Liefde en gerechtigheid Zes vergaderopeningen voor de diaconie naar aanleiding van het bijbelboek Micha
Dick van Dijk April 2014
www.luisterenddienen.nl
Vergaderopening 1 Horen en doen zijn onlosmakelijk! Lezen: Micha 1, 1-7 Een vlijmscherp begin van een confronterende profeet is dit. Hij was er diep van overtuigd dat hij de woorden van de Heere God spreekt. God wordt enerzijds als getuige opgeroepen (vs. 2) maar al snel tot de oordelende rechter (vers 3). Het effect daarvan lees je in de beeldspraak van vers 4: het zal als een aardbeving, een wervelstorm en een ongelofelijk noodweer over Israël trekken. Waarom? Israël wordt veroordeeld vanwege haar afgoderij. God is door hen ingeruild voor de goden. Harde woorden vallen er, die doen denken aan een huwelijk, waar van overspel sprake is. Israël, het volk van God, is een eigen weg gegaan,ook in hun godsdienstigheid. Later zal Petrus schrijven dat het oordeel begint bij het huis van God (1 Petrus 4:17). In Leviticus 10:3 wordt door Mozes aan het volk gezegd: “… aan degenen, die Mij het naast staan, zal Ik mij de Heilige betonen en ten aanschouwen van heel het volk zal Ik mij verheerlijken.” De breuk van het verbond was in feite een miskenning van de liefde van God voor Zijn volk. In vers 2 worden we opgeroepen nauwkeurig te luisteren naar het Woord van God, dat ons de weg wil wijzen en ons wil bekeren door ons te confronteren. Voor Israël was dat hun decadente leven dat nog eens versterkt werd door hun religiositeit (waar ook tempelprostitutie bij te pas kwam). Wat we vandaag zien is een gapend gat tussen rijk en arm. Een voortdurende misvatting over de verhouding tussen man en vrouw. Een rijk land als wij zijn, met meer dan 500.000 mensen die in problematische situatie verkeren en nog even zoveel huishoudens, waar zij, als er maar iets verkeerd gaat, eveneens in problematische schulden terecht komen. Steeds meer zien wij dat de vreemdeling met achterdocht bejegend wordt. Wat zou Micha tegen ons zeggen, als hij in onze tijd in ons land zou komen? Zou hij God als getuige tegen ons ‘opvoeren’ met de aanklacht tegen ons lauwe gedrag als we horen van de verdrukking van christenen in de islamitische landen? Tegen onze zelfzuchtige houding die eerst uitgaat van wat wij zelf denken nodig te hebben in onze overvloed, vóórdat we kijken wat er nog over is voor hen die zoveel minder hebben dan wij? Tegen ons lichte oordeel over hoe mensen in problematische leefsituaties terecht gekomen zijn (hoe snel denken wij niet aan ‘eigen schuld….’)? Tegen hoe wij als land steeds meer een cordon maken om de vluchteling en asielzoeker tegen te houden? Sommige jongeren hebben een periode gehad, dat ze een bandje om hun pols hadden met de tekst “WWJD”, de afkorting van (vrij vertaald): wat zou Jezus willen dat wij doen zullen in deze situatie? Micha…. Hij verwijst ons terug naar het Woord van God, om te horen èn te doen. Vragen: 1. Het Woord van God vraagt ons nauwkeurig te luisteren. En antwoord te geven. Want het wil ‘gedaan worden’ in de concreetheid van ons leven. Hoe kan dat doorwerken in onze tijd? 2. Dit eerste stuk van Micha getuigt van een ‘heilige ernst’. Het is gesproken door Micha (zijn naam betekent: “Wie is als de HEERE”?). Wordt God door ons heen zichtbaar of zijn wij slechts als ‘religieus’ herkenbaar? 3. Wij leven in een verwarrende tijd: kan de diaconie in onze leefsituatie een teken van Gods heerlijke toekomst zijn? Noem eens voorbeelden. Zingen: Psalm 73: 13 en 14 (Oude berijming) Eén Naam is onze hope (Gezang 112, Hervormde Bundel 1938) Neem mijn leven, laat het Heer (Gezang 473, Liedboek voor de Kerken)
Vergaderopening 2 Met ontferming bewogen Lezen: Micha 1, 8-16 Het laat Micha niet onberoerd. Hij maakt misbaar alsof hij een geliefde verloren heeft. Alsof hij in de rouw is. Zoals Jezus weende over Jeruzalem (Lukas 19: 41,42)! Diaconaat begint met “zien en bewogen worden”, om vervolgens in beweging te komen, zoals we dat zien bij de barmhartige Samaritaan. Hij zag-hij werd bewogen-kwam van zijn rijdier af-verzorgde de man en bracht hem in veiligheid (Lukas 10). Maar ook zien we dat bij Abraham, die aanhoudend bidt voor het behoud van Sodom. We zien het bij Paulus in zijn bewogenheid met de situatie in de gemeenten (zie bijv. Filippensen 3:18,19). En ook bij Jezus, die innerlijk met ontferming bewogen was. Zo begaan met het lot van mensen dat Hij de grenzen doorbrak van de gewoonten in Zijn tijd. Was Jezus het Zelf niet, die zei 'dat Hij niet gekomen was om vrede te brengen maar het zwaard' (Lukas 12: 49-51)? Het zijn woorden uit de mond van Jezus, woorden die Hem tot in de uiterste consequentie zelf geraakt hebben: het kostte Hem zijn leven. Micha is geraakt door zijn eigen boodschap. Hij gaat eronder gebukt. En dan geeft hij ons een paar belangrijke handvatten mee: 1. “Verkondig het niet te Gath”. Dat is de buitenwereld. Hij kan het niet verdragen dat de ‘buitenwereld’ te weten komt welk oordeel over Gods volk gaat! Laat de dingen die in de kerk verkeerd gaan niet over straat gaan. De antireclame is soms al groot genoeg! Wat moet de wereld over de kerk wel denken, soms, met scheuringen, onenigheid, ruzie… en wat niet meer. We kunnen een anti-evangelisatie zijn in ons gedrag en onze houding. 2. De verschillende plaatsnamen die Micha noemt zijn niet te herleiden. Ze hebben betekenissen als: ‘wenen’ (Bochim); ‘stoffig’ (Afra); ‘Schoon oord, waar mensen subliem gekleed gaan’ (Safir); ‘een uitgaangsoord’ (Zaänan) en in Marothziot de naam ‘Mara’=bitterheid. Hun decadente leven zal radicaal omgekeerd worden. 3. Tenslotte wordt Lachis genoemd: daar waren de eerste paardenstallen van Salomo, symbool voor het vertrouwen dat het volk stelt in de macht en kracht van henzelf, in plaats van op God te vertrouwen (zie Psalm 33:9 O.B.). Daarom worden ook plaatsen genoemd als Maresa en Adullam. Plekken waar Israël kon schuilen, maar waar nu geen enkele schuilplaats meer te vinden zal zijn. Vragen: 1. Bewogenheid ontstaat in de ontmoeting en blijft achterwege wanneer we de armoede niet in de ogen zien. Hoe ziet dat eruit in uw diaconie? Is er een verhouding tussen enerzijds uw vergaderwerk en taken binnen de eredienst en anderzijds uw ontmoeting met mensen die het zwaar te verduren hebben in het leven? 2. Hoe heeft voorbede een plek in uw diaconale werk in en namens de gemeente? 3. Hoe kunnen wij bevorderen dat er een goed gerucht uitgaat van onze gemeente? Zingen: Psalm 33: 9 en 10 (Oude Berijming) Lofzang van Zacharias: 1 en 2. Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt (Gezang 392, Liedboek voor de Kerken)
Vergaderopening 3 Geen gemakkelijke boodschap Lezen: Micha 3, 1-8 Vers 8 helpt ons in dit gedeelte: Micha is niet gekomen met een gemakkelijke boodschap, maar is er diep van overtuigd dat dit het woord van de HEERE is. En: hij legt de vinger concreet bij de zere plek. De rijken hebben maling aan het lot van de armen. Ze plukken hen nog verder kaal dan ze al zijn! Nee, Micha spreekt de mensen niet naar de mond. De grootgrondbezitters worden stevig aangepakt: eerst in hoofdstuk 2 en daar gaat hij in hoofdstuk 3 nog een schepje bovenop doen! Hij noemt dat puur onrecht tegenover de arme plattelanders, de kleine boertjes. Sociaal onrecht tussen de ‘haves’ en de ‘have-nots’. Maar het is niet uitsluitend de spiegel van het kwaad. Hij noemt hen bij de dubbele naam: Jacob, je zondige afkomst, maar ook Israël, de genadenaam. Dat doet een dringend appèl op de bewoners van het land zich ook als zodanig te gaan gedragen! Maar het lijkt wel alsof er een vorm van verharding opgetreden is: het goede wordt kwaad genoemd en omgekeerd. Het lijkt wel of onrecht normaal is, corruptie is aan de orde van de dag. Zo’n samenleving gaat aan zichzelf te gronde! Daar blijken de leiders als verscheurende beesten te handelen en te leven. In zo’n van binnenuit uitgeholde samenleving zal bidden ook weinig zin hebben (zie vers 4). Daar zal het zicht op de inhoud van het Woord van God ook vertroebelen. Daar gaan profeten te werk om geld en persen de priesters het volk af. Als men zich dan niet wil bekeren, dan kan alleen maar verwacht worden dat God oordelend gaat optreden! En dat begint met een zich afwenden: het wordt nacht, een ondoordringbare duisternis! De grondhouding van Micha vanaf vers 8 is die van de liefde die wil trekken, maar zich tot in het uiterste gekrenkt voelt! “Houd toch op”, zo wil hij zeggen, “met te denken dat het wel goed komt omdat God in ons midden is” (vers 11). Van een verbonds-automatisme kan nooit sprake zijn. Aan de vruchten kent men de boom! Vragen: 1. Heeft u dat ook wel eens, dat je wat onrustig uit een kerkdienst komt? Deel dat eens met elkaar wat het je doet en hoe je daarmee om gaat! 2. Als de boodschap van het Evangelie ‘liefde’ is, hoe zit het dan met al dat kwaad in de wereld? Of zou het om wat anders gaan? 3. Blijkbaar gaat het om wat het geloof uitwerkt in je omgaan met de ander en met de schepping. Kunt u aangeven welke gevolgen dat heeft voor uw gemeente? Wat moet er op diaconaal vlak dan gebeuren? Is het nodig te spreken van ‘bekering’? Zingen: Psalm 119:5 (Oude Berijming) Ontwaak, gij die slaapt (Gezang 462, Liedboek voor de Kerken)
Vergaderopening 4 Tekenen oprichten en een teken zijn Lezen: Micha 4, 1-7 Als kind zongen we graag: “Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw”. Horen we dat de profeet Micha nu ook als het ware zingen? Ogenschijnlijk gaat het hier om een oudtestamentisch visioen van wat er op de jongste dag gaat gebeuren. Echter, het is al eerder zichtbaar: bij de terugkeer uit de ballingschap; bij de eerste komst van de Messias; na Pinksteren (lees de preek van Petrus in Handelingen 2 nog maar eens!). De oordelen van God over de wereld en over Zijn volk zijn niet alleen wraak en straf: er zit ook reiniging en loutering in. Er komt een nieuw begin uit de puinhopen die zo pijnlijk zichtbaar zijn. Wij zien het vaak niet met onze eigen ogen. Onze blik is vaak versluierd vanwege de enorme indrukken die wij hebben van wat we zien aan ellende, verdriet en onmacht. Ons onvermogen om daar werkelijk iets aan te veranderen lijkt ons te beheersen. En toch….! Luther heeft ooit eens gezegd: ‘als ik wist dat Jezus morgen terug zou komen, zou ik vandaag nog een appelboom planten’. De woorden van Micha kunnen na Pinksteren zomaar zichtbaar worden in het leven van de gemeente, waar wij luisteren naar de woorden van de Bijbel en de wraak niet langer toelaten (Zie Romeinen 12: 9-21). We moeten de liefde leren kennen en in ons leven zichtbaar maken, zodat we iets van Jezus zichtbaar maken (‘leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart….’ Matt. 11:29). Dat doen we waar wij als gemeente in de Naam van God omzien naar hen die niet op eigen benen kunnen staan, zorg hebben voor mensen die lijden aan onrecht en aandacht tonen aan vreemdelingen en asielzoekers. Ziet de wereld aan ons dat wij gehoorzaam zijn aan de Koning van hemel en aarde? Heeft Hij bij ons al die centrale plek waar Micha in vers 7 over spreekt. Dat zal nu nog ten dele zijn. Ja, de profetie van Micha wordt uiteindelijk vervuld bij het Hemels Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel (Openbaring 21:2). Dan zal de vrede volkomen zijn. Nu echter kan het volk van God, en met haar de kerk, een teken van die vrede zijn. Daarom kunnen we met de engelen in de Kerstnacht zingen van ‘vrede op aarde’. We worden door Micha opgeroepen om ons leven op dat spoor ook te laten geleiden. Niet dromen zoals de valse profeten in zijn tijd aangaven, maar je laten inspireren door dit visioen en zelff een teken ervan worden door onze woorden en daden, door onze houding en gedrag. Het toppunt voor de vrome Jood is dan: in vrede zitten onder je eigen vijgenboom. Vragen: 1. Herkent u de spanning tussen wat wij voor ogen zien en wat er aan belofte gehoord wordt dwars door alles heen? Deel dat eens met elkaar. 2. Vrede stichten door onze daden heen: overweeg nog eens hoe u dat ‘hoort’ als het gaat om de ploegscharen en snoeimessen. Op welke wijze wordt dat in uw diaconaal handelen zichtbaar? 3. ‘Vertaal’ eens welke mensen u voor u ziet die in de verzen 6 en 7 benoemd worden. Hoe kunt u als diaconie aan hen aandacht schenken. Zet eens op uw lijstje van concrete voornemens waar u extra geld aan wilt geven of concreet voor op pad wilt gaan de komende drie maanden. Zingen: Psalm 43: 3 en 4 (Oude Berijming) Psalm 97: 1, 4 en 5 (Nieuwe Berijming)
Vergaderopening 5 Beeldspraak als een roos die opkomt uit het asfalt! Lezen: Micha 4, 6-14 Dwars door het oordeel en de verwoesting van Jeruzalem klinkt een heilstijding: “Op die dag….”. dat is de dag dat het Lam Koning zal zijn (zie Openbaring). Tot die tijd mag het beeld van de Herder spreken. Hij die Zijn lammeren bijeen zal vergaderen, Zijn schapen zal leiden naar rustige wateren en grazige weiden. Micha echter ziet een kudde die er ellendig aan toe is en wiens nabije toekomst getekend wordt door het oordeel. Babels legers zullen als een gesel over het volk gaan. De goeden zullen met de kwaden getroffen worden door het oordeel. Toch klinkt er een heilsboodschap door al die oordelen heen. ‘Die dag…’ Het overblijfsel zal Zijn heil zien in de Herder-Koning, van wie gezegd wordt: Niemand zal Zijn schapen uit Zijn hand rukken, ja, zelfs de poorten van de hel zullen hen niet overweldigen. Opvallend is dat het hier vooral gaat over wie mank gaat en verdreven is. Vluchtelingen en gehandicapten; mensen die niet meetellen. Zij worden in het bijzonder aangesproken. Het gaat over het zwakke, het verachte, het dwaze van de wereld. Mensen die achteraan komen en niet meetellen. Zie de zaligsprekingen in Mattheüs 5. Het beeld van de schaapstoren “Ofel” is beeldspraak voor de stad Jeruzalem, voor “Sion”. Daar zal de Herder-Koning, de grote Zoon van David voor eeuwig regeren. En de rest, het overblijfsel vanuit de oordelen die over Israël zullen gaan, zal delen in dat heil! In de beeldspraak van de profeten is het vaak alsof ze naar een berglandschap van verre kijken. Daarbij lijkt het alsof de hoogste bergtop de enige is, maar wanneer je naderbij komt zie je de vele toppen en dalen. Zo keek Micha, net als Jesaja, naar de toekomst en dacht dat alles in één moment terecht kwam. Wat heeft hij voor gedachten gehad bij het uitspreken van de tekst uit vers 12? Wij kijken ruim 2700 jaar terug en kennen de vele toppen en dalen… en weten dat zowel Israël als de christelijke kerk geroepen zijn om als een herder te zijn voor elkaar en elk ander! Met bijzonder oog voor hen die mank gaan en die achterblijven; voor hen die lijden onder het onrecht van de wereld. Daarom doen we aan diaconaat, dichtbij en wereldwijd. Ook dat zal dwars door een oordeel heen gaan. Daarbij ziet Micha een rol weggelegd voor dat overblijfsel van het volk Israël: zij zullen de wereld oordelen als een dorsende os! Daarmee worden mensen die tot het kaf behoren gescheiden van de mensen die tot het koren behoren. En later zal de Heiland ons aanreiken dat dat alles te maken heeft met ons leven van nu: Ik was naakt en je hebt mij gekleed, Ik was gevangen en je hebt Mij bezocht… (Zie verder Mattheüs 25: 31-46 -diaconaal herder zijn). Voor Israël was de troost in dit woord: Ondanks alle ellende mag je weten dat de HEERE Koning is en dat Hij niet los laat het werk dat Zijn hand eens is begonnen! Door het woeden der volken heen volvoert Hij zijn plan met Zijn schepping, met de mensheid. Vragen: 1. Spreek met elkaar door welke visie dit gedeelte aanreikt over ‘de hand van God’. Geeft u dat troost en bemoediging of raakt u er ook wel eens ontmoedigd bij? 2. Het beeld van de Herder en de diaconale accenten worden met elkaar verbonden. Deel eens met elkaar wat dat u aan (nieuwe) inzichten biedt? 3. Leest u eens samen Filippensen 4: 4-6 en spiegel dat eens aan dit Bijbelgedeelte. Deel met elkaar wat u moeilijk vindt aan: “Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u”. Zingen: Psalm 42: 2 en 5 (Oude Berijming) Psalm 67: 1, 2 en 3 (Nieuwe Berijming) Mijn ziel waartoe dit angstig vrezen (Gezang 450: 1, Liedboek voor de Kerken) Gij hebt, o Vader van het leven (Gezang 480: 1, 4 en 5, Liedboek voor de Kerken)
Vergaderopening 6 Getuigen of anti-getuigen? Lezen: Micha 6, 1-8 Micha moet als het ware een rechtszaak tussen de HEERE en Zijn volk voorbereiden. De HEERE roept Zijn verbondspartner voor de rechterstoel. Getuigen daarbij zijn de bergen, de ‘vaste fundamenten der aarde’. Het pleidooi van de HEERE is: Ik heb mij betoond een God die bevrijdt, die jullie geleid heb, verzorgd en begenadigd! En juist de ‘getuigen’, de bergen en de heuvels zijn anti-getuigen in dit pleidooi. De hoogten waren de plekken van afgoderij, waar geofferd werd voor de afgoden van die tijd. Ze getuigen van de ontrouw van het volk! In de aanklacht klinkt de droefheid vanwege de gekrenkte liefde door in de woorden! “Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan?” Het lijkt erop alsof de Here God zichzelf de spiegel voorhoudt en Zich afvraagt: “Heb Ik het niet goed gedaan? Heb Ik jullie als Mijn volk soms verdriet aangedaan? Heb Ik teveel gevraagd en te weinig gegeven?” Opvallend hoe deze rechtszaak anders loopt dan wij zouden denken! Kennen we de verwondering vanwege wat God allemaal in het leven heeft betoond te zijn in genade, bevrijding en heil? Ja, was Hij het zelf niet die in Christus Jezus als Heiland de schuld der mensheid op Zich heeft genomen en die heeft weggedragen aan het vloekhout? En dan gaat Micha als het ware spreken voor het volk. Een soort van antwoord: ‘Waarmede zal ik mij voor de Here neerbuigen?’ Kan dat met een beroep op een goede traditie van de religiositeit, de offerdiensten die we in ere houden? Micha laat gelijk zien dat ook daarin ze ver van de Thora zijn afgedwaald: ze willen zelfs kinderoffers aanbieden, zoals aan de Moloch in het Kedrondal! Ten eerste klinkt dat als afkoop en vervolgens alsof we een soort deal willen sluiten met de droefheid en de toorn van God vanwege de zonde. Alsof we proberen Hem gunstig te stemmen. “Wilt u weten wat God van u verwacht? Lees dan Micha zes vers acht!” Recht doen; Weldadigheid liefhebben; In ootmoed ‘wandelen’. Recht doen, dat is voor alles zó met het woord van God leven, dat onze naaste daardoor heil zal ervaren (vgl. Filippensen 2: 1-11). Weldadigheid liefhebben (of: goedertieren zijn), dat is leven in de nieuwe gehoorzaamheid, die gedreven wordt door de liefde van God. Antwoordend op wat de HEERE ons geschonken heeft. Daarom is de derde lijn ook: in ootmoed leven. Dat is meer het Woord van God in je leven gestalte geven, in plaats van je eigen plek veilig stellen, je eigen positie bepalen. Dat is uitgaan van wat God wil en daar gehoor aan geven. Wie zo leeft zal God niet alleen als Rechter tegenkomen, maar ook als Redder! “Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten….” Vragen: 1. Zou u dit Bijbelgedeelte gebruiken wanneer u bij het diaconaal huisbezoek de vraag zou horen: “Hoe kan er een God bestaan in al deze ellende?” 2. Komt u in de praktijk ook de opmerking tegen dat we met een gerust hart de toekomst tegemoet kunnen zien, omdat we toch altijd goed hebben geleefd, altijd trouw ter kerke zijn gegaan, etc.? 3. Hoe zou u de drie kenmerken uit vers 8 in hedendaagse bewoording willen weergeven? Op welke wijze zou u daarover iets in het kerkblad willen zetten? Zingen: Psalm 105: 3, 4 en 5 (Oude Berijming) Psalm 78: 9, 10 en 11 (Oude Berijming) Psalm 73: 5, 8 en 9 (Nieuwe Berijming) De ware kerk des Heren (Gezang 303, Liedboek voor de Kerken)