Lespakket ‘Wintereten’ Achtergrond informatie Inleiding Ook in de wintermaanden zijn de schappen bij de groenteboer rijkelijk gevuld. Veel van deze groenten zijn niet afkomstig uit Nederland maar worden vanuit de hele wereld ingevlogen. De sperziebonen die er dan te koop zijn komen bijvoorbeeld uit Egypte of Kenia. Enige tientallen jaren geleden was het winkelaanbod gedurende de winter een stuk minder groot. De schappen waren dan gevuld met de zogenaamde wintergroenten als winterpeen, boerenkool, prei en spruiten. Deze groenten kunnen goed tegen de vorst, van boerenkool en spruiten werd dan ook gezegd dat: ”De vorst er over moest gaan” en waren goed te bewaren. Als men ook in de winter meer variatie op de tafel wilde hebben moest er in de ”rijke” periode verzameld, gedroogd, ingemaakt of gezouten worden. Heden ten dage kan men ook in de winter zomergroenten kopen en toch staan er in de winter vaker stamppotten en dergelijke op de tafel! Met dit pakket willen we een relatie leggen tussen eten, koude en verbranding.
Wat heeft het lichaam nodig? In het vorige pakket is hieraan uitgebreid aandacht besteed: •
Eiwitten, vooral bouwstof
•
Vetten, vooral brandstof
•
Koolhydraten, vooral brandstof
•
Water, vooral bouwstof
•
Mineralen (zouten), vooral bouwstof
•
Vitamines, vooral bouwstof
De vetten zijn vooral bedoeld als brandstof en bij het verbranden leveren ze energie voor het functioneren van ons lichaam. Ook voor het op peil houden van onze lichaamstemperatuur in een koude omgeving is dit vet van groot belang. Een gram vet levert negen kilocalorieën aan energie. Dat is meer dan twee keer zoveel als een gram eiwit of koolhydraten levert. Vooral in het verleden was het hebben van een voldoende voorraad lichaamsvet een voorwaarde om de lange, koude winter te doorstaan. In die tijd werd de zomer, en vooral de herfst, gebruikt om voorraden voor de winter aan te leggen. Granen, vruchten en vooral noten werden verzameld. In noten zitten relatief veel vetten, ze zijn goed te bewaren en dus uitermate geschikt als wintervoedsel.
Over energie en energieleveranciers. Wanneer we het hebben over de verbrandingswaarde van voedsel hebben, wordt er vaak gesproken over calorieën, de eenheid voor energie of warmte. De eenheid wordt aangegeven met cal. (zoals een meter wordt aangegeven met m). Een calorie is de hoeveelheid energie die nodig is om 1 gram water 1 graad Celsius te verwarmen. Dat is erg weinig, daarom spreek men van kilocalorie: kCal (zoals kilometer km is) het 1000-voud van calorie. Een kcal is dus de hoeveelheid energie die nodig is om 1 liter water 1 graad Celsius te laten stijgen. In de volksmond wordt kcal gebruikt als ‘Calorie’. Calorie is echter een oude eenheid. Met de invoering van het SI stelsel wordt er een andere eenheid gebruikt namelijk Joule (spreek uit “zjoel”). In de voedingswaardeberekening wordt steeds vaker kJ gebruikt in plaats van kcal waarbij 1 kcal = 4,184kJ. Normaal gebouwde, geen zwaar werk verrichtende mannen hebben ongeveer 2500 kCal per dag nodig, vrouwen ongeveer 2000kCal. Voor kinderen in de basisschoolleeftijd geld voor jongens 1500 kcal voor kleuters tot 2200 kcal in de bovenbouw. Voor meisjes geldt van 1400 kcal tot 2100 kcal. Dit lijkt relatief veel in relatie tot het lichaamsgewicht maar er gaat heel veel energie naar de opbouw van het lichaam.
Koolhydraten zijn dé energieleveranciers van ons lichaam. Koolhydraten of suikers worden tijdens de vertering in ons lichaam opgenomen. Koolhydraten worden door planten tijdens de fotosynthese gevormd uit water (H2O) en koolstofdioxide of koolzuurgas (CO2). Mensen en dieren verbranden deze suikers voor de energie waardoor er weer water en koolzuurgas ontstaat. Wanneer er meer koolhydraten opgenomen worden in een lichaam dan nodig is, worden de ze omgezet in vet en opgeslagen in het lichaam. Dit vet is bedoeld als reservevoedsel voor wanneer er een tekort aan koolhydraten zou ontstaan. Voor organismen in een koude omgeving is het vet tevens een prima isolatiemiddel. Dieren in de winter Dieren in de winter hebben te maken met gevaren als verhongering of bevriezing. Hiervoor hebben ze verschillende overlevingsstrategieën. Zo bouwen ze in de herfst een vetreserve op, leggen ze een wintervoorraad aan (eekhoorn, hamster, gaai en ekster), vliegen naar een warm land (trekvogels), gaan in winterslaap of winterrust en zoogdieren krijgen een wintervacht . Voor dieren die een winterslaap houden is het belangrijk dat ze een voldoende vetreserve kunnen opbouwen die gedurende de winter verbruikt wordt om de lichaamprocessen op minimaal niveau te kunnen uitvoeren. Egels zoeken een schuilplaats, muizen en mollen kruipen in hun holletje onder de grond, de vleermuis in een grot (bunker), schildpadden kruipen in de modder, slangen onder stenen en kikkers op de bodem van de vijver. In bebouwde gebieden gaan muizen meestal niet in winterslaap, maar gaan zij in de huizen op zoek naar voedsel en warmte. Zij hebben maar een hele kleine opening nodig om naar binnen te kruipen. Veel koudbloedige dieren (insecten, vissen) verstijven en lijken bijna dood. Tijdens deze periode dalen de hartslag, de ademhaling en de lichaamstemperatuur om het energieverbruik zo laag mogelijk te houden. Insecten die in kolonies leven en als volk overwinteren, zoals de honingbij, slapen gedurende de winter niet. Zij bevinden zich in de winter in het nest en vormen daar een bol. Door het laten trillen van de
spieren wekken ze de warmte op die noodzakelijk is om in leven te blijven. Het opgeslagen voedsel, honing, levert hiervoor de benodigde energie. Voor alle op deze wijze overwinterende dieren geldt dat ze in de zomer en vooral de herfst voldoende voedsel, brandstof, moeten kunnen verzamelen. Een slechte zomer kan resulteren in een tekort gedurende de winter. Andere dieren gaan in winterrust. Bij zacht weer wordt de rust onderbroken voor het opnemen van voedsel. De lichaamstemperatuur daalt niet en de ademhaling en hartslag blijven normaal. Voorbeelden hiervan zijn eekhoorntjes, dassen, marmotten en ijsberen Trekvogels verruilen Nederland gedurende de winterperiode voor een ander land, omdat er voor hen niet voldoende voedsel is. Geen insecten in de winter, door sneeuw en ijs onbereikbaar gras of dicht gevroren sloten zijn redenen om weg te trekken. Deze dieren noemen we zomergasten. De ooievaar, de zwaluw en de reiger zijn hier voorbeelden van. Het verruilen van Nederland gedurende de winterperiode zien we vooral bij trekvogels. Het verdwijnen van het voedsel is hiervoor de basis. Geen insecten in de winter, door sneeuw en ijs onbereikbaar gras of dichtgevroren sloten zijn voor vogels redenen weg te trekken. Voor hen geldt natuurlijk ook dat dit alleen mogelijk is als ze in de periode voor de winter genoeg hebben kunnen opvetten om de vaak lange reis naar het zuiden te maken. Vogels die wel tijdens de winter blijven schakelen vaak over op ander voedsel.
Wintergasten Dit zijn vogels, die in ons land komen overwinteren en juist uit koudere streken komen. Hier kunnen ze genoeg eten vinden. De brandgans, de rotgans, de pestvogel, de smient en de koperwiek zijn voorbeelden van wintergasten.
Standvogels Deze vogels blijven het hele jaar in Nederland, zoals de merel, de huismus, de winterkoning, de kauw en koolmees. Deze laatste is een voorbeeld van een dier dat overschakelt op ander voedsel. Van insecten en rupsen in de zomer, gaat hij over op zaden in de winter. Koolmezen bijvoorbeeld eten gedurende de zomer vooral rupsen en insecten maar schakelen in de winter over op zaden. Koolmezen zijn dan ook veel geziene vogels op de vetbollen (filmpje) en de pindaslingers.
Jaarvogels Jaarvogels zijn vogels die het hele jaar in ons land te zien zijn. Dit kunnen dus standvogels zijn, zoals hierboven beschreven. Het kunnen ook vogelsoorten zijn, waarvan de groep zomergasten (geheel of gedeeltelijk) trekt en vervangen wordt door noordelijke wintergasten. De roodborst, zanglijster en de wilde eend zijn voorbeelden van jaarvogels.
Wintervacht De vacht van zoogdieren verandert in de herfst in een wintervacht. Deze vacht is dikker en zorgt ervoor dat het dier zijn eigen lichaamswarmte beter vast houdt.
Het natuurlijke vet dat in bijvoorbeeld in schapenwol zit, maakt dat de vacht waterafstotend is en het dier daardoor warm blijft. De structuur van schapenwol zorgt ervoor dat er veel lucht tussen de haren zit. Dit geeft extra warmte isolatie.
Verenpak Een goed verenpak beschermt een vogel tegen kou. Een veer geleidt de warmte slecht en houdt dus de warmte in het lichaam gevangen. Donsveren houden door hun bouw een laagje lucht rond het lichaam vast. Ook lucht is een slechte warmtegeleider. Zo zorgen zij samen voor een goede warmte-isolatie. Dekveren liggen dakpansgewijs over de donsveren en zorgen er zo voor dat water van de veren afstroomt. Bij watervogels, zoals de eend, heeft het dier over de veren een extra vettig laagje gepoetst, zodat ook bij het zwemmen de veren droog blijven en de vogel het niet koud krijgt. Groenten, milieu en duurzaamheid In Nederland kunnen we maar in een bepaalde periode groente en fruit van de volle grond telen. Daarom wordt veel groente en fruit geïmporteerd of in kassen gekweekt. Vervoer per vliegtuig en verwarmen van kassen kost veel energie. Het gebruik van energie belast het milieu en veroorzaakt verzuring en luchtvervuiling. Het versterkt het broeikaseffect en draagt bij aan de uitputting van grondstoffen. Een voorbeeld: voor het invliegen van 1 kilo groente of fruit uit een ander continent, is een hoeveelheid energie nodig die vergelijkbaar is met 3 liter brandstof! Vervoer per vrachtauto vanuit Zuid-Europa of vervoer per schip vanuit andere continenten kost relatief weinig energie. Voor biologische producten wordt niet minder energie gebruikt. Het invliegen van biologische producten uit verre landen of het telen van biologische producten in een verwarmde kas kost evenveel energie als bij ‘gewone’ producten. De energie die nodig is om groente of fruit te telen, te vervoeren, te koelen, te verpakken en te distribueren, heet de indirecte energie van een product. De indirecte energie van Nederlandse groente en fruit van de volle grond is het laagst. Voor groente en fruit uit verwarmde kassen is wel tien keer zoveel energie nodig. Voor het invliegen van groente en fruit uit verre landen is de meeste energie nodig. Op www.milieucentraal.nl onder Voeding, vind je meer informatie over groente en fruit en wat zij betekenen voor het milieu.
Waar komt mijn eten vandaan? Wanneer je bij de groenteafdeling van de supermarkt bent, zie je daar heel veel verschillende soorten groente en fruit. Heel veel fruit en groente komt uit verre landen of wordt gekweekt in broeikassen. Veel mensen eten sla bij hun eten. Heel gezond en goed. Als het goed is, eet je elke dag vers fruit. Ook dat is gezond, er zitten vitamines in en voedingsvezels. Dat is heel goed om je darmen goed te laten werken en gezond te blijven. Omdat er koelkasten zijn, omdat er broeikassen zijn en omdat het vervoer over de wereld snel kan is dit allemaal mogelijk. Met koelkasten kun je eten dat snel bederft, lang goed houden. Met een diepvries kun je sommige voedingsmiddelen heel lang goed houden. Koelkasten waren vroeger alleen voor mensen met heel veel
geld. De koelkast van toen was de kelder waar het altijd redelijk koel was maar echt niet zo koel als een koelkast. Een diepvries is pas sinds de jaren 70 van de vorige eeuw in het huishouden. Broeikassen waren er al wat langer maar die werden verwarmd door de zon. Als het ’s winters koud was en de zon niet scheen was het in de kassen ook koud. Nu worden ze verwarmd met grote gaskachels. Vijftig jaar geleden werd fruit uit verre landen per schip gebracht. Wat nu per vliegtuig in een dag naar ons land wordt gebracht, duurde vroeger dat met het schip een week of langer. Bijvoorbeeld: De S.S. Rotterdam voer in 1960 in acht dagen naar New York. Met het vliegtuig duurt dat nu 8 uur. Wat een verschil! Natuurlijk wordt er nu ook nog heel veel fruit per schip vervoerd. Dat kan omdat er containers zijn die een koeling hebben. Rotterdam heeft niet voor niets een fruithaven. Dus omdat het vervoer over de hele wereld veel sneller gaat, omdat we planten kunnen houden die anders alleen in warme plaatsen op de wereld kunnen groeien, omdat groente en fruit gekoeld vervoerd kan worden en gekoeld opgeslagen kan worden, kunnen we heel veel vers voedsel van overal van de wereld het hele jaar door eten. Zodoende kun je het hele jaar door in de supermarkt vers fruit en verse groente krijgen. In de winter verse sla, tomaten en komkommers uit Nederlandse kassen. Met kerst aardbeien eten is pas iets dat de laatste jaren mogelijk is. In januari een lekker verse appel uit een Nederlandse boomgaard maar die tot die tijd in de koeling heeft gelegen of een sappige kiwi met het vliegtuig uit Nieuw Zeeland. Een lekkere banaan per schip uit Suriname, sinaasappels per vrachtauto uit Spanje. Sperziebomen uit Egypte.
Opdracht “Waar komt mijn eten vandaan.” Gebruik ook: http://groentefruit.milieucentraal.nl/groente-en-fruit-kalender/groente-en-fruit-kalender/zoeken/formulier http://www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-boodschappen/bewustboodschappenlijstje/waar-komt-jouwgroente-vandaan-.aspx
In de tijd van je opa en oma was dat allemaal anders. Toen kon je alleen de groente en fruit van het seizoen eten. In het vroege voorjaar was er niet zo veel behalve groente die je kon bewaren of groente die je kon bewerken om te bewaren. In het late voorjaar kwamen de eerste verse groenten en fruit. In de zomer was er volop groente. In de herfst veel fruit en noten. In de winter waren er groenten en noten. Mensen leefden veel meer van de dingen die de natuur op dat moment te bieden had. Als je kijkt wat de natuur in de verschillende seizoenen te bieden heeft, snap je dat de zomer en de herfst veel voedsel te bieden heeft. Dat is ook de periode dat veel dieren veel kunnen eten om voldoende reserve te hebben voor de winter. Dieren eten zichzelf dik en vet en sommige dieren maken voedselvoorraden. Wintereten Ondanks dat er in de winkel dus niet zoveel verschil meer is tussen zomer- en wintergroenten bestaat er toch nog zoiets als wintereten. Over het algemeen zijn dat de zwaardere maaltijden die bestaan uit voorheen typische wintergroenten
zoals boerenkool, winterpeen, spruiten, (droge) bonen en aardappeln, de stamppotten dus. Een stamppot met een geschiedenis is de stamppot van peen en uien, hutspot. Hutspot, een gerecht met een geschiedenis. Op 3 oktober 1574 verlaat een leger van 5.000 Spanjaarden de Lammenschans bij _Leiden Het leger vlucht in paniek voor het water wat door de Hollandse dijken stroomt. Een reddingsactie van de Prins van Oranje om het 2de beleg op Leiden te ontzetten. Een beleg dat de stad volledig uitgehongerd heeft. Een jongen, genaamd Cornelis Joppensz, sluipt de stad uit om te controleren of de Spanjaarden zijn vertrokken. De Lammenschans is volledig verlaten door de Spanjaarden. In hun haast lieten ze de pannen gevuld met wortelen, uien, vlees en pastinaken op het vuur staan. Dit zou men later hutspot noemen. In de ochtend van 3 oktober komen de Watergeuzen de stad binnen en brengen zij o.a. haring en wittebrood voor de bevolking van Leiden mee. Leiden is ontzet! Bij het woord hutspot denken we aan aardappelen, uien en penen. Maar het originele hutspot recept is gebaseerd op pastinaken en niet op aardappelen? De aardappel werd namelijk veel later in Nederland bekend en heeft toen de rol van de pastinaak overgenomen. Dit komt door de opmars van de aardappel als het voedsel van het volk. Tegenwoordig is de aardappel niet meer uit het recept voor hutspot te denken. Zoals de geschiedenis het al aangaf komt de Hollandse hutspot uit de omgeving van Leiden. Elk jaar viert men op 3 oktober nog steeds het ontzet met hutspot, haring en wittebrood. In Nederland denken wij bij hutspot al snel aan rookworst. Maar het vlees dat bij hutspot hoort is geen rookworst maar klapstuk. De klapstuk dient in stukken gesneden te worden en op de hutspot gelegd te worden. Dit geeft de originele smaak aan de hutspot. Aardappelen, winterpeen, uien en pastinaak zijn knollen (aardappel), bollen (ui) en wortels (winterpeen en pastinaak). Deze eetbare delen van de gewassen groeien onder de grond als strategie van de plant om de winter te overleven. Wanneer ze in de grond blijven zitten zullen ze in het voorjaar weer opkomen. Hieruit blijkt al dat deze planten hun energie opgeslagen hebben in deze ondergrondse delen van de plant. Energie voor planten zijn meestens koolhydraten. Koolhydraten zijn ook goed voedsel voor de mens. Deze gewassen kunnen eenvoudig geoogst worden en bewaard worden. In het slechtste geval zullen ze wat vocht verliezen en zacht en rimpelig worden. Bij het bereiden van het voedsel worden ze gekookt en zal dit absoluut geen probleem zijn. Bollen, knollen en wortels zijn dus uitgesproken bewaargroenten. Wanneer ze koel en donker opgeslagen worden kunnen ze tot in het voorjaar gebruikt worden. Toen de koelkast nog geen algemeen goed was, lagen de knollen, bollen en wortels gewoon opgeslagen in de schuur of de kelder.
Recept Hollandse Hutspot In de meeste geschiedenismethoden wordt in groep 7 de 80-jarige oorlog behandeld. Een leuke gelegenheid om de lessen over deze periode aan te kleden met een hutspotmaaltijd
Wat heb je nodig voor 4 personen:
1 kg aardappelen 1 kg winterpeen 500 gr uien 1 bouillonblokje Zout (naar smaak) Peper (naar smaak) Margarine (naar wens)
Bereiding: - Schil de aardappel en snij hem in stukken, spoel de aardappelen af en zet ze op het vuur met ruim water en laat het 20 minuten koken. - Ondertussen de winterpenen schoon borstelen en in repen snijden, de uien schillen en in stukken snijden. (Spoel de na het schillen maar voor het snijden af onder een stromende kraan, daardoor wordt het huilen minder) - Doe na 20 minuten koken de gesneden winterpeen, stukken uien en het bouillonblokje in de pan en laat het nogmaals 20 minuten koken. - Giet de pan voor een gedeelte af in een andere pan of schaal. (Het kookvocht is misschien nodig om de hutspot smeuïger te maken). - Stamp het geheel met een stamper door elkaar. Eventueel wat kookvocht toevoegen. - Voeg naar wens margarine toe en maak het geheel op smaak met peper en zout.
In de klas kan dit gegeten worden door het op een schoteltje te serveren. Het is een leuk idee om dit filmpje te bekijken tijdens het eten van de hutspot: http://www.youtube.com/watch?v=ZuOZQd5G99o http://www.bmicalculator.nl/?Dieet_Calculatoren:Calorieen_verbruik
Woorden en begrippenlijst voedsel, voeding energie, calorieën,vetten, duurzaamheid
Nuttige literatuur en websites Vogeltelling, op deze website kan het telformulier worden gedownload dat gebruikt kan worden bij het kijken en tellen van vogels, telformulier http://www.smaaklessen.nl/ http://www.calorieenverbranden.nl http://www.voedingscentrum.nl/nl.aspx http://www.broodaandebasis.nl/ http://www.voedselvoetafdruk.be/ Op de lescentra, de kinderboerderijen en de educatieve tuinen beschikt men over materialen die bij deze les gebruikt kunnen worden. Zo zijn er complete leskisten met materialen en instructies te leen. Indien u de ontbijtlessen wilt uitbreiden met lessen over de verschillende landbouwbedrijven die voedsel produceren, dan kunt u bij de onderstaande lescentra informeren naar het lenen van leskisten en lesmaterialen. •
CNME de Blijde Wei, Bergse Linker Rottekade 435, 3069 LV, Rotterdam. 010-4567616.
•
CNME Beestenboel, Zandweg 13, 3181 HX Rozenburg. 0181-217959
•
CNME de Bokkesprong, Tjalklaan 90, 3028 JK Rotterdam. 010-2622838.
•
CNME de Molenwei, Brammertstraat 10, 3084 RV Rotterdam. 010-4953020.
•
CNME de Kooi, Maeterlinckweg 85, 3076 GA Rotterdam. 010-4321871.
•
CNME de Wilgenhof, Ringdijk 76, 3054 KV Rotterdam. 010-4614940.
Zie voor informatie over deze service het "Jaarprogramma Basisonderwijs 2013-2014" van het cnme bij u in de buurt
Er zijn delen van deze les met toestemming overgenomen uit “Smaaklessen” van Voedingcentrum Nederland.