turk of Surinamer voelen. Maar een zeker gevoel van herkenning, het identificeren met de Marokkanen, Turken of Surinamers leeft bij bijna alle jonge Amsterdammers van Marokkaans, Turkse of Surinaamse afkomst. Dit gevoel komt vooral ook tot uiting in interactie met anderen, bijvoorbeeld door een (etnisch) eenzijdige vrienden en kennissenkring. Hanife antwoordt op de vraag in hoeverre zij zich Turks voelt: Jawel (ik voel me) ook Turkse. We hebben de cultuur altijd gehad van huis, dat doe ik ook met mijn dochter. Gewoon wel Turks. We hebben heel veel vrienden, Turkse families meer dan Nederlanders. Ik ken een paar van die Nederlanders, voor de rest allemaal Turkse mensen. Ja je voelt je gewoon wel echt een Turk. Ook al ben je hier geboren, je hebt niet heel veel contacten (met Nederlanders) Misschien met je buurvrouw of buurman en dan nog wel een paar mensen die je kent. Voor de rest hebben we allemaal Turkse mensen die we kennen. Je gaat op bezoek bij Turkse mensen, je gaat naar bruiloften, naar feesten van Turkse mensen. Het slachtfeest of het Ramadanfeest dat vier je samen met je eigen volk weer eigenlijk. (Hanife, 26 jaar, Turkse afkomst)
Of afhankelijk van in welk gezelschap je je bevindt. Zoals Mohammed, afhankelijk van de samenstelling van de vriendengroep waarin hij zich begeeft voelt hij zich meer Amsterdammer of meer Marokkaan. Hierbij speelt voor hem vooral ook de perceptie van anderen een rol. Nou ja, soms voel ik me Marokkaan, en soms voel ik me Nederlander, in de zin van Amsterdammer. Dus ja, dat is het zo’n beetje. als ik zeg maar in de buurt loop en er zijn gewoon, ja een paar Nederlandse vrienden met me, en met hun lopen, ja dan voel ik me gewoon Amsterdammer. Maar loop ik met Marokkanen, dan voel ik me Marokkaan. Ja waarom, ja waarom ik me dan zo voel? Het is gewoon Ja als je met Marokkanen loopt dan zie ze je ook gewoon als een Marokkaan, zeg maar in een groepje. Maar, zeg maar, ik heb een Nederlandse vriend een Surinaamse vriend, ja nog een Nederlandse vriend, dan zien ze het niet. Dan weten ze niet wie het is, misschien is het wel een Irakees, een Iranees, ja een keer dacht iemand dat ik Portugees was. Ja toen dacht ik, ja het hangt eigenlijk wel af van de omgeving. Met wie je bent en waar je bent. (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
Een aantal jonge Amsterdammers proberen hun gevoel in een specifieke verhouding weer te geven om het belang van het zich Turk, Marokkaan of Surinamer voelen:
131
ik voel me misschien 25% Turks en 75% Amsterdammer, dat is wel een mooie verhouding. Turk zijn, tuurlijk, ik heb toch wel van m’n ouders meegekregen, maar, ja, een klein beetje (Lemi, 30 jaar, Turkse afkomst).
De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst noemen vaak de ‘mix’ die veel Surinamers zijn en de verschillende bevolkingsgroepen die er zijn in Suriname, zoals Creolen, Hindoestanen, Chinezen en Javanen. Vooral voor degenen met een Hindoestaanse achtergrond is het ‘Hindoestaanse’ gevoel sterker dan het ‘Surinaamse’. Ik zie mezelf als een Hindoestaanse, Nederlandse, Amsterdamse meid, ja dus daar heb je die smeltkroes al. Ja meer dat Hindoestaans, (dan het Surinaamse) toch wel. (Anne, 23 jaar, Surinaamse afkomst)
In de gesprekken met de jongvolwassenen van Turkse en Marokkaanse afkomst werd slechts in een enkel geval een ‘sub’ identiteit, zoals Koerd of Amazigh / Berber genoemd als werd gevraagd of ze zich Turk dan wel Marokkaan voelen. Ook sociale druk vanuit de ‘etnische’ gemeenschap speelt een rol bij het zich MTS60 voelen. Meliha, zelf van Turkse afkomst legt dit uit: Stel je voor, jij was een Turkse, en jij zei tegen mij, waar kom je vandaan, als ik zou zeggen, gewoon een Hollander is het zo van je wilt gewoon slijmen bij de die Hollanders, en huppeldepup, schaam je je voor de Turken, schaam je je voor het land? Krijg je zoveel nare gesprekken en rare opmerkingen, dat ik zoiets heb van ik vermijd het gewoon. (Meliha, 22 jaar, Turkse afkomst).
Daarnaast speelt ook mee, dat veel jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst vinden dat zij in Nederland niet als Nederlander worden gezien. Zo antwoordt Amal op de vraag hoe zij denkt dat anderen haar zien: Als Marokkaan. Als Nederlander? Nee dat heb ik nog nooit meegemaakt. (Aida, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
Ook Mohammed deelt de ervaring in eerste instantie als een Marokkaan te worden gezien. Hij zegt zich hierdoor meer Marokkaan te voelen: Ja dan voel je je meer Marokkaan. Ja dan voel je je gewoon meer Marokkaan. Dan ga je er trots op zijn dat je een Marokkaan bent. Kijk zij kijken er tegenop van he dat is een 60
MTS wordt in dit hoofdstuk gebruikt voor Marokko, Turkije of Suriname of Marokkaan, Turk, Surinamer
132
Marokkaan. Dan denk ik weet je wat, ik ben lekker een Marokkaan, ben jij maar lekker Nederlander (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
De jonge Amsterdammers voelen zich dus in de meeste gevallen Marokkaan, Turk of Surinamer, ze voelen zich thuis in Marokko, Turkije en Suriname en ook hebben nationalistische gevoelen ten aanzien van het geboorteland van de ouders. Een flink deel beheerst ook nog de taal of talen van het geboorteland van de ouders. Maar wanneer zien zij iemand als Marokkaan, Turk of Surinamer?
6.4 Verwachtingen voor de toekomst De jonge Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst voelen zich over het algemeen nog verbonden met het geboorteland van hun ouders en voelen zich er thuis. Ook een behoorlijk deel beheerst nog de taal of talen van het geboorteland van de ouders. Maar hoe belangrijk is het voor deze jonge Amsterdammers dat hun kinderen zich ook weer verbonden zullen voelen met Marokko, Turkije of Suriname?
6.4.1 Belang verbondenheid kinderen met MTS. Percentages naar geboorteland ouders
Heel belangrijk Belangrijk Neutraal Onbelangrijk Heel onbelangrijk Totaal
Marokko 38,7 45,9 12,2 2,5 0,8 100 287
Geboorteland ouders Turkije 37,9 46,5 9,2 4,3 2,1 100 252
Suriname 26,7 39,3 24,7 7,1 2,2 100 236
Voor de meesten is het belangrijk of zelfs heel belangrijk dat hun kinderen zich verbonden zullen voelen met Marokko, Turkije of Suriname. Slechts een kleine 3 tot 9% vindt dit onbelangrijk (Tabel 6.4.1). Wel vinden de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst dit wat minder vaak belangrijk dan die van Turkse afkomst. Binnen de groep van Surinaamse afkomst speelt geslacht een rol. Mannen vinden het minder belangrijk dat hun kinderen zich verbonden voelen met Suriname dan vrouwen. Senay ziet zichzelf ooit wel naar Turkije verhuizen. Ze vindt het dan ook heel belangrijk dat haar kinderen zich verbonden zullen voelen met Turkije. Ze heeft op dit moment nog geen kinderen, maar een toekomst met kinderen ziet ze zelfs eerder in Turkije dan in Nederland. Ze denkt dat anders ‘het Turkse gevoel’ verloren gaat en dat zou ze jammer vinden. Ik hoop dat ik dan (als ik kinderen krijg) al in Turkije ben. Ten minste, weet je, ja, ik hoop dat ik dan al in Turkije ben.
133
I: Je ziet je kinderen liever opgroeien in Turkije? Ja. Maar ook gewoon echt Turk zijn. Want hier vermengt het helemaal. Het is dan alleen maar een mix, dus ja, dan heb je niet meer dat ja, echte Turkse gevoel, dat zullen ze dan helemaal verliezen. Dat zou ik wel echt heel zonde vinden.(Senay, 27 jaar, Turkse afkomst)
Tijdens het gesprek met Margo komt haar 5 jarige zoon binnen die trots opmerkt ‘Ik ben Surinamer’, terwijl Margo zelf net vertelde zich niet Surinamer te voelen, ze zegt: Zie je, hij is nog klein en dat zei ik dus vroeger nooit. Ik wist niet eens wat ik was. En zijn vader die komt van Suriname en die is trots daarop, kijk ik heb dat niet.(Margo, 29 jaar, Surinaamse afkomst)
6.4.2 Kinderen moeten taal of talen leren MTS vs eigen taal kennis. Percentages per geboorteland ouders Geboorteland ouders Marokko: Marokkaans Arabisch Frans¹ Berber
Kind 79,8 50,1 32,9
Eigen taal kennis 75,0 19,3 34,6
Geboorteland ouders Turkije: Turks Koerdisch
94,6 2,8
96,4 2,4
Geboorteland ouders Suriname Surinaams (Sranan Tongo) 57,4 Hindoestaans 30,6 Javaans 3,4
58,4 26,6 2,0
¹ Hoger percentage dan bij de andere groepen
Voor de meeste jonge Amsterdammers is het ook belangrijk dat hun kinderen de taal of talen van het geboorteland van de ouders zullen leren (Tabel 6.4.2), vooral als zij zelf de taal of talen ook beheersen. Voor Douha komt het geloof op de eerste plaats als ze nadenkt over wat ze haar dochter wil meegeven. Maar ook de taal is belangrijk. Haar dochter moet zich kunnen redden in het (Marokkaans) Arabisch. Ik wil wel dat als ze (dochter) naar Marokko gaat, dat ze gewoon, ondanks dat ze Nederlander is, dat ze toch niet echt als Hollander zien die helemaal niks kan enzo. Ik wil wel dat ze, dat vind ik gewoon heel belangrijk. Voornamelijk de islam, dat ze de koran gewoon kan lezen, en schrijven. Dat vind ik gewoon belangrijk. Maar het heeft ook z’n voordelen, als ze in Marokko is, en ze kan gewoon het gesprek doen in het Arabisch, dat heeft gewoon heel veel voordelen voor haar (Douha, 28 jaar, Marokkaanse afkomst)
134
6.5 Het geboorteland van de ouders & Marokkaan, Turk, Surinamer: Samengevat
Het overgrote deel van de Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst voelt zich verbonden met het geboorteland van de ouders. Zij hebben over het algemeen links met het geboorteland van de ouders. Vaak voelen zij zich ook Marokkaan, Turk of Surinamer. De links zijn echter geen gegeven. Niet iedereen voelt zich verbonden met het geboorteland van de ouders. Het label Marokkaan, Turk of Surinamer is niet per definitie gekoppeld aan de links met het land. Deze identiteit heeft in de meeste gevallen meer te maken met de Nederlandse context, een etnische identiteit, dan met de geboortelanden van de ouders. In Marokko, Turkije of Suriname geldt voor deze jongvolwassenen immers vaak het label Nederlander of buitenlander. Zij zijn niet ‘hetzelfde’ als de Marokkanen, Turken of Surinamers daar. Ook is deze identiteit in veel gevallen niet per definitie een eigen keuze, maar een opgelegde identiteit. Sommigen ervaren druk vanuit de eigen gemeenschap, anderen geven aan zich meer Marokkaan, Turk of Surinamer te voelen omdat ze door anderen ook zo worden gezien. De Amsterdammers van Marokkaanse en Surinaamse afkomst identificeren zich minder sterk met Marokko en Suriname dan de Amsterdammers van Turkse afkomst zich met Turkije identificeren. Zij laten minder politieke betrokkenheid bij en vertrouwen in instituties in het geboorteland van hun ouders zien dan de Amsterdammers van Turkse afkomst. Daarnaast gebruiken Amsterdammers van Turkse afkomst vaker de media van het geboorteland van de ouders en beheersen zij vaker de taal, dan de Amsterdammers van Surinaamse en Marokkaanse afkomst. Voor de meesten is het belangrijk dat hun kinderen zich net als zij ook weer verbonden zullen voelen met Marokko, Turkije of Suriname.
135
136
7
RELIGIE & RELIGIEBELEVING 7.1 Het behoren tot een religieuze groep
Religie speelt een belangrijke rol in de discussie over identiteiten. Toch is er maar weinig onderzoek gedaan naar de religiebeleving van jongvolwassenen. Deze beleving staat in dit hoofdstuk centraal. Het belang wat wordt gehecht aan het behoren tot een religieuze groep, het bezoeken van een gebedshuis, individuele geloofsbeleving, orthodoxie en de continuering van het geloof over generaties zullen worden besproken. In Hoofdstuk 9 wordt aandacht besteed aan het combineren van een ‘moslim identiteit’ met een Nederlandse identiteit, een combinatie die in het publieke debat vaak wordt geproblematiseerd. Allereerst moet worden opgemerkt dat er grote verschillen zijn tussen de vier groepen jonge Amsterdammers als het gaat om religiositeit. Slechts 7% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst61 rekent zich tot een godsdienst, kerk of religieuze groepering en maar liefst 93% van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst en 83% van die van Turkse afkomst. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst zitten hier tussenin. Ongeveer de helft van deze jongvolwassenen rekent zich tot een religieuze groepering (Tabel 7.1.1). Er zijn overigens geen significante verschillen in religiositeit binnen de groepen op grond van leeftijd, opleiding en geslacht.
7.1.1 Behoren tot een godsdienst, kerk of religieuze groepering. Percentages naar geboorteland ouders.
Ja Nee Totaal n
61
Nederland 6,7 93,3 100 311
Geboorteland ouders Marokko Turkije 92,5 83,1 7,5 16,9 100 100 282 249
Suriname 47,6 52,4 100 250
Daarom is er geen religieuze jongvolwassene van Nederlandse afkomst onder de geïnterviewden.
137
De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst die zich rekenen tot een bepaalde godsdienst rekenen zich voornamelijk tot het christendom (Tabel 7.1.2). De jongvolwassenen van Turkse en Marokkaanse afkomst rekenen zich bijna allemaal tot de Islam. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst zijn diverser in religieuze overtuiging, een derde rekent zich tot het Hindoeïsme (Hindoestanen), bijna één vijfde tot de Islam (deel van de Hindoestanen) en bijna de helft tot het christendom (Creolen). Deze cijfers zijn wel enigszins vertekenend, voor veel moslims, en ook voor Hindoestanen, zijn cultuur en religie niet altijd zo goed uit elkaar te houden, waardoor zij zich eerder rekenen tot een religieuze groepering. En dan heb je natuurlijk ook nog wat je van huis mee krijgt hè, hoort dat nou bij cultuur of hoort dat bij het geloof? Dat speelt natuurlijk ook nog een rol. Dat zijn natuurlijk twee totaal verschillende dingen, die bij elkaar zitten. (Farida, 28 jaar, Marokkaanse afkomst)
7.1.2 Godsdienst, kerk of religieuze groepering. Percentages naar geboorteland ouders
Hindoeïsme Islam Christendom Boeddhisme Jodendom Anders Wil niet zeggen Totaal n
Nederland 4,4 4,1 77,0 4,1 5,9 0,0 4,4 100 21
Geboorteland ouders Marokko Turkije 0,0 0,0 99,0 97,9 0,0 1,7 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,6 0,4 100 100 259 207
Suriname 33,0 16,7 46,0 1,2 0,0 1,9 1,2 100 119
In dit hoofdstuk zullen wederom de cijfers worden gepresenteerd naar het geboorteland van de ouders, zoals in de rest van het rapport. Gezien de verscheidenheid aan godsdiensten bij de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst is er voor gekozen voor deze groep in de volgende tabellen ook de percentages per godsdienstige overtuiging te vermelden.
7.2 Het belang van religie Niet voor alle religieuze jonge Amsterdammers is het behoren tot een bepaalde religieuze groep belangrijk. De religieuze jongvolwassenen van Nederlandse en Surinaamse afkomst vinden het behoren tot een religieuze groep minder vaak belangrijk dan degenen van Marokkaanse en Turkse afkomst (Tabel 7.2.1). 62 De moslims van Surinaamse afkomst lijken op de (voornamelijk) moslims van Marokkaanse en Turkse afkomst. Zij 62
Als er in dit hoofdstuk melding wordt gemaakt van significante verschillen tussen de groepen, zijn dit verschillen gecontroleerd voor eventuele verschillen als gevolg van opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. De tabellen zijn opgenomen in bijlage 2.
138
vinden het behoren tot een religieuze groep veel vaker belangrijk dan de anderen van Surinaamse afkomst. Bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst heeft leeftijd invloed: 18-24 jarigen vinden het behoren tot een religieuze groep belangrijker dan de 2530 jarigen. Vooral voor Amsterdamse jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst, maar ook voor een groot deel van jongvolwassenen van Surinaamse afkomst, speelt religie een belangrijke rol in hun leven.
7.2.1 Het belang van het behoren tot een religieuze groep. Percentages naar geboorteland ouders
Nederland
Marokko
9,2 17,4 35,3
19,4 33,1 31,8
33,6 4,6 100 19
10,1 5,6 100 252
Heel belangrijk Belangrijk Niet belangrijk, niet onbelangrijk Onbelangrijk Heel onbelangrijk Totaal
Geboorteland ouders Turkije T 12,9 6,4 36,6 26,9 31,3 32,5 17,0 2,2 100 199
27,4 6,8 100 118
Suriname¹ M H 11,7 3,7 48,2 21,5 21,6 44,1
C 7,0 25,4 30,0
18,4 0,0 100 20
28,4 9,2 100 55
28,6 2,1 100 39
¹ T=totaal, M= molims, H=Hindoestanen C= Christenen,.
De jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst geven het vaakst (65%) aan dat hun godsdienstige overtuiging voor hen zelf de afgelopen jaren veel belangrijker of belangrijker is geworden (Tabel 7.2.2). Dit geldt ook voor 54% van de jongvolwassenen van Turkse afkomst en 47% van die van Surinaamse afkomst. Wel vinden de moslims van Surinaamse afkomst vaker dat hun godsdienstige overtuiging belangrijker is geworden dan als wordt gekeken naar alle jongvolwassenen van Surinaamse afkomst bij elkaar. 66% vindt dat hun godsdienstige overtuiging de afgelopen jaren belangrijker is geworden. Binnen de groep van Turkse afkomst is leeftijd van invloed: 18-24 jarigen geven vaker aan dat hun godsdienstige overtuiging belangrijker is geworden dan de 25-30 jarigen.
7.2.2 Het belang van godsdienstige overtuiging voor uzelf in de afgelopen jaren. Percentages naar geboorteland ouders
Nederland Veel belangrijker Belangrijker Hetzelfde Onbelangrijker Veel onbelangrijker Totaal n
Marokko
31,2 14,1 37,3 17,4 0,0 100 21
28,7 36,1 34,2 0,9 0,0 100 258
Geboorteland ouders Turkije 33,1 20,6 46,3 0,0 0,0 100 205
T 19,1 27,6 46,6 5,5 1,2 100 119
Suriname¹ M H 30,3 13,3 36,0 33,8 33,0 45,4 0,0 7,5 0,0 0,0 100 100 20 39
C 18,3 22,6 49,9 6,6 2,6 100 55
¹ T=totaal, M= molims, H=Hindoestanen C= Christenen.
139
Er zijn verschillende redenen waarom jonge Amsterdammers hun godsdienst belangrijker zijn gaan vinden. Allereerst speelt het volwassen worden een rol. Bij het volwassen worden, raken de jonge Amsterdammers zich meer bewust van het geloof. Ze gaan nadenken wat ze nu eigenlijk zelf willen. Het geloof is dan niet langer vanzelfsprekend, of iets wat je van huis uit hebt meegekregen. Het wordt een bewuste keuze. ‘Geloven’ is een proces. Voor Hanife heeft het Islamitische geloof een hele belangrijke plek in haar leven. Het is ook belangrijker geworden naarmate ze ouder is geworden. Je bent er wel bewuster mee bezig, toen ik jong was, dan ben je wel moslim, dan doe je wel aan de ramadan, maar je denkt er nu veel bewuster over omdat je gewoon wat volwassener bent (Hanife, 26 jaar, Marokkaanse afkomst, moslim)
Ook voor Fatiha is het geloof belangrijk. Zij benadrukt het proces. Voor het geloof moet je ‘klaar’ zijn. Zij was eerst nog aan het uitgaan en niet praktiserend, maar op een gegeven moment ging ze toch nadenken over haar geloof en wat ze hiermee eigenlijk wil: Op een gegeven moment heb je zoiets van dat ik wil meer aan mijn geloof doen. Ik ben toch een moslim, een geboren moslim. Je wilt toch een stapje meer bij god komen dus, en het uitgaan dat laat ik lekker achter mij, dat kan wel leuk zijn voor andere mensen. Maar meer bidden, en toen begon ik ook met bidden en de koran lezen wat ik vroeger nooit deed. (…) En toen de ramadan eraan kwam, je wist dat je moest vasten. Maar je wist niet wat de aanleiding was. Waarom doe ik dat? Ja, ik moest vasten omdat papa en mama dat ook doen. Op een gegeven moment ga je nadenken, voor wie doe ik het? Op een gegeven moment komt het vanzelf. Maar ik merk het aan een heleboel dames, hoe ouder ze worden hoe meer ze gaan nadenken, toch wel, ja. (Fatiha,19 jaar, Marokkaanse afkomst, moslim)
Niet alleen het volwassen worden, maar ook bepaalde gebeurtenissen spelen een rol in het belangrijker worden van religie. Bijvoorbeeld bij het nemen van belangrijke beslissingen of het overlijden van een familielid of vriend. (religie wordt belangrijker) vooral met beslissingen die ik moet nemen. Dat ik bijvoorbeeld vraag om een teken, of help me dat het goed gaat, dat soort dingen. Ja, dat heb je wel gewoon naarmate je ouder wordt. (Sarah, 21 jaar, Surinaamse afkomst, Christen)
Voor Senay speelde het ouder worden geen rol in het belangrijker worden van religie. Het was altijd al belangrijk. Wel wijst ook zij erop, dat op bepaalde zware momenten, religie prominenter aanwezig is in haar leven.
140
Nou, (religie) is altijd even belangrijk geweest, ja. Het is niet dat het, ja, ik weet niet, op zich, er zijn momenten in je leven dat je er vaker mee bezig bent dan andere momenten. Ups en downs, dat het daarmee te maken heeft. I: Wat voor momenten waren dat voor jou? Zware momenten, ja, zware momenten. Dan ben je gewoon echt helemaal, ja, dan denk je dat je kans hopeloos is, en dan is het fijn om te weten dat er iemand over je waakt, die gewoon sterker is dan jij, die je kan helpen. (Senay, 27 jaar, Turkse afkomst, moslim)
Een enkeling verwijst expliciet naar de gebeurtenissen van 11 september 2001 als aanleiding voor het belangrijker worden van religie in hun leven. Ik denk dat voor heel veel moslims in de hele wereld, maar voornamelijk na 11 september, heel veel jongeren voornamelijk, zijn gaan nadenken. Van wat gebeurt hier nou, wat is dit? En als je gaat nadenken en kritisch bent, ook over jezelf, over je eigen religie, dat kan ook soms negatieve maar ook positieve effecten hebben. Ja, ideologisch gezien heb ik een periode, nog niet zo lang geleden, in een nogal verwarde situatie gezeten. Van ik zou zeggen, neigen naar het atheïsme zelfs. Maar je gaat, klinkt zeer cliché, je vraagt je af, waar geloof ik in? Je verdiept je in allerlei religies, ideologieën. En wat mij betreft, ik ben persoonlijk toch bij de islam uitgekomen. Ik ben twee jaar geleden ook naar Saudi-Arabië geweest, voor de hadj, voor de bedevaart onder andere, en, zoals ik zei, net als heel veel andere jongeren, meer in mijn religie, heb ik daar heel veel houvast in gevonden, en ook vertrouwen van waar je in gelooft, waar je voor staat. En voor mij is mijn religie, ik zie het terug in alles wat ik doe, in mijn gehele leven. (Çelik, 23 jaar, Turkse afkomst, moslim)
Tot slot speelt ook het hebben van kinderen een rol in het belang dat wordt toegekend aan religie en het praktiseren ervan: ik doe het (praktiseren) voornamelijk zo dat mijn kinderen het zien. Dat ze het kunnen visualiseren wat het is, het Hindoeïsme. Ik kan wel zeggen je bent Hindoe enzo maar, dit moet natuurlijk gekoppeld worden aan rituelen, tradities, dingetjes samen doen weet je wel. Dus dat doe ik voor hen eigenlijk meer, ook voor mezelf natuurlijk, maar ook voornamelijk voor hen, dat ze er een beeld bij krijgen van wat het is onder andere, zoals met die feestjes, het lichtfeest binnenkort, Diwali en ik ga wel eens met ze naar de tempel. Dat eigenlijk, dat het wat concreter wordt. (Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst, Hindoe)
7.3 Het bezoeken van gebedshuizen Het praktiseren van godsdienst kan bijvoorbeeld worden geuit door het bezoeken van een gebedshuis. De meerderheid van de godsdienstige Amsterdammers heeft het afgelopen jaar nooit tot hooguit enkele keren per jaar een godsdienstige bijeenkomst bijgewoond (Tabel 7.3.1). Hierbij zijn bruiloften en begrafenissen niet meegerekend. Jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst bezoeken minder vaak een godsdienstige bijeenkomst dan de jongvolwassenen van Turkse afkomst. Als we alle moslims 141
vergelijken met alle Christenen zien we bij beide groepen de invloed van leeftijd. De 1824 jarigen bezoeken vaker een gebedshuis dan de 25-30 jarigen. Bij de moslims heeft geslacht invloed, mannen bezoeker vaker een gebedshuis dan vrouwen. Bij christenen lijkt dit juist andersom te zijn, maar de verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet significant als wordt gecontroleerd voor leeftijd en opleidingsniveau.
7.3.1 Frequentie bijwonen godsdienstige bijeenkomst afgelopen jaar (Bruiloften en begrafenissen niet meegerekend). Percentages naar geboorteland ouders
Nooit 1 keer per jaar Enkele keren per jaar 1 keer per maand 2-3 keer per maand 1 keer per week Vaker dan 1 keer per week Totaal n
Nederland
Marokko
22,5 9,3 37,6 4,3 4,3 4,3 17,8
21,3 9,4 25,1 3,7 12,5 14,1 14,0
100 20
100 236
Geboorteland ouders Turkije T 13,9 15,2 9,7 16,6 33,8 47,7 6,2 4,0 12,9 5,9 8,8 5,3 14,7 5,3 100 197
100 115
Suriname¹ M H 0,0 14,2 3,8 18,6 62,2 54,6 0,0 4,1 19,2 2,3 7,5 6,3 7 0,0
C 21,3 16,1 41,1 4,4 4,1 4,4 8,8
100 19
100 55
100 36
¹ T=totaal, M= molims, H=Hindoestanen C= Christenen.
Een vijfde van de Amsterdammers van Marokkaanse afkomst, 14% van die van Turkse en 15% van die van Surinaamse afkomst hebben in het afgelopen jaar geen godsdienstige bijeenkomst bijgewoond. Aan hen is gevraagd naar de reden waar zij dit niet hebben gedaan (Tabel 7.3.2). De meeste genoemde redenen zijn geen behoefte, geen zin of geen tijd of een individuele geloofsbeleving. Deze laatste reden wordt vooral genoemd door de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst.
7.3.2 Reden niet bijwonen godsdienstige bijeenkomst. Percentages naar geboorteland ouders
Geen behoefte, geen zin Geen tijd Individuele geloofsbeleving Niet belangrijk, niet nodig Niet actief met geloof bezig Ik ga nooit n
Nederland¹ 1 0 2 0 0 1 4
Geboorteland ouders Marokko Turkije 18,6 41,7 30,2 33,3 9,3 4,2 7,0 4,2 9,3 0,0 4,7 12,5 43 24
Suriname 41,2 5,9 47,1 0,0 0,0 0,0 17
¹ absolute aantallen, wegens zeer kleine n
Veel van de jongvolwassenen geven aan zelf op zoek te gaan naar uitleg en informatie over het geloof in boeken, op internet of bij vrienden. Hierdoor hebben zij geen behoefte om naar de kerk, moskee of tempel te gaan. 142
Ja, ik heb daar niet echt behoefte aan, dat ik specifiek naar een bepaalde moskee ga om naar een bepaalde preek te luisteren. Ik weet dat heel veel moslims dat wel doen, maar ik ben meer iemand die dat in boeken opzoekt eerlijk gezegd, of met vrienden praat. Ik respecteer heel veel geleerde vooraanstaande mensen, maar uiteindelijk denk ik toch dat het jouw eigen persoonlijke intellect is die beslissingen voor jou neemt en niet andere mensen (Çelik, Turkse afkomst, moslim).
De jongvolwassenen die geregeld een gebedshuis bezoeken geven verschillende redenen waarom zijn voor een bepaald gebedshuis kiezen. Vooral nabijheid (in de buurt), gewoonte en het feit dat familieleden dat gebedshuis bezoeken worden genoemd. Hafida bijvoorbeeld gaat zelf weleens naar de moskee maar niet geregeld. Haar keuze voor een bepaalde moskee, als ze gaat, wordt vooral bepaald door nabijheid. Uiterlijk of gezelligheid vindt ze niet belangrijk: Ja, precies, het maakt helemaal niet uit, want, kijk, een moskee daar ga je niet naartoe omdat je de voorkeur hebt, omdat die mooier is of leuker of gezelliger, want je gaat er natuurlijk voor kennis en voor aanbidding. Dus dat moet op zich niet een issue zijn. Dus meestal ga ik dan gewoon naar de meest dichtstbijzijnde. (Hafida, Marokkaanse afkomst, moslim)
Voor Miriam speelt familie de belangrijkste rol. Haar keuze voor de kerk die zij regelmatig bezoekt heeft vooral te maken met dat haar moeder daar ook heengaat. Daarnaast speelt nabijheid ook een rol. Ik ga dan hier (…) daar is een kerk, een evangelische kerk, daar ga ik naar toe. Dat komt omdat m’n moeder daar ook gaat. Dan ga ik met haar mee. We gingen eerst altijd in Amsterdam Oost, naar de Koningskerk, maar dat is nu een beetje ver, nu we hier wonen. Ik vind het wel ok. Hele leuke dominee, dus, daarom. I: Dat vind je wel belangrijk, een leuke dominee? Ja, want als het een saaie, het is heel belangrijk, degene die spreekt. Als dat iemand is die m’n aandacht niet trekt, of die heel saai is, dan heb ik niet zo veel zin om naar de kerk te gaan. Ik ben niet zo super in God, van ja, maakt niet uit hoe die man praat. Ik moet het wel een beetje leuk vinden. Anders zit ik daar toch maar slaap te krijgen. (Miriam, Surinaamse afkomst, Christen)
Doordat het vaak een gewoonte is, de familie komt er, het is in de buurt voelt het voor veel van de jong Amsterdammers niet echt als een bewuste keuze. Toch spelen vaak verschillende redenen op de achtergrond mee. Zo gaf Hafida ook aan dat ze af en toe naar een moskee gaat waar lezingen in het Nederlands worden gehouden, omdat haar Arabisch niet helemaal op niveau is en uit het verhaal van Miriam blijkt al dat het voor haar ook belangrijk is wie de voorganger is. Ook de inhoud speelt toch een rol:
143
ik kwam altijd bij een moskee die bij mij dicht in de buurt was, al jaren, en op een gegeven moment zei de imam iets wat me totaal niet beviel, wat totaal niet islam gerelateerd was, en daar heb ik gewoon afscheid van moeten nemen. Toen heb ik gezegd van nee, daar ga ik niet naar toe, ik ga naar een andere moskee. En zo rouleer je dat en op een gegeven moment vind je weer je moskee. (Zouhad, moslim, Marokkaanse afkomst)
Een van de redenen voor de verwarring over deze vraag is dat verschillende jonge Amsterdammers aangeven niet gebonden te zijn aan een bepaald gebedshuis. Zij zijn ‘moskee hoppers’ of ‘kerk hoppers’. Ze gaan niet gewoontegetrouw telkens naar dezelfde kerk of moskee. Ze gaan naar verschillende. Bijvoorbeeld Erdem, hij gaat geregeld naar de moskee, maar wisselt tussen verschillende Turkse moskeeën: Verschillende. Eigenlijk wel alleen naar Turkse moskeeën. Dat is niet iets wat ik per se wil hoor, maar, dat gebeurt gewoon. Maar ik ga naar verschillende, in Amsterdam West meestal. Er zit nog een moskee in Zaandam, een hele grote langs de snelweg. Daar gingen we vroeger wel eens heen, maar de laatste tijd eigenlijk niet meer. (..) Ik ga naar alle moskeeën, niet ergens naar één moskee. (Erdem, 28 jaar, Turkse afkomst, moslim)
Dit geldt ook voor Mohammed, zelf van Marokkaanse afkomst, die zijn sociale contacten wil verbreden via zijn moskee bezoek. Hij gaat meerdere keren per week naar de moskee en is een ‘extreme’ moskee hopper’. Hij varieert tussen allerlei soorten moskeeën, en gaat zelfs naar moskeeën waar de preken in het Turks zijn, wat hij niet verstaat. Eén van zijn vrienden vertaalt dan de belangrijkste punten. Over zijn drijfveer om zoveel mogelijk verschillende moskeeën te bezoeken zegt hij: Ja, als ik kan, als ik tijd heb dan ga ik. Dan ben je met meerderen, zeg maar, contacten, sociale contacten bedrijven. (..) (ik ga naar) verschillende. Ik probeer zoveel mogelijk, ja als je je sociale contacten wilt verbreden dan moet je niet elke keer naar hetzelfde gaan. Maar steeds anders. Je hebt moskees, bijvoorbeeld waar ik naar toe ga, een Turkse moskee, een Indonesische moskee. Ja, en je hebt ook een Surinaamse moskee. Ik ga naar verschillende. Ik probeer zoveel mogelijk verschillende moskees te bezoeken, meer sociale contacten met verschillende mensen. (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst, moslim)
7.4 Persoonlijke geloofsbeleving Veel van de jongvolwassenen hebben de godsdienst van huis uit meegekregen. Voor de meesten geldt wel dat zij op een bepaald moment op zoek zijn gegaan naar wat het geloof voor henzelf betekent en welke invulling ze hieraan willen geven. Hierbij worden ook keuzes gemaakt die door de ouders niet noodzakelijkerwijs worden goedgekeurd. Voor een groot deel is de zoektocht nog niet voltooid, anderen zijn er nog niet aan toe om zich verder in het geloof te verdiepen. Voor Anne moet de zoektocht nog beginnen, zij heeft nog niet het gevoel hier klaar voor te zijn. Voor haar geldt dat ze niet met het geloof is opgegroeid en daarom voor haar gevoel wel ook een bepaalde basis mist. 144
Mijn geloof is heel erg breed, heel erg spiritueel. Allerlei goden, weet ik veel, ik weet het zelf niet eens allemaal goed. Maar ook als ik het aan mijn vader of mijn moeder vraag, dan weten zij het ook niet goed (…) Wanneer ik er klaar voor ben ga ik er zelf naar opzoek, naar mijn vragen die ik dan heb. Ik weet wel dat we bepaalde feestdagen hebben, ik weet ook waarvoor ze staan en daar doe ik dan ook aan mee. Maar het is niet zo dat ik de regels die mijn geloof zeg maar heeft, dat ik daarnaar leef. Dat niet. Het is een cultuur. Bepaalde dingen kreeg je wel vanaf kleins af aan mee. Zoals het lichtfeest en het lentefeest. (…) Dat je dat soort dingen dan wel weet. Maar het gaat nog veel verder, en nog veel dieper. (…) Ik wil me graag in mijn geloof verdiepen. En dat ga ik ook wel doen, want ik vind dat ik ook wel wat hoor te weten van mijn geloof, cultuur, religie en ja misschien zijn er heel veel vragen die ik heb en als ik er klaar voor ben, ga ik ook wel op zoek naar de antwoorden, ja. Maar daar ben ik dus nu nog niet klaar voor. (Anne, 23 jaar Surinaamse afkomst, Hindoe)
Sarah, die wel met het geloof is opgegroeid heeft al een bewuste keuze gemaakt, toen ze een jaar of twaalf was: Ja, dat je dan wordt gedoopt wanneer je baby bent, dat is niet iets waar je dan voor kiest, maar waar je ouders voor kiezen. En uiteindelijk heb ik gewoon m’n eerste communie gedaan, dan was ik wel gewoon 12 jaar ofzo, dus dan weet je het ook. Ik heb ook m’n vormsel gedaan, ik ga ook gewoon naar de kerk, heb met heel veel dingen voor de kerk ook meegedaan. Dat is wel iets waar ik zelf voor kies. Ik heb het gewoon nodig, als ik bijvoorbeeld iets heel moeilijk vind, of ik heb een examen of wat dan ook, dan bid ik ook wel gewoon, en dan heb ik zoiets van, dan heb je God ook wel gewoon wanneer je ‘m nodig hebt. (Sarah, 21 jaar, Surinaamse afkomst, Christen/Rooms Katholiek)
In sommige gevallen is de familie niet blij met de uitkomst van de zoektocht naar het geloof. Zoals in het geval van Fedoua, die op haar zeventiende op zoek ging naar het ware geloof en besloot zich voortaan volledig te bedekken. Dat is nu drie jaar geleden. Dit is echt mijn eigen keuze. Ik ben ook de enige die er zo bijloopt thuis. Ook van familieleden. Zij vinden het ook niet goed maar dat interesseert me eigenlijk niet. (..) Ondanks dat ze zelf ook moslim zijn en dan een Marokkaanse achtergrond hebben. Zij vinden dat ik er gewoon normaal moet bijlopen. Volgens hen is dit niet normaal. Zij willen gewoon dat los haar en strakke kleding. Dat heb ik ook wel eens gedaan, maar voor mij is dat voorbij. Ik ben mij gaan verdiepen in mijn geloof, en uiteindelijk ben ik zo geworden. (Fedoua, 20 jaar, Marokkaanse afkomst, moslim)
Verreweg de meeste religieuze jongvolwassenen benadrukken hun individuele geloofsbeleving (Tabel 7.4.1). Jongvolwassenen van Surinaamse of Turkse afkomst zijn het wel vaker eens dat zij godsdienst op hun persoonlijke manier beleven dan de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst. Binnen de groep van Turkse afkomst speelt opleidingsniveau een rol. Laag tot middenhoogopgeleiden geven vaker aan godsdienst op hun persoonlijke manier te beleven dan de hoogopgeleiden.
145
7.4.1 Ik beleef de godsdienst op mijn persoonlijke manier. Percentages naar geboorteland ouders
Nederland Helemaal mee eens Mee eens Niet mee eens, niet mee oneens Oneens Helemaal mee oneens Totaal n
Geboorteland ouders Marokko Turkije
34,6 56,8 0,0
27,8 51,0 10,1
35,4 52,4 5,6
T 45,7 51,2 0,7
4,3 4,3 100 20
8,1 3,0 100 259
3,7 3,0 100 203
2,5 0,0 100 119
Suriname¹ M H 48,2 34,4 47,7 65,6 0,0 0,0
C 74,7 46,9 1,5
4,0 0,0 100 20
3,9 0,0 100 55
0,0 0,0 100 39
¹ T=totaal, M= molims, H=Hindoestanen C= Christenen.
Slechts een enkeling verwijst naar een collectieve geloofsbeleving. Mohammed, bijvoorbeeld geeft aan dat hij het prettig vindt in Marokko, dat je de religie dan echt samen beleeft: Ja, bijvoorbeeld afgelopen maand was Ramadan. Als je daar (in Marokko) bent, dan vast ook iedereen. Ja, iedereen die vast, dat is toch wel prettiger. Het is meer samen, hechter, je doet samen hetzelfde ding eigenlijk. Allemaal hetzelfde doel. Dat is niet echt als hier. Hier de een doet dit, de ander dat. Ja, ik hou me er gewoon aan. Dat zou wel een reden zijn om terug te gaan, om daar naar terug te gaan (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst, moslim).
De meeste anderen benadrukken dat het gaat om hun persoonlijke manier van geloofsbeleving, hun eigen keuzes, hun eigen interpretatie. De band met het geloof is een hele persoonlijke. Ik vind, geloof is iets voor thuis, iets voor jezelf. Dat moet je zeg maar in je eigen privé kunnen beleven. En dat moet niet de samenleving in gesleurd worden. We kunnen er wel bewust van zijn dat het er is. En dat je daar enigszins rekening moet houden met mensen. Maar ik vind het inderdaad geen terrein voor de politiek. Ik denk dat dat meer zeg maar gebaseerd zou moeten zijn op ratio. En geloof is meer gevoel. En ik denk dat je daar juist afstand in moet hebben. In zeg maar je denken en je gevoel. Verstand en gevoel. En dat is een beetje een gevaarlijke combinatie denk ik. Je laten leiden door enkel je gevoel. Ik bedoel, in de liefde is het mooi, maar in de politiek niet. (Miranda, 25 jaar, Surinaamse afkomst, moslim)
Umur benadrukt ook zijn persoonlijke relatie met het geloof. Wel worstelt hij met de vraag praktiseer ik wel genoeg, of schiet ik in sommige zaken te ver door? Hoe interpreteer je het geloof?
146
Ik vind het belangrijk, maar ik interpreteer dingen toch anders dan iedereen anders, maar iedereen heeft z’n eigen interpretatie, dus wat dat betreft, met een onderwerp als geloof vind ik het heel moeilijk. Ja, het is echt een kwestie van interpreteren, dus dat is nou net het moeilijke van religie, hoe interpreteer je het? Op basis van wat interpreteer je het? Op basis van je levenservaring? Of op basis van een ander boek? Dat weet je dus niet, dat is gewoon moeilijk. (Umur, 29 jaar, Turkse afkomst, moslim)
Naast een persoonlijke religiebeleving heeft een deel van de religieuze jongvolwassenen ook een orthodoxe religiebeleving. Aan de jonge Amsterdammers zijn ook een aantal stellingen voorgelegd die ingaan op een meer orthodoxe religiebeleving: het strikt volgen van de regels van de godsdienst, het idee dat het eigen geloof boven alle andere is verheven en dat er zoveel mogelijk moet worden vastgehouden aan de oorspronkelijke teksten en geschriften van het geloof. Als deze stellingen worden samengenomen en wordt gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht blijkt dan ook dat de jongvolwassenen van Surinaamse en Nederlandse afkomst een minder orthodoxe geloofsbeleving hebben dan degenen van Turkse of Marokkaanse afkomst. Verder hebben de moslims van Surinaamse afkomst een orthodoxere geloofsbeleving dan de hindoes en christenen (Tabel 7.4.2). De opvattingen binnen de groepen lopen wel sterk uiteen. Leeftijd is van invloed op de mate van orthodoxie, als wordt gecontroleerd voor etniciteit, opleidingsniveau en geslacht. 18-24 jarigen hebben een orthodoxere geloofsbeleving dan de 25-30 jarigen. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst speelt daarnaast ook geslacht een rol. Mannen hebben een orthodoxere geloofsbeleving dan vrouwen.
Tabel 7.4.2 Schaalvariabele Orthodoxe geloofsbeleving De mate van orthodoxie is gebaseerd op 3 stellingen: Ik volg strikt de regels van de godsdienst Mijn geloof is eigenlijk boven alle andere geloven verheven Er moet zoveel mogelijk worden vastgehouden aan de oorspronkelijke teksten en geschriften van mijn geloof Scores op de stellingen: Helemaal mee oneens (1), oneens (2), niet mee eens / niet mee oneens (3), eens (4), helemaal mee eens (5). Voor de variabele orthodoxe geloofsbeleving is het gemiddelde op deze vier stellingen genomen (alleen valide antwoorden). Gemiddelde op schaalvariabele orthodoxe geloofsbeleving, naar geboorteland ouders
Alle respondenten Alleen mannen Alleen moslims
Nederland 2,5 2,6 nvt
Geboorteland ouders Marokko Turkije 3,7 3,6 3,8 3,5 3,7 3,6
Suriname 2,8 2,9 3,2
Gemiddelde op schaalvariabele orthodoxe geloofsbeleving, naar religie
Alle respondenten
Islam 3,6
Religie Christendom 2,7
Hindoeïsme 2,6
147
Als we kijken naar mate van orthodoxie naar religieuze overtuiging zien we dat de jongvolwassenen die zich rekenen tot de Islam een meer orthodoxe religiebeleving hebben dan de jongvolwassenen die zich rekenen tot het Christendom of Hindoeïsme (Tabel 7.4.2). Onder moslimjongvolwassenen hebben de laag- tot middenhoogopgeleiden een orthodoxere geloofsbeleving dan de hoogopgeleiden. De 18-24 jarige moslims hebben een meer orthodoxe geloofsbeleving dan de 25-30 jarigen. Ook bij de jongvolwassenen die zich rekenen tot het christendom hebben de 18-24 jarigen een meer orthodoxe geloofsbeleving dan de 25-30 jarigen.
7.5 Verwachtingen voor de toekomst Voor een groot deel van de jonge Amsterdammers die zich tot een religie rekenen heeft religie al een duidelijke plaats in hun leven gekregen. Anderen zijn nog op zoek naar de invulling die ze willen geven aan het geloof. Voor de jongvolwassenen met kinderen speelt het doorgeven van het geloof aan de kinderen ook een rol. Ze vinden het belangrijk een bepaalde basis aan de kinderen mee te geven. Wel benadrukken zij allemaal dat de kinderen uiteindelijk zelf de keuze moeten maken. Ik laat me niks vertellen, nee, echt niet. En ik hoop ook echt dat m’n kinderen ook zo worden. Uiteindelijk ben ik heel vrij opgevoed, en heb ik echt alles gezien met m’n eigen ogen. Ik heb een discotheek bezocht, ik heb kroegen bezocht, ik heb alles bezocht, en dat hoort eigenlijk niet in de islam, maar ja, ik ben er wel zelf mee gestopt. Ik heb er ook geen behoefte aan. Kijk, ik ging wel naar de discotheek, maar ik heb nog nooit gerookt of gedronken, maar ik ben er wel geweest. Als je nu tegen me zegt, ga je mee naar de discotheek, dan zit er niet een gevoel van binnen, van ja, ik wil er naar toe, want ik heb het gehad, ik heb het gezien. En als mijn kinderen straks, ik vind het heel moeilijk, dat zij daar straks ook naar toe gaan, maar ik zal ze toch laten gaan. (..) mijn dochter die gaat echt elke zaterdag of zondag naar de moskee. Ja. Ik, we zijn, uiteindelijk zijn we moslims, dus ik hoop ook gewoon echt dat mijn kinderen, kijk, je weet het nooit, maar het enige is hoop. En ik hoop wel gewoon dat ze moslims blijven en dat ze uiteindelijk ook voor een moslim gaan. Dat wel. (Douha, 28 jaar, Marokkaanse afkomst, moslim)
Iwan is zelf met het Christelijke geloof opgegroeid, maar doet op dit moment weinig met het geloof. Hij heeft nog geen kinderen, maar als hij later kinderen heeft vindt hij het toch heel belangrijk ze enkele aspecten van het geloof mee te geven. Ik wil toch wel dat zij (toekomstige kinderen) weten wat (het Christelijke geloof) allemaal is. Ik wil ze laten weten waarom mensen naar de kerk gaan, wat de kerk is, hoe dat eruit ziet, en ja, als mijn kinderen later zoiets hebben van ik wil naar de kerk, ik geloof in God, en dit en zus en zo, ga je gang. Tuurlijk. Zo is het bij mij ook gegaan. En ik ben er tevreden mee, met mijn opvoeding, dus dan neem je dat soort dingen heelsnel over. (Iwan, 25 jaar, Surinaamse afkomst, Christen)
148
7.6 Religie en het publieke debat
Sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 is er steeds meer aandacht gekomen voor religie en de rol van religie in de publieke ruimte. De aandacht betrof bijna uitsluitend de Islam. Er waren bijvoorbeeld discussies over uitlating van imams, religieuze kleding zoals de hoofddoek en de burka. Nadat er lange tijd weinig aandacht was voor religie en werd verondersteld dat religie uit het publieke domein zou verdwijnen door steeds verdergaande secularisering, staat religie nu middels weer volop op de publieke en politieke agenda.
7.6.1 Aangesproken op uw godsdienstige overtuiging in het afgelopen jaar. Percentages naar geboorteland ouders
Nederland Vaak Soms Zelden Nooit Totaal n
Marokko
5,6 32,3 34,9 27,2 100 21
Geboorteland ouders Turkije
38,2 36,3 13,1 12,3 100 257
21,8 42,1 17,9 18,3 100 201
T 18,3 35,6 23,4 22,7 100 118
Suriname¹ M H 18,0 15,9 52,7 37,5 14,9 27,4 14,4 19,2 100 100 20 38
C 17,7 28,7 23,3 30,3 100 55
¹ T=totaal, M= molims, H=Hindoestanen C= Christenen.
Meer dan een derde van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst, en ongeveer een vijfde van die van Turkse en Surinaamse afkomst geven aan dat ze het afgelopen jaar vaak zijn aangesproken op hun godsdienstige overtuiging (Tabel 7.6.1). De moslims van Surinaamse afkomst lijken hierin op de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst, die over het algemeen ook moslim zijn. Gezien de huidige discussie in Nederland, waarin de Islam volop in de aandacht staat is het niet verbazingwekkend dat vooral moslims vaak worden aangesproken op hun godsdienstige overtuiging.
7.6.2 Perceptie aandacht voor uw godsdienstige overtuiging? Percentages naar geboorteland ouders
Nederland Heel positief Positief Niet positief, niet negatief Negatief Heel negatief Totaal n
16,9 45,7 37,3 0,0 0,0 100 15
Geboorteland ouders Marokko Turkije 11,1 33,1 39,3 14,1 2,4 100 216
15,5 44,4 30,9 6,4 2,8 100 157
T 13,2 60,9 22,4 1,7 1,8 100 90
Suriname¹ M H 12,6 15,1 64,7 59,6 13,7 22,6 4,2 2,7 4,7 0,0 100 100 17 30
C 13,8 58,6 25,5 0,0 2,1 100 38
¹ T=totaal, M= molims, H=Hindoestanen C= Christenen.
149
Binnen de groep van Turkse afkomst is er een effect van opleiding. Laag tot middenhoogopgeleiden geven minder aan vaak te worden aangesproken op hun godsdienstige overtuiging. Het merendeel van de religieuze jonge Amsterdammers staat positief of neutraal ten opzichte van deze aandacht voor hun godsdienstige overtuiging (Tabel 7.5.2). Jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst staan hier minder vaak positief tegenover dan de jongvolwassenen van Turkse of Surinaamse afkomst. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst is leeftijd hierop van invloed. 18-24 jarigen zijn vaker positief over de aandacht voor hun godsdienstige overtuiging dan de 25-30 jarigen. Binnen de groep van Turkse afkomst speelt opleidingsniveau een rol. Laag tot middenhoogopgeleiden zijn vaker positief dan de hoogopgeleiden. Vooral de islamitische jongvolwassenen geven in de gesprekken aan dat ze het vaak prettig vinden als ze direct worden aangesproken op hun religieuze overtuiging. Ze kunnen dan duidelijk maken hoe zij denken over hun religie en bepaalde vooroordelen wegnemen: Ik heb liever dat iemand dan direct op me afstapt en gewoon concreet met vragen komt. I: En gebeurt dat? Soms wel ja, en dat stel ik ook heel erg op prijs en dat laat ik ook altijd merken. Ook al zijn het hele harde vragen, of vragen die heel erg confronterend zijn. Dat stel ik heel erg op prijs, en dat lok ik soms ook wel uit. (…) Het is denk ik uiteindelijk de enige manier om bepaalde vooroordelen te breken. Gewoon direct op elkaar afstappen. Want vaak hoor je ook van mensen, hé, jij voldoet dus ook echt niet aan het beeld wat ik had over moslims, of over Turkse mensen. Zoiets. Dat gebeurt heel vaak, en dan hoef je maar iets heel kleins te doen. Vaak zijn mensen gewoon zo erg geïsoleerd in hun bestaan, die lezen alleen de krant en kijken alleen tv, en die hebben voor de rest geen contact met buren, geen contact met, ja, hoe lang wonen er al Turkse mensen in Nederland? Dat is nu al 40, 50 jaar zoiets, dat er gastarbeiders voor het eerst kwamen, en er zijn nog steeds mensen die nooit in contact geweest zijn met Turkse mensen bijvoorbeeld, en vice versa. Ten minste, dat is wat moeilijker natuurlijk, voor een Turkse, om niet in contact met Nederlandse mensen te komen, maar bijvoorbeeld niet bij elkaar op de koffie, of een goed gesprek met elkaar zijn aangegaan. Het is heel jammer, maar mensen hebben in eerste instantie niet de behoefte om dat te doen, maar ze zitten dan wel opgescheept met al die vooroordelen. (Fidan, Turkse afkomst 29 jaar, moslim)
Als het in de gesprekken gaat over aandacht voor religie komt vaak het beeld van moslims en de Islam naar voren dat wordt geschapen in de media. Verschillende moslims benadrukken in de gesprekken dat zij (proberen) hier niet teveel mee bezig te zijn en zich er niet over op te winden. Mohammed, zelf praktiserend moslim, vindt de aandacht in de media overdreven, maar wil zich er niet teveel over opwinden: Ik vind het overdreven, ik vind het zelf overdreven. Maar ja als je het niet kan laten, dan doe je het toch gewoon. Zo denk ik dan. Het is meer extremisme dit en dat, en dan wordt er een connectie gemaakt met de Islam. (…) Ja, vervelend? Dat is een groot woord. Het is niet dat ik er mee zit, zeg maar. Je hebt wel mensen die er echt mee zitten, maar ik zit er niet mee. Ik denk zo van het is goed. Maar het is wel vervelend, zeg maar, gewoon wat
150
ik aanbid wordt wel in een kwaad daglicht gesteld. (...) Dus zo denk ik erover. Beetje overdreven. (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst, moslim)
De aandacht voor extremisme, radicalisering binnen de Islam, die Mohammed ook al noemt komt vaker naar voren. De matige, moderne moslims worden gemist in het beeld dat door de media wordt geschetst. Meliha vindt dat de gemeenschap steeds moderner wordt, maar dat dit beeld niet naar voren komt in de media. Er is vooral interesse in sensatie, in het negatieve en niet zoals zij zegt ‘in het goede’. Het negatieve komt eerder naar voren dan het goede, en dat is in dit geval dus ook. De meiden, de jongens hè, onder moslims dan, die zijn gewoon heel open, heel modern, die komen minder naar voren. De mensen lezen eerder een stukje in de krant van een Marokkaan, of een moslim heeft die en die gedood. Dat lees je eerder dan: de moslim gemeenschap wordt steeds moderner. (..) Maar als er iets slechts gebeurt, zoals dat van Theo (van Gogh), dan wil je dat moderne niet eens meer lezen. Dan denk je, die heeft iemand gedood, weet je, dat is een moslim, nou, allemaal hetzelfde. Ik vind het gewoon, een beetje, hoe zal ik het zeggen, nergens op slaan. (..) Ik wil mensen gewoon, ja, laten. Scheer niet iedereen over één kam. Het geloof zit hier in m’n hart, maar voor de rest, qua gedachten, is iedereen anders. (..) En het kan me niks schelen wat andere mensen denken. Het doet je pijn natuurlijk, het kwetst je, maar het boeit me niet zo, ik ben er niet echt mee bezig. Ik ben er niet mee bezig, maar 90 procent van de buitenlanders wel. (Meliha, Turkse afkomst, 22 jaar, moslim).
7.7 Religie & religiebeleving: Samengevat Er zijn grote verschillen in religiositeit tussen de vier groepen jonge Amsterdammers. Slechts een klein deel van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst rekent zich tot een religie, terwijl bijna alle jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst zich tot een religie rekenen. Het behoren tot een religieuze groep is belangrijker voor de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst, dan voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst en degenen van Surinaamse afkomst. Wel lijken de moslims van Surinaamse afkomst meer op de andere moslims dan op de Christenen van Surinaamse afkomst. Er zijn maar weinig jongvolwassenen die zich tot een religie rekenen waarvoor hun religie onbelangrijker is geworden de afgelopen jaren. Het belangrijker worden van religie heeft te maken met het ouder worden, heftige persoonlijke gebeurtenissen zoals het overlijden van een naaste, maar ook ’11 september’ wordt genoemd. Het belangrijker worden van religie vertaalt zich niet in het geregeld bezoeken van een gebedshuis. De meesten gaan nooit tot enkele keren per jaar. Dit heeft ook te maken met de persoonlijke manier van godsdienstbeleving die speelt bij veel jongvolwassenen. Zij gaan zelf op zoek naar het geloof en geven hier hun eigen invulling aan, met behulp van boeken en vrienden bijvoorbeeld. Aan het bezoeken van een moskee hebben zij geen behoefte. Een meer orthodoxe geloofsbeleving komt vaker voor bij jongvolwassenen die zich rekenen tot de Islam dan bij de jongvolwassenen die zich tot een ander geloof rekenen. De enorme (negatieve) aandacht voor de Islam in de media, waarbij radicale opvattingen
151
worden aangehaald irriteert de jongvolwassenen. Als zij persoonlijk op hun religieuze overtuiging worden aangesproken waarderen zij dit over het algemeen positief. Dit zien ze als een mogelijkheid om vooroordelen weg te nemen en de diversiteit onder de gelovigen te benadrukken.
152
8 LABELS & DISCRIMINATIE 8.1 Labels De analyse van ‘babels’ beschrijft hoe de links worden benoemd en hoe hier betekenis aan wordt gegeven, door mensen zelf of door anderen. Het zijn de identiteiten die mensen zichzelf toekennen of identiteiten die door anderen aan hen worden toegekend. We hebben verschillende labels besproken in de voorgaande hoofdstukken: Amsterdammer, Nederlander en Marokkaan, Turk en Surinamer. Hier zullen de verschillende labels meer algemeen worden besproken en staat de labelling door anderen centraal. Hoe word je benoemd? Welk stickertje wordt er op je geplakt? En hoe zou je eigenlijk het liefst worden benoemd? Het onderscheid allochtoon – autochtoon zijn labels die worden gebruikt waarbij de nadruk ligt op afkomst van mensen. Maar ook ‘buitenlander’ kan een label zijn, of Nederlander of Amsterdammer. De betekenis van labels is niet voor iedereen hetzelfde en ook aan verandering onderhevig. Aan de jonge Amsterdammers zijn stellingen voorgelegd over verschillende labels: Amsterdammer, Nederlander, Allochtoon/Autochtoon en het specifiek benoemen van afkomst (Turk, Marokkaan, Surinamer). (Tabel 8.1.1). De jonge Amsterdammers vinden vooral dat iedereen in eerste instantie moet worden aangesproken als Nederlander of Amsterdammer. Laag- tot middenhoogopgeleide jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zijn het hier minder vaak mee eens dan hoogopgeleide van Nederlandse afkomst.
Tabel 8.1.1 Gebruik labels. Percentages eens naar geboorteland ouders
Iedereen moet in eerste instantie worden aangesproken als Nederlander Iedereen moet in eerste instantie worden aangesproken als Amsterdammer Het is goed om de achtergrond van verschillende bevolkingsgroepen te benoemen Er moet onderscheid gemaakt worden tussen autochtonen en allochtonen
Nederland 76,3
Geboorteland ouders Marokko Turkije 75,2 67,8
Suriname 65,6
67,3
71,3
65,0
64,8
44,7
43,6
57,1
58,8
14,6
11,2
7,8
7,1
153
Mohammed denkt dat als iedereen als Nederlander wordt beschouwd zij zich ook Nederlander gaan voelen. Kijk zij kijken er tegenop van: hé dat is een Marokkaan. Dan denk ik weet je wat, ik ben lekker een Marokkaan, ben jij maar lekker Nederlander. Dan zeg ik zorg er eerst voor dat mensen trots zijn opdat ze Nederlander zijn, voordat je verder gaat denken van dit moet stoppen en dat moet stoppen. Als je nou iedereen gewoon als gelijk beschouwt, als je iedereen Nederlander noemt, gaat iedereen zich ook Nederlander voelen. Het is niet in twee, drie weken is het gebeurd. Het moet wel in termijnen. Je kan niet alles in een keer. (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
Ook voor Umur, zelf van Turkse afkomst, is het belangrijk dat iedereen in eerste instantie als Nederlander worden gezien, als volwaardig Nederlander: Kijk, ik heb geen glazen bol, maar over 100 jaar kan het er heel anders uitzien. Ik hoop het, dat mijn kinderen, mijn kleinkinderen, wel iets hebben van ja, als volwaardig Nederlander. Dat het ook niet uitmaakt hoe ze heten. Ja, dat vind ik echt heel erg (niet als Nederlander te worden gezien). Ja, even een gechargeerd voorbeeld, als er straks een oorlog komt in Nederland, sta ik vooraan hoor. Ze moeten er niet aan denken om mijn land, Nederland, binnen te vallen. Dat is geen spierballentaal ofzo, maar ze moeten gewoon met hun poten van Nederland afblijven. Die binding heb ik gewoon. En met mij vele andere allochtonen, daar ben ik van overtuigd. Maar ja, dan is zeg maar eh, de benadering die ik krijg is niet de benadering die ik verdien. Dat vind ik heel jammer. Wat moet ik dan doen? Wat moet ik doen om zeg maar volwaardig Nederlander te kunnen worden. Zeg het maar, ik weet het niet. I: Want dat idee heb je, dat je nu niet als volwaardig Nederlander wordt gezien? Ja, en dat uit zich nog steeds in het wegstoppen van tasjes van oude vrouwen als ik op de bus wacht. Waarom doe je dat? (Umur, 29 jaar, Turkse afkomst)
Anderen vinden het ‘label’ Nederlander eerder problematisch. Zij zien zichzelf niet als Nederlander, dus waarom zouden anderen hen wel zo benoemen? Dit is geverfd haar dus, sinds kort trouwens hoor, maar ik ben gewoon lichtbruin van dinges. Ik heb weleens gehad dat ze dachten dat ik Spaans was of Grieks ofzo. Maar ik heb nog nooit iemand gehoord die tegen mij zei van je bent een Nederlander. Ja maar waarom zouden ze ook, ik ben het toch ook niet? Dat ik hier ben geboren wil toch niet zeggen dat ik een Nederlander ben? (Selva, 27 jaar, Turkse afkomst)
Over het benoemen van de achtergrond van verschillende bevolkingsgroepen zijn de jonge Amsterdammers het minder vaak eens (Tabel 8.1.1). Jongvolwassenen van
154
Surinaamse afkomst zijn het vaker eens dan de andere jongvolwassenen63. Verder zijn binnen de groepen van Marokkaanse en Turkse afkomst vooral de laag tot middenhoogopgeleiden het vaker eens dan hoogopgeleiden. Aan de ene kant zijn veel jonge Amsterdammers trots op hun (buitenlandse) afkomst en vinden ze het prima dat deze wordt benoemd. Aan de andere kant: ze zijn ook Amsterdammer, Nederlander, Hollander, moslim, advocaat, man, vrouw, enzovoorts. Daarnaast lijdt het herhaaldelijk negatief naar voren komen in de media van bepaalde bevolkingsgroepen tot ergernis. Er wordt teveel over één kam geschoren. Maar op zich als er zeg maar gesproken wordt over dé Surinamers, voel ik me niet per se aangesproken. Niet per se, en het is wel… het klinkt zeg maar niet negatief. Dat is zeg maar je afkomst. Je bent een Nederlandse Surinamer. Maar ik vind het dan weer jammer dat er dan niet de Nederlandse Surinamers van wordt gemaakt. (Miranda, 25 jaar, Surinaamse afkomst)
Umur vergelijkt de situatie in Nederland met die in Amerika, waar volgens hem veel minder aandacht is voor de afkomst van mensen. Ze zijn allemaal Amerikaan. In Nederland wordt niet iedereen als Nederlander gezien. Ook ziet hij de aandacht voor afkomst in Nederland nog niet zo snel verdwijnen: Ik denk dat Amerika, een land dat nu iets van 210 jaar, 220 jaar bestaat. Wanneer zijn die slaven daar naar toe gegaan, begin, halverwege 19e eeuw? Hoe is het nu? Of ten minste, al die mensen die vanuit Europa naar Amerika zijn gegaan. Heel veel Europeanen die zijn geen Europeaan maar gewoon Amerikaan, of heel veel, met alle respect, negers, zijn ook gewoon Amerikaan. Is dat onderscheid er nu nog in Amerika? Nee, ik denk het niet, ik denk dat dat heel klein is. Terwijl je hier nog steeds hebt, o, Turk, Marokkaan. Hoe lang hebben wij nog nodig, 100 jaar? Ik weet het niet. De trend is in ieder geval nu, voor de komende 10, 20 jaar, dat het er niet goed uitziet. Ja. (Umur, 29 jaar, Turkse afkomst)
Het in hokje denken en daarmee samenhangend het voeren van een ‘doelgroepen beleid’ gebaseerd op de etnische achtergrond van mensen komt in verschillende gesprekken met de jonge Amsterdammers aan de orde. Ondanks dat er officieel geen doelgroepenbeleid meer wordt gevoerd en dat het integratiebeleid zich richt op alle inwoners van Nederland is dit toch iets wat de jongvolwassenen om zich heen zien en wat hen irriteert. Zo ervaart Kaan de aanpak van criminaliteit als een gebied waar te veel in hokjes wordt gedacht: Ja dat hele gedoe met Hirsi Ali, Verdonk, Wilders, dat soort dingen dat irriteert wel een beetje. Ik bedoel ze zitten er zo erg op te hameren, dat die allochtonen het zo slecht doen 63
Als er in dit hoofdstuk melding wordt gemaakt van significante verschillen tussen de vier groepen, zijn dit verschillen gecontroleerd voor eventuele verschillen als gevolg van opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. De tabellen zijn opgenomen in bijlage 2.
155
en dat er hardere maatregelen moeten komen, maar ik ben juist van mening je moet het niet op een doelgroep zetten. Dat geldt voor iedereen. Als je een hardere aanpak wilt, dan doe je een hardere aanpak voor iedereen, allochtoon, autochtoon, illegaal, immigrant, wat je maar wil. Ja er wordt teveel in hokjes gedacht, en teveel met oogkleppen op , alleen maar één kant op. (Kadir, 23 jaar, Turkse afkomst)
Anja, van Surinaamse afkomst, merkt op dat de zij de laatste tijd alleen nog maar initiatieven ziet voor de Marokkaanse of Turkse gemeenschap. Ze noemt zwemles voor Marokkaanse vrouwen en fietsles voor Turkse vrouwen. De initiatieven zijn volgens haar vooral gericht op Marokkanen en Turken. Aan de ene kant vraagt ze zich af waarom er geen aandacht wordt geschonken aan andere groepen. Aan de andere kant heeft ze haar twijfels er wel zo op groepen afzonderlijk moet worden gefocused en waarom de initiatieven niet breder worden getrokken: Breng die verschillende culturen bij elkaar. Dat je echt met elkaar ook moet praten. Dat je elkaar echt gaat leren kennen. Ik vind dat echt een gemiste kans hoor En niet van die initiatieven van fietslessen voor de Turkse vrouw. Het moet gewoon meer, dat moet dus wel wat meer verbreed worden weet je (Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst).
Dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen autochtonen en allochtonen daarmee is slechts een klein percentage het eens. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zijn het hiermee wel vaker eens dan de andere jongvolwassenen. De laag tot middenhoogopgeleide van Nederlandse afkomst zijn het hiermee vaker eens dan de hoogopgeleiden. De jongvolwassenen van buitenlandse afkomst voelen zich wel aangesproken door dit label, ze zijn immers volgens de huidige definitie van ten minste één ouder geboren in het buitenland een allochtoon. Velen hebben moeite met de term, omdat het voor hen klinkt alsof je een ‘buitenstaander’ bent en niet iemand die hier geboren en getogen is: Als je kijkt naar de definitie van het woord allochtoon. Dat is gewoon als je al één ouder hebt die niet in Nederland is geboren, dan ben je al een allochtoon volgens de definitie. Nou ja, dan ben ik dus duidelijk een allochtoon. Alleen ik vind het heeft zo… het kan zeg maar zo negatief gezien worden, het hoeft niet. Maar het kan. En dat vind ik gewoon al vervelend. Dat mensen je dat stempel willen opgeven. Ja, daar hou ik niet zo van. Ik zie mezelf gewoon als Nederlander. En niet zozeer als allochtoon. Dat klinkt zo als buitenstaander. Zo klinkt het een beetje. En zo voel ik mezelf niet. Ik voel mezelf niet een buitenstaander in de samenleving. Helemaal niet. Dus ja,(…) Er wordt zeg maar geen waarde gehecht aan het feit dat je hier geboren bent. Want doordat je ouders, of één van je ouders desnoods, níet hier geboren is word je al bestempeld met het woord allochtoon. Terwijl je wel hier geboren bent. Je kent niks anders dan dit. En dan word je zo negatief bejegend zeg maar. Dat vind ik gewoon heel jammer.(Miranda, 25 jaar, Surinaamse afkomst )
156
Vaak vinden de jonge Amsterdammers ook dat het woord ‘allochtoon’ een heel negatieve connotatie heeft. Het wordt gekoppeld aan achterstand en criminaliteit, zaken waarmee zij zelf natuurlijk niet geassocieerd willen worden. Er wordt wederom opgemerkt dat er teveel over één kam wordt geschoren. Ik ben me wel d’r van bewust dat ik zeg maar allochtoon bent. Qua omgang met andere mensen voel ik het niet, maar het is ook van wat je hoort, ja, die allochtonen weer, denk je van ja, dat zijn toch wel mijn mensen. Ik bedoel, ja. Ja, het is toch wel een groepje, in omgang met andere mensen dan heb ik niet van o, ik ben de allochtoon hier, ik voel me wel thuis onder de Nederlanders. Als je in de media hoort van ja er is weer dit, dan denk je van ja, allochtonen, ja, ik weet niet, in de media hoor je ook niet van het is een Nederlander geweest. Dan hoor je van ‘het waren twee mensen’ ofzo, maar als het een allochtoon is dan vind ik dan hoor je het wel meteen van ja, het waren twee allochtonen. Dan denk ik van, ben ik dan die allochtoon of was het iemand anders?Ik vind het (label allochtoon) niet zo erg, ik trek me er niet zoveel van aan. Kijk, ik vind voor mezelf, ik ben wel een allochtoon, maar ik voel me geen allochtoon. Ik bedoel ja, ik weet dat ik het niet heb gedaan. We moeten ook niet iedereen over één kam scheren. Maar dat gebeurt helaas wel. (Brian, 24 jaar, Surinaamse afkomst)
Miranda wijst er ook op dat voor haar gevoel ‘allochtoon’ ook een selectief beeld oproept en het niet lijkt te verwijzen naar alle allochtonen, dat wil zeggen niet naar iedereen met ten minste één ouder die in het buitenland is geboren: Als ik zou moeten denken aan dé allochtoon, is het voor mij ook een Turk of een Marokkaan. En dan misschien meer een Marokkaan dan een Turk ook nog. Als ik zeg maar moet denken aan het negatieve beeld dat mensen zouden kunnen hebben van dé allochtoon, denk ik dat er vooral gekeken wordt naar de Marokkaan. Dat is natuurlijk ook niet echt een, hoe heet dat, een representatief beeld van een allochtoon (Miranda, 25 jaar, Surinaamse afkomst ).
In de gesprekken met de jonge Amsterdammers van buitenlandse afkomst kwam ook het label buitenlander herhaaldelijk naar voren. Dit label wordt door hen op verschillende manieren uitgelegd. Voor een deel geeft het als buitenlander worden gezien een gevoel van uitsluiting. De bevestiging dat je niet als Nederlander wordt gezien, maar ook in het geboorteland van je ouders als buitenlander worden gezien. Het gevoel dat je dan nergens echt thuishoort: Als ik naar Turkije ga ben ik een buitenlander als ik hier zit ben ik een buitenlander. Eigenlijk zijn we gewoon, de mensen die hier zitten, zijn gewoon nomaden, we hebben gewoon geen land. Daar (in Turkije) worden ze gekenmerkt als buitenlander en hier zijn we gewoon buitenlanders. Ik heb nog nooit een Nederlander, afgezien aan de telefoon, tegen mij horen zeggen: jij bent gewoon een Nederlander.(Selva, 27 jaar, Turkse afkomst)
157
Voor Fidan is het worden gezien als buitenlander niet het probleem. Het probleem zit er bij haar vooral in dat dit label wordt gekoppeld aan iets negatiefs. Dat het in de huidige tijd een beeld lijkt op te roepen van extremisme: Ik heb ook Turkse invloeden, ik ben ook Turks. Ik ben niet alleen maar Nederlander. Dus dat is op zich ook niet een verkeerde constatering, om te zeggen dat ik een buitenlander ben. Het is helemaal niet iets negatiefs om buitenlander te zijn. Buitenlander in de zin van een buitenlandse achtergrond. Nee, ik zie dat niet als iets negatiefs, juist niet. Ik denk dat het juist iets positiefs ook is, iets extra’s. Maar het wordt negatief als je wordt geassocieerd met de extreme hoek. Met het negatieve, dat zo’n stempel krijgt. En daar, ik bedoel, ik denk dat daar wel een groot verschil in zit, tussen mensen die jou zien als een Turkse en mensen die jou zien als een radicaal onderdrukte fundamentalist of zo. Dat is wel een echt groot verschil. (Fidan, 29 jaar, Turkse afkomst)
Wat goed duidelijk wordt in het verhaal van Fidan is dat het uiteindelijk niet gaat om de labels zelf, maar om de connotaties die het oproept. Dit geldt niet alleen voor het label ‘buitenlander’, maar ook voor alle andere labels die hier zijn genoemd. Labelling’ kan dus ongewenste consequenties hebben als een bepaalde identiteit wordt gekoppeld aan negatieve kenmerken; de vooroordelen.
8.2 Discriminatie Discriminatie komt een flink deel van de jongvolwassenen geregeld tegen, vooral de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst. De jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst voelen zich vaker gediscrimineerd dan de anderen. Ruim een vijfde van de jongvolwassenen van Turkse of Surinaamse afkomst voelen zich nooit gediscrimineerd, bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst is dit nog geen 16% (Tabel 8.2.1). Over het algemeen voelen laag tot middenhoogopgeleiden zich vaker gediscrimineerd dan hoogopgeleiden.
8.2.1 Frequentie zelf ervaren discriminatie. Percentages naar geboorteland ouders
Vaak Soms Zelden Nooit Totaal n
Nederland 3,1 21,9 20,4 54,7 100 314
Geboorteland ouders Marokko Turkije 10,3 9,1 48,5 43,6 25,5 25,2 15,6 22,0 100 100 294 254
Suriname 7,2 41,8 27,8 23,1 100 256
Er zijn verschillende gronden waarop discriminatie kan worden ervaren, zoals geslacht, uiterlijk, afkomst, seksuele geaardheid of huidskleur. Sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 is er vooral veel aandacht geweest voor discriminatie op basis van
158
afkomst en geloof of geloofsuitingen. Er waren berichten over sollicitanten met Arabische achternamen die minder snel zou worden aangenomen, of het dragen van een hoofddoek zou voor problemen zorgen bij het zoeken naar werk. De laatste jaren was er in Nederland ook wat meer aandacht voor discriminatie op grond van seksuele geaardheid wegens een aantal geweldadige incidenten. Er is nauwelijks aandacht voor discriminatie op grond van huidskleur. De dominante opvatting lijkt er één van kleurenblindheid: het maakt niet uit wat voor kleur iemand heeft.64 In de gesprekken met jonge Amsterdammers, en dan vooral met degenen van Surinaamse afkomst komt echter vaak naar voren dat naar hun mening huidskleur wel degelijk uitmaakt. De jongvolwassenen die aan dit onderzoek hebben meegewerkt en zich wel eens gediscrimineerd voelen, voelen dit vooral op grond van nationaliteit of afkomst (Tabel 8.2.2). Het is opvallend dat dit ook door 45% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst wordt genoemd. Een respondent legt aan het einde van de vragenlijst uit: Af en toe voel ik me geïntimideerd door allochtonen. Ik word uitgescholden in mijn eigen land. Alleen zodra je met dit soort dingen komt, dan word je nog net niet uitgelachen. Pas als je als Nederlander een allochtoon uitscheldt ben je in overtreding. (respondent, Nederlandse afkomst 19 jaar)
8.2.2 Gronden waarop wordt gediscrimineerd. Percentages naar geboorteland ouders. Meerdere antwoorden mogelijk
Leeftijd Nationaliteit / Afkomst Geslacht Seksuele geaardheid Huidskleur Religie Uiterlijk n¹
Nederland 17,2 44,7 34,6 6,5 19,8 5,8 10,4 120
Geboorteland ouders Marokko Turkije 6,0 4,5 80,4 78,3 5,3 7,7 0,3 1,3 16,0 12,7 77,2 61,6 2,1 5,9 233 175
Suriname 7,5 37,4 15,3 1,7 86,9 13,0 4,1 179
¹ Alleen de respondenten die aangaven zich vaak, soms of zelden gediscrimineerd te voelen
Daarnaast voelt 35% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zich gediscrimineerd op grond van geslacht. Dit zijn bijna alleen vrouwen. Bij de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst wordt discriminatie op grond van geslacht nauwelijks genoemd. Wel voelen zij zich naast afkomst ook vaak gediscrimineerd op grond van hun religieuze overtuiging. Dit komt overeen met het beeld dat de afgelopen jaren naar voren kwam. Door de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst wordt huidskleur twee keer zo vaak genoemd als afkomst. Zij geven vaak aan het gevoel te hebben op hun kleur te worden beoordeeld. Discriminatie op basis van 64
Voor een discussie over hoe huidskleur een rol speelt in Nederland: Essed & Trienekens (2008), ‘Who wants to feel white?’, Race, Dutch culture and contested identities, Ethnic and Racial Studies, Vol. 31 (1), pp 52 – 72
159
huidskleur komt volgens hen nog steeds geregeld voor. Huidskleur wordt volgens hen wel degelijk gebruikt als onderscheidend kenmerk. Discriminatie op grond van religie wordt door hen veel minder vaak genoemd. Degenen die dit wel ervaren zijn vooral moslims, hindoes, maar ook een aantal christenen. Discriminatie op grond van afkomst of nationaliteit wordt vaker genoemd door mannen dan vrouwen. Voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst geldt verder dat mensen die wonen in een buurt met meer dan 60% niet Westerse allochtonen zich vaker gediscrimineerd voelen op grond van hun nationaliteit / afkomst, dan de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst in andere buurten.
8.2.3 Meer of minder gediscrimineerd vergeleken met vroeger. Percentages naar geboorteland ouders.
Veel minder Minder Niet minder, niet meer Meer Veel meer Weet niet / Geen antwoord Totaal N¹
Nederland 4,0 9,4 42,1 23,1 7,4 13,9 100 142
Geboorteland ouders Marokko Turkije 3,5 7,4 5,0 12,7 22,9 27,9 45,2 27,6 14,1 12,4 9,3 12,0 100 100 248 248
Suriname 3,5 22,6 36,1 20,8 3,4 13,6 100 197
¹ Alleen de respondenten die aangaven zich vaak, soms of zelden gediscrimineerd te voelen
Vooral de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst vinden dat zij vaker gediscrimineerd worden dan vroeger (Tabel 8.2.3). Laag tot middenhoogopgeleiden van Marokkaanse afkomst vinden vaker dat discriminatie is afgenomen dan hoogopgeleiden. Mohammed, van Marokkaanse afkomst en bezig met een hbo opleiding ervaart vaker discriminatie dan vroeger: Ja. Het verschilt wel met vroeger, dan kan ik zelf ook zeggen dat het is toegenomen. Dat zie ik zelf ook in het straatbeeld en zo. Hoe er wordt omgekeken naar dingen. Ja ik bedoel als het veertig jaar geleden goed ging, waarom gaat het dan nu ineens veranderen? Het is toch allemaal hetzelfde? Er is niets veranderd, naar mijn mening niet. Je hebt mensen die denken dit moet anders, dat mag niet meer. Sommigen willen dingen afschaffen waarvan ik denk waarom opeens? (Mohammed, 19 jaar, Marokkaanse afkomst)
Ook jongvolwassenen die zelf geen ervaring hebben met discriminatie geven in de gesprekken wel aan dat zij het wel om zich heen zien. Zij ervaren net als Mohammed dat de sfeer is veranderd. Ja, minder tolerant. Dat is gewoon tegenover elkaar. De dingen die in de samenleving gebeuren. Zoals terrorisme. Iedereen is volgens mij gewoon verschrikkelijk bang. Denk ik. Terwijl, ik heb nergens last van hoor, nee helemaal niet. Mensen zijn denk ik een
160
beetje bang gewoon. Gewoon schrikachtig, niemand durft meer echt een vrije mening te geven, omdat ze dan bang zijn dat er misschien zinloos geweld uit voortkomt. Ik vind dat dat soort dingen meespelen. Maar ik heb er zelf geen last van. Ik let er ook niet op. Ik ben er niet zoveel mee bezig. Maar ik merk het gewoon wel. (Richelle, 20 jaar, Surinaamse afkomst)
Anja koppelt het toenemen van discriminatie aan ‘autochtonen’ die op zoek zijn naar hun identiteit en het feit dat het sinds Pim Fortuyn gemakkelijker is geworden bepaalde vooroordelen te uiten: (Het is een zoektocht naar) hun eigen identiteit. Nou ik bedoel, als het niet zo was had je nooit Geert Wilders in de politiek gehad, er is kennelijk behoefte aan. Pim Fortuyn had ook uitspraken waar mensen helemaal blij van werden, want het werd een keer uitgesproken. En ik merk ook van, ja dat was misschien ook al zo, maar ik merk het nu meer dat mensen, Nederlanders, toch, ik hoor ze vaker zeggen dat groepen buitenlanders bijvoorbeeld, gewoon vooroordelen uitspreken weet je wel? En dan zeggen ze wel van: ‘nou nou het is echt niet zo dat ik discrimineer ofzo hoor, nee hoor, maar het moet toch een keer gezegd worden’. Ik denk ook niet dat ze dat zo bedoelen hoor, maar kijk, doordat de media ook er op die manier mee om is gegaan en doordat het zo op die manier, de allochtonen, de autochtonen, het onderscheid op die manier wordt gepresenteerd, dat er daarom meer radicalisering onder Nederlanders plaatsvindt en ook meer angst. Angst zorgt dus ook voor radicalisering, het is gewoon angst, het is een reactie. Gewoon bang dat je je eigen ding kwijtraakt. (Anja, 30 jaar, Surinaamse afkomst)
Het referentiekader voor het toenemen van discriminatie is bij velen anders. Gebeurtenissen zoals de opkomst van en moord op Pim Fortuyn, de aanslagen van 11 september 2001, de moord op Theo van Gogh, de opkomst van Geert Wilders en de PVV. Maar ook ontwikkelingen of gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer zijn belangrijk. Bijvoorbeeld de ervaring dat discriminatie is toegenomen vanaf het moment dat je je volledig bedekt in het openbare leven begeeft of nadat je een hoofddoek bent gaan dragen. En Anne, die binnenkort op vakantie wil naar Suriname noemt de 100% controles op Schiphol voor passagiers op vluchten vanuit de Nederlandse Antillen, Suriname, Aruba of Venezuela als haar wordt gevraagd naar toegenomen discriminatie. Sinds 2003 worden deze passagiers zeer intensief gecontroleerd op het vervoeren van cocaïne. Voor Anne is dit een voorbeeld van aandacht voor afkomst en de vele vooroordelen die leven. Dan ga je toch ‘op je tellen passen’: Er wordt meer in hokjes gedacht en je wordt sneller bestempeld. Als een iemand wat doet lijkt het alsof iedereen dat dan doet van die afkomst ofzo. Ja zo lijkt het. Zodoende ga je dan gewoon op je tellen passen. Van ik ben een Surinamer, onlangs zijn er heel veel Surinamers aangehouden bijvoorbeeld met het bolletjes slikken. Ik ga nu op vakantie naar Suriname.Ik vind het eigenlijk best wel eng. Hoe moet ik me gedragen en weet ik veel wat? Op wat moet ik allemaal letten? Dat soort dingen.(Anne, 23 jaar, Surinaamse afkomst)
161
Kortom de referentiekaders zijn niet voor iedereen hetzelfde en niet eenduidig. Waar de één discriminatie vindt toegenomen na 11 september 2001, vinden anderen dat er niet veel is veranderd en dat het er altijd al was. De perceptie van de verschillende gebeurtenissen is dus persoonlijk.
8.3 Labels & Discriminatie: Samengevat
Veel jonge Amsterdammers ervaren geregeld discriminatie, 50-60% van de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst voelen zich geregeld gediscrimineerd, maar ook een kwart van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. Het is opvallend dat voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst voornamelijk nationaliteit / afkomst wordt genoemd. Discriminatie op grond van afkomst wordt ook genoemd door de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst, samen met discriminatie op grond van religie. Voor de perceptie van een toename of afname van discriminatie is geen eenduidig referentiekader te noemen. De geïnterviewden noemen gebeurtenissen die voor veel discussie en commotie hebben gezorgd in de Nederlandse samenleving, zoals de moord op Pim Fortuyn, de aanslagen van 11 september en de moord op Theo van Gogh, maar zij noemen ook gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer, bijvoorbeeld discriminatie is toegenomen nadat ze een hoofddoek zijn gaan dragen. Ten aanzien van verschillende labels zijn de meningen divers. De meesten zijn het wel eens dat iedereen in eerste instantie als Nederlander of Amsterdammer moet worden aangesproken. Tegelijkertijd is er een roep om vooral ook de diversiteit aan te geven en niet over één kam te scheren. Veel mensen zijn trots op hun buitenlandse afkomst en zien het als een verrijking. Deze afkomst mag dus best benoemd worden. Het wordt problematisch als er negatieve associaties aan vast zitten (voor anderen). En dat geldt eigenlijk voor alle labels. Het zijn niet de labels zelf die het probleem zijn, maar de associaties die zij oproepen. Voor de jonge Amsterdammers zijn vooral de labels ‘allochtoon’ en ‘buitenlander’ besmet met negatieve beeldvorming: achterstand & extremisme. Maar zelfs het benoemen van de eigen achtergrond is niet meer neutraal en teveel gekoppeld aan vooroordelen en stereotypen. Er bestaat een ongerustheid over de aandacht voor afkomst, ook omdat deze vaak selectief is en teveel gericht op enkele groepen.
162
9
HET COMBINEREN VAN VERSCHILLENDE LINKS & LABELS In de vorige hoofdstukken zijn de links en de labels van de belangrijkste identiteiten van de Amsterdamse jongvolwassenen afzonderlijk beschreven. In dit hoofdstuk worden juist de combinaties bekeken. Welke ‘links’ worden gecombineerd en aan welk label wordt hierbij de voorkeur gegeven? Ervaren de jonge Amsterdammers conflicten tussen bepaalde labels en de invulling die hieraan wordt gegeven? We hebben laten zien dat bij veel jongvolwassenen er een roep is om diversiteit en niet teveel over één kam te scheren van groepen. Echter in het Nederlandse publieke debat wordt bepaalde ‘diversiteit’ als probleem bestemd. Vooral het combineren van links met Nederland en die met een ander land en het combineren van een identificatie met Nederland en moslim zijn. In dit hoofdstuk kijken we naar verschillende combinaties: Amsterdam & Nederland, Nederland & geboorteland ouders, Nederlander & moslim. De invloed van afkomst, sociaal demografische factoren, discriminatie, politiek vertrouwen dubbele nationaliteit en segregatie zal nader worden toegelicht.
9.1 Amsterdammer & Nederlander Alle jonge Amsterdammers identificeren zich sterk met zowel Nederland als Amsterdam. Ze voelen zich verbonden, ze voelen zich er thuis en zijn trots op Nederland of om Amsterdammer te zijn. Wel zijn ze veel vaker trots op Amsterdam dan op Nederland. Ook voelen de jongvolwassenen zich vaker verbonden met en thuis in Amsterdam dan Nederland, maar deze verschillen zijn veel kleiner. (Tabel 9.1.1).
9.1.1 Links met Nederland vs links met Amsterdam. Percentages naar geboorteland ouders
Verbonden met Trots op¹ Thuis in
Nederland NL A’dam 82,9 86,4 64,9 87,3 90,2 93,8
Geboorteland ouders Marokko Turkije NL A’dam NL A’dam 69,2 81,6 72,2 82,2 55,0 87,7 55,0 83,1 80,1 93,3 80,5 92,3
NL 60,5 54,7 83,8
Suriname A’dam 74,0 90,0 95,1
¹ vraag was niet helemaal hetzelfde: trots op Nederland en trots Amsterdammer te zijn
163
Daarnaast hebben zij vaker vertrouwen in de gemeente Amsterdam dan in de nationale overheid (Tabel 9.1.2). Een deel van de jongvolwassenen, variërend van 15% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst tot bijna een kwart van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst, heeft wel vertrouwen in de gemeente Amsterdam, maar niet in de nationale overheid. Andersom, wel vertrouwen in de nationale overheid, maar niet in de gemeente komt duidelijk veel minder vaak voor.
9.1.2 Politieke links Gemeente en Overheid. Percentages naar geboorteland ouders
Vertrouwen Gemeente Vertrouwen Nationale overheid Vertrouwen in beiden Wel in Nat. overheid, niet in Gemeente Niet in Nat. overheid, wel in Gemeente Geen vertrouwen in beiden
Nederland 70,0 58,6 51,9 3,1 15,4 14,2
Geboorteland ouders Marokko Turkije 71,2 71,9 39,9 52,1 36,5 45,7 1,7 2,7 23,7 19,0 12,4 10,1
Suriname 62,0 36,5 32,3 2,3 22,2 17,9
Voor een deel van de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst blijkt dat het, ondanks hun sterke binding met Nederland, wel lastig is om zich ook Nederlander te voelen. Zij presenteren zichzelf liever als Amsterdammer dan als Nederlander. De voorkeur voor het label ‘Amsterdammer’ speelt echter niet alleen bij deze jongvolwassenen, het speelt ook voor de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. Als het zich Amsterdammer voelen tegenover het zich Nederlander voelen wordt geplaatst geven veel jonge Amsterdammers, van 35% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst tot 43% van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst, aan zich meer Amsterdammer dan Nederlander te voelen (Tabel 9.1.3). Maar ook een bijna even grote groep voelt zichzelf ‘evenveel Amsterdammer als Nederlander’. De uitsluitende categorieën ‘alleen Amsterdammer’ of ‘alleen Nederlander’ zijn veel minder populair. Er is een kleine groep die zich ‘alleen Amsterdammer’ voelt, en deze groep is wel groter bij de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst. Zij voelen zich twee keer zo vaak ‘alleen Amsterdammer’ dan de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst.
9.1.3 Amsterdammer en Nederlander. Percentages naar geboorteland ouders
Alleen Amsterdammer Meer Amsterdammer dan Nederlander Evenveel Amsterdammer als Nederlander Meer Nederlander dan Amsterdammer Alleen Nederlander Geen Nederlander, Geen Amsterdammer Totaal n
Nederland 4,8 39,5 35,2 17,1 2,2 1,2 100 313
Geboorteland ouders Marokko Turkije 10,6 10,4 42,8 35,3 32,8 41,6 3,1 6,4 2,6 1,2 8,2 5,1 100 100 280 242
Suriname 12,3 38,8 35,5 5,6 1,8 6,1 100 248
164
Invloed sociaal demografische factoren Er zijn geen verschillen in zich meer Amsterdammer dan Nederlander voelen binnen de groepen op grond van opleiding, leeftijd en geslacht. Het wel of niet in Amsterdam geboren zijn is hierop wel van invloed. De jongvolwassenen van Nederlandse afkomst die buiten Amsterdam zijn geboren voelen zich significant minder vaak ‘alleen Amsterdammer’ of ‘meer Amsterdammer dan Nederlander’ dan degenen die wel in Amsterdam zijn geboren. Invloed van afkomst Als wordt gekeken naar alleen de jonge Amsterdammers die in Amsterdam zijn geboren en wordt gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd en geslacht zijn er geen significante verschillen tussen de groepen. Alle vier groepen hebben een lichte voorkeur voor een Amsterdamse identiteit. Discriminatie We hebben laten zien dat labelling ongewenste gevolgen kan hebben; doordat er discriminatie wordt ervaren door vooroordelen die aan bepaalde labels worden gekoppeld. Welke rol speelt discriminatie bij het jezelf vooral als Amsterdammer presenteren? Als wordt gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht vinden we geen significant verband tussen zich vooral Amsterdammer voelen en ervaren discriminatie. Dit betekent niet dat het gevoel gediscrimineerd te worden hierop helemaal niet van invloed is. Er zijn echter verschillende redenen om een voorkeur te hebben voor Amsterdammer, en ook degene die zich niet gediscrimineerd voelen vertonen deze voorkeur. Er zijn aanwijzingen dat voor degenen die zich geen Nederlander en geen Amsterdammer voelen discriminatie wel een belangrijke rol speelt. Maar omdat deze groep heel klein is kan niet worden gecontroleerd voor een eventuele invloed van opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. Politiek vertrouwen Het zich vooral presenteren als Amsterdammer en minder als Nederlander zou ook samen kunnen hangen met minder vertrouwen in nationale instituties. Jongvolwassenen die minder vertrouwen hebben in de nationale instituties zouden zich dan vooral Amsterdammer voelen en minder vaak Nederlander. We vinden dit verband alleen voor de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst. Degenen die zich vooral (of alleen) Amsterdammer voelen hebben minder vaak vertrouwen in de Nederlandse overheid, dan degenen die zich evenveel Nederlander als of meer Nederlander dan Amsterdammer voelen. Invloed ‘concentratiebuurten’ Ruimtelijke segregatie van bevolkingsgroepen kan leiden tot afgescheiden netwerken, waarbij mensen uit verschillende bevolkingsgroepen niet of nauwelijks met elkaar in contact komen. In hoofdstuk 4 hebben we laten zien dat de jongvolwassenen zich hier ook zorgen over maken. Aan de andere kant waarderen sommigen ook een bepaalde mate van segregatie, die zorgt voor een gevoel van herkenning en een thuisgevoel in die buurt. De perceptie van segregatie is dus niet eenduidig, maar heeft het wonen in een ‘concentratiebuurt’, een buurt waar vooral mensen met dezelfde etnische achtergrond
165
wonen, invloed op het combineren van een Amsterdamse en een Nederlandse identiteit? Als we jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst die in een buurt wonen, waarin ten minste 20% van de bewoners dezelfde etnische achtergrond als zijzelf hebben vergelijken met degenen die niet in een dergelijke buurt wonen en controleren voor leeftijd, geslacht en etniciteit vinden we geen verschillen in het zich vooral presenteren als Amsterdammer. We vinden ook geen verschil tussen jongvolwassenen van Nederlandse afkomst die in een buurt wonen waar duidelijk een minderheid ‘autochtoon’ is en degenen die in een buurt wonen waar ‘autochtonen’ een ruime meerderheid zijn.
9.2 Links met Nederland en het geboorteland van de ouders (Marokko, Turkije of Suriname) De jongvolwassenen van buitenlandse afkomst voelen zich vaker thuis in Nederland dan in het geboorteland van hun ouders. De grootste groep voelt zich echter thuis in beide landen. Er zijn zo goed als geen jongvolwassenen die aangeven zich in beide landen niet thuis te voelen. Ook de combinatie zich niet thuis voelen in Nederland maar wel in het geboorteland van de ouders komt nauwelijks voor (Tabel 9.2.1).
9.2.1 Thuisgevoel. Percentages eens naar geboorteland ouders. Geboorteland ouders Marokko Turkije Thuis in Nederland 80,1 80,5 Thuis in MTS 62,4 70,0 Thuis in beide landen 47,8 57,4 Wel thuis in NL, niet in MTS 15,2 7,6 Niet thuis in NL, wel in MTS 3,1 3,2 Niet thuis in beiden 0,0 0,4
Suriname 83,8 59,6 50,0 16,1 3,0 0,0
Over het algemeen hebben de jongvolwassenen van Marokkaans of Surinaamse afkomst meer vertrouwen in de Nederlandse instituties dan in die van het geboorteland van hun ouders (Tabel 9.2.2). Wel hebben de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst vaker vertrouwen in de Marokkaanse media dan in de Nederlandse. De jongvolwassenen van Turkse afkomst hebben juist vaker vertrouwen in de instituties van het geboorteland van de ouders dan in de Nederlandse instituties. Het grootste verschil in vertrouwen betreft het leger. Het Turkse leger geniet bijna twee keer zo vaak vertrouwen dan het Nederlandse leger. Alleen in het Nederlandse rechtssysteem en de religieuze organisaties (moskee) in Nederland hebben zij wel veel vaker vertrouwen dan in deze instituties in Turkije.
166
9.2.2 Vertrouwen in instituties in Nederland en geboorteland ouders. Percentages¹ eerder wel vertrouwen naar geboorteland ouders
Overheid Politieke Partijen Leger Politie Rechtssysteem Media Religieuze instituties
NL 39,9 13,7 32,4 43,4 51,0 10,3 73,3
Marokko M 19,8 13,5 27,8 16,0 17,5 28,8 36,4
Geboorteland ouders Turkije NL T 52,1 53,2 21,9 36,6 36,2 68,8 48,6 45,0 53,6 41,1 24,9 19,4 65,8 53,6
Suriname NL 36,5 21,9 48,6 34,9 41,3 35,3 31,7
S 8,6 10,4 13,7 13,6 12,2 30,2 31,6
¹ % op basis van alle antwoorden ivm hoog percentage weet niet / geen antwoord
Dubbele nationaliteit Als het gaat om het problematiseren van links met Nederland én het geboorteland van de ouders komt in het debat vaak de geformaliseerde dubbele band aan de orde: de dubbele nationaliteit. Dat wil zeggen het bezitten van de Nederlandse nationaliteit en een andere nationaliteit. De afgelopen jaren is er veel discussie ontstaan over de kwestie dubbele nationaliteit. De dubbele nationaliteit, en daarmee geen keuze maken voor een enkelvoudige Nederlandse nationaliteit, werd verschillende keren in verband gebracht met een gebrek aan loyaliteit aan Nederland. Het bezitten van een andere nationaliteit naast de Nederlandse wordt gezien als ‘het bewijs’ van een link met een ander land, wat ten koste zou gaan van de relatie met Nederland (zie hoofdstuk 2). In het licht van deze discussie willen we hier daarom ook aandacht besteden aan de kwestie dubbele nationaliteit en hoe de Amsterdamse jongvolwassenen hierover denken. Het bezitten van een nationaliteit is lang niet altijd een keuze, maar vaak iets dat automatisch bij geboorte verkregen wordt. Mensen kunnen ook een dubbele nationaliteit bezitten zonder hiervan op de hoogte te zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een deel van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst in dit onderzoek. Zo leeft de gedachte, dat zolang je niet over een paspoort beschikt je ook de nationaliteit niet hebt. In dit onderzoek gaf 56% van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst en 78% van degenen van Turkse afkomst aan over een dubbele nationaliteit te beschikken. Terwijl officiële gegevens laten echter zien dat ook ongeveer 80% van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst over een dubbele nationaliteit beschikt. Van de andere jongvolwassenen beschikt slechts een enkeling over de dubbele nationaliteit (zie Tabel 3.3.2). Voor de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst is een dubbele nationaliteit in principe niet mogelijk in verband met de Surinaamse en Nederlandse wetgeving. De houding ten opzichte van dubbele nationaliteit verschilt tussen de vier groepen (Tabel 9.2.3). De jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst staan het meest positief tegenover dubbele nationaliteit, de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst staan het minst positief. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst nemen een tussenpositie in, maar lijken meer op degenen van Nederlandse afkomst. Laag tot middenhoogopgeleiden
167
van Surinaamse afkomst staan positiever tegenover dubbele nationaliteit dan hoogopgeleiden. Binnen de groep van Marokkaanse en Turkse afkomst staat slechts een enkeling negatief tegenover dubbele nationaliteit. Jongvolwassenen van Turkse afkomst die negatief staan ten opzichte van dubbele nationaliteit hebben allemaal alleen de Nederlandse nationaliteit. Binnen de groep van Marokkaanse afkomst gaat het om twee personen met alleen de Nederlandse nationaliteit, één met alleen de Marokkaanse nationaliteit en één met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit. 9.2.3 Houding ten opzichte van dubbele nationaliteit. Percentages naar geboorteland ouders.
Heel positief Positief Niet positief, niet negatief Negatief Heel negatief Weet niet Totaal
Nederland
Marokko
Turkije
Suriname
6,4 25,2 35,8 18,1 8,8 5,8 100 318
52,9 27,1 12,0 1,6 0,0 6,3 100 299
59,5 25,7 7,2 0,9 0,6 6,0 100 258
11,2 30,5 30,8 9,7 5,4 12,5 100 257
Alleen binnen de groep van Marokkaanse afkomst is er naast een grote groep die aangeeft een dubbele nationaliteit te hebben ook een redelijk grote groep die aangeeft alleen de Nederlandse nationaliteit te hebben. Hierdoor kan een vergelijking worden gemaakt tussen degenen met een dubbele nationaliteit en degenen met een enkelvoudige Nederlandse nationaliteit. De jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst die aangeven een dubbele nationaliteit te hebben staan positiever tegenover dubbele nationaliteit dan degenen met alleen een Nederlandse nationaliteit. Het is echter van belang dat het hier gaat om de perceptie van het hebben van een dubbele nationaliteit. Dat een deel van de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst zegt niet over een dubbele nationaliteit te beschikken, wil niet zeggen dat ze deze daadwerkelijk niet hebben. De Marokkaanse nationaliteit krijgen kinderen die worden geboren in Nederland automatisch bij geboorte, als één van de ouders de Marokkaanse nationaliteit bezit. De Marokkaanse nationaliteit valt niet op te zeggen: ‘eens een Marokkaan, altijd een Marokkaan’ is het huidige credo van Marokko. Bij de redenen die jongvolwassenen geven waarom zij positief denken over dubbele nationaliteit wordt onder andere: ‘ik heb het zelf’ genoemd (Tabel 9.2.4). Kennelijk ervaren degenen met een dubbele nationaliteit dit positief, of ondervinden zij in ieder geval geen nadelen van hun dubbele nationaliteit. Ook bestaat de mogelijkheid dat zij het lastig vinden kritiek te leveren op iets wat zij zelf hebben. Andere redenen die door de jongvolwassenen worden genoemd zijn: dat mensen verbonden kunnen zijn met meerdere landen tegelijk, nationaliteit een onderdeel is van je identiteit, dat het allemaal niets uitmaakt, het reizen gemakkelijker maakt en ook wordt benadrukt dat het een eigen keuze is en moet zijn.
168
9.2.4 Redenen voor positieve houding ten opzichte van dubbele nationaliteit. Percentages naar geboorteland ouders
Nederland 29,7
Geboorteland ouders Marokko Turkije 9,8 11,6
Suriname Verbonden zijn met meerdere 21,4 landen tegelijkertijd Onderdeel van identiteit 24,0 9,8 9,4 18,8 Maakt niets uit 10,9 12,0 9,8 15,6 Maakt reizen gemakkelijker 12,6 4,9 9,4 9,7 Eigen keuze, keuze vrijheid 2,3 9,0 8,5 8,4 Ik heb het zelf 0,0 6,0 14,3 0,0 175 266 224 154 n¹ ¹ alleen respondenten die positief staan tov dubbele nationaliteit of respondenten die neutraal staan tov dubbele nationaliteit maar die positieve aspecten noemen
De jongvolwassenen van Nederlandse of Surinaamse afkomst noemen verschillende redenen waarom zij negatief staan ten opzichte van dubbele nationaliteit (Tabel 9.1.7). De mogelijkheid te verschuilen achter een andere nationaliteit en de aanname dat een dubbele nationaliteit slecht is voor integratie in de Nederlandse samenleving worden het meest genoemd door de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst zien vooral een probleem in het van twee walletjes willen eten.
9.2.5 Redenen voor negatieve houding ten opzichte van dubbele nationaliteit. Percentages naar geboorteland ouders
Van twee walletjes eten Verschuilen achter andere nationaliteit Je bent Nederlander of niet Slecht voor integratie in NL Je moet een keuze maken Zorgt voor ongelijkheid n¹
Geboorteland ouders Nederland Suriname 9.1 25.9 23.1 7.4 9.9 7.4 19.8 13.0 9.1 13.0 8.3 13.0 121 54
¹ alleen respondenten die negatief staan tov dubbele nationaliteit of respondenten die neutraal staan tov dubbele nationaliteit maar die negatieve aspecten noemen
Kiezen of combineren? De jongvolwassenen van buitenlandse afkomst combineren verschillende links. Ongeveer de helft geeft aan zich in Nederland en in het geboorteland van de ouders thuis te voelen. Wat betreft het politieke vertrouwen lijkt de link met Nederland sterker bij de jongvolwassenen van Marokkaanse en Surinaamse afkomst. Maar voelen zij zich ook Nederlander én Marokkaan, Turk of Surinamer? De meeste jongvolwassenen bekijken hun dubbele nationaliteit positief. Maar is er nu eigenlijk invloed van dubbele nationaliteit op het combineren van identiteiten zoals in het debat soms wordt beweerd? Voelen degenen met een dubbele nationaliteit zich meer Marokkaan, Turk of Surinamer dan Nederlander? 169
‘Voel je je meer Nederlander of meer Marokkaan, Turk, Surinamer?’ Het is geen onbekende vraag voor de meeste jonge Amsterdammers van buitenlandse afkomst. Zeker als ze fysiek herkenbaar zijn als niet ‘autochtone’ Nederlander. Deze vraag wordt hen herhaaldelijk gesteld en de meesten hebben hun antwoord op deze vraag meteen paraat. In de gesprekken met de jongvolwassenen hoefde deze vraag niet gesteld te worden, zij brachten dit ‘dilemma’ uit zichzelf naar voren. De grootste groep claimt een hybride identiteit, beide identiteiten bestaan naast elkaar en de ene sluit de andere niet uit. Zij voelen zich zowel Nederlander als Marokkaan, Turk of Surinamer (Tabel 9.2.6). Echter, lang niet iedereen combineert beide identiteiten moeiteloos. Zij combineren wel MTS en Nederlander, maar voelen zich wel ‘meer Marokkaan, Turk of Surinamer dan Nederlander’. Een kleinere groep, variërend van 3% tot 8% ziet zichzelf als alleen Marokkaan, Turk of Surinamer.
9.2.6 MTS en Nederlander
Alleen MTS Meer MTS dan Nederlander Evenveel MTS als Nederlander Meer Nederlander dan MTS Geen MTS Totaal n
Marokko 6,1 30,9 50,1 8,1 4,9 100 295
Geboorteland ouders Turkije 8,0 36,0 42,5 3,8 9,9 100 255
Suriname 3,1 17,1 40,5 11,2 28,2 100 252
Invloed afkomst De jongvolwassenen van Turkse afkomst hebben significant vaker een voorkeur voor identificatie met het geboorteland van de ouders dan degenen van Surinaamse en Marokkaanse afkomst. Zij voelen zich vaker ‘meer Turk dan Nederlander’ of ‘alleen Turk’. We hebben eerder ook laten zien dat de jongvolwassenen van Turkse afkomst ook sterkere politieke links, hebben met het geboorteland van de ouders. Invloed sociaal demografische variabelen Binnen de groep van Marokkaanse afkomst speelt geslacht een rol. Mannen van Marokkaanse afkomst voelen zich vaker ‘alleen Marokkaan’ of ‘meer Marokkaan dan Nederlander’ dan vrouwen van Marokkaanse afkomst. Invloed discriminatie De ervaring van discriminatie is van invloed op het zich ‘meer Marokkaan of Surinamer dan Nederlander’ voelen. Degenen die zich vaak tot soms gediscrimineerd voelen, voelen zich vaker meer Marokkaan of Surinamer dan Nederlander of alleen Marokkaan of Surinamer. Bij de jongvolwassenen van Turkse afkomst is er geen significante invloed van ervaren discriminatie. Hiermee is niet per definitie gezegd dat discriminatie zorgt voor een sterke identificatie met het geboorteland van de ouders / etnische groep en het afwijzen van zich Nederlander voelen. Het kan ook zijn dat door een identificatie als Marokkaan of Surinamer de jongvolwassenen zich eerder voelen aangesproken als de
170
groep negatief wordt belicht of aangesproken en zij daarom ook meer discriminatie ervaren. Uit de gesprekken met de jonge Amsterdammers blijkt dat alle twee de richtingen op gaan en niet altijd duidelijk te onderscheiden zijn. Het verkiezen van Marokkaan, Turk of Surinamer boven Nederlander is in ieder geval niet altijd een vrije keuze, zoals al in hoofdstuk 6 aan de orde kwam. Het heeft te maken met de Nederlandse context waarin niet iedereen de ruimte ervaart om zich ook Nederlander te kunnen voelen. Ze ervaren discriminatie of uitsluiting en/of vinden dat ze toch niet als Nederlander worden gezien. Invloed politiek vertrouwen De jongvolwassenen van Turkse en Surinaamse afkomst die zich alleen Turk of Surinamer voelen of meer Turk / Surinamer dan Nederlander hebben significant meer vertrouwen in de Turkse of Surinaamse overheidsinstellingen dan de andere jongvolwassenen van Turkse of Surinaamse afkomst. Er is geen significant verschil bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst. Deze jongvolwassenen van Surinaamse en Marokkaanse afkomst die zich zowel Surinamer/Marokkaan als Nederlander voelen hebben meer vertrouwen in de Nederlandse instituties dan degenen die zich meer Marokkaan of Surinamer dan Nederlander voelen. Voor de jongvolwassenen van Turkse afkomst is dit verschil net niet significant. Invloed dubbele nationaliteit Zoals eerder opgemerkt kan de eventuele invloed van dubbele nationaliteit alleen worden bekeken bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst, al is het wel met de al genoemde beperkingen. Het gaat immers om de eigen perceptie van het hebben van een dubbele nationaliteit of niet. Afgaand op de huidige discussie zou een dubbele nationaliteit zorgen voor een sterkere identificatie met het land van herkomst, in dit geval met het geboorteland van de ouders. De verwachting is dan dat degenen met een dubbele nationaliteit zich vaker alleen Marokkaan of meer Marokkaan dan Nederlander zullen voelen. Als we degenen die zich alleen Marokkaan of meer Marokkaan dan Nederlander voelen, met degenen die zich evenveel of minder Marokkaan dan Nederlander voelen, blijkt dat geslacht en dubbele nationaliteit invloed hebben. Mannen en degenen met een dubbele nationaliteit voelen zich vaker alleen Marokkaan of meer Marokkaan dan Nederlander Doordat het gaat om de perceptie van de jongvolwassen kan niet worden geconcludeerd dat een dubbele nationaliteit zorgt voor een sterkere identificatie met het geboorteland van de ouders. Het lijkt aannemelijker dat een sterke identificatie met het geboorteland van de ouders zorgt voor een groter bewustzijn over het hebben van deze nationaliteit. Invloed ‘concentratiebuurten’ Het wonen in een buurt met een concentratie van mensen met dezelfde etnische achtergrond zou identificatie met deze achtergrond kunnen versterken. Hiervoor vinden we bij de Amsterdamse jongvolwassenen geen bewijs. Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht en etniciteit vinden we geen significant verschil in het zich meer Marokkaan, Turk, of Surinamer dan Nederlander voelen tussen jongvolwassenen die in een concentratiegebied van de ‘eigen’ etnische groep wonen en degenen die niet in een
171
dergelijke buurt wonen. Dat er geen invloed is van de samenstelling van de buurt heeft waarschijnlijk veel te maken met de mobiliteit van de jongvolwassenen. Zoals we in hoofdstuk 4 hebben laten zien voelen zij zich meer verbonden met Amsterdam als geheel dan met de buurt. Ze verhuizen vaak en voor hun sociale contacten zijn zij niet afhankelijk van de buurt. De samenstelling van de vriendengroep daarentegen is, vooral voor de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst, van invloed op het combineren van zich Nederlander en Marokkaan of Turk voelen. Degenen met een vriendengroep die grotendeels of geheel bestaat uit mensen met dezelfde etnische achtergrond voelen zich vaker meer Marokkaan of Turk dan Nederlander dan degenen met een meer diverse vriendenkring. Er is geen significant verband tussen de samenstelling van de vriendengroep en het type buurt (concentratie of niet), wat onderstreept dat het wonen in een concentratiebuurt niet automatisch zorgt voor een meer eenzijdige vriendengroep.
9.3 Moslim én Nederlander De Islam is de laatste jaren vaak het onderwerp van discussie geweest en zo ook tijdens de onderzoeksperiode. Zo was Geert Wilders bezig met het samenstellen van de film Fitna over de Islam. Dit zorgde vooral voor dat de film was uitgekomen voor de nodige discussie. De jonge moslims proberen hun eigen weg te vinden in de constante stroom van ‘islam kritiek’ en de suggestie dat de Islam niet ‘thuis’ hoort in Nederland. Gezien deze discussie is het belangrijk hier aandacht te besteden aan wat, op grond van de kwantitatieve onderzoeksgegevens en de gesprekken, kan worden gezegd over het combineren van je moslim en Nederlander voelen. Bijna alle jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst rekenen zichzelf tot de Islam. Daarom kan er binnen de groepen geen onderscheid worden gemaakt tussen moslims en niet-moslims. Wel kan er verschil worden gemaakt in de mate van orthodoxie. Er is echter geen significant verschil in de links met Nederland tussen de sterk orthodoxe jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst en degenen die minder of niet orthodox zijn. De sterk orthodoxe moslims voelen zich wel vaker meer Marokkaan of Turk dan Nederlander. Naast de mate van orthodoxie is er een verschil in het belang dat wordt gehecht aan het behoren tot een religieuze groep. Hier vinden we vergelijkbare resultaten als voor mate van orthodoxie. Als we controleren voor opleiding, leeftijd en geslacht, en de moslims die het behoren tot een religieuze groep belangrijk vinden vergelijken met degenen die het neutraal of onbelangrijk vinden zien we geen verschil in de links met Nederland. Wel speelt het belang van behoren tot een religieuze groep een rol in zich meer Marokkaan of Turk voelen dan Nederlander. Degenen die het behoren tot een religieuze groep (Islam/moslims) belangrijk vinden, voelen zich vaker meer Marokkaan of Turk dan Nederlander. Het geloof is een belangrijk onderdeel van de Marokkaanse of Turkse identiteit. Dit speelt bijvoorbeeld bij Hanife, Nederlander verwijst voor haar naar een ander geloof. Onder andere daarom voelt zij zich niet echt Nederlander. Toch gelooft zij wel dat moslim en Nederlander samen kan gaan. Zij verwijst hierbij naar bekeerlingen in
172
Nederland. Ook denkt ze dat Nederlanders er wel steeds meer aan wennen, dat moslim zijn en Nederlander samengaat. Ja Nederlanders hebben ook wel een geloof, maar niet het moslim geloof, de islam, daar heeft het ook wel mee te maken volgens mij. Jawel, er zijn ook Nederlandse mensen die het moslim geloof hebben, 1200 ofzo was het. (..) Het kan wel samen, maar ik voel me daar gewoon tussen in. Het kan wel goed samen gaan. Mensen in Nederland zijn ook gewend, zijn er ook gewoon een beetje aan gewend volgens mij. Niet iedereen, maar de meesten wel. En als je, op Wilders hebt gestemd, dan denk je er weer anders over (Hanife, 26 jaar, Turkse afkomst)
Uit de gesprekken met de jongvolwassenen blijkt echter dat voor de meesten het Nederlander en moslim zijn goed samengaan. Zij zoeken naar manieren om hun geloof in Nederland te praktiseren, het te integreren in hun leven hier. Niet een Nederlandse, Marokkaanse, Turkse of Surinaamse Islam, maar een (universele) Islam geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. Voor Fidan is het een uitdaging haar geloof gecombineerd te zien met haar leven in Nederland, in een Westerse samenleving die grotendeels op het christendom gebaseerd is. Zij zoekt juist naar overeenkomsten. Verder ziet zij het als een voordeel juist hier als moslim te leven; waar moslims met verschillende achtergronden wonen en er zeer diverse informatie voor handen is: Ik vind het heel uitdagend om het geloof gecombineerd te zien in mijn leven, hier, in de westerse samenleving waar de fundamenten eigenlijk zijn gebaseerd op het christendom. En het is, het is juist heel mooi om dan de overeenkomsten terug te zien. Ook met vrienden die niet gelovig zijn kan je zoveel delen, en ik denk dat dat ook een heel belangrijk onderdeel is als moslim zijnde om juist die open relaties ook aan te gaan. Om van elkaar zo veel te leren en je leven ook te verrijken met allerlei andere soorten meningen en ideeën (..) Ik denk dat ik wat dat betreft ook een heel gelukkig mens ben dat ik in deze samenleving terecht ben gekomen, waarin ik de kans heb om heel veel soorten mensen en culturen te ontmoeten. (..) Hier heb je allerlei soorten moslims, die samenkomen. Marokkaanse moslims die zijn heel anders dan Turkse moslims, (..) en dan heb je de Pakistanen, de Surinamers, noem maar op. (..) Dan krijg je ook de kans om bijvoorbeeld Engelse of Nederlandse boeken te lezen over het geloof. Op de universiteit heb je cursussen die worden gegeven over de islam. Dus dat biedt je veel meer mogelijkheden dan in Turkije, of in een ander land waar veel moslims wonen, de islam te onderzoeken. Dan ben je toch in één richting bezig denk ik. Dus het is een groot voordeel denk ik, dat ik hier woon. (Fidan, 29 jaar, Turkse afkomst)
Wel kan lastig zijn het geloof in Nederland te praktiseren, bepaalde Nederlandse gewoonte te combineren met het geloof. Bijvoorbeeld voor Umur, die zich afvraagt wat je moet doen met rente die je automatisch ontvangt? Hij verdiept zich wel in het geloof, maar hij zal zijn leven niet drastisch omgooien om meer praktiserend te zijn:
173
ik zie mezelf m’n leven niet helemaal omgooien om zeg maar een betere moslim te kunnen zijn. Dat is, zo ver ga ik niet, laat ik het zo zeggen. Terwijl ik toch zoiets heb, van ik vind het wel leuk om dat te weten. Misschien praktiseer ik te weinig, maar dat vind ik wel prima zo. Misschien een beetje hypocriet, maar ja goed. In de Alevitische leer is het bijvoorbeeld zo iets echt moet verdienen weet je wel. Als je werkt, dan krijg je je salaris. Dat is geld wat je echt mag opmaken. Maar als je bijvoorbeeld rente krijgt, dan is dat iets waar je geen moeite voor hebt gedaan. Ik heb bijvoorbeeld 20 euro rente gehad, wat moet ik nou met dat geld doen? Ja is dat dan praktiserend, of ga ik dan weer een stap te ver? Dat weet ik dus niet, ik vind dat heel moeilijk om voor mezelf in te vullen. (Umur, 29 jaar, Turkse afkomst)
Daarnaast speelt voor de jonge moslims het gevoel dat er (steeds vaker) een keuze van ze wordt verwacht. Zij kunnen en willen dit echter niet. Dit speelt bijvoorbeeld voor Meliha. Ze ervaart de druk om te kiezen: je bent of Hollander, of moslim. Zij wil en kan deze keuze echter niet maken, zij is moslim én Hollander: Ik ben een moslim, maar ook een Hollander. Ik kan niet kiezen, want ik hou van m’n geloof en ik hou van Holland. Klaar. Zo makkelijk is het. Ik hoop dat het niet zo ver komt dat je echt moet kiezen. Dat je zoiets hebt van ik ga gewoon weg van dit land en ik zoek het wel uit. Ik hoop niet dat het zover komt. Maar het begint al, om me heen, ja, het begint absoluut al. Heel veel mensen hebben zoiets van hier kan ik langer niet meer blijven. Ik voel me geen mens meer, je wordt niet meer gerespecteerd omdat je moslim bent.(Meliha, 22 jaar, Turkse afkomst)
Gevoelens zoals Meliha die omschrijft hebben vooral te maken met de (negatieve) aandacht voor de Islam in de media. Alle aandacht voor moslims en de Islam wordt gezien als overdreven. En dat de nadruk ligt op het radicale, extreme irriteert, zoals al naar voren kwam in hoofdstuk 7 en dat zorgt voor irritatie en frustraties. De jongvolwassenen zien de tegenstrijdigheid niet tussen beide identiteiten, maar zijn bezorgd dat zij ooit door de Nederlandse samenleving gedwongen worden te kiezen. Dit is voor hen een onmogelijke keus.
9.4 Het combineren van verschillende links & labels: Samengevat
De meeste jongvolwassenen combineren verschillende identiteiten, links met Amsterdam en Nederland, Nederland en het geboorteland van de ouders. De links met Nederland zijn vooral voor de jongvolwassenen van Marokkaanse en Surinaamse afkomst sterker dan de links met het geboorteland van de ouders. Zij voelen zich vaker thuis in Nederland en hebben ook meer vertrouwen in de Nederlandse instituties dan in die van het geboorteland van de ouders. De band met het geboorteland van de ouders is wel sterker bij de jongvolwassenen van Turkse afkomst, maar ook zij combineren dit met sterke links met Nederland.
174
Ondanks de sterke links met Nederland blijft het voor een groot deel van de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst moeilijk om zich ook Nederlander te voelen. Hierbij wordt vooral het ‘niet als Nederlander worden gezien door anderen’ als obstakel genoemd. Het label Nederlander zien zij als niet op hen van toepassing. De Amsterdamse identiteit biedt in dit geval wel een mogelijkheid om toch de links met het ‘hier’ aan te geven. Ze zijn hier immers geboren en getogen, en de band met het geboorteland van de ouders is niet zo sterk als vaak wordt verondersteld. Veel jongvolwassenen hebben een lichte tot sterke voorkeur zich vooral als Amsterdammer te presenteren en in mindere mate als Nederlander. Het geboren zijn in Amsterdam versterkt deze keuze. Dubbele nationaliteit heeft een indirecte rol. Jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst die aangeven een dubbele nationaliteit te hebben voelen zich meer Marokkaan dan Nederlander dan degenen die zeggen alleen de Nederlandse nationaliteit te bezitten. Dit betekent niet dat dubbele nationaliteit invloed heeft op identificatie met Nederland. Het is eerder zo dat een sterke identificatie met het geboorteland van de ouders er voor zorgt dat de jongvolwassenen zich meer bewust zijn van hun dubbele nationaliteit. Bij veel jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst bestaat er verwarring: als zij geen paspoort hebben denken ze ook niet de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Het wonen in een concentratiebuurt heeft geen invloed op het combineren van identiteiten. Dit kan verklaard worden door de mobiliteit van de jongvolwassenen zij zitten niet vast aan één buurt zij bewegen zich in heel Amsterdam. De samenstelling van hun vriendenkring is belangrijker in het combineren of niet van identiteiten. Maar de samenstelling van deze vriendenkring wordt niet bepaald door het soort buurt waarin zij wonen. De jongvolwassenen zijn moe van alle islam kritiek en het gevoel voor een keuze te worden gesteld: je bent of moslim of Nederlander. Zij willen deze keuze niet maken, zij zijn het beiden en voelen zich in Nederland thuis. De mate van orthodoxie en het belang van behoren tot een religieuze groep zijn van invloed op zich meer Marokkaan of Turk voelen dan Nederlander. De jongvolwassenen met een orthodoxe geloofsbeleving of voor wie het behoren tot een religieuze groep belangrijk is, voelen zichzelf vaker meer Marokkaan of Turk dan Nederlander dan de anderen.
175
176
10
CONCLUSIE & BELEIDSAANBEVELINGEN In dit rapport hebben we steeds gekeken naar links en labels. Deze werden beschreven aan de hand van links met de verschillende plaatsen: Amsterdam, Nederland en het geboorteland van de ouders en de daarbij behorende labels. Daarnaast hebben we gekeken naar de connecties tussen deze plaatsen en labels. Deze links en labels bestaan immers niet los van elkaar. De jonge Amsterdammers combineren verschillende links en labels. In hoofdstuk 2 hebben we verschillende aspecten omschreven die van invloed kunnen zijn op de links, de perceptie van labels en het combineren van verschillende identiteiten: sociaaldemografische kenmerken, land van herkomst van de ouders en de Amsterdamse / Nederlandse context. We gaan in dit hoofdstuk allereerst in op deze verschillende verklarende factoren en wat ze betekenen in termen van links en labels. Daarna worden de identificatie strategieën uiteengezet die jongvolwassenen inzetten om conflicterende identiteiten met elkaar te verzoenen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met aanbevelingen voor de Gemeente Amsterdam.
10.1 Geen zero-sum game: afkomst & links In hoofdstuk 2 beschreven we dat jongvolwassenen met ouders die in het buitenland zijn geboren te maken kunnen hebben met verschillende politieke situaties. De jongvolwassenen van Surinaamse afkomst hebben over het algemeen geen dubbele nationaliteit, terwijl degenen van Turkse en Marokkaanse afkomst dit wel hebben. Daarnaast zijn er verschillen in instituties en in het beleid van Marokko, Turkije en Suriname ten aanzien van de emigranten en hun nakomelingen. veronderstellen Het bezitten van de nationaliteit wordt vaak gezien als een sterke band met het land van herkomst (van de ouders) wat ten koste zou gaan van identificatie met Nederland; een zero-sum game. Ook de jongvolwassenen die hier zijn geboren, maar over een tweede nationaliteit naast de Nederlandse beschikken, worden met deze veronderstelling geconfronteerd. Daarnaast worden links met het geboorteland van de ouders vaak als een gegeven beschouwd. Dit verdient enige nuancering. We hebben laten zien dat de meeste jongvolwassenen ‘links’ hebben met het geboorteland van hun ouders, maar deze ‘links’ zijn zeker geen gegeven. De jongvolwassenen voelen zich vooral Marokkaan, Turk of Surinamer in Nederland. Zijn zij in het geboorteland van de ouders, dan zijn ze
177
buitenlander. Daarnaast voelen zij zich vaker thuis in Amsterdam dan in het geboorteland van de ouders. De politieke links zijn nog veel minder vanzelfsprekend, vooral bij de jongvolwassenen van Marokkaanse en Surinaamse afkomst. De jongvolwassenen van Turkse afkomst hebben duidelijk sterkere links met het geboorteland van de ouders en het verschil is het grootst als het gaat om politieke links. 43% zegt dat de politieke situatie in Turkije hen erg bezighoudt. Van de jongvolwassenen van Surinaamse en Marokkaanse afkomst houdt slechts een kleine minderheid zich bezig met de politieke situatie in het herkomstland van de ouders, respectievelijk 18% en 11%. We hebben ook laten zien dat jongvolwassenen van Turkse afkomst ook meer vertrouwen hebben in de instituties van het geboorteland van de ouders dan de andere jongvolwassenen van buitenlandse afkomst. Vooral het grote vertrouwen in het Turkse leger is opvallend te noemen. Dit laatste zou te maken kunnen hebben met de Turkse dienstplicht die geldt voor alle Turkse staatsburgers die in het buitenland wonen en met de hoge status die het leger in Turkije geniet. Daarnaast is er geen enkele aanwijzing dat een dubbele nationaliteit zorgt voor een zwakkere identificatie met Nederland. Het is geen zero sum game. Er is geen invloed (bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst) van het hebben van een dubbele nationaliteit op de links met Nederland. Wel voelen de jongvolwassenen die zeggen over de Nederlandse én Marokkaanse nationaliteit te beschikken zich vaker ‘alleen Marokkaan’ of ‘meer Marokkaan dan Nederlander’. Een voor de hand liggende verklaring is hier dat een sterke identificatie met Marokko zorgt voor bewustzijn over het hebben van deze nationaliteit. En dus niet zo zeer dat een dubbele nationaliteit zorgt voor een sterke identificatie met het geboorteland van de ouders.
10.2 Groepen zijn niet homogeen: diversiteit naar opleidingsniveau, leeftijd, geslacht Zoals we in het begin al aangaven is het niet onze bedoeling de vier groepen jonge Amsterdammers af te schilderen als homogene groepen. Natuurlijk is er op grond van allerlei persoonlijke kenmerken een enorme diversiteit aan opvattingen en meningen binnen de verschillende groepen. In dit rapport hebben we vooral gekeken naar de invloed van opleidingsniveau, leeftijd, geslacht en religie. Om verschillen tussen de groepen jongvolwassenen van verschillende afkomsten te bepalen werd in dit rapport steeds gecontroleerd voor eventuele verschillen naar opleidingsniveau, leeftijd en geslacht. Hier zullen we aandacht besteden aan wat er, samenvattend, gezegd kan worden over de invloed van deze variabelen. Opleidingsniveau Opleidingsniveau is van invloed op de politieke participatie en het politieke zelfvertrouwen in alle groepen. Laag- tot middenhoogopgeleiden stemmen minder vaak verkiezingen, hebben minder vertrouwen in nationale overheidsinstellingen en hebben minder politiek zelfvertrouwen dan de hoogopgeleiden. Daarnaast staan laag tot middenhoogopgeleiden minder positief ten opzichte van de multiculturele samenleving Binnen de groepen speelt opleidingsniveau vooral een rol binnen de groep van Nederlandse afkomst. Ze wonen liever in een buurt waarin vooral mensen met dezelfde cultuur wonen, hebben minder sterke links met Nederland en hebben minder vertrouwen
178
in Nederlandse overheidsinstellingen dan de hoogopgeleiden. Bij de jongvolwassenen van Turkse afkomst zorgt opleidingsniveau ook voor verschillen. Lager opgeleiden brengen minder vaak bewust een etnische stem uit en vinden moslim zijn belangrijker voor het Turk zijn uit dan hoogopgeleiden. Bij de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst heeft opleidingsniveau invloed op het ervaren van discriminatie. Hoogopgeleiden ervaren vaker toegenomen discriminatie dan de laagopgeleiden. We gaan hierop verder in bij het bespreken van de rol van discriminatie als ‘stoorzender’. Leeftijd Voor dit onderzoek hebben we gebruik gemaakt van twee leeftijdscategorieën: 18-24 en 25-30 jaar. Over het algemeen wordt aangenomen dat jongere groep meer ‘extreme’ opvattingen heeft dan de wat oudere groep. In dit onderzoek zien we dit effect in een aantal gevallen. 18-24 jarigen laten zich vaker negatief uit over de multiculturele samenleving. Ook hebben 18-24 jarigen een orthodoxere geloofsbeleving. Daarnaast zien we per groep voorbeelden van ‘extremere’ opvattingen van de jongere leeftijdsgroep. 18-24 jarigen van Nederlandse afkomst vinden vaker dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen autochtonen en allochtonen. De jongere groep van Marokkaanse en Turkse afkomst wonen vaker liever in een buurt waarin vooral mensen met dezelfde cultuur wonen als zijzelf. De 18-24 jarigen van Marokkaanse afkomst vinden vaker moslim zijn belangrijk om iemand als Marokkaan te zien, vertrouwen vaker de Marokkaanse religieuze instellingen en wonen vaker een godsdienstige bijeenkomst bij dan de 25-30 jarigen, gecontroleerd voor verschillen in opleidingsniveau en geslacht. We zien dus enkele verbanden die erop wijzen dat 18-24 jarigen een ‘extremere’ positie innemen. Geslacht Gecontroleerd voor verschillen op grond van afkomst, opleidingsniveau en leeftijd blijkt dat mannen over het algemeen sterkere nationalistische gevoelens hebben dan vrouwen en dat vrouwen vaker spanningen ervaren tussen bevolkingsgroepen dan mannen. Verder zijn er vooral binnen de groep van Marokkaanse afkomst vaak significante verschillen tussen mannen en vrouwen, veel vaker dan bij de andere jongvolwassenen. De mannen zijn meer gericht op de buurt, hebben minder politiek zelfvertrouwen, minder vertrouwen in Nederlandse overheidsinstituties, minder sterke links met Nederland, en zij voelen zich vaker thuis in Marokko, dan de vrouwen. Er is al vaker gewezen op een kloof tussen mannen en vrouwen van Marokkaanse afkomst. Voor hoogopgeleide vrouwen zou het moeilijk zijn om in Nederland een partner van dezelfde afkomst te vinden die op hetzelfde intellectuele niveau zit. Het zijn ook vooral de ‘Marokkaanse’ jongens die negatief in beeld komen, en in verband worden gebracht met criminaliteit en jeugdbendes65.
65
Jan Dirk de Jong (2007) wijst er in zijn onderzoek op dat dit niet zozeer te maken heeft met de Marokkaanse cultuur, maar met algemene groepsprocessen in een de context van opgroeien in een achterstandsbuurt.
179
10.3 Discriminatie als stoorzender Ervaren discriminatie of de perceptie van discriminatie in de samenleving kan werken als een stoorzender. Het kan ervoor zorgen dat je je minder thuis voelt, of uiteindelijk zelfs denkt aan emigreren. Een flink deel van de jongvolwassenen ervaart discriminatie, al is er maar een kleine groep die vaak discriminatie ervaart (3-10%, Tabel 8.2.1). De gronden waarop zij discriminatie ervaren verschillen echter. In de ervaring van vooral de jongvolwassenen van Surinaamse afkomst is Nederland nog lang niet zo kleurenblind als vaak wordt aangenomen. Een ruime meerderheid voelt zich gediscrimineerd op grond van huidskleur. De jongvolwassenen van Turkse en Marokkaanse afkomst ervaren vooral discriminatie op grond van afkomst/nationaliteit en religie. En een kwart van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst geeft aan zich vaak tot soms gediscrimineerd te voelen. Het is opvallend dat ook zij vooral aangeven zich op grond van afkomst/nationaliteit gediscrimineerd te voelen. We noemden hierboven al dat hoogopgeleide jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst vaker aangeven dat discriminatie is toegenomen dan de laagopgeleiden. Het lijkt dat vooral zij worstelen met de negatieve beeldvorming rondom ‘de Marokkanen’.66 Het moet voorkomen worden dat zij door deze frustraties hun kansen buiten Nederland gaan zoeken. Een kleine 7% van alle jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst gaf aan dat ervaren discriminatie voor hen een reden zou zijn om definitief uit Nederland te vertrekken.
10.4 Orthodoxie & Links De godsdienst die wordt aangehangen is van invloed op de religiebeleving. Moslims van Surinaamse afkomst lijken in hun religieuze overtuiging meer op de moslims van Marokkaanse en Turkse afkomst dan op de Christenen of Hindoestanen van Surinaamse afkomst. De jongvolwassenen combineren religieus zijn met de sterke links met Nederland. Het belang dat wordt gehecht aan het behoren tot een religieuze groep heeft geen invloed op de links met Nederland en Amsterdam. Ook de mate van orthodoxie heeft geen invloed op deze links. Een orthodoxe geloofsbeleving gaat samen met een (sterke) identificatie met Nederland. Ook de jongvolwassenen met een orthodoxe religiebeleving voelen zich thuis in Nederland. Wel wezen de jonge moslims hier ook op de druk die toch wordt ervaren om te kiezen; je bent moslim óf je bent Nederlander. Alsof het één het ander zou uitsluiten. Maar zij zijn beiden, ze zijn religieus en Nederland/Amsterdam is hun thuis. Ze willen niet kiezen.
10.5 De invloed wonen in een ‘concentratiebuurt’ De jongvolwassenen zijn over het algemeen mobiel, voor hun sociale contacten beperken zij zich niet tot de buurt waarin zij wonen. Het wonen in een concentratiebuurt van de 66
Entzinger (2008) wijst in zijn onderzoek onder jongeren in Rotterdam op het feit dat hoogopgeleide ‘allochtonen’ hun kansen lager inschatten ten opzichte van de ‘autochtonen’, onder andere door discriminatie.
180
‘eigen groep’ zorgt niet voor een sterkere identificatie met deze groep. De samenstelling van de vriendengroep blijkt in dit geval doorslaggevender te zijn dan de buurt waar ze wonen. De mening over ‘gesegregeerde’ buurten in Amsterdam is niet eenduidig. Een ‘buurt’ zoals Zuidoost, die een sterke concentratie kent van bewoners met een Surinaamse achtergrond, wordt om deze signatuur ook gewaardeerd. Mensen voelen zich er thuis omdat er veel mensen zijn ‘zoals zij’. Aan de andere kant spraken in de interviews jongvolwassenen ook hun zorg uit over de segregatie in buurten en dan vooral het verdwijnen van de ‘autochtonen’. Het label ‘probleembuurt’ voor de buurten waarin veel van de Amsterdamse jongvolwassenen wonen of zijn opgegroeid is vaak een label waarin zij ‘hun’ buurt niet herkennen of wat zij in de interviews meteen wilden nuanceren. Ze herkennen het beeld wat wordt geschapen niet, ze hebben zelf vaak nooit problemen gehad.
10.6 De identificatie strategieën van Amsterdamse jongvolwassenen
We hebben in hoofdstuk twee laten zien dat er verschillende manieren zijn in het omgaan met mogelijke conflicterende identiteiten en met veranderingen. Er kan worden gekozen voor het totaal opgaan in de omgeving of juist het zich terugtrekken in de eigen groep. Daarnaast kan er naar een evenwicht worden gezocht tussen verschillende identiteiten waarbij een nieuwe identiteit wordt gevormd bijvoorbeeld Nederlandse Turk of Turkse Nederlander. Concurrerende identiteiten kunnen ook worden verzoend door deze op de achtergrond te drukken en een identiteit op een ander schaalniveau naar voren te halen, bijvoorbeeld de stedelijke identiteit. De meest extreme optie is mentaal of fysiek te vertrekken, omdat men zich totaal niet verbonden meer voelt met de plaats waar men woont, bijvoorbeeld door discriminatie en stigmatisering. De vijf strategieën die in hoofdstuk 2 zijn beschreven worden soms gecombineerd. Vooral de hybridisering en schaalverandering, maar ook de reactionaire en exit strategie gaan vaak samen. Bijna alle jongvolwassenen combineren verschillende identiteiten, maar de hiërarchie die zij erin aanbrengen verschilt. Verder worden de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst maar beperkt geconfronteerd met identiteiten die als conflicterend worden gezien of door henzelf zo worden ervaren. Daarom zullen we hier eerst de identificatiestrategieën van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst uiteenzetten. Daarna zullen we ingaan op de identificatiestrategieën die jongvolwassenen van buitenlandse afkomst inzetten, die zoals we in dit rapport hebben laten zien soms wel spanningen tussen verschillende identiteiten ervaren.
Identificatiestrategieën van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst Jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zien het Amsterdammer en Nederlander zijn bijna altijd in elkaars verlengde. Zij voelen zich Amsterdammer en Nederlander. Wel brengen sommigen hierin hiërarchie aan, zij voelen zich meer Amsterdammer dan Nederlander of juist meer Nederlander dan Amsterdammer. Het aanbrengen van een
181
hiërarchie heeft verschillende achtergronden die we hier zullen bespreken. Daarnaast spelen veranderingen in de bevolkingssamenstelling van Amsterdam een rol, die ervaren kunnen worden als een bedreiging van de ‘eigen identiteit’, als Amsterdammer en Nederlander. We onderscheiden drie groepen:
1. Vooral Nederlander Ongeveer 20% van de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst voelt zich vooral Nederlander. We hebben al laten zien dat degenen die niet in Amsterdam zijn geboren zich vaker meer Nederlander voelen dan Amsterdammer dan degenen die wel in Amsterdam zijn geboren (§ 9.1). Ze voelen zich ook verbonden met andere delen van Nederland, waar zij bijvoorbeeld zijn opgegroeid en niet ‘echt’ Amsterdammer, wat vaak gekoppeld wordt aan geboren en getogen zijn in Amsterdam. Ik voel me wel thuis hier. Ik voel me geen echte Amsterdammer. Mensen die zich echt een echte Amsterdammer voelen, die zeg maar echt zoiets hebben van, ik ben hier geboren. En dat kan ik me wel voorstellen, als je hier geboren bent voel je je natuurlijk echt een Amsterdammer. Dat zou ik ook doen. Ik ben in Maastricht geboren en dan ja…ik voel me ook wel verbonden met Maastricht. (Floris, 30 jaar, Nederlandse afkomst)
2. Amsterdammer boven alles Jongvolwassenen die zichzelf vooral als Amsterdammer zien (45%) benadrukken vooral speciale eigenschappen van de stad en haar bewoners, zoals het accent en de diversiteit en tolerantie. Geboren en getogen zijn in Amsterdam en hier je leven hebben speelt zorgt ook dat zij zich vooral als Amsterdammer zien. Daarnaast benadrukken veel jongvolwassenen dat zij zichzelf ook liever presenteren als Amsterdammer omdat Amsterdam andere associaties oproept dan andere plekken in Nederland, bij henzelf maar ook bij anderen. Jari vertelt: Het is niet zo dat ik me helemaal niet met Nederland identificeer. Integendeel, maar ik ben wel mijn hele leven in het centrum van Amsterdam opgegroeid. En ik ben wat dat betreft wel, herken ik mezelf wel in Amsterdam, en de rest van Nederland. Een beetje arrogant, maar daar ben ik ook wel een beetje grootstedelijk in zeg maar. Amsterdammer zijn is ruimdenkend, groothartig wat mij betreft en anti-burgerlijk. En het ook wel multicultureel en daar trots op zijn hoewel je natuurlijk wel heel veel wijken hebt waar dat mis loopt, maar wel het gevoel dat het mensen minder kleinhartig zijn in Amsterdam (Jari, 30 jaar, Nederlandse afkomst).
In hoofdstuk 4 kwam Karin aan het woord (§ 4.4) die zelfs zover ging dat ze Amsterdam niet als Nederland ziet, zoals ze New York geen Amerika vindt. Ze kan zich wel vereenzelvigen met de cultuur die in Amsterdam heerst, maar niet met de cultuur die in Nederland heerst. Daarom voelt zij zich bovenal Amsterdammer.
182
3. Nostalgische Amsterdammer Jongvolwassenen van Nederlandse afkomst worden dus nauwelijks geconfronteerd met identiteiten die zij als conflicterende ervaren of door anderen zo worden bestempeld. Wel kunnen zij te maken hebben met veranderingen in bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling van de buurt waarin ze zijn opgegroeid. Buurten waarin ‘autochtonen’ vroeger een meerderheid vormden, zijn veranderd in buurten waar zij in de minderheid zijn. Het idee van wie een echte Amsterdammer is, is veranderd. Als deze veranderingen als bedreigend worden ervaren, kan dit er toe leiden dat zij zich hiervan afkeren en zich terugtrekken in de ‘eigen groep’. We hebben laten zien dat veel jongvolwassenen hun Amsterdamse identiteit verbinden met een waardering van de culturele diversiteit van de stad. Bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst is er echter een kleine, maar duidelijke, groep te herkennen (6%) die: negatief staat ten opzichte van de multiculturele samenleving, het liefst woont in een buurt waarin vooral mensen met dezelfde cultuur als zij wonen, en spanningen ervaart tussen bevolkingsgroepen in Amsterdam. ‘Etnische groepen’ moeten zich vooral aanpassen aan en opgaan in de grotere samenleving. De multiculturele samenleving is voor hen eerder een bedreiging voor de Amsterdamse / Nederlandse identiteit dan een verrijking. Zij hebben de neiging zich (tot op zekere hoogte) terug te trekken in de ‘eigen’ groep.
Identificatie strategieën van de jongvolwassenen van buitenlandse afkomst
Veel jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst ervaren tot op zekere hoogte conflicterende identiteiten of worden geconfronteerd met veronderstelde conflicterende identiteiten door anderen. Deze conflicten zorgen voor een gevoel dat er gekozen moet worden, of naar alternatieve identificaties moet worden gezocht. Dit geldt natuurlijk niet voor alle jongvolwassenen. Lang niet iedereen ervaart deze conflicten of voelt zich gedwongen tot het maken van keuzes. We bespreken hier welke hiërarchie wordt aangebracht in verschillende identiteiten en welke identificatiestrategieën worden ingezet. We onderscheiden hierin vier groepen:
1. Evenwichtskunstenaar Voor een redelijk grote groep, ruim 20% van de jongvolwassenen van Marokkaanse en Turkse afkomst en 14% van degenen van Surinaamse afkomst gaan Nederlandse, de Amsterdamse en de Marokkaanse, Turkse of Surinaamse identiteit samen. Zij brengen hierin geen hiërarchie aan: zij voelen zich evenveel Amsterdammer als Nederlander, en evenveel Nederlander als Marokkaan, Turk of Surinamer. Zij zien deze combinatie van links niet als problematisch. Sterker nog, zij ervaren vooral het beste van twee werelden, kiezen van beide ‘werelden’ de elementen die zij zelf belangrijk vinden. Soms is het zelfs niet zo duidelijk waar welk ‘element’ nu eigenlijk vandaan komt is het Nederlands of
183
Marokkaans, of meer universeel? Is het eigenlijk wel afkomst of is het misschien meer religie? Farida vertelt: Mijn ouders komen uit Marokko. De cultuur (ken ik) omdat ik natuurlijk Marokkaanse ben, je bent ermee opgegroeid. Maar ik ben ook een Hollander hoor. Van het Marokkaanse (vind ik belangrijk) de gastvrijheid, voornamelijk dat. En het Nederlandse is altijd van, hoe moet ik dat zeggen, ieder voor zich en god voor ons allen. Soms gebruik je dat. Soms heb ik zoiets van dit is wel genoeg mensen. Want van het Marokkaanse, de sociale controle, daar heb ik helemaal niks mee. Weet je, jij je leven, ik mijn leven. (..) Dat is het. Want ja bepaalde dingen krijg je gewoon mee van huis. En dan denk je van is het nou Marokkaans, Nederlands of hoort het nou gewoon zo, om dat mee te geven aan je kinderen? (Farida, 28 jaar, Marokkaanse afkomst)
2.
Kleurbekenner
Er zijn ook jongvolwassenen van buitenlandse afkomst die combineren, maar hierin wel een hiërarchie aanbrengen. Hierbij speelt het gevoel dat ze gedwongen worden om ‘kleur te bekennen’. Doordat anderen hen constant bestempelen als Marokkaan, Turk of Surinamer gaat een deel van de jonge Amsterdammers zich vanzelf ook meer zien als MTS dan Nederlander (zie Tabel 9.2.6). Ik krijg vaak de vraag toebedeeld van, voel je je meer Nederlander of meer Marokkaan? Maar dan keer ik altijd de vraag om. Dan zeg ik altijd, als je me buiten ziet op straat, zie je dan een Marokkaan of een Nederlander? Dan is toch meestal het antwoord, dan zie ik een Marokkaan. Ik zeg, juist doordat jij me ziet als Marokkaan ga ik me ook als Marokkaan gedragen of in elk geval voelen. (Zouhad, 30 jaar, Marokkaanse afkomst).
‘De anderen’ zijn in dit geval meestal de dominante meerderheid, zoals Zouhad zijn positie ook uitlegt. Maar er wordt ook druk ervaren vanuit de eigen ‘etnische’ gemeenschap. De meesten gaan echter niet zo ver dat ze zich alleen Marokkaan, Turk of Surinamer voelen. Slechts een enkeling verkiest in het proces van ‘kleur bekennen’ de Nederlandse identiteit boven de Marokkaanse, Turkse of Surinaamse identiteit.
3.
Amsterdammer boven alles
Uitsluitend kiezen voor de Amsterdamse identiteit, zonder deze te combineren met een Nederlandse of een Marokkaanse, Turkse of Surinaamse identiteit komt nauwelijks voor. Wel kiezen veel jongvolwassenen ervoor om zich vooral als Amsterdammer te presenteren. Zij hebben hiervoor verschillende redenen. Amsterdammer wordt gezien als een mediator of als uitweg. De Amsterdamse identiteit wordt ervaren als meer open voor diversiteit en heeft daardoor eigenlijk de rol van een ‘mediator’. Het is een identificatie die zich gemakkelijk laat
184
gecombineerd met een Marokkaanse, Turkse of Surinaamse identiteit. Hieruit ontstaan hybride identiteiten: zij zien zichzelf bijvoorbeeld als ‘Marokkaanse Amsterdammer’. Dit geldt voor jongvolwassenen die zich evenveel MTS als Nederlander voelen, maar speelt ook voor de ‘kleurbekenners’ die zich meer MTS dan Nederlander. Zouhad, die hierboven aan het woord kwam, maakt zijn verhaal alsvolgt af: Maar als je me vraagt ben je een Amsterdammer, dan zeg ik ja, absoluut omdat Amsterdam vele culturen kent en die staat toch ook voor meerdere culturen. En ik ben er geboren dus dat heeft er ook natuurlijk mee te maken (Zouhad, 30 jaar, Marokkaanse afkomst).
Ozan benadrukt in zijn verhaal ook de verschillende identiteiten die hij voelt in Nederland of in Turkije en zijn idee dat Turkse Nederlanders toch echt een ‘apart volk’ zijn. Ook voor hem is Amsterdam de mediator, die andere identiteiten aan elkaar koppeld: Ze vragen soms, voel je je Nederlander of voel je je Turk? In Nederland voel ik me meer Turks. In Turkije voel ik me echt veel meer Nederlander. Wij zijn gewoon eigenlijk een aparte groep mensen. Als ik het met m’n vrienden d’r over heb, eigenlijk zijn we gewoon een apart volk, Nederlandse Turken, Turkse Nederlanders. Ik voel me eigenlijk nergens echt van, ik ben hier Nederlander of ik voel me echt Nederlander. Dat is ook gewoon door alle dingen in de media, door steeds die gebeurtenissen, dan voel je je niet echt geaccepteerd. En daarom zeg ik, ja, eigenlijk ben ik gewoon een Amsterdammer, en dat is gewoon eigenlijk iets aparts. Een Amsterdammer is gewoon, vind ik, van alles wat een beetje. En dat voel ik me het meest. Als ik moest kiezen tussen die drie dingen, zou ik voor Amsterdammer kiezen. (Ozan, 21 jaar, Turkse afkomst)
Daarnaast vormt voor anderen de Amsterdamse identiteit een uitweg. Deze jongvolwassenen geven aan tussen twee vuren te zitten. Voor hen is Marokkaan, Turk of Surinamer slechts nog een verwijzing naar het geboorteland van de ouders. Zij ervaren druk vanuit de MTS gemeenschap in Nederland. Ze worden bestempeld als ‘verkaasd’. Voor de dominante meerderheid zijn zij echter nog steeds Marokkaan, Turk of Surinamer. Hierdoor wordt het voor hen onmogelijk om zichzelf als ‘alleen’ of ‘volledig’ Nederlander te zien. Zij balanceren er tussenin en willen ook niet voor het één of het ander kiezen. Zij zien in de Amsterdamse identiteit de enige voor hen mogelijke identificatiestrategie. Dit speelt duidelijk voor de enkeling die zich geen Marokkaan, Turk of Surinamer voelt én geen Nederlander. Maar deze gedachte speelt ook bij een deel van de jongvolwassenen die zich zowel MTS als Nederlander voelen, maar een voorkeur hebben voor Amsterdammer. Kadir, die zichzelf wel ziet als Amsterdammer, maar niet zozeer als Nederlander of Turk legt zijn positie uit: Ik ben veel te verhollandst om het zo maar te zeggen en de hele Nederlandse cultuur zit er bij mij ingestampt en dat botste dan met de Turkse cultuur thuis. (..) Als ze (de
185
Nederlanders) dan erachter komen dat je Turks bent, dan ben je weer een allochtoon. En de Turken denken altijd dat ik Nederlander ben en als je dan zegt dat je Turks bent dan komt dat ook niet helemaal goed over. Dus je staat er altijd een beetje tussenin. Het is niet echt van ik ben Turks of ik ben Nederlands. Je zit echt op zo’n middenweg waar niemand echt acceptatie heeft. Ik heb voor mijn gevoel veel meer inzicht in hoe mensen denken dan anderen. Omdat ik van beide kanten alles hoor en mee maak. En daarom ben ik blij dat ik in het midden zit, ik zie het niet als een slechte positie. Ik bedoel, je hoort wel nergens bij, maar het zijn plekken waar ik niet bij zou willen horen. (Kadir, 23 jaar, Turkse afkomst)
4.
Bewuste buitenstaander
2% van de jongvolwassenen van Turkse en Marokkaanse afkomst en nog geen procent van die van Surinaamse afkomst lijken zich terug te trekken in de ‘eigen groep’. Zij voelen zich alleen Marokkaan, Turk of Surinamer en geen Nederlander of Amsterdammer. Zij zijn bewuste buitenstaanders. Een enkeling lijkt daarbij de ‘exit’ optie te kiezen, zij voelen zich niet thuis in Nederland en zien zichzelf in de toekomst vertrekken. Concluderend kunnen we zeggen dat de overgrote meerderheid van de jongvolwassenen heeft hybride identiteiten, maar er worden wel verschillende hiërarchieën aangebracht. Er is een voorkeur voor het combineren van een hybride identiteit met het label Amsterdammer, jezelf boven alles presenteren als Amsterdammer. Er zijn twee zeer kleine groepen jongvolwassenen die reden zijn tot zorg. Allereerst de ‘nostalgische Amsterdammer’ van Nederlandse afkomst, die de neiging hebben zich terug te trekken in de ‘eigen groep’. De kans bestaat dat zij zich afkeren van de multiculturele samenleving die Amsterdam kenmerkt. De tweede groep zijn de ‘bewuste buitenstaanders’, die zich geen Nederlander en geen Amsterdammer voelen. Als zij zich niet langer meer thuis voelen in Nederland en Amsterdam zullen zij deze samenleving uiteindelijk emotioneel of fysiek de rug toe keren.
10.7 Beleidsaanbevelingen voor de Gemeente Amsterdam
In dit rapport hebben we willen laten zien wat leeft onder de jongvolwassenen in Amsterdam. We eindigen dit rapport nu met vier aandachtspunten voor de Gemeente Amsterdam zoals die door de jongvolwassenen in dit onderzoek naar voren zijn gebracht.
Versterk politiek vertrouwen van jongvolwassenen Het gebrek aan politiek zelfvertrouwen en de lage(re) opkomst bij verkiezingen van lageropgeleiden is een reden tot zorg. Het vertrouwen in de burgemeester en overheid vertaalt zich niet in een hogere politieke participatie. Daarnaast laat het vertrouwen dat jonge Amsterdammers hebben in de nationale overheidsinstellingen en in het publieke
186
debat te wensen over. Er is een algemene frustratie bij de jonge Amsterdammers over de manier waarop het debat wordt gevoerd: er wordt teveel en te vaak veralgemeniseerd en het is te polariserend. Er is behoefte aan een meer positieve benadering. Er is extra inzet van de gemeente nodig om de jongvolwassenen meer te betrekken bij de politiek. Op dit moment worden vooral de ‘extreme’ meningen gehoord. Investeren in een platform voor jonge Amsterdammers is nog steeds noodzakelijk, zodat zij hun meningen en wensen naar voren kunnen brengen. Huisvesting, onderwijs(kwaliteit) en criminaliteit zijn onderwerpen die erg leven bij de jongvolwassenen en waarover zij zich zorgen maken. Het is belangrijk dat hun zorgen worden gehoord en worden meegenomen in de besluitvorming. Verder is het raadzaam de actieve jonge Amsterdammers zichtbaarder te maken. Zij kunnen een voortrekkersrol vervullen voor de andere jongvolwassenen en duidelijk maken dat hun mening telt en verandering teweeg kan brengen.
Benadruk de diversiteit o vermijd labels allochtoon / autochtoon Ondanks de verankering van de termen allochtoon en autochtoon in het huidige taalgebruik in beleid en media dienen deze termen te worden vermeden. Het label ‘allochtoon’ roept een beeld op van achterstand en problemen, waarmee de jongvolwassenen zich niet willen identificeren. Het gaat dus niet zozeer om het label zelf, als wel het beeld dat het oproept. Daarnaast geeft het label niet genoeg de diversiteit aan en klinkt het voor de jongvolwassenen alsof je een buitenstaander bent. Er wordt hiermee niet genoeg waarde gehecht aan het feit dat ze hier zijn geboren. Zij voelen zich geen buitenstaander, ze zijn hier thuis. De gemeente kan een voortrekkersrol vervullen in het vermijden van de labels allochtoon en autochtoon. De gemeente moet in haar communicatie- en mediabeleid zorgvuldig en systematisch aandacht besteden aan ‘het benoemen’ van Amsterdamse bevolkingsgroepen. Precieze groepsaanduidingen zijn te prefereren boven grote containerbegrippen als allochtonen en autochtonen. o Doelgroepenbeleid en valkuilen doelgroep onderzoek vermijden Er bestaat een zekere onder de jongvolwassenen over ‘doelgroepenbeleid’. Te vaak zijn activiteiten te eenzijdig gericht op één of enkele bevolkingsgroepen. Zo stellen zij de vraag: waarom fietsles voor Turkse vrouwen en niet voor alle vrouwen die niet kunnen fietsen? Hier is natuurlijk een spanning tussen de emancipatie van specifieke groepen door doelgerichte activiteiten en anderzijds het doel om groepen juist bij elkaar te brengen. Juist samenwerking tussen specifieke organisaties en bevolkingsgroepen dient te worden bevorderd. Ook onderzoek onder specifieke doelgroepen is een aandachtspunt. Sommige jongvolwassenen hebben het idee dat zij tot een onderzoeksobject zijn gereduceerd als het bepaalde thema’s zoals etniciteit, religie en integratie aangaat. In dit onderzoek riepen deze thema’s af en toe ook irritatie op. Tegelijkertijd waarderen zij wel dat hun mening
187
gehoord wordt. Maar zij willen niet gereduceerd worden tot ‘ervaringsexperts’ op enkele thema’s, die vaak ook nog eens gevoelig liggen. Het onderwerp Amsterdam (‘is weer eens wat anders dan integratie’) was wel reden tot enthousiasme en voor veel jongvolwassenen ook de reden om aan het onderzoek mee te werken.67 Het is ook cruciaal dat Amsterdammers van Nederlandse afkomst in dit soort onderzoek worden meegenomen, en dan niet alleen als controlegroep. De gemeente moet in haar welzijns-, onderwijs- en onderzoeksbeleid vermijden dat de Amsterdammers die zij willen bereiken worden teruggebracht tot één etnisch kenmerk. Doelgroepenbeleid moet niet eenzijdig gedefinieerd worden in etnische termen. Leeftijd, woonbuurt, onderwijsniveau, interesse dan wel concrete problemen (niet kunnen fietsen, niet kunnen lezen, opvoedproblemen) zijn vaak relevantere kenmerken dan etniciteit. Voor zover etniciteit een criterium is, dan moeten de overbruggende kwaliteiten van een project worden beoordeeld: draagt het bij aan interacties tussen Amsterdammers van verschillende achtergronden? Dit hoeft activiteiten voor specifieke groepen niet uit te sluiten, zolang het activiteiten zijn die als doel hebben de cohesie binnen de groep te bevorderen (“bonding”). o Het afrekenen met het problematiseren van hele groepen: theedrinken én harde aanpak Het ‘theedrinken’ van de burgemeester Cohen is een hardnekkig cliché, maar ook een gewaardeerd beeld onder de jongvolwassenen. Het samenbrengen van verschillende bevolkingsgroepen vinden zij belangrijk, er wordt vinden zij nog teveel langs elkaar heen geleefd. Dit beeld is voor hen één van de voornaamste redenen om vertrouwen te hebben in de gemeente en in de burgemeester. Het is een welkom antwoord op de polarisatie binnen het huidige politieke debat op nationaal niveau. Daarnaast is er wel de roep om een harde aanpak van de probleemmakers; de criminele jongeren (wat de Marcouch aanpak zou kunnen worden genoemd, naar de stadsdeelvoorzitter van Slotervaart). De twee aanpakken, thee drinken en hard aanpakken van probleemmakers, zouden naast elkaar moeten blijven bestaan. Er moet niet alleen gepraat worden. De roep om een harde aanpak is tegelijkertijd een roep van de jongvolwassenen om het groepsdenken, het hokjes denken te doorbreken. Problemen binnen de eigen groep worden niet ontkend, maar worden niet gezien als problemen van de etnische gemeenschap. Het zijn problemen van de hele samenleving. De ‘criminelen’ zijn het probleem, niet de gehele ‘etnische’ groep. In deze context is het belangrijk het vertrouwen in de politie te vergroten, door inzichtelijker te maken wat er wordt gedaan om overlast door ‘criminele jongeren’ terug te dringen. De gemeente moet haar beleid dusdanig communiceren dat de jonge Amsterdammers kunnen zien dat de aanpak van crimineel gedrag niet vertaald wordt in collectieve achterdocht ten aanzien van jongeren met een bepaalde (etnische) achtergrond.
67
Voor anderen was het puur de uiteindelijke vergoeding die in het vooruitzicht werd gesteld die hen over de streep trok.
188
Discriminatiebestrijding als speerpunt Discriminatie blijft een punt van zorg. Discriminatie is een stoorzender in de verhoudingen tussen groepen in de stad. Het voorkomen van discriminatie vormt ook een belangrijk punt in de preventie van radicalisering. Als mensen zich gediscrimineerd voelen en uiteindelijk buitengesloten in de maatschappij kan dit leiden tot onttrekking aan de maatschappij. Het gevaar bestaat dat mensen zich terugtrekken in de ‘eigen’ veilige groep of zelfs fysiek vertrekken, emigratie. Het bestrijden van discriminatie dient dan ook een speerpunt van het gemeente beleid te blijven. Het is echter belangrijk dat de gemeente Amsterdam in deze tijden waarin er zoveel aandacht uitgaat naar religie en gevoelens van uitsluiting en discriminatie onder moslims, ook discriminatie op grond van andere kenmerken, zoals seksuele geaardheid en huidskleur niet te vergeten. Ook is het cruciaal de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst die zich gediscrimineerd voelen op grond van hun nationaliteit/afkomst serieus te nemen. Er moet voorkomen worden dat deze jongvolwassenen zich afkeren van de multiculturele samenleving.
Geen overheidsbetutteling bij het invullen van identiteiten De overheid moet ruimte bieden aan diverse identiteiten, maar het zijn individuen die deze ruimte moeten gebruiken om hun eigen identificatiestrategieën vorm te geven. Degenen die zich in hun keuzes beperkt voelen, hoeven niet direct door de overheid aan een identiteit geholpen te worden. Tenzij er aanwijsbare belemmeringen zijn (zoals bij ‘uitsluitende’ labels en discriminatie) is het niet de taak van de overheid om keuzes voor de jonge Amsterdammers te maken. Identiteiten en identificatiestrategieën zijn persoonlijke keuzes. Bijvoorbeeld bij het invullen van hun religieuze identiteit geven de jonge Amsterdammers aan dat het gaat om een persoonlijke zoektocht. De religieuze beleving is persoonlijke, en moet dan ook niet ‘de samenleving ingesleurd worden’ zoals een respondente aangaf. De overheid moet zich concentreren op haar taak: mogelijkheden scheppen voor ontplooiing en individuele zoektochten, relaties tussen groepen waar nodig verbeteren, en vooral grenzen aan de persoonlijke vrijheid aangeven, als de vrijheden van andere Amsterdammers in het gedrang komen. De gemeente moet zich niet direct met de inhoudelijke invulling van religieuze of hybride identiteiten bemoeien. Het is aan de Amsterdammers zelf om daar aan vorm te geven.
De Amsterdamse identiteit is geen oplossing voor alle problemen Het label Amsterdammer’ biedt jonge Amsterdammers een uitkomst in het verzoenen van identiteiten doordat het een divers beeld op roept. Het is daarmee echter niet automatisch een oplossing voor de problemen. We hebben in hoofdstuk 8 laten zijn dat een ruime meerderheid van de jongvolwassenen vindt dat iedereen in eerste instantie moet worden aangesproken als Nederlander. Daarnaast ervaart een meerderheid van de jonge Amsterdammers spanningen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdam. Zij maken zich
189
zorgen over de verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen, vooral over de verhouding tussen ‘autochtonen’/ ‘Nederlanders’ en Marokkanen. Ook werd in de gesprekken segregatie genoemd. In de beleving van de jonge Amsterdammers is deze toegenomen in vergelijking met de tijd waarin zij opgroeiden. Deze ervaringen kunnen uiteindelijk het beeld dat zij hebben van Amsterdam als tolerant en hun positieve waardering van de multiculturele samenleving negatief beïnvloeden. Daarnaast tekent een kleine groep jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zich af die zich in het veranderende beeld van de Amsterdammer niet meer terug kennen. ‘Amsterdam als oplossing’ heeft beperkingen. Het biedt bijvoorbeeld geen oplossing voor problemen op nationaal niveau. Het vertrouwen in de gemeente Amsterdam en de burgemeester Cohen werkt niet door in het vertrouwen in nationale overheidsinstellingen, vooral bij de jongvolwassenen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst. Vooral het vertrouwen in politieke partijen is gering. Nog niet eens de helft heeft vertrouwen in de Nederlandse overheid of politie. Bij het inzetten van een ‘Amsterdamse identiteit’ in beleid zijn er wel een aantal belangrijke aandachtspunten. Het streven naar een sterke inclusieve identiteit lijkt een paradox. Ligt er teveel nadruk op een volledig inclusieve identiteit, dan gaat de diversiteit die juist zo wordt gewaardeerd verloren. Wil je diversiteit aangeven dan benadruk je tegelijkertijd de verschillen. Teveel ‘sleutelen’ aan de Amsterdamse identiteit heeft het gevaar dat deze identiteit meer ‘uitsluitend’ wordt. Het volop ‘sleutelen’ aan de Nederlandse identiteit, door middel van inburgeringscursussen en naturalisatieceremonies, het problematiseren van dubbele nationaliteit, heeft ertoe geleid dat sommigen zich geen Nederlander meer voelen. Het of / of denken, zoals dat de laatste paar jaar naar voren kwam in de discussie omtrent de Nederlandse identiteit, moet worden vermeden. Ben je Marokkaan of Nederlander? Of het idee: als je een dubbele nationaliteit hebt ben je minder loyaal aan Nederland. Door dit soort vragen voelen de jongvolwassenen zich gedwongen tot een keuze. Echter, de gemeente kan de sterke binding met de stad wel ondersteunen door zich in te zetten om de specifieke kwaliteiten van de stad te bewaken: de diversiteit, de openheid en de tolerantie zijn daarbij belangrijk. De Amsterdamse identiteit moet vooral van onderaf gevormd worden en ze betekent, zoals we hebben laten zien, verschillende dingen voor verschillende Amsterdammers. Tenslotte moet de Amsterdamse identiteit geen uitsluitende identiteit worden die voor competitie tussen de gemeenten zorgt (de Amsterdammers vs de Rotterdammers). De Amsterdamse identiteit biedt mogelijkheden in Amsterdam, de Rotterdamse identiteit heeft dezelfde functie voor Rotterdam. Het gaat om het potentieel van lokale identiteiten die mensen met elkaar kunnen verbinden en inclusiever kunnen zijn dan de nationale identiteit. De ‘bindende’ elementen moeten niet ten koste gaan van de ‘overbruggende’ elementen die de verstandhouding tussen groepen juist goed houden.
190
LITERATUUR Aalbers, M., 2006: Who's afraid of red, yellow and green? Geographies of redlining and exclusion in the Netherlands and Italy, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Aalbers, M., 2007: Hypotheeklening moeilijker in gekleurde wijk, Rooilijn 1: 22-29. Agnew, J., 1987: Place and Politics, The Geographical Mediation of State and Society, Boston: Allen & Unwin. Barber, B. R., 1995: Jihad vs. McWorld, New York: Ballantine Books. Barber, B. R., 2002: Jihad vs. McWorld : terrorisme en globalisering als bedreigingen voor de democratie, Rotterdam: Lemniscaat. Batt, J., 2001: Transcarpathia: Peripheral Region at the ‘Centre of Europe’, Brighton: Susses European Institute Bicknese, L., Slot, J. & Hylkema, C (2007), Probleemwijken in Amsterdam, Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek, Project 7120 Bicknese, L., & Slot, J. (2007), De staat van de aandachtswijken. Zeeburg, Gemeente Amsterdam, Project 7181 Bradley, H. (1996), Fractured Identities. Changing Patterns of Inequality, Polity Press, Cambridge Costera Meijer, I., 2008: Ons eigen AT5: Op zoek naar de maatschappelijke betekenis van AT5 als publieke omroep voor Amsterdam & Amsterdammers, Amsterdam: Vrije Universiteit Cresswell, T., 1996: In place / Out of place, Minneapolis: University of Minnesota Press. Cresswell, T., 2004: Place: a short introduction, Malden, MA: Blackwell. Delaney, D., 2005: Territory, a short introduction, Malden, MA: Blackwell. Dijkink, G., 1996: National Identity and Geopolitical Visions, Maps of Pride and Pain, London: Routledge. Dijkink, G. & Knippenberg, H. (eds), 2001: The Territorial Factor, Political Geography in a Globalising world, Amsterdam: Vossiuspers UvA. Dijkink, G. & Mamadouh, V., 2003: Identity and legitimacy in the Amsterdam region, in S. Musterd and W. Salet (eds): Amsterdam Human Capital, Amsterdam: Amsterdam University Press, 331-355. Dijkink, G. & Mamadouh, V., 2006: Territoriality and the EU citizen, in M. Burgess & H. Vollaard (eds): State territoriality and European integration, London: Routledge, 147-174. Entzinger, H. & Dourleijn, E. 2008: De lat steeds hoger. De leefwereld van jongeren in een Multi-etnische stad, Assen: Van Gorcum Essed, P & Trienekens, S., 2008, Who wants to feel white? Race, Dutch culture and contested identities, Ethnic and Racial Studies, 31 (1), 52 – 72 Jong, J.D.A., de, 2007: Kapot moeilijk: Een etnografisch onderzoek naar opvallend delingquent groepsgedrag van ‘Marokkaanse’ jongens, Amsterdam: Aksant Lucassen, J. & Penninx, R., 1994: Nieuwkomers, Nakomelingen, Nederlanders; Immigranten in Nederland 1550-1993, Amsterdam: Het Spinhuis.
191
Lupi, T., Walberg, A.M. & Musterd, S. 2007: Pioniers in place making. Proeftuin IJburg, Gouda: Habiforum Mamadouh, V., 1992: De stad in eigen hand, Provo's, kabouters en krakers als stedelijke sociale bewegingen, Amsterdam: Sua. Mamadouh, V., 2001: A place called Europe: National political cultures and the making of the new territorial order known as the European Union, in G. Dijkink and H. Knippenberg (eds): The Territorial Factor, Political geography in a globalising world, Amsterdam: Vossiuspers UvA, 201-224. Mamadouh, V., 2003: Opruiing als stedelijk leefstijl: Provo's en Naffers in Amsterdam, in C. Cortie, J. Droogleever Fortuijn & M. Wagenaar (eds): Stad en land, Over bewoners en woonmilieus, Amsterdam: aksant, 271-286. Massey, D., 1993: Power-geometry and a progressive sense of place, in J. Bird, B. Curtis, T. Putnam, G. Robertson and L. Tickner (eds): Mapping the futures; Local cultures, global change, London: Routledge, 59-69. Massey, D., 1994: Space, place and gender, Cambridge: Polity Press. Meer, C. E. van der, 1996: Monitoring van buurten : signalering en analyse van probleemcumulatie, Amsterdam: AME. Musterd, S., 2003: Segregation and integration: a contested relationship, Journal of Ethnic and Migration Studies 29(4): 623-641. Musterd, S. & Goethals, A. (eds), 1999: De invloed van de buurt, tweede druk Edition, Amsterdam: SISWO. Musterd, S., Ostendorf, W. & Vos, S. de., 2003: Neighbourhood effects and social mobility: a longitudinal analysis, Housing Studies 18(6): 877-892. Musterd, S. & Salet, W. (eds), 2003: Amsterdam human capital, Amsterdam: Amsterdam University Press. Paasi, A., 1996: Territories, Boundaries and Consciousness; The Changing Geographies of the Finnish-Russian Border, Chichester: John Wiley. Paasi, A., 1997: Geographical perspectives on Finnish national identity, GeoJournal 43(1): 41-50. Paasi, A., 2003: Territory, in J. Agnew, K. Mitchell and G. Toal (eds): A companion to political geography, Oxford: Blackwell, 123-137. Paulle, B., 2005: Anxiety and intimidation in the Bronx and the Bijlmer: An ethnographic comparison of two schools, Amsterdam: Dutch University Press. Platvoet, L. & Poelgeest, M. van, 2005: Amsterdam als emancipatiemachine, Bussum: Thoth. Putnam, R. D., 1993: Making Democracy Work, Civic traditions in modern Italy, Princeton, NJ: Princeton University Press. Putnam, R. D., 2000: Bowling Alone. The collapse and revival of American community, New York: Simon & Schuster. Putnam.R.D en Feldstein, L., 2003: Better together: Restoring the American community, New York: Simon & Schuster. Ritsema van Eck, J. e.a.., 2006: Vele steden maken geen Randstad, Den Haag: NAi Uitgevers / RPB. Romein, J., 1940: Oorsprong, voortgang en toekomst van de Nederlandse geest, Zeist: Ploegsma.
192
Sack, R. D., 1983: Human territoriality: A theory, Annals of the Association of American Geographers 73: 55-74. Sack, R. D., 1986: Human Territoriality; Its Theory and History, Cambridge: Cambridge University Press. Sack, R. D., 1997: Homo Geographicus; A Framework for Action, Awareness, and Moral Concern, Baltimore: The Johns Hopkins University Press. Saint-Exupéry, de, A., 1943: Le petit prince, Parijs : Gallimard Scheffer, P., 2007 : Het land van aankomst, Amsterdam: De Bezige Bij Smith, I., Lepine, E. & Taylor, M. (eds), 2007: Disadvantaged by where you live? Neighbourhood governance in contemporary urban policy, Bristol: The Policy Press. Storey, D., 2001: Territory, The claiming of space, Harlow: Prentice Hall (Pearson Education). Tahir, N., 2008: Eenzaam heden, Amsterdam: Prometheus Tuan, Y.-F., 1974a: Topophilia: A study of environmental perceptions, attitudes, and values, Englewood Cliffs, N.J.: Prentice Hall. Tuan, Y.-F., 1974b: Space and place: Humanistic perspective, Progress in Human Geography 6: 211-252. Tuan, Y.-F., 1977: Space and Place, The perspective of experience, London: Edward Arnold. Veer, J. van der, 1997: Omstreden stadsgrenzen, een eeuw besluitvorming over annexaties en regionale besturen rond Amsterdam en Eindhoven, Delft: Eburon. Weingarten, G., 2007: WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid), 2006: Dynamiek islamitisch activisme; Aanknopingspunten voor democratisering en mensenrechten, Den Haag / Amsterdam: WRR / Amsterdam University Press. WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid), 2007: Identificatie met Nederland, Amsterdam: Amsterdam University Press
193
BIJLAGE 1. METHODEN VAN ONDERZOEK In deze bijlage worden de methodologische aspecten van het onderzoek naar de links en labels onder jongvolwassenen in Amsterdam beschreven. Er wordt ingegaan op de steekproef, aanpak, respons en selectiviteit van de ‘enquête’. Ook wordt ingegaan op de aanvullende interviews die zijn gehouden. Tot slot worden de belangrijkste analyses die voor dit rapport zijn gebruikt uitgelegd.
1.1 Enquête
Steekproef Op grond van etniciteit, geboorteplaats, leeftijd en woonduur in Amsterdam is een steekproef getrokken uit de Gemeentelijke Basisadministratie Amsterdam (GBA): • • • •
18-30 jaar Geboren in Nederland Minimaal 5 jaar woonachtig in Amsterdam Beide ouder geboren in Nederland, Marokko, Turkije of Suriname
Allereerst is er een a-selecte steekproef per deelpopulatie getrokken uit de GBA. In verband met tegenvallende respons en de lange afstanden tussen de adressen (zie details hieronder) is deze eerste steekproef vervolgens aangevuld met een a-selecte steekproef in enkele concentratiegebieden van individuen met een Marokkaanse, Turkse of Surinaamse achtergrond om uiteindelijk een respons van minimaal 250 per deelgroep te realiseren. In totaal zijn 5.167 individuen getrokken uit de Gemeentelijke Basisadministratie.
Aanpak veldwerk enquête In eerste instantie was gekozen voor het face-to-face afnemen van de vragenlijst. In een brief werd het onderzoek en de periode waarin de interviewer zou langskomen aangekondigd. De vragenlijsten werden zowel ’s middags als ’s avonds afgenomen. In totaal zijn 27 verschillende enquêteurs van het Labyrinth Onderzoek ingezet met verschillende etnische achtergronden, zowel mannen als vrouwen. Er is niet bewust ‘etnisch’ geënquêteerd, dat wil zeggen interviewers van Marokkaanse afkomst interviewden niet per definitie respondenten van dezelfde afkomst. Ook hebben mannen zowel vrouwen als mannen geïnterviewd en andersom.
194
De doelgroep bleek moeilijk te bereiken. Velen waren meerdere malen niet thuis en ook gemaakte afspraken werden vaak niet nagekomen. Echter, op het moment dat de enquêteur de respondent thuis trof was de respons hoger, 46% bleek bereid om deel te nemen aan het onderzoek. De respondenten waren dan over het algemeen enthousiast over het onderzoek. Een enkeling vond dat er teveel vragen over de ‘etnische achtergrond’ werden gesteld. Daarnaast waren de afstanden tussen de adressen groot. Het bereiken van de respondenten was tijdrovender dan van te voren door het onderzoeksbureau was geschat. Allereerst is geprobeerd de respons te verhogen door een aanvullende steekproef te trekken in enkele ‘concentratiegebieden’, zodat de dichtheid van de adressen groter zou worden. Dit leverde niet de gehoopte tempoversnelling op. Daarom werd gekozen, uit financiële overwegingen, voor een aanvullende aanpak. De nog niet benaderde of niet bereikte jongvolwassenen werden per brief uitgenodigd de vragenlijst online in te vullen. Zij kregen hiervoor een unieke inlogcode, waarmee ze op het door hun gekozen tijdstip de vragenlijst konden invullen. Tevens werd de mogelijkheid aangeboden een afspraak te maken indien zij de voorkeur gaven aan het afnemen van de vragenlijst door een interviewer of een schriftelijke versie van de vragenlijst wilden ontvangen. Na een week werd aan degenen die de vragenlijst nog niet hadden ingevuld een herinnering gestuurd. Als de online-vragenlijst volledig werd ingevuld, ontving de deelnemer een tegoedbon van € 10,00. De online vragenlijst bleek een goede manier om in korte tijd veel jonge Amsterdammers te kunnen bereiken en ook diegenen te bereiken die veel uithuizig zijn. Het nadeel is dat er minder controle is of de gewenste persoon de vragenlijst heeft ingevuld.
Respons enquête In de periode april 2007 tot en met november 2007 zijn in totaal 1.268 vragenlijsten geheel ingevuld. 26% is face-to-face afgenomen en 73% is online door de respondenten zelf ingevuld. Een klein deel heeft een schriftelijke vragenlijst ingevuld. In totaal is er een respons van 24,5% behaald. Aangezien een deel van de respondenten niet behoorde tot de doelgroep68 en een deel van de enquêtes niet zorgvuldig was ingevuld zijn uiteindelijk 1132 respondenten opgenomen in de analyse, 318 jongvolwassenen van Nederlandse afkomst, 299 van Marokkaanse afkomst, 258 van Turkse afkomst en 257 van Surinaamse afkomst.
68
Het niet behoren tot de doelgroep kon voortkomen uit het feit dat een andere persoon dan de geadresseerde de vragenlijst heeft ingevuld, of door ontbrekende informatie in de Gemeentelijke Basisadministratie. Personen van wie bijvoorbeeld de vader of moeder onbekend is bij de Gemeente, of de nationaliteit van (een van) de ouders ontbreekt zijn in de steekproef opgenomen als twee ouders geboren in Marokko, Turkije, Suriname of Nederland. Uitgaand van de informatie die door de respondent is verstrekt is beoordeeld of de respondent wel of niet in de doelgroep viel.
195
B 1.1 Overzicht Respons Geboorteland ouders Nederland Marokko Turkije Suriname Totaal
% response 32,3 22,4 20,9 22,7 24,5
n 1123 1422 1306 1316 5167
Selectiviteit door doelgroep keuze en steekproeftrekking Ongeveer een vijfde van de inwoners van Amsterdam is tussen de 18 en 30 jaar oud. Meer dan de helft van deze Amsterdamse jongvolwassenen is van buitenlandse afkomst, dat wil zeggen dat zij zelf in het buitenland zijn geboren of dat ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Deze jongvolwassenen zijn vooral van Surinaamse, Marokkaanse of Turkse afkomst. Ook als alleen wordt gekeken naar de jongvolwassenen van de ‘tweede generatie’, die zelf in Nederland zijn geboren, maar waarvan ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren, zijn dit de grootste groepen. De ‘tweede generatie’ Marokkanen, Turken en Surinamers in Amsterdam is nog betrekkelijk jong. Tussen de 90% en 99% is jonger dan 30 jaar. De specifieke doelgroep van dit onderzoek: geboren in Nederland, twee ouders geboren in Nederland, Marokko, Turkije of Suriname en minimaal 5 jaar woonachtig in Amsterdam omvat ruim een derde van de 18-30 jarigen in Amsterdam. Doordat er in concentratiegebieden van Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse afkomst extra adressen zijn getrokken, zijn de jongvolwassenen uit deze buurten iets oververtegenwoordigd in dit onderzoek. De uitkomsten uit dit onderzoek zijn dus niet representatief voor alle 18-30 jarigen in Amsterdam. Wel zijn de uitkomsten, met enkele mits en maren die hieronder worden besproken generaliseerbaar voor de specifieke doelgroep van het onderzoek zoals die hierboven omschreven is. Daarom zijn de uitkomsten in dit rapport per groep gepresenteerd en wordt geen totaal weergegeven.
Selectiviteit door selectieve (non)respons
Door een selectie in de non-respons kan er een bepaalde oververtegenwoordiging van sommige subgroepen ontstaan. Deze selectie in de respons kan worden nagegaan door te vergelijken met de beschikbare cijfers voor de totale populatie. Er is voor de specifieke doelgroep van het onderzoek (beperkte definitie etniciteit, geboren in Nederland, 18-30 jaar en minimaal 5 jaar woonachtig in Amsterdam) feitelijke informatie beschikbaar over de samenstelling van de gehele groep naar leeftijd en geslacht. Er is echter geen exacte informatie met betrekking tot opleidingsniveau, en of men werkt of studeert beschikbaar.
196
B 1.2 Respons op basis van leeftijd en geslacht. Percentages naar geboorteland ouders
18 t/m 24 man 25 t/m 30 man 18 t/m 24 vrouw 25 t/m 30 vrouw Totaal n
Nederland Doelpop. Resp. 21,5 17,5 26,9 29,0 20,6 17,5 30,9 36,0 100 100 36.796 314
Geboorteland ouders Marokko Turkije Doelpop. Resp. Doelpop. Resp. 34,9 23,7 34,0 25,2 15,4 12,7 19,7 23,6 34,2 37,8 29,0 32,8 15,5 25,8 17,3 18,4 100 100 100 100 7.185 291 4.002 250
Suriname Doelpop. Resp. 33,1 23,1 15,9 11,0 32,3 40,0 18,7 25,9 100 100 6.749 255
De respons in dit onderzoek is enigszins selectief geweest als de samenstelling naar leeftijd en geslacht van de respondenten wordt vergeleken met de hele populatie (Tabel B 1.2). Vrouwen en 25-30 jarigen bleken vaker bereid de vragenlijst in te vullen. Hierdoor zijn bijvoorbeeld mannen van Marokkaanse afkomst tussen de 25 – 30 jaar ondervertegenwoordigd en vrouwen van Surinaamse afkomst tussen 18 – 24 oververtegenwoordigd. De verwachting is dat respondenten met een lage opleiding, dat wil zeggen met alleen basisonderwijs, ook ondervertegenwoordigd zijn in dit onderzoek. Er is echter geen exacte, betrouwbare informatie beschikbaar om het opleidingsniveau van de onderzoeksgroep te vergelijken met de groep als geheel. Hetzelfde geldt de verhouding tussen het aantal studerenden en werkenden bij de doelgroep van dit onderzoek. Wel komt deze verhouding redelijk overeen met resultaten uit eerder onderzoek .69 B 1.3 Werken of opleiding & selectiviteit respons (na weging leeftijd & geslacht)
Geboorteland ouders Nederland Suriname Turkije Marokko Vergelijkingscategorie Tweede generatie (niet-Westers)
Geschat doelpopulatie Werken Opleiding 71% 34% -
Respondenten Werkend Opleiding 58,8% 37,7% 39,5% 57,6% 40,1% 49,8% 36,0% 57,4%
39%
-
44%
-
Op grond van bovenstaande overwegingen is er voor gekozen alleen een weging toe te passen op het databestand met betrekking tot leeftijd en geslacht. Dit betekent dat de groepen die ondervertegenwoordigd zijn, zoals mannen van Marokkaanse afkomst een gewicht groter dan 1 krijgen toebedeeld. Groepen die oververtegenwoordigd zijn krijgen een gewicht kleiner dan 1. Op deze manier blijft het totaal aantal respondenten gelijk. Het doel van het onderzoek is een representatief beeld te geven van de jongvolwassenen in Amsterdam, die geboren zijn in Nederland, al geruime tijd in Amsterdam wonen en
69
Regionale Enquête Beroepsbevolking van Dienst Onderzoek & Statistiek Amsterdam (Tabel 2.2.2). Deze enquête is afgenomen onder 8.000 Amsterdammers (en 4.000 mensen in de regio).
197
van Nederlandse, Marokkaanse, Turkse of Surinaamse afkomst zijn. Het is dus niet representatief voor alle 18-30 jarigen in Amsterdam.
1.2 Interviews Om een beeld te krijgen van de ‘verhalen achter de antwoorden’ uit de enquête zijn diepte-interviews gehouden met 50 Amsterdamse jongvolwassenen in de periode oktober 2007 tot en met februari 2008. Deze jongvolwassenen hadden deelgenomen aan de enquête en aangegeven bereid te zijn aan een vervolgonderzoek deel te nemen. Er zijn gesprekken gevoerd met 9 jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst, 13 van Turkse afkomst, 15 van Surinaamse afkomst en 13 van Nederlandse afkomst. Het betreft een gevarieerde groep wat betreft opleiding, leeftijd en werkend of schoolgaand/studerend. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat voornamelijk midden en hoogopgeleiden aan de interviews hebben deelgenomen en dat laag tot middenhoogopgeleide mannen van Marokkaanse afkomst niet bereid zijn gevonden om deel te nemen aan een interview. Ook zijn verschillende godsdienstige overtuigingen vertegenwoordigd: 6 Christenen, 22 moslims, 3 Hindoes en 19 niet godsdienstige respondenten. Bij de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst kwam het een enkele keer (2) voor dat één van de ouders toch niet in Nederland geboren bleek te zijn (maar bijvoorbeeld in Nederlands Indië). Deze jongvolwassenen zijn opgenomen als ‘van Nederlandse afkomst’. Anonimiteit geïnterviewden De geïnterviewde jongvolwassenen hebben openhartig gepraat over hun leven en ervaringen, over voor hen soms gevoelige onderwerpen. Verschillende jonge Amsterdammers hebben uitdrukkelijk gevraagd anoniem te blijven. Uit privacy overwegingen en uit respect voor de deelnemers aan het onderzoek is er daarom voor gekozen alle geïnterviewden een gefingeerde naam te geven.
1.3 Analyses rapportage Antwoordcategorieën & valide percentages In de vragenlijst is zowel gebruik gemaakt van open vragen als van antwoordverdelingen. De antwoordverdelingen bestonden vaak uit een vijfpuntsschaal, bijvoorbeeld helemaal mee oneens, mee oneens, niet mee eens / niet mee oneens, eens, helemaal mee eens. In de weergegeven tabellen is over het algemeen gebruik gemaakt van de valide percentages, dat wil zeggen dat de weet niet / geen antwoord categorie buiten beschouwing wordt gelaten. Als deze categorie meer dan 10% van de respondenten is wordt hiervan melding gemaakt en is deze categorie wel opgenomen in de tabel. De vragenlijst bevatte ook een aantal open vragen, waar de respondenten in hun eigen woorden een antwoord konden invullen. De open vragen zijn gecodeerd en de
198
antwoorden die door minstens 10% van de respondenten worden genoemd zijn opgenomen in de tabellen. Ook hier zijn alleen de valide antwoorden meegenomen.
Schaalvariabelen In de analyses is gebruik gemaakt van schaalvariabelen. Verschillende stellingen die betrekking hebben op dezelfde achterliggende concepten zijn samengevoegd tot één variabele. De score op deze variabele is de gemiddelde score op de stellingen. Hierbij is gecontroleerd of de samen te voegen stellingen daadwerkelijk hetzelfde meten met behulp van de interne consistentie coëfficiënt Cronbach’s alpha. Stellingen werden samengevoegd tot een schaalvariabele indien Cronbach’s alpha > 0,60.
Sociaal demografische variabelen Het opleidingsniveau is verdeeld in laag/midden en hoog. Indien de respondent nog bezig is met een opleiding telt het niveau van deze opleiding. Laag/middenhoogopgeleid betekent basisonderwijs, LBO, VMBO of MAVO MBO of HAVO/VWO. Hoogopgeleid betekent HBO of WO. Met betrekking tot leeftijd zijn de respondenten opgedeeld in twee categorieën: 18 – 24 jaar en 25 – 30 jaar
Variantieanalyses & regressie analyses Allereerst is met behulp van variantie analyse of logistische-regressie analyse gekeken of verschillen tussen groepen blijven bestaan als wordt gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd en geslacht (zie bijvoorbeeld Tabel B 3.1 & Tabel B 4.3). Daarna is er met behulp van deze analyses ook gekeken of er binnen de vier groepen verschillen zijn op grond van de drie demografische variabelen (zie bijvoorbeeld Tabel B 3.2 en Tabel B 4.4). Variantieanalyses zijn gebruikt als de afhankelijke variabele een schaalvariabele is en (logistische) regressieanalyses indien de afhankelijke variabele categorisch van aard is. In bijlage 2 zijn voor de variantieanalyses de B’s vermeld en voor de logistische regressieanalyses de Exp (B). Een positieve B betekent een hogere score op de afhankelijke variabele dan de referentiecategorie. Een negatieve B betekent een lagere score. Bijvoorbeeld in Tabel 3.1, als we de multiculturele positie van jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst vergelijken met de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst zien we B=0,546. Deze positieve score betekent dat jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst hoger scoren op de afhankelijke variabele multiculturele positie dan de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst (gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht). Of als we kijken binnen de groep van Nederlandse afkomst (Tabel 3.2) zien we aan de negatieve B (-0,506) dat laag tot middelhoogopgeleiden lager scoren op multiculturele positie dan hoogopgeleiden (gecontroleerd voor geslacht en leeftijd). Een Exp (B) groter dan 1 betekent een hogere score op de afhankelijke variabele dan de referentiecategorie. Een Exp (B) lager dan 1 betekent een lagere score. Bijvoorbeeld als
199
we met betrekking tot ‘het actief zijn in de buurt ‘ jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst vergelijken met degenen van Nederlandse afkomst (Tabel B 4.3) zien we Exp(B)=2,060. Dit betekent dat de jongvolwassenen van Marokkaanse afkomst vaker actief zijn in de buurt dan de jongvolwassenen van Nederlandse afkomst (gecontroleerd voor opleiding, leeftijd, geslacht). Alleen de significante verschillen worden in het rapport vermeld. Hierbij zijn de volgende significantie niveaus aangehouden: p< 0,000 = ***, p<0,01 = **, p<0,05 = *. Als er in het rapport melding wordt gemaakt van significante verschillen tussen de vier groepen, dan is er altijd gecontroleerd voor verschillen op grond van opleiding, leeftijd en geslacht.
200
BIJLAGE 2 HOOFDSTUK 3 VARIANTIEANALYSES
Tabel B 3.1 Verschillen tussen groepen gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht, in B
Nederland Multiculturele positie Nederland Marokko Turkije Suriname
0,546*** 0,401*** 0,285***
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
-0,546*** -0,146** -0,261***
-0,285*** 0,261*** 0,155* -
-0,401*** 0,146** -0,115*
Tabel B 3.2 Verschillen binnen de groepen in B Geboorteland ouders Marokko Turkije
Nederland Multiculturele positie Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
-0,506*** 0,089 -0,161*
-0,070 -0,009 -0,075
-0,201** 0,020 0,036
Suriname -0,098 -0,112 -0,015
HOOFDSTUK 4 VARIANTIEANALYSES
Tabel B 4.1 Verschillen tussen groepen gecontroleerd voor opleiding, leeftijd en geslacht in B
Nederland Identificatie met Amsterdam Nederland Marokko Turkije Suriname
-0,011 -0,151** -0,016
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije 0,011 -0,140** -0,005
Suriname
0,151** 0,140** 0,136*
0,016 0,005 -0,136** -
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
Tabel B 4.2 Verschillen binnen de groepen in B naar geboorteland ouders
Nederland Identificatie met Amsterdam Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
-0,106 0,150* -0,005
-0,059 0,104 0,038
-0,060 0,238*** 0,068
-0,056 -0,010 0,086
201
HOOFDSTUK 4 REGRESSIEANALYSES
Tabel B 4.3 Verschillen tussen groepen gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht., in Exp (B)
Nederland Verbonden met de buurt Nederland Marokko Turkije Suriname Verbonden met het stadsdeel Nederland Marokko Turkije Suriname Actief in of lid van buurtvereniging Nederland Marokko Turkije Suriname Ik woon het liefst in een buurt waarin vooral mensen met dezelfde cultuur als ik wonen Nederland Marokko Turkije Suriname Vertrouwen in de gemeente Nederland Marokko Turkije Suriname Vertrouwen in de burgemeester Nederland Marokko Turkije Suriname Stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen Nederland Marokko Turkije Suriname Stemmen vooral op partij Nederland Marokko Turkije Suriname Stemmen op eerste vrouw Nederland Marokko Turkije Suriname Etnische stem Nederland Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
1,498 1,071 0,922
0,668 0,715 0,616
0,934 1,399 0,861
1,084 1,624 1,161 -
1,674* 2,2082** 1,600*
0,597* 1,244 0,955
0,480** 0,804 0,768
0,625* 1,047 1,301 -
2,060* 2,701** 1,329
0,485* 1,311 0,645
0,370** 0,763 0,492*
0,752 1,550 2,032* -
0,504** 0,371*** 0,280***
1,985** 0,736 0,557*
2,697*** 1,358 0,756
3,565*** 1,796* 1,322 -
1,188 1,387 0,754
0,837 1,159 0,634*
0,722 0,863 0,547*
1,326 1,576* 1,839* -
1,041 0,708 0,530*
0,961 0,680 0,510**
1,413 1,471 0,749
1,885* 1,962** 1,334 -
0,329*** 0,413*** 0,312***
3,042*** 1,256 0,949
2,422*** 0,796 0,755
3,207*** 1,054 1,324 -
1,006 0,594* 1,056
0,994 0,591 1,050
1,682* 1,692 1,777
0,947 0,952 0,563 -
0,102** 0,059* 0,263*
9,816** 0,574 2,585
17,093* 1,741 4,502
3,797* 0,387 0,222 -
8,093** 11,320*** 2,133
0,129** 1,508 0,270*
0,088*** 0,715 0,188**
0,469 3,794* 5,308** -
202
Vervolg Tabel B 4.3 Nederland Stem op lijsttrekker Nederland Marokko Turkije Suriname Spanningen in Amsterdam Nederland Marokko Turkije Suriname Toename spanningen Amsterdam Nederland Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
1,532 1,218 0,872
0,653 0,795 0,569
0,821 1,258 0,716
1,146 1,756 1,396 -
0,320*** 0,419*** 0,482**
3,126*** 1,309 1,507*
2,387*** 0,764 1,151
2,074** 0,663* 0,869 -
1,843 1,035 0,450
0,543 0,562 0,244*
0,966 1,781 0,435
2,224 4,098* 2,301 -
Tabel B 4.4 Verschillen binnen groepen in Exp (B) naar geboorteland ouders
Nederland Verbonden met de buurt Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Verbonden met het stadsdeel Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Actief in of lid van buurtvereniging Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Ik woon het liefst in een buurt waarin vooral mensen met dezelfde cultuur als ik wonen Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vertrouwen in de gemeente Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vertrouwen in de burgemeester Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Stemmen vooral op partij Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
1,051 0,739 0,599
1,438 3,096** 1,282
0,528 1,519 1,216
0,675 0,725 0,330
1,275 0,568 0,916
1,392 2,923** 1,608
0,768 1,118 1,002
1,626 0,312** 1,032
1,449 0,939 0,382
0,914 1,101 0,971
1,214 1,102 1,330
2,349 1,084 0,546
2,621** 1,368 1,211
1,924 2,186* 2,830*
2,117 1,016 2,664*
0,897 1,229 2,006
0,402** 0,702 1,411
0,940 0,628 1,244
1,175 1,460 1,328
0,553 0,649 0,930
0,269** 0,730 0,742
0,925 0,542 0,880
0,527 1,395 0,963
0,592 0,983 0,396
0,327*** 1,218 0,949
0,720 1,143 0,463**
0,595 1,167 0,595
0,638 1,456 0,882
1,218 2,892*** 0,890
1,109 0,965 0,937
0,966 1,417 2,050
0,703 1,615 0,797
203
Vervolg Tabel B 4.4 Nederland Stemmen op eerste vrouw Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Etnische stem Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Stem op lijsttrekker Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Spanningen in Amsterdam Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Toename spanningen Amsterdam Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
0,374 0,269** 0,706
# # #
# # #
1,362 0,623 0,475
# # #
0,847 3,166 0,761
0,957 1,622 2,519
# # #
1,554 1,265 1,466
1,472 0,546 1,390
1,179 2,004 0,332
1,370 0,810 1,391
1,453 0,510* 0,677
1,589 0,505* 1,005
1,513 0,525 1,907
0,770 0,967 0,617
0,450 0,936 1,590
0,929 0,132 3,981
0,234 1,1051 0,269
0,852 0,263* 0,427
HOOFDSTUK 5 VARIANTIEANALYSES
Tabel B 5.1 Verschillen tussen groepen in B naar geboorteland ouders. Gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht.
Nederland Identificatie met Nederland Nederland Marokko Turkije Suriname Nationalistische gevoelens Nederland Nederland Marokko Turkije Suriname Politiek zelfvertrouwen Nederland Marokko Turkije Suriname Vertrouwen overheidsinstellingen Nederland Marokko Turkije Suriname Vertrouwen publieke debat Nederland Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
-0,056 -0,060 -0,180**
0,056 -0,004 -0,124*
0,060 0,004 -0,120*
0,180** 0,124* 0,120* -
0,055 -0,060 -0,222**
-0,055 -0,115 -0,278***
0,060 0,115 -0,162*
0,222** 0,278*** 0,162*
-0,234*** -0,113 -0,272***
0,243*** 0,121 -0,037
0,113 -0,121 -0,158*
0,272*** 0,037 0,158* -
-0,122*** -0,066* -0,157***
0,122*** 0,056 -0,034
0,066* -0,056 -0,091**
0,157*** 0,034 0,091** -
-0,315*** -0,144*** -0,096**
0,315*** 0,171*** 0,219***
0,144*** -0,171*** 0,048
0,096** -0,219*** -0,048 -
204
Tabel B 5.2 Verschillen binnen de groepen in B naar geboorteland ouders
Nederland Identificatie met Nederland Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Nationalistische gevoelens Nederland Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Politiek zelfvertrouwen Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vertrouwen overheidsinstellingen Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vertrouwen publieke debat Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
-0,173** 0,051 -0,058
0,047 -0,236** 0,045
0,148 0,025 0,045
-0,042 0,069 -0,025
-0,303** 0,219** -0,028
-0,031 0,092 -0,032
0,152 0,043 -0,179
0,039 0,304** -0,039
-0,530*** 0,098 -0,085
-0,323*** -0,209* -0,051
-0,287** -0,107 -0,055
-0,255** 0,133 -0,089
-0,197*** 0,064 -0,118**
-0,026 -0,151** -0,044
0,035 0,020 -0,019
-0,045 -0,027 0,025
-0,223*** 0,035 -0,081
0,097** -0,059 -0,039
0,098 -0,019 -0,022
-0,057 -0,038 0,005
HOOFDSTUK 5 REGRESSIEANALYSES Tabel B 5.3 Verschillen tussen groepen gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht., in Exp (B)
Nederland Belangrijk kennen NL cultuur voor NL zijn Nederland Marokko Turkije Suriname Belangrijk NL voelen voor NL zijn Nederland Marokko Turkije Suriname Belangrijk NL verdedigen voor NL zijn belangrijk (res), neutraal, onbelangrijk (ref) Nederland Marokko Turkije Suriname Vertrouwen Kerk/Moskee Nederland Marokko Turkije Suriname Stemmen Tweede Kamer verkiezingen Nederland Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
0,381** 0,371** 0,290***
2,628** 0,975 0,761
2,695** 1,026 0,780
3,454*** 1,315 1,282 -
0,381*** 0,461** 0,353***
2,568*** 1,181 0,922
2,174** 0,847 0,780
2,786*** 1,085 1,281 -
1,017 1,770** 0,880
0,983 1,741* 0,866
0,565** 0,574* 0,497**
1,136 1,155 2,011** -
22,653*** 15,126*** 3,206***
0,044*** 0,668 0,142***
0,066*** 1,498 0,212***
0,312*** 7,065*** 4,718*** -
0,249*** 0,284*** 0,292***
4,015*** 1,141 1,174
3,518*** 0,876 1,029
3,420*** 0,852 0,972 -
205
Vervolg Tabel B 5.3 Nederland Stemmen vooral op partij Nederland Marokko Turkije Suriname Stemmen vooral op eerste vrouw Nederland Marokko Turkije Suriname Etnische stem Nederland Marokko Turkije Suriname Stemmen vooral op lijsttrekker Nederland Marokko Turkije Suriname Onwaarschijnlijk blijven in Nederland Nederland Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
1,773** 0,940 1,267
0,564** 0,530** 0,715
1,064 1,886** 1,348
0,789 1,399 0,742 -
0,110*** 0,075** 0,199**
9,122*** 0,683 1,813
13,364** 1,465 2,657
5,030** 0,551 0,376 -
7,939** 24,364*** 1,709
0,126** 3,069** 0,215*
0,041*** 0,326** 0,070***
0,585 4,645* 14,255*** -
0,959 0,450* 0,993
1,043 0,469* 1,036
2,224* 2,132* 2,209*
1,007 0,965 0,453* -
1,108 0,656 1,530
0,903 0,592 1,382
1,525 1,689 2,334**
0,653 0,724 0,428** -
Tabel B 5.4 Verschillen binnen groepen in Exp (B) naar geboorteland ouders
Nederland Belangrijk kennen NL cultuur voor NL zijn Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Belangrijk NL voelen voor NL zijn Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Belangrijk NL verdedigen voor NL zijn Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vertrouwen Kerk/Moskee Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Stemmen Tweede Kamer verkiezingen Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Stemmen vooral op partij Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
0,315* 1,201 1,413
1,123 0,924 0,789
0,908 0,414* 0,691
0,570 1,305 0,641
0,582 1,179 2,267
1,235 1,148 1,297
0,777 0,975 0,423*
0,475* 1,026 1,465
1,884* 0,932 1,413
1,546 1,923* 0,902
0,796 1,140 0,618
1,511 1,600 1,245
0,555 1,173 0,565
0,817 2,575* 2,915**
0,974 0,791 0,931
1,195 0,921 2,190*
0,285** 1,457 0,827
0,591* 1,225 0,462**
0,325*** 0,873 0,484*
0,571* 1,266 0,691
1,027 2,198** 0,594
1,113 0,972 1,257
1,222 1,353 1,394
0,521 1,000 1,003
206
Vervolg Tabel B 5.4 Nederland Stemmen vooral op eerste vrouw Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Etnische stem Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Stemmen vooral op lijsttrekker Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Onwaarschijnlijk blijven in Nederland Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
0,320* 0,267** 1,565
# # #
# # #
0,605 0,462 0,250
# # #
0,578 3,572 0,245*
0,257** 1,022 0,442
# # #
2,445** 1,029 1,217
2,893* 1,898 0,881
0,630 2,272 0,337
1,442 0,938 0,861
1,072 1,380 1,904
0,615 3,192** 0,879
0,658 0,584 0,647
1,169 0,609 0,679
HOOFDSTUK 6 VARIANTIEANALYSES
Tabel B 6.1 Verschillen tussen groepen in B naar geboorteland ouders. Gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht. Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname Nationalistische gevoelens MTS Marokko Turkije Suriname Politieke betrokkenheid bij MTS Marokko Turkije Suriname Vertrouwen overheidsinstellingen MTS Marokko Turkije Suriname Vertrouwen publieke debat MTS Marokko Turkije Suriname
0,336*** -0,154*
-0,336*** -0,490***
0,154* 0,490*** -
0.465*** -0.080
-0.465*** -0.545***
0.080 0.545*** -
0.347*** -0.130***
-0.347*** -0.477***
0.130*** 0.477*** -
0.045 -0.038
-0.045 -0.083*
0.038 0.083* -
Tabel B 6.2Verschillen binnen groepen in B naar geboorteland ouders Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname Nationalistische gevoelens MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Politieke betrokkenheid bij MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
-0,111 0,325*** 0,087
-0,016 0,154 0,146
0,101 -0,063 -0,043
0.226* -0.091 0.229*
0.113 0.066 0.120
-0.055 -0.220 -0.074
207
Vervolg Tabel B 6.2 Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname Vertrouwen overheidsinstellingen MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vertrouwen publieke debat MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
0.070 0.156** 0.088
0.077 -0.016 0.024
0.087 0.100 0.106*
0.033 0.063 0.100
0.202** -0.101 0.135*
-0.033 -0.076 0.131*
HOOFDSTUK 6 REGRESSIEANALYSES
Tabel B 6.3 Verschillen tussen groepen gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht., in Exp (B) Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname MTS voelen Marokko Turkije Suriname Behoren tot etnische groep(en) Marokko Turkije Suriname Thuisvoelen in MST Marokko Turkije Suriname Belangrijk spreken taal voor MTS zijn Marokko Turkije Suriname Belangrijk verdedigen MTS voor MTS zijn Marokko Turkije Suriname Belangrijk moslim zijn voor MT zijn Marokko Turkije Suriname Belangrijk stemmen voor MTS zijn Marokko Turkije Suriname 1 keer per jaar of vaker bezoek aan MTS Marokko Turkije Suriname 1 keer per jaar of vaker geld sturen aan MTS Marokko Turkije Suriname Vaak praten over situatie MTS Marokko Turkije Suriname
0,428* 0,114***
2,336* 0,266***
8,767*** 3,753*** -
1,014 0,697
0,986 0,687
1,435 1,455 -
1,716* 0,863
0,583* 0,503*
1,159 1,156* -
4,295*** 1,082
0,233*** 0,252***
0,924 3,970*** -
2.909*** 0.551**
0.344*** 0.189***
1.816** 5.281*** -
0.712 nvt
1.404 nvt
nvt nvt -
3.400*** 1.798**
0.294*** 0.52988
0.556** 1.891** -
0.918 0.038***
1.089 0.041***
26.397*** 24.243*** -
0.669 0.971
1.495 1.451
1.030 0.689 -
2.804*** 0.910
0.357*** 0.325***
1.099 3.081*** -
208
Vervolg Tabel B 6.3
Vertrouwen religieuze organisaties MTS Marokko Turkije Suriname Vertrouwen ambassade / consulaat MTS Marokko Turkije Suriname Gebruik tv zenders MTS algemeen Marokko Turkije Suriname Gebruik tv zenders MTS nieuws Marokko Turkije Suriname Lezen MTS krant Marokko Turkije Suriname Belangrijk kinderen voelen zich MTS Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname 1.562 0.624*
0.640 0.399***
1.603* 2.504*** -
2.175** 0.978
0.460** 0.450**
1.023 2.224** -
4.4714*** 0.407***
0.212*** 0.086***
2.458*** 11.586*** -
6.431*** 0.286***
0.156*** 0.044***
3.497*** 22.491*** -
27.485*** 5.641**
0.036*** 0.205***
0.177** 4.872*** -
0.439 0.227***
2.278 0.518
4.398*** 1.931 -
Tabel B 6.4 Verschillen binnen groepen in Exp (B) naar geboorteland ouders Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname MTS voelen Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Behoren tot etnische groep(en) Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Thuisvoelen in MST Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Belangrijk spreken taal voor MTS zijn Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Belangrijk verdedigen MTS voor MTS zijn Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Belangrijk moslim zijn voor MT zijn Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
1,139 1,548 1,043
1,153 0,743 0,896
2,515** 0,530 1,101
0,765 1,368 0,732
0,933 1,533 1,654
0,666 0,611 1,080
0,922 2,498** 1,248
0,624 0,613 1,562
1,914 0,663 1,350
1.077 0.901 1.464
1.571 1.964 1.148
1.611 0.969 0.963
1.927* 1.908* 2.691**
0.992 1.000 0.800
1.346 0.714 1.584
2.229** 0.803 2.353**
3.209*** 1.106 1.856
Nvt Nvt nvt
209
Vervolg Tabel B 6.4 Belang stemmen zijn voor MTS zijn Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar 1 keer per jaar of vaker bezoek aan MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar 1 keer per jaar of vaker geld sturen aan MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vaak praten over situatie MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vertrouwen religieuze organisaties MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vertrouwen ambassade / consulaat MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Gebruik tv zenders MTS algemeen Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Gebruik tv zenders MTS nieuws Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Lezen MTS krant Laag/middel opgeleid tot hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Belangrijk kinderen voelen zich MTS Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Afkopen militaire dienstplicht Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname 1.850* 0.833 1.314
1.013 0.597 0.957
0.504* 1.174 0.970
0.974 1.270 1.478
0.510 0.319 1.269
1.377 0.500* 1.429
1.374 0.913 2.313*
1.349 0.684 0.793
1.197 0.683 1.130
1.332 1.801 1.195
0.580 0.679 0.717
1.812 0.567 1.154
1.614 1.193 2.227*
1.516 0.722 2.010*
0.888 0.738 1.803
1.412 1.056 1.774
1.358 0.979 1.921
0.956 1.147 1.374
1.619* 0.779 0.837
1.725 0.749 0.992
2.386* 0.291*** 1.287
1.631 1.242 0.856
0.884 0.649 0.676
1.773 0.682 0.944
# # #
1.085 1.654 0.634
# # #
0.527 0.242 1.137
2.690 0.612 0.671
1.330 0.295* 0.706
Nvt Nvt
0.597 0.396*
Nvt Nvt
210
HOOFDSTUK 7 VARIANTIE ANALYSES
7.1 Verschillen tussen groepen in B naar geboorteland ouders. Gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht
Marokko Mate van orthodoxie Marokko Turkije Suriname
-0.062 -0.905***
Islam Mate van orthodoxie Islam Christendom Hindoeïsme
-0.882*** -1.026***
Referentie categorie Geboorteland ouders Turkije Suriname 0.062 0.905*** 0.844*** -0.844*** Referentie categorie Religie Christendom Hindoeïsme 0.882*** -0.143
1.026*** 0.143 -
7.2 Verschillen binnen groepen in B naar geboorteland ouders.
Marokko Mate van orthodoxie Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
0.143 0.196* 0.314**
Islam Mate van orthodoxie Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
0.164* 0.070 0.262**
Referentie categorie Geboorteland ouders Turkije Suriname 0.190 -0.063 -0.104 0.191 0.158 0.390* Referentie categorie Religie Christendom Hindoeïsme -0.250 0.168 0.729***
0.015 0.353 -0.259
HOOFDSTUK 7 REGRESSIEANALYSES
Tabel B 7.3 Verschillen tussen groepen gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht., in Exp (B) Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname Behoren tot godsdienst Marokko Turkije Suriname Belangrijk behoren tot religieuze groepering/godsdienst Marokko Turkije Suriname Belang godsdienst toegenomen afgelopen jaren Marokko Turkije Suriname
0.415** 0.077***
1.377** 0.186***
12.923*** 5.366*** -
0.862 0.310***
1.160 0.360**
3.227*** 2.781** -
0.669* 0.490**
1.494* 0.733
2.040** 1.365 -
211
Vervolg Tabel B 7.3
Vaak aangesproken op godsdienst Marokko Turkije Suriname Perceptie aandacht godsdienst positief Marokko Turkije Suriname Persoonlijke godsdienstbeleving Marokko Turkije Suriname Nooit tot 1 keer per jaar bij godsdienstige bijeenkomst Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname 0.440** 0.276***
2.273** 0.626
3.360*** 1.597 -
2.432* 8.085**
0.411* 3.325
0.124** 0.301 -
1.859* 7.870***
0.538* 4.234*
0.127*** 0.236* -
1.614* 1.103
0.619* 0.683
0.907 1.464 -
Tabel B 7.3 Verschillen binnen groepen in Exp (B) naar geboorteland ouders Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije Suriname Behoren tot godsdienst Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Belangrijk behoren tot religieuze groepering/godsdienst Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Belang godsdienst toegenomen afgelopen jaren Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleiden Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Vaak aangesproken op godsdienst Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Perceptie aandacht godsdienst positief Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Persoonlijke godsdienstbeleving Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Bijwonen godsdienstige bijeenkomst Laag/middel opgeleid tot hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
0.732 0.870 0.857
0.716 0.982 0.570
0.888 0.778 0.856
0.713 0.912 2.501*
0.667 1.235 2.021
0.541 0.443 0.952
1.281 1.098 1.589
0.918 0.906 1.798*
0.883 0.805 2.185
0.658 0.653 1.028
0.143*** 0.841 1.107
2.312 0.985 2.644
1.234 1.742 2.834*
3.416* 0.454 2.750
0.860 #¹ 0.414
1.105 0.669 0.550
2.500* 0.882 0.972
0.857 1.627 0.376
0.754 5.966*** 1.991*
0.637 2.989** 1.574
0.577 0.557 2.672*
212
HOOFDSTUK 8 REGRESSIEANALYSES Tabel B 8.1 Verschillen tussen groepen gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht., in Exp (B)
Nederland Ervaren discriminatie vaak/soms Nederland Marokko Turkije Suriname Meer discriminatie vergeleken met vroeger Nederland Marokko Turkije Suriname Discriminatie ogv nationaliteit Nederland Marokko Turkije Suriname Afkomst mag worden benoemd Nederland Marokko Turkije Suriname Allereerst aanspreken als Amsterdammer Nederland Marokko Turkije Suriname Allereerst aanspreken als Nederlander Nederland Marokko Turkije Suriname Onderscheid maken tussen allochtoon en autochtoon Nederland Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
4.098*** 3.111*** 2.674***
0.244*** 0.759 0.652*
0.321*** 1.317 0.401
0.374*** 1.533* 1.164 -
3.283** 0.936 0.432*
0.305** 0.285*** 0.131***
1.069 3.508*** 0.461*
2.317* 7.605*** 2.168** -
5.401*** 4.283*** 0.707
0.185*** 0.793 0.131***
0.234*** 1.261 0.165***
1.415 7.643*** 6.061*** -
0.676 1.074 1.742*
1.480 1.591* 2.578***
0.931 0.629* 1.621*
0.574* 0.388*** 0.617* -
2.202** 1.176 1.240
0.454** 0.534* 0.563*
0.850 1.872* 1.054
0.807 1.776* 0.949 -
1.141 0.855 0.738
0.877 0.749 0.647
1.170 1.335 0.864
1.354 1.545 1.157 -
0.462** 0.291*** 0.252***
2.164*** 0.631 0.544
3.433*** 1.586 0.863
3.976*** 1.837 1.158 -
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
Tabel B 8.2 Verschillen binnen groepen in Exp (B) naar geboorteland ouders
Nederland Ervaren discriminatie vaak/soms Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Meer discriminatie vergeleken met vroeger Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Discriminatie ogv nationaliteit Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
4.065*** 0.967 1.528
1.466 1.338 1.299
0.761 1.103 0.727
0.911 0.806 0.942
0.614 1.119 0.969
0.223* 0.513 1.020
0.515 1.020 0.482
0.788 0.800 1.727
1.550 3.991** 1.974
1.208 6.801*** 0.675
1.590 2.575* 0.563
0.904 0.942 1.888
213
Vervolg Tabel B 8.2 Nederland Afkomst mag worden benoemd Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Allereerst aanspreken als Amsterdammer Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Allereerst aanspreken als Nederlander Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Onderscheid maken tussen allochtoon en autochtoon Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
1.293 1.545 0.808
2.358** 0.917 1.850*
2.394** 0.677 0.719
0,882 0.783 0.647
0.389** 1.388 0.692
0.771 0.867 1.212
0.594 0.440* 0.471
0.845 0.529 0.856
0.235*** 0.677 1.255
0.445 1.793 0.668
1.391 1.079 0.848
0.562 0.523 1.129
3.788*** 0.647 2.312*
2.093 1.583 1.414
1.377 2.204 0.565
2.754 2.421 0.789
HOOFDSTUK 9 REGRESSIEANALYSES
Tabel B 9.1 Verschillen tussen groepen gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht., in Exp (B)
Nederland Alleen A’dammer of meer A’dammer dan NL Nederland Marokko Turkije Suriname Alleen MTS of meer MTS dan NL Marokko Turkije Suriname
Referentie categorie Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
0,944 0,724 0,925
1,059 0,767 0,979
1,381 1,304 1,276
1,082 1,021 0,783 -
nvt nvt nvt
1,480* 0,596*
0,676* 0,403***
1,678* 2,484*** -
Tabel B 9.2 Verschillen binnen groepen gecontroleerd voor opleidingsniveau, leeftijd & geslacht in Exp (B)
Nederland Alleen A’dammer of meer A’dammer dan NL 70 Vaak/soms gediscrimineerd t.o.v. zelden/nooit Niet in concentratiegebied t.o.v. wel in conc. gebied Wel vertrouwen NL overheid t.o.v. geen vertrouwen Alleen MTS of meer MTS dan NL Vaak/soms gediscrimineerd t.o.v. zelden/nooit Niet in concentratiegebied t.o.v. wel in conc gebied Dubbele nationaliteit t.o.v. alleen NL nationaliteit Geen orthodoxe geloofsopvatting t.o.v. orthodoxe Behoren tot religieuze groep belangrijk t.o.v. niet belangrijk
70
1,440 0,878 0,587
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
0,833 1,150 0,529*
1,334 1,233 0,778
1,105 1,416 0,591
1,911* 1,252 1,984* 0,561** 1,847**
1,224 1,052
2,348* 1,882
Alleen respondenten in Amsterdam geboren.
214
Tabel B 9.3 Verschillen binnen groepen in Exp (B) naar geboorteland ouders
Nederland Alleen A’dammer of meer A’dammer dan NL71 Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar Alleen MTS of meer MTS dan NL Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
Geboorteland ouders Marokko Turkije
Suriname
0,501* 1,108 0,881
0,800 2,375** 0,982
0,538* 1,254 1,360
0,895 1,291 1,449
nvt nvt nvt
1,182 2,499*** 1,259
0,967 1,425 1,448
1,234 0,565 1,851
Tabel B 9.3 Verschillen binnen groepen in Exp (B) naar geboorteland ouders
Nederland Alleen A’dammer of meer A’dammer dan NL72 Laag/middel opgeleid t.o.v. hoogopgeleid Man t.o.v. vrouw 18-24 jaar t.o.v. 25-30 jaar
71 72
0,501* 1,108 0,881
Geboorteland ouders Marokko Turkije 0,800 2,375** 0,982
0,538* 1,254 1,360
Suriname 0,895 1,291 1,449
Alleen respondenten in Amsterdam geboren. Alleen respondenten in Amsterdam geboren.
215