Levenslang stage
Illustratie: Ytje
Goed opgeleide twintigers zien zich plotseling geconfronteerd met de crisis. Voor elke vacature talloos veel concurrenten, voor elke baan een stagevergoeding. ‘Ik ben verloren, klaar.’ Door Kelli van der Waals, 28-01-2013 http://www.vn.nl/Archief/Samenleving/Artikel-Samenleving/Levenslang-stage-1.htm Het is drukker dan verwacht in het zaaltje van het Utrechtse vergadercentrum Seats2meet. Terwijl er versnaperingen rondgaan, worden er vlot een paar gekleurde plastic stoeltjes bijgezet. De bijeenkomst (of liever: ‘MaMiBo’ – maandagmiddagborrel) waarop iedereen is afgekomen, draait om de vraag hoe sociale media kunnen helpen bij het vinden van een baan. De organisatie is in handen van DeBroekriem, een platform voor en door in-betweenjobbers. Als alle aanwezigen, van wie het overgrote deel twintigers, een plekje hebben bemachtigd, steekt loopbaancoach Maartje Koppen van wal. Ze vertelt over valkuilen en successen en steekt beide duimen omhoog elke keer dat ze het woord ‘top’ gebruikt. Haar toehoorders maken verwoed aantekeningen en stellen vragen als: moet je wel of niet meedoen aan een discussie op LinkedIn? En: is het als zzp’er wel handig om het woord ‘beschikbaar’ op je pagina te zetten? Wekt dat niet de indruk dat je niet zo goed bent in je vak? Overleven Nee, ze had niet verwacht dat de zoektocht naar een baan zo stroef zou verlopen, vertelt Kirsten (23) daags na de Broekriem-bijeenkomst vanachter een cappuccino. ‘Eigenlijk ben ik heel erg verwend. Alles in mijn leven is tot nu toe gewoon zo vlekkeloos verlopen dat ik
dacht: dit gaat ook wel goed.’ In september studeerde ze af als sociaal psycholoog aan de London School of Economics (LSE). Als alumnus van dat instituut staan ze voor je in de rij, hadden ze gezegd. Maar ze merkt dat er nauwelijks vacatures zijn voor starters. ‘En als er wel een is, dan zijn er zoveel starters dat die baan zo weg is.’ Intussen pendelt Kirsten tussen het huis van haar vriend en dat van haar ouders en leeft ze van haar spaargeld. ‘Het zal wel lukken,’ dacht de 26-jarige Lijsje. Ook zij studeerde in het buitenland, International Relations aan de University of Sussex in Brighton. ‘Ik ben er heel makkelijk ingestapt,’ vertelt ze. ‘Rustig begonnen met zoeken, met het idee dat het gewoon wel moest komen, want ik kan dingen.’ Na haar afstuderen anderhalf jaar geleden liep ze nog eens zes maanden stage op de onderzoeksafdeling van non-profitorganisatie Fairfood International om toch een beetje werkervaring op te doen. ‘Daar zaten dertig mensen zoals ik, afgestudeerd. Van de zestig man die daar werkte, was de helft een onbetaalde vrijwilliger.’ Nu woont ze samen met haar vriend en werkt ze tijdelijk voor een ICTdetacheringsbureautje. ‘Maar dat is geen baan, dat is werken om te overleven. Alleen maar kopiëren en plakken.’
'De uittocht der babyboomers levert toch niet de verwachte ruimte op' Alleen voor 55-plussers Zo zien Pieter Tiller (30) en Pieter Vermeer (28), initiatiefnemers van DeBroekriem, ze wel vaker. De hedendaagse werkloze ziet er heel anders uit dan die van tien, twintig jaar geleden, stelt Tiller. ‘Als je toen thuis zat, lag dat veel vaker aan je eigen disfunctioneren, want er was werk in overvloed. Nu geven bedrijven je ondanks een briljant cv en alle ervaring die nodig is voor een functie evengoed een dikke neus.’ Sinds de zomer zitten de twee jongens zelf ook thuis – Vermeer werkte als bouwkundige, Tiller bij een adviesbureau – en ze constateerden dat er niets voor hen werd georganiseerd om weer op de rit te komen. ‘Het UWV heeft wel netwerkgroepen, maar alleen voor 55plussers. Daar voelden wij ons niet toe aangetrokken. Dus zijn we het maar zelf gaan doen.’ Samen met een vriendin zetten ze DeBroekriem op. Wat begon als een netwerkborrel met een man of vier, bereikte in twee maanden tijd al zo’n driehonderd werkzoekenden in vier steden. Tien nieuwe locaties staan in de planning. De populariteit van de Broekriem-bijeenkomsten onder twintigers valt eenvoudig te verklaren. Vorige week nog berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de jeugdwerkloosheid in Nederland is opgelopen naar 14,2 procent. En dat cijfer groeit. Bedrijven blijven banen schrappen, en de uittocht der babyboomers – van wie de arbeidsplaatsen zijn wegbezuinigd of uitbesteed aan het buitenland – zal niet de langverwachte ruimte aan de onderkant opleveren. Zo heeft zich inmiddels een lange rij starters gevormd in wie niet wordt geïnvesteerd en die geen hypotheek kunnen krijgen. In de cijfers van het CBS viel bovendien op dat het aantal hoogopgeleiden zonder werk sterk stijgt, wat leidt tot verdringing van lager opgeleiden. Anders gezegd: hoger opgeleiden pikken de baantjes van lager opgeleiden in, die op hun beurt weer onder hun niveau moeten gaan werken.
In andere delen van Europa is het nog ernstiger gesteld met de werkloosheid onder jongeren. Uit een Eurostat-rapport van afgelopen november bleek dat meer dan 24 procent van de jongeren in de eurozone thuis zit, met uitschieters naar bijna 58 en 57 procent in Griekenland en Spanje. De verwachting is dat die cijfers tot 2016 niet meer zullen afnemen. Afgelopen mei luidde de International Labour Organisation (ILO) de noodklok. Er dreigt een nieuwe ‘verloren generatie’, stelde het VN-orgaan: een grote groep jongeren die het niet lukt de arbeidsmarkt op te komen en de gevolgen daarvan de rest van hun leven kunnen blijven voelen. Littekens op het cv Hoewel de situatie in Nederland relatief nog meevalt, bestaat ook hier het risico van een verloren generatie, stelt socioloog Fabian Dekker, die promoveerde op de flexibele arbeidsmarkt. Want, zegt Dekker, de jongeren die wél een baan hebben, zijn veelal flexwerkers en dat brengt risico’s met zich mee. ‘Vijftig procent van de werknemers tot vijfentwintig jaar werkt flexibel. Als zzp’er, tijdelijke kracht, op uitzend-, oproep-, of afroepbasis, noem maar op. Dat kan een prima opstap zijn – je wordt als eerste aangenomen – maar het betekent ook dat er niet in je wordt geïnvesteerd met scholing, en dat je als eerste weer buiten de deur staat. Flexwerken is ontzettend conjunctuurgevoelig.’ Jongeren komen dus makkelijk aan de zijlijn te staan, en zo verschijnen wat economen noemen ‘littekens’ op het cv: stilstand die steeds moeilijker is in te halen. ‘Een jaar gaat nog wel,’ zegt Dekker. ‘Maar als je twee, drie jaar aan de kant staat, dan bouw je geen werkervaring op en je veroudert, want er komen weer nieuwe groepen van het onderwijs. Als je het hebt over een verloren generatie: in 2008 is de crisis ingezet, en de verwachting is dat die nog wel vier jaar doorloopt. Je zal maar acht jaar aan de kant staan.’ Zzp-constructies Dat zou vóór de crisis ondenkbaar zijn geweest. Toen Broekriem-grondlegger Pieter Tiller in 2007 afstudeerde, had hij een week om na te denken over wat hij wilde. Toen werd hij uitgenodigd voor een informeel gesprek bij een adviesbureau, en voor hij het wist was hij aangenomen. ‘Ik dacht: nou, dan ga ik dat maar doen.’ In de jaren voor zijn ontslag heeft zijn werkgever zo’n 7000 tot 10.000 euro per jaar aan ontwikkeling en cursussen in hem geïnvesteerd, schat Tiller. Maar nu is het een werkgeversmarkt, en hij merkt duidelijk het verschil. ‘Een hoop bedrijven zijn alleen bezig met overleven. Bij bureaus waar ik misschien als adviseur aan de slag kon, werd ik in zzpconstructies geduwd omdat ze het risico van een vaste werknemer niet aan durfden. Er is veel te veel aanbod en veel te weinig vraag, dus je moet het niet vreemd vinden als je ergens een van de honderden bent die solliciteert.’ Om dan nog kans te maken, moet je cv wel heel precies aansluiten op de functie, ervaren ook anderen. LSE-alumnus Kirsten: ‘Ik probeer me toch vaak te wringen in een vacature waarvoor al vijf anderen zijn die check, check, check, álle vereisten hebben. Dat heeft gewoon geen nut.’ Dat laatste is wel een typisch Nederlands fenomeen, zegt arbeidseconoom Joop Schippers. ‘Nederlandse werkgevers zijn erg geneigd naar formele dingen te kijken en weinig rekening te houden met wat mensen verder kunnen. Heel anders dan in bijvoorbeeld Engeland, daar
is het volstrekt gewoon dat mensen die geschiedenis of talen hebben gestudeerd doordringen tot de hoogste lagen van de ambtenarij of het bedrijfsleven. In Nederland zitten daar toch voornamelijk juristen of bestuurskundigen. Of in de Duitse maakindustrie, daar staan vaak technici aan het hoofd van een bedrijf. In Nederland zijn die verbannen naar de tweede rang.’
Illustratie: Ytje
Varkenscyclus Deel van het probleem zit volgens socioloog Dekker ook in de studiekeuze. ‘In de sociaalculturele sector heeft echt een varkenscyclus plaatsgevonden,’ zegt hij, verwijzend naar een mechanisme in de landbouw waarbij vraag en aanbod zo vaak veranderen dat er grote overschotten of tekorten ontstaan. ‘Er zijn gewoon te veel mensen voor een beperkt aantal plekken. Net als in de ICT aan het begin van deze eeuw, toen iedereen in die internetbubbel wilde en websites ging bouwen. Scholen zouden meer voorlichting moeten geven, maar ze worden afgerekend op studentenaantallen. Dus zeggen ze over studies waar weinig werk mee is te vinden dat het over een paar jaar wel weer aantrekt.’ Als voorbeeld geeft Dekker de game-industrie. ‘Daar dreigt een overschot te ontstaan, maar mbo’s en hbo’s stellen dat gametechnologie ook ingezet kan worden in andere settings, zoals serious gaming(simulatiespelletjes die onder meer worden toegepast in het onderwijs en het leger, KvdW). In de praktijk gaan veel van die jongeren als zzp’er werken en verdienen ze ver beneden modaal.’ Omscholen dan? Voormalig international relations-studente Lijsje denkt er wel eens aan. ‘Onderhand ben ik wel zover dat ik gewoon íéts wil, een betaalde baan. Laatst heb ik weer gesolliciteerd op een stage, bij een consultancybureau dit keer. Dat bleek uiteindelijk alleen maar excelsheets updaten, en die sfeer daar lag me helemaal niet. Toch heb ik het serieus overwogen, omdat het misschien goed zou staan op mijn cv. Als ik over een jaar nog steeds in deze situatie zit, dan ben ik tweeënhalf jaar afgestudeerd en laat ik me wel omscholen. Maar ik vind het moeilijk om een plan B te bedenken, want waar ga ik dan die baan die me niet zo ligt krijgen? Ze zien dan heus wel aan mijn cv dat ik niet echt gemotiveerd ben.’ ‘Mijn studie sociale psychologie is geen commerciële keuze geweest,’ erkent Kirsten. ‘Maar het ligt wel dicht bij mijn hart en daar sta ik nog steeds voor. We zijn zo doodgegooid met inspirerende TED-filmpjes die zeggen dat je moet doen waar je blij van wordt. Ik ben
gehersenspoeld met het idee dat ik elke ochtend met plezier naar mijn werk moet gaan. Het is ook de cultuur van tegenwoordig. Voor onze ouders was het moeilijker om hun droombaan na te jagen, dus zeiden ze tegen ons dat wij dat wel moesten doen. Nu zeggen mijn ouders: doe gewoon eerst iets waar je geld mee verdient, en ga daarnaast leuk schilderen of zo. Maar op dit moment wil ik nog werk waarvoor ik passie heb. Ik heb dingen te geven, maar ik kan er gewoon niks mee. Dat vind ik echt heel erg.’ Dus denkt Kirsten erover om voor zichzelf te beginnen.
Vakbond? 'Ik zie niet hoe zo'n oudemannenbolwerk mij kan helpen' Geen vangnet Kirsten staat niet alleen in die overweging. Dan word ik maar freelancer, dacht Pieter Vermeer toen bleek dat een vaste baan in zijn sector er niet meer in zat. ‘Ik heb mezelf aan potentiële opdrachtgevers aangeboden als architect en vastgoedadviseur. Ik kreeg één aanbod, maar dat uurtarief was zo laag dat het de moeite niet was.’ Hij deed voorstellen om te werken voor één dag in de week, of op no-cure-no-paybasis, maar kreeg altijd hetzelfde antwoord: ‘Leuk dat je enthousiast bent, maar we hebben net zelf mensen ontslagen, waarom zouden we dan jou nemen? Het kon dan alleen voor een stagevergoeding. Ik was te trots om dat te accepteren.’ ‘Door de crisis heeft het ondernemerschap in brede zin een vlucht genomen,’ zegt Linde Gonggrijp, directeur van FNV Zelfstandigen. ‘En de jonge groep groeit daarbij op dit moment het hardst.’ Daar zitten volgens Gonggrijp wel risico’s aan. ‘Zelfstandige zijn betekent ook dat je ondernemersvaardigheden en vakmanschap moet bezitten. Je moet ergens goed in zijn. Als jonge ondernemers niet slagen, is er geen vangnet voor ze en kunnen ze in de armoede terechtkomen.’ Gonggrijp zegt zich te verzetten tegen het beeld dat jongeren te lichtzinnig het ondernemerschap in stappen, maar ze zegt ook ‘eigenlijk geen zicht’ te hebben op bijvoorbeeld de financiële buffer van jeugdige ondernemers: ‘We hebben wel eens onderzoekjes gedaan, maar voor goede uitspraken is wetenschappelijk onderzoek nodig.’ Meteen in de leasebak Socioloog Fabian Dekker, die onlangs onderzoek deed naar zzp’ers in Nederland, vermoedt dat het freelancersbestaan voor tal van jongeren een verkapte vorm van werkeloosheid is. ‘Ik denk dat er een substantiële groep jongeren is die de laatste drie, vier jaar zelfstandige zijn geworden en daar niet voor gekozen hebben,’ zegt hij. ‘Maar cijfers zijn er niet. Wel zie je dat vanaf 2008 met name jongeren heel snel aankloppen voor BBZ, de bijstandsverlening voor zelfstandigen. Ook zijn de inkomens van die groep relatief laag en bleek uit het laatste armoedesignalement van het SCP dat zelfstandigen bovengemiddeld arm zijn. Maar de hamvraag blijft: hoe groot is die verborgen werkloosheid?’ Arbeidseconoom Joop Schippers benadrukt dat de consequenties van de huidige situatie hoe dan ook aanzienlijk kleiner zijn dan in andere Europese landen. ‘In Griekenland en Spanje, maar ook in Italië, waar de jeugdwerkloosheid op eenderde zit, lukt het veel jonge mensen niet eens om een zelfstandige woonruimte te hebben. Ze kunnen geen gezin stichten, en
dat heeft effect op volgende generaties families. In Nederland zie ik dat nog niet gebeuren.’ Bovendien vindt hij dat je hier nog niet kan spreken van een generatie: ‘Het gaat over één of twee op de tien jongeren, dat is wat anders dan vijf of zes op de tien elders. Een leeftijdsgroep wordt niet bepaald door een minderheid van 10 tot 17 procent. Wel zijn er groepen binnen die generatie die de dupe kunnen worden.’ Dat het wat langer duurt om op de arbeidsmarkt te komen, ziet Schippers voor sommige jongeren zelfs als een voordeel. ‘Veel hoogopgeleiden doen nog een extra master en leren door die korte contracten en stages verschillende bedrijven en organisaties kennen. Ze storten zich niet meteen op het grote geld, zoals de afgelopen tien jaar het geval was, maar doen meer kennis op. De dertigers van nu, die op 23-jarige leeftijd van de universiteit of hogeschool kwamen, toen de bomen nog tot de hemel groeiden, werden meteen in de leasebak gestopt en hebben nooit hun best hoeven doen. Als de markt straks aantrekt, ben ik benieuwd wie werkgevers liever hebben.’
Illustratie: Ytje
Spookbeeld Schippers is niet de enige met een optimistische blik. ‘Het komt allemaal wel goed’, kopte de Volkskrant enkele weken geleden. De krant maakte de vergelijking met ‘het spookbeeld van een verloren generatie’ zoals dat ook in de jaren tachtig heerste. Toen was de jongerenwerkloosheid nog hoger dan nu, stelde het dagblad, en die generatie had na twintig jaar toch nog hun achterstand ingelopen. Eerder al kopte NRC Handelsblad: ‘Jongeren komen er echt wel overheen’. En in Trouw viel te lezen dat de werkloze jaren tachtig ook ‘een gezellige tijd’ waren, waarin ‘een grote ontwikkeling in de journalistiek’ op gang kwam en ‘iedereen inventief’ was: ‘Toen de economie opbloeide, hebben velen daarvan geprofiteerd.’ ‘Flauwekul,’ vindt socioloog Fabian Dekker. ‘Dat jongeren destijds weer aan het werk zijn gekomen, heeft niets te maken met hun creatieve, ambitieuze inborst. Er is toen een zwaar paardenmiddel ingezet: de arbeidstijdverkorting. Het werk werd verdeeld, we gingen minder verdienen voor minder uren in de week, en daardoor is de economie weer gaan
draaien. Maar de huidige periode gaat langer duren en nu worden die grote keuzes niet gemaakt. We kijken het gewoon aan. Als je het regeerakkoord leest, dan wordt er met geen woord gerept over jeugdwerkloosheid, dat vind ik bizar.’ Een ander verschil met de jaren tachtig is dat de huidige generatie niet collectiviseert. Deze groep is opgegroeid in de materialistische jaren negentig en staat bekend om z’n individualisme en geringe politieke betrokkenheid. Nu deze mensen voor het eerst met tegenslag te maken krijgen, ligt het niet voor de hand gezamenlijk een vuist te maken. ‘Het klinkt nog allemaal zo ver weg, die verwachtingen voor onze toekomst,’ zegt Pieter Vermeer van DeBroekriem daarover. ‘Ik heb gewoon mijn eigen persoon, wil wat toevoegen aan mijn eigen maatschappijtje.’ Het is sowieso nooit in hem opgekomen om zich in te schrijven bij een vakbond. ‘Dat vind ik iets van vroeger.’ Mede-initiatiefnemer Pieter Tiller, lachend: ‘Ik zie ook niet in hoe zo’n oudemannenbolwerk mij zou kunnen helpen. Ik bedoel, dat is een clubje gepensioneerden.’ Ook op het Malieveld zullen deze jongeren zich niet snel laten zien. ‘Er zou wel wat meer aandacht voor onze groep mogen zijn,’ vindt Lijsje. ‘En over het idee van actievoeren kan ik wel enthousiast worden, maar dan meer dat ik me ergens bij aansluit dan dat ik zelf iets opstart.’ ‘Het voelt voor mij toch nog steeds alsof ik zelf iets niet helemaal goed doe, of te laks ben,’ zegt Kirsten. ‘Misschien dat mensen eerder de barricaden op gaan als ze zich realiseren dat ze deze situatie niet alleen aan zichzelf te danken hebben. Maar ik vind het idee van een verloren generatie ook te pessimistisch. Ik ben verloren, klaar. Maar ik ga me toch niet aansluiten bij “de verloren generatie”?’ ‘Maar actievoeren,’ zegt Pieter Tiller, ‘daar zijn we met DeBroekriem aardig mee bezig, volgens mij.’ Onder de radar Socioloog Dekker geeft hem gelijk. ‘Collectivisering in kleinschalige netwerken past helemaal bij deze tijd. Wat vroeger massaal gebeurde – hoog- en laagopgeleid samen naar buiten – voltrekt zich nu in kleine gemeenschappen van gelijkgestemden.’ Als voorbeelden noemt hij de alternatieve arbeidsongeschiktheidsverzekering Broodfonds, de lokale Occupytentjes en de politieke jongerenbeweging G500. Ook Tiller ziet deze trend: ‘Er gebeurt veel onder de radar, zoals #metzonderwerk in Rotterdam en Nijmegen, of Sollicitatiemaatjes in Arnhem. Allemaal kleinschalige, lokale groepen.’ Het is natuurlijk de vraag wat deze kleine gemeenschappen uithalen op grote schaal. Maar voor het individu zijn ze gunstig, want iedereen is het over één ding eens: bezig blijven is cruciaal. Dan onderhoud je in elk geval iets van een netwerk en een werkritme. De werklozen van deze generatie, die zo gewend waren dat alles maar op hun pad kwam, hebben weinig andere keus dan zelf iets te ondernemen. Dat blijft verre van ideaal, vindt Kirsten: ‘Als ik bij een werkgever ga werken, dan weet ik wat ik moet doen en dat ik daar geld voor terugkrijg, klaar. Nu heb ik wel de tijd om me bezig te houden met iets dat ik interessant vind, maar ik kan moeilijk alleen maar uren
daarin blijven steken zonder dat ik ervoor betaald word.’ Anderhalve week later stuurt ze een e-mail, dat ze echt niet bang is voor zichzelf en haar leeftijdgenoten. Zelf heeft ze inmiddels vrijwilligerswerk gevonden bij een duurzaamheidsplatform. ‘We maken er wel wat van,’ schrijft ze. ‘Maar we moeten misschien leren dat alleen wijzelf dat kunnen doen.’
Kader (Geen) maatregelen Tot 2012 konden gemeenten en het UWV jongeren aan het werk helpen met het Actieplan Jeugdwerkloosheid, bijvoorbeeld door middel van traineeships. De Wet investeren in jongeren (WIJ) verplichtte gemeenten bovendien om jongeren die zich meldden voor een bijstandsuitkering werk of scholing aan te bieden. De wet is per 1 januari 2012 afgeschaft. Op dit moment heeft het UWV alleen extra budget voor de ondersteuning van 55-plussers, niets voor jongeren. Wel krijgt minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher 100 miljoen euro van de Tweede Kamer voor stimulering van de arbeidsmarkt en de bouw. Afgelopen donderdag bleek uit interne documenten dat zo’n 44 miljoen daarvan zal worden besteed om ouderen aan de slag te krijgen. Voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid zal zes à zeven miljoen worden uitgetrokken. De werkloosheid onder 45-plussers is 6 procent, voor jongeren ligt dat cijfer inmiddels boven de 14 procent.