Lezing De Fotoprijs 2009 | Fotomuseum Rotterdam | 29 september 2009. Wanneer ik een lezing voorbereid, heb ik die normaal gesproken ruim van tevoren af. Die gaan dan over actuele onderwerpen, bijvoorbeeld ‘de toekomst van journalistieke fotografie’ of ‘wat een fotoboek tot een succes maakt’. Voor deze lezing ben ik gevraagd om iets zinnigs te vertellen over ‘het creëren van een eigen werkveld’. Ik ben er al weken op aan het broeden en ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik daarover kan zeggen, ‘het creëren van een eigen werkveld’... Ook las ik dat ik in deze lezing in zou moeten gaan op de volgende vragen: - Waarom zou je een eigen werkveld creëren? - Hoeveel energie en creativiteit kost dat? - Wat levert het op en waar loop je tegen aan? Ik moet jullie eerlijk bekennen dat ik geen idee heb wat het antwoord is op deze vragen. En dat komt omdat ik ze mezelf nog nooit gesteld heb. De centrale vraag die ík me keer op keer stel, is: hoe kan ik er voor zorgen dat ik precies kan maken wat ik wil maken? Voor mij is het doel dus niet om een eigen werkveld te creëren. Het gevolg van wat je doet kan echter wel zijn dat je iets doet dat andere mensen nog niet gedaan hebben. Met als gevolg daarvan dat je ongemerkt een eigen publiek, of werkveld creëert. Kortom, ik laat de vraag over dat creëren van een werkveld even links liggen omdat ik het eerlijk gezegd niet erg interessant vind en er ook geen passend antwoord op heb. Het lijkt me interessanter om het tijdens deze lezing in te gaan op het begrip ‘professionaliteit’. Ik heb me namelijk in de afgelopen jaren nogal eens verbaasd over het niveau van professionaliteit van collega-fotografen, of beter gezegd, het ontbreken daaraan. Eigenlijk zou ik daar natuurlijk juist blij mee moeten zijn: des te minder concurrentie op de markt. Er is dus een kans dat ik me met deze lezing in mijn eigen vingers snijd. Tijdens deze lezing zal ik ingaan op vier punten van professionaliteit. In het eerste punt behandel ik gelijk alles wat iedereen verwacht te horen. Dat heeft namelijk betrekking op je presentatie naar de buitenwereld, ofwel: hoe professioneel ziet je organisatie er uit. Ik ga er echter vanuit dat dit onderwerp ook veelvuldig is behandeld tijdens je opleiding, in lessen die de voorbereiding op de beroepspraktijk behandelen, en zal er zodoende niet al te lang bij stil staan. Daarna behandel ik drie punten met betrekking tot professionaliteit die vrijwel nooit aan bod komen en al helemaal niet tijdens je opleiding. Desondanks ben ik van mening dat je houding ten opzichte van die drie punten je toekomst in de fotografie kan maken of breken. Het zijn achtereenvolgens de onderwerpen ‘smoesjes’, ‘klagen’ en ‘jaloezie’. Zoals gezegd begin ik met het meest voor de hand liggende punt, namelijk je presentatie. Uiteraard hangt de wijze van professionele presentatie af van wat je wilt bereiken. Zo kan je je voorstellen dat een supergelikte reclamefotograaf als Edo Kars gebaat is bij een andere wijze van presentatie dan bijvoorbeeld een beeldend kunstenaar / fotograaf als Jacqueline Hassink. Maar denk als fotograaf / kunstenaar alsjeblieft niet dat het charmant is om ongeorganiseerd te zijn omdat je nu eenmaal kunstenaar bent. Ik ken een aantal fotografen dat zichzelf sterk profileert als warrige kunstenaar. Waarschijnlijk omdat ze dat ook zijn. Een deel van die fotografen is vrij succesvol
bezig. Dat zijn vaak degenen die achter de schermen de zaken prima op orde hebben. Het andere deel is niet alleen warrig aan de buitenkant, maar ook de organisatie is een puinhoop. Die gaan het dus niet redden. Mijn ervaring is dat het in je voordeel werkt wanneer je jezelf georganiseerd gedraagt, simpelweg omdat dat vertrouwen wekt. Naast de kwaliteit is vertrouwen één van de belangrijkste redenen, voor opdrachtgevers en vaak ook subsidieverstrekkers, om met je samen te werken. Er zijn een paar uiterlijke kenmerken aan te wijzen die typerend zijn voor een professionele organisatie. Een professionele organisatie is herkenbaar, gemakkelijk bereikbaar, komt afspraken na, heeft een kloppende administratie en correspondeert in foutloos Nederlands en/of Engels. Met een website, een mobiele telefoon, een zakelijke bankrekening en een spellingscontrole op je computer kom je dus al een heel eind. Het klinkt allemaal heel logisch, maar de hoeveelheid e-mail, nieuwsbrieven en verslagen boordevol spelfouten vind ik schrikbarend. Beschouw een zakelijke e-mail niet als een krabbel richting vrienden, maar als een officiële brief. Die beginnen dus niet met ‘Hi’ of ‘Yo’, eindigen niet met ‘aju paraplu’ en worden ook niet verzonden vanaf e-mailadressen als
[email protected] of
[email protected]. Ik kan nog wel meer dingen zeggen over de uiterlijke kenmerken van een professionele organisatie, maar ik denk eerlijk gezegd dat je daar zelf een weg in moet vinden. Ik heb mezelf altijd vrij zakelijk opgesteld binnen mijn werk. Liever te afstandelijk, dan te joviaal. Liever iets te netjes gekleed, dan iets te cool. Liever iets te formeel, dan iets te amicaal. Of dat uiteindelijk in mijn voordeel werkt weet ik niet eens. Maar bij mij werkt het tot nu toe prima. De volgende punten zijn wat mij betreft veel interessanter. Ik ga het achtereenvolgens hebben over smoezen, klagen en jaloezie. Ze zijn waarschijnlijk niet, of nauwelijks behandeld tijdens je opleiding. Ook in de werkpraktijk wordt er trouwens maar mondjesmaat over gepraat. Toch krijgt iedereen met deze onderwerpen te maken. En uit de manier hoe je hiermee omgaat blijkt de mate van je professionaliteit. Ik begin met smoesjes. Ik hanteer een ruime definitie van het woord ‘smoes’. Ik vind namelijk dat je vanaf het moment van afronden van je studie er vanuit moet gaan dat ook iedere geldige reden wordt afgedaan als een smoes. Waar je tijdens je opleiding nog met tranen in de ogen een treurig verhaal kon ophangen over buikpijn, verbroken relaties, lekke banden en meer van dergelijke ellende, kom je daar vanaf nu niet meer mee weg. Je kan natuurlijk nog wel het verhaal ophangen, en je opdrachtgever zal ogenschijnlijk veel begrip tonen, maar daarna hoor je nooit meer iets van hem terug. Om duidelijk te maken wat ik bedoel, heb ik onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten smoezen, te beginnen met de ‘deadlinesmoes’. Ieder excuus waarom je een deadline niet gehaald hebt, wordt vanaf nu niet langer geaccepteerd. Het zal een opdrachtgever namelijk worst wezen of je autopech had, je ziek was, je camera haperde, dan wel dat je bent overreden door een stoomlocomotief: hij zal het allemaal afdoen als een smoes. Zorg er daarom vanaf nu voor dat je je eigen deadline bij voorkeur minimaal drie dagen zet vóór de daadwerkelijke deadline. Mocht je dan autopech krijgen, ziek zijn, je camera hapert plotseling of je wordt overreden door een stoomlocomotief: je hebt dan nog tijd om wat noodscenario’s uit te voeren. Ik moet bekennen dat ik momenteel niet veel fotografen ken die regelmatig deadlines overschrijden. Misschien heeft dat te maken met het feit dat die het gewoon geen vijf
jaar volhouden. Daarentegen ken ik des te meer fotografen die gebruik maken van het volgende punt: de ‘kwaliteitssmoes’. Soms maak je nou eenmaal een slechte foto, ook voor opdrachtgevers. Als je zo slim bent geweest om extra tijd voor de deadline in te lassen, kan je proberen om de foto opnieuw te maken. Heb je dat niet gedaan, dan ben je de klos. Neem dan je verlies en ga niet proberen om er met een slap excuus onderuit te komen. Vooral bij opdrachten geldt namelijk eigenlijk altijd dat de omstandigheden slecht zijn, dat je maar tien minuten krijgt om te fotograferen, dat het licht niet goed is, de ruimte te saai en de persoon niet fotogeniek. Allemaal prachtige smoezen maar het komt je professionaliteit en uitstraling niet ten goede wanneer je ze ook werkelijk gebruikt. Dan is er nog een tweede situatie waarbij de kwaliteitssmoes vaak van stal wordt gehaald, en dat is tijdens werkbesprekingen met opdrachtgevers, collega’s of curatoren. Tussen neus en lippen door laat de fotograaf dan blijken dat de portfolio helaas nog niet echt af is, dat de website wel online is, maar eigenlijk nog niet helemaal goed werkt, dat die printjes te donker uit de printer zijn gekomen en, oh ja, het beste werk ligt toevallig net bij het vaklab. Het getuigt van weinig respect voor degene tegenover je, wanneer je niet eens de moeite hebt genomen om een perfecte presentatie te maken. Waarom zou diegene dan wél de moeite moeten nemen om werk met jou bespreken? Conclusie: smoezen (geldig of niet geldig) zijn zeer onprofessioneel. Leer dus af om ze te gebruiken. Jij bent de enige die er voor kan zorgen dat alles vlekkeloos verloopt. Gaat er een keer iets mis, zoek dan nooit de fout in externe factoren. Geef niet andere personen of apparaten de schuld van je eigen falen. Bedenk altijd alleen wat jezelf anders had moeten doen. En daarmee zijn we aanbeland bij het volgende punt, en dat is het fenomeen ‘klagen’. Dit is een lastig punt. Wanneer je namelijk duidelijk wilt gaan maken dat je vindt dat mensen te veel klagen, heb je bij voorbaat een probleem. Je klaagt immers zelf over het feit dat mensen lopen te klagen. Hiermee geef je mensen met aanleg voor klagen munitie om jou vervolgens er van te betichten dat je geen steek beter bent dan de klagers. Maar ik ontkom er niet aan: ik ga nu dus klagen over klagende fotografen. En klagende fotografen, die zijn er in overvloed. Het belangrijkste punt waarover geklaagd wordt is erkenning. Er loopt een enorme groep fotografen rond die het onbegrijpelijk vindt dat zijn of haar werk niet werd uitgekozen voor bijvoorbeeld een belangrijk fotografiefestival. Die het onterecht vinden dat de beeldredacteur van een tijdschrift of krant hun werk heeft afgewezen en die al helemaal niet kunnen begrijpen waarom ze niet zijn genomineerd voor die geweldige fotografieprijs. Immers, in al die gevallen is het klip en klaar dat zijn of haar afgewezen werk minimaal net zo goed is als het werk dat wél is uitgekozen. Soms is dat ook zo. Maar als een tentoonstellingsmaker tien fotografen mag tonen en er zijn dertig goede inzendingen genomineerd, dan vallen er dus twintig goede fotografen af. So be it, dat is de praktijk. Misschien had je er dan maar voor moeten zorgen dat je werk niet tussen de dertig nominaties had gezeten, maar tussen de drie excellente inzenders: als je werk extreem veel beter is dan alle anderen, wordt je er uiteindelijk altijd uitgepikt. Dus als je nooit genomineerd wordt, klaag dan niet over externe factoren, maar vraag jezelf af wat je beter had kunnen doen.
Overigens heb ik daarin een tendens ontdekt. Studenten klagen altijd. Ik heb nog nooit een fotografiestudent ontmoet die zich tevreden toonde over de opleiding. Dat is op zich weinig nieuws. Maar wat opvalt is dat de studenten die het hardst klagen over hun opleiding, daarna ook de professionals worden die het hardst klagen over de praktijk. Dus kijk in je klas maar eens om je heen, bedenk welke student altijd maar de school verantwoordelijk houdt voor van alles en nog wat en realiseer je dat je van die student in de toekomst weinig concurrentie hoeft te verwachten. Deze fotografen schoppen het over het algemeen niet zo ver (wat overigens dan weer een voedingsbodem voor hen is om nog harder te klagen). We kennen in Nederland trouwens ook een kleine groep hooligan-klagers. Dat zijn de fotografen die hun ongenoegen keer op keer uiten op websites als photoq.nl, dutchdoc of ieder ander willekeurige podium dat zich toevallig op dat moment aandient. Sommige hooligans zijn grappig en scherp, anderen zijn vooral zielig. Om voor mij onbegrijpelijke redenen komen de hardst klagende fotografen uit Rotterdam, klaarblijkelijk een toevluchtsoord voor fotografen die zich miskend voelen. Ik zou nu ook nog een heel pleidooi kunnen gaan houden over fotografen die niet klagen over erkenning, maar over geld. Want klagen over geld komt op een goede tweede plaats. Dat verhaal komt echter in grote lijnen overeen met het klagen over erkenning: het leidt tot niets. Waar het mij om gaat is dat er erg veel geklaagd wordt over wat er allemaal niet goed is, maar dat er te weinig wordt nagedacht over wat je er zelf aan kan doen. Als jij geen tijdschriften kan vinden die je werk willen publiceren, maak dan zelf een mooie publicatie van je werk. Als jij vindt dat je werk allang tentoongesteld had moeten worden, organiseer die tentoonstelling dan zelf. Als je vindt dat je te weinig geld krijgt voor je fotografie, zoek dan een andere manier om rond te komen. Ik ben dus van mening dat je altijd moet proberen te voorkomen om externe factoren de schuld te geven. Kritisch zijn en kanttekens plaatsen bij allerhande zaken is goed, maar vraag jezelf altijd af wat je eigen bijdrage in de oplossing kan zijn. Klagen zonder daarbij zelf constructief te zijn leidt echt tot niets. Enkel verspilling van energie. En daarmee komen we in deze lezing dan aan bij het derde en minst besproken onderwerp: jaloezie. En daaruit voortvloeiend ‘afgunst’. De jaloezie die je tot nu toe hebt gevoeld op de academie stelt niets voor bij de jaloezie die je de komende jaren zal gaan ervaren. Waar het op de academie nog ging om cijfers en studiepunten, gaat het nu opeens om briefjes van duizend euro. Waar de één in de nabije toekomst zich een slag in de rondte moet gaan werken om een paar filmpjes te kunnen ontwikkelen, koopt een ander een nieuwe camera met laptop en gaat op een verre reis omdat hij toevallig een prijs heeft gewonnen. En dat terwijl zijn foto’s dus echt niet beter waren. Sterker nog, eigenlijk heeft hij het idee voor die winnende serie gewoon van jou gejat. De uitreiking van de prijzen vandaag betekent dan ook het startschot voor de strijd wie er het beste om kan gaan met jaloezie. Nou is jaloezie een lastig fenomeen, omdat je het niet uit kan schakelen. Erg schadelijk is het echter niet. Sterker nog, het is volgens mij alleen maar gezond dat je jaloers bent wanneer je oud klasgenoot € 18.000 startstipendium ontvangt, terwijl jij daar voor de tweede keer voor wordt afgewezen (hetgeen natuurlijk onbegrijpelijk en onterecht is). Het gaat niet zo zeer om het feit dat je af en toe jaloers bent, maar om de vraag hoe je er mee omgaat.
Problematisch wordt het pas wanneer jaloezie over gaat in afgunst. Het verschil tussen deze twee is dat je in het geval van jaloezie iets wilt bezitten wat een ander bezit, terwijl je bij afgunst de neiging krijgt om datgene ook daadwerkelijk af te pakken, of kapot te maken. Ik bedoel nu niet zozeer dat fotografen elkaar ’s nachts op straat op gewelddadige wijze beroven. Maar dat men uit pure afgunst probeert om schade toe te brengen aan het imago van een collega. In een wereldje waarin veel mensen geneigd zijn om elkaar na te praten, kan men makkelijk roddels de wereld in helpen. Bijvoorbeeld door te beweren dat iemand onbetrouwbaar zou zijn. Of door iemands oprechtheid of integriteit in twijfel te trekken. Het klinkt te kinderachtig voor woorden, maar ik kan je verzekeren dat het helaas meer voorkomt dan je denkt. Daarom een tip voor degene die snel last hebben van jaloerse gevoelens: als je in de toekomst ooit voelt dat jaloezie overgaat in afgunst, ga dan onmiddellijk op vakantie. En voor degene die ooit te maken krijgt met mensen die onterechte en onjuiste verhalen over je de wereld in helpen, heb ik ook een tip: laat je nóóit - maar dan ook nóóit - verleiden om te reageren op dergelijk onzin. Ga ervan uit dat uiteindelijk de waarheid altijd zegeviert. En daarmee kom ik aan het einde van dit verhaal. De belangrijkste boodschap die ik mee wil geven is dat ik denk dat de oplossing voor problemen altijd bij jezelf ligt, en dat je je vooral niet te veel aan moet trekken van al die grote ego’s in de fotografiewereld. En hiermee heb ik indirect misschien ook nog een paar antwoorden gegeven op vragen over het creëren van een werkveld: Ik denk namelijk dat de mate van professionaliteit bepaalt of andere mensen zich binnen jouw werkveld willen ophouden. En daarmee bepaal je zelf hoe groot je werkveld wordt. De vraag of het veel energie kost om een werkveld op te bouwen hangt misschien wel af van de vraag hoeveel energie jij verspilt aan smoezen, klagen of jaloezie. En de vraag wat dat werkveld dan uiteindelijk oplevert en waar je tegenaan loopt? Het levert een hoop nieuwe en vaak onverwachte kansen op waarbij je steeds meer vrijheid krijgt om te doen wat je wilt doen. En als dat dan heel erg goed gaat, loop je vanzelf op tegen de jaloezie van anderen. Maar tegen die tijd kan je daar dan ook wel mee omgaan. © Rob Hornstra, 2009.