Preek over 1 Samuë l 17. Het leven van David (deel II: David en Goliat) // Voorafgaand aan de Schriftlezing – Aan de geschiedenis van David en Goliat vallen meteen twee dingen op: het is (volgens mij) het meest bekende, of, in ieder geval één van de meest bekende bijbelverhalen. Het is ook een geweldig láng verhaal. Het wordt meesterlijk verteld en de vertaling is prachtig – afgezien van een paar details waar ik in de preek nog iets over zal zeggen. Belang van de schriftlezing… [lezen: 1 Samuël 17:1 tot 18:5] De oplettende bijbellezer heeft door dat er iets vreemds aan de hand is met de aansluiting tussen hoofdstuk 16 en 17. Ik zeg dit meteen aan het begin omdat ik niet wil doen alsof er niks aan de hand is. De tekst van de Bijbel roept allerlei vragen op, waarvan dit er één is. Kortgezegd is het probleem dat in hoofdstuk 17 het lijkt alsof Saul David nog niet kent terwijl David al in hoofdstuk 16 (vers 14-23) door de hovelingen bij Saul geïntroduceerd was. Er zijn mensen die zeggen: er deden twee verschillende verhalen de ronde over hoe David aan het hof van Saul kwam. Wat er echt gebeurd is doet er niet of minder toe. Het zijn legendes. Dat is mij te simpel. De schrijver wist natuurlijk wat hij deed toen hij de geschiedenis van het leven van David op déze manier opschreef. Er zit een bewuste gedachte achter.1 Nog een voorbeeld van zo’n opvallend detail uit dit verhaal dat helpt om de verbanden te zien: in ons hoofdstuk wordt bijvoorbeeld de naam Jeruzalem genoemd. Die naam komen we pas weer tegen in 2 Samuël 5, zeven jaar nadat David koning is. Dat prikkelt: deze jongen is niet zomaar een kampvechter.
1 De bijbelschrijvers hebben geen woordelijkverslag van gebeurtenissen overgeleverd maar willen ons
meenemen ín de gebeurtenissen, vgl. Johannes 20:30-31. Vergelijk ook de verhouding tussen Genesis 1 en 2. In 1:27 staat dat God de mens als zijn evenbeeld schiep: mannelijk en vrouwelijk. Hoofdstuk 2 grijpt terug naar de gebeurtenissen van toen en gaat in op de gebeurtenissen waardoor dat ‘mannelijk en vrouwelijk’ tot stand kwam.
Dit is de beloofde koning die op weg is naar Jeruzalem! Heeft David het hoofd van Goliat dan niet echt meegenomen?2 Goed lezen: ‘… en bracht het (d.w.z. hij was op weg naar) naar Jeruzalem. Hoe zit het nu met het verband de beide hoofdstukken? Het verhaal van hst. 16 verklaart de oorzaak van Davids heldendaad in de geschiedenis die het andere verhaal vertelt (hst. 17). Die oorzaak ligt in wat Saul, de soldaten en de toeschouwers in hst. 17 niet kunnen weten, maar wij als lezers dus wél weten: in Davids zalving in de (relatief) besloten gemeenschap van Bethlehem en de Geest die David vanaf toen in bezit nam. De vraag waartoe de schrijver ons eigenlijk uitnodigt de vraag die Saul tot drie keer toe stelt: wie is die David eigenlijk? Die vraagt blijft hangen en ik kom er aan het einde van de preek op terug. Nu naar de geschiedenis zelf. Ik zou wat hier gebeurt willen verduidelijken aan de hand van de hoofdpersonen: te beginnen met Goliat, dan Saul (en in zijn verlengde, Eliab) en tot slot David (en in zijn gevolg de Israëlieten en Judeërs). Goliat In Kanaaän woonden reuzen. In de Bijbel staat dat Jozua deze reuzen had uitgeroeid, behalve in Gaza, Gath en Askelon (Jozua 11:22). Goliat kwam uit Gath. Gaoliath moet dus een afstammeling zijn geweest van de Enakieten uit Gath. Goliat was volgens onze tekst ruim 3 meter lang, volgens andere handschriften ruim 2 meter. Maar hoe het ook zei: een boom van een vent. Wat moeten we daarmee, met die reuzen? Voor ons is een reus iemand die zielig is. Een GVR3, een onhandige stumper. Daar komen we trouwens straks ook op uit. Toch, voor de Filistijnen was Goliat een uitschieter van een cultuur die gericht is op mannelijke kracht en vooruitgang. De Filistijnen waren in die tijd veruit de bovenliggende partij. Zij hadden het patent op ijzer, waarmee je geavanceerde wapens maakt.4 Zíj vochten bijvoorbeeld met ijzeren wagens.
2 Veel mensen spelen ‘vertelkunst’ uit tegen geschiedenis (dan zal het wel niet ‘echt’ gebeurd zijn). 3
Grote Vriendelijke Reus (Roald Dahl).
4 In hoofdstuk 13 kan je lezen dat in ‘heel Israël geen smid te vinden was omdat de Filistijnen wilden
voorkomen dat de Hebreeën zwaarden of speren zouden maken.’
De Filistijnen hadden een voorsprong in techniek. Israël was in dat opzicht nogal achtergebleven. Elke cultuur brengt zo nu en dan uitschieters voort. Een cultuur die haar kracht zoekt in verstand, zo nu en dan genieën zoals Einstein. Een cultuur die gaat voor schoonheid een Naomi Campbell (of een Harry Mullish). Een cultuur die gericht is op bovennatuurlijke krachten bekende paragnosten en mediums. Een cultuur die gaat voor kracht, zo nu en dan een Goliat. Niet de hele tijd en iedereen, maar af en toe. Uitschieters. Goliat moeten we dus zien als een uitschieter, gevuld met Filistijnse trots. Een kampvechter. Letterlijk: een tussenpersoon. Uit Genesis 6 weten we dat reuzen op de een of andere manier het resultaat waren van een huwelijk tussen menselijke ambitie en krachten uit de godenwereld. De Filistijnen gingen voor kracht en kregen Goliat. Goliat is dé Filistijn. Dat zegt hij zelf ook in vers 8: ‘Ik ben (lett.) dé Filistijn! Jullie zijn maar een stelletje slaven.’ Dat stak, want inderdaad stonden de Israëlieten als bange konijntjes toe te kijken. Wat blijkt: de Filistijnen zijn veel zelfbewuster onder hún koning dan de Israëlieten onder Saul. Goliat (een brutale leek) staat hier tegenover Saul: een bange koning. [dia 1] Eén ding nog over Goliat. Over zijn wapenrusting. Wat opvalt aan de geweldige hoeveelheid metaal (een speerpunt van alleen al 10 kg.!) is dat het allemaal toch voornamelijk show lijkt. IJzer was nieuwste materiaal van die dagen maar bij Goliat is alleen de punt van zijn speer (waar hij echt mee vecht) van ijzer. De rest is brons. Voornamelijk bedoeld om te imponeren dus. Zijn kromzwaard bijvoorbeeld, hangt werkeloos over zijn schouder omdat hij de handen al vol heeft aan zijn andere zwaard (vs. 44) en zijn lans. Goliat is meer een soort showmodel.5 Zijn wapenrusting is antiek, bedoeld om te showen. [dia 2 – leeg scherm]
5 H. de Jong noemt Goliat dan ook ‘een opgepoetste sierkeutel.’ In: de
pag. 129.
twee messiassen, Kok: Kampen, 1978,
Saul Dan Saul. Daar kunnen we iets korter over zijn. Saul, en in zijn verlengde Eliab vecht met de wapens van Goliat. Dat valt op wanneer hij David in zijn wapenrusting probeert te hijsen. Saul was ook een reus, maar wel een reus die in Goliat baas boven baas ontmoet. Nu is lengte, en dat geldt natuurlijk ook voor die andere dingen die ik net noemde (kennis, schoonheid, techniek) op zich niet verkeerd natuurlijk. Maar Saul is erdoor betoverd. Hij was meer en meer op zijn lengte gaan vertrouwen. Hij raakt hoe langer hoe meer in de greep van het reusachtige. Er staat hier veel op het spel. Israël staat hier op het punt zijn identiteit als volk van God te verliezen. Het gaat langzamerhand naar de Filistijnen, met Israël. Saul ontmoet in Goliat zijn meerdere. Daarin zit de volgende les: als je vecht met dezelfde wapens als ongelovigen (als de kerk werelds wordt) dan ontmoet je als gelovige altijd baas boven baas. Als verstand, ratio, logisch denken voor jou alles is, of wordt, dan ontmoet je jouw Goliat op het slagveld. Steven Hawking, bijvoorbeeld. Of een docent. Of iemand waar je tegenop kijkt. Als geloven voor jou een meeslepende ervaring is vind je buiten de kerk meeslepender figuren (Amy Winehouse). Het lijntje kan soms dun zijn. Ik ken mensen die een heel rationeel/verstandelijk geloof hadden en nu spotten met God, Jezus en de kerk. Ik ken ook mensen die helemaal voeren op bepaalde ervaringen en nu mantra’s chanten op de Veluwe. Eliab is een goed voorbeeld van iemand in zo’n kerk. Een kerk op het randje. Saul dreigt het op te geven. Eliab gaat door. Ook hij vecht met de wapens van Goliat. Zijn grote mond. Eliab lijkt dapper maar hij is het niet. Misschien ben jij wel een Saul (je hebt het opgegeven, het is je teveel geworden). Of Eliab: je doet de ogen dicht voor de werkelijkheid. Je maakt alles en iedereen die jouw waarheid bedreigt, belachelijk. Maar ondertussen. Ook Eliab vecht niet echt. David David is kwetsbaar tegenover de grote Goliat én de beledigingen van zijn broer, Eliab. Tenminste, zo lijkt het. Zo gaat dat met mensen die geloven, die God voor ogen hebben. Er zijn altijd anderen die grappen maken, beledigen. Daar doe je niks tegen. Maar toch, David houdt tegelijk zijn kracht én zijn onschuld.
Hij doet niet mee aan de scheldpartij en hij laat zich niet bang maken. ‘Wat doe ik nu weer verkeerd?’ antwoordde David. ‘Ik vraag het toch alleen maar!’ (vers 29). David stond op het punt om het opblaasbeest Goliat terug te brengen tot de juiste proporties. En dat doet hij niet met de wapens van Saul (eigenlijk dus die van Goliat): ‘die ben ik niet gewend’. Zag je ‘m waggelen? Een mooi beeld van mensen die zichzelf groter maken dan ze zijn. Kijk mij eens … slim zijn, mooi zijn, interessant zijn. David zegt: dat werkt niet. Geen wijsheid maar dwaasheid, geen kracht maar zwakheid, zou Paulus later schrijven. ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de HEER beroemen.’ (1 Kor. 1:31; 2 Kor. 10:17). David knielt bij de beek en opent een derde optie: God. David is altijd bezig met God. Terwijl iedereen naar de reus kijkt heeft hij het over een ‘onbesneden Filistijn.’ Niet voor niets was voor Israël de besnijdenis het teken. Het liet zien dat Gods koninkrijk er nooit komt door menselijke of mannelijke potentie. ‘Niet door de wil van een man’, schrijft Johannes later (Joh. 1:13). Het vervolg kennen we. David vloert Goliat met slinger en steen. Lichte, maar doeltreffende wapens. David had een bewapening die om zo te zeggen, ruimte overliet voor Gods hulp. Slinger en steen waren, weliswaar primitieve, maar erkende wapens. Het gaat er dan ook niet om, zonder wapens te vechten. Alsof een christen geen verstand heeft om te gebruiken, geen gevoel, geen kwaliteiten heeft. Maar heeft David heeft visie, dat is zijn geheim. Hij is helemaal op God georiënteerd. Dat is het geheim van David. David is een uitschieter van een cultuur, een volk dat zijn kracht zoekt in God. Dat is dé geloofsles – niet de enige, wel een heel belangrijke – van 1 Samuël 17. Dat je God voor ogen hebt en in zijn Naam kracht zoekt. Zoals David. Iedereen ziet een reus maar David is de enige die een ‘onbesneden Filistijn’ ziet! Hoe is dat voor jou? Kan het zijn dat jij ook wel eens tegen een ‘Goliat’ aanloopt? Wie of wat maakt jullie wijs dat jullie – net als Goliat tegen de Israëlieten: ‘maar een stelletje slaven’ zijn? Begin toch met leven, denk na. Geniet! Ga weg met dat geloof …
Dan voel je je soms heel klein. Als je de enige bent in je klas of op je werk. Of het is de economische crisis, je gezondheid, je relatie. Het kan, als je de verkeerde bril op hebt uitgroeien tot formaat Goliat. Terwijl je het voorbeeld van David zou moeten volgen laat je je in de luren leggen door de Filistijnen van deze tijd: mensen die je wijs maken dat God niet bestaat: je klasgenoten, de mensen op je werk, economen, statistici. Onder hen is altijd wel een Goliat – iemand die indruk maakt. Iemand die je verleidt om je kracht te zoeken in iets anders dan in God: in slimme handeltjes, targets of in de prijs van je huis, in een wulps of goedgetraind lichaam of in een goed verstand. In reiki, in braaf of juist assertief gedrag. Allemaal prima. Maar leveren we nog strijd zoals David? Of overkomt het ons maar allemaal? Vechten we nog in de Naam van de HEER van de hemelse machten, de God van de gelederen van Israël? Dat vechten kan lichtbewapend, met de handen gevouwen. Het gebed bepaalt of je reuzen of onbesneden Filistijnen zien. David vecht. Hij is de enige op het slagveld met visie. Hij oriënteert zich op God. Hij ziet scherp. Hij kan zich ook bewegen. Hij ziet een zwakke plek in het pantser van Goliat. Dat zie je, als je gelooft. Als je je niet laat imponeren door de wapens waarmee anderen vechten. David raakt Goliat waarschijnlijk in zijn knie.6 De enige plek die kwetsbaar is wil hij zich kunnen bewegen. Het verklaart waarom hij voorover valt als een soort Dagon (en niet achterover) en waarom David zich haast het hoofd af te hakken. Maar de vraag waartoe de schrijver ons uitnodigt, dat zei ik aan het begin is: ‘wie is die David eigenlijk?’ Saul herkent David niet. Het zijn steeds anderen die het zien. De hovelingen in hst. 16 en Abner in hst. 17. Saul is blind voor wie David is. Wie hij echt is. Tot drie keer toe vraagt Saul: ‘van wie ben jij een zoon?’ Saul denkt eigenlijk als een Filistijn. Als deze jongen de reus verslagen heeft, moet hij haast wel van bijzondere afkomst zijn.
6 Ik volg hiermee de suggestie van Fokkelman, narrative
art and poetry in the books of Samuel (Volume II) – Crossing Fates, Van Gorcum: Assen/Maastricht, pag. 186.
Het is net zoiets als mensen die verbaasd zijn over de kracht van gelovige mensen onder moeilijke omstandigheden. Of de aantrekkingskracht van kerken op jonge mensen. Dan zoeken ze het in begrijpelijke verklaringen: karakter, opvoeding, muziek. Maar het geheim van onze kracht is een andere visie: Geloof. Gelovige mensen zijn gewend om te knielen. Eerlijk naar zichzelf te kijken. Wat ze zien en horen terug te brengen tot de juiste proporties. Te vertrouwen op God. iI zijn kracht te vechten. In het verlengde van David staan de Israëlieten en Judeeërs die opspringen, de strijdkreet aanheffen, plunderen en overwinnen. De menigte bestaat uit gewone soldaten. Zijn zien David. En David ziet God. David is hier als tussenpersoon en gezalfde op weg naar Jeruzalem beeld van Jezus. Hij was ook gericht op God toen Hij zijn reus tegemoet ging aan het kruis. … Tegenwoordig vragen mensen niet meer: van wie ben jij een zoon of dochter. Maar ze vragen: ‘wat doe je, wat studeer je?’ Ze bedoelen hetzelfde: ‘waar haal jij jouw kracht vandaan?’ Ook jouw antwoord kan hetzelfde zijn als dat van David: ik ben een zoon van uw Knecht uit Bethlehem. Dat zou een mooi antwoord zijn als mensen vragen wat je doet: ‘ik volg Jezus’. [amen]