LESOPZET THEMA
OMGAAN MET ANDEREN
ONDERWERP
VRIENDSCHAP
Vrienden en vriendinnen zijn voor jongeren belangrijk. Adolescenten zijn op zoek naar een eigen plaats in een netwerk van sociale relaties. Die zoektocht verloopt niet zonder vallen en opstaan. Relaties aangaan, onderhouden en afbreken moet je leren. Waarden en normen en het ontwikkelen van sociale vaardigheden spelen hierbij een grote rol. Belangrijk is danook dat de persoonlijke meningsvorming van de leerling centraal kan staan, terwijl de leerling tegelijkertijd respect kan opbrengen voor andersdenkenden. Hierbij vindt een proces plaats van waardenverheldering, waardentoetsing en tenslotte waardenontwikkeling:. In eerste instantie gaat het erom dat de leerling vanuit zijn of haar waarden (gev oelens en ervaringen) aangeeft wat hij of zij van iets vindt en dit kan motiveren. Daarna worden de individuele keuzes en overwegingen geï nventariseerd en onderling met elkaar vergeleken (toetsing) en bediscussieerd. Tenslotte maakt de leerling de balans op: hoe kijk ik er nu tegenaan? Welke consequenties verbind ik daaraan (reflectie en gedrag). Belangrijk hierbij is of het gedrag ('doe-aspect) overeenkomt met het (nieuw) ingenomen standpunt.
LEERDOELEN De leerling kan aangeven wat vriendschap voor hem/haar betekent. De leerling kan aangeven hoe je voor een ander een vriend(in) kan of wil zijn. De leerling wordt zich bewust van zijn eigen zelfwaardering. (affectief) De leerling kan zijn of haar gevoelens bespreekbaar maken en eigen (on)zekerheden relati veren (affectief) De leerling kan eventuele problemen t.a.v. relaties en vriendschap bespreekbaar maken (praktisch) De leerling kan standpunten formuleren (praktisch) In deze les is het de bedoeling dat leerlingen nadenken over de betekenis van een vriend(in) (persoonlijke vriendschap) met betrekking tot de aspecten respect, acceptatie, zelfbevestiging en opbouw van een positief zelfbeeld. Er wordt aandacht besteed aan enkele sociale vaardigheden met betrekking tot het aangaan, onderhouden en verbreken v an relaties. Ook de minder plezierige kanten van vriendschap komen aan bod. Deze les is te plaatsen in een serie lessen over 'Omgaan met elkaar". Ik zou deze serie als volgt op willen bouwen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Oriëntatieles Basisles Basisles Basisles Basisles Oefenles Oefenles Toets
Omgaan met anderen Relaties Groepen om mij heen Kontakt Lichamelijk kontakt Meningen over vriendschap en relaties Meningen over vriendschap en relaties
(Tijdens mijn stage heb ik uit deze serie de basislessen gegeven. Heel leuk gegaan!)
1
KERNDOELEN Kerndoel 1: De leerlingen kunnen lichamelijke en sociaal-emotionele veranderingen in de puberteit bij zichzelf onderkennen en waarderen en - mede in relatie met anderen - hanteren. Kerndoel 3: De leerlingen kunnen het belang aangeven van de relatie met ouders en vrienden / vriendinnen
TIJDSPLANNING Totale lestijd : 50 minuten 0-5
Inleiding
5 - 15
Vragenlijst individueel laten invullen
15 - 30
Bespreken in groepjes
30 - 45
Klassikaal bespreken waarbij aandacht voor beëindiging van vriendschap
45 - 50
Afronding en huiswerk opgeven.
DE OPDRACHT VOOR DE LEERLINGEN
VRIENDSCHAP In deze opdracht bekijk je hoe je met vriend(inn)en omgaat. Ook bekijk je wat jij belangrijk vindt aan vriendschappen. Eerst vul je de test in. Daarna ga je met je groep de uitkomsten bespreken. Zo probeer je te bepalen wat jullie belangrijk vinden aan vriendschap. Ga als volgt te werk: A. B. C.
Vul de vragenlijst in. Bereken de uitslag van de test en bekijk voor jezelf of je het met de uitslag eens bent. (Bewaar de antwoorden goed, want die heb je nodig om het huiswerk voor de volgende les te kunnen maken.) Bespreek in je groepje de antwoorden van de vragen en probeer van elkaar te weten te komen waarom je bepaalde antwoorden gegeven hebt. Gebruik hierbij de volgende vragen:
2
1. 2. 3. 4. 5.
Welke twee vragen van de vragenlijst vinden jullie de beste? Welke drie vragen vinden jullie niet goed, omdat deze niets of weinig zeggen over de manier waarop me met vrienden omgaat? Probeer uit te leggen waarom je de vraag slecht vindt. Bedenk twee vragen die julie aan de test willen toevoegen. Welke twee dingen vinden jullie het belangrijkst bij vriendschap? De uitslag van de test zal voor iedereen verschillend zijn. Vinden jullie dat de uitslag van de test klopt met jullie mening over wat jullie zelf belangrijk vinden bij vriendschap? Leg je antwoord uit.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING BIJ DE MEERKEUZE-VRAGENLIJST.
In deze opdracht kijken de leerlingen hoe ze omgaan met vrienden. Door deze opdracht wordt duidelijk hoe belangrijk vrienden en vrienden voor de leerling zijn en wordt het voor de leerling duidelijk hoe anderen daarover denken. Belangrijk is de discussie die zal optreden bij het gezamenlijk bespreken van de vragen over de vragen.
Belangrijk: VRIENDSCHAP - .... - .... - ....
BIJ HET KLASSIKAAL BESPREKEN KERNPUNTEN VAN VRIENDSCHAPPEN NOTEREN OP HET BORD:
3
VRAGENLIJST 1.
Een vriend(in) leent vaak iets van je; hij/zij brengt het nooit uit zichzelf terug. Nu wil hij/zij je walkman lenen. Leen je je walkman uit? a. Je leent je walkman uit. b. Je zegt dat je walkman stuk is. c. Je leent je walkman niet uit en zegt waarom.
2.
Je weet iets van een vriend(in) wat eigenlijk nogal stom is, maar wel erg grappig. Bijvoorbeeld dat je vriend(in) laatst stiekem een windje wilde laten, maar door de diarree zijn/haar broek vol poepte. Wat doe jij met deze informatie? a. Het als en leuk verhaal vertellen b. Het wel vertellen, maar je zou de naam van je vriend(in) niet noemen c. Het aan niemand vertellen
3.
Een vriend(in) laat per ongeluk je gameboy stukvallen. Hoe reageer je? a. Je zegt dat je toch al aan een nieuwe toe was. b. Je wist dat je vriend(in) een nieuwe voor je koopt. c. Je laat hem/haar niets betalen, maar je zegt wel elke keer dat het stom is.
4.
Je beste vriend(in) heeft verkering gekregen met iemand die je helemaal niet ziet zitten. Wat doe jij? a. Zorgen dat je hem/haar niet meer tegenkomt. b. Niets doen, gewoon vriend(inn)en blijven. c. Zeggen dat je hem/haar liever niet meer wilt zien.
5.
Je beste vriend(in) stevent regelrecht af op een grote ruzie met een van de leraren. Wat doe je? a. De vriendschap stoppen. Je hebt geen zin om de kans te lopen ook ruzie te krijgen met die leraar. b. Met die vriend(in) eens praten over de situatie. c. Niets doen.
6.
Je beste vriend(in) moet: a. je alles vertellen. b. zelf weten wat hij/zij je wel en niet vertelt. c. je niet altijd lastig vallen met wat hem/haar bezighoudt.
7.
Je beste vriend(in) wil heel graag geld van je lenen. Jij hebt een spaarcentje.. Wat doe je? Je zou zeggen: a.. Hier heb je het geld. Ik ben blij dat ik je kan helpen. b. Ik kan toch ook altijd op jou rekenen. Vergeleken met wat jij voor mij hebt gedaan, is dit niets. c. Je had maar wat zuiniger moeten zijn, dan had je nu niet hoeven te lenen. Van mij krijg je niets.
8.
Je zou graag van een vriend(in) een overhemd lenen om aan te trekken naar een feest. Wat doe je? a. Er een beetje omheen draaien en hopen dat je vriend(in) begrijpt dat je het overhemd graag wilt lenen. Bijvoorbeeld door te zeggen: 'Dat blauwgroen overhemd van jou staat mij volgens mij ook heel goed. Het lijkt me te gek om die een keer naar een feestje of zo te dragen.' b. Vragen of je het overhemd mag lenen. c. Kijken of je zelf zo'n overhemd kunt kopen.
9.
Je beste vriend(in) heeft afschuwelijke kleren gekocht. Wat doe je? a. Zeggen dat je ze mooi vindt. b. Eerlijk zeggen wat je ervan vindt. c. Je mond houden.
10.
Je vriend(inn)en zijn (vind jij): a. slimmer dan jij. b. minder slim dan jij. c. net zo slim als jij.
Puntentelling Voor elk antwoord op de vraag krijg je een aantal punten. De volgende punten horen bij de antwoorden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
a=2 a=1 a=3 a=2 a =1 a=1 a=2 a=1 a=1 a=2
b=1 b=2 b=2 b=3 b=3 b=3 b=3 b=2 b=2 b=1
c=3 c=3 c=1 c=1 c=2 c=2 c=1 c=3 c=3 c=3
Tel het aantal punten op. Score tussen 21 - 30 punten: Je hebt niet zoveel vriend(inn)en. De vriend(inn)en die je hebt zijn hele goede. Score tussen 15 - 20 punten: Je hebt best wel leuke vriend(inn)en. Het probleem is dat je je eigen vriend(inn)en niet altijd even goed begrijpt. Score tussen 10 - 14 punten: Je vindt vriend(inn)en niet zo heel erg belangrijk.
VRAGEN WELKE IN KLASSEGESPREK VERWEVEN WORDEN DOOR DOCENT :
1.
a. b. c.
Hoe kan een ruzie een vriendschap sterker maken? Heb jij wel eens fors ruzie gehad met een vriend(in)? Hoe liep dat af? Had de ruzie gevolgen voor jullie vriendschap?
2.
Welke drie dingen doe je om bevriend te blijven met je beste vriend(in)?
3.
a. b. c.
Heb jij wel eens een einde gemaakt aan een vriendschap? Waarom deed je dat? Hoe heb je die vriendschap beëindigd?
DIDACTISCHE VERANTWOORDING:
1.
Meningsverschillen luiden niet onherroepelijk het einde in van een vriendschap, maar kunnen een vriendschap juist sterker maken, mits de verschillen niet te groot worden. Soms komt er toch een einde aan een vriendschap door verhuizing, verandering van school of plotselinge wisseling van vrienden. Meisjes kunnen ruzie maken over de vriendschap zelf, over de kwaliteit ervan, over loyaliteit en verraad. Onder jongens speelt rivaliteit als het gaat om de hiërarchie van de groep: echte ruzies zijn naar buiten gericht. Jongens betwisten met andere jongens hun territorium of hebben conflicten over meisjes.
Als docent kan je voorbeelden uit de klas naar voren laten komen van ruzies die wel en geen gevolgen voor de vriendschap hadden. 2.
Voorbeelden van vragen hierbij: Hoe houd ik contact? Hoe vergroot ik mijn kans op vriendschap, wat kan ik doen?
Vragen naar het effect ervan op de vriendschap en hoe de leerling reageert als er initiatieven afkomstig zijn van de vriend of vriendin zelf. Voorbeelden uit de klas laten komen. 3.
Bij deze vraag kunnen de leerlingen van elkaar horen dat vriendschappen vergankelijk kunnen zijn en dat vriendschappen zowel actief als passief beëindigd kunnen worden. Aandacht voor vragen als: - Op welke manier is of werd de vriendschap beëindigd (ontwijken, negeren, laten doodbloeden, eerlijk zeggen) - In hoeverre wordt er rekening gehouden met de gevoelens van de ander? - Hoe ga je om met gevoelens van teleurstelling ? (Is het ongekeerde ook wel eens voorgekomen?)
Belangrijk:
KERNPUNTEN VAN VERBREKING VAN VRIENDSCHAP OP BORD NOTEREN:
VERBREKING van VRIENDSCHAP door: - .... - .... - .... -
5
HUISWERK
1.
Hieronder zie je een lijst met eigenschappen. Probeer in de vijf-puntenschaal aan te geven over welke eigenschappen jij denkt te beschikken. Geef je een 1 dan geldt de eigenschap in de linkerkolom het meest voor jou, geef je een 5, dan geldt de eigenschap in de rechterkolom het meest voor jou. 2,3 en 4 zitten daartussenin.
2.
Nadat je deze ingevuld hebt ga je kijken naar de antwoorden van de meerkeuzevragen die je in de les gemaakt hebt. Kan je nu verklaren waarom je bepaalde antwoorden gekozen hebt? Schrijf dit op maximaal 1 kantje A-4 en leverdit de volgende les in.
Eigenschap
Ik maak gemakkelijk contact Ik heb veel zelfvertrouwen Ik ben vriendelijk Ik ben behulpzaam Ik ben ondernemend Ik ben rustig Ik ben knap (uiterlijk)
1
2
3
4
5
F F F F F F F
F F F F F F F
F F F F F F F
F F F F F F F
F F F F F F F
Eigenschap
Ik ben verlegen Ik heb geen zelfvertrouwen Ik ben onvriendelijk Ik ben niet behulpzaam Ik ben afwachtend Ik ben druk Ik ben niet knap (uiterlijk)
VEEL SUCCES !!
6
DIDACTISCHE VERANTWOORDING:
Deze (huiswerk)opdracht is bedoeld om leerlingen te laten nadenken over hun eigen zelfbeeld en dit in relatie te brengen met hun mening over vriendschap. Heel wat jongeren hebben immers niet zo'n positief zelfbeeld, hebben weinig zelfvertrouwen en voelen zich erg onzeker in het leggen van contacten.
7
DIDACTISCHE WERKVORM: HET KLASSEGESPREK Omschrijving:: Doel: Taak docent:
Kenmerken:
Mondelinge communicatie tussen leerlingen, waarbij de nadruk ligt op het doorgeven van persoonlijke ideeën, cq. ervaringen. Verkrijgen van informatie over kennis, inzicht, belangstelling en reactiepatronen van leerlingen. Gesprekspartner in een door hem of door de leerlingen ter sprake gebracht onderwerp en het toezien op een goed verloop van het gesprek. - het doel is procesgericht, bv: leren luisteren naar mening van andere, - kennis en inzicht worden toegepast in een gesprekssituatie, - het durven geven van een persoonlijke visie in de klas, het overwinnen van 'spreek-drempel-vrees. - interactie loopt rechtstreeks tussen de leerlingen. Ze luisteren naar elkaar en laten elkaar uitspreken - leerlingen zorgen zelf voor samenvatting van het gesprek. De grote lijnen worden aangegeven - bij de evaluatie (eindsamenvatting, afronding) wordt een overzicht van de discussie in zijn geheel gegeven; de docent probeert d.m.v. aantal opmerkingen over het verloop van het gesprek, de inbreng van de leerlingen, de meningsvorming ed. de discussie te evalueren
Bruikbaar: - peilen beginsituatie bij bv. introductie nieuw onderwerp of start van een les - bevorderen van creatief denken - bevorderen van een goed sociaal klimaat in de klas. De leerlingen komen in een open gesprek tot werkelijke communicatie. - evaluatie van gevolgd onderwijs, bv. de bespreking van een toets. Sterke kanten:
- bereiken van affectieve doelen - vrije spreken wordt bevorderd - er vindt socialisering plaats: rekening houden met elkaar, samenwerken ed.
Zwakke kanten:
- gespreksdiscipline van de klas vereist - leerlingen moeten uiteindelijk in staat zijn zelf een samenvatting te geven. Dit vraagt de nodige ervaring
Deze werkvorm is m.i. heel goed geschikt voor onderwerpen als 'vriendschap' en in het algemeen het thema 'omgaan met elkaar' (ik noem dit soort onderwerpen ook altijd 'praatonderwerpen'). Mits aan de voorwaarde dat je elkaar laat uitspreken en goed naar elkaar luistert wordt voldaan, krijg en de leerlingen de kans hun mening en standpunten te uiten. Als docent zet je je ogen en oren goed open en let je erop dat iedereen die zijn zegje wil doen hiervoor ook de kans krijgt. Bij het evalueren van zo'n gesprek vind ik het leerzaam de grote lijnen - al of niet door de leerlingen zelf aangegeven - op het bord te noteren. In deze les zijn dat bv. de 'kernpunten van vriendschap' en de 'kernpunten van verbreken van vriendschap'. De leerlingen nemen dit over in boek of schrift en hebben zo zelf toch iets op papier wat eventueel later nog eens teruggelezen kan worden.
8