Leven na de dood geschiedt enkel hier! Onthullingen over de onhistorische waarheid van de bijbelse verhalen
door Henk van den Toorn
**************************
Voor mijn vrouw Annemarie van den Toorn- Rigters en onze (schoon)kinderen Henk en Katrien, Albert en Annette en Jasper en voor allen die zich hier inzetten voor de vrede op aarde. Met dank aan Prof. Dr. Rochus Zuurmond, die mij stimuleerde tot het schrijven van dit boek.
ISBN 978 90 5263 479 1 NUR 700 © 2014 theologische uitgeverij Narratio, Postbus 1006, 4200 CA Gorinchem tel. 0183 62 81 88 fax 084 739 29 45 e-mail:
[email protected] Actuele informatie is te vinden op www.narratio.nl Niets uit deze uitgave mag verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, digitale bestandskopie of op welke andere wijze dan ook, behoudens voor eigen gebruik, zonder de voorafgaande toestemming van de uitgever.
Inhoud Inleiding: Waarover gaat het in dit boek?
5
DEEL 1: OVER GOD EN ZIJN VERHOUDING TOT ONS MENSEN 8
1 2 3 4 5 6
- De Tora als Levensleer. - Moet God ingrijpen? - God is anders en mag eigenlijk geen naam hebben! - God is de bevrijder en als zodanig is Hij de schepper. - Komen rampen, geweld en onrecht van God? - God is de goede herder en hoeder van de armen.
9 18 23 33 49 58
DEEL 2: OVER JEZUS, DE ZIJNEN EN WAT HIJ VOORSTAAT 62
7 - Wat weten we eigenlijk over Jezus? 8 - De geboorte van Jezus. 9 - Maria en Jozef en hun gezin. 10 - Het huwelijk van Jezus. 11 - Jezus als mens en messias.99 12 - Het messiaans - sociale programma van Jezus. 13 - Komen volgens Jezus ziekten van God? 14 - Jezus en de Schriftgeleerden en Farizeeën; Jezus en de overheid. 15 - De leerlingen van Jezus. 16 - Over de heilige Geest gesproken. 17 - De triniteit: De eenheid in de liefde.
63 66 82 86 93 104 116 125 131 164 167
DEEL 3: LEVEN, DOOD EN OPSTANDING VOLGENS DE SCHRIFTEN 175 18 - Sleutelteksten over leven en dood. De liefde blijkt van levensbelang. 176 19 - De sleutelteksten zijn geen buitenbeentjes! 183 20 - De kijk van Jakobus en Paulus op leven, door en opstanding. 208 21 - Komt er na dit leven op aarde nog een ander leven in de hemel? 218 22 - De opstanding en overwinning op de dood door Jezus. 223 23 - Over hemelvaarten en de hemel. 231 24 - Slotconclusie: Na de dood komt het leven. 250
DEEL 4: AVONDMAAL EN DOOP ALS TEKENEN VAN BEVRIJDING
256
25 - Van sedermaaltijd tot avondmaal. 26 - Jezus sluit bij voorbaat niemand uit. De Emmaüsgangers. 27 - Drieluik over de maaltijd - solidariteit - liefde. Uitleg over de samenhang en structuur van 1 Kor. 11, 1 Kor. 12 en 1 Kor. 13.
257 269 276
28 - De doop als teken van de bevrijding door God. 29 - Wat betekent de doop eigenlijk? 30 - Over de kerkelijke dooppraktijk.
285 297 308
Tot besluit - Einde van onze ontdekkingstocht.
313
Biografie: ds. H.W. van den Toorn. 321 REGISTERS - van bijbelse namen en namen uit de tijd van de bijbel - van namen van auteurs en overige namen. - van bijbelteksten.
322 322 327 328
Inleiding Waarover gaat het in dit boek? Vragen over God, die afwezig lijkt Er zijn heel wat mensen, die om allerlei redenen zeggen niet meer in God te geloven. Soms voelen zij zich door God in de steek gelaten bij tegenslagen of bij een verlies. Bij ziekten lijken gebeden om beterschap in lucht op te lossen, terwijl beterschap uitblijft. Wie van anderen dan ook nog te horen krijgen, dat God met ziekte een bedoeling heeft of dat ziekte een straf van God is, weten daar vaak geen raad mee. Veel dingen komen er via de media op ons af. We horen over zelfmoordaanslagen en oorlogen. Er gebeuren enorme rampen zoals aardbevingen en als gevolg van de klimaatcrisis ontstaan er overstromingen en is er ernstige droogte in Afrika. Ook kwam er een wereldwijde economische crisis, waarvan de allerarmsten opnieuw de dupe zijn. Waarom doet God niets en waarom grijpt Hij niet in? Is God er wel? Of zit God soms zelf achter al deze rampspoed? Wijst dit alles niet op een theologische crisis? Vragen aan ons mensen zelf God is echter geen tovenaar, die met zijn toverstaf al onze problemen moeiteloos oplost. Zijn veel vragen over God niet te wijten aan verkeerde verwachtingen van en opvattingen over God? Je hebt mensen, al dan niet gelovig, die ooit een mening hebben opgevat over dingen die in de bijbel zouden staan, maar die bij nader inzicht helemaal niet blijken te kloppen. Zulke misvattingen over de bijbelse boodschap spelen een belangrijke rol bij uitspraken zoals bij voorbeeld dat ziekte een straf van God is of dat er geen evolutie heeft plaats gevonden. Deze kunnen er wel toe bijdragen, dat mensen zich van “God” afwenden. Of God dat ook doet, is nog heel wat anders. Wat is kwalijk, als mensen zeggen, dat ze niet gelovig zijn, terwijl zij zich wel inzetten voor de sociale gerechtigheid of als mensen, die zich wel gelovig noemen geen enkel blijk geven van iets wat op gerechtigheid lijkt? Raakt in dat laatste geval God juist zo niet zoek? Als wij mensen zelf het contact met de God van de liefde verbroken hebben en geen rekening meer met Hem houden, zetten we daarmee niet de liefde tot de naaste en de humaniteit overboord? Dan zijn er 5
inderdaad ernstige ontsporingen en crises mogelijk, ook op sociaal- en op milieugebied. Armoede komt niet van God, maar behoort tot het onrecht, dat wij mensen elkaar aandoen. Ook een klimaatcrisis komt niet van God, maar is het gevolg van menselijk gedrag. We gaan op een ontdekkingstocht naar wat de Schriften ons leren Wij krijgen hier geen filosofische beschouwing over het al dan niet bestaan van God. Eigenlijk kan dit ook niet omdat God op geen enkele manier binnen wat voor kader te vatten valt, behalve dan wat de Schriften ons aanreiken. Dan gaat het om het horen naar het woord van de Heer en zo ook naar wat Jezus ons te zeggen heeft. In de Schriften van zowel het Oude als het Nieuwe Testament hebben de schrijvers of redacteuren vertolkt wat zij van God uit hebben verstaan en als leer ofwel onderwijs in beeld gebracht hebben. Testament betekent hier trouwens verbond. Dat we deze beeldtaal vooral niet letterlijk moeten interpreteren, maar dat we oog krijgen voor composities en stijlvormen, is voor een goed verstaan van wezenlijk belang. Daarom gaan we in dit boek de achtergronden van allerlei bijbelse verhalen nader bekijken om de strekking ervan te weten te komen. Wij zullen dan bij voorbeeld ook gaan ontdekken dat de evolutietheorie van iemand als Charles Darwin volstrekt niet in strijd is geweest met de bijbelse boodschap. Wat wel hiermee in strijd is, dat is bij voorbeeld wanneer vrouwen en homoseksuelen in sommige kerken als tweederangs mensen worden behandeld. Maar ook het verplichte celibaat is op grond van bijbelse gegevens juist nu dringend aan een herziening toe. We krijgen vooral ook een andere kijk op leven en dood als we de bijbelse betekenissen hiervan gaan ontdekken. Er is een leven na onze dood, maar wel heel anders dan we meestal denken. Daarom koos ik als titel voor dit boek: “Leven na de dood geschiedt enkel hier!” Omdat dit leven helemaal verbonden is met de bijbelse liefde, vormt deze liefde de rode draad in dit gehele boek. In deel 1 van dit boek gaat het over de God, die liefde is en zijn relatie tot ons mensen, die geregeld door ons op het spel gezet wordt. Omdat God ons leven en niet onze dood beoogt, zien we hoe God voortdurend bezig is om ons van onze dood te bevrijden. We zien ook dat Hij opkomt voor de zwakken en armen en dat Hij een grondige afkeer heeft van alle geweld en van oorlogen. Dit is inclusief alle terreur en terreuraanslagen. In deel 2 zien we eveneens hoe Jezus als Gods unieke representant aan deze bevrijding van de dood door God volop gestalte heeft gegeven. Zijn liefde is onuitputtelijk en heeft hij tot op het laatst toe volgehouden. 6
In deel 3 gaan we dan dieper in op de bijbelse betekenis van leven en dood en op de vraag of er een leven na de dood mogelijk is. Wij krijgen zo een heel andere kijk op leven, dood en opstanding. We gaan ontdekken dat er wat leven en dood betreft nauwelijks of geen verschil is tussen de Joodse en oorspronkelijk Christelijke zienswijze. Ook de hemel en de hemelvaart komen bij nader inzien in een heel ander licht te staan. In deel 4 komen het avondmaal als de maaltijd waarbij we onze bevrijding van de dood mogen vieren en de doop als teken van deze bevrijding en van het nieuwe leven aan bod. Veel meer dingen, die hiermee samenhangen komen straks eveneens uitgebreid aan de orde. Ik hoop, dat we samen een bemoedigende ontdekkingstocht naar de achtergronden van de Schriften zullen beleven!
7
DEEL 1 OVER GOD EN ZIJN VERHOUDING TOT ONS MENSEN
8
Hoofdstuk 1 De Tora als levensleer 1. De Tora houdt bevrijding in en bewerkstelligt naastenliefde ofwel humaniteit Om ons menselijk samenleven en leven in goede banen te leiden werd aan Israël en daarmee ook aan ons in de Tora een leidraad gegeven, die het hart of het beleidscentrum vormt van de gehele Schrift. Het Hebreeuwse woord Tora betekent “leer” of “onderricht”. We vinden deze Tora vooral -maar niet uitsluitend- in de eerste vijf bijbelboeken: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Hierin wordt duidelijk waar God zelf voor staat en wat hij met ons mensen voorheeft. God wordt door de Joden beschouwd als de schenker van de Tora. Daarom is volgens hen de Tora ook geen product van ons menselijk denken. Uiteraard werd de Tora wel door mensen geschreven, geredigeerd en gecomponeerd. Omdat de Tora zogezegd de leer van God is, mogen ook wij bij Hem in de leer gaan! Om deze leer gaat het in heel de Schrift. Nu is de Tora niet bedoeld om ons mensen in een keurslijf van allerlei wetten en voorschriften te persen, maar is ons vooral gegeven als een methode om weer op te ademen ofwel op adem te komen en als een weg om te gaan, ja om te leven. De Tora is zo een weg die ons bevrijdt, draagt, schraagt, opvangt en verder helpt. Het centrale thema van de Tora is de bevrijding van Israël en ook de volkeren van al die wereldse goden of machten, waartoe we ook bij voorbeeld mogen rekenen ons geld, bezit, rijkdom en status. Dit zijn machten, die ons mensen tot slaaf maken en die dood en verderf zaaien. Ook moet niet ons eigen IK domineren, maar de Heer. Door Hem krijgen we ook oog voor onze naaste in haar of zijn situatie, in haar of zijn armoede en nood. De Tora is er om het contact met God te verkrijgen, te onderhouden en te behouden met als doel om het (samen)leven leefbaar te maken of te houden. Soms wordt ons daarbij een spiegel voorgehouden om ons te laten zien waar wij staan en wanneer wij in de fout gaan en vooral ook hoe het dan ook anders kan. Juist daarom mogen we de Tora met zijn leerverhalen nooit beschouwen als historische verhalen uit een ver verleden, maar dienen ze vooral als leer of onderricht aan ons mensen in elk heden. Toraverhalen zijn zeker geen 9
moralistische verhalen of zedenpreken, die ons tot zoete brave burgermensen moeten maken met een vroomheid, die van onze gezichten afdruipt. Wel worden wij in de Tora aangesproken met het oog op de humaniteit en de gerechtigheid. Hierin ligt zelfs onze toekomst en het voortbestaan van de hele mensheid! God wil dat de onderlinge relaties tussen Hemzelf en ons mensen en tussen ons mensen onderling zeer goed zullen zijn. De Tora is dus een echte levensleer. Op deze manier zouden we een hemel op aarde moeten krijgen.
2. Wat er geregeld misgaat in onze verhouding tot God Maar de praktijk is weerbarstiger en is deze opzet niet helemaal of zelfs helemaal niet gelukt. Want in de relatie tot God gaat het maar al te vaak fout. Goddank is God barmhartig, leren de Toraverhalen. Ik geef hiervan nu een aantal voorbeelden: a. Wij scheppen duisternis, terwijl God daartegenover licht schept. Omdat wij mensen nog wel eens duisternis en chaos om ons heen veroorzaken, brengt God daartegenover het goede ofwel het licht en stelt continu orde op zaken. Volgens de Tora komt wel het licht van God, maar niet de duisternis. We leren dit in Gen. 1,3-5:
“God zei: Er zij licht! En er was licht. God zag het licht en dat was goed. God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. God riep tot het licht ‘dag’ en tot de duisternis riep hij ‘nacht’. Het werd avond, het werd morgen, dag één”. De Joden beginnen daarom hun dag al in de avond als de duisternis invalt; ze gaan vervolgens door de nacht heen en dan komt het licht. Vanuit de duisternis zien ze altijd uit op het licht! Uiteraard heeft dit een diepere (symbolische) betekenis, waarbij wij licht en duisternis niet letterlijk maar figuurlijk dienen op te vatten. Bij dit licht denken we dan aan het goede, aan de liefde in de bijbelse betekenis en aan de dienst van de gerechtigheid en de vrede op aarde. De duisternis staat dan bij voorbeeld voor onrecht, kwaad, geweld, hebzucht en egoïsme. Er komt bevrijding uit de duisternis en dus uit de ban van de duistere machten in deze wereld. Hoe donker het ook mag zijn in het bestaan van de Israëlieten of in ons eigen leven, het wordt toch weer licht! Je kunt hier denken aan de spreuk: “Ook na de donkerste nacht keert het zonlicht weer!” 10
Hierbij moeten we wel bedenken, dat het licht waarvan hier in Genesis sprake is, toch een heel ander licht is dan het zonlicht, dat na elke nacht terugkeert.
b. Onze menselijke (doods)machten moeten telkens door God beteugeld worden. God maakte niet alleen scheiding tussen het licht en de duisternis, hij maakte ook scheiding tussen de wateren èn wateren en vervolgens tussen de wateren onder en boven het gewelf, de hemel, Gen. 1,6. Deze scheiding hangt ongetwijfeld ook samen met een scheiding tussen de goede en de boosaardige wateren. Jezus maakte trouwens ook een vergelijkbaar onderscheid. Het levende water is het leven schenkende water en houdt verband met het leven of “eeuwige” leven. Hierover voerde Jezus bij de bron van Jakob een gesprek met een Samaritaanse vrouw. Jezus zegt vervolgens tot haar (Joh. 4,1314):
“Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, maar wie gedronken heeft van het water, dat ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt tot het eeuwige leven”. Jezus gebruikt het water hier in overdrachtelijke zin en heeft water hier duidelijk een positieve betekenis. Is Jezus zelf en alles wat hij ons brengt of schenkt trouwens niet dit (levende) water? In de Schrift treffen we twee verschillende symbolische betekenissen aan voor water, die totale tegenpolen van elkaar zijn en die we grofweg met de volgende vuistregel kunnen onderscheiden: 1. Het water, dat je kunt drinken is van levensbelang en onmisbaar voor ons mensen en heeft dus een positieve betekenis. 2. Het water waarin je kunt verdrinken, is levensbedreigend en heeft daarom een negatieve betekenis. In dit water schuilen zogenaamd de boze, duistere en demonische krachten. Daarom staat dit laatste water als symbool voor de dood en de doodsmachten! Bij de doop gaat het uitsluitend over dit water, waaruit we door God worden gered. Deze doodsmachten zijn vooral die menselijke machten en machthebbers, die andere mensen naar het leven staan of die het leven van anderen schaden of onmogelijk maken. Zo’n doodsmacht is ook de god Mammon, die staat voor het vergoddelijken door ons mensen van geld, rijkdom en bezit, wat altijd ten koste gaat van anderen, vooral de zwakken in de samenleving. 11
God zet telkens weer dit doodswater, dat staat voor onze ondergang, de doodsbedreiging en de dood (als breuk met God) op afstand en geeft ons mensen (telkens weer) uitkomst, ja een nieuw bestaan en een plek om te leven. Zo komt er gerechtigheid en functioneren wij mensen zoals God voor ogen heeft gehad. Over dit alles horen we al in de ouverture van de Schriften in Genesis 1, waar de Tora of leer van meet af aan al klinkt. Als je niet door hebt dat het om echte leerverhalen gaat, ontgaat je ook de strekking of bedoeling ervan. c-1. Onze greep naar de macht is om net als God te willen zijn. Ook in het prachtige leerverhaal van Gen. 3,1-14, waaraan de vertalers pas veel later het zeer misleidende opschrift “De eerste zonde” toevoegden, wordt in beeld gebracht wat er eigenlijk geregeld bij ons misgaat. Hier gooit “de slang” roet (gif) in het “paradijselijke” eten. Let er wel op, dat het hier om een beeld gaat. Slangen hebben het imago van gevaarlijke, griezelige en giftige beesten, die zo glad als een aal zijn. Van meet af aan waren ze niet zo geliefd bij ons mensen. Dit heeft ertoe geleid, dat de slang werd gekozen als de tegenspeler van God en de mensen. Het spreekt haast vanzelf, dat die sprekende slang nooit echt bestaan heeft, maar helemaal past in het verhaal, dat wel wat op een fabel lijkt. De slang symboliseert in dit verhaal de boze of kwade drijfveren, die in ons mensen de boventoon kunnen gaan voeren. Eigenlijk zit het probleem niet in een beest, maar zit dit beestachtige in ons mensen zelf! Dit zit in ons “hart” (= lef in het Hebreeuws) ofwel ons inwendige beleidscentrum. De slang wordt in het verhaal listig genoemd en is er voortdurend op uit ons mensen te verleiden. Op dit “listig of sluw” van Gen. 3,1 volgt in het originele hebreeuws dan een woordspeling met betrekking tot het woord “naakt” van Gen. 3,7. In het Hebreeuws staat voor “listig” en “naakt” heel opvallend hetzelfde woord! Zo krijgt door het grijpen of streven naar meer (macht) de mens de kenmerken van de slang, waardoor deze ondanks zijn slimheid, uiteindelijk helemaal niets overhoudt. Dat is de naakte waarheid! Hoe dit alles in zijn werk gaat, wordt hier in beeld gebracht door de vrucht van de boom, die vaak door ons Nederlanders onterecht voor een appel wordt versleten. Eerst horen we nog dat er in de hof allerlei bomen zijn, die goed zijn om van te eten, vooral van de boom van het leven, die midden in de hof staat, Gen. 2,9. Alleen mocht er niet gegeten worden van de “vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad”, anders zou de mens sterven, Gen. 2,17. 12
De mens heeft zoiets als een “keus” tussen leven of dood, wat doet denken aan de beslissende keus van Deut. 30,11-20, vooral wat in de verzen 15 en 19 staat:
“Zie, ik houd jullie heden het leven en het goede voor, maar ook de dood en het kwade” en “Ik neem heden de hemel en de aarde tegen jullie tot getuigen het leven en de dood stel ik jullie voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat jullie leven…”.
Daarom staat de boom van het leven, die midden in de hof staat, naast de boom van kennis van goed en kwaad, zie Gen. 2,9. De “slang” als tegenspeler van God wil de mens, in dit geval de vrouw, ertoe verleiden toch van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. De slang zegt tegen haar: “God heeft zeker wel gezegd: Je zult niet eten van enige boom in de hof”. Daarop antwoordt de vrouw: “Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad, die midden in de hof staat, heeft God gezegd: Je zult daarvan niet eten noch die aanraken: anders zul je sterven”. Maar midden in de hof stond toch de boom van het leven? Nu zegt de vrouw hier dat de boom van kennis van goed en kwaad midden in de hof staat. Worden de bomen hier bij vergissing door de vrouw verwisseld? Die bomen lijken zo qua plaats inderdaad gemakkelijk verwisselbaar of uitwisselbaar. Als wij willen ontdekken waarover het bij de uitbeelding van deze bomen gaat, moeten we die bomen even helemaal wegdenken en buiten beschouwing laten. Dan krijgen wij dus dat het gaat over “het leven” enerzijds en de “kennis van goed en kwaad” anderzijds. Er moet dus een keus worden gemaakt tussen de vrucht van de ene of van de andere boom, dus tussen het (kwalitatieve) leven en de dood. In deel 3 gaan wij straks zien, dat in de Schriften met “dood” vaak niet onze biologische dood maar onze theologische dood, dit is de dood als breuk met God, bedoeld wordt. Wij mogen deze twee totaal verschillende gestalten of voorstellingen van de dood dan ook niet met elkaar verwarren. In ons verhaal zien we evenwel, dat de “slang” met opzet verwarring teweegbrengt en dat is kenmerkend voor het giftige karakter van de slang. God had immers gezegd, dat als de mens zou eten van de vrucht van het kwaad, dat hij dan zou sterven. Maar de slang zegt tegen de vrouw: “Je zult helemaal niet sterven, maar God weet dat op de dag, dat jij daarvan eet, jouw ogen geopend zullen worden en je zult als God zijn, kennend 13
goed en kwaad”. “Je zult helemaal niet sterven”, zegt de slang. Inderdaad zal de mens in biologische zin niet sterven, maar in de relatie tot God komt wel een breuk en gaat de mens toch dood, maar dan in theologische zin. Deze voorstelling van zaken door de “slang” werkt als gif en is levensgevaarlijk voor de mens. Toch blijkt die verboden vrucht heel aantrekkelijk en juist daarom eet de mens daarvan. Dit eten geschiedt door zowel de man als de vrouw, zonder onderscheid! De grote verleiding voor de mens ofwel voor ons mensen wordt -in het verhaal- door de slang onder woorden gebracht in Gen. 3,5:
“en je zult als God zijn, kennend goed en kwaad”. Als wij mensen -autonoom als we denken te zijn- ons als God gaan wanen, grijpen we naar de macht van God. Daardoor gaan we goed en kwaad kennen, waarbij “kennen” zoveel betekent als “omgang hebben met”. Dit betekent dat we omgang gaan krijgen met wat goed en vooral wat kwaad is. Als wij mensen zelf willen uitmaken wat goed of kwaad is, worden de grenzen al gauw verlegd van goed naar kwaad. Dan breken we met de God van de liefde en de gerechtigheid en hiermee in samenhang ook met de liefde (= “agapè”, het Griekse woord voor liefde) en de daarbij behorende gerechtigheid. Op deze manier verliezen we zowel God als onze naaste(n) uit het oog en uit het hart. Aan deze grote verleiding staan wij allemaal voortdurend bloot. De mens, die als God wil zijn is vanzelfsprekend ook de mens met een te groot ik of ego, die uit is op aanzien en status, macht, bezit, geld en rijkdom. Zo raken we God kwijt en is dit juist onze eigenlijke dood! Hierop nu loopt ons leven, ons menselijk bestaan en onze hele wereld uiteindelijk stuk. Hier ligt dan ook de kiem van vele crises, onrecht, oorlogen en geweld, waaraan wij ons maar al te vaak schuldig maken. Maar als het misgaat, dan moeten we God daar niet de schuld van geven. Door bij voorbeeld te beweren dat God zoiets als een weeffout heeft gemaakt bij het maken van ons mensen. Niet God maakte een weeffout, maar wij raakten de weg kwijt. Met opzet noem ik hier de weg omdat in de Schrift de weg vooral voor de Tora staat. Jezus zegt: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. Hij geeft de leer van God in alle opzichten gestalte en leeft ons daarin voor. In Matth. 5,17 geeft Jezus zelf heel duidelijk aan, dat hij niet gekomen is in plaats van de Tora en de profeten, om deze zo ongedaan te maken, maar juist om deze te vervullen en tot volheid te brengen. Hij brengt de inhoud en betekenis van de Tora tot nieuw leven en onderstreept dat de Tora nog steeds van kracht is en dan niet als een onderdrukkende wet, maar juist als een bevrijdende boodschap van gerechtigheid en liefde. 14
c-2. Groot, groter, het grootst willen zijn… en uiteindelijk niets overhouden. Willen wij net als God zijn en zelf uitmaken wat goed of kwaad is, zonder rekening te houden met God als bron van alle gerechtigheid en liefde, dan grijpen wij te hoog en vallen wij van ons voetstuk (Zie Gen. 3,5). Dit wordt in beeld gebracht door het grijpen naar de foute vrucht van de boom. Door eigen toedoen verliezen we het contact met God als de Levende en verspelen we ons leven. Hierdoor raken we ook de humaniteit als door God bedoeld kwijt. Wij zijn verkeerd bezig, als wij groot willen zijn, nòg groter willen worden en uiteindelijk het grootst willen zijn, net zo groot als God. De mens in de plaats van God, de mens als god is uiteindelijk een on -mens, een volmaakte mislukking! Zo’n mens stelt in feite niets voor en raakt ontmenselijkt, uitgekleed en naakt (Gen. 3,7). Bij al deze leerverhalen gaat het niet over onze menselijke geschiedenis uit een heel ver verleden, maar gaat het telkens weer over ons mensen in elk hier en nu. De bedoeling is, dat wij hiervan leren en zelf niet in zulke fouten vervallen. We kunnen die fouten ook zonden noemen, omdat ze een breuk met God veroorzaken. Daarmee treedt onze eigenlijke dood in, terwijl God nog steeds ons leven beoogt!
d-1. Een ander voorbeeld is het leerverhaal over Kaïn en Abel, Gen. 4,1-9.
In dit verhaal over de grote Kaïn, die zijn geringe broer of broeder Abel doodt, zit weer een behartigenswaardige les. Kaïn staat model voor de sterke. Zijn naam heeft vermoedelijk iets met een smid te maken, één met grote spierballen, krachtig om het zware smeedwerk te verrichten en ook om wapens te maken. Nu is Kaïn in dit verhaal geen smid maar landbouwer van beroep, staat er in Gen. 4,2. In elk geval doet Kaïn het zware werk. Deze krachtpatser denkt dat hij bij God en de mensen een streepje voor heeft. Hij vindt zichzelf wel heel belangrijk! Zijn jongere broer Abel is schaapherder. Abel werd als tweede zoon geboren en moest volgens de gangbare opvattingen op de tweede plaats komen. Laat God nu met zulke menselijke vooringenomenheden helemaal geen rekening houden! Hij geeft Abel zelfs voorrang als deze zijn offer brengt. God sloeg omdat hij eerst bezig was met Abel, geen acht op het offer van Kaïn. Daarover werd Kaïn heel boos en zijn gelaat “viel”. Zoiets staat er oorspronkelijk. Zijn blik was naar de grond gericht. Op deze manier verbrak hij het oogcontact en dus de communicatie met zijn broer en tegelijk ook met God. Dit hangt onlosmakelijk met elkaar samen. Want je zult 15
immers God liefhebben en gelijk hieraan is het liefhebben van je naaste! Er staat nergens, dat God het offer van Kaïn afwees. Kaïn voelde zich evenwel toch gepasseerd en was daar woedend over. Op wie? Op God, op Abel? Toen de Heer hem vroeg waarom hij zo boos was, gaf Kaïn geen antwoord. Ook sloeg hij de waarschuwing van de Heer in de wind, dat als hij niets goeds van plan was, de zonde als een belager aan de deur lag. Dit had hem te denken moeten geven, maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan zei hij uit boosheid tegen zijn broer Abel (Gen. 4,8): “……..”. Dus zei hij helemaal niets! Weg was de communicatie, de breuk was compleet! Ze gingen dan naar het veld waar Kaïn Abel doodde. Abel, zijn naam betekent de geringe, de nietige, de zwakke. Iemand, die niets voorstelt. Hij is als een stofje op je hand, dat je zomaar weg kunt blazen. Abel verdwijnt van de aardbodem. Zoals zoveel Abels verdwenen zijn en nog steeds verdwijnen. Zo gaat het er geregeld in deze wereld aan toe: de “groten” slaan de “kleinen” neer! Dit is allemaal heel herkenbaar! Is dit naar de wil van God? Vindt God dit (geweld) allemaal maar goed? Let erop, dat dit wel een leerverhaal is! Hoor wat er volgt in Gen. 4,9: Toen zei de Heer tot Kaïn: “Waar is je broeder Abel?” Kaïn antwoordde: “Ik weet het niet.. ben ik de hoeder van mijn broeder?” Dit lijkt een soort retorische vraag, waarop slechts één antwoord past: “JA!” De Heer roept Kaïn en daarmee alle Kaïns ter verantwoording, ook de Kaïns van nu. Moorden lost niets op. God keert zich tegen elke broedermoord (Gen. 4) en elk menselijk geweld. Ook Abel telt bij God volop mee! En daarmee alle Abels! Daarom moeten de machtigen, sterken en rijken met hun vingers afblijven van de zwakken, kwetsbaren en armen en ze niet vernederen en zeker niet doden. De abels dienen gerespecteerd te worden, leert God! Alleen al daarom mogen we deze leerverhalen niet gaan “verhistoriseren”, zodat er van de leer of boodschap niets meer over blijft. God staat naastenliefde, menselijkheid of humaniteit voor. Niet God is wreed, maar wij mensen kunnen soms onvoorstelbaar wreed en liefdeloos zijn. Terecht zitten we in onze tijd nog steeds lelijk met de ”Holocaust” in onze maag. Hier werden massaal “abels” naar de slachtbank geleid. d-2. God schept nieuwe verhoudingen met ons en nieuwe kansen voor ons God had het volste recht aan het leven van Kaïn een eind te maken, maar toch spaart God Kaïn! Niet wegens de verdienste van Kaïn of dat er in Kaïn toch nog wel iets goeds zou zitten, want dat kan hier niet aan de orde zijn. Kaïn wordt gespaard, omdat God zeer barmhartig is en ons niet behandelt naar wat wij misdreven hebben. Hij schenkt aan Kaïn vergeving en stelt zich zelfs garant voor Kaïn! 16
Het summum van barmhartigheid is, dat God met mensen als Kaïn verder wil; wel op voorwaarde, dat zij zich voortaan als broeders en dus als echte naasten gaan gedragen. In Gen. 4,15 horen we dat de Heer zegt: “…ieder die Kaïn doodt, zal zevenvoudig boeten”. De Heer stelde een teken aan Kaïn, dat niemand, die hem zou aantreffen, hem zou verslaan. Al werd Kaïn door de Heer verbannen uit de hof van Eden naar Nod, toch kon hij zijn leven verder voortzetten en kreeg hij ook nog een zoon, Henoch, waardoor het geslacht van Kaïn kon worden voortgezet (Gen. 4). Een zoon betekent toekomst. Kaïn’s toekomst werd dus niet voorgoed afgesneden. God toont met dit nieuwe begin zijn grote barmhartigheid! Was God niet voortdurend barmhartig ten opzichte van ons mensen, dan zouden wij niet kunnen bestaan. Dat wij er zijn is eigenlijk alleen maar dank zij Gods liefde en genade!
e. Als wij mensen meer willen worden dan wij zijn, dan zitten wij er helemaal naast. Het huwen van de reuzengrote “godenzonen” met de dochters van mensen is eveneens een uiting van het menselijke streven om groter en sterker te willen zijn (Gen. 6,1-4). Daarna komt het leerverhaal over de grote vloed van Gen. 6-9. Dit is een afwijzing van en afrekening met alle onrecht en geweld dat grote mensen menen de geringen en armen te mogen aandoen. We komen hierop straks nog uitgebreid terug.
f. Ons bastion Babel is te groot, te hoog en moet omlaag! Vervolgens komt in de leerverhalen van Genesis het verhaal van Gen. 11, over de bouw van de stad met de toren, die wel tot aan de hemel reikt, bij ons beter bekend als de torenbouw van Babel, al is deze aanduiding dus niet helemaal juist. In samenhang met dit immense bastion, waarin het streven om als God te zijn opnieuw uitgebeeld wordt, gaat het er ook om een naam te maken. Hierin vinden we het streven naar macht en aanzien opnieuw terug. Onze naam moet immers boven alle andere namen verheven worden. Onze grootheidswaan en hoogmoed leiden tot onmetelijke rampspoed en ontelbare slachtoffers. Het bloed van massaal veel slachtoffers roept vanuit de aardbodem (vergelijk met Gen. 4,10). En dit gaat helaas als maar door, tot op de dag van vandaag…. Dit Babel mag niet blijven bestaan. In het verhaal maakt God daar dan ook een eind aan en haalt deze hoogten omlaag!
17