LEZING: ‘Dag Hammarskjöld, een mysticus in de politiek’ (16 JULI 2009) De grote meerderheid van mystici was kloosterling, monnik, priester, zuster of begijn. Soms vraag je je af, of er ook ‘gewone leken’ zijn geweest, die je als mystici kunt beschouwen. Die zijn er, en Dag Hammerskjöld is daar een prachtig voorbeeld van. Dat bleek uit de buitengewoon integere wijze waarop hij leefde en zich inzette in de politiek, met als hoogtepunt zijn functie van secretarisgeneraal van de Verenigde Naties. Het bleek ook uit een dagboek dat hij heeft nagelaten onder de titel ‘Merkstenen’. Hierin vinden we zijn diep-religieuze en tegelijk zeer praktische mystieke levenshouding verwoord. Zijn Jeugdjaren: Dag Hammarskjöld werd op 29 juli 1905 in de Zweedse stad Jönköping geboren als vierde zoon in een aristocratisch gezin. Zoals de overgrote meerderheid van de Zweden, behoorde het gezin tot de Lutherse kerk. Zijn vader was een belangrijk staatsman. Hij stamt uit een familie met veel militairen en hoge ambtenaren, en had grote belangstelling voor Internationaal recht. Hij diende zijn land o.m. als gouverneur van de provincie Upssala en vervulde tijdens de 1ste Wereldoorlog zelfs de functie van Minister-president van Zweden. Zijn moeder stamt uit een geslacht van wetenschappers en dominees en was een spirtueel begaafde vrouw. De bijbel en het psalmenboek werden door haar vaak ter hand genomen. Er kwamen nogal eens vooraanstaande mensen uit de culturele, wetenschappelijke en kerkelijke elite van Zweden in het gezin over de vloer en de ouders lieten hun kinderen daarin gaandeweg delen. Dag sprak met groot respect over de invloed van zijn ouders, o.a. tijdens een interview voor een radio programma in 1953, waarin hij zei: Van generaties soldaten en landbestuurders aan vaders kant heb ik het geloof meegekregen dat er niets in het leven méér voldoening geeft dan de onzelfzuchtige dienst aan je land - of aan de mensheid. Deze dienst eist het afzien van elk persoonlijk belang, maar ook de moed om onbuigzaam op te komen voor je overtuigingen. Van de wetenschappers en dominees uit de familie van mijn moeder heb ik het geloof meegekregen dat -volgens de radicale betekenis van de Evangelies- alle mensen als kinderen van God gelijk zijn en door ons tegemoet moeten worden getreden en behandeld als waren zij onze meesters in God. Daarmee verwoordde hij kernachtig de geestelijke en morele basis waarop hij zijn latere leven bouwde. Tijdens de 1ste Wereldoorlog (waarbij Zweden neutraal was en dus buiten de gevechten bleef) verhuisde het gezin naar Uppsala dat in deze tijd het regeringscentrum was. Vader Hammarskjöld werd n.l. tot minister-president benoemd en het gezin bewoonde het kasteel dat door admiraal Vasa was gebouwd. Menig kind zou er jaloers op zijn. Toch was het ambt van hun vader voor de kinderen geen pretje: Als minister-president was hij n.l. o.a. verantwoordelijk voor de rantsoenering van voedsel. En gezien de schaarste wegens de oorlog, waren de rantsoenen niet groot. Vandaar dat vader de spotnaam ‘Hongerskjöld’ kreeg en vaak zware kritiek van de media en politieke tegenstanders moest verduren. Zelfs de kinderen werden daar soms de dupe van en werden door andere kinderen geslagen. ‘Oorvijgen leerde de jongen dat ze een hekel hadden aan de naam van zijn vader’, schreef hij later in zijn dagboek. (Dag schreef bijna altijd in 2de of 3de persoon over zichzelf). Al vroeg ondervond hij dus dat een politieke carièrre niet alleen eer met zich meebrengt maar ook tegenstand oproept en offers vraagt. Zijn studententijd Na de middelbare school ging Dag Hammarskjöld studeren aan de Universiteit in zijn woonplaats Upssala: filosofie en talen, rechten en economie. Hij was een briljant student en studeerde in alle genoemde richtingen af. Naast zijn studie deed hij intensief aan sporten als athletiek, skieën en bergbeklimmen. Hij was een groot natuurliefhebber. Kortom Dag Hammerskjöld was een ouderwetse Universele Mens. Zijn grootste belangstelling ging echter uit naar de politieke economie. Daarop promoveerde hij in 1934, met een proefschrift over ‘De conjunctuurspreiding’. (= de wijze waarop de welvaart verdeeld moest worden). Hij gaf intussen ook al les aan de Universiteit van Stockholm. Het is in deze studentenperiode, dat hij een gelovige crisis doormaakte. Het nogal conservatieve geloof van zijn kinderjaren kwam in de modernistische studentenomgeving nogal onder vuur te liggen. De sfeer op de Universiteit was n.l. zeer liberaal: er heerste grote vrijheid van denken op alle gebied, ook moreel en filosofisch. Het christelijk geloof stond onder behoorlijke kritiek, b.v. t.a.z. van de starre leerstellingen en dogma’s, de strikte morele regels, en de rol die Christenen gespeeld hadden in de geschiedenis. Men was agnostisch. Geloof en het bestaan van God mochten geen rol spelen in het wetenschappelijk denken en onderzoek. De sfeer in die academische kringen was ook zeer positivisties: er heerstte sterk de gedachte dat de mens tot grote dingen in staat was en de sociale problemen in wereld wel kon oplossen. Dat stond haaks op de traditionele Lutherse opvatting, dat de mens geneigd was tot het kwaad, en alleen God / Christus met zijn genade iets in de mens vermag. Door deze kritiek werd het geloof van Dag, dus danig op de proef gesteld. In deze periode heeft hij veel gehad aan de gesprekken die hij had met de toenmalige Lutherse aartsbisschop Nathan Söderblom, één van de latere oprichters van de Wereldraad van Kerken en Nobelprijswinnaar voor de vrede. Hammarskjöld werd actief lid van de sociale beweging die deze bisschop had opgezet in Upssala. Daardoor dacht hij er zelfs even over om theologie te gaan studeren.
Dankzij de gesprekken met aartsbisschop Söderblom, leerde hij inzien, dat het bij geloven uiteindelijk niet om leerstellingen en morele regels op zich gaat, maar om wat hij later noemt ‘een toestand van de ziel’ of een ‘feeling’. Vandaar dat Dag Hammarskjöld liever te rade ging bij dichters en schrijvers, dan bij theologen en filosofen. De taal van de poëzie en mystiek maakte meer duidelijk over zijn persoonlijke band met God, dan het intelectuele filosoferen daarover. Hij had later ook persoonlijke vriendschap met schrijvers en dichters als T.S Eliot, Saint-John Perse en W.H. Auden. En hij was zeer gegrepen door de geschriften van de grote mystici, zoals Meister Eckhart en Johannes van het Kruis, waarover hij schreef: ...... het antwoord op de vraag, hoe de mens een leven kan leiden van actieve maatschappelijke dienstbaarheid in volledige harmonie met zichzelf als lid van de gemeenschap van de geest - vond ik in de geschriften van de grote middeleeuwse mystici. Zelfovergave is voor hen immers de weg naar zelfverwerkelijking geweest. Zij hebben in eenvoud van geest en in gerichtheid naar binnen de kracht gevonden om ja te zeggen tegen ieder appèl dat de behoeften van de naasten op hen deden. Om ook ja te zeggen tegen alles wat het leven voor hen met zich meebracht, wanneer ze de roep van hun plichtsbesef volgden. Hammarskjöld heeft veel contact gehad met Martin Buber. Diens boek ‘Ich und Du’ maakte een geweldige indruk op hem, en verwoordde zijn gelovige gevoelens zodanig, dat hij tot vlak voor zijn dood bezig was om het te vertalen in het Zweeds. Grote bewondering had hij ook voor Albert Schweitzer, die door Bisschop Nathan Söderblom uitgenodigd was om in 1920 op de Universiteit van Uppsala te komen spreken. Schweitzer trachtte begrippen als 'liefde', 'toewijding', 'medelijden', en 'solidariteit' weer onder de aandacht te krijgen, om de mensheid te stimuleren tot leven op een hoger plan en bracht dat ook zelf in praktijk, door met zijn vrouw als arts te gaan werken in Lambarene in het straatarme Gabon. Die hoge morele levenshouding sprak Dag Hammarskjöld zeer aan en inspireerde hem tot een voortdurend schaven aan zichzelf. Hij spaarde zichzelf niet en eistte vanzichzelf absolute zuiverheid en geestelijke rijpheid. ‘Uit zichzelf wist hij – weet ik wat er in de mens is aan gemeenheid, begeerte, hoogmoed, afgunst – en verlangen. Verlangen -, Ook naar het kruis’. En: ‘Vermenging van motieven. In een groot besluit speelt geheel ons wezen mee, onze gemeenheid evenzeer als onze goedheid. Welk deel heeft het andere bedrogen als we ons geconentreed weten op een handeling die we gaan verrichten?‘ Hij gaat daarbij dieper dan een psychologisch zelfonderzoek. Dat vond hij te beperkt als het gaat om kennis over zichzelf. Hij schreef daarover: ‘De heksenrit naar de duivelsburcht – waar we niemand ontmoeten dan onszelf, onszelf, onszelf-‘ En je kunt jezelf niet alleen uit het moeras trekken. Natuurlijk kent hij de nieuwste inzichten van de Psychologie, zoals die van Sigmund Freud, die religie een abberatie (afwijking) noemt, een vastklampen aan een ander, omdat je zelf niet je eigen verantwoordelijkheid durft te nemen. Hij schreef daarover: ‘Wat een mogelijkheden verschaft de psychologie ons om het verontrustende onbekende af te schermen met een etiket – waardoor het een plaats krijgt op de lijst van gewone abberaties’ Hammarskjold weet beslist, dat er ziekmakende kanten aan de religie kunnen zitten, ongezonde dweperij, of dwangneurose. Maar dat moet je niet als een excuus gebruiken om je geloof in God af te zweren. De uitdaging is, om de geloofsmotieven in jezelf te onderzoeken en uit te zuiveren. Om uiteindelijk te komen tot een authentieke overgave aan God. ‘Wat je moet durven – jezelf te zijn. Wat je zou kunnen verwerven – dat de grootheid van het leven zich in je zou weerspiegelen naar de maat van je zuiverheid’ Dat is een levenslange opdracht, want een mens is nooit klaar met zichzelf en met God. Typerend was wat dat betreft zijn beroemde uitspraak: 'de langste reis is de reis naar binnen'. Over deze spirituele zoektocht schreef hij later: ‘Het was een nooit opgegeven inspanning om op eerlijke en ondubbelzinnige wijze een persoonlijk geloof op te bouwen in het licht van concrete ervaringen en eerlijk nadenken’. Dat eerlijk nadenken overe zichzelf, zijn motieven, en zijn band met God gaat bij hem tot op het bot. Die maken op mij de grootste indruk. Op zijn band met God kom ik nog terug. Zijn carièrre in Zweden (1930-1953): Zoals al gezegd: nog terwijl hij studeerde voor zijn proefschrift, begon hij ook al les te geven op de Universiteit van Stockholm en te werken als ambtenaar. Eerst als econoom voor het Zweedse Ministerie van Financieën, daarna voor dat van Buitenlandse Zaken. Van 1941-1948 was hij directeur van de Bank van Zweden. Hij was nauw betrokken bij het economisch herstel van Europa na WO II (het Marshallplan) en andere internationale kwesties. In 1952 leidde hij de Zweedse delegatie bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Verder zat hij in alle mogelijke culturele, maatschappelijke en natuurbeschermingsorganisaties. Hij beschikte blijkbaar over een grote energie en enorme werklust. Dag Hammarskjold is nooit getrouwd en had slechts enkele echte vrienden verspreid over de wereld. Hij heeft daardoor grote eenzaamheid gekend. Die heeft hij als een pijn ervaren. Maar ook als een mogelijkheid om spiritueel te groeien. Dat ging niet zonder strijd in zichzelf en spoorde zichzelf aan tot gebed: ‘Bid dat je eenzaamheid de stimulans wordt om iets te vinden waar je voor kunt leven, groot genoeg om voor te sterven’. Secretaris-generaal van de Verenigde Naties (1953-1961): Dit gebed werd verhoord. In april 1953 werd Dag Hammarskjöld gekozen tot Secretaris Generaal van de Verenigde Naties. En
mensen die hem goed kenden zeiden, dat hij vanaf dat moment zichbaar anders werd, alsof hij zijn echte levensvervulling nu eindelijk gevonden had. Hij volgde de Noor Tryggve Lie op, die terugtrad omdat hij de grote problemen waar de Verenigde Naties zowel intern als extern mee te kampen had niet meer aankon. Typerend daarvoor is de uitspraak van Trygve Lie bij de overdracht van zijn taak aan Dag Hammarskjold: ‘Je gaat de meest onmogelijke baan beginnen die er maar bestaat’. Hammarskjöld was weinig bekend, en is waarschijnlijk vooral gekozen omdat hij uit een klein neutraal land kwam en makkelijk te manipuleren zou zijn (door de grote landen). Maar daarin vergiste men zich: Hammarsjöld trad meteen krachtig op. Het eerste wat hij deed was de logge organisatie van de VN effectief reorganiseren. De mensen die in dienst waren van de VN kregen een vrij strict contract te tekenen, waarin zij verantwoording schuldig waren aan de organisatie van de VN en niet langer aan hun land van oorsprong. Ook rechtspositioneel en salarieel werd hun job beter geregeld. Hij benadrukte steeds de verantwoordelijkheid van de supermachten om rekening te houden met de belangen en de rechten van de kleinere staten. Al spoedig kreeg Hammarskjöld naam door zijn toewijding en brede visie. Problemen trachtte hij op te lossen in een vroegtijdig stadium. Hij was er heilig van overtuigd dat uitstel de problemen alleen maar complexer en onoplosbaarder maakten. Van groot belang is zijn inzet geweest om te komen tot een neutrale VN-Vredesmacht. Dit gebeurde n.a.v. de oorlog in Korea, dat door China bezet was. Ook Nederland leverde indertijd soldaten aan deze Vredesmacht. Het leidde uiteindelijk tot een bestand en een verdeling in een Noord en Zuid-Korea. Dat het hem lukte zo’n Vredesmacht op te zetten, kon hij, omdat hij zichzelf een houding van strikte neutraliteit had eigengemaakt. Daardoor won hij het vertrouwen van veel landen. Maar soms oordeelde Hammarsjöld het nuttiger om via stille diplomatie iets gedaan te krijgen. Daarmee wist hij in 1955 na geheim overleg met Tjsoe En-Lai 11 Amerikaanse piloten los te krijgen, die gevangen zaten in China. Overigens leerde hij zelfs deze overtuigde communist te zien als een werktuig in Gods hand. In zijn dagboek schreef hij over de ontmoeting met hem, als een intern dialoogje: ‘Moet hij me nu leren hoe het moet! Waarom niet? Er is niemand van wie je niet iets zou kunnen leren. Voor de God die in allen spreekt zit je altijd in de eerste klas’. In 1957 werd zijn mandaat -met een overweldigende steun van de meerderheid van de leden van de VN- verlengd. Hammarskjöld kreeg tijdens zijn mandaat te maken met grote wereldcrises: de oorlog om het Suezkanaal (1956), de Russische inval in Hongarije (1956), de gewelddadige conflicten in Libanon (1958) en in Laos (1959). Door zijn inspanningen werden de gevolgen van deze conflicten verzacht en enigszins in aanvaardbare banen geleid. Want hij was een groot idealist. Ondanks alle oorlogsdreigingen in de wereld bleef hij geloven in een vreedzame oplossing: ‘Ik zal nooit iets doen dat tot oorlog zou kunnen leiden, maar ik zal alles doen om tot verzoening te komen’. Toen er in 1960 een burgeroorlog uitbrak in de Congo, omdat Katanga zich wilde afsplitsen van de rest van Congo, trachtte hij heel direct persoonlijk te bemiddelen tussen de strijdende partijen en vloog daartoe verschillende malen naar het gebied en de omringende landen. Op 17 september 1961, tijdens een van deze missies, stortte het vliegtuig waarin hij reisde neer in een gebied dat nu tot Zambia behoort en kwam hij om het leven. Er bestaan sterke vermoedens van sabotage, maar de werkelijke oorzaak is nooit opgehelderd. Zijn lichaam werd overgebracht naar Zweden. Daar kreeg hij een Staatsbegrafenis in de Kathedraal van Upssala en is hij begraven in het familiegraf van de Hammarskjölds op de oude begraafplaats aldaar. Posthum werd hem de Nobelprijs voor de Vrede 1961 toegekend. Merkstenen: Na zijn dood werd in zijn appartement in Newe York zijn dagboek gevonden, samen met een brief aan zijn zijn vriend Leif Beltfrage waarin stond: ‘Ik ben aan dit dagboek begonnen, zonder de gedachte dat iemend het ooit te zien zou krijgen. Maar door mijn latere lotgevallen, door alles wat er over mij gezegd en geschreven is, is de situatie veranderd…Als je vindt dat deze aantekeningen het waard zijn om gedrukt te worden, heb je het recht dat te doen, als een soort ‘witboek’ over mijn dialoog met mezelf – en God’. Aldus gebeurde en zo werd dit dagboek gepubliceerd onder de titel 'Merkstenen'. De titel verwijst naar de merkstenen waarmee paden in de bergen werden aangegeven. Het boek begint met het volgende gedicht van hem, waarin hij achteraf zijn spirituele weg verwoord: Verder word ik gedreven,een onbekend land in.De grond wordt harder,de lucht prikkelender, kouder. Aangeraakt door de wind vanuit mijn onbekende einder trillen de snaren in afwachting. Aldoor vragend zal ik aankomen, daar waar het leven wegklinkt - een klare zuivere toon in de stilte. Glimlachend, open, standvastig - het lichaam vrij en beheerst. Een man die werd wat hij kon, en was wat hij was - steeds bereid alles bijeen te brengen in een enkelvoudig offer. Morgen zien we elkaar, de dood en ik - .Hij zal zijn degen stoten in een wakend man. Maar hoe schrijnt de herinnering aan elk verspild uur. Hij zoekt dus de werkelijke zuiverheid in zijn leven. Want in die zuiverheid is God voor hem aanwezig. Dat vraagt dus telkens weer een uitzuivering van jezelf. Dat is voor ieder mens, en ook voor hem telkens weer een opgave, een worsteling met zichzelf. Zo schrijft hij bijvoorbeeld: ‘Een gevoel van schaamte voor de dag van gisteren….voor de grote vergissing, de vervalsing van datgene in mij dat meer is dan ik – in dociele aanpassing aan de eisen van buitenaf’. Hieruit blijkt dat hij groot belang hechtte aan geestelijke rijpheid en daar zelf ook naar streefde. Want alleen dat kan de basis zijn van dienstbaarheid en moreel leiderschap. Hij schreef daarover: Rijpheid: Ook – een nieuwe onbewustheid, die je pas zult bereiken, als je jezelf helemaal onverschillig geworden bent, door een absolute eaanvaarding van het lot. Wie zich aan God onderworpen heeft, staat vrij tegenover mensen: geheel open staat hij, omdat hij hun het recht geeft over hem te
oordelen’. En: ‘Rijpheid: ook dit – niet je kracht verbergen, niet uit verlegenheid om hem te tonen – onder de maat leven’. Over zijn band met God schrijft o.a. over een natuurervaring die hem het besef geeft van het Goddelijke Mysterie: ‘Maartzon. In de dunne schaduw, die de tengere berkeboom op de sneeuwkorst werpt, kristalliseert de bevroren stilte van de lucht. Dan – plotseling – de tastende lokroep van de merel, een werkelijkheid buiten je eigen werkelijkheid, het werkelijke. Plotseling: het paradijs, waar we door onze kennis buiten gesloten zijn’. Over wat voor hem geloof is, schrijft hij: Geloof is een toestand van de ziel. In deze zin kunnen we de woorden van de Spaanse mysticus St. Jan van het Kruis verstaan: Geloof is de vereniging van de ziel met God. De taal van de godsdienst is een geheel van woorden die een fundamentele geestelijke ervaring uitdrukken. Deze taal mag niet beschouwd worden als een beschrijving - in termen die door de filosofie bepaald moeten worden - van de werkelijkheid die toegankelijk is voor onze zintuigen en die we kunnen analyseren met de werktuigen van de logica. Het duurde lang voor ik de betekenis hiervan begreep. ... Soms reageert hij op gebeurtenissen in zijn carièrre. Op het moment dat hij gekozen wordt te S.G. van de V.N. schrijft hij: ‘Komt hij niet, komt hij wel,de dag dat de vreugde groot wordt, de dag dat het verdriet klein wordt? (Zweedse dichter Gunnar Ekelöf). Hij kwam dus – de dag dat het verdriet klein werd. Omdat de moeilijkheden die over me kwamen, onbeduidend waren tegenover de eisen die God stelde. Maar hoe moeilijk is het, te beseffen dat dit ook, en juist daarom, de dag was dat de vreugde groot werd’. Hammarskjöld beleefde zijn verkiezing dus als een roeping. Hoewel hij succesvol is, ondervindt hij ook tegenstand. De Sovjet-Uni wil hem afzetten, na de dood van Loemoemba. Ze geven hem de schuld daarvan. ‘Dat de weg van de roeping eindigt op het kruis weet ieder die zijn lot op zich genomen heeft – ook al leidt het door het gejuich rond Genesareth of door de triomfpoort van Jeruzalem’. Dat hij zo succesvol is, voelt hij overigens niet als zijn eigen verdienste, maar als Gods werking: ‘Niet ik, maar God in mij’. En weer ergens anders: Je bent niet de olie , je bent niet de lucht - Je bent slechts het punt van ontsteking, de luciferkop, waar de vlam ontstaat. Je bent slechts de lens waarop de lichtstraal valt. Als lens kun je het licht alleen maar ontvangen, in je opnemen en teruggeven’ . Ik besluit met een een gebed dat hij schreef, twee maanden voor zijn dood: ‘Erbarm U over ons erbarm U over ons streven, dat wij onder uw ogen, in liefde en geloof, rechtvaardigheid en ootmoed, u mogen volgen, in zelftucht en trouw en moed, en U ontmoeten in stilte. Geef ons een zuiver gemoed, dat wij u mogen zien, een nederig gemoed, dat wij U mogen horen, een liefdevol gemoed, dat wij U mogen dienen, een gelovig gemoed, dat wij U mogen leven. U die ik niet ken Maar aan wie ik toebehoor. U, die ik niet begrijp Maar die mij heeft toegewijd Aan mijn eigen lot. U-
LITERATUUR: ‘De levensweg van Dag Hammarskjöld’. 2006 Geschreven door Monica Bouman. Uitgeverij Ten Have ISBN 9789025956141 (bij De Slegte voor 6,99 te koop) ‘Merkstenen’ Dag Hammarskjöld. 2007. Uitgeverij Ten Have, ISBN 9789025957742 ‘Een kluizenaar in New York’. 1986. Geschreven door de Belgische Jezuiet Herwig Arts. Uitgever: De Nederlandse Boekhandel. ISBN 90 289 1079 4 (o.a. te verkrijgen via zijn website www.herwigarts.be/index
Teksten van Dag Hammarskjöld ter bespreking: 1) Dag Hammarskjöld schrijft in ‘Merkstenen’ over een drietal dromen, die hem inzicht gaven in de mystieke dimensie van zijn leven: In de eerste ziet hij grote vermoeide vogels rusten op een steile berwand. Het is diep in de nacht. Ze kijken stil naar het westen waar vuur is.Hij ziet dit als een beeld van zijn eigen geestelijke nacht. En hij ervaart een verlangen naar het goddelijke, de verterende liefde van God. En ook, dat er door dat verlangen geen weg meer terug is. Vraag: herken je deze ervaring van geestelijke donkerte, en verlangen naar de liefde van God in je eigen leven of dat van anderen? 2) De tweede droom, die veel doet denken aan het boek van Johannes van het kruis ‘De donkere nacht van het niets’. Het verwoord Hammarskjölds eigen zoeken in de nacht. Totdat hij door iets buiten hem (stem van de vogel) getrokken wordt en hij zich overgeeft en binnengaat in het mysterie: ‘Nacht. Voor mij loopt de weg – voorbij. Achter mij de boog van het pad, naar het huis toe, als een schemering van licht onder de donkere zware bomen van het park. Wet dat daar mensen voorbijgaan, gehuld in duisternis. Weet dat er in het huis iets op mij wacht. Uit het duister van het park de roep van een eenzame vogel: en ik ga – naar binnen’ Vraag: Geloven heeft soms ook iets van tasten in het duister, totdat er van binnen uit of buiten af iets iets aan je gezegd lijkt te worden, waardoor je een nieuwe stap zet die je dichter bij jezelf en bij het Goddelijke brengt. Ken je zo’n moment in jouw leven? 3) De derde droom tenslotte: in poëtische taal verwoord hij hoe hij zich in het licht begeeft, als een nieuwe geboorte. Voor hem is dit een mystieke ervaring: ‘Licht zonder zon, het bleke goud van een nieuwe dag. Zijdeachtie grijze zachte bladeren aan lage struiken, zilver van dauw. De koele roodheid van de rozenkransbloem, bloeiende over de heuvels. Het blauw van de horizon. – Uit het lovegewelf van de beekravijn treed ik tevoorschijn op de wijde helling. Druppels glinsteren op mijn handen, het voorhoofd koel door de waterspatten van neerhangende takken, vervliegend in de zoele morgenwind’. Vraag: heb jij ook wel eens ’n ervaring gehad waardoor je jezelf opgenomen voelde in een groter geheel, een allesomvattende liefde, God? 4) Voor Dag Hammarskjöld is er niet één duidelijk moment waarop hij zich in geloof overgaf aan ‘iets of iemand’. Het ging bijna onmerkbaar. Vanaf dat moment voelde hij dat het leven zinvol is en dat eigenlijk niets hem meer kan kwetsen of afgenomen kon worden. Hij schreef dat zo: ‘Ik weet niet wie - of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, tegen iemand of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid, dat het leven zinvol is en dat mijn leven in onderwerping een doel heeft. Vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen ‘niet om te zien’, of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen. Vanaf dat moment had het woord moed voor mij zijn zin verloren, omdat niets me meer ontnomen kon worden’. En op een andere plaats: ‘Ja tegen God is: ja tegen het lot en ja tegen jezelf. Is dit werkelijkheid, dan kan je ziel wel gewond worden, maar heeft dan ook de kracht om te genezen’. Vraag: Ken je nog andere mensen, die zich zo met God verbonden voelen of voelden, dat zij zich volledig en zonder schroom konden inzetten voor hun roeping in het leven? Heb je zelf ook wel eens een moment dat je je sterk voelt ondanks alle pijn en tegenstand?
5) Om bij je eigenheid te blijven, moet je je niet teveel laten verwarren of afleiden door alles wat stof doet opwaaien in de wereld. Hammarskjöld zegt het zo: ‘ De innerlijke stilte bewaren - midden in het lawaai. Open, stille, vochtige teelaarde blijven, in de vruchtbare duisternis waarin de regen valt en het graan rijpt hoe velen er ook zijn die in het droge daglicht over de velden trekken,alles vertrappend in wervelend stof.
Vraag: van Hammarskjöld is bekend dat hij regelmatig geestelijke lectuur las, de natuur introk of mediteerde om de innerlijke stilte weer te hervinden. Kom jij toe aan rustmomenten? Op welke manier(en) hervind jij jezelf?
6) Dag Hammarskjöld heeft een hoge morele opvatting over zijn taken in het leven. Hoe klein of groot je rol in het maatschappelijk leven ook is: het is alleen geloofwaardig door een nederige houding. Zo schrijft hij: ‘Succes – ter ere van God of tot je eigen eer? Ter wille van de vrede onder de mensen of ter wille van je eigen vrede?Het antwoord is beslissend voor de afloop van je sterven’. En elders schrijft hij: ‘Nederigheid is in even sterke mate de tegenhanger van zelfvernedering als van zelfverheffing. Nederigheid wil zeggen: zichzelf niet vergelijken. Rustend in zijn eigen werkelijkheid, is het ik niet beter en niet slechter, niet groter en niet kleiner - dan iets of iemand anders. Het ik is - niets, maar tegelijk één met alles. In die zin betekent nederigheid: totale wegcijfering van jezelf. In deze ootmoedige wegcijfering niets zijn en toch uit de kracht van de opdracht geheel de zwaarte en autoriteit van de opdracht belichamen - dat is de levenshouding van de geroepene. Ten overstaan van mensen, poëzie, kunst en werk alles geven wat het ik daarbij als medium tot stand kan brengen, en - eenvoudig. en vrij - alles aanvaarden, wat het daarbij te beurt valt krachtens innerlijke identiteit. Lof en kritiek, de winden van het succes en de tegenspoed, waaien over zo'n leven heen, zonder een spoor na te laten en zonder het evenwicht te verstoren. Daarbij helpe mij God’. Vraag: Nederigheid is in onze tijd een moeilijke deugd. We willen juist aanwezig zijn en ons ont[plooien en manifesteren. Kun je toch iets met wat Dag Hammarskjöld over nederigheid zegt? 7) Hammarkjöld schrijft op meerdere plaatsen over barmhartigheid en vergeving, zoals: Vergeving is het antwoord op de kinderdroom, de droom over het wonder waardoor het beschadigde weer hersteld wordt en het bevlekte steeds rein is. In deze zin hebben wij vergeving nodig en moeten wij vergeving schenken. In onze Godservaring staat er niets tussen Hem en ons in de weg, is ons alles vergeven. Maar wij kunnen Hem niet ervaren, als wij toestaan dat er iets in de weg staat tussen ons en anderen. - lijd ons niet in bekoring,maar verlos ons van het kwaad: Laat alles in mij U dienen,en bevrijd mij zo van vrees. Vraag: Vergeving schenken: het klinkt mooi en is makkelijk gezegd. Maar moeilijk om te doen als je zwaar gekwetst bent. Wat is er nodig voor jij tot vergeving kan komen?