Lesstof
Begrijpend Lezen 1JV voor jongvolwassenen
2
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
INHOUD INLEIDING....................................................................................................................... 4 STRUCTUUR .................................................................................................................... 14 DIAGNOSE....................................................................................................................... 18 INHOUD........................................................................................................................... 19 TOT SLOT ........................................................................................................................ 23
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
3
INLEIDING Muiswerk Begrijpend Lezen 1 JV is gemaakt voor (jong)volwassenen met een laag leesniveau. Met behulp van dit programma leren leerlingen/cursisten onder andere informatie uit eenvoudige teksten te halen, om te gaan met moeilijke woorden en verwijswoorden en het thema van een verhaal te bepalen. Er wordt een begin gemaakt met het aanleren van een strategische aanpak.
Het beginscherm van Begrijpend Lezen JV. Voor deze leerling zijn de oefeningen van rubriek A (leesniveau AVI start-M3) geselecteerd.
Het basisprincipe van de meeste Muiswerkprogramma’s is dat een diagnostische toets de leerling/cursist stuurt naar oefenmateriaal dat aansluit bij de gemaakte fouten. De toets kan herhaald worden en eventueel leiden tot opnieuw oefenen. De opbouw van Muiswerk Begrijpend Lezen 1 JV wijkt enigszins af van de opbouw van andere Muiswerkprogramma’s, omdat de teksten aan moeten sluiten bij het technische leesniveau van de leerling/cursist. Door de instaptoets te doen bepaalt Muiswerk op welk niveau de leerling/cursist moet instappen. Het resultaat is te zien onder de knop JOUW X-OEFENINGEN knop (de X wordt door de instaprubriek vervangen). De instaptoets is ook deels afgestemd op het kennisniveau van de leerling/cursist. Als in het eerste deel van de toets te veel fouten worden gemaakt, dan komen de volgende delen niet aan bod. De instaptoets - die na de oefenpe-
4
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
riode ook gebruikt kan worden voor de evaluatie - zoekt dus zo snel mogelijk het juiste niveau van de leerling op. Na het doen van de instaptoets ziet de leerling/cursist onder zijn eigen knop (JOUW X-OEFENINGEN) de oefeningen die bij een bepaalde rubriek horen. Die oefeningen kan hij nu gaan maken. Maakt hij ze allemaal redelijk goed dan zal Muiswerk vanzelf de volgende rubriek aansnijden. Gaat het echter minder goed dan zal Muiswerk terugschakelen naar een lichtere rubriek. De verschillen tussen leerlingen/cursisten zijn vaak groot. Niet alleen wat het niveau van technisch lezen betreft, maar ook als het gaat om het begrijpen van teksten. Muiswerk Begrijpend Lezen 1 JV biedt de mogelijkheid om het oefenprogramma van elke individuele leerling/cursist te laten aansluiten bij zijn lees- en kennisniveau. Muiswerk Begrijpend Lezen 1 JV is naast elke lesmethode te gebruiken. Enige ervaring in het werken met de muis (aanwijzen, klikken, afrollen, slepen) is wel gewenst. Ontbreekt deze ervaring, dan is een korte instructie gewenst.
LAAGGELETTERDHEID Je kinderen voorlezen uit een spannend boek of een instructie lezen is voor velen de gewoonste zaak van de wereld. Voor veel anderen is het dat niet: anderhalf miljoen Nederlanders hebben veel moeite met lezen en schrijven. Zij zijn daardoor onvoldoende toegerust voor de eisen van de moderne kenniseconomie.
Een probleem van alle leeftijden Laaggeletterdheid is niet alleen een probleem van volwassenen: vaak begint het al op jonge leeftijd. Zo hebben jonge kinderen uit ‘taalarme’ gezinnen een taalachterstand van gemiddeld twee jaar, die zij gedurende hun schoolloopbaan vaak niet meer inlopen. Later, op de basisschool, heeft ongeveer tien procent van de leerlingen moeite met leren lezen. Na het basisonderwijs te hebben doorlopen, arriveren de leerlingen in het voortgezet onderwijs. Ongeveer een vijfde van de brugklasleerlingen blijkt onvoldoende in staat om de teksten die op school worden aangeboden, met
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
5
begrip te lezen. Veertien procent van de brugklasleerlingen beschikt over onvoldoende woordkennis. Net zoals het voortgezet onderwijs heeft ook het middelbaar beroepsonderwijs veel met laaggeletterdheid te kampen: De achterstand qua geletterdheid die eerder in de schoolloopbaan is opgelopen, zet zich door tot in het mbo. Volgens een onderzoek van CINOP beschikt ruim de helft van de mboleerlingen over onvoldoende taalvaardigheid Nederlands om op school en in de beroepspraktijk naar behoren te functioneren. Het onderzoek laat zien dat de taalvaardigheidsdeficiëntie zich manifesteert bij alle ROC’s, alle opleidingsniveaus en alle beroepsrichtingen. Zeven procent van de recente schoolverlaters (16 tot 19-jarigen) komt niet verder dan leesniveau 1. Bron: ‘Van A tot Z betrokken’ Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006 - 2010
KERNDOELEN In de kerndoelen voor Nederlands wordt aangegeven dat de schriftelijke vaardigheden een belangrijke rol innemen, maar dat ‘geletterdheid’ meer omvat dan de techniek van lezen en schrijven. Taalverwerving en taalonderwijs verlopen volgens het ministerie als het ware in cirkels: het gaat vaak om dezelfde inhouden, maar grotere complexiteit en een grotere mate van beheersing die vereist worden. De competenties van taalgebruikers zijn te typeren in vier trefwoorden: kopiëren, beschrijven, structureren en beoordelen. Kopiëren is zo letterlijk mogelijk nadoen; beschrijven is op eigen wijze toepassen van een vaardigheid; structureren houdt in op eigen manieren een ordening aanbrengen en beoordelen is reflectie op mogelijkheden en evalueren (www.minocw.nl).
6
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
NIVEAUS TAAL Bij taal zijn er 4 basisniveaus (F-niveaus) binnen het referentiekader. Deze niveaus zijn gekoppeld aan de volgende 4 momenten in de schoolloopbaan van elke leerling;
niveau 1F:einde van de basisschool; niveau 2F: einde van het vmbo (basisberoepsgerichte of kaderberoepsgerichte leerweg) en einde mbo-2 en mbo-3; niveau 3F: einde van de havo en einde mbo-4; niveau 4F: einde van het vwo. Om als volwassene goed te kunnen functioneren in de maatschappij is het nodig dat in ieder geval niveau 2F wordt gehaald.
ONTWIKKELING BEGRIJPEND LEZEN Omdat lezen en begrijpen niet hetzelfde zijn, spelen bij het cognitief verwerken van teksten naast het technisch lezen ook andere factoren een rol. Een belangrijk aspect van begrijpend lezen is bijvoorbeeld woordkennis. Zo’n 10% van de leerlingen/cursisten die problemen heeft met begrijpend lezen, heeft ook een te kleine woordenschat (Hacquebord 2005). En een tekst met meer dan 1% moeilijke kernwoorden (de belangrijkste woorden van zinnen) is niet meer te begrijpen. Hoewel woordkennis belangrijk is voor begrijpend lezen, is het geen voldoende voorwaarde voor deze vaardigheid; er komt meer bij kijken. Zo’n 10% van de brugklassers heeft wél een te kleine woordenschat, maar géén problemen met tekstbegrip (Hacquebord 2005). Deze leerlingen hebben waarschijnlijk compensatiemogelijkheden ontwikkeld voor hun beperkte woordenschat, bijvoorbeeld een goed inzicht in tekststructuren (Waar staat een samenvatting? Welke woord uit de zin en welke zin uit de alinea is het belangrijkst?), of extra goede vaardigheden in het afleiden van woordbetekenissen uit de context.
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
7
Bij begrijpend lezen spelen leesvaardigheden en intellectuele vaardigheden een rol. Intellectuele vaardigheden zijn bijvoorbeeld:
kennis van begrippen en van kleine betekenisverschillen tussen woorden; kennis van structuur in informatie; kunnen onthouden van gegevens; herkennen van logica en interne samenhang in een tekst; kunnen ordenen van gegevens; etc. (De Glopper, 1996)
De componenten van het begrijpend lezen, bevinden zich op drie niveaus (Huizenga, 2000):
het woord- of woordgroepniveau (moeilijke woorden en uitdrukkingen); het zinsniveau (de constructie van de zinnen); het tekstniveau (onderwerp, tekstsoort, structuur, stijl).
Of een tekst goed begrepen wordt, is afhankelijk van een aantal factoren, die samen het didactische model vormen voor onderwijs in begrijpend lezen:
De leessituatie, deze moet herkenbaar, betekenisvol en functioneel zijn. De lezer, deze moet het juiste leesdoel, de juiste leestechniek, leeshouding en voorkennis hebben. De lezer moet bovendien beschikken over voldoende leesvaardigheden (betekenis van woorden kunnen afleiden, relaties kunnen leggen, structuren herkennen, etc.). De tekst moet de juiste moeilijkheidsgraad hebben, een duidelijke opbouw, een goede stijl, een ‘verwerkbare’ lengte, etc. En tot slot kan ook de schrijver een rol spelen: ken ik zijn oeuvre, wat is zijn doelstelling, welke tactiek gebruikt hij?
DIDACTISCH MODEL BEGRIJPEND LEZEN In het didactische model voor begrijpend lezen staan de leesvaardigheden (punt 3) centraal (Robbe, 1998). Dat zijn vaardigheden die je als lezer moet gebruiken om een tekst goed te kunnen begrijpen. Ze zijn niet haarscherp van elkaar te onderscheiden en de volgorde waarin men ze gebruikt, kunnen 8
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
wisselend zijn en zijn bovendien afhankelijk van veel factoren. De tien vaardigheden zijn:
een tekst selecteren; een strategie bepalen voor het lezen van deze tekst; betekenis van woorden en woordgroepen achterhalen; relaties leggen binnen de tekst; relaties leggen buiten de tekst; structuur van de tekst herkennen; tekstsoort herkennen; onderwerp van tekst bepalen; doel van tekst vaststellen; de tekst beoordelen.
ad 1: In het leesonderwijs worden over het algemeen leesteksten zorgvuldig geselecteerd. Er wordt rekening gehouden met de technische moeilijkheid van de tekst , de belangstelling van leerlingen/cursisten en de kwaliteit van de tekst. ad 2: Als je een tekst hebt (uitgekozen), doet zich de vraag voor hoe je het lezen gaat aanpakken. Die aanpak heeft onder andere te maken met het leesdoel. In het onderwijs in begrijpend lezen wordt het leesdoel meestal bepaald door de bij de tekst gestelde vragen. Om het onderwerp van de tekst te bepalen, hoef je hem niet helemaal intensief te lezen. Voor een detailvraag moet je soms wel intensief lezen, maar alleen de alinea waar de vraag over gaat. ad 3: Het is belangrijk dat leerlingen/cursisten leren dat de betekenis van moeilijke woorden en woordgroepen vaak uit de tekst afgeleid kan worden. Dat is de belangrijkste manier van spontane woordenschatuitbreiding. Maar als het niet lukt die betekenis rechtstreeks af te leiden, moeten ze natuurlijk ook weten hoe je een woordenboek gebruikt. ad 4: Een goede lezer weet dat informatie die in de ene zin staat, vaak iets te maken heeft met de informatie in een andere zin. De schrijver schrijft in de meeste gevallen niet ‘zomaar’ iets op. Bij deze vaardigheid hoort ook het kunnen gebruikmaken van verwijswoorden in de tekst, die de interne verbanden duidelijk maken.
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
9
ad 5: Zonder kennis van ‘de wereld’ is geen enkele tekst te begrijpen. Helaas is de wereldkennis van leerlingen/cursisten nogal verschillend. Een goed gekozen tekst sluit aan bij de belevingswereld en de kennis van leerlingen/cursisten, waardoor elementen in de tekst begrepen kunnen worden. Over het algemeen wordt een tekst ook eerder begrepen wanneer die ‘voorkennis’ eerst geactiveerd wordt. ad 6: Leerlingen/cursisten moeten leren dat teksten vaak een duidelijke opbouw hebben. In de eerste zin wordt bijvoorbeeld iets beweerd, in de volgende zinnen wordt dat uitgelegd. Ze moeten ook leren dat een alinea-indeling meestal niet toevallig is, maar dat elke alinea een eigen deelonderwerp heeft en wat het verband is tussen die alinea’s. De verwijswoorden zijn ook daarbij weer belangrijk. ad 7: Er zijn verschillende soorten teksten, die vaak een eigen opbouw hebben. Een belangrijk onderscheid is dat tussen verhalende, informatieve en overtuigende teksten (bijvoorbeeld reclames of ingezonden brieven). Verschillende methodes hebben verschillende namen voor deze tekstsoorten. ad 8: Bij begrijpend lezen is een belangrijke vaardigheid het vaststellen van het onderwerp van de hele tekst, een alinea (belangrijkste zin), of een zin (kernwoord). Het thema van de hele tekst vaststellen kan bottom-up: eerst de hele tekst intensief doornemen, of top-down: alleen titel en inleiding lezen en tekst globaal doorkijken. De keuze voor de aanpak is onder andere afhankelijk van het leesdoel. ad 9: Leerlingen/cursisten moeten weten dat een schrijver altijd een doel heeft: wat wil hij met zijn tekst bereiken? Informatie geven? De lezer overhalen tot een bepaalde mening, of tot een bepaalde actie? De lezer iets laten beleven (spanning, sensatie)? ad 10: De laatste vaardigheid die bij begrijpend lezen een rol speelt, is het vellen van een oordeel over de tekst. Dat oordeel kan over alle aspecten van de tekst gaan: hoe hij geschreven is, of de argumentatie klopt, of hij waar of niet waar is, of je er wat aan hebt, etc.
HET GEHEEL OF DE DELEN? Kun je het complexe leesproces opdelen in afzonderlijke vaardigheden? Tot op zekere hoogte is dit onderscheid kunstmatig, want bij het proces van lezen 10
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
worden verschillende vaardigheden tegelijkertijd toegepast. Een groot voordeel van het opsplitsen in deelvaardigheden is echter dat je daardoor de afzonderlijke vaardigheden leert onderscheiden en ook dat je ze afzonderlijk kunt oefenen. Dat maakt het leesproces overzichtelijker en geeft de mogelijkheid het leesonderwijs beter op te bouwen. Het beheersen van een aantal deelvaardigheden is ook absoluut noodzakelijk voor het complete proces van begrijpend lezen. Maar het totaalproces, het begrijpen van de tekst als geheel, is altijd het uiteindelijke doel. Deelvaardigheden moeten daarom altijd te zijner tijd weer geïntegreerd worden en de leerling/cursist moet leren verschillende deelvaardigheden tegelijkertijd toe te passen. Ook mag bij het trainen van deelvaardigheden de communicatie nooit uit het oog verloren worden. Tekstkeuze en de wijze van aanbieden moeten daarom zo goed mogelijk aansluiten bij het niveau, de behoeftes en interessen van de leerling/cursist. Bij het uitsplitsen van vaardigheden kun je onderscheid maken tussen:
vaardigheden vooraf (tekstkeuze, bepalen van strategie); vaardigheden op letterlijk niveau (betekenissen vaststellen, relaties leggen binnen de tekst); vaardigheden op afgeleid niveau (het inschakelen van kennis buiten de tekst); vaardigheden op kritisch niveau (een eigen oordeel geven over de tekst). Het aanbrengen van een volgorde is slechts ten dele mogelijk, maar in grote lijnen komt het erop neer dat het proces begint bij de lezer, dan verschuift naar de tekst, dan naar buiten de tekst en dan weer terug naar de lezer. Voor vaardigheden uit het volgende niveau heb je altijd de vaardigheden op het vorige niveau nodig.
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
11
DE COMPUTER IN HET LEERPROCES Bij het leren door middel van de computer neemt een computer de taak van de leraar (gedeeltelijk) over (Verhoeven, 1992). Argumenten VOOR automatisering van het leesproces zijn:
De mogelijkheid van precieze temporele controle, d.w.z.: - exacte timing van terugkoppeling; - terugkoppeling aangepast aan leerling; - aanpassing van het tempo van aanbieding. De registratie en interpretatie van de vorderingen: programma’s moeten door de leraar ‘toegediend’ worden en deze zal het effect ervan moeten evalueren.1
Onderwijskundige mogelijkheden van de computer zijn:
Adaptiviteit: De computer kan aard en het tempo van het lesmateriaal automatisch aanpassen aan het ontwikkelingsniveau van de leerling. Dat is een vorm van individualisering, los van de aandacht van de leraar. Responsiviteit: De computer kan veelvuldig bekrachtigend of correctief reageren op gegeven antwoorden. Diagnostische waarde: Antwoorden kunnen geregistreerd worden voor latere inspectie (wat in de praktijk helaas zelden gebeurt). Nabootsende kwaliteiten: De computer kan aanbieden wat gewoonlijk via een boek aangeboden wordt. Dat kan helpen bij de acceptatie van de computer als leermiddel. Vooral op dit terrein is er de laatste jaren veel vooruitgang. Motivationele waarde: Werken met de computer is voor veel leerlingen motiverend. Innovatieve waarde: De computer kan dingen aanbieden die via andere leermiddelen niet mogelijk zijn. Doelgroep
Uit een grote hoeveelheid onderzoek blijkt vlg. Verhoeven dat leraren weinig gebruikmaken van de output van programma's. 1
12
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
Muiswerk Begrijpend Lezen 1 JV is gemaakt voor (jong)volwassenen met een laag leesniveau (1F of lager). De inhoud van de teksten is afgestemd op dit leesniveau, maar ook op de belevingswereld van jongeren/ volwassenen. De teksten hebben een eenvoudige woordkeus, een eenvoudige structuur en een beperkte lengte. De nadruk ligt op fictionele teksten, met een herkenbare schrijver.
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
13
STRUCTUUR In Begrijpend Lezen 1 JV de volgende deelvaardigheden aan de orde:
informatie reproduceren; informatie afleiden (moeilijke woorden); antecedenten van voornaamwoorden benoemen; chronologie van een verhaal vaststellen; hoofd- en bijzaken onderscheiden; thema (onderwerp) vaststellen; doel van teksten bepalen.
Voorbeeld van een vraag bij een tekst op AVI-niveau M3-E3 (oud: AVI 2).
OEFENVORMEN In Muiswerk Begrijpend Lezen 1 JV wordt veel gebruik gemaakt van verschillende soorten meerkeuzevragen en daarnaast van de oefenvorm ‘Plaats woord in tekst’. In veel oefeningen is aandacht voor de ontwikkeling van woordkennis. De betekenis van woorden moet rechtstreeks uit de tekst worden gehaald en in hogere niveaus ook worden afgeleid uit de context. Teksten waarover vragen beantwoord zijn, komen bovendien meestal nog een keer terug in een zogenaamde ‘gatentekstoefening’ waarmee leerlingen/cursisten leren zinnen uit de behandelde tekst te reconstrueren door woorden op de juiste plaats te 14
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
zetten. Dit hergebruik van teksten bevordert de ontwikkeling van de woordenschat en de kennis van de opbouw van woordgroepen en zinnen.
Voorbeeld van een gatentekst. De tekst (AVI M4, oud AVI 4) is eerder aan de orde geweest in een meerkeuzeoefening. Er zijn toen vragen over beantwoord. In deze oefening gaat het om de reconstructie van zinnen in de tekst. Bij zo’n oefening hoort een spiekscherm waarin de leerling kan nakijken welk woord hij moet hebben.
FEEDBACK Een van de belangrijke voordelen van begrijpend lezen via de computer is dat er direct feedback gegeven kan worden op foute antwoorden en dat leerlingen tips kunnen krijgen, die helpen het juiste antwoord te vinden. Dat vergroot het leerrendement.
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
15
Als de leerling het niet weet, kan hij een TIP vragen.
Soms moet de betekenis van een moeilijk woord worden opgezocht in het Muiswerk Woordenboek. Om in dat woordenboek terecht te komen, klikt de leerling in het boekje onderin het scherm.
16
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
Het Muiswerk Woordenboek bevat niet alleen informatie over betekenissen, maar ook over uitspraak en vervoegingen.
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
17
DIAGNOSE Het basisprincipe van de meeste Muiswerkprogramma’s is dat een diagnostische toets de leerling stuurt naar oefenmateriaal dat aansluit bij de gemaakte fouten. De toets kan herhaald worden en eventueel leiden tot opnieuw oefenen.
ADAPTIEVE INSTAPTOETS In Muiswerk Begrijpend Lezen 1 JV wordt de toets om te beginnen gebruikt om het instapniveau te bepalen. De toets bevat 96 vragen, maar deze komen nooit allemaal tevoorschijn, want de toets is adaptief. Als de vragen te moeilijk worden, stopt het programma en wordt weergegeven wat het instapniveau is. Soms zijn extra vragen nodig om dit niveau vast te stellen. Die komen dan tevoorschijn. Het instapniveau is het niveau waarop het beantwoorden van de vragen nog redelijk goed lukte. Het adaptieve ssysteem zorgt ervoor dat leerlingen/cursisten net iets boven hun niveau beginnen, waardoor ze maximaal profijt hebben van het programma. Leerlingen die vanaf het instapniveau het programma doorgewerkt hebben, kunnen de toets opnieuw doen en daarna verschijnt als output het behaalde niveau. Op die manier kan worden nagegaan in hoeverre er sprake is geweest van ontwikkeling, van groei.
LEERLINGEN/ CURSISTEN MET LEESPROBLEMEN De teksten die bij het programma horen, zijn ingesproken. Het is daardoor mogelijk het programma ook te gebruiken voor leerlingen/cursisten die problemen hebben met technisch lezen. Ook zijn er mogelijkheden om het lettertype van de teksten te vergroten. In de online versie werkt het als volgt: Om het Muiswerkscherm te vergroten gebruikt u Ctrl + (of om te verkleinen Ctrl -). Zodra een oefening opgestart wordt waarbij de tekst uitgesproken kan worden dan verschijnt de knop met het luidsprekertje in beeld.
18
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
INHOUD Zoals gebruikelijk in Muiswerkprogramma’s is bij Begrijpend Lezen 1 JV uitgegaan van rubrieken, maar in dit geval zijn deze gebaseerd op de AVItekstniveaus die bij het aanvankelijk lezen worden onderscheiden, en ook op de inhoud van de vragen in oplopende moeilijkheidsgraad. In korte en overzichtelijke uitlegschermen, die ook worden voorgelezen, krijgt de leerling/cursist de nodige instructie en wordt aandacht besteed aan de volgende leerstof: titel, onderwerp, illustratie, volgorde van zinnen, voorspellen van informatie, alinea’s, woordenboekgebruik, verwijswoorden, omgaan met moeilijke woorden, soorten teksten, voorbeelden.
Uitlegschermen zijn altijd kort en overzichtelijk. De tekst wordt voorgelezen. Dit is een uitleg over alinea en onderwerp.
Het bestand Muiswerk Begrijpend Lezen 1 JV bestaat uit 96 oefeningen, een adaptieve instaptoets en twee diagnostische/evaluerende toetsen, één voor oud-AVI 1 t/m 4 en één voor oud-AVI 5 t/m 8. De instaptoets kan aan het begin van de oefenperiode gebruikt worden om het beginniveau te bepalen. De diagnostische/evaluerende toetsen aan het eind van de periode als afsluitende toets, en eventueel - als de resultaten te wensen overlaten - voor het inluiden van een nieuwe oefenronde. In totaal bestaat dit lesbestand uit 1700 opgaven en wordt gewerkt met tientallen teksten. Er zijn 143 uitlegschermen. Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
19
In het lesbestand komen in oefeningen en toetsen woorden uit zestien verschillende rubrieken aan de orde (A t/m P), waarbij per twee rubrieken één tekstniveau is gebruikt: van AVI-1 start M3 (oud AVI-1) t/m AVI-M6-E6 (oud AVI-8). Hoe de oefeningen over de rubrieken verdeeld zijn ziet u hieronder.
RUBRIEKEN EN OEFENINGEN BEGRIJPEND LEZEN 1 Rubriek Z Toetsen
A niveau AVI start-M3 [oud 1]
B niveau AVI start-M3 [oud 1]
C niveau AVI M3-E3 [oud 2]
D niveau AVI M3-E3 [oud 2]
E niveau AVI E3 [oud 3]
F niveau AVI E3 [oud 3]
20
Oefening 1 Instaptoets 2 Deeltoets AVI 1 t/m 4 3 Deeltoets AVI 5 t/m 8 1 Roos - 1 2 Roos - 2 3 De kok - 1 4 De kok - 2 5 Kees en de vis - 1 6 Kees en de vis - 2 1 Mijn huis - 1 2 Mijn huis - 2 3 Man op de maan - 1 4 Man op de maan - 2 5 Mijn lot - 1 6 Mijn lot - 2 1 De fiets van Kim - 1 2 De fiets van Kim - 2 3 Een kaart voor mij? - 1 4 Een kaart voor mij? - 2 5 De tuin van Jos - 1 6 De tuin van Jos - 2 1 De lange brief - 1 2 De lange brief - 2 3 Ook in de bouw - 1 4 Ook in de bouw - 2 5 Een harde klap 6 Waar is Kaan? 1 De inbraak - 1 2 De inbraak - 2 3 Ziek van meloen - 1 4 Ziek van meloen - 2 5 Het haar van Lina - 1 6 Het haar van Lina - 2 1 De storm - 1 2 De storm - 2 3 Een sterke man - 1 4 Een sterke man - 2 5 Eerste zin raden
Type Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze
Uitleg Opgaven 1 variabel 1 24 1 24 1 10 2 10 1 10 2 12 1 10 2 12 1 10 2 14 1 10 2 14 1 10 2 14 1 10 2 15 1 12 2 16 1 12 2 16 1 12 2 16 1 12 2 16 1 10 1 11 1 12 2 16 1 12 2 16 1 12 2 16 1 13 2 16 1 12 2 16 1 12
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
G niveau AVI M4 [oud 4]
H niveau AVI M4 [oud 4]
I niveau AVI E4 [oud 5]
J niveau AVI E4 [oud 5]
K niveau AVI M5 [oud 6]
L niveau AVI M5 [oud 6]
M niveau AVI E5 [oud 7]
N niveau AVI E5 [oud 7]
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
6 Laatste zin raden 7 Lisa 1 Weer naar school - 1 2 Weer naar school - 2 3 Vakantie - 1 4 Vakantie - 2 5 Je bent een kanjer - 1 6 Je bent een kanjer - 2 1 De kameleon - 1 2 De kameleon - 2 3 Help! - 1 4 Help! - 2 5 Jetta's feestje - 1 6 Jetta's feestje - 2 1 Een mes - 1 2 Een mes - 2 3 Samenwonen - 1 4 Samenwonen - 2 5 Zuinig zijn - 1 6 Zuinig zijn - 2 1 Verliefd - 1 2 Verliefd - 2 3 Onze druktemaker - 1 4 Onze druktemaker - 2 5 Pepernoten bakken - 1 6 Pepernoten bakken - 2 1 Sinterklaas - 1 2 Sinterklaas - 2 3 Leugenaar - 1 4 Leugenaar - 2 5 Alarm - 1 6 Alarm - 2 1 Vuurwerk 2 Slaapwandelen - 1 3 Slaapwandelen - 2 4 Pleegkind - 1 5 Pleegkind - 2 1 Nooit meer vlees - 1 2 Nooit meer vlees - 2 3 Ingesneeuwd - 1 4 Ingesneeuwd - 2 5 Gepest op het werk - 1 6 Gepest op het werk - 2 1 Op schoolreis - 1 2 Op schoolreis - 2 3 De woonboot - 1 4 De woonboot - 2
Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord
1 1 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 2 2 1 2 2 2 2 2 1 1 1 2 1 2 2 2 3 2 2 2 1 1 2 2 2 1 1 1 2 2 1 1 1 1 1
12 11 12 16 12 18 12 18 12 20 14 20 14 20 16 20 16 20 16 20 16 20 16 20 10 15 16 20 16 20 17 20 12 16 20 16 20 15 20 18 20 18 20 18 20 18 20 21
O niveau AVI M6-E6 [oud 8]
P niveau AVI M6-E6 [oud 8]
5 Een ongeluk - 1 6 Een ongeluk - 2 1 Duiven melken - 1 2 Duiven melken - 2 3 De marathon - 1 4 De marathon - 2 5 Loos alarm - 1 6 Loos alarm - 2 1 Een nieuwe kans - 1 2 Een nieuwe kans - 2 3 Bungeejump gaat mis - 1 4 Bungeejump gaat mis - 2 5 Domino - 1 6 Domino - 2
Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Plaats woord
2 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
15 20 18 20 18 20 18 20 18 20 14 16 20 20
Het Muiswerkprogramma Begrijpend Lezen 1 JV richt zich op het ontwikkelen van begrijpend lezen via deelvaardigheden die in een computerprogramma worden getraind. Dat kan - zoals hierboven beschreven - grote voordelen hebben. Bij het programma hoort het Muiswerk Woordenboek, waarin moeilijke woorden desgewenst kunnen worden opgezocht.
22
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
TOT SLOT Er is vanuit het voortgezet onderwijs en volwassenenonderwijs veel vraag geweest naar oefenprogramma’s op een laag niveau voor begrijpend lezen. We hebben er in onze uitgeverij ook met veel inzet en plezier aan gewerkt. De eerste reacties zijn enthousiast. We hopen dat ook uw leerlingen/cursisten met plezier met het programma werken en hun vaardigheid in begrijpend lezen daadwerkelijk verbetert. Aarzel niet om uw bevindingen aan ons te mailen! LITERATUUR Aarnoutse, C. 1992. Tekstgericht onderwijs in begrijpend lezen. In: Handboek Lees- en schrijfdidactiek. Glopper, K. de, 1996. Lezen gebaat bij stimulering intellectuele vaardigheden. In: Didactief, januari. Hacquebord, H. en B. Stellingwerf, 2005. Woordenschattoets: een taal- of een leesprobleem, of beide? In: TOON, jrg. 7 no 10, p. 20-23. Huizenga, H. 2000. Aanvankelijk en technisch lezen. Groningen. Robbe, R., 1998. Begrijpend lezen. In de serie Taal & Didactiek, WoltersNoordhoff, Groningen. Verhoeven, L. (red.) (1992). De computer in het leerproces. Handboek voor lees- en schrijfdidactiek.
Lesstof Begrijpend Lezen 1JV
23