Lichtvisie West-Vlaams platteland Lichtconcepten en elementen voor operationalisering ervan in lichtprojecten
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Inhoud deel I – algemene context .............................................................................................................................................................................................. 3 1. 2. 3.
Situering .................................................................................................................................................................................................................................4 Van toepassing zijnde wetgeving en regelgeving .................................................................................................................................................................13 Beheersaspecten van goede openbare verlichting ...............................................................................................................................................................20
deel II – visie op openbare verlichting in het platteland ........................................................................................................................................... 27 4.
Algemene visie .....................................................................................................................................................................................................................28
deel III – verlichting per ruimtecategorie.................................................................................................................................................................... 39 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Doortocht door een dorpskern aan een weg met veel verkeer of aan een lokale weg .........................................................................................................40 Weg tussen twee dorpen ......................................................................................................................................................................................................52 Vrijliggende fietsweg in de open ruimte ................................................................................................................................................................................58 Woonwijkje of verkaveling ....................................................................................................................................................................................................64 Dorpskerk en identiteitsbepalend gebouw ............................................................................................................................................................................70 Parkeerterrein .......................................................................................................................................................................................................................76 Sportterrein...........................................................................................................................................................................................................................81 Bedrijventerrein ....................................................................................................................................................................................................................89 Openbaar groendomein........................................................................................................................................................................................................95
Bijlagen ....................................................................................................................................................................................................................... 100 .
colofon project: lichtvisie west-vlaams platteland opdrachtgever: provincie west-vlaanderen m.m.v. wvi, leiedal, vlm projectleiders: Niek De Roo en Sarie Buffel opdrachtnemer: OMGEVING & ATELIER ROLAND JEOL p/a OMGEVING cvba | uitbreidingstraat 390 | 2600 berchem-antwerpen | t 03 448 22 72 | f 03 440 13 93 | www.omgeving.be
2
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
deel I – algemene context Dit deel geeft voor het geheel van het West-Vlaams platteland de actuele context weer waarbinnen de lichtvisie wordt opgemaakt. Daar deze context regelmatig evolueert, zal dit deel in de toekomst wanneer nodig moeten worden geactualiseerd.
3
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
1. Situering 1.1. Aanleiding voor deze lichtvisie Het West-Vlaams platteland is nog een relatief donker gebied. Dit is een belangrijk kenmerk en een belangrijke kwaliteit. Toch wordt vastgesteld dat bij projecten van dorpskernvernieuwing en bij de aanleg van nieuwe infrastructuren zoals fietspaden en sportterreinen deze kwaliteit onder druk komt te staan. Meestal is dit het gevolg van een keuze voor standaardoplossingen. Soms spelen ook bekommernissen van (sociale) veiligheid daarbij een rol. Ook de ambitie om de avondlijke beleving van interessante plaatsen in dorpen te bevorderen met aangepaste sfeerverlichting leidt soms tot bijkomende verlichting. Tegelijk is bij vele beheerders van openbaar domein de bekommernis gegroeid en aanwezig om zo efficiënt mogelijk om te gaan m et openbare verlichting, het energiegebruik ervan maximaal te beperken en lichthinder en lichtvervuiling te vermijden. Zowel milieu- als budgettaire overwegingen spelen daarin mee. Tot slot is de regelgeving voor openbare verlichting in evolutie en wijzigt ook de toepasbare technologie doorheen onderzoeken en experimenten voortdurend en aan hoog tempo. Al deze redenen samen maken dat er nood is aan een specifieke visie op de openbare verlichting in een plattelandscontext, waarbij zo spaarzaam, zorgvuldig en kwaliteitsvol mogelijk met openbare verlichting wordt omgegaan, op maat van de ruimten en dorpen van het platteland en zonder het functioneren of de veiligheid in het gedrang te brengen. Het provinciebestuur wil hiervan, samen met Leiedal, de West-Vlaamse Intercommunale, Intercommunale Leiedal en de Vlaamse Landmaatschappij werk maken en een voortrekkersrol terzake opnemen.
1.2. Opzet van de lichtvisie Het hoofdopzet van deze lichtvisie is een actief toepasbaar beleidsdocument voor het platteland van West-Vlaanderen, toepasbaar door alle betrokken en bevoegde actoren / partners bij openbare verlichting te zijn. De lichtvisie zal daarbij : een leidraad zijn voor jarenlange uitvoering op het terrein, met enerzijds duidelijke punten van consensus waarover geen verder discussie meer hoeft te worden gevoerd, en anderzijds punten waarover nog discussieruimte aanwezig is pilootprojecten initiëren en ondersteunen die de gewenste verlichtingsopties stapsgewijze zichtbaar maken in de verschillende plattelandsregio’s en gemeenten een leidraad zijn voor zowel de provincie en de gemeenten, Eandis en Infrax als netbeheerders van de openbare verlichting en andere openbare beheerders van publiek domein (de Vlaamse wegenadministratie AWV, De Lijn, W&Z), alsook – in bijkomende orde – voor private verlichting particuliere personen en instanties waarvan de gebouwen en eigendommen aan dat publiek domein grenzen, in het bijzonder in bedrijventerreinen vermits deze veelal in één geheel met een sterke wisselwerking tussen openbare en private verlichting worden gerealiseerd. Een ruimere structurele benadering van private verlichting is belangrijk, maar valt buiten de reikwijdte van deze lichtvisie.
4
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
1.3. Opbouw en statuut van dit document vanuit het globale planproces De werkzaamheden in de begeleidingsgroep van de lichtvisie hebben er toe geleid dat de lichtvisie een drieledig statuut krijgt. Dit informatieve deel I situeert het document, geeft een aanzet met een aantal basisbegrippen over lichtkwaliteit en beschrijft de hoofdlijnen van de actuele beleids- en beheerscontext voor openbare verlichting. Deel II geeft de algemene visie voor de verlichting in het West-Vlaams platteland weer. Het wordt door de initiatiefnemende instanties als het te volgen kader bij de verschillende lichtprojecten goedgekeurd en gevolgd; het is zinvol dat zoveel mogelijk instanties uit de begeleidingsgroep zich hierbij aansluiten. Deel III beschrijft de verlichting voor negen types van ruimten die veel in het platteland voorkomen. Dit gebeurt telkens in drie onderdelen met een onderscheiden statuut. De specifieke, actueel van toepassing zijnde regelgeving en beleids- en beheerscontext wordt informatief weergegeven. Daar deze context regelmatig evolueert, zal dit deel in de toekomst wanneer nodig moeten worden geactualiseerd. De doelen en principes voor de verlichting van dat soort ruimte worden beschreven als een code van goede praktijk, die door de initiatiefnemende instanties als het te volgen kader bij de verschillende lichtprojecten zal worden goedgekeurd en gevolgd en waarbij het zinvol is dat zoveel mogelijk instanties uit de begeleidingsgroep zich hierbij aansluiten. Deze elementen worden stimulerend en aansturend bij zoveel mogelijk concrete lichtprojecten op het terrein gehanteerd. Mogelijk kunnen deze doelen en principes de komende jaren aan de hand van de evoluerende praktijk nog (lichtjes) worden bijgesteld, maar dit gebeurt alleen sequentieel, goed gemotiveerd en met goedkeuring van de hoogste beleidsinstanties. En ten derde wordt per soort ruimte aangegeven op welke wijze de concepten en principes kunnen worden geoperationaliseerd. Op dit meer praktische en uitvoeringsgerichte vlak is er meer ruimte voor discussie en interpretatie naar aanleiding van verschillende concrete lichtprojecten. Deze richtinggevende subhoofdstukken hebben dan ook het statuut van een leidraad waarvan in functie van de specifieke context van het project een precieze invulling kan worden gegeven of van worden afgeweken. Uiteraard gebeurt dit op gemotiveerde wijze. Deze elementen kunnen aan de hand van de evoluerende praktijk op regelmatige basis (bijv. jaarlijks) worden geactualiseerd. Deze negen types van ruimten zijn : een doortocht en dorpskern aan (gewest)weg met veel verkeer een doortocht en dorpskern aan een lokale weg een weg tussen twee dorpen een woonwijkje of verkaveling een vrijliggende fietsweg in de open ruimte een dorpskerk een parkeerterrein een sportterrein 5
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
een bedrijventerrein een openbaar groendomein. De lichtvisie wordt rekening houdend met de drie statuuttypes voor goedkeuring aan de deputatie voorgelegd. Voor de informatieve en richtinggevende delen geeft deze hierbij mandaat aan de provinciale diensten om deze indien noodzakelijk van het overleg met de partners inzake openbare verlichting te actualiseren.
1.4. Vooropgesteld vervolgproces – kennisplatform openbare verlichting De vier partners verbinden zich ertoe om, de onder hoofdstuk 4.6 voormelde, basisprincipes voor een code van goede praktijk voor openbare verlichting in het platteland zowel toe te passen in eigen projecten als bij projecten waarvoor ze ondersteuning of subsidie verlenen. Daarnaast zullen ook de nodige initiatieven genomen worden om het draagvlak voor die code van goede praktijk te promoten en te vergroten. Gedacht wordt hierbij aan vorming, begeleiding, advies en sensibilisering. Als kers op de taart wordt verder gewerkt aan het oprichten van een Kennisplatform Openbare Verlichting West-Vlaanderen dat voor de periode 2011 2012 aan de slag zal gaan. Dit omdat deze lichtvisie geen eindpunt is in het denkproces. De technologische mogelijkheden evolueren immers zo snel, de regelgeving wordt regelmatig verfijnd en zeker op vlak van concrete uitvoering en beheer van een aantal vernieuwende technieken moet nog meer ervaring worden opgedaan alvorens tot meer definitieve keuzen of keuzevorken te komen. Het platform zal functioneren als een netwerk en een forum met een vaste agenda waarbij de hoofdtaak komt te liggen op kennisuitwisseling: opvolgen nieuwe ontwikkelingen, ervaringsuitwisseling over projecten en proefprojecten, verfijning van de technische fiches en eventueel van de conceptfiches uit deze lichtvisie, vorming. Op basis van deze kennisuitwisseling staat het Kennisplatform ook in voor een regelmatige actualisering van de informatieve en richtinggevende delen van deze lichtvisie.
6
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
1.5. Een goed begrip van lichtkwaliteit Het landschap van het platteland dient zowel bij dag als bij nacht overdacht. Zo mag de nacht geen loutere reproductie bieden van hetgeen men overdag ziet, maar moet zij integendeel een andere emotie laten beleven. Door ’s avonds en/of ‘s nachts vergeten aspecten van de dorps- en plattelandsweefsels in het oog te laten vallen, laat het licht toe symbolische punten te accentueren. Evenzo beïnvloedt de kwaliteit van het gebruikte licht voorzeker gewenste lichtsferen. De nachtelijke waarneming van een dorps- of plattelandsruimte of van een waardevol punt kan totaal anders uitvallen naargelang de oriëntatie, de kleurtoon en de kleurweergave van het licht. Deze drie basisbegrippen van het kunstlicht zijn bepalend en dienen expliciet geïntegreerd te worden in alle projecten van platteland of architecturale verlichting. Andere relevante begrippen over kunstlicht en lichtkwaliteit zijn beschreven in het lexicon in bijlage.
1.5.1. Lichttoon of kleurtemperatuur Het gamma van wittonen in kunstlicht varieert van zogenaamde warme tinten (lager dan 3000 K) over de neutrale of intermediaire tinten (ongeveer 3000 K) tot de koude tinten (boven 4000 K). Het volledige gamma strekt zich uit van 2000 tot 10.000 K. Bij voorbeeld zal, voor eenzelfde te verlichten element, het bekomen effect zeer verschillend zijn naargelang de gebruikte kleurtemperatuur. Het is daarbij zowel mogelijk de warme toon van warme materialen (hout, zeil, steen, warme kleur van beige of rood) of de koude toon van koude materialen (glas, metaal, leien, koude kleur van groen of blauw) te versterken, als diezelfde natuurlijke tonen van de materialen te minimaliseren door de omgekeerde behandeling. Gamma van lichttonen van wit licht
7
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Chromatisch kleurengamma
1.5.2. Kleurweergave Dit begrip is onafhankelijk van het begrip kleurtemperatuur. De kleurweergave-index van een lamp drukt haar capaciteit uit om de natuurlijke kleur van een verlicht element weer te geven. Deze index is niet representatief wanneer ze lager dan 50 is: de natuurlijke kleur zal dan grotendeels of volledig worden overschreven door de kleur van het licht. Met een index tussen 50 en 100 zal de natuurlijke kleur van de elementen beter worden weergegeven naarmate de index toeneemt.
8
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
1.5.3. Oriëntatie van het licht Dit aspect is vooral voor de aanlichting van waardevolle gebouwen en patrimonium van belang. Naargelang de plaats en de oriëntatie van de lichtbundel ten overstaan van het te verlichten oppervlak (zie rode pijlen op onderstaande figuren) kan de weergave van dat oppervlak totaal verschillen.
Tegenduikend licht Licht georiënteerd van laag naar hoog (tegen-duikend licht) laat toe het voorkomen en de uitstraling van een gebouw te verhogen. Scherende en semi-scherende verlichting, met oriëntatie van de projectoren van beneden naar boven : een semi-scherend licht zal schaduwen creëren die gunstig zijn voor het in reliëf zetten van architecturale details. De kleurweergave zal homogeen zijn een scherend licht zal te grote schaduwen creëren op de architecturale elementen en details; deze zullen de lichtbundel doorsnijden. Dit type verlichting kan niettemin zinvol worden toegepast voor rechtlijnige oppervlakken zoals daken en schoorstenen De installatie van tegenduikende verlichting dient nauwkeurig afgesteld om lichthinder te vermijden.
Tweemaal semi-scherend licht
Punctueel semi-scherend licht
Scherend licht
9
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Indirect licht De verlichting gebeurt door reflectie van het licht op een oppervlak. Indirect licht geeft een zacht, niet-agressief lichteffect en laat toe warme sferen te bereiken doordat de schaduwen minder scherp zijn.
Tegenlicht Bij tegenlicht of een licht in negatief contrast is de verlichting geïntegreerd aan de binnenzijde van een element of een volume. Dit laat toe de elementen in het oog te laten vallen door hun silhouet, donker op een lichte achtergrond (zinvol bij bijv. arcaden, balkons, balustrades).
Frontaal licht Bij frontaal licht gebeurt de verlichting min of meer loodrecht op het oppervlak. Het resultaat is een uniforme verlichting, zonder schaduw die de architecturale elementen kan ondersteunen. Frontaal licht zal de detailelementen van een gevel verbrijzelen.
10
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
1.5.4. Visueel comfort en lichtvervuiling Verlichting aangepast aan de menselijke waarneming – visueel comfort Het menselijk oog past zich (na een korte overgangsperiode) goed aan aan de aanwezige lichthoeveelheid in de omgeving. We zien dan ook behoorlijk veel in een weinig verlichte omgeving, wanneer ons oog daar even aan kan wennen, of wanneer een zeer zachte (indirecte) verlichting aanwezig is waarbij je niet verblindend in een lamp kijkt. In zulk een zacht verlichte omgeving voelen de meeste mensen zich volkomen veilig en zien we veel meer elementen in die omgeving dan wanneer er zich felle lichtpunten (en zeker verblindende lampen) bevinden: die trekken alle aandacht van onze blik naar zich toe en beletten onze ogen om elementen buiten de rechtstreeks verlichte delen te onderscheiden, waardoor we ons minder veilig voelen. Maximaal elke verblinding en rechtstreekse zichtbaarheid van de lichtpunten beperken laat dan ook toe een overaanbod aan lichthoeveelheid en dus aan energieverbruik te vermijden. De optische eigenschappen van de voorgestelde verlichtingspunten zijn van een zeer hoge kwaliteit en bijgevolg ook van een hoog rendement. Het gebruik van (bijna) vlakke glasplaten onder de verlichtingstoestellen vermijdt het druppeleffect en zorgt er voor dat de lamp maximaal verborgen is en pas op het laatste moment (onder een grote zichthoek) rechtstreeks zichtbaar wordt. Dit visueel comfort laat toe met een kleinere lichthoeveelheid toch een optimale verlichting te bieden; evenwel kan het zijn dat meer lichtpunten nodig zijn hetgeen en hogere kostprijs en een grotere weerkaatsing van licht naar de atmosfeer geeft.
Lichthinder en lichtvervuiling Er worden in Vlaanderen vaak twee verschillende termen gebruikt. Lichthinder en lichtvervuiling. Voor beide termen bestaan diverse definities. In Vlaanderen wordt meestal gewerkt met de definities die terug te vinden zijn in de Milieu Rapporten: ‘Lichthinder is de overlast veroorzaakt door kunstlicht, als regelrechte verblinding, als verstorende factor bij het verrichten van avondlijke of nachtelijke activiteiten, of als bron van onbehagen. Een bijzonder gevoelige groep voor lichthinder zijn de astronomen. Ook dieren ondervinden lichthinder door versnippering en beïnvloeding van hun leefgebied en verstoring van hun bioritme. Voor planten werden weinig of geen nadelige effecten vastgesteld met uitzondering van vorstschade door het langer vasthouden van de bladeren in de herfst.’ ‘Lichtvervuiling is de verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door overmatig en verspillend gebruik van kunstlicht.’ Het beleid in Vlaanderen is vooral afgestemd op de definitie van lichthinder. Het gaat daarbij dus vooral op de negatieve gevolgen die van op de grond vastgesteld wordt aan de hand van slechte verlichting. De algemeen aanvaarde internationale definitie van UNESCO luidt als volgt: ‘Lichtvervuiling is elke introductie van licht door de mens, direct of indirect, van kunstmatig licht naar de omgeving’. Deze definitie is op dezelfde wijze opgebouwd als voor andere vervuilingsvormen en tracht ook rekening te houden met internationaal recht. Volgens deze definitie is al het kunstmatig licht buiten een onderdeel van de lichtvervuiling. Dat is vergelijkbaar met andere vormen van vervuiling zoals bij luchtvervuiling. Elke emissie is vervuiling. In beide situaties dienen we echter te erkennen dat we altijd met een bepaalde hoeveelheid vervuiling zullen geconfronteerd worden. Het beleid dient er op gericht te zijn dat de gevolgen van deze vervuiling tot een minimum moet herleid worden.
11
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Een van de bekendste vormen van lichtvervuiling is de hemelgloed. Het helderder worden van de hemel als gevolg van verstrooiing van het licht in de atmosfeer. Dit is door het verstrooien van het licht dat de atmosfeer in gaat. Dit zal weerkaatsen op stofdeeltjes in de atmosfeer of gebroken worden door waterdeeltjes. Doordat de hemel helderder wordt kunnen er minder sterren gezien worden. Dit is vooral door het verlies van contrast. Een wit lichtpuntje zien is heel wat moeilijker ten opzichte van een verlichte achtergrond dan ten opzichte van een donkere achtergrond. Deze hemelgloed is veelal waarneembaar tot op 300 km van de bron. Het licht dat recht naar de hemel wordt gestuurd gaat door een beperkt deel van onze atmosfeer en zal daardoor minder verstrooid worden. Volgens studies van Baddiley en Lubinghil blijkt dat ongeveer 10% van het licht dat naar het zenit in de atmosfeer wordt verstuurd, verstrooid wordt in die atmosfeer voor het verlaten van onze dampkring. Scherend licht, dat minder dan 10 graden boven de horizon in de atmosfeer gestuurd wordt, moet een zeer lange afstand afleggen voor onze dampkring te verlaten en zal daardoor voor 95% terug verstrooid worden in de atmosfeer. 95% van het licht dat in die richting gestuurd wordt zal dus bijdragen tot de hemelgloed. Daarnaast zijn er gevolgen voor mens en dier. Er worden elk jaar meer studies gepubliceerd die de gevolgen aantonen bij mensen op hun slaappatroon en op hun bioritme. Voor de fauna in Vlaanderen zijn zeker de gevolgen voor vleermuizen en zangvogels van belang. Eveneens is geweten dat het blauwe gedeelte van het spectrum de gevolgen erg versterkt. De verstrooiing van dit gedeelte van het spectrum is drie keer hoger dan van andere lichtbronnen. Ook wordt de gezondheid van zoogdieren vooral aangetast door het blauwe gedeelte van het spectrum. Elke openbare lichtinstallatie dient de lichtgloed, de lichtvervuiling voor het milieu en de lichthinder voor de omwonenden te beperken, met name de lichtstroom uitgestraald naar het bovenste halfrond (zone 3 op bijgaande figuur), het inschijnen van licht in de woningen (z en zone 6 op de figuur, lichthinder) en de lichtgloed van de weerkaatsing van licht op de grond (α, β, γ op de figuur). De installaties voor de aanlichting van patrimonium moeten afregeling in alle richtingen toelaten om de lichtbundels optimaal te kunnen richten. Het gebruikte materieel moet over de mogelijkheid beschikken om afschermroosters, afschermplaten, richtkaders, enzomeer in te passen die elk niet-gewenst lichtverlies en elke storing of verblinding kunnen vermijden.
12
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
2. Van toepassing zijnde wetgeving en regelgeving Voor verschillende types van ruimten zijn verschillende Europese en Belgische normen van toepassing; een aantal ervan zijn ook doorvertaald in typebestekken, handleidingen of specifieke bepalingen. Dit hoofdstuk geeft deze informatief en als toe te passen basis voor alle lichtprojecten in het WestVlaams platteland weer.
2.1. Norm EN 13201 voor openbare verlichting Van deze Europese norm is deel 2 Prestatie-eisen reeds in de Belgische norm NBN EN 13201-2 doorvertaald. Voor deel 1 Selectie van verlichtingsklassen ligt sinds voorjaar 2010 een voorstel van norm vanwege het BIV-IBE (Belgisch Instituut voor verlichting) voor goedkeuring voor. Deze norm legt minimale niveaus van verlichting op die te onderhouden zijn wanneer een weg(deel) verlicht wordt. Onder deze minima gaan (bijv. bij dimming) is mogelijk maar dit gebeurt dan, net als het geheel van de openbare verlichting, op eigen verantwoordelijkheid van de wegbeheerder. Bij de selectie van de verlichtingsklassen wordt onderscheid gemaakt tussen de (gewestelijke) hoofdwegen / primaire wegen en de secundaire wegen enerzijds waarvoor (voor de verschillende onderdelen) minimale luminantie- of verlichtingssterktewaarden zijn aangegeven en de (gemeentelijke of private) lokale verbindings-, gebiedsontsluitings- of erftoegangswegen (telkens binnen en buiten bebouwde kom) waarvoor minimale luminantiewaarden zijn aangegeven en tenslotte een reeks andere (waaronder vrijliggende fietspaden, zones 30, voetgangerszones, pleinen, …) waarvoor minimale verlichtingssterktewaarden worden opgegeven. Bijgaande tabellen geven deze weer.
13
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
14
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Voor gewestwegen zijn de prestatie-eisen van NBN EN 13201-2 ook doorvertaald in het Standaardbestek 240. Hierin is voor de eisen van de optische systemen onderscheid gemaakt naargelang vier categorieën van wegen en ruimten, namelijk deze waar het accent ligt op vlot en veilig autoverkeer (A), met gemengd gebruik, ook door andere modi (B), waar visueel comfort dient versterkt en veiligheid extra gegarandeerd (C) en waar sfeerverlichtingsbehoeften te voldoen zijn (D). Voor doortochten zijn die prestatie-eisen door Synergrid, de federatie van netwerkbeheerders, doorvertaald in het Typebestek 005 ‘uitrusting voor openbare verlichting’ (versie 2004). Dit Typebestek 005 wordt ook voor de gemeentewegen gehanteerd en eveneens voor de toepassing van de subsidiemodules 4 ‘aan de bebouwde omgeving aangepaste verlichting van een gewestweg, geplaatst door de lokale overheid’ en 17 ’’verlichting van een gewestweg, geplaatst door het gewest’ van de mobiliteitsconvenanten. Het geheel van deze normen steunt mee op en spoort met het Vlaams decreet mobiliteitsbeleid van 20 maart 2009. Dit decreet voorziet onder meer in de mogelijkheid een provinciaal mobiliteitscharter tussen Gewest en provincie over specifieke mobiliteitsthema’s waaronder de verkeersveiligheid op te maken. In dat kader kan ook de verlichting van de wegen worden behandeld.
2.2. Handleidingen voor openbare verlichting Het vademecum ‘veilige wegen en kruispunten’ bevat wat de verlichting betreft vooral verwijzingen naar voornoemde normen. Het vademecum ‘fietsvoorzieningen’ vult de bepalingen van voornoemde normen met concrete invullingen en oplossingen aan; dit vademecum dient eveneens gevolgd wanneer een gemeente beroep wil doen op voornoemde modules van de mobiliteitsconvenanten. Het vademecum ‘voetgangersvoorzieningen’ vult eveneens de bepalingen van voornoemde normen met specifieke concrete invullingen en oplossingen aan. Bijlage 4 gaat meer uitvoerig op de inhoud van deze vademeca in.
2.3. Norm NBN EN 12464-2 voor parkeergebieden Deze doorvertaalde Europese norm voor verlichting van werkplaatsen bevat in deel 2 bij de buitenwerkplaatsen ook bepalingen voor parkings. Bij lage snelheid (stapvoets verkeer) zijn deze: verlichtingssterkte van 10 lux, uniformiteit 0,4, verblindingsindex 50 en kleurweergave-index 20. Bij hogere snelheden (tot 40 km/u) wordt de opgelegde verlichtingssterkte 20 lux.
15
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
2.4. Voor sportterreinen: norm NBN EN 12193 en specifieke regelgeving van sportfederaties Voor buitensportvelden geeft de norm NBN EN 12193 de minimaal noodzakelijke verlichtingswaarden aan, alsook de maximale waarden die in de omgeving van de sportvelden door de sportverlichting mogen voorkomen. De bepalingen van de nationale sportfederaties gaan in de praktijk echter boven deze norm, aangezien het voldoen aan deze bepalingen noodzakelijk is voor de clubs om een licentie te bekomen / behouden. De waarden van de minimaal noodzakelijk verlichting van de velden zijn in norm en in de bepalingen van de sportfederaties bepaald naargelang de schaal waarop de sportactiviteiten plaats vinden. Voor het platteland betreft het in belangrijke mate sportvelden voor voetbal, waarvoor de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) specifieke bepalingen hanteert. Navolgende tabellen geven de belangrijkste waarden weer. Vereiste verlichting voor 28 sporttakken in Europa volgens NBN EN 12193 competitieniveau
verlichtingsklasse I X
II
III
internationaal en nationaal regionaal lokaal
X X
X X
X
training vrijetijd / schoolsport (lichamelijke opvoeding)
X
X X
Klasse I betreft installaties met een grote capaciteit aan toeschouwers en verre kijkafstanden; klasse II met een gemiddelde capaciteit aan toeschouwers en gemiddelde kijkafstanden; klasse III zonder of met een klein aantal toeschouwers.
klasse
horizontale verlichting I
Ẽm (lux) 500
Emin / Ẽm 0,7
II III
200 75
0,6 0,5
verblindingsindex (in %)
kleurweergaveindex
50
60
50 55
60 20
De sportterreinen bij dorpen in platteland behoren in principe in klasse III, uitzonderlijk voor sommige terreinen / clubs in klasse II.
Voor weinig verlichte omgevingen, zoals rurale gebieden, mag de sportverlichting op een buurperceel maximum 5 lux geven en ma g de lichtgloed in de hemisfeer (ULR) niet meer dan 5 % bedragen. Voor donkere omgevingen bedragen deze waarden maximum 2 lux en 0 %.
16
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
17
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
2.5. Vlarem II Vlarem II bepaalt in deel IV bij de algemene voorwaarden voor ingedeelde inrichtingen (hoofdstuk 4.6) en in deel VI bij de algemene voorwaarden voor nietingedeelde inrichtingen (hoofdstuk 6.3) onder de hoofding ‘beheersing van hinder door licht’ : Onverminderd andere reglementaire bepalingen treft de exploitant de nodige maatregelen om lichthinder te voorkomen. Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht zijn beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. De verlichting is dermate geconcipieerd dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan. Lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen. Voor toepassing van deze bepalingen op wegen in het openbaar domein behoort het geheel van de weginrichting, inclusief bomen en meubilair en de gevelwanden van dat openbaar domein mee tot de inrichting. De uitbating betreft hier het optimale gebruik van het openbaar domein zowel om zich te verplaatsen als (in sommige ruimten zoals doortochten door dorpen) om er aangenaam te vertoeven.
2.6. CIE-documenten In uitvoering van de norm NBN EN 13201-3:(2004) Wegverlichting - Deel 3: Prestatieberekening geven de CIE-documenten technische richtlijnen voor ontwerpers. Rapport CIE 126-1997 'Guidelines for minimizing sky glow' (Technische nota) bevat richtlijnen voor ontwerpers en overheden ter beperking van de hemelgloed. Hiervoor worden er richtcijfers gegeven en technieken beschreven voor verlichtingsinstallaties in relatie tot de eisen voor astronomische waarnemingen. De opwaartse lichtstroom van verlichtingstoestellen dient in natuurlijke gebieden (omgevingszone E1) vermeden (0 %) en in landelijke gebieden (omgevingszone E2) beperkt tot max. 5 %. De gids CIE 150:2003 'Guide on the limitation of the effects of obstrusive light from outdoor lighting installations' (Technische nota) geeft richtlijnen voor buitenverlichtingsinstallaties en de invloed van lichthinder door verblinding. Hiervoor worden relevante parameters en limietwaarden gedefinieerd.
2.7. Keuring en erkenning van verlichtingstoestellen In uitwerking van Typebestek 005 heeft Synergrid een lijst van goedgekeurde toestellen opgemaakt die, naargelang fabrikanten toestellen voor keuring voorleggen, wordt geactualiseerd.
18
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
De netwerkbeheerders hanteren bij voorkeur deze goedgekeurde toestellen, bieden hiervoor lagere installatieprijzen aan en garanderen een vlot onderhoud van deze toestellen. Zo genieten de gemeenten in het werkgebied van Eandis die opteren voor standaardmateriaal een verlaagde algemene kost van 10 % en zijn de normale algemene kosten van 30 % van toepassing wanneer zij kiezen voor ‘niet-standaard’ materiaal. Voor verlichtingsprojecten waarbij beroep gedaan wordt op gewestelijke subsidies is het gebruik van 005-goedgekeurde toestellen verplicht.
19
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
3. Beheersaspecten van goede openbare verlichting Parallel aan de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen voor goede openbare verlichting staat bij alle aspecten van verlichting ook efficiënt beheer en beheersing van het energieverbruik voorop.
3.1. Duurzaam beheer Navolgende aspecten vergemakkelijken het onderhouden het beheer van de openbare verlichting en verhogen daardoor haar duurzaamheid.
Kwaliteitsmateriaal en hergebruik De technische en mechanische kwaliteiten van het gebruikte materieel zijn voldoende hoog en behouden ook in de tijd de gewenste fotometrische eigenschappen. Het materieel is sterk (staal, gegoten aluminium, poly-acrylaat, gehard glas, …) met hoge indices van mechanische weerstand en waterdichtheid (minimum IP 65 volgens de norm). De gebruikte materialen zijn herbruikbaar. De lampen worden ofwel gerecycleerd ofwel vernietigd bij de fabrikant volgens het vastgesteld protocol.
Makkelijk onderhoud en handhaving – lichtefficiëntie en levensduur van de lampen De levensduur en de kwaliteit van het materieel worden bevorderd door een gemakkelijk onderhoud en handhaving en een goede gezondheid van de hele installatie. Met name een makkelijke toegang tot de verlichtingspunten en de lampen, een veilige werksituatie voor het onderhoud, standaardisatie van het gebruikte materieel, … dragen hier toe bij. De gemiddelde levensduur van de verschillende voorgestelde lampensoorten moet zo groot mogelijk zijn, teneinde minder frequent tot vervanging van de lampen te moeten overgaan; behoudens voor de lampen voor verlichting van sportvelden geldt 8.000 uur als een absoluut minimum. Complementair moet de afstelling van lamp en optisch systeem zo precies mogelijk zijn om de best mogelijke lichtkarakteristieken van de installatie te garanderen en het lichtrendement te verhogen.
Aanpasbaarheid, tijdelijkheid en beheer van de verlichting Regelaars, variatie in vermogen, beheer van de gebruiksduur, … laten lager energieverbruik op aanvaardbare wijze toe. Meerdere verlichtingsregimes kunnen worden gehanteerd : 20
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
permanent verlichtingsregime: voor functionele en veiligheidsverlichting van wegen, straten en pleinen, hoofdwandelpaden, parkings. Het permanent regime kan in een nachtregime met een lagere lichthoeveelheid overgaan (vanaf middernacht bijv.) door het vermogen te dimmen, binnen de redelijke verhoudingen van zichtbaarheid en veiligheid semi-permanent regime: voor de aanlichting van architecturaal patrimonium of beplanting tussen het vallen van de avond en bijv. middernacht. regime op vraag / volgende verlichting: aangestuurd door detectoren. Gasontladingslampen zijn niet aangewezen voor dit regime, LED-verlichting wel (ingeval van lage lichtniveau’s). Dit regime van verlichten wordt thans niet aangeboden door de netbeheerders en dient op een privé-net aangesloten. De duur van de verlichtingen zal op zeer precieze wijze geregeld worden, bijv. met astronomische uurwerken. Voor de tijdsturing kunnen thans dertien beschikbare programma’s van de netbeheerders worden ingezet; deze zijn niet automatisch per dag regelbaar.
3.2. Rationeel energiegebruik Rationeel energiegebruik (REG) loopt als een rode draad doorheen de verschillende onderdelen van de lichtvisie. Belangrijk hierin is om de juiste ontwerpparameters correct in kaart te brengen in functie van de te verlichten ruimten en dit te koppelen aan de meest efficiënte technologie. De belangrijkste aandachtspunten zijn de volgende. Gebruik maken van efficiënte verlichting: belangrijk is het kiezen van het juiste type verlichting in functie van de verlichtingssterkte, kleurweergave, kleurtemperatuur, mogelijkheden tot dimmen, schakelfrequentie, onderhoud, ... . Bijgaande figuur geeft de evolutie in de tijd van het streven naar efficiënte verlichting door de ontwikkeling en verfijning van nieuwe types lampen weer. De verschillende aspecten van een efficiënt verlichtingsapparaat zijn: hoogwaardige reflectoren die bestaan uit hoogwaardig aluminium elektronische ballasten (lager energieverbruik (8% in plaats van 17%), langere levensduur van de lampen, mogelijkheden tot dimmen, vermijden van flikkerende lampen); de elektronische ballasten zijn evenwel fragieler, gevoeliger voor vocht en warmte en duurder dan de klassieke ferromagnetische ballasten. Electronische (dimbare) voorschakelapparatuur (EVSA) is nog volop in onderzoek en ontwikkeling maar combineert straks een lager verbruik met de mogelijkheid tot dimmen armaturen moeten eenvoudig toegankelijk zijn voor onderhoud.
21
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Een aangepast verlichtingsniveau doorheen de nacht: door gebruik te maken van een variabel verlichtingsniveau wordt de hoeveelheid licht gegeven in functie van het gebruik. Zo is er voor een woonwijk een hogere verlichtingssterkte gewenst in de vroege avond, een rustigere sfeerverlichting tijdens de avond en een niveau van comfort/veiligheid gedurende de nacht. Door gebruik maken van dimbare elektronische ballasten kan een vloeiende overgang worden gecreëerd zonder dat er armaturen moeten worden uitgeschakeld.
3.3. Toepasbare lampensoorten De in de lichtvisie richtinggevend voorgestelde lampentypes (metaalhaldehidelamp (genre cosmowhite), metaaljodidelamp, LED, hogedruknatriumlamp) worden bekeken op hun lichtrendement, kleurweergave en levensduur. Onderstaande grafieken vergelijken de voorgestelde types verlichting (groene balkjes) met andere, gangbare buitenverlichting.
Lichtrendement (Lumen/watt) Lichtrendement
Het lichtrendement van een lichtbron is de verhouding tussen de totale uitgezonden lichtstroom en het opgenomen elektrische vermogen.
180 160
Lumen/watt
140 120 100 80 60 40 20 -
22
Het lichtrendement van de geselecteerde types verlichting schommelen tussen 90 en 120 lumen/watt. Hieruit kunnen we besluiten dat deze verlichting energie-efficiënt is. De lage druk natrium lampen hebben het beste lichtrendement, maar er spelen nog andere factoren zoals bijv. de richtbaarheid. Daarom zijn metaalhaldehide- en metaaljodidelampen een betere keuze. Momenteel is LED verlichting nog niet voldoende ontwikkeld om bijvoorbeeld een volledige straat te verlichten en komt, ook vanwege het relatief lage verlichtingsrendement, niet in aanmerking om de gangbare verlichting te vervangen. De LED verlichting kan wel ingezet worden voor accent- of sfeerverlichting, voor verlichting met lage lichtniveau’s en zeker voor verlichting met variërend vermogen.
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Kleurweergave De kleurweergave is de mate waarin de kleuren natuurlijk worden weergegeven. Dit op een schaal van 0 tot 100, waarbij 100 overeenkomt met natuurlijk daglicht. We kunnen volgende onderverdeling aannemen: 90 - 100: uitstekend 80 - 90: goed 50 – 80: matig < 50: slecht
Kleurweergave 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Alle lampen voldoen aan de vooropgestelde eisen van de kleurweergave. De lagedruknatriumlampen hebben weliswaar een zeer goed lichtrendement, maar het monochromatisch karakter van deze lamp zorgt voor een zeer laag comfort op vlak van kleurweergave.
23
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Levensduur De levensduur van de lampen speelt een belangrijke rol naar de onderhoudskosten en naar de impact op het milieu (afval).
Levensduur 70000 60000
Uren
50000 40000 30000 20000 10000
0
Alle voorgestelde lampen hebben een levensduur die hoger is dan 12.000 branduren. In de praktijk gebruiken de netwerkbeheerders, op basis van een eigen studie over de levensduur, de Metaaljodidelampen echter voor 8000 uur. Inductielampen hebben de langste levensduur. Deze worden meestal geplaatst op slecht toegankelijke plaatsen. De LED verlichting heeft een zeer hoge theoretische levensduur. Deze is echter sterk afhankelijk van de mate waarin de warmte van de LED kan worden afgevoerd. De kleur is ook een belangrijke factor, LED’s die blauw licht produceren hebben een veel langere levensduur (ongeveer 20.000 uren) ten opzichte van witte LED’s.
De levensduur van de armaturen is hoog door de hoge index van mechanische bescherming IP65 die courant wordt toegepast in antwoord op het (niet verplichte) voorstel van het controleorganisme SYNERGRID.
24
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Samenvattende tabel
200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
80000 72000 64000 56000 48000 40000 32000 24000 16000 8000 0
Lichtrendement
Kleurweergave
Levensduur
Lumen/watt en kleurweergave
Samenvattende tabel
Levensduur
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van het lichtrendement, kleurweergave en levensduur weer per type lamp. De lampen zijn geordend volgens stijging van het lichtrendement. De tabel maakt duidelijk dat ‘de perfecte lamp’ niet bestaat, maar dat de keuze van een lamp voor een bepaalde plek naast het lichtrendement (altijd belangrijk vanuit REG-oogpunt) sterk afhangt van de parameter / kwaliteit die daar het meest doorweegt (kleurweergave op plekken waar de leefbaarheid en de sfeer van belang zijn, levensduur op moeilijk voor onderhoud bereikbare plaatsen). Toch leert een louter cijfermatige combinatie van de drie parameters dat de inductielamp veruit de beste is (ze is ook veruit de duurste), op enige afstand gevolgd door de hogedruknatrium (Ra 65) lamp, de lagedrukkwiklamp en de metaalhaldehidelamp, en die op hun beurt op een zekere afstand gevolgd door de metaaljodidelamp. De twee meest voorgestelde lampentypes (metaalhaldehidelamp en metaaljodidelamp) scoren dus in de combinatie van de verschillende parameters zeer goed en goed. De nieuwe metaalhaldehidelamp is daarenboven dimbaar en maakt daarom na positieve evaluatie in de lopende proefprojecten bij de netbeheerders grote kans om ruim te worden veralgemeend. 25
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Richtkostprijzen De aankoop- en installatiekosten voor de verschillende lampen die in het kader van deze lichtvisie worden voorgesteld variëren op hoofdlijn (voor eenzelfde vermogen) van goedkoop over gemiddeld naar duurder : hogedruknatriumlamp : goedkoop metaaljodidelamp : medium metaalhaldehidelamp : medium LED : duur.
26
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
deel II – visie op openbare verlichting in het platteland Dit deel van de lichtvisie geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de openbare verlichting in het West-Vlaams platteland in de toekomst willen voorzien. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied.
27
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
4. Algemene visie 4.1. Vier kwaliteitseisen voor de verlichting van het platteland Het ontwerpen van (openbare) verlichting is net als andere vormen van ontwerpen geen exact-gedetermineerde activiteit; keuzes over wat men vooral met de verlichting wil bereiken spelen een belangrijke rol. Elk lichtontwerp is een afweging tussen het belang dat men hecht aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : de functionaliteit de belevingswaarde het energiegebruik (voor de verlichting zelf en voor het gebruikte materieel (aard, aantallen, levensduur)) de lichthinder. Het is quasi onmogelijk in een lichtontwerp aan elk van deze vier soorten kwaliteiten optimaal tegemoet te komen. Per soort ontwerp of soort te verlichten ruimte wordt dan ook best vooraf aangegeven welke kwaliteit(en) daarvoor de belangrijkste zijn, worden vooral ontwerptools in die richtingen voorzien en wordt het ontwerp vooral daarop getoetst. Naast deze kwaliteiten spelen ook de kostprijzen, zowel voor investeringen als voor onderhoud, een rol in de ontwerpkeuzen. (Kunst)licht is dan ook niet enkel een middel om bewoners, werkenden en bezoekers toe te laten bij duisternis op een veilige wijze in het platteland te vertoeven of er een bestemming te bereiken, het is ook een middel om sites, gebouwen, infrastructuren en landschappen te valoriseren, te neutraliseren en te differentiëren. Met andere woorden, (kunst)licht biedt de kans een scenografie en morfologie te creëren die beeld- en sfeerbepalend is en nieuwsgierigheid kan opwekken door onder meer ‘beelden’ te voorschijn te brengen die complementair zijn aan de waarneming van dorp en platteland overdag. Het kan daarmee een bijdrage leveren aan een verhoging van het imago en positieve identiteitsgevoel van bewoners over hun dorp, van werkenden over hun werkplek en van de leefbaarheid in het algemeen. Verlichting dient effectief een gevoel van veiligheid te geven, de bewoners, werkenden en bezoekers gerust te stellen, maar ze moet de omgeving ook tot leven brengen, de heden verborgen kwaliteiten (opnieuw) zichtbaar en leesbaar maken, de plattelandsidentiteit versterken, een extra dimensie geven aan de nacht(en) en deels de duisternis van de nacht herstellen. En dit op energiezuinige wijze.
4.2. Basisprincipes voor de verlichting van het platteland Kwaliteitsvolle (openbare) verlichting in een platteland is meer dan functionele verlichting alleen
28
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
valoriseert het landschap bij avond en nacht: verheldert de lectuur van de dorpen, laat onvermoede plekken, kwaliteiten en beelden ontdekken; dit is belangrijker dan het licht zelf; licht en lichtdragers zijn dan ook ondergeschikt aan en tonen respect voor de openbare ruimte
bepaalt de avondlijke en nachtelijke sfeer: zorgt voor een aangename, herbergzame atmosfeer en voor objectieve en subjectieve veiligheid
verhoogt het comfort voor de avondlijke en nachtelijke gebruiker van het openbaar domein; dit vraagt veeleer dimmen en beter richten van kunstlicht dan meer verlichting;
29
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
gebruikt efficiënte verlichting om het licht te brengen daar waar het nodig is (met minder lichtpollutie, kwaliteitsvol, recycleerbaar en onderhoudsvriendelijk materiaal, systematisch gebruik van een elektronische ballast, met lichtregeling doorheen de tijd en met nieuwe technieken) en draagt daardoor bij tot een rationeler energiegebruik
beklemtoont de identiteit van het rustige, op hoofdlijn donkere West-Vlaams platteland als geheel en; beklemtoont tegelijk de identiteit van dorpen
valoriseert het macro-landschap (torens) en accentueert de structurerende elementen van de gewenste structuur (dorpskernen), met oog voor de donkerte van de open ruimten
30
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
komt tot stand door een goed samenspel van openbare en private verlichting van gebouwen en ruimten, met de openbare verlichting als basis.
4.3. Visie-elementen aangaande energiegebruik Energiebesparingen worden bevorderd door maximaal oplossingen te kiezen die de lichthoeveelheid bieden van het minimumniveau van verlichting opgelegd in de norm EN 13201 volgens de classificatie van de weg zoals aangegeven in het BIV-advies (cfr. hoofdstukken 2 en 5 tot 13). Evenwel zijn de verlichtingsniveau’s in norm EN 13201 en in de Belgische doorvertaling ervan gericht op de verkeersintensiteiten van de wegen. Daar deze nagenoeg steeds in de latere avond en nacht veel lager komen te liggen, kan het verlichtingsniveau in dat deel van de nacht door dimming naar dat van een lagere wegcategorie evolueren. Volgens de bestudeerde casussen zal het mogelijk zijn om systemen van dimming te voorzien om de hoeveelheden verlichting gedurende een deel van de nacht te verlagen. Wanneer na een dergelijke (forse) verlaging de verlichtingsniveau’s onder de niveau’s vereist door de norm zouden dalen, vallen deze nieuwe niveau’s, net als de openbare verlichting in haar geheel, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, de beheerders of de eigenaar. Het kiezen van nieuwe en energievriendelijkere technologieën – rekening houdend met het gewenste effect van de verlichting – moet overwogen worden. De markt van de openbare verlichting kent al enkele jaren een ongelooflijke revolutie door de opkomst van LED-verlichting. Deze LED-verlichting is vandaag echter, zeker voor functionele verlichting met grotere vermogens, dikwijls nog minder kwalitatief en ook minder betrouwbaar dan de prestaties van de klassieke verlichting. Rekening houdend met de snelle technologische vooruitgang van de LED-verlichting, is het interessant deze te testen op de daarvoor geschikte plaatsen (bijv. fietspaden). Dit kan enkel uitgevoerd worden door gehele samenwerking met de provincie, de netbeheerders Eandis en Infrax en de verantwoordelijke verlichtingsfabrikanten. Die laatste zijn als enige in staat de verwachte prestaties van deze experimenten, ook op de langere termijn, te garanderen; hun garantie is dan ook essentieel om een experiment te starten. Ruimten en thema’s waar deze nieuwe technologieën kunnen worden toegepast zijn bijv. : 31
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
. . . . .
de verkavelingen de bedrijventerreinen de fietswegen de openbare groendomeinen de parkeerterreinen.
Belangrijke elementen in de globale lichtvisie en de concepten die rationeel energiegebruik ondersteunen en bevorderen zijn de volgende. Algemeen : de selectie van – in verhouding tot het gehele grondgebied – een zeer beperkt aantal structuurbepalende elementen waar specifieke verlichting (die mogelijk op sommige plaatsen meer lichtpunten en/of hoger lichtsterkte vereist) wordt voorzien. In het bijzonder zal het belang van de bakens in de dorpskernen (die telkens lokale punten zijn en waar selectief mee wordt omgegaan) hierin bijdragen tot een beheersing van het energiegebruik de algemene optie om bij vele concepten ook te werken met reflecterende glazen lichtnagels de relatief algemene optie om, daar waar de gekozen lampensoorten het mogelijk maken, de mogelijkheid van dimming (ook aangepast aan het normniveau van de lagere verkeersintensiteit in de nacht) toe te laten de algemene optie om zoveel als mogelijk de verlichtingselementen aan de gevels te bevestigen, hetgeen tot een belangrijke besparing in materiaalgebruik aan masten (en dus ook aan energie) aanleiding zal geven. Vanuit de concepten : beperking op lange termijn van de verlichting op alle verbindingswegen (behoudens lokaal toch te verlichten punten), hetgeen een daling van het energiegebruik zal geven, alsook de overgangsmaatregelen op korte en middellange termijn in die richting langs de vrijliggende fietswegen in de open ruimte de verlichting te beperken tot de delen van functionele fietspaden die een gesloten karakter hebben door de aanleunende beplanting en de kruisingen met verlichte wegen (in principe op termijn steeds minder) de recreatieve fietsroutes niet te verlichten in de openbare groendomeinen alleen parkings en de directe omgeving van de voorzieningen te verlichten de sportterreinen gedifferentieerd in de ruimte en zo beperkt mogelijk in de tijd te verlichten de bedrijventerreinen gedifferentieerd in ruimte en tijd te verlichten en daarbij de verlichting in niet-doorgaande straten in lokale bedrijventerreinen na middernacht te doven. Voorgaande opties kunnen vanuit het oogpunt van rationeel energiegebruik nog worden versterkt door : langs de te verlichten functionele delen van fietsroutes ook de mogelijkheid van verlaagd of volgend licht te voorzien voor de verschillende ruimten waar sfeer in de verlichting belangrijk is (gebouwen en accenten in de dorpen), waar een bebakening als verlichting volstaat, of waar volgend licht zinvol is waar mogelijk gebruik te maken van LED verlichting (laag energieverbruik indien het gebruikt wordt voor zacht licht)
32
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
4.4. Opties inzake lichtvervuiling Om de lichthinder in te beperken voorziet deze lichtvisie een aantal maatregelen op conceptniveau niveau en qua verlichtingstechniek en –aanpak. Op niveau van de concepten betreft dit : het grotendeels niet (meer) verlichten van de verschillende verbindingswegen tussen de dorpen het alleen selectief aanlichten van groenelementen en wanneer het gebeurt, het voorzien van beperkingen van de aanlichting van groenelementen in perioden dat er geen afschermend bladerdek is het inschrijven van het vermijden van lichthinder bij de verlichting van sportterreinen het toepassen van dimmen en doven van verlichting wanneer zij geen toegevoegde waarde biedt. Op het niveau van de verlichtingstechniek betreft dit : het alleen nog toepassen van niet-verblindende, goed richtende lichtarmaturen die zoveel mogelijk alleen het doelgebied verlichten het vermijden van rechtstreeks licht in de atmosfeer, in het bijzonder onder lage hoeken boven de horizon het in de meeste situaties verminderen van de lichthoeveelheden waardoor ook de lichtgloed door weerkaatsing vermindert; hiertoe worden in de verlichtingsprojecten de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval met meer dan eenderde overschrijden het toepassen van een regelmatig onderhoud van de lampen en armaturen, in het bijzonder voor nazicht en eventuele bijregeling van de correcte afstelling van de patrimoniumverlichting.
4.5. Inhoudelijke uitgangspunten voor het lichtplan Beleidsplannen Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan-West-Vlaanderen geeft op hoofdlijn het platteland aan waarop deze lichtvisie zich richt en bevat ook de selectie van de primaire en secundaire wegen in de provincie, evenals van de natuurverbindingen op provinciaal niveau.
33
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Het provinciale beleidsplan functionele fietsroutes geeft het kader voor de al dan niet te verlichten fietspaden: de fietsroutes die dit plan selecteert worden voor de openbare verlichting als functionele fietsroutes beschouwd en alle andere fietsroutes als recreatieve fietsroutes. De selecties van Ramsar-, Habitat-, Vogelrichtlijn- en VEN-gebieden en van de natuurverbindingsgebieden op provinciaal niveau zijn mee bepalend voor het al dan niet en de wijze van verlichten van bepaalde gebieden en randzones.
Elementen en kwaliteiten van de bestaande toestand Meerdere elementen van de bestaande toestand van het platteland vormen, aanvullend aan de wensbeelden in de beleidsplannen, eveneens een basis voor de lichtvisie. Het bestaande en gewenste ruraal landschap zoals beschreven in het PRS worden als dusdanig benaderd. Het waardevolle erfgoed van gebouwen en ensembles varieert, zoals uit de voorbeeldprojecten blijkt, sterk van dorp tot dorp. Maar in nagenoeg in elk dorp is het (minder talrijk) ook aanwezig en bepaalt het er ruimtelijk mee de identiteit van. De publieke voorzieningen en de publieke ruimten in de brede zin in de dorpen vormen belangrijke aanknopingspunten voor een openbare verlichting die het gemeenschapsleven ondersteunt. In de kuststreek krijgen de installaties (masten en armaturen) in de dorpen en sites die meest zijn blootgesteld een speciale behandeling tegen het zout in de atmosfeer.
34
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
4.6. Basisprincipes voor een code van goede praktijk voor openbare verlichting op het platteland Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer hoe de betrokken en bevoegde partners de openbare verlichting op het West-Vlaams platteland in de toekomst zien. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. Deze principes geven de basisafspraken weer die steeds worden toegepast; het verdient uiteraard de voorkeur bijkomende aspecten van goede verlichting zoals per ruimtecategorie aangegeven in deel III zoveel als mogelijk ook toe te passen. Hierna worden deze veertien basisprincipes voor een code van goede praktijk, die geregeld de negen thema’s doorkruisen en overstijgen, samenvattend weergegeven. Zij worden ook bij elke relevante ruimtecategorie worden herhaald.
Doortochten door dorpen De openbare verlichting van doortochten door dorpen maakt steeds integraal deel uit van het ontwerp van het openbaar domein en 1. gebruikt kwalitatief warm, wit licht (geen te blauwe kleur) met een goede kleurweergave van de bestrating in de doortocht, zeker in het centrum van het dorp 2. ondersteunt de voetgangers in het gebruik van de gehele doortocht, en zeker in het centrum van het dorp, door het gebruik van lichtpunten op lagere hoogte (hoogstens 7 m). 3. benut, indien de aanpalende gevels voldoende hoog zijn, in het centrum van het dorp de gevels als steun voor het verlichtingsmaterieel om het verblijfskarakter van de ruimte te benadrukken 4. markeert de toegangen tot het dorp indien er geen functionele verkeerssluis binnen de dorprand is. Dit kan door een specifieke aanlichting van aanwezig waardevol patrimonium (bij voorkeur), een object of beplanting (uitzonderlijk) die mee de toegang vormt. Er wordt hierbij gekozen voor het concept dat de minste lichtvervuiling veroorzaakt.
Wegen tussen twee dorpen 5.
De wegen in de open ruimte evenals de fietspaden die er langs lopen worden niet verlicht, behalve eventueel op lokale punten die gevoelig zijn voor de veiligheid (kruisingen, wegversmallingen, begin van middenbermen, rotondes). Ook bij beperkte concentraties van woningen wordt er bij voorkeur niet verlicht. Voor meer veiligheid voor de zachte weggebruiker kan hier verlichting in overweging genomen worden mits motivatie. In dit geval is bakenverlichting boven verlichting op masten te verkiezen, om verbrokkeling van het lichtbeeld te vermijden. Deze trendbreuk wordt stelselmatig gerealiseerd door bij nieuwe projecten geen verlichting meer te voorzien. Verder wordt bestaande verlichting langs deze wegen stapsgewijze afgebouwd, naar aanleiding van infrastructuurwerken of als het materieel aan vervanging toe is.
35
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Vrijliggende fietswegen in de open ruimte 6.
Functionele fietswegen worden niet verlicht. Eventueel en bij uitzondering kan verlichting gemotiveerd worden voor trajectdelen met een gesloten tunnelbeplanting over een langere afstand. In deze gevallen gebeurt de verlichting door instelling van een tijdsregime of interactieve aansturing. Deze uitzondering geldt niet voor trajecten door waardevolle bos- of natuurgebieden. Recreatieve fietswegen worden nooit verlicht.
Woonwijken en verkavelingen De openbare verlichting van woonwijken en verkavelingen in de dorpen en eventuele verlichting van binnenroutes door private woonprojecten : 7. gebruikt kwalitatief warm, wit licht (geen te blauwe kleur) met een goede kleurweergave 8. ondersteunt de voetgangers in het gebruik van de openbare ruimte door het gebruik van lichtpunten op lagere hoogte (hoogstens 5 m). Op verkeersintensievere wegen kunnen de lichtpunten iets hoger (tot 7 m). 9. wordt bij alle nieuwe projecten voorzien van apparatuur die dimming van de openbare verlichting in tijd en ruimte mogelijk maakt.
Dorpskerken en identiteitsbepalende gebouwen en patrimonium 10.
De sfeerverlichting van dorpskerken en andere identiteitsbepalende gebouwen en patrimonium gebeurt alleen voor een beperkte selectie van gebouwen. Zij verlicht door een goede richting en afstelling alleen die delen van het gebouw zelf die zinvol zijn om te verlichten, en dit in een semipermanent regime (bijv. van valavond tot middernacht).
Parkeerterreinen 11.
Parkeerterreinen worden, behalve de toegangen ervan, zo min mogelijk verlicht met een gedifferentieerd regime in tijd en ruimte (dimmen en doven).
Sportterreinen 12.
Sportterreinen, zowel de velden als de omgeving van de gebouwen, worden niet verlicht als er niet gesport wordt; uitzonderingen hierop vormen de doorgaande paden en routes. De installatie hiervoor is dimbaar in tijd en ruimte. Voor de aanlichting van de sportvelden wordt aangetoond dat de lichthinder op de omgeving en de lichtvervuiling beneden de norm voor rurale gebieden blijft. Er moet gegarandeerd worden dat de hiervoor noodzakelijke afstelling van de toestellen regelmatig wordt nagekeken.
Bedrijventerreinen 13.
36
In bedrijventerreinen maakt de gekozen installatie een differentiatie mogelijk in tijd en ruimte. Hierbij wordt het mogelijk delen van het terrein te dimmen of te doven; niet-doorgaande wegen in lokale bedrijventerreinen op het platteland worden altijd met een semi-permanent regime (bijv. alleen in
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
de loop van de avond en de winterochtenden) verlicht. Een afsprakenkader over de private verlichting wordt steeds in de verkoops- of erfpachtvoorwaarden voor de individuele bedrijven opgenomen.
Openbare groendomeinen 14.
De provinciedomeinen en andere grote openbare groendomeinen worden niet verlicht, tenzij op verbindingen naar de voorzieningen die ook na zonsondergang functioneren en eventueel voor de doorgaande paden. Die verlichting is zeer bescheiden en heeft een gedifferentieerd regime in tijd en ruimte.
De toepassing van deze principes van goede praktijk vergt maatwerk in de context van elk verlichtingsproject en dus een vakbekwaam lichtontwerp dat de principes op een goede manier vertaalt. Belangrijk hierbij is dat de verlichting samen met en afgestemd op de inrichting van het openbaar domein en de groenaanleg wordt ontworpen.
37
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
38
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
deel III – verlichting per ruimtecategorie Gegeven de schaal waarop deze lichtvisie van toepassing zal zijn, is het onmogelijk alle variaties van configuraties en inrichtingen van wegen en ruimten in rekening te brengen. De profielen en foto’s worden bij de concepten dan ook bij wijze van voorbeeld gegeven en definiëren een bepaald toepasbaar principe (in een veel voorkomende situatie) maar zullen noodzakelijkerwijze moeten worden aangepast aan de concrete configuratie van de weg of ruimte waarvoor een lichtproject wordt uitgewerkt, telkens in overeenstemming met de technische karakteristieken van de bijhorende technische fiches.
39
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
5. Doortocht door een dorpskern aan een weg met veel verkeer of aan een lokale weg 5.1. Beleids- en beheerscontext – informatieve basis Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : EN 13201 + voorstel categorisering BIV Standaardbestek 204 voor gewestwegen Typebestek 005 Synergrid voor gemeentewegen De mobiliteitsconvenanten Vlarem II, hoofdstuk 6.3. Dit betekent dat volgende categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn. sectie van inkom / uitgang van het dorp (buiten de bebouwde kom) Fotometrie : Verlichtingsklasse :
volgens de norm EN 13201 en categorisering BIV grote weg (gewestweg): ME3b lokale weg (gemeenteweg): ME4a / landelijke weg ME6 fietspad naast grote weg: CE4 (1 CE-klasse lager dan de weg) fietspad naast lokale weg: CE5 (1 CE-klasse lager dan de weg)
intermediaire sectie (bebouwde kom) Fotometrie : Verlichtingsklasse :
40
volgens de norm EN 13201 en categorisering BIV grote weg: ME3b / CE3 lokale weg: ME3b / CE4
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
sectie van het dorpscentrum met dorpsplein Fotometrie : Verlichtingsklasse :
volgens de norm EN 13201 en categorisering BIV grote weg: ME3b / CE3 lokale weg: ME3b / CE3 plein: S4 of CE2
5.2. Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de openbare verlichting van doortochten in het West-Vlaams platteland in de toekomst willen voorzien. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. De openbare verlichting van doortochten wegen door dorpen maakt steeds integraal deel uit van het ontwerp van het openbaar domein en gebruikt kwalitatief warm, wit licht (geen te blauwe kleur) met een goede kleurweergave van de bestrating in de doortocht, zeker in het centrum van het dorp ondersteunt de voetgangers in het gebruik van de gehele doortocht, en zeker in het centrum van het dorp, door het gebruik van lichtpunten op lagere hoogte (hoogstens 7 m). benut, indien de aanpalende gevels voldoende hoog zijn, in het centrum van het dorp de gevels als steun voor het verlichtingsmaterieel om het verblijfskarakter van de ruimte te benadrukken markeert de toegangen tot het dorp indien er geen functionele verkeerssluis binnen de dorprand is. Dit kan door een specifieke aanlichting van aanwezig waardevol patrimonium (bij voorkeur) of een object of beplanting (uitzonderlijk) die mee de toegang vormt. Er wordt gekozen voor het concept dat de minste lichtvervuiling veroorzaakt.
41
doortocht door dorpskern aan weg met veel verkeer of aan lokale weg dorpskern, dorpsplein en doortocht door het dorp (van gewestweg of lokale weg)
Principebeschrijving huidige situatie
• sectie van inkom / uitgang van het dorp
• intermediaire sectie
• sectie van dorpscentrum met dorpsplein
• intermediaire sectie
• sectie van inkom / uitgang van het dorp
- weg zonder veel bebouwing door het open landschap
- steeds densere bebouwing langs een of twee zijden van de weg
- aanwezigheid van een plein
idem
idem
- mogelijke aanwezigheid van fietspaden en van kruisingen van fietspaden met de weg
- aanwezigheid van voetpaden langs een of twee zijden
- mogelijkheid van bomenrij(en)
- stationeren mogelijk langs een of twee zijden van de weg
- soms met trottoirs, maar meestal niet - al dan niet met middenberm - aanwezigheid van verspreide woningen
- mogelijkheid van bomenrijen, fietspaden - mogelijkheid van een fietspad dat de rijweg kruist
- aanwezigheid van een belangrijk kruispunt - grotere aanwezigheid van handelszaken - gedeeld gebruik van de publieke ruimte door voetgangers, fietsers en auto’s - aanwezigheid van een kerk of (voormalig) gemeentehuis
- aanwezigheid van zebrapaden en voetgangersoversteken - aanwezigheid van interessant en waardevol patrimonium
komt meestal overeen met de bebouwde kom
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
42
doortocht door dorpskern aan weg met veel verkeer of aan lokale weg dorpskern, dorpsplein en doortocht door het dorp (van gewestweg of lokale weg)
Doelen Het hoofdobjectief is de autobestuurders te laten aanvoelen dat zij een bewoonde zone met een menging van verplaatsingswijze in het openbaar domein naderen. De verlichtingssecties voor en gedurende de doortocht van het dorp moeten dus stapsgewijze overgaan naar een menselijke schaal en in de verlichting absolute voorrang geven aan de voetgangers ten nadele van de auto. Dit hoofddoel is hetzelfde voor de dorpskernen met een doortocht van een weg met veel verkeer als voor de dorpskernen aan een lokale weg, dus onafhankelijk van de hoeveelheid verkeer. Zuinig energieverbruik wordt bevorderd door maximaal oplossingen te kiezen die de lichthoeveelheid bieden van het minimumniveau van verlichting opgelegd in de norm EN 13201 volgens de classificatie van de weg.
patrimonium
toegangspoort
toegangspoort
• sectie van inkom / uitgang van het dorp
• intermediaire sectie
• sectie van het dorpscentrum met dorpsplein
• intermediaire sectie
• sectie van inkom / uitgang van het dorp
- deze secties begeleiden met een veeleer autogerichte functionele verlichting
- in deze secties een minder autogerichte functionele verlichting toepassen om zo het dorpscentrum aan te kondigen
- versterken van de gewenste prioriteit van de voetganger in het centrum, van de beleving van het centrale plein en van het handelskarakter
idem
idem
- als er fiets- of voetpaden zijn, een specifieke verlichting voorzien - kruisingen van fietspaden goed zichtbaar maken - het licht maximaal richten teneinde lichtpollutie op de omliggende open ruimte te vermijden en zo de donkerte naast de weg te behouden - indien mogelijk op het einde van deze sectie een verlichte toegangspoort tot het dorp creëren door gepaste aanlichting / dit gebeurt zeker wanneer de weginrichting de toegangspoort accentueert
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
- geen verschil in verlichting tussen voetpad, fietspad en rijweg - in de verlichting de aangeduide kruisingen van voetgangers- en fietsstromen zichtbare prioriteit geven
- met licht opwaarderen van de kerk, het (voormalig) gemeentehuis of een ander waardevol gebouw of element dat de identiteit van het dorp ’s avonds kan versterken
- beginnen met het vestigen van de aandacht op het identiteitsbepalend patrimonium van het dorp - een specifieke lichtingreep doen bij aanwezige grotere publieke voorzieningen en in het bijzonder bij scholen - indien mogelijk bij het begin van deze sectie een verlichte toegangspoort tot het dorp creëren door gepaste aanlichting / dit gebeurt zeker wanneer de weginrichting de toegangspoort accentueert
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
43
doortocht door dorpskern aan weg met veel verkeer of aan lokale weg dorpskern, dorpsplein en doortocht door het dorp (van gewestweg of lokale weg)
Principes
De algemene regel is dat een doortocht van een (drukkere) gewestweg en een doortocht van een lokale weg doorheen een dorpskern zich niet onderscheiden wat betreft de gecreëerde sfeer, de nachtelijke weergave en de lichtkwaliteit die de verlichting biedt, maar veeleer door de typologie van het verlichtingsmeubilair (lichthoogte, vermogen van de lampen, optisch systeem). Leesrichting
sectie van de inkom / uitgang van het dorp
intermediaire sectie
sectie van het dorpscentrum met dorpsplein
intermediaire sectie
sectie van de inkom / uitgang van het dorp
Typologie van de verlichting
Lichtkleur
Lichtkwaliteit
• sectie van inkom / uitgang van het dorp
• intermediaire sectie
• sectie van het dorpscentrum met dorpsplein
• intermediaire sectie
• sectie van inkom / uitgang van het dorp
- deze sectie verlichten met een verlichtingsmeubilair en een lichttoon die veeleer functioneel zijn (hogere masten, warme lichtkleur, geelgoud licht)
- maximaal de mogelijkheden om de verlichting te integreren aan de gebouwen benutten, teneinde de aanwezigheid van masten zoveel mogelijk te beperken en een minder functionele sfeer te geven
- maximaal de verlichting integreren aan gevels van de gebouwen
idem
idem
- bij aanwezigheid van bomen, de masten bij voorkeur in de as van de bomenrij plaatsen met voldoende afstand tussen masten en bomen (nieuwe bomenrijen bij voorkeur met smalle bomen)
- als het onmogelijk is de verlichting aan de gevels te integreren, verlichtingsmeubilair op menselijk schaal gebruiken, in overeenstemming met het voetgangersgebruik en het handelskarakter van de plekken
- bij aanwezigheid van fietspaden of trottoirs, mogelijkheid om een specifieke verlichting te voorzien in een meer witte lichtkleur
- gebruik van een kleurrijker licht (minder geelgoud) met een betere kleurweergave-index zodat de kleuren van de materialen beter tot hun recht komen
- bij elke oversteek (van fietspaden of zebrapad) een bebakening die goed zichtbaar is van op de rijweg voorzien - indien een toegangspoort verlicht wordt, dit doen door gepaste aanlichting van een element van een goed gesitueerd waardevol gebouw en als dat niet aanwezig is, van een boom, met aangepast kleurrijker of witter licht en veeleer met een lagere dan met een (verblindende) hogere lichtintensiteit
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
- met licht opwaarderen van de meest opvallende elementen van het waardevol patrimonium: merkwaardige gevels, kapelletjes, eventueel markante bomen, … - indien een toegangspoort verlicht wordt, dit doen door gepaste aanlichting van een element van een goed gesitueerd waardevol gebouw en als dat niet aanwezig is, van een boom, met aangepast kleurrijker of witter licht en veeleer met een lagere dan met een (verblindende) hogere lichtintensiteit
- als uitzonderlijk een mast nodig is om de continuïteit van de verlichting aan de gevels te verzekeren: gebruik van een neutrale mast met hetzelfde type armatuur - bij aanwezigheid van andere te verlichten publieke ruimten, gebruik van een specifieke mast met minimaal functioneel voorkomen - gebruik van een kleurrijker licht (minder geelgoud) met een betere kleurweergave-index zodat de kleuren van de materialen beter tot hun recht komen - met licht opwaarderen van elementen van het waardevol patrimonium (niet systematisch, maar in een grotere concentratie dan in de intermediaire sectie en naargelang hun historische, architecturale of erfgoedwaarde): kerk, (voormalig) gemeentehuis, geheel van merkwaardige gevels, eventueel groen, … - vermijden en verwijderen van verlichtingstoestellen van het type 360° verlichtende bol en van andere armaturen die licht naar boven uitstralen
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
44
doortocht door dorpskern aan weg met veel verkeer of aan lokale weg dorpskern, dorpsplein en doortocht door het dorp (van gewestweg of lokale weg)
sectie van inkom / uitgang van het dorp
intermediaire sectie
sectie van het dorpscentrum met dorpsplein
voorbeeld van realisatie
voorbeeld van realisatie
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
45
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
5.3. Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de openbare verlichting van doortochten in het West-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en conse nsus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
5.3.1. Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes Waar het doortochten van gewestwegen door dorpen betreft, is een samenwerking in de planvoorbereiding tussen gemeente en gewest uiterst zinvol. Gemeentebesturen hebben in die situaties alleen een effectieve bevoegdheid wanneer het herinrichtingsproject met Europese subsidies gefinancierd wordt (langs de provinciale kwaliteitskamer) en wanneer overdracht van de gewestweg naar de gemeente is voorzien. Wanneer in de (relatief) korte inkom/uitgangsecties masten in de bomenrij worden geplaatst, wordt aandacht gegeven aan de tussenafstanden (masten centraal tussen de bomen) en aan het regelmatig snoeien van de bomen; nieuwe bomen in een dergelijke situatie hebben bij voorkeur kaarsvormige kruinen. De intermediaire en dorpscentrum-secties maken samen de ruimte uit waar het dorpsleven zich afspeelt en waar aantrekkelijk wit licht daarom gewenst is. Thans kiest de beheerder van de gewestwegen alleen voor gebruik van wit licht in de echte dorpskern. Bomen en struiken in de doortocht kunnen worden aangelicht, maar dit gebeurt selectief, namelijk wanneer het zeer markante, cultuur-historische belangrijke bomen betreft of wanneer in de betreffende sectie geen waardevol patrimonium dat het aanlichten waard is aanwezig is. Aanlichting van bomen of struiken zal dus vooral / bijna alleen voorkomen aan toegangspoorten van dorpen, waar het als aankondiging van het betreden van de bebouwde kom onderdeel vormt van de inrichting van de weg en van het optimaal functioneren daarvan. De aanlichting van de kruin gebeurt van onderuit, maar alleen in de bladhoudende periode (april – oktober). De aanlichting gebeurt vanuit niches in de grond die op niet-overrijdbare plaatsen worden ingeplant of, bij bomen met hoge kruinen van op een lage mast of een aanwezig gebouw. Dergelijke eventuele aanlichting van bomen aan een toegangspoort werkt aanvullend aan de markering ervan door de overgang van de verlichtingswijzen tussen de sectie van de inkom en de intermediaire sectie (ander materiaal, lagere hoogte lichtpunten, betere lichtkleur met hogere kleurweergaveindex). Indien gewenst kan het effect van deze overgang nog worden versterkt door ter hoogte van de poort aan beide zijden van de weg een verlichtingselement van de intermediaire sectie te plaatsen. Wanneer masten worden gebruikt, worden deze op voldoende veiligheidsafstand van rijweg of fietspad ingeplant.
46
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Het plaatsen van verlichtingstoestellen tegen de gevels wordt best, in de gemeenten waar dit nog niet het geval is, ondersteund door een gemeentelijk politiereglement dat het toelaten van het plaatsen van dergelijke toestellen en de bekabeling tegen de gevel op een visueel niet storende manier verplicht maakt. De kabels op de gevels worden bij voorkeur op de overgang tussen twee gevels of gevelmaterialen geplaatst en goed afgeschermd. Daar aannemers niet altijd bereid zijn kabels en toestellen op gevels te plaatsen om het risico schade toe te brengen aan particuliere eigendommen te vermijden, gebeurt op dit punt best de nodige communicatie en aansturing. Bij plaatsing van verlichtingstoestellen tegen de gevels dient voldoende aandacht besteed aan de afscherming van de lichtbundel in de richting van de woningen waaraan de armaturen zijn bevestigd. Wanneer in bepaalde secties verlichting zowel tegen gevels als (omdat het op die plaatsen niet kan) op masten wordt voorzien, worden best armaturen gebruikt die voor beide geschikt zijn. In de intermediaire sectie en sectie van het dorpscentrum is de aangegeven maximale hoogte van 7 m een optimum tussen de beoogde menselijke schaal in deze omgevingen en de relatief lage hoogte van de meeste huizen in de dorpen enerzijds en het vermijden van te veel lichtpunten anderzijds. Vanuit dit laatste oogpunt streven de netbeheerders thans naar een maximale lichtpunthoogte van 8 m en kiezen zij lagere hoogten indien zij dit verantwoord achten. Bij projecten van dorpskernvernieuwing wordt samen met de openbare verlichting ook de private verlichting bekeken, dit zowel wat mogelijke aanlichting van patrimonium of identiteitsbepalende gebouwen betreft als overdreven en daardoor storende verlichting van bijv. parkings of reclames. Om de lichthoeveelheden en dus ook de lichtgloed door weerkaatsing te verminderen, worden in de verlichtingsprojecten de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval met meer dan eenderde overschrijden. Voor de toets van concrete lichtprojecten lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : voor de sectie van inkom / uitgang 1. de functionaliteit 2. de lichthinder 3. het energiegebruik 4. de belevingswaarde voor de intermediaire sectie 1. de functionaliteit en de belevingswaarde 3. het energiegebruik 4. de lichthinder
47
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
voor de sectie van het dorpscentrum 1. de belevingswaarde 2. de functionaliteit 3. het energiegebruik 4. de lichthinder.
5.3.2. Technische fiches De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken. technische fiche
sectie van inkom / uitgang van het dorp
Inplanting:
rijweg: eenzijdig fietspad: achteraan het verlichtingsmeubilair van de rijweg
Lichthoogte:
rijweg: tussen 6 en 9 m of van 9 tot 14 m afhankelijk van de breedte van de rijweg fietspad: 4 m
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan de rijweg
Kleurtemperatuur:
tussen 2800K en 3000K
Kleurweergave-index:
≥66
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat
48
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
. gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint . geen noodzaak om consoles te gebruiken materieel 005-gekeurd indien met gewestsubsidies Beheer:
. .
permanent verlichtingsregime (4.100 uur/jaar) bij gebruik van metaalhaldehidelampen laat de voorziene techniek toe te dimmen
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 8.000 u voor metaaljodidelampen, 12.000 u voor metaalhaldehidelampen keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
. Specifieke verlichting:
voorzien van een specifieke verlichtingsactie voor de kruisingen van fietspaden om deze zichtbaarder te maken in het zichtperspectief (verlichting, bebakening, …)
technische fiche
intermediaire sectie
Inplanting:
rijweg smaller dan 10 m : eenzijdig op de gevels rijweg breder dan 10 m : tweezijdig geschrankt op de gevels
Lichthoogte:
tussen 6 en 7 m
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan de rijweg functioneel asymmetrisch
Kleurtemperatuur:
T tussen 2800 K en 3000K
Kleurweergave-index:
≥ 80
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur type projector: . verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat . gemakkelijk onderhoudbaar 49
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
. hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) bij gebruik van mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint . geen consoles, maar bevestiging op de top van de mast materieel 005-gekeurd indien met gewestsubsidies Beheer:
.
permanent verlichtingsregime (4.100 uur/jaar)
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 8.000 u keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
. Specifieke verlichting:
. . .
voorzien van een specifieke verlichtingsactie voor de kruisingen van fietspaden om deze zichtbaarder te maken in het zichtperspectief (verlichting, bebakening, …) voorzien van actie bij de belangrijke gemeenschapsvoorzieningen en in het bijzonder bij de scholen voorzien van actie van aanlichting van het waardevolle patrimonium
technische fiche
sectie van het dorpscentrum met dorpsplein
Inplanting:
rijweg smaller dan 10 m : eenzijdig op de gevels rijweg breder dan 10 m : tweezijdig geschrankt op de gevels voor de pleinen: eenzijdig op de gevels rondom het plein, met specifiek verlichtingsmeubilair in het midden van het plein indien noodzakelijk
Lichthoogte:
tussen 6 en 7 m, uitgezonderd specifiek verlichtingsmeubilair (per project te bepalen)
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan de rijweg functioneel asymmetrisch
Kleurtemperatuur:
T = 3000K
Kleurweergave-index:
≥ 80
Karakteristieken van het
armatuur type projector:
50
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
lichtmeubilair:
. verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) bij gebruik van mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint . geen consoles, maar bevestiging op de top van de mast voor specifiek verlichtingsmeubilair: . te bepalen per project materieel 005-gekeurd indien met gewestsubsidies
Beheer:
. .
permanent verlichtingsregime (4.100 uur/jaar) de voorziene techniek laat niet toe te dimmen
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 8.000 u keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel voorzien van actie bij de belangrijke gemeenschapsvoorzieningen en in het bijzonder bij de scholen voorzien van actie van aanlichting van het waardevolle patrimonium zoals de kerk of het (voormalig) gemeentehuis; deze actie gebeurt niet systematisch, maar in functie van het historisch, architecturaal of erfgoedbelang van de gebouwen
. Specifieke verlichting:
. .
5.3.3. Ervaringen met dit thema Doortocht N730 door Munsterbilzen (Bilzen) Doortocht N3 door Grimde (Tienen) Doortocht N36 door Ingooigem (Anzegem) – in ontwerp Doortocht lokale weg door Reninge (Lo-Reninge) – in ontwerp Doortocht lokale weg door Vlissegem (De Haan) – in ontwerp.
51
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
6. Weg tussen twee dorpen 6.1. Beleids- en beheerscontext – informatieve basis Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : EN 13201 + voorstel categorisering BIV Standaardbestek 204 voor gewestwegen Typebestek 005 Synergrid voor gemeentewegen Vlarem II, hoofdstuk 6.3. Dit betekent dat volgende categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn. weg tussen twee dorpen Fotometrie : Verlichtingsklasse :
52
volgens de norm EN 13201 en categorisering BIV grote weg (gewestweg): ME3b / CE3 lokale weg (gemeenteweg): ME4b / CE4
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
6.2. Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de openbare verlichting van wegen tussen dorpen in het West-Vlaams platteland, met inbegrip van de naastgelegen fietspaden, in de toekomst willen voorzien. Dit gezamenlijk gedeeld inzicht en optie vormt het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. De wegen in de open ruimte evenals de fietspaden die er langs lopen worden niet verlicht, behalve eventueel op lokale punten die gevoelig zijn voor de veiligheid (kruisingen, wegversmallingen, begin van middenbermen, rotondes). Ook bij beperkte concentraties van woningen wordt er bij voorkeur niet verlicht. Voor meer veiligheid voor de zachte weggebruiker kan hier verlichting in overweging genomen worden mits motivatie. In dit geval is bakenverlichting boven verlichting op masten te verkiezen, om verbrokkeling van het lichtbeeld te vermijden. Deze trendbreuk wordt stelselmatig gerealiseerd door bij nieuwe projecten geen verlichting meer te voorzien. Verder wordt bestaande verlichting langs deze wegen stapsgewijze afgebouwd, naar aanleiding van infrastructuurwerken of als het materieel aan vervanging toe is.
53
weg tussen twee dorpen verbinding (grote weg of lokale weg) in de open ruimte tussen dorpen, met of zonder begeleidend fietspad Principebeschrijving huidige situatie
- verbindingen met een functioneel verkeerskarakter - weg met tweerichtingsverkeer, minimaal 2x1 rijstroken - weg veelal zonder bebouwing en doorheen het open landschap - mogelijke aanwezigheid van een fietspad, afgescheiden of geïntegreerd in de weg - mogelijke aanwezigheid van een bomenrij langs een of twee zijden van de weg - mogelijke aanwezigheid van een gracht langs een of twee zijden van de weg - mogelijkheid van geïsoleerde huizen / hoeven onderweg - kruisingen met wegen van hoger (gewestelijk) niveau met een belangrijker profiel of met lokale wegen van een soortgelijk profiel
Doelen
Principes
Omwille van het zeer functionele karakter van deze verbindingen en hun ligging in het open landschap van het platteland worden deze verbindingen niet verlicht, noch de rijweg, noch de fietspaden. Desalniettemin en om een bepaald niveau van veiligheid op kritieke punten te garanderen, is het noodzakelijk verlichting of bebakening te voorzien voor:
- gebruik van verlichting op masten aan de kruisingen met (gewest)wegen met hoger niveau en ronde punten; bijzondere aandacht wordt besteed aan een goede overgang tussen de verlichte en niet-verlichte delen van de weg
- de belangrijke kruisingen met wegen van hoger (gewestelijk) niveau
- gebruik van bebakeningsverlichting om aandacht voor en zichtperspectief op wegversmallingen, middenbermen, drempels, ... te geven, aanvullend aan de wegsignalisatie daarvan
- de wegversmallingen, ronde punten, middenbermen en in het algemeen alle elementen die een fysisch obstakel creëren en een breuk met de gewone doorlopende secties zijn
lichtvisie west-vlaams platteland
- geen specifieke verlichting van de fietspaden
- als verlichting van groepjes gebouwen in woonkorrels om veiligheidsredenen nodig is, bij voorkeur bebakeningsverlichting gebruiken en alleen in uitzonderlijke situaties verlichting op masten
Eventueel kunnen ook de delen waar zich meerdere gebouwen (huizen, hoeven, loodsen, …) in geïsoleerde woonkorrels (cfr. provinciaal structuurplan) langsheen de weg bevinden worden verlicht, maar bij voorkeur gebeurt dit niet.
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
- als er bomenrij(en) aanwezig zijn: inplanting van de masten in de as van een bomenrij, met voldoende afstanden tussen masten en bomen
- bevorderen van het gebruik van LED-technologie voor de bebakeningsverlichting - mogelijkheid tot gebruik van eenvoudige reflecterende glazen lichtnagels, geïntegreerd in het wegdek, in het bijzonder bij niet-verlichte woonkorrels
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
54
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
6.3. Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de openbare verlichting van wegen tussen dorpen in het West-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en consensus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
6.3.1. Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes Bij delen van verbindingswegen die belangrijke natuurgebieden (Ramsar-, Habitat-, Vogelrichtlijngebied, VEN, natuurverbindingsgebieden van provinciaal niveau) doorkruisen of erlangs passeren wordt uiterst omzichtig met verlichting omgegaan. Ook wanneer zich in dergelijke delen kruisingen of groepjes geïsoleerde gebouwen bevinden, wordt grondig afgewogen of die van openbare verlichting worden voorzien. En zo hiervoor toch geopteerd wordt, gebeuren de inplanting en de keuze van het verlichtingsmateriaal uiterst zorgvuldig om (eerste objectief) lichthinder maximaal te beperken (lage verlichting, laagste lichtsterkten cfr. norm, sterk gericht licht door gebruik van intensieve optiek en evt. hulpstukken die alle lichtinval buiten de rijweg en het evt. fietspad vermijden). Het bestaande verlichtingsmeubilair langs wegen tussen dorpen die thans nog verlicht zijn en waar dit volgens de principes niet meer zou moeten gebeuren kan nog behouden blijven tot het betreffende wegdeel wordt heraangelegd, tot het einde van de levensduur van dat verlichtingsmateriaal of tot in het kader van een actie voor rationeel energiegebruik (eerder al) wordt overgegaan tot het afkoppelen en/of verwijderen van het materiaal. Voor delen van verbindingswegen die belangrijke natuurgebieden doorkruisen of raken, is het aanbevolen een dergelijke actie voor rationeel energiegebruik op korte termijn te doen. Als sommige wegdelen overeenkomstig de principes worden verlicht, gebeurt dit in principe vanaf de zijde waar reeds kabels aanwezig zijn. Uit veiligheidsoverwegingen kan hiervan worden afgeweken. Als sommige wegdelen overeenkomstig de principes worden verlicht, wordt aandacht besteed aan invloei en uitvloei van licht om ‘vlekverlichting’ te vermijden. Aanleunende fietsstroken worden best gemarkeerd met een bebakening, bijv. met reflecterende glazen lichtnagels. Volgens module 17 kunnen primaire, secundaire en lokale gewestwegen die langs het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk zijn gelegen verlicht worden, maar dat is geen verplichting.
55
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Om de lichthoeveelheden en dus ook de lichtgloed door weerkaatsing te verminderen, worden in de verlichtingsprojecten de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval m et meer dan eenderde overschrijden. Voor de toets van concrete lichtprojecten lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : 1. de functionaliteit 2. de lichthinder 3. het energiegebruik 4. de belevingswaarde.
6.3.2. Technische fiche De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken. technische fiche
weg tussen twee dorpen
Inplanting:
eenzijdig
Lichthoogte:
tussen 6 en 9 m of van 9 tot 14 m afhankelijk van de breedte van de rijweg bakenverlichting op de grond of op max. 1 m
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan de rijweg
Kleurtemperatuur:
T ≥ 2150K
56
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Kleurweergave-index:
≥ 65
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint . geen noodzaak om consoles te gebruiken
Beheer:
. .
permanent verlichtingsregime (4.100 uur/jaar) de voorziene techniek laat toe te dimmen
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 12.000 u keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
. Specifieke verlichting:
voorzien van een verlichtingsactie voor wegversmallingen, middenbermen, drempels met een bebakening met LEDtechnologie
6.3.3. Ervaringen met dit thema Voorlopig geen, experimenten zijn welkom.
57
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
7. Vrijliggende fietsweg in de open ruimte 7.1. Beleids- en beheerscontext – informatieve basis Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : EN 13201 + voorstel categorisering BIV Vademecum fietsvoorzieningen Vlarem II, hoofdstuk 6.3. Dit betekent dat volgende categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn. fietsweg in de open ruimte Fotometrie : Verlichtingsklasse :
volgens de norm EN 13201 en categorisering BIV S4
7.2. Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de openbare verlichting van vrijliggende fietswegen in de open ruimte in het West-Vlaams platteland in de toekomst willen voorzien. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. Functionele fietswegen worden niet verlicht. Eventueel en bij uitzondering kan verlichting gemotiveerd worden voor trajectdelen met een gesloten tunnelbeplanting over een langere afstand. In deze gevallen gebeurt de verlichting door instelling van een tijdsregime of interactieve aansturing. Deze uitzondering geldt niet voor trajecten door waardevolle bos- of natuurgebieden. Recreatieve fietswegen worden nooit verlicht.
58
vrijliggende fietsweg fietsweg | fietspad in de open ruimte Principebeschrijving huidige situatie
Er zijn twee types fietspaden: - functioneel fietspad dat verbinding geeft tussen stad / dorp / gehucht voor verplaatsingen woon-werk, woon-school, woon-vrijetijdsplek, werk/schoolvrijetijdsplek - recreatief fietspad: fietspad (en veelal ook wandelpad) gebruikt in de vrije tijd om te flaneren, te ontdekken, te herademen, zich te ontspannen; gebruik alleen overdag
Voor de functioneel verbindende fietspaden: foto 1
foto 2
- ‘gesloten’ fietspad, waarbij de bermen van het fietspad sterk zijn begroend tot een hermetisch gesloten plantentunnel (zie foto 1) - ‘open’ fietspad, gelegen in de open ruimte van weiden, velden of natuurgebieden (zie foto 2) - geen of zeer weinig bestaande verlichting - veelal smal profiel met lange rechte stukken, behoudens bij sommige recreatieve paden met meer ringvormige circuits - de verbindende functionele fietspaden kunnen wegen kruisen, die al dan niet zijn verlicht
Doelen
Principes
De recreatieve fietspaden worden niet verlicht (alleen gebruik overdag).
Drie principes kunnen worden toegepast :
Voor de functioneel verbindende fietspaden:
- gebruik van scherend licht dat een sterke visuele geleiding biedt door zowel verlichting als bebakening
- (alleen) de ‘gesloten’ delen verlichten: met permanente, zachte en comfortabele functionele verlichting
- gebruik van een eenvoudige bebakening die een sterke visuele geleiding biedt zonder werkelijke verlichting
- gebruik van verlichtingsmeubilair van lage hoogte op menselijke schaal
- de ‘open’ delen van de functioneel verbindende fietspaden niet verlichten teneinde de open ruimte in het halfdonker te houden - zowel van fietsers als automobilisten bij kruisingen met wegen sterker de aandacht te trekken opdat ze voldoende voorzichtig zouden zijn: hiertoe specifieke actie ondernemen om de perspectieven op die kruisingen beter zichtbaar te maken, aangepast aan de al dan niet verlichte situatie van de weg die gekruist wordt
en in elk geval : - bevorderen van het gebruik van LED-technologie - beginnen te verlichten ‘een beetje voor’ en continueren met verlichten ‘een beetje na’ een gesloten deel van het fietspad Wanneer verlichtingsmeubilair van lage hoogte of met scherende verlichting wordt gebruikt, dan - ofwel in een regime met verlaagde lichthoeveelheid na een bepaald uur in het ‘gesloten deel’ - ofwel met ‘volgend licht’ bij middel van een detectie bij het begin van de secties ‘een beetje voor’ het ‘gesloten’ deel die zorgt voor een verhoging van het verlichtingsregime van een laag naar een hoger niveau gedurende het passeren van de fietser. En omgekeerd op het einde van ‘een beetje na’ het ‘gesloten’ deel na het buitenrijden van de fietser. De continue verlichting op laag niveau is belangrijk om de fietser een zichtperspectief te blijven geven en volledige duisternis te vermijden Deze veranderingen in regime worden getemporiseerd in die zin dat ze langzaam (enkele minuten) versterken of verzwakken Wanneer een eenvoudige bebakening wordt gebruikt, dan - ofwel een permanent regime in het gesloten deel, met inbegrip van de zones ‘een beetje voor‘ en ‘een beetje na’ - ofwel met ‘volgend licht’ bij middel van een detectie bij het begin van de secties ‘een beetje voor’ het ‘gesloten’ deel die zorgt voor het oplichten van de verlichting van gedoofde toestand naar een hoger niveau gedurende het passeren van de fietser. En omgekeerd op het einde van ‘een beetje na’ het ‘gesloten’ deel na het buitenrijden van de fietser.
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
59
vrijliggende fietsweg fietsweg | fietspad in de open ruimte verlichting op mast: eenzijdige inplanting
30m
scherende verlichting: eenzijdige inplanting
20m
bebakening: eenzijdige inplanting
10m
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
60
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
7.3. Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de openbare verlichting van vrijliggende fietswegen in de open ruimte in het W est-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en consensus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
7.3.1. Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes In geval meerdere gesloten tunnelachtige delen kort na elkaar komen of wanneer een gesloten tunnelachtig deel op korte afstand van een kruising met een verlichte weg komt, kan gemotiveerd worden de verlichting over dit hele traject door te trekken. Bij de vrijliggende fietswegen van meerdere kilometers is het mogelijk dat er omwille van de lengte die de kabels moeten overbruggen, ondanks de lage benodigde vermogens, toch relatief dikke kabels nodig zijn. Bij gebruik van bebakening en scherend licht kan dit problemen geven om de aansluitingen en doorverbindingen van de kabels in de geringe hoogte van dergelijk verlichtingsmeubilair te kunnen realiseren. Het systeem van ‘volgend licht’ kan alleen met LED-verlichting worden toegepast. Voor de lagere lichtsterkten die nodig zijn voor fietspaden, is het gebruik van LED-technologie in dit geval al wel te overwegen. Het is maar zinvol de LED-technologie in een dergelijk lichtproject toe te passen wanneer de fabrikant zelf de nodige garantie geeft voor het materiaal en voor de aansturing, ook op de lange termijn. Netwerkbeheerder Eandis kan geen garantie geven voor de blijvende werking van de verlichtingstoestellen ingeval het principe van ‘volgend licht’ wordt toegepast. Bij de kruisingen van functionele fietswegen met wegen kan de specifieke actie als volgt worden ingevuld : als de weg die het fietspad kruist niet verlicht is, wordt de kruising gemarkeerd met eenvoudige reflecterende glazen lichtnagels, geïntegreerd in het wegdek. Deze lichtnagels kunnen zowel een versmalling van de rijweg ter hoogte van de kruising suggereren als dwars over de rijweg het fietspad markeren als de weg die het fietspad kruist wel verlicht is, kunnen eveneens eenvoudige reflecterende glazen lichtnagels, geïntegreerd in het wegdek worden gebruikt of kan een specifieke accentverlichting die de aandacht trekt worden voorzien, bijv. ingewerkt in de mijlpalen die Westtoerisme hanteert. Bij gebruik van scherend licht dient er met bijzondere aandacht gewaakt dat het goed naar de grond gericht is en blijft en dat aan de tegenoverliggende rand van het fietspad een lage berm of blijvend dichte beplanting aanwezig is om de lichtvervuiling door weerkaatsing te beperken. Het onderhoud van gelijkgrondse verlichtingsarmaturen voor scherend licht kan een pijnpunt zijn door de aanwezigheid van vuil en vocht. Het scherend licht biedt wel een goede
61
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
begeleiding van het zicht op afstand, maar laat geen herkenning van de directe omgeving en van mensen daarin toe. Het is ook technisch kwetsbaar. Er wordt dan ook zorgvuldig met scherend licht omgesprongen. Bakenverlichting past het best voor fietspaden met veel passage en sociale controle. Om de lichthoeveelheden en dus ook de lichtgloed door weerkaatsing te verminderen, worden de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval met meer dan eenderde overschrijden. Voor de toets van concrete lichtprojecten in de gesloten delen van functionele fietsroutes lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : 1. de functionaliteit 2. de lichthinder 3. de belevingswaarde. 4. het energiegebruik.
7.3.2. Technische fiche De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken.
technische fiche
fietsweg in de open ruimte
Inplanting:
-
op mast, eenzijdig: tussenafstand ongeveer 30 m scherende verlichting, eenzijdig: tussenafstand ongeveer 20 m bebakening, eenzijdig: tussenafstand ongeveer 10 m
Lichthoogte:
-
op mast: 4 m
62
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Optische kenmerken:
-
op mast: emissie evenwijdig aan de fietsweg
Kleurtemperatuur:
-
T = 2800K, en 4500K voor LED’s (betere lichtstroom)
Kleurweergave-index:
-
KI = 66
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . bij functionele verlichting: verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat . bij sfeerverlichting: decoratief apparaat in gegoten of gedreven aluminium, met omhulling in helder polycarbonaat, met een optiek die de lichtstroom naar beneden richt met een klein mogelijke lichtstroom naar boven . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint of houtimitatie . geen noodzaak om consoles te gebruiken
Beheer:
zie conceptfiche
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
levensduur van de lampen minimaal 12.000 uur voor metaalhaldehidelampen, 16.000 u voor fluocompactlampen en 50.000 u voor LED keuze van de lichtsystemen en in het bijzonder de combinaties van optiek en lamp die een goede afstelling / richting van het licht toelaten keuze van de LED-systemen en in het bijzonder de combinatie van collimator en LED die een goede afstelling van de lichtstroom toelaten zo hoog mogelijke herbruikbaarheid van de lampen, lichtsystemen, masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
Specifieke verlichting:
voorzien van een specifieke verlichtingsactie voor de kruisingen van fietspaden met wegen om deze zichtbaarder te maken in het zichtperspectief van de weg (gebruik van bebakening, reflecterende lichtnagels, een specifiek verlichtingsmeubilair, …)
7.3.3. Ervaringen met dit thema Fietspad Avekapelle-Veurne, project met interactieve fietsverlichting op zonnecellen in voorbereiding Stro-route tussen Roeselaere en Zonnebeke – in ontwerp.
63
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
8. Woonwijkje of verkaveling 8.1. Beleids- en beheerscontext – informatieve basis Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : EN 13201 + voorstel categorisering BIV Typebestek 005 Synergrid voor gemeentewegen Dit betekent dat volgende categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn. technische fiche Fotometrie : Verlichtingsklasse :
woonwijkje / verkaveling volgens de norm EN 13201 en categorisering BIV ME5 / CE5
8.2. Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de openbare verlichting van woonwijken en verkavelingen in de dorpen in het West-Vlaams platteland in de toekomst willen voorzien. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. De openbare verlichting van woonwijken en verkavelingen in de dorpen en eventuele verlichting van binnenroutes door private woonprojecten : gebruikt kwalitatief warm, wit licht (geen te blauwe kleur) met een goede kleurweergave ondersteunt de voetgangers in het gebruik van de openbare ruimte door het gebruik van lichtpunten op lagere hoogte (hoogstens 5 m). Op verkeersintensievere wegen kunnen de lichtpunten iets hoger (tot 7 m). wordt bij alle nieuwe projecten voorzien van apparatuur die dimming van de openbare verlichting in tijd en ruimte mogelijk maakt.
64
woonwijkje | verkaveling een woonbuurtje in een dorp, veelal aan de rand ervan Principebeschrijving huidige situatie
Doelen
- verkaveling met veelal open of half-open bebouwing - aanwezigheid van kleine, lokale straten, uitsluitend voor de ontsluiting van de woningen, met soms sterk variërende straatprofielen - mogelijke aanwezigheid van trottoirs en bomenrijen - aanwezigheid van stationeren en parkeren
Principes
- gebruik van verlichtingsmeubilair op menselijke schaal, eventueel van het decoratieve type
- ook eventuele private verlichting van binnenroutes door verkavelingen beantwoorden aan navolgende doelen - bevorderen van een zachte en comfortabele verlichting gedurende de hele nacht
- mogelijkheid van fietsstrook in de rijweg
- geen onderscheid in verlichting tussen trottoirs, rijweg en eventuele fietspaden
- vermenging en kruisingen van stromen (voetgangers, fietsers, auto’s) over het geheel van de straten
- het functionele wegkarakter niet ondersteunen
- de straten fungeren dikwijls als speelplek voor kinderen (bal, fietsen, rolschaatsen en skates, …)
- aanwezige speelterreintjes ’s nachts niet verlichten - bij aanwezigheid van groene verbindingen doorheen de woonbuurt of van parkjes in de woonbuurt: alleen de (functioneel relevante) hoofdwandelpaden daarin verlichten en niet de andere paden noch de beplanting
- in een bestaande (en eventueel te renoveren) woonbuurt zal het verlichtingsmeubilair van het decoratieve type zo sterk mogelijk aangepast zijn aan de architecturale of stedenbouwkundige identiteit van de woonbuurt (stijllantaarns van de nieuwe generatie, hedendaags meubilair, neutraal meubilair, …) De kleur van het verlichtingsmeubilair zal dan gekozen worden in overeenstemming met de dominante kleur van de plek en meer bepaald met de gevelmaterialen van de woningen (rode baksteen, grijze stenen, hout, metaal, …). - bij nieuwe verkavelingen of woningbouwprojecten waarvan de architectuur vooraf nog niet gekend is, is de vormgeving van het decoratieve verlichtingsmeubilair vrij te kiezen met in acht name van de technische fiche - verlaging van het vermogen van de lampen voorzien en toepassen
In het algemeen: bevorderen van het rationeel energiegebruik door maximaal oplossingen te hanteren die de net noodzakelijke lichthoeveelheid bieden.
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
65
woonwijkje | verkaveling een woonbuurtje in een dorp, veelal aan de rand ervan
te verbieden: slechte ULOR
voor te schrijven: goede ULOR
ULOR (Upward Light Output Ratio) is de verhouding van de lichtstroom van de lampen die wordt uitgestraald boven het horizontaal vlak en die dus het energieverbruik onnodig verhoogt en sterk bijdraagt aan lichtpollutie
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
voorbeeldrealisatie
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
66
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
8.3. Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de openbare verlichting woonwijken en verkavelingen in de dorpen in het West-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en consensus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
8.3.1. Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes Om te vermijden dat ontwikkelaars uit kostenbesparingsoogpunt voor het goedkoopste, puur functionele verlichtingsmateriaal kiezen, is het van belang dat de gemeente en de netbeheerder het gebruik van decoratieve types zorgvuldig opvolgen. Bij de stijllantaarns wordt er best goed over gewaakt dat zij van de nieuwe generatie, die veel minder lichthinder geeft, zijn. Het plaatsen van verlichtingstoestellen tegen de gevels wordt best, in de gemeenten waar dit nog niet het geval is, ondersteund door een gemeentelijk politiereglement dat het toelaten van het plaatsen van dergelijke toestellen en de bekabeling tegen de gevel op een visueel niet storende manier verplicht maakt. Het dimmen van de verlichting in woonwijken levert evident de grootste energiebesparing op bij lampen van hoge vermogens, maar praktijkervaringen (o.m. in Izegem) wijzen uit dat ook bij relatief lage vermogens (70 W) besparingen van 50% van het energiegebruik gehaald kunnen worden. Voor lagere vermogens (45 W, 65 W)) wordt dit nog verder uitgetest maar kan LED-technologie oplossing en besparing bieden. Het doven van de openbare verlichting in woonwijken blijkt perfect te kunnen en kan verder overwogen worden. Om de lichthoeveelheden en dus ook de lichtgloed door weerkaatsing te verminderen, worden in de verlichtingsprojecten de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval met meer dan eenderde overschrijden. Voor de toets van concrete lichtprojecten lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : 1. de functionaliteit en de belevingswaarde 3. het energiegebruik
67
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
4.
de lichthinder.
8.3.2. Technische fiche De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken. technische fiche
woonwijkje / verkaveling
Inplanting:
te bepalen per project
Lichthoogte:
tussen 4 en 5 m, tot 6 m bij brede straten waar anders dubbelzijdige verlichting noodzakelijk zou zijn en tot 7 m voor de belangrijke straten
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan de rijweg indien nodig voor de sfeer: cirkelvormige emissie
Kleurtemperatuur:
Tussen 2800K en 3000K
Kleurweergave-index:
≥ 66
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat . bij sfeerverlichting: decoratief apparaat in gegoten of gedreven aluminium, met omhulling in helder polycarbonaat, met een optiek die de lichtstroom naar beneden richt met een klein mogelijke lichtstroom naar boven . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65)
68
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint . geen noodzaak om consoles te gebruiken Beheer:
. . .
permanent verlichtingsregime voor de hoofdtoegang en hoofdstraat/straten (4.100 uur/jaar) voor de metaalhaldehidelamp laat de voorziene techniek toe te dimmen differentiëren van het beheer binnen het terrein
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 12.000 u voor de metaalhaldehidelamp keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
. Specifieke verlichting:
voor de eventuele aanlichting / waardering van architecturaal interessante gebouwen: zie conceptfiche
8.3.3. Ervaringen met dit thema Woonwijkje in Wevelgem met project met het doven van ongeveer de helft van de lichtpunten na middernacht Pieter Bonquetwijk in Izegem met project met dimmen.
69
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
9. Dorpskerk en identiteitsbepalend gebouw Dit inzichten en opties in dit hoofdstuk zijn naast de dorpskerken ook van toepassing voor ander waardevol patrimonium en voor identiteitsbepalende hedendaagse gebouwen en constructies.
9.1. Beleids- en beheerscontext – informatieve basis Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : Vlarem II, hoofdstuk 6.3 Dit betekent dat er geen categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn en dat de (klemtoon)verlichting op het (kerk)gebouw uitsluitend mag gericht zijn op de inrichting of delen ervan.
9.2. Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de verlichting van dorpskerken en andere identiteitsbepalende gebouwen in de dorpen in het West-Vlaams platteland in de toekomst willen voorzien; deze verlichting wordt bij voorkeur mee aangesloten op het openbare verlichtingsnet. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. De sfeerverlichting van dorpskerken en andere identiteitsbepalende gebouwen en patrimonium gebeurt alleen voor een beperkte selectie van gebouwen. Zij verlicht door een goede richting en afstelling alleen die delen van het gebouw zelf die zinvol zijn om te verlichten, en dit in een semi-permanent regime (bijv. van valavond tot middernacht).
70
dorpskerken en identiteitsbepalende gebouwen en patrimonium identiteitsbepalende gebouwen in het dorpscentrum Principebeschrijving huidige situatie
dorpskerk - bepaalt door haar aanwezigheid het centrum en het hart van het dorp - over het algemeen begeleid door een plein of een parking - ze kan omgeven zijn door het dorpskerkhof - veelal goed zichtbaar in perspectief vanaf de toegangswegen tot het dorp - soms is zij het enige grotere en belangrijkere patrimonium in het dorp - haar architectuur kan typisch en identiteitsbepalend zijn
andere identiteitsbepalende hedendaagse gebouwen en patrimonium - bepaalt mee het hart van het dorp en de sfeer ervan - de architectuur is typisch en identiteitsbepalend
Doelen
Principes
- met licht opwaarderen van de dorpskerken en andere identiteitsbepalende gebouwen gebeurt niet systematisch, maar selectief naargelang hun historische, architecturale of erfgoedwaarde. Richtinggevend hiervoor is de aanwezigheid in de Vlaamse Inventaris Bouwkundig Erfgoed, maar ook daarbinnen is verdere selectiviteit gewenst. Dorpskerken die niet in deze inventaris voorkomen kunnen alleen worden aangelicht wanneer ze gelegen zijn in een groter dorp waar er geen ander waardevol patrimonium dat de moeite waard is om te verlichten aanwezig is
- het aanlichten zal sober en niet opdringerig gebeuren, met maximaal respect voor de architectuur en voor de kleur van de gebruikte materialen
- het hoofddoel is het markeren van het centrum en het dorpshart door de aanwezigheid van de dorpskerk en/of identiteitsbepalende gebouwen - versterken van de lange zichtperspectieven naar het dorpscentrum door het accentueren van de kerktoren of een andere hoge constructie en daardoor het creëren van een baken - bevorderen van een globale en volumetrische lezing van de kerk of het gebouw door haar architecturale details te accentueren
- behandeling van elementen in de binnenruimte als ze visueel belang hebben: galmborden, uurwerk, klokkenspel, glasramen, …, dit enkel wanneer de gemeente de vlotte toegankelijkheid van deze installaties voor de netwerkbeheerder garandeert - als verlichtingsmateriaal op de omringende bebouwing wordt geplaatst, voorzien van een goede integratie in het architecturaal raamwerk van dat gebouw en die plek en het totaal onzichtbaar maken, zowel overdag als ’s avonds - voorzien van een ‘azimut’-regelingssysteem van de projectoren zodat het licht zodanig kan worden afgesteld en gericht dat alleen het gebouw zelf wordt aangelicht en lichtpollutie maximaal vermeden wordt - de verlichting zal van het tegenduikende type zijn, teneinde het globaal volume van het gebouw goed naar voor te laten treden, het aanhaken van projectoren aan het gebouw zelf te vermijden en de projectoren overdag en de lichtbronnen ’s avonds onzichtbaar te maken - semi-permanent regime: het aanlichten gebeurt alleen het eerste deel van de nacht (uur van doving nader te bepalen; op publiek verlichtingsnet, maar gescheiden van de functionele verlichting) - geen verlaging van het vermogen van de lampen voorzien
In het algemeen: bevorderen van het rationeel energiegebruik door maximaal oplossingen te hanteren die de net noodzakelijke lichthoeveelheid bieden.
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
71
dorpskerken en identiteitsbepalende gebouwen en patrimonium identiteitsbepalende gebouwen in het dorpscentrum
voorbeeldrealisatie
voorbeeldrealisatie
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
72
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
9.3. Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de (openbare) verlichting van dorpskerken en andere identiteitsbepalende gebouwen in de dorpen in het West-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en consensus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
9.3.1. Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes Alhoewel de sfeerverlichting van patrimonium geen openbare verlichting in de strikte zin is, bieden de netwerkbeheerders dit wel aan, zolang het in verhouding beperkt blijft. Gelet op de erfgoedwaarde van de aan te lichten kerken, worden de bevoegde diensten voor erfgoed best van bij het begin bij de voorbereiding van het lichtproject betrokken. Wanneer dorpskerken en identiteitsbepalende gebouwen worden verlicht, gebeurt dit op een goede en doordachte manier die een volumetrische lezing van het gebouw of van het te accentueren deel ervan biedt in een verlichtingsontwerp en niet zozeer door het gebruik van veel licht. In andere landen, zoals Italië, worden hiervoor richtwaarden en normen van 1 à 2 cd/m² gehanteerd. Voor de verlichting van de torenspits of het dakvlak, wanneer deze zinvol is voor een globale en volumetrische lezing van het gebouw, kan alleen voor projectoren aan de voet van die elementen worden gekozen, wanneer deze vlot toegankelijk zijn; de gemeente zal deze toegankelijkheid garanderen. Het plaatsen van verlichtingstoestellen tegen de gevels wordt best, in de gemeenten waar dit nog niet het geval is, ondersteund door een gemeentelijk politiereglement dat het toelaten van het plaatsen van dergelijke toestellen en de bekabeling tegen de gevel op een visueel niet storende manier verplicht maakt. De bekabeling kan daartoe bijv. worden gelegd in minder zichtbare delen van de gevel of worden afgedekt door elementen in de kleur van de gevel. Om lichthinder en grote energieconsumptie te vermijden kan best worden gewerkt met projectoren met lage wattages (35, 70 W). Dit beperkt ook het gevaar van brandwonden wanneer laag gesitueerde losse projectoren worden aangeraakt; inwerking van projectoren in beschermende omhulsels en niches in de grond kan dit gevaar vermijden. Ook met kerst- en andere sierverlichting wordt best sober en spaarzaam omgegaan.
73
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
In gemeenten met vele dorpen bestaat ook de mogelijkheid lichthinder en energieconsumptie te beperken door dorpskerken in een toerbeurtsysteem te verlichten, bijv. gekoppeld aan de kermisweek, … . Losse laaggeplaatste projectoren zijn vandalismegevoelig en hebben dus best een hoge mechanische weerstand (bij voorkeur IP67). Voor de toets van concrete lichtprojecten lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : 1. de belevingswaarde 2. de lichthinder 3. het energiegebruik 4. de functionaliteit.
9.3.2. Technische fiche De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken. technische fiche
dorpskerken en andere identiteitsbepalende gebouwen en patrimonium
Inplanting:
te bepalen per project
Lichthoogte:
te bepalen per project
Optische kenmerken:
te bepalen per project
Lichtbron:
te bepalen per project
74
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Kleurtemperatuur:
te bepalen per project
Kleurweergave-index:
te bepalen per project
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . projector in gegoten aluminium, met sluiting door helder gehard glas . aanwezigheid van een bevestigingslier die een 360°-regeling in de x- en y-richtingen toelaat . ruime waaier aan optieken (intensief, semi-intensief, extensief, …) in eenzelfde familie van projectoren . gebruik van een ruime waaier aan hulpstukken (afschermstukken, paralume, regelingskaders, vizier, richtkanon, …) . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast (als noodzakelijk): . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint . geen noodzaak om consoles te gebruiken . hoogte te bepalen per project
Beheer:
. .
semi-permanent verlichtingsregime (max. ong. 1.700 uur/jaar), uur van doven te bepalen door de gemeente de voorziene techniek laat niet toe te dimmen
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 10.000 u keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel aanbrengen van hulpstukken om lichtpollutie en lichthinder maximaal te vermijden
. . Specifieke verlichting:
behandelen van de interieurs als dat visueel belangrijk is (galmborden, uurwerk, klokkenspel, glasramen, …), dit enkel wanneer de gemeente de vlotte toegankelijkheid van deze installaties voor de netwerkbeheerder garandeert
9.3.3. Ervaringen met dit thema Sint-Waldetrudiskerk te Herentals Sint-Jacobskerk te Gent.
75
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
10. Parkeerterrein 10.1.
Beleids- en beheerscontext – informatieve basis
Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : EN 12464-2 (verlichting buitenwerkplaatsen) Typebestek 005 Synergrid voor gemeentewegen Vlarem II, hoofdstuk 6.3. Dit betekent dat volgende categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn. technische fiche
parkeerterrein
Fotometrie : Verlichtingsklasse :
10.2.
volgens EN 12464-2 (verlichting buitenwerkplaatsen) 1, 2 of 3, te kiezen en te motiveren naargelang de drukte en belangrijkheid van de parking
Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk
Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de verlichting van parkeerterreinen in de dorpen in het WestVlaams platteland in de toekomst willen voorzien; deze verlichting wordt bij voorkeur mee aangesloten op het openbare verlichtingsnet. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. Parkeerterreinen worden, behalve de toegangen ervan, zo min mogelijk verlicht met een gedifferentieerd regime in tijd en ruimte (dimmen en doven).
76
parkeerterreinen openbare en grotere private parkings Principebeschrijving huidige situatie
- aanwezigheid van een of meerdere in- en uitgangen - mogelijke aanwezigheid van middenbermen - aanwezigheid van beplanting: bomen en/of struiken - mogelijke aanwezigheid van trottoirs of paden - situering van de parking in het dorpscentrum of excentrisch in het dorp
Doelen
Principes
- niet meer verlichten dan noodzakelijk
- bevorderen van de integratie van het verlichtingsmeubilair in de middenbermen en bomenrijen
- bevorderen van een goede zichtbaarheid van de parking in perioden van gebruik en van een goede herkenbaarheid van de in- en uitgangen - geen inplanting van verlichtingsmeubilair in de parkeerplaatsen teneinde het plaatsen van beschermingsbeugels te beperken en de voertuigen bewegingsruimte te geven - als de parking zich langs een straat of weg bevindt, de verlichting van straat/ weg en parking afstemmen
lichtvisie west-vlaams platteland
- de in- en uitgangen kunnen worden geaccentueerd door een bebakening op de grond of door aanlichting van de beplanting - als de verlichting van parking en naastgelegen weg / straat moet worden afgestemd, kan het verlichtingsmeubilair een specifiek meubilair zijn: samenstelling, vorm en esthetiek zijn dan nader te bepalen - indien noodzakelijk worden de voetwegels begeleid door een specifieke verlichting
In het algemeen: bevorderen van rationeel energiegebruik door een differentiatie van de verlichting in tijd en ruimte.
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
- hoogte van het verlichtingsmeubilair bij voorkeur 4 m; mogelijkheid tot hoger meubilair tot maximum 7 m naargelang de configuratie van de parking
- voor de bebakening wordt bij voorkeur LED-technologie gebruikt - voorzien van een installatie die gedifferentieerde verlichting van het parkeerterrein (door o.m. dimming, detectie, doving in bepaalde delen, …) mogelijk maakt
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
77
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
10.3.
Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten
Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de (openbare) verlichting van parkeerterreinen in de dorpen in het West-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en consensus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
10.3.1.Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes Op het vlak van lichthinder is verblinding (die makkelijk voorkomt bij gebruik van te hoge lichtpalen om zoveel mogelijk van de parking in een keer te verlichten) een belangrijk te vermijden effect. Om de lichthoeveelheden en dus ook de lichtgloed door weerkaatsing te verminderen, worden in de verlichtingsprojecten de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval met meer dan eenderde overschrijden. Voor de toets van concrete lichtprojecten lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : voor een parkeerterrein in de dorpskern 1. de functionaliteit 2. het energiegebruik 3. de belevingswaarde 4. de lichthinder voor een parkeerterrein aan de rand van het dorp 1. de functionaliteit en de lichthinder 3. het energiegebruik 4. de belevingswaarde
78
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
10.3.2.Technische fiche De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken. technische fiche
parkeerterrein
Inplanting:
te bepalen in functie van de configuratie van de parking, maar zeker in de bermen
Lichthoogte:
4 m, eventueel tot 7 m bij grote, bewust open en vrij van meubilair gehouden parkings buiten de dorpscentra: zo nodig meer dan 7 m
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan de rijweg indien nodig voor de sfeer: cirkelvormige emissie
Kleurtemperatuur:
T tussen 2800K en 3000K
Kleurweergave-index:
≥ 66
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke glasplaat . bij sfeerverlichting: decoratief apparaat in gegoten of gedreven aluminium, met omhulling in helder polycarbonaat, met een optiek die de lichtstroom naar beneden richt met een klein mogelijke lichtstroom naar boven . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint 79
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
.
geen noodzaak om consoles te gebruiken
Beheer:
. .
permanent verlichtingsregime (4.100 uur/jaar) de voorziene techniek laat toe te dimmen
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 12.000 u keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
. Specifieke verlichting:
accentueren van de in- en uitgangen door bebakening in de grond (LED-technologie)
10.3.3.Ervaringen met dit thema OCMW-parking in Brugge waar de verlichting wegvalt wanneer er geen beweging is – in ontwerp Randparkings in Damme met zeer selectieve verlichting Parking hoeve Palingbeek met ook aansturing van de verlichting in functie van de vergaderingen die er plaatsvinden.
80
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
11. Sportterrein 11.1.
Beleids- en beheerscontext – informatieve basis
Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : Erkenningsregels van de respectievelijke sportfederaties (voornamelijk KBVB) - primeert NBN EN 12193 EN 13201 voor de omliggende wandel- en fietspaden Vlarem II, hoofdstuk 6.3 Dit betekent dat volgende categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn. Het te garanderen verlichtingsniveau voor de voetbalvelden is afhankelijk van het niveau waarop gespeeld (zal) worden en bedraagt voor een club uit bevordering die geen avondwedstrijden met publiek speelt gemiddeld minstens 100 lux en op geen enkel punt minder dan 75 lux (cfr. KBVB-norm); voor een club uit provinciale afdelingen minstens 80 lux en op geen enkel punt minder dan 60 lux (cfr. KBVB-norm) en voor clubs van lokaal niveau die ook avondwedstrijden met publiek spelen minstens 200 lux en op geen enkel punt minder dan 120 lux (cfr. NBN EN 12193).
verlichting omheen de sportvelden Fotometrie : Verlichtingsklasse :
volgens de norm EN 13201 en categorisering BIV S4
81
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
11.2.
Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk
Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de verlichting van sportterreinen in de dorpen in het WestVlaams platteland in de toekomst willen voorzien; deze verlichting wordt bij voorkeur mee aangesloten op het openbare verlichtingsnet. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. Sportterreinen, zowel de velden als de omgeving van de gebouwen, worden niet verlicht als er niet gesport wordt; uitzonderingen hierop vormen de doorgaande paden en routes. De installatie hiervoor is dimbaar in tijd en ruimte. Voor de aanlichting van de sportvelden wordt aangetoond dat de lichthinder op de omgeving en de lichtvervuiling beneden de norm voor rurale gebieden blijft. Er moet gegarandeerd worden dat de afstelling van de toestellen regelmatig wordt nagekeken.
82
sportterreinen openbare en private sportterreinen Principebeschrijving huidige situatie
Doelen
- aanwezigheid van een of meerdere in- en uitgangen - aanwezigheid van sportgazons (speelterreinen), in vele dorpen alleen voetbalveld(en) - bij grotere sportieve complexen aanwezigheid van verbindingspaden tussen de verschillende onderdelen van het sportieve complex
Principes
- niet meer verlichten dan noodzakelijk - bevorderen van een goede leesbaarheid van de in- en uitgangen, samen met een geëigende signalisatie - de verlichting van de sportterreinen moet gericht worden onderzocht : - in functie van de norm NBN EN 12193, de verwachte / gewenste niveaus van de competities, de verlichtingsklasse verwacht of gevraagd door de sportfederaties van de betrokken sporten. De gegeven verlichtingswaarden zijn bindend te volgen om de erkenning van de speelvelden niet in het gedrang te brengen. Voor voetbalvelden op lokaal niveau voorziet de norm NBN EN 12193 een gemidd. verlichtingsterkte van minstens 75 lux en bij wedstrijden met publiek minstens 200 lux; voor voetbalvelden in bevordering voorziet de KBVB minstens 100 lux en in lagere afdelingen minstens 80 lux. De gegeven verlichtingswaarden zijn bindend te volgen om de erkenning van de speelvelden niet in het gedrang te brengen
- aanwezigheid van wandelpaden rond de terreinen, ook gebruikt als kijkplaatsen door het publiek - aanwezigheid van tribunes, parkings - aanwezigheid van activiteitenzalen en clublokalen
- op zeer precieze en zeer technische wijze, teneinde het licht maximaal te richten en te concentreren op het speelveld
- differentiëren van de lichtnetten van de verschillende speelvelden en de omliggende delen, ook looppistes, zodat het gebruik per veld en deelzone in de tijd kan worden geregeld (verlichting sportvelden en looppistes alleen bij die sportactiviteit (trainingen en wedstrijden)) - in functie van de aard en van de afmetingen van het te verlichten terrein: - gebruik van de hoogst aanneembare hoogte van de masten naargelang het gabarit van het terrein - bij voorkeur gebruik van projectoren met asymmetrische optiek gericht op het horizontale vlak - zoniet, voorzien van projectoren met intensieve of semiintensieve optiek in een hoek van maximaal ongeveer 45° ten opzichte van het horizontale vlak - gebruik van hulpstukken om het licht te concentreren en elke lichtvervuiling te vermijden (paralume, vizier, …) - het verlichtingsproject van een sportterrein moet verplicht worden bestudeerd door de studiebureaus van de fabrikanten, die de enigen zijn met bevoegdheid om de verlichtingsniveaus opgelegd door de regelgeving te bepalen en te garanderen - gebruik van verlichtingsmeubilair op menselijke schaal voor de voetpaden (te bepalen naargelang het gebruik ervan en de frequentie daarvan). Verbod op het gebruik van verlichtingstoestellen type ‘bol’ met 360°-verlichting en van andere armaturen die licht naar boven uitstralen
- met grote aandacht om maximaal uitstraling van licht buiten de speelvelden en des te meer buiten het sportterrein te vermijden en alle lichthinder voor de omwonenden en open ruimte rondom te vermijden (toepassing norm rurale gebieden) Voetbalclubs in dorpen op het platteland spelen nagenoeg steeds in bevordering of een lagere afdeling en spelen hun matchen (met publiek) nagenoeg steeds overdag; de veldverlichting dient vooral voor de trainingen
- gebruiken van een aangepaste verlichting voor de looppistes, de wandelpaden en de parkings en aanpassen van de verlichting van dergelijke paden aan het gebruik ervan en de frequentie daarvan In de mate van het mogelijke bevorderen van het rationeel energiegebruik door maximaal oplossingen te hanteren die de net noodzakelijke lichthoeveelheid bieden en door een strikt beheer van de gebruikstijd (zo kort mogelijk) van de sportverlichting.
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
83
sportterreinen openbare en private sportterreinen
voorbeelden van verlichtingsmeubilair op mast
projector gericht naar het horizontale vlak (voorkeur)
projector onder 45° (eventueel)
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
voorbeelden van verlichtingsmeubilair op menselijke schaal
voorbeeld van een projector uitgerust met een vizier
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
84
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
11.3.
Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten
Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de (openbare) verlichting van sportterreinen in de dorpen in het West-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en consensus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
11.3.1.Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes Teneinde lichthinder maximaal te vermijden, is het zinvol over de studies van de (studiebureaus van de) fabrikanten ook het advies van deskundigen inzake lichtpollutie te vragen. Finse pistes kunnen verlicht worden, maar dan met verlichting op lage masten van menselijke schaal aangesloten op een apart verlichtingscircuit met aparter regeling. Om de lichthoeveelheden en dus ook de lichtgloed door weerkaatsing te verminderen, worden in de verlichtingsprojecten de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval m et meer dan eenderde overschrijden. Voor de toets van concrete lichtprojecten lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : 1. de functionaliteit op de sportvelden 2. de lichthinder 3. het energiegebruik 4. de belevingswaarde.
11.3.2.Technische fiches De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient 85
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken.
technische fiche
verlichting sportvelden
Inplanting:
te bepalen per project
Lichthoogte:
te bepalen per project
Optische kenmerken:
te bepalen per project
Lichtbron:
metaaljodidelampen, vermogen te bepalen per project
Kleurtemperatuur:
T zo laag mogelijk en maximum 5600K
Kleurweergave-index:
> 80
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke glasplaat . aanwezigheid van een bevestigingslier die een 360°-regeling in de x- en y-richtingen toelaat . ruime waaier aan optieken (intensief, semi-intensief, extensief, …) in eenzelfde familie van projectoren . gebruik van een ruime waaier aan hulpstukken (paralume, vizier, …) . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast: . veelhoekige mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . noodzaak om consoles te gebruiken . met of zonder toegang . met of zonder platform . hoogte te bepalen per project
Beheer:
. .
86
verlichtingsregime op vraag (zo kort mogelijk buiten de sportactiviteit) de voorziene techniek laat niet toe te dimmen
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. . . .
lampen met een minimale levensduur van 5.000 u (1.000 tot 2.000W) keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel gebruik van hulpstukken om de lichtpollutie en lichthinder maximaal te beperken
technische fiche
verlichting omheen de sportvelden
Inplanting:
te bepalen per project
Lichthoogte:
hoofdwandelpaden: tussen 3,5 en 5 m secundaire wandelpaden: tussen 3,5 en 5 m, of scherende verlichting
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan het wandelpad indien nodig voor de sfeer: cirkelvormige emissie
Kleurtemperatuur:
T = 2800K
Kleurweergave-index:
66
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat . bij sfeerverlichting: decoratief apparaat in gegoten of gedreven aluminium, met omhulling in helder polycarbonaat, met een optiek die de lichtstroom naar beneden richt met een klein mogelijke lichtstroom naar boven . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint . geen noodzaak om consoles te gebruiken
Beheer:
. .
verlichtingsregime op vraag de voorziene techniek laat toe te dimmen
Maatregelen inzake hoge
.
lampen met een minimale levensduur van 12.000 u 87
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
omgevingskwaliteit:
. .
Specifieke verlichting:
keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
voor de verlichting van de parkings en de in- en uitgangen: zie technische fiche parkeerterreinen
11.3.3.Ervaringen met dit thema Stedelijk sportcentrum Sinaai te Sint-Niklaas Sportcomplex Deerlijk met bewegingsdetectie op de paden Sportcomplex Wingene – in ontwerp.
88
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
12. Bedrijventerrein 12.1.
Beleids- en beheerscontext – informatieve basis
Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : EN 13201 + voorstel categorisering BIV Typebestek 005 Synergrid voor gemeentewegen Norm NBN EN 12464-2 voor buitenwerkplaatsen Vlarem II, hoofdstukken 4.6 en 6.3. Dit betekent dat volgende categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn. technische fiche
bedrijventerreinen
Fotometrie : Verlichtingsklasse :
12.2.
volgens de norm EN 13201 en categorisering BIV ME4b
Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk
Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de verlichting van bedrijventerreinen in de dorpen in het West-Vlaams platteland in de toekomst willen voorzien; deze verlichting wordt bij voorkeur mee aangesloten op het openbare verlichtingsnet. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. In bedrijventerreinen maakt de gekozen installatie een differentiatie mogelijk in tijd en ruimte. Hierbij wordt het mogelijk delen van het terrein te dimmen of te doven; niet-doorgaande wegen in lokale bedrijventerreinen op het platteland worden met een semi-permanent regime (bijv. alleen in de loop van de avond en de winterochtenden) verlicht. Een afsprakenkader over de private verlichting wordt steeds in de verkoops- of erfpachtvoorwaarden voor de individuele bedrijven opgenomen.
89
bedrijventerreinen openbare en private delen van lokale (en regionale) bedrijventerreinen Principebeschrijving huidige situatie
- opgewaardeerde of nieuwe sites voor de opvang en organisatie van economische activiteiten, veelal gelegen aan de rand van een dorp - sites met een bundeling van veelal kleinere productiebedrijven, diensten aan bedrijven en eventueel enkele handelszaken - mogelijkheid van een gemeenschappelijke parkeerzone - mogelijke aanwezigheid van wandelpaden voor voetgangers - mogelijkheid van minder of meer gevaarlijke zones die een groter toezicht vergen (gevaarlijke producten) - aanwezigheid van een signalisatie eigen aan het bedrijventerrein - het terrein kan open of gesloten zijn en al dan niet bewaakt
Doelen
Principes
- het verlichtingsmeubilair wordt gepersonaliseerd per bedrijventerrein in een uniforme behandeling per terrein om op die manier een specifieke identiteit van het terrein te creëren
- gebruik van verlichtingsmeubilair van het decoratieve type, zo passend mogelijk bij de architecturale of stedenbouwkundige identiteit van het bedrijventerrein / in puur functionele bedrijventerreinen is ook een louter functionele verlichting (qua meubilair en lichtkleur) mogelijk
- bij een opgewaardeerde oude site worden de esthetische karakteristieken van het verlichtingsmeubilair gekozen in functie van de industriële geschiedenis van de site
- kleur van het verlichtingsmeubilair in overeenstemming met de dominante kleur van de plek en meer bepaald met de gevelmaterialen van de (historische) gebouwen (als die reeds gekend zijn). Als materiaal kan bijv. cortenstaal, natuurkleurig aluminium, galvanisatiekleur, … worden gebruikt
- bij voorrang de gemeenschappelijke parkings en wandelpaden verlichten, aangevuld met een specifieke verlichting van de rijweg indien nodig
- voorzien van een installatie die gedifferentieerde verlichting van het bedrijventerrein (door o.m. dimming, detectie, doving in bepaalde delen, …) mogelijk maakt, in het bijzonder voor de secundaire straten, de parkings en de privépercelen. De verlichting van deze delen zou kunnen worden gedoofd vanaf een bepaald uur, te bepalen door de terreinbeheerder en de bedrijven; voor niet-doorgaande straten in lokale bedrijventerreintjes in buitengebied een dergelijk semipermanent regime (‘s avonds en tijdens winterochtenden) toepassen
- het aanlichten van gebouwen en constructies en het plaatsen van verlichte reclames gebeuren op schaal van de zone, dit wil zeggen sober en discreet, en alleen voor markante gebouwen, met toestemming van de terreinontwikkelaar en de gemeente teneinde het globale beeld van het terrein niet te verstoren - voorzien van een publiek-private samenwerking of een consultatie over de verlichting van de private gronden, opdat de intenties van de private verlichting niet tegengesteld zouden zijn aan die van de openbare verlichting In het algemeen: bevorderen van rationeel energiegebruik door een differentiatie van de verlichting in tijd en ruimte.
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
- een verlichtingscharter zal door de overheid / de ontwikkelaar worden gedefinieerd en in de verkoops- of erfpachtovereenkomst aan de individuele bedrijven opgelegd, aangaande: - de (verlichting van) signalisaties en reclames (intensiteit, kleur, vorm, afmetingen, dynamische of statische aard, …) - het goede beheer van de private veiligheidsverlichting (doving vanaf een bepaald uur, detectie met veiligheidsminuterie, …) - de efficiëntie van het verlichtingsmateriaal (fotometrische, mechanische en elektrische kwaliteit, duurzaamheid, herbruikbaarheid, …) - de al dan niet aanwezige mogelijkheden om het gebouw en de constructies aan te lichten (meer dan om het logo te tonen, maar om de bijzondere architectuur in het licht te zetten)
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
90
bedrijventerreinen openbare en private delen van lokale (en regionale) bedrijventerreinen
voorbeeldrealisatie verlichting bedrijventerrein
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
91
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
12.3.
Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten
Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de (openbare) verlichting van bedrijventerreinen in de dorpen in het West-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en consensus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
12.3.1.Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes Buiten de waardevolle gebouwen die mogelijk in een afzonderlijk lichtproject een specifieke ruimere aanlichting kunnen krijgen, blijft de verlichting van de gebouwen best beperkt tot de naam en logo van het bedrijf en een eventueel accent op de toegang. Het verlichtingscharter en/ of het afsprakenkader voor de private verlichting wordt mee opgenomen in de verkoops- en erfpachtovereenkomsten en wordt, als er parkmanagement in het terrein is, mee in dat kader opgevolgd. Om de lichthoeveelheden en dus ook de lichtgloed door weerkaatsing te verminderen, worden in de verlichtingsprojecten de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval met meer dan eenderde overschrijden. Voor de toets van concrete lichtprojecten lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : voor een louter functioneel bedrijventerrein met dito gebouwen 1. de functionaliteit 2. het energiegebruik en de lichthinder 4. de belevingswaarde voor een gemengd bedrijventerrein met ook dienstverlening en/of interessante gebouwen 1. de functionaliteit 2. de belevingswaarde 3. het energiegebruik en de lichthinder
92
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
12.3.2.Technische fiche De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken. technische fiche
wegen / straten in bedrijventerrein
Inplanting:
eenzijdig
Lichthoogte:
tussen 7 en 8 m
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan de rijweg indien nodig voor de sfeer: cirkelvormige emissie
Kleurtemperatuur:
T ≥ 2150K, in kleine zones en deze met dienstverlenende bedrijven T ≥ 2800K
Kleurweergave-index:
≥ 65
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . bij functionele verlichting: verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat . bij sfeerverlichting: decoratief apparaat in gegoten of gedreven aluminium, met omhulling in helder polycarbonaat, met een optiek die de lichtstroom naar beneden richt met een klein mogelijke lichtstroom naar boven . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd in donkere tint 93
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
.
geen noodzaak om consoles te gebruiken
Beheer:
. .
permanent verlichtingsregime (4.100 uur/jaar) de voorziene techniek laat toe te dimmen
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 12.000 u en 16.000 u voor de hogedruknatriumlampen keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
.
technische fiche
fiets- en voetwegels in bedrijventerrein
Inplanting:
eenzijdig
Lichthoogte:
tussen 4 en 5 m
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan het pad
Kleurtemperatuur:
T = 2800K
Kleurweergave-index:
≥ 65
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
idem .
Beheer:
.
idem
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 12.000 u verder: idem
12.3.3.Ervaringen met dit thema Lokale bedrijvenzone Arbed-noord te Gent Bedrijventerrein Beveren te Roeselaere – in ontwerp.
94
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
13. Openbaar groendomein 13.1.
Beleids- en beheerscontext – informatieve basis
Volgende regelgeving is toepassing voor deze ruimtecategorie : Vlarem II, hoofdstuk 6.3. Dit betekent dat er, behoudens voor onderdelen die ook tot andere ruimtecategorieën behoren, zoals parkings of fietswegen in open ruimte (zie betreffende hoofdstukken) geen categorisering en verlichtingsniveaus van toepassing zijn.
13.2.
Doelen en principes – te volgen code van goede praktijk
Dit subhoofdstuk geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de verlichting van openbare groendomeinen in het WestVlaams platteland in de toekomst willen voorzien; deze verlichting wordt bij voorkeur mee aangesloten op het openbare verlichtingsnet. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. De provinciedomeinen en andere grote openbare groendomeinen worden niet verlicht, tenzij op verbindingen naar de voorzieningen die ook na zonsondergang functioneren en eventueel voor de doorgaande paden. Die verlichting is zeer bescheiden en heeft een gedifferentieerd regime in tijd en ruimte.
95
openbaar groendomein provinciale en andere grotere domeinen met groen karakter, maar eveneens met recreatieve functie(s) Principebeschrijving huidige situatie
Doelen
Principes
- natuurlijke groene ruimten en/of recreatieve ruimten van grote schaal, plaatsen van ontspanning en om te wandelen gedurende de dag; gewone parken behoren niet tot deze categorie
- samenhangende verlichting per domein, enkel voor geleiding naar de gebouwen die ook na zonsondergang worden gebruikt
- gebruik van een verlichtingsmeubilair op menselijke schaal met lage verlichting of met hoogte begrepen tussen max. 4 en 6 m
- geen functies of activiteiten gedurende de nacht
- de centrale delen van de openbare groendomeinen niet verlichten
- de ingang / uitgang van deze ruimten is mogelijk begeleid met commerciële of recreatieve activiteiten (horeca-terras, restaurant, …) - mogelijkheid van parkings aan de ingang - mogelijkheid tot sluiting van deze ruimten gedurende de nacht
- om de avondlijke herkenbaarheid te ondersteunen, zal eenzelfde type verlichtingsmeubilair per domein worden gekozen
- alleen de ingangen (met aanwezigheid van horeca, infopunten, …) met verlichting behandelen om de veiligheid van deze plekken te garanderen en de aanwezige onthaalfuncties te begeleiden - een herkenbare eenheid en avondlijke uniformiteit in het domein brengen
- groot belang hechten aan de bescheiden en niet-dominerende esthetiek van het verlichtingsmeubilair, zowel overdag als ’s avonds - esthetiek met inspiratie op het groen en de beplanting, ingepast in en ondergeschikt aan in overeenstemming met het natuurlijke karakter van het domein - voorzien van ofwel een systeem dat toelaat de lichtintensiteit te verlagen na de sluitingstijd van de aanleunende activiteiten, ofwel (voorkeur) de openbare verlichting dan te doven (differentiatie in tijd en ruimte) - voor fietspaden doorheen een openbaar groendomein: toepassing conceptfiche en technische fiche ‘fietspaden’ (alleen, wanneer gewenst, verlichting van de ‘gesloten’ delen van functionele fietsverbindingen)
Atelier Roland Jéol | OMGEVING
lichtvisie west-vlaams platteland
november 2010 | 1001_ROZ_PL_032
96
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
13.3.
Toepassing in de praktijk – richtinggevende aspecten
Dit subhoofdstuk geeft de elementen weer waarover, ook na het doorlopen planningsproces, ruimte voor discussie tussen de initiatiefnemer en de betrokken en bevoegde partners bij de (openbare) verlichting van openbare groendomeinen in het West-Vlaams platteland aanwezig is. Dit richtinggevend deeltje geeft vooral een kader aan waarmee die verdere discussie(s) kan/kunnen worden gevoerd om tot stapsgewijze uitdieping van de inzichten en consensus en tegelijk tot effectieve kwaliteitsvolle (en vernieuwende) realisaties op het terrein te komen, inhoudelijke vorken waarbinnen oplossingen zich bij voorkeur situeren en suggesties om mogelijk opduikende problemen bij de vertaling van de verlichtingsconcepten aan te pakken / weg te werken.
13.3.1.Aandachtspunten en mogelijke invullingen van de principes Wanneer wandelpaden, bijv. tussen een parking en een bepaalde voorziening, verlicht worden kan dit zoals in de recent aangepakte openbare groendomeinen gebeurt, ook met lage verlichting gebeuren. Voor de toets van concrete lichtprojecten lijkt vanuit de visie en de concepten voor dit thema volgende rangorde van tel voor de afweging van het belang dat men kan hechten aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : 1. de functionaliteit 2. de lichthinder 3. de belevingswaarde en het energiegebruik.
13.3.2.Technische fiche De doelstellingen en principes van de verlichtingsconcepten vertalen zich voor dit thema in een reeks technische parameters waarmee het beoogde opzet en effect op het terrein kan worden gerealiseerd. Deze parameters zijn in een technische fiche gebundeld. Deze technische fiche laat ook toe de verbeteringen in (licht)kwaliteit en de veranderingen (veelal beperkingen) in het energieverbruik te meten. Het hanteren ervan is een must voor elke lichtontwerper die in het West-Vlaams platteland aan de slag gaat. Deze technische fiche is voor alle ontwerpen waarin verlichting betrokken is een richtkader dat in de regel dient gevolgd. Evenwel kan, in functie van de specifieke context en rol van een bepaalde plek en goed gemotiveerd, hiervan worden afgeweken; bij dergelijke afwijkingen wordt ook het globale kader van samenhang in beeld, rationeel energiegebruik en eenvoud in beheer mee in rekening genomen. De aangegeven lichthoogten en fotometrische aspecten zijn een leidraad die in de regel te volgen is, maar waarvan kan worden afgeweken in functie van bijv. specifieke vereisten inzake veiligheid op bepaalde plaatsen. Waar er voor deze aspecten toepasbare vorken zijn aangegeven, is gaat de voorkeur telkens naar de laagste lichthoogten en lampvermogens die kunnen worden ingezet om de vereiste luminanties en/of lichthoeveelheden te bereiken.
97
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
technische fiche
openbare groendomeinen
Inplanting:
te bepalen per project
Lichthoogte:
maximum tussen 4 en 6 m
Optische kenmerken:
functionele uitstraling evenwijdig aan de rijweg functionele asymmetrische uitstraling indien nodig voor de sfeer: cirkelvormige emissie
Kleurtemperatuur:
T = 2800K
Kleurweergave-index:
≥ 66
Karakteristieken van het lichtmeubilair:
armatuur: . verlichtingssysteem in gegoten aluminium, optiek met vlakke of licht gebombeerde glasplaat . bij sfeerverlichting: decoratief apparaat in gegoten of gedreven aluminium, met omhulling in helder polycarbonaat, met een optiek die de lichtstroom naar beneden richt met een klein mogelijke lichtstroom naar boven . gemakkelijk onderhoudbaar . hoge index van mechanische bescherming en waterdichtheid (minimum IP65) mast: . cylindrisch-conische mast in warmgegalvaniseerd staal of in aluminium . thermogehard geverfd; tint voor het geheel nader te bepalen . geen noodzaak om consoles te gebruiken
Beheer:
. .
verlichtingsregime te bepalen per project de voorziene techniek laat toe te dimmen
Maatregelen inzake hoge omgevingskwaliteit:
. .
lampen met een minimale levensduur van 12.000 u keuze van het verlichtingssysteem en in het bijzonder van de combinatie optiek-lamp dat toelaat de lichtstroom optimaal te richten maximale herbruikbaarheid van de lampen, de verlichtingssystemen, de masten, … het verlichtingsmeubilair in zijn geheel
.
98
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
13.3.3.Ervaringen met dit thema De recent aangepakte provinciedomeinen.
99
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Bijlagen 1. Samenstelling begeleidingsgroep Provinciebestuur West-Vlaanderen, bevoegde gedeputeerde Agentschap Wegen en Verkeer, Afdeling Wegen en Verkeer West-Vlaanderen en Expertise Verkeer en Telematica Eandis, Infrastructuur gebied Brugge-Middenkust, Eandis, Infrastructuurgebied Leie-Schelde, Netbeheer-Techniek Infrax Intercommunale Leiedal LNE, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Preventie Lichthinder vzw Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Provinciebestuur West-Vlaanderen, Dienst Milieu, Natuur en Water, Dienst EEG, Dienst Mobiliteit en Wegeninfrastructuur, Dienst Gebiedsgerichte Werking Gemeentebestuur Anzegem, dienst Openbare Werken Gemeentebestuur De Haan, bevoegde schepen, dienst Openbare Werken, duurzaamheidsambtenaar Gemeentebestuur Lo-Reninge, bevoegde schepen Gemeentebestuur Roeselare, Departement Infrastructuur en Dienst Wegen Gemeentebestuur Wingene, Dienst Infrastructuur Vlaamse Landmaatschappij West-Vlaamse Intercommunale Omgeving - Atelier Roland Jéol.
2. Bronvermelding foto’s De foto’s in dit document zijn gemaakt door Roland Vanden Bulcke (p. 72) en alle andere door Guillaume Jéol. .
100
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
3. Lexicon van de belangrijkste begrippen In aanvulling op de begrippen die in deelhoofdstuk 1.4 reeds zijn gedefinieerd en geïllustreerd, worden hierna nog een aantal relevante begrippen met betrekking tot het lichtplan omschreven.
Armkandelaar : Drager van een of meerdere verlichtingspunten (armaturen). Een armkandelaar bevat een of meerdere onderdelen: de schacht, de verhoging, een of meerdere (omgebogen) einden. Bakenverlichting : Verlichting die niet tot doel heeft een oppervlak te verlichten, maar wel om zelf zichtbaar te zijn als geleidingspunt voor het oog van de waarnemer. Candela : Eenheid van lichtsterkte (symbool cd). De lichtsterkte geeft aan hoeveel licht zich bevindt in ieder stukje van een lichtbundel. Console of voetstuk: Metalen stuk dat het verlichtingsmaterieel (de projector) draagt. Factor van de uniformiteit van de verlichting (of van de luminantie) : De factor van de uniformiteit van de verlichting (of van de luminantie) is de verhouding van de minimale verlichting (of de minimale luminantie) tot de gemiddelde verlichting (of de gemiddelde luminantie) van het beschouwde oppervlak in de gegeven omstandigheden van de waarneming. De uniformiteit van verlichting in de langsrichting van een weg voor autoverkeer wordt uitgedrukt als Lh min/Lhgem. Zij dient minimaal 0,7 te zijn. Lagere waarden geven negatieve neveneffecten (zoals schaaleffect of golfeffect) die de veiligheid en het visuele comfort van de gebruikers schaden. Fotometrie : Het geheel van de fysische grootheden om het licht te meten (verlichting, luminantie, …). Gedifferentieerd regime: Een verzamelbegrip dat alle vormen van niet-permanente verlichting omvat, zoals doving en dimming (vermindering van de lichtintensiteit). Meestal is er sprake van differentiatie in tijd en ruimte. Per ruimte wordt afzonderlijk de behoefte aan licht bepaald en ingesteld volgens de gewenste tijdslimieten. Differentiatie in tijd betekent dat er tijdsregimes worden ingesteld. Bijvoorbeeld door variatie in begin en einduren van de verlichting, variatie in dimming doorheen de nacht, of dat er enkel verlicht wordt naar aanleiding van bepaalde activiteiten … Differentiatie in ruimte betekent dat er een verschillend lichtregime kan zijn in de onderscheiden ruimten van een projectgebied. Bijvoorbeeld doorgaande wegen in een woonwijk of een bedrijventerrein worden intensiever verlicht dan interne ontsluitingswegen.
101
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Grafisch licht : Een verlichtingsvorm van een gebouw of constructie die minder de volumes en architecturale details ervan respecteert maar die de nachtelijke lectuur van de architectuur richt op bepaalde bundels, punten, lijnen, bogen, die dus meer geometrisch en dynamisch is en die daardoor een meer moderne lezing van het gebouw of de constructie geeft; ook het gebruik van kleur kan hierbij een onderdeel zijn. Interactieve aansturing: De aansturing van de verlichting bij middel van detectoren, veelal bewegings- of warmtedetectoren, die zorgen dat de verlichting inspeelt op hetgeen er in de te verlichten ruimte gebeurt; de interactieve aansturing kan o.m. zorgen voor het aan en uit zetten van de verlichting, al dan niet met een bepaalde tijdspanne tussen de voor of na de gedetecteerde bewegingen of ze kan zorgen voor verlaging of verhoging van de verlichtingsniveaus. De interactieve aansturing zorgt voor een verlichtingsregime op vraag of voor volgend verlichting. Kleurtemperatuur : Het begrip kleurtemperatuur preciseert de zichtbare kleur van een lamp. Het gamma van zichtbare kleuren van de momenteel beschikbare lampen laat toe de lichtsferen te laten variëren (bijv. van hogedruk natriumlampen tot halogeenlampen). De kleurtemperatuur wordt uitgedrukt in graden Kelvin (K). Het gamma van wittonen in kunstlicht varieert van zogenaamde warme tinten (bijv. hogedruk natriumlampen met 2000 K) met rood als dominante kleur over de neutrale of intermediaire tinten (ongeveer 3000 K) tot de zogenaamde koude tinten (bijv. metaaljodidelampen met 6500 K) met een harde, blauwachtig witte kleur. Kleurweergave : De kwaliteit van de kleurweergave is het effect van een lichtbron op het chromatisch aspect van voorwerpen, in vergelijking met het chromatisch aspect van diezelfde voorwerpen als ze verlicht worden door een referentielichtbron onder dezelfde waarnemingsomstandigheden. Kleurweergave-index (KI) : Dit kwalitatieve gegeven, fundamenteel voor binnenverlichting, heeft desalniettemin ook bepaalde toepassingen in de publieke verlichting. De kleurweergave-index wordt in de catalogen van lampen weergegeven onder vorm van een index (KI) die varieert van 0 tot 100. Lichtkap : Transparant beschermingselement (in glas of plexi PMMA) aan de lichtzijde van een armatuur, dat een minimum aan waterdichtheid, afsluiting van het armatuur en de optiek garandeert. Lichtrendement : Het lichtrendement van een lichtbron is gelijk aan het quotiënt van de lichtstroom die ze uitstraalt met het vermogen dat ze consumeert. Dit wordt uitgedrukt met lumen/watt als eenheid. Enkele voorbeelden : gloeilamp : 15 lumens/watt fluorescentielamp (TL): de 45 à 60 lumens/watt hogedruk natrium lamp: de 70 à 100 lumens/watt Een hoog lichtrendement laat toe een zuinig energiegebruik te realiseren. Lichtstroom : Hoeveelheid licht die wordt uitgestraald door een lichtbron. Eenheid is de lumen.
102
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Lumen : Eenheid voor lichtstroom (symbool: lm). Eén lumen is de lichtstroom van een puntlichtbron van 1 candela door een ruimtehoek van 1 steradiaal. Lichtstroom is een maat voor de totale hoeveelheid licht in een lichtbundel. Lichtsterkte is een maat voor de lichtdichtheid. Bekijkt men een deel van een lichtbundel dan heeft dat deel een kleinere lichtstroom (in lumen) maar (in principe) dezelfde lichtsterkte (in candela) als de hele bundel. Luminantie : Het quotiënt van de lichtintensiteit van een oppervlak door de zichtbare oppervlakte ervan door een waarnemer op afstand. Lux : Eenheid van verlichtingssterkte (symbool lx): 1 lux is de lichtsterkte voortgebracht door 1 candela op een oppervlak loodrecht op de lichtstralen op een afstand van 1 meter van de bron. De lux stemt dus overeen met de verlichtingssterkte die men heeft wanneer iedere vierkante meter van het beschouwde oppervlak een lichtstroom van één lumen ontvangt. Het aantal lux wordt bijgevolg gevonden als het quotiënt van de totaal ontvangen lichtstroom, uitgedrukt in lumen, en de grootte van het verlichte oppervlak uitgedrukt in vierkante meters; derhalve is 1 lux = 1 lumen/m² Norm voor rurale gebieden: Het gedeelte van de norm NBN EN 12193 Licht en verlichting – verlichting van sportinstallaties, ook uitgewerkt in het CIEdocument 126-1997, aangaande beperking van de lichthinder op de omgeving en de lichtvervuiling (zie sub-hoofdstukken 2.4 en 2.6). Ontladingslamp : Lamp waarin licht wordt geproduceerd door een elektrische ontlading in een gas, een metaaldamp of een mengeling van meerdere gassen of dampen. Voorbeelden zijn de fluorescentielamp (TL), de lamp met natriumdamp onder hoge druk, de metaaljodidelamp. Optiek : Het optisch systeem is ontworpen om de verdeling van de lichtstroom die wordt uitgestraald door een lamp te verdelen. Deze verdeling kan door verschillende dispositieven, afzonderlijk of gecombineerd toegepast, worden gerealiseerd (reflectoren, lichtbrekers, diffusers). Een intensieve optiek richt het licht op een bepaald punt; een extensieve optiek zorgt voor meer verspreid licht. Ook de vorm waaronder het licht verspreid wordt is een aspect van de optiek: dit kan kringvormig zijn (op egale wijze 360° rond het lichtpunt), evenwijdig aan de te verlichten strook (waarbij een meer langwerpige, plat-ovale zone verlicht wordt) of asymmetrisch (waarbij de lichtbundel wegstraalt van de gevel waartegen het lichtpunt is bevestigd). Platteland : Het niet-verstedelijkte deel van de provincie; komt grotendeels overeen met het buitengebied zoals dat uit de verschillende gewestelijke en provinciale afbakeningsprocessen naar voor komt. Rendement van een verlichtingspunt : De verhouding tussen de nuttige lichtstroom uitgestraald door het verlichtingspunt en de lichtstroom uitgestraald door de lamp erin. Semi-permanente verlichting : Dit is een vorm van differentiatie in de tijd. Er wordt enkel verlicht tussen 2 tijdstippen. Voor accentverlichting van interessante gebouwen bvb enkel van valavond tot middernacht. Of voor een bedrijfsterrein van valavond tot 20u en dan opnieuw vanaf het starten van de eerste ochtendploegen. Dit kan verder gekoppeld worden aan bewegingsdetectie.
103
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Tijdsregime: Synoniem voor verlichtingsregime. De wijze van verlichten doorheen de tijd. In een permanent regime brandt de verlichting vanaf het invallen van de duisternis tot het aanbreken van de dag (beide op commando van een centraal optisch oog). In een semi-permanent regime brandt verlichting van het invallen van de duisternis (ook aangestuurd door het centraal optisch oog) tot middernacht. Verlichting : De verlichting van een oppervlak is gelijk aan de lichtstroom die het ontvangt per eenheid van oppervlak. De eenheid van verlichting is ‘lux’: dat is de verlichting van een oppervlak van 1 m² dat normaal en uniform een lichtstroom van 1 lumen ontvangt. Verlichtingsklasse : Klasse volgens de Europese norm EN 13-201 met een bepaald minimumniveau aan verlichting overeenkomstig de verkeersdrukte van een rijweg. Verlichtingspunt (armatuur) : Verlichtingsapparaat dat het licht van de lamp(en) verdeelt, filtert of transformeert en dat alle nodige onderdelen bevat om de lampen te bevestigen en te beschermen en hen aan het stroomnet te koppelen. Verlichtingsregime : De wijze van verlichten doorheen de tijd. In een permanent regime brandt de verlichting vanaf het invallen van de duisternis tot het aanbreken van de dag (beide op commando van een centraal optisch oog). In een semi-permanent regime brandt verlichting van het invallen van de duisternis (ook aangestuurd door het centraal optisch oog) tot middernacht.
4. Vademeca mobiliteit De provinciale dienst mobiliteit en weginfrastructuur heeft volgende uittreksels uit de verschillende vademeca van het Vlaams mobiliteitsbeleid (zie ook punt 2.2) aangeleverd.
Uittreksel vademecum veilige wegen en kruispunten 3.6.2. Verlichting Verlichting vervult een essentiële factor bij de inrichting en het functioneren van de openbare ruimte en inzonderheid van de verkeersruimte. De leesbaarheid van de verkeersruimte, die mede een criterium vormt voor de verkeersveiligheid, is een afgeleide van de kwaliteit (aard, kleur) en sterkte van de verlichting. Het verlichtingsconcept vraagt zowel binnen als buiten de bebouwde omgeving een specifieke benadering. 3.6.2.1. Algemene normen, richtlijnen en aanbevelingen 104
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Voor zowel de fysieke als verlichtingstechnische aspecten van de openbare verlichting zijn normen van toepassing. Deze normen zijn door Departement MOW en AWV/EM van de Vlaamse Overheid en Synergrid (Federatie van netbeheerders van gas en elektriciteit in België) in concretere richtlijnen voor het Vlaamse wegennet omgezet. Algemene normeringen voor openbare verlichting in internationaal verband (aanbevelingen van het C.I.E.). Openbare verlichting NBN EN 13201-2:2003 Prestatie-eisen. Openbare verlichting NBN EN 13201-3:2003 Prestatieberekening. Openbare verlichting NBN EN 13201-4:2003 Methoden voor het meten van de verlichtingsprestaties. Openbare verlichting CEN TR 13201-1:2003 Selectie van lichtklassen In deze normen en technisch rapport worden verlichtingsklassen voor wegverlichting gedefinieerd in relatie tot de visuele behoeften van weggebruikers. Ze worden in verband gebracht met de technische aspecten van weggebruik en verkeersgedrag in verschillende verkeerssituaties. Er wordt ook beschreven hoe men de kwaliteitseisen moet berekenen en bemeten. Op Belgisch niveau is men momenteel per type weg/gebruik een overeenkomstige klassen aan het definiëren en men wil dit in een Belgische norm gieten. Aanbevelingen volgens internationale norm CIE 115: Differentiatie van het verlichtingsniveau i.f.v. moeilijkheidsgraad van de rijtaak van de bestuurder. Standaardisatie in Vlaanderen. Verlichting op gewestwegen. Op basis van NBN EN 13201 zijn door Departement MOW en AWV/EM typeuitvoeringen vastgelegd. De standaardisatie naar uitvoeringtypes is enerzijds ingegeven vanuit praktische aspecten (installatie, onderhoud) anderzijds vanuit verkeersveiligheid (een bepaalde verlichting stemt overeen met een bepaalde categorie van weg uniform in Vlaanderen; een goede verlichting om te zien en gezien te worden). In mindere mate wordt er rekening gehouden met esthetische aspecten. Het is de verlichting die meestal via een mobiliteitsconvenant (module 17) wordt geplaatst buiten de bebouwde omgeving (opgenomen in het Standaardbestek 240). Voor de kwaliteitseisen van de verlichting in doortochten verwijst het Vlaamse Gewest via een mobiliteitsconvenant (module 4) naar het Algemeen Typebestek 005 versie 2004 ‘Algemene uitrustingen voor Openbare Verlichting’ opgesteld door Synergrid. Gemeentelijke Verlichting: Algemene kwaliteitseisen inzake uitrustingen voor openbare verlichting in Vlaanderen volgens typebestek 005 (C7/08), (uitgewerkt door Synergrid, basisversie 1997 en aangepast en 2002 en 2004) Deel II-2 van het lastenboek behandelt de voorschriften inzake de levering van verlichtingstoestellen Standaardisatie heeft onder meer betrekking op: de door Synergrid goedgekeurde verlichtingstoestellen. Een lijst ter zake is beschikbaar. Naar materiaaltechnische kenmerken zijn onder meer relevant: de corrosiebestendigheid, de windbestendigheid, de stof- en waterbestendigheid, en onderhoudstechnische aspecten; 105
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
de toepassing van verlichtingstoestellen op basis van een aantal fotometrische waarden die gelden per categorie van weg: - categorie A (1–5): veilig en vlot autoverkeer. Snelwegen, hoofdwegen of invalswegen, ringwegen, wegen buiten agglomeraties, landwegen, stadswegen met beperkt voetgangersverkeer; - categorie B (1–5): wegen met gemengd gebruik. Stadswegen, winkelstraten, gemeentecentra, residentiële wijken. Gewestwegen doorheen bebouwde kom (doortochten) vallen grotendeels onder deze categorie; - categorie C (1–3): wegen met lokaal verkeer met voorrang aan de voetgangers. Stads- & gemeentecentra, residentiële wijken met snelheidsbeperkingen, voetgangerszones; - categorie D (0–3): sfeerverlichting in toeristische zones. Voetgangerszones, parken, monumentverlichting. De waarden van de kwaliteitscriteria zijn te behalen voor de overeenkomstige categorie. Hoogte en tussenafstand van de armaturen, type licht en lamp, enz. worden bepaald in functie van de vereiste fotometrische waarden. Er wordt over het algemeen gestreefd naar een zo optimale kleurweergave van de omgeving. 3.6.2.3. Thematische benadering: verlichting van fietsvoorzieningen en voetgangersvoorzieningen Algemeen De normen (en dus ook de documenten die ernaar verwijzen) NBN L18-001 en NBN L18-002 zijn achterhaald door onderstaande Europese norm. De normen NBN EN 13201 blijven ook voor zwakke weggebruikers van toepassing. Bij fietsers en voetgangersvoorzieningen zal men uit de CE-klassen, Aklassen, S-klassen, EVklassen of ES-klassen moeten kiezen. Binnen het Vlaamse Gewest is er voor fietswegen klasse S4 of de gelijkwaardige klasse ES7 gekozen. In deel 4.3. van het Vademecum Fietsvoorzieningen en in deel 5.4. van het Vademecum Voetgangersvoorzieningen worden richtlijnen opgenomen die vooral ingaan op de nodige verlichtingssterkte per type voorziening. Speciale Gevallen Voor fiets en/of voetgangersonderdoorgangen zijn belangrijk: Het voorzien van natuurlijke lichtinval vormt bij onderdoorgangen een aandachtspunt. Daglicht kan men in een onderdoorgang laten penetreren door de onderdoorgang te onderbreken (en eigenlijk in open sleuf te werken). Klassieke dakkoepels (bijv. een bolle plexi van 1x1m) hebben de neiging om lokaal heel sterk te gaan verlichten en een contrast te gaan genereren. Dit is net tegenstrijdig met de te mijden ‘grote contrasten’, in het bijzonder voor lange smalle onderdoorgangen. Het licht dat via dergelijke koepels de onderdoorgang binnenkomt, is ook moeilijk te kwantificeren. Daglicht kan men wel gebruiken maar dan gecontroleerder via zogenaamde daglichtonderdoorgangen en bijbehorende armaturen (lichtspreider). Het licht wordt hierdoor beter gecontroleerd, er ontstaan geen felle contrasten meer en het verlichtingsniveau is deels aangepast aan het verlichtingsniveau buiten de onderdoorgang. Uiteraard werken deze systemen enkel overdag en behoeft de onderdoorgang ook nog een artificiële verlichting tijdens de nacht. De nodige lampen en apparatuur kunnen ook ingebouwd worden in de lichttunnels. Bij de aanleg van onderdoorgangen vormt ook de ligging t.o.v. het maaiveld een bepalende factor. 106
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Ook de constructie van de tunnelmond is in deze een aandachtspunt. De verlichting van oversteekvoorzieningen is een bijzonder geval dat in Annex B van NBN EN 13201-2 wordt besproken; worden daarbij opgemerkt: Wanneer er voldoende straatverlichting is kan de voetganger zichtbaar gemaakt worden in negatief contrast door een goede positionering van de normale straatverlichting. Lokale verlichting moet tot doel hebben direct de voetganger te verlichting, op of aan de oversteekplaats en de aandacht trekken van de bestuurder op de aanwezigheid van de oversteek. Plaatsing extra verlichting zodanig dat men positief contrast krijgt. Verblinding van bestuurders vermijden. Dat kan gerealiseerd worden door kort voor de oversteekplaats een paal met armatuur met een asymmetrische lichtstroom te plaatsen en het licht te sturen op de zijde van de overstekende fietser/voetganger vanwaar de bestuurder komt. Bij een tweestrooksweg en verkeer in beide richtingen moet bijgevolg in elke richting een paalarmatuur geplaatst worden (in het verleden werden ± 1,5 meter voor het zebrapad, een hoogte van ± 6 meter en 50 cm over de rijweg als aanbeveling gehanteerd). Verticale verlichtingssterkte moet significant hoger zijn dan de horizontale verlichtingssterkte geproduceerd door de normale straatverlichting. Aandacht voor de verlichting van begin en einde van de oversteek (wachtplaatsen). De voorkeur gaat steeds uit om een afwijkende lichtkleur t.o.v. de overige straatverlichting te gebruiken Op gewestelijk niveau wordt verwezen naar AWV 2003/4 voor punctuele verlichting
Uittreksel vademecum fiets 4.3 VERLICHTING VAN FIETSVOORZIENINGEN
4.3.1 Probleemstelling Bij het ontwerpen van een weg met fietsvoorzieningen wordt doorgaans uitgegaan van de daglichtsituatie. De ontwerper dient echter ook rekening te houden met de situatie bij duisternis. Een goede verlichting bepaalt immers mede de gebruikswaarde van de fietsvoorziening. In dit hoofdstuk gaat het in de eerste plaats om fietspadverlichting. Voor verlichting van wegen voor gemengd verkeer en van de rijbaan, kan men het algemeen typebestek 005 "Uitrusting voor openbaar verlichting" 10 raadplegen. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de verlichting van specifieke fietsvoorzieningen. 4.3.2 Uitgangspunten Openbare verlichting heeft de volgende doelstellingen. 107
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
De waarneembaarheid van (strategische) locaties en wegverloop verbeteren: fietsers dienen zich voldoende te kunnen oriënteren. Zichtbaarheid verbeteren waardoor de verkeersveiligheid toeneemt: onvoorziene hindernissen dienen voldoende snel opgemerkt te worden. Sociale veiligheid verbeteren: een goede openbare verlichting maakt mensen en voorwerpen op ruime afstand (zie punt 4.3.4) herkenbaar, en geeft een subjectief veiligheidsgevoel. Voorkomen van verblinding door andere verkeersdeelnemers. De continuïteit van het netwerk ondersteunen. 4.3.3 Wanneer verlichting? Algemeen Langs fietspaden die bij duisternis veelvuldig gebruikt worden, verdient het aanbeveling om een verlichting aan te leggen. Functionele verbindingen komen eerder in aanmerking voor verlichting dan recreatieve. Recreatieve fietstochten worden doorgaans bij daglicht gemaakt. Daarnaast is er voor een recreatieve verbinding vaak een alternatief via een verlicht traject beschikbaar. Ook kan de plaatsing van verlichting de landschappelijke (en recreatieve) waarde verminderen. Vrijliggend fietspad In beginsel wordt aangeraden vrijliggende fietspaden die door een tussenberm van minder dan 2 meter gescheiden worden van de rijbaan, met de rijbaan mee te verlichten. Wanneer de berm breder is dan 2 meter, moet het afzonderlijk verlichten van het fietspad in overweging worden genomen. Fietswegen Op fietswegen wordt een verlichting die een hoge kleurherkenbaarheid waarborgt sterk aanbevolen. Fietswegen door natuurgebieden worden in beginsel niet verlicht, tenzij daarvoor zwaarwegende veiligheidsoverwegingen bestaan. Wanneer openbare verlichting noodzakelijk is, worden aan de verlichtingsinstallatie vervolgens speciale eisen gesteld om de lichthinder te beperken, b.v. door lage armaturen te gebruiken en de lichtstraal meer neerwaarts te richten. Het is zeker in dergelijke gebieden wenselijk het licht gedurende een deel van de nacht (b.v. tussen 1 en 5 u) te doven. Onderdoorgangen De vormgeving van onderdoorgangen voor fietsers laat bij voorkeur zo veel mogelijk daglicht toe (zie punt 4.6). Daarnaast worden tunnels en onderdoorgangen altijd verlicht, en dit omwille van de sociale veiligheid.
108
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Ook bij tunnels voor gemengd gebruik, waar een fietsvoorziening voorzien is naast een rijbaan, dient de verlichting zo gekozen te worden dat ook de fietsvoorziening volwaardig verlicht is. Oversteekplaatsen Het verlichten van een solitaire oversteekplaats wordt aanbevolen wanneer bij duisternis meer dan circa 200 kwetsbare verkeersdeelnemers per uur er gebruik van maken, tenzij de veiligheid voldoende is gewaarborgd 11. Het aanbrengen van punctuele verlichting op beschermde oversteekplaatsen is onderworpen aan de normen van dienstorder A.W.V. 1998/5. Ook bij opstelstroken dient voldoende aandacht te gaan naar de verlichting. Werken in uitvoering Voor de verlichting van werken in uitvoering verwijzen we naar hoofdstuk 5 Signalisatie / Reglementering – bijgevoegde cd-rom. 4.3.4 Verlichtingssterkte 12 Vanuit het oogpunt van sociale veiligheid moet de straatverlichting voldoende licht geven om mensen en voorwerpen op of naast de weg op voldoende afstand te herkennen. Van voetgangers is bekend dat zij zich onveilig voelen wanneer ze binnen een afstand van 4 meter geen gezichten van mensen kunnen waarnemen. Voor fietsers zijn hieromtrent geen cijfers bekend. Naarmate de verplaatsingssnelheid hoger is, zal de nodige zichtafstand echter groter zijn. We gaan hierna dieper in op de verschillende situaties: Aan- of vrijliggende fietspaden Volgens de norm NBN 18-002 (1989) dienen de verlichtingskenmerken voor aan- en vrijliggende fietspaden minstens dezelfde te zijn als de voorschriften die voor het wegdek van voertuigen van kracht zijn. Richtlijnen voor verlichting van secundaire wegen werden opgenomen in de Ministeriële Richtlijn 1997. Voor lokale wegen wordt het typebestek 005 / versie 2000 gevolgd. Bij het ontwerp van de verlichting van een weg met aanliggende fietspaden wordt het bijhorend fietspad dus verlicht volgens dezelfde norm als de rijweg. Bij vrijliggende fietspaden (afstand groter dan 2 m) wordt de verlichting van het fietspad apart bekeken. Uit vergelijking van verschillende normen blijkt dat 10 lux als gemiddelde minimum verlichtingssterkte een goede verlichting geeft, met een absoluut minimum van 5 lux op een punt van het fietspad. Fietsweg De behoudenswaarde van de gemiddelde luminantie 13 voor fietswegen is minstens 0,2 cd/m², de langsgelijkmatigheid Vl is minstens 50 %, de verbindingsbeperking TI is maximaal 10 % en de comfortindex G = 4. Voor fietswegen in eigen bedding met tweerichtingsverkeer blijkt echter een gemiddelde luminan-tie van 0.2 cd/ m² onvoldoende te zijn. De werkgroep verkeer van RONA 14 beveelt voor deze fietswegen een gemiddelde luminantie van 3 lux aan, en zelfs 7 lux bij een verhoogd onveilig-heidsgevoel. Deze RONA-aanbevelingen stemmen overeen met de aanbevelingen voor openbare verlichting van de NSVV.
109
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
De CIE-richtlijn 136 beveelt daarnaast een minimale gemiddelde luminantie van 3 lux aan voor rechte stroken, en 5 lux voor fietspaden met een naastliggend voetpad. Ter hoogte van kruispun-ten met een verkeersweg is een verlichtingssterkte van 10 lux vereist. Gelet op het voorgaande wordt dan ook aanbevolen om de ontwerprichtlijnen voor fietsvoorzie-ningen in overeenstemming te brengen met de CIEaanbevelingen en de NBN-norm. Bij wijze van voorbeeld : met hogedruknatriumlampen van 50W, een lichtpunthoogtes van ca. 6.30 m en een afstand tussen de lichtpunten van ongeveer 30 m bekomt men een goed resultaat. Onderdoorgangen CIE n°92 ‘Verlichtingsgids voor de bebouwde kom’ (aanvullende normen gebaseerd op deze gids) stelt waarden vast voor de verlichting van ondergrondse tunnels. Zij worden weergegeven in onderstaande figuur. EH (gem) lux
Eh (min) lux
Dag
100
50
Nacht
40
20
CIE-waarden voor ondergrondse tunnels VOETGANGERS- EN FIETSERSTUNNELS
13 Luminantie is de weerkaatste lichthoeveelheid die een oppervlak in de richting van een waarnemer straalt. 14 Rona = Richtlijnen voor het Ontwerp van Niet-Autosnelwegen) Aanbevelingen NBN L 18-002 (1989) voor ondergrondse tunnels EH (gem) lux
Eh min/max
Esc min
Dag
200
20%
20
Nacht
100
20%
10
VOETGANGERSEN FIETSERSTUNNELS
Verblinding Wanneer fietsers verblind kunnen worden door het gemotoriseerd verkeer (waaronder bromfietsers) uit de tegenrichting, dient de verlichtingssterkte relatief hoog te zijn. De verschillen in sterkte tussen straatverlichting en motorvoertuigverlichting zijn dan minder groot, zodat de ogen van de fietser zich minder hoeven aan te passen. Ook straatverlichting kan, afhankelijk van de hoogte van de masten en de kwaliteit van de armaturen, soms verblinden. Dit moet uiteraard worden voorkomen. De NSVV beveelt bij verblindingsgevaar, veroorzaakt door lichtbronnen in de omge-ving; een gemiddelde horizontale verlichtingssterkte aan van 5 lux.
110
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
4.3.5 Soort verlichting Wanneer het verlichtingstechnisch mogelijk is om zowel de rijbaan als het fietspad te verlichten, verdient het de voorkeur om beide te verlichten met één lichtmast (eventueel met twee houders). De mogelijkheid bestaat om in uitzonderlijke gevallen dynamische openbare verlichting te plaatsen. Dit betekent dat de verlichting alleen wordt ingeschakeld of opgewaardeerd wanneer weggebruikers van de weg of het fietspad gebruik maken. 4.3.6 Plaatsing van de verlichtingsinstallaties De volgende plaatsingsprincipes worden onderscheiden. Oriëntatieverlichting: de oriëntatieverlichting wordt geplaatst op kritische punten van de weg zoals op kruispunten, nabij bochten of obstakels. Enkelzijdige opstelling in de zijberm: deze verlichting verzorgt een goede visuele geleiding en vereist slechts aan één kant van de weg een voedingskabel, wat gunstig is uit kostenoogpunt. Zigzagopstelling: deze opstelling kan soms een goede oplossing zijn als er sprake is van veel uitritten en kruispunten. Doch dit kan een probleem scheppen m.b.t. de gelijkmatigheid van de verlichting. Bij verlichting van fietspaden met afzonderlijke bedding is een zigzagopstelling niet verantwoord. Enkel oriëntatieverlichting volstaat slechts indien: de fietsverbinding buiten de bebouwde kom ligt en geen woonkernen verbindt over een afstand van minder dan 5 km; de fietsverbinding niet op een woon-school- of woon-werkroute ligt; de fietsverbinding niet op een route ligt naar avondbestemmingen, zoals uitgaanscentra en sporthallen. Omwille van de sociale veiligheid worden bovenlokale en alternatieve bovenlokale fietsroutes (cf. provinciale netwerken) best ook in landelijk gebied verlicht. Hier kan gekozen worden voor een systeem dat niet de hele nacht brandt, of dat door middel van sensoren enkel geactiveerd wordt als iemand passeert. Bij de plaatsing van de masten is het belangrijk dat de verlichting gelijkmatig verspreid wordt. Deze gelijkmatigheid is afhankelijk van: de afstand tussen en de hoogte van de masten. Als vuistregel kan gerekend worden met tussenafstanden drie maal zo groot als de lichtpunthoogte, de kwaliteit van de lampen en het optisch stelsel in de lichtarmatuur.
111
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
Uittreksel vademecum voetgangersvoorzieningen 5.4 Verlichting van voetgangersvoorzieningen 5.4.1 Probleemstelling Bij het ontwerpen van voetgangersvoorzieningen wordt doorgaans te zeer uitgegaan van de daglichtsituatie. Er dient echter ook rekening worden gehouden met de situatie bij duisternis. Een goede verlichting draagt immers bij tot een hoger (subjectief) veiligheidsgevoel en een positievere belevingswaarde, hetgeen bijgevolg ook de gebruikswaarde van de voetgangersvoorziening in het algemeen ten goede komt. In woonstraten en woonerven en op pleinen kan (bijkomende) sfeerverlichting de belevingswaarde nog verhogen. In dit onderdeel gaat het in de eerste plaats om voetpadverlichting. Voor verlichting van wegen voor gemengd verkeer en van de rijbaan, kan het algemeen typebestek 005 “Uitrusting voor openbare verlichting” worden geraadpleegd. 5.4.2 Uitgangspunten 5.4.2.1 Algemene vereisten Er is een duidelijk verschil tussen de eisen voor de openbare verlichting voor wagens enerzijds, en voor voetgangers anderzijds. Een aangepaste openbare verlichting voor gemotoriseerde weggebruikers moet zorgen voor een voldoende en een zo eenvormig mogelijke luminantie (uitgedrukt in candela/m² = cd/m²), en dit zonder dat er verblinding optreedt. Dergelijke luminantie zorgt ervoor dat het wegdek met al zijn onderdelen en met voldoende details zichtbaar is voor de weggebruikers, en dit van op voldoende afstand. Hierdoor kan deze weggebruiker het verloop van de weg en de aanwezigheid van eventuele hindernissen op deze weg voldoende vooraf zien, herkennen en hierop gepast reageren. Dit maakt een comfortabel en een veilig verkeer mogelijk. Een gepaste openbare verlichting voor voetgangers heeft vooral een ander doel. Het is natuurlijk van belang dat de voetgangers op een redelijke afstand het wegdek met eventuele oneffenheden en hindernissen voldoende zien opdat hij/zij niet zouden struikelen of ergens tegen aan lopen. Een aangepaste maatsstaf hiertoe is de hemisferische verlichtingssterkte. Het aspect openbare en sociale veiligheid is echter voor voetgangers minstens even belangrijk: de voetganger wil beschermd worden tegen onvriendelijkheid, tegen diefstal, tegen aanrandingen. Hij/zij wil niet geconfronteerd worden met vandalisme, diefstal, inbreuken op de goede zeden, … Hiertoe moet een voetganger de personen en hun gezicht, ook 's avonds en 's nachts, kunnen zien en herkennen en dit van op een redelijke afstand. Hiertoe is een bepaalde minimale semi-cilindrische verlichtingssterkte op een hoogte van 1,5 m vereist. Daarnaast moet relevante informatie, zoals straatnaamborden en huisnummers, voldoende zichtbaar zijn.
112
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
5.4.2.2 Specifieke vereisten Opdat een voetganger een gevoel van veiligheid zou hebben, is het nodig dat hij de houding / ingesteldheid van de andere (vriendelijk, onverschillig of agressief) kan zien om zijn reactie daar op af te stemmen. Proefondervindelijk heeft men bepaald dat een minimumafstand van 4 m nodig is om over een voldoende reactietijd te beschikken. Proefondervindelijk werd eveneens aangetoond dat een semi-cilindrische verlichtingssterkte van 0,8 lux op een hoogte van 1,5 m (ter hoogte van het aangezicht) nodig is om de houding van de andere van op 4 m te kunnen vaststellen. Om de houding van de anderen van op 10 m afstand te kunnen vaststellen is er een semicilindrische verlichtingssterkte van 2,7 lux nodig. 5.4.3 Verlichtingssterkte In onderstaande voorschriften worden voor de fotometrische voorschriften volgende genormaliseerde afkortingen gebruikt: − EH m = gemiddelde horizontale verlichtingssterkte; − EH min/EH max = verhouding tussen minimum en maximum horizontale verlichtingssterkte; − ESC min = minimum semi-cilindrische verlichtingssterkte; − EV m = gemiddelde verticale verlichtingssterkte. Gebruikelijke eisen voor de verlichting zijn: − Op voetpaden in het algemeen: → EH m = 4 lux; → EH min/EH max = 5%; → ESC min = 0,8 lux; − Op voetpaden in eigen bedding, op straten en pleinen in woongebieden, en op woonerven kan het aangewezen zijn om hoger vermelde waarden van EH m met ongeveer de helft te verhogen en om ook voor EH min/EH max grotere waarden aan te nemen (grootteorde 20%); − Op voetgangers- en fietserbrugjes is het aangewezen om verlichtingssterktes (horizontale zowel als semi-cilindrische) te nemen die 25% hoger liggen dan op voetpaden in het algemeen. − In winkelcentra zijn verlichtingssterkten wenselijk die enkele malen hoger liggen dan op voetpaden in het algemeen. − Op oversteekplaatsen voor voetgangers zijn volgende minimale waarden aanbevolen: → EH min = 80 lux; → EH min/EH max = 5%; → ESC min = 40 lux op een hoogte van 0,5 en 1,6 m boven de grond) De horizontale verlichtingssterkte op de voetgangersoversteken mag niet zwakker zijn dan 3-maal de horizontale verlichtingssterkte op het wegdek, nabij de oversteekplaats. − Onderdoorgangen voor enkel fietsers en voetgangers (volgens CIE 136 2000): overdag: → EH m = 100 lux; 113
OMGEVING – Atelier Roland Jéol | 26/1/2011 | FINALE VERSIE 10001_ROZ_TK_41.docx
→ EH min = 50 lux; → EH min/EH max = 20%; → ESC min = 30 lux; 's avonds en 's nachts: → EH m = 30 lux; → EH min = 15 lux; → EH min/EH max = 20%; → ESC min = 10 lux; 5.4.4 Plaatsing van de verlichtingsinstallaties Lichtpunten op lage hoogten (bijvoorbeeld geïntegreerd in het straatmeubilair) worden als verlichtingstype afgeraden. Ze hebben als nadeel dat moeilijk voldaan wordt aan de fotometrische voorschriften (geringe ESC-waarden op 1,5 m), en ze zijn een gemakkelijk mikpunt voor vandalen. Alle lichtpunten dienen zodanig ontworpen dat de vereiste fotometrische karakteristieken worden bekomen, zonder dat verblinding optreedt. Verlichtingsinstallaties geplaatst op minder dan 4 m boven het grondvlak moeten een minimale schokweerstand van IK08 hebben.
+
114