BuitenWijs samen sterk in NME BuitenWijs brengt mensen actief met het buiten in aanraking, zodat zij wijs omgaan met hun eigen leefomgeving
Leskist THEMA-handleiding
Topvogels Groep 7 en 8
Dit is een NME – product van BuitenWijs. BuitenWijs is een samenwerkingverband, waarbij de gemeenten Houten, Lopik, Nieuwegein en IJsselstein samen sterk in NME zijn. BuitenWijs brengt mensen actief met het buiten in aanraking, zodat zij wijs omgaan met hun eigen leefomgeving. BuitenWijs Houten NME Houten Postbus 30 3990 DA Houten
[email protected] BuitenWijs IJsselstein Gemeente IJsselstein Postbus 21 3400 AA IJsselstein
[email protected] BuitenWijs Lopik Gemeente Lopik 3411 CH Lopik
[email protected] BuitenWijs Nieuwegein Gemeente Nieuwegein Postbus 1 3430 AA Nieuwegein
[email protected] Colofon Copyrights Jaar van uitgave Eindredactie Illustratie Grafische vormgeving Met dank aan
BuitenWijs – Topvogels
BuitenWijs 2013 Erna Bod, Tjeerd Mijnster, Nicky Mertens Olivier Rijken Maaike de Laat Eduniek / CED-groep
2
Inhoudsopgave
BuitenWijs – Topvogels
1
In het kort
4
2
Overzicht van de lessen
6
3
Beschrijving van de lessen
7
4
Achtergrondmateriaal
9
5
Bijlagen
34
3
1
In het kort Inleiding Vogels zijn overal, ook rond school en huis. Vogels vrolijken onze leefomgeving op, maar zijn ook nuttig. Ze eten insecten en verspreiden zaden. De vogels die we zien in lente, zomer, herfst of winter, zijn niet altijd dezelfde vogels. Sommige vogels, zoals de boerenzwaluw, broeden in de lente en zomer in boerderijen, maar trekken weg in de winter. Vogels uit het verre noorden of oosten, zoals de grauwe ganzen komen juist naar Nederland, omdat de winters hier milder zijn en er nog voldoende voedsel voor hen is. Dit verschijnsel doet zich ook voor met vogels binnen één soort. In Nederland zijn de roodborstjes in de zomer andere dan de roodborstjes in de winter. Vogels die trekken, komen onderweg gevaren tegen zoals jagers, woestijnen, zeeën, etc.. Vogelbescherming Nederland is één van de organisaties die vogels helpt door voedsel, veiligheid en broedgelegenheid te bieden. Wat kunnen leerlingen zelf voor vogels doen? Deze themahandleiding laat de leerlingen kennis maken met de vogels om huis heen en met trek- en standvogels door zelf actief op onderzoek te gaan. Doelgroep Groep 7 en 8 Leerdoelen De leerlingen: » kunnen minimaal vijf vogels noemen die in de schoolomgeving voorkomen. » kunnen de vogelgids hanteren om informatie verzamelen » kennen minimaal drie standvogels en drie trekvogels » kennen het verschil tussen een standvogel en een trekvogel » weten wat de vogeltrek inhoudt en waarom sommige vogels trekken. Aansluiting kerndoelen 40. De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
Duur van het thema De activiteiten zijn zo ontworpen dat ze gedurende een periode van 5 weken gelijkmatig verdeeld over de week aandacht vragen van de leerlingen.
Structuur Het thema is opgezet volgens een vaste structuur 1. Introductie 2. Voorkennis ophalen 3. Vooruitblik met lesdoelen 4. Onderzoeken en verwerken volgens doe denk doe model 5. Afsluiten/ evalueren
Overzicht van de geleverde materialen » » » » » »
BuitenWijs – Topvogels
1 opgezette vogel in vitrinekastje 16 Verrekijkers en 16 zoekkaarten en 16 onderleggers met knijpers of elastiek 2 Vogelringen en 2 vogelgidsen 16 cd-roms Vogelrijk 1 map met 22 gelamineerde informatiekaarten 2 vogelgidsen
4
Overzicht van de materialen waarvoor de school zelf zorgt Meerdere vogelgidsen Een vogelwaaier (vogelbescherming) » Voldoende computers » Enkele sets van vogelinfokaarten. » »
BuitenWijs – Topvogels
5
2
Overzicht van de lessen
WEEK 0 Voorbereiding voor de leerkracht
WEEK 1 1. Introductie 2. Voorkennis ophalen 3. Vooruitblik met doelen
WEEK 2 4.1 Roodborst: het jaar rond
WEEK 3 4.2 Jouw vogelwaaier
WEEK 4 4.2 Jouw vogelwaaier
WEEK 5 4.2 Jouw vogelwaaier 5. Afsluiting / reflectie: Wat heb ik geleerd?
BuitenWijs – Topvogels
6
Beschrijving van de lessen 1. Introductie Doel: Kinderen enthousiast maken voor het thema. Voorbereiding » ‘Roodborstje tikt…’opnemen in digibord » Op YouTube via google een filmpje kiezen bij dit liedje. Activiteit » Zingen van het lied (bijlage 2) » Groepjes laten bedenken/oefenen op welke manier het winters en zomers klinkt » Voor laten doen van elk seizoen. » Nazingen van elkaars versie.
2. Voorkennis ophalen Doel: Het doel van de voorkennis activeren is dat kinderen betrokken raken bij het onderwerp en voor de leerkracht is het doel dat de aanwezige voorkennis van de kinderen gepeild kan worden. Voorbereiding Per tafelgroep een set vogelkaarten. (bijlage 3) Activiteit 1. Welke heb je wel eens gezien? Kleur daar de naam geel van. 2. Naar welke vogels ga je speuren? Kijk in de vogelgids of je hem in de buurt kunt zien.
3. Vooruitblik met doelen Doel: De vooruitblik geeft kinderen overzicht over wat ze gaan leren. Het richt hen op wat belangrijk is om te onthouden en laat hen zien dat de opdrachten die ze gaan maken, de proeven die ze gaan doen, de onderzoeken allemaal gericht zijn op het bereiken van de leerdoelen. Kinderen worden zich bewust van wat ze gaan leren en hoe ze dat gaan doen. Ze zullen hierdoor de informatie beter verwerken en beter in staat zijn verbanden leggen. Laat de leerdoelen (bijlage 1) zien en bespreek de doelen. Hang de doelen goed zichtbaar op in de klas en reflecteer hier regelmatig op.
4. Activiteiten 4.1 De roodborst: het jaar rond Doel De leerlingen leren de roodborst kennen en maken kennis met het begrip vogeltrek. Voorbereiding Roodborstkaart (bijlage 4)voor elke leerling. Lees de achtergrondinformatie goed door. Activiteit 1. Als deel van de werktaak moeten de kinderen de kaart ‘maken’. Om de beurt langs de computer om op te zoeken.
BuitenWijs – Topvogels
7
2. Einde van de week geeft u les over vogeltrek: » Vogels zoeken een goede plek om te leven. » Gaat om temperatuur » Voorradig voedsel » Goede broedplek » Vogels die komen en gaan: trekvogels » Vogels die blijven: standvogels » Voorbeelden (uit de achtergrondinformatie!!) Opdracht Welke vogel op jouw vogelkaarten is een trekvogel? Kleur die rood. Kleur de standvogel groen.
4.2 Jouw vogelwaaier Doel De leerlingen leren minimaal 3 trek- en 3 standvogels kennen en onthouden Voorbereiding » waaierkaarten (zie voorbeeld bijlage 5-A5 maat) » ringetjes om kaarten te bundelen » vogeltijdschriften Activiteit Elke leerling kiest ten minste 3 trek- en 3 standvogels uit. Van elke vogel wordt een waaierkaart gemaakt: » Naam » Plaatje » Beschrijving » Waaraan makkelijk te herkennen » Trek- of standvogel Deze activiteit maakt deel uit van de taak voor b.v. 3 werkweken
5. Afsluiting/reflectie Wat heb ik geleerd? Doel De leerlingen controleren of zij de doelen hebben gehaald. Dat waren: De leerlingen: » kunnen minimaal vijf vogels noemen die in de schoolomgeving voorkomen. » kunnen de vogelgids hanteren om informatie verzamelen » kennen minimaal drie standvogels en drie trekvogels » kennen het verschil tussen een standvogel en een trekvogel » weten wat de vogeltrek inhoudt en waarom sommige vogels trekken. Activiteit » De leerlingen ‘overhoren’ elkaar in tweetallen. » De leerlingen zoeken een coach voor hun vogelwaaier. Deze geeft hen een compliment over de waaier en een tip om de waaier te verbeteren.
BuitenWijs – Topvogels
8
Achtergrondmateriaal
3
Standvogels, trekvogels en deeltrekkers De vogels in Nederland kunnen in verschillende groepen ingedeeld worden: standvogels, trekvogels en deeltrekkers. De trekvogels kun je weer onderverdelen in zomergasten en wintergasten. Standvogels blijven het gehele jaar in hetzelfde land en worden ook wel jaargasten of jaarvogels genoemd. Bijvoorbeeld de heggemus en het winterkoninkje, die zowel in de zomer als in de winter in ons land te vinden zijn. Het voordeel van op een vaste plek blijven is dat deze vogels eerder kunnen beginnen met broeden. Zomergasten zijn vogels die in het voorjaar en de zomer naar Nederland komen om hier te broeden. Nadat de jongen grootgebracht zijn, vertrekken deze vogels weer. Dit zijn bijvoorbeeld de boerenzwaluw en de nachtegaal. Wintergasten zijn vogels die in de herfst en de winter naar Nederland komen, omdat het in de landen waar zij hun jongen grootbrengen te koud is en ze daardoor niet genoeg voedsel kunnen vinden. Bijvoorbeeld de grauwe ganzen. Niet alle vogels zijn gemakkelijk in groepen in te delen. Zo zijn de kokmeeuwen en spreeuwen het hele jaar in Nederland. Echter, de spreeuwen en kokmeeuwen in de zomer zien zijn andere vogels dan die spreeuwen en de kokmeeuwen in de winter. Onze zomervogels trekken in de winter naar het zuiden. In de winter komen vogels uit het noorden en oosten naar Nederland. De spreeuw en de kokmeeuw zijn dus wintergast én zomergast. Deeltrekkers zijn de twijfelaars onder de vogels. Het roodborstje is er zo een! Omdat Nederland precies tussen het ijskoude noorden en het warme zuiden in ligt, blijven de helft van de roodborstjes in Nederland en andere helft van de roodborstjes trekken toch naar het zuiden zoals Spanje. Uit het noorden en oosten van Europa komen er weer andere roodborstjes vogels naar Nederland.
STANDVOGELS Kraai
TREKVOGELS Gierzwaluw
DEELTREKKERS Roodborst
•
•
•
Turkse tortel
Kokmeeuw
Blauwe reiger
Huismus
Ooievaar
Vink
Ekster
Boerenzwaluw
Merel
Boomklever
Wilde eend
Winterkoning
Meerkoet
Koolmees
Zilvermeeuw
Pimpelmees
Houtduif Kauw Spreeuw
Vogeltrek Onder de vogels in Nederland zijn veel trekvogels. Vogels trekken van het ene naar het andere gebied om ergens meer voedsel te kunnen vinden. Zo kunnen ze de winter doorkomen of in de zomer een plaats vinden waar ze hun jongen groot kunnen brengen.
BuitenWijs – Topvogels
9
De vogels die overdag trekken, oriënteren zich op de zon en de lijnen in het landschap, bijvoorbeeld langs de kust of langs een rivier. Nachttrekkers oriënteren zich op het punt van de zonsondergang, de sterren en de maan. Sommige soorten trekken iedere dag een korte afstand, anderen vliegen grote afstanden zonder te stoppen. Op de kaart staan de drie trekroutes van vogels van uit Europa naar midden Afrika. Alle trekvogels hebben voor hun reis extra energie nodig. Deze energie leggen ze vast in een vetreserve, die soms maakt dat ze twee keer zo zwaar worden.
Overzicht van veel voorkomende vogels in dorpen en steden.
VOGEL
LAND OF REGIO VAN BESTEMMING
AFSTAND (KM)
•
•
Ooievaar
Zuid-Spanje of West-Afrika
2.000 – 6.000
Boerenzwaluw
Oost- of Zuid-Afrika
8.000
Gierzwaluw
Zuid-Afrika
8.000
Roodborst
Uit Noord-Europa naar Nederland, uit Nederland naar Zuid-Europa
1.000-2.000
Blauwe reiger
Zuid-Europa, Zuidwest-Engeland of Zuid-Afrika
1.000-7.000
Vink
Frankrijk, Spanje, Zuidwest-Engeland
1.000-2.000
Merel
Spanje, Portugal, Zuidwest-Engeland
1.000-2.000
Wilde eend
Zuid-Europa
1.000-2.000
Meerkoet
Zuid-Europa
1.000-2.000
Zilvermeeuw
Naar verschillende streken, nooit heel ver
500-1.000
Houtduif
België, Frankrijk
500-1.000
Kauw
Uit Noord-Europa naar Nederland
1.000 -2.000
Spreeuw
Zuid - België, Frankrijk, ZuidwestEngeland
500-1.000
Kokmeeuw •
BuitenWijs – Topvogels
Spanje
1.000-2.000
10
Vogels ringen Om meer te weten te komen over de route die de vogels vliegen en waar ze overwinteren of juist gaan broeden, hebben onderzoekers bedacht de vogels te ‘ringen.’ De vogels worden in netten gevangen en krijgen een kleine ring om hun poot. Op deze ring staan letters en cijfers die aangeven op welke plaats en in welk land de vogel is geringd. Op verschillende punten langs de trekroute worden vogels opnieuw gevangen voor om afgelezen en geregistreerd worden. Ook als een vogel met een ring dood wordt gevonden, geeft het de onderzoekers informatie over waar de vogel was. Met deze gegevens zijn veel van de trekroutes bekend geworden. Bij het Vogeltrekstation in Heteren komen alle gegevens van geringde vogels binnen en worden ze onderzocht. Tegenwoordig wordt ook een chip in een vogel ingebracht om de route van de vogel nog preciezer in kaart te kunnen brengen. Dit heeft veel nieuwe informatie opgeleverd!. Voedsel Vogels die insecten eten, kunnen in de winter in de problemen komen. Als het kouder wordt, sterven veel insecten of ze kruipen diep weg om te overwinteren. Voor deze vogels zijn er twee manieren om de winter te overleven: wegtrekken naar warmere gebieden waar nog wel insecten leven of overschakelen op ander voedsel, zoals zaden en noten. Veel trekvogels kunnen niet omschakelen en blijven afhankelijk van insecten. Als zij in Nederland zouden blijven, zouden ze sterven van de honger. Veel vogels die wel in Nederland blijven, de standvogels, kunnen wel hun insectendieet omzetten in een zadendieet, zoals veel soorten mezen. Gevaren tijdens de vogeltrek Vogels zijn grenzeloos. Toch is niet ieder land even veilig voor vogels. Zo moeten vogels die in Nederland broeden en in Afrika overwinteren, elke keer de Middellandse Zee over zien te steken. Op zee is geen voedsel te vinden en geen plek om te rusten. In Afrika moeten vogels woestijnen over vliegen, waar ook weinig eten is. Ook moeten ze soms over hoge bergen, zoals de Alpen of de Pyreneeën, waar het onverwachts slecht weer kan zijn. Langs de route wordt ook veel op vogels gejaagd. En ook in de overwinteringsgebieden kan het voedsel opraken. Waar zien we de vogeltrek? Veel vogels trekken juist ’s nachts en zijn dan niet te zien. Vogels die overdag trekken zijn soms te zien. Vogels die een langere afstand vliegen, zie je soms hoog in de lucht voorbij komen. Je moet dan goed kijken, want het zijn stippen. De ooievaar en buizerds bijvoorbeeld, kunnen op grote hoogte lange afstanden afleggen door op de warme opstijgende lucht te glijden. Kleinere zangvogels zoals vinken stoppen eerder om weer iets te eten. Deze vogels zijn dan etend in de tuin te zien! Vogels helpen Vogelbescherming Nederland spant zich in voor het behoud van vogels in Nederland. Omdat veel vogels trekken, werken ze samen met organisaties en overheden in ander landen. In Nederland zetten ze zich in voor het behoud van leefgebieden, maar adviseren ze ook mensen over hoe ze vogels kunnen helpen. De brochure ‘Meer vogels in de tuin’ is gratis aan te vragen en staat vol met tips hoe u vogels in uw tuin helpt. Vogels hebben drie dingen nodig: voedsel en water, veiligheid en broedgelegenheid. In een tuin kan dit gerealiseerd worden door een combinatie van verschillende planten, bomen en struiken die vruchten dragen, insecten aantrekken en een veilige schuilplek en broedgelegenheid bieden. Daarnaast kunnen mensen nestkasten ophangen en bijvoeren.
BuitenWijs – Topvogels
11
1 MEREL
ALGEMEEN
VERSPREIDING GEBIED VOEDSEL BROEDPERIODE AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE OVERWINTERINGSGEBIED
HERKENNING LENGTE SNAVEL POTEN
BuitenWijs – Topvogels
De merel is de vogel die het meest voorkomt in Nederland. Omdat de merel zoveel in tuinen voorkomt, kent vrijwel iedereen deze zangvogel. Merels zijn luidruchtig. Als er een kat in de buurt is, waarschuwen ze met hun luide alarmroep andere dieren. Merels maken hun nesten in heggen, struiken en lage bomen. De nesten zijn vaak makkelijk te vinden waardoor veel eieren en jongen aan katten en kraaien ten prooi vallen. Ondanks die verliezen zijn de merels nog steeds zeer talrijk; ze compenseren dit natuurlijke verlies gewoon door veel jongen groot te brengen. Merels komen in bijna geheel Europa voor, maar alleen op plekken waar regenwormen zijn te vinden. Bos, park en tuin, stedelijk gebied. Wormen, insecten, bodemdiertjes, bessen en fruit. eind maart – juli 2 soms 3 legsels 4 tot 5 blauw groene eieren Grotendeels standvogel en doortrekkers uit NoordEuropa. Merels kun je het hele jaar door zien, maar een deel van de merels die in Nederland broeden, trekken in de herfst naar Zuidwest-Europa en Engeland. Uit noordelijkere landen komen dan merels naar Nederland om hier de winter door te brengen. Mannetje geheel zwart met opvallende gele of oranjeachtige snavel. Vrouwtje bruin. 24-29 cm geheel geel of oranjeachtig van kleur donkere poten
12
2 REIGER
ALGEMEEN
VERSPREIDING
GEBIED VOEDSEL BROEDPERIODE AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE OVERWINTERINGSGEBIED HERKENNING
LENGTE SNAVEL POTEN
BuitenWijs – Topvogels
Het is nauwelijks voor te stellen dat blauwe reigers vroeger bange vogels waren. Tegenwoordig zijn ze in elke stad te vinden en bezoeken ze vrijwel iedere tuin met een vijver. Blauwe reigers broeden van Spanje en Portugal tot aan de Poolcirkel en van Ierland tot Rusland. Sinds kort heeft de blauwe reiger zich ook in zuidelijk Italië gevestigd. Beken en meren, kust, moeras, oevers, plassen, rivieren, stad en dorp. Vissen, mollen, muizen, grote insecten, kikkers en jonge vogels. maart - mei 1 legsel 3 tot 5 eieren Geheel Europa. Gerichte trek naar Engeland vindt over zee plaats. De meeste blauwe reigers overwinteren in Nederland. Sommige blauwe reigers overwinteren in Engeland en vliegen dus over Noordzee of Kanaal. Lange nek, met krachtige spitse snavel. Staat hoog op de poten. In de vlucht valt de ingetrokken nek en uitstekende poten op. De vleugelslag is traag. 80 tot 102 cm lange, krachtige dolkvormige gele snavel lange poten
13
3 BOERENZWALUW
ALGEMEEN
VERSPREIDING GEBIED VOEDSEL BROEDPERIODE
De nesten van de boerenzwaluw worden bij voorkeur gemaakt in boeren schuren. Van april tot oktober verblijven deze trekvogels in Nederland, de winter wordt in Afrika doorgebracht. Eén zwaluw maakt geen zomer! Maar een hele groep zwaluwen die uit Afrika terugkomt, doet bij veel mensen de kriebels van het voorjaar ontstaan. De boerenzwaluw komt in geheel Europa voor, behalve in IJsland omdat daar weinig insecten te vangen zijn. platteland alleen insecten (vooral veel muggen) mei – juli, en soms nog een tweede legsel in september
AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE
2 of 3 legsels 4 tot 5 eieren De boerenzwaluw trekt in groepen pal naar het zuiden. In september en oktober kunnen grote groepen boerenzwaluwen gezien worden; deze vogels verzamelen zich voor de lange reis naar Midden-Afrika. OVERWINTERINGS- Uit ringonderzoek is gebleken dat de boerenzwaluwen GEBIED die in Nederland broeden vooral overwinteren in Westen Centraal-Afrika, ruwweg het gebied tussen Ivoorkust en Angola. HERKENNING Zeer opvallende vlucht. Scheert als een mes door het luchtruim. Opvallende lange staartpennen. De vorm van de staart heeft de vorm van een grote letter W. Rood voorhoofd en kin. Verder is de boerenzwaluw donkerblauw. LENGTE 17-21 cm SNAVEL kleine zwarte snavel POTEN kleine poten
BuitenWijs – Topvogels
14
4 BOOMKLEVER
ALGEMEEN
De boomklever dankt zijn naam aan het vermogen bomen zowel omhoog als omlaag te beklimmen. De vogel lijkt als het ware te kleven aan de stam, zonder te vallen. Boomklevers zijn holenbroeders en staan erom bekend de opening van hun broedholte te verkleinen door te 'metselen' met modder. VERSPREIDING Boomklevers komen voor in de gematigde delen van Europa; in het hoge noorden en uiterste zuiden komt de boomklever niet voor. GEBIED bos, park en tuin VOEDSEL insecten en hun larven en in de winter zaden en noten BROEDPERIODE Boomklevers beginnen eind april te broeden. AANTAL LEGSELS 1, soms 2 legsels AANTAL EIEREN 6 tot 9 eieren TREKROUTE Standvogel, trek niet. OVERWINTERINGS- De boomklever blijft in het eigen territorium. GEBIED HERKENNING Boomklevers hebben een grijze rug en een zwarte oogstreep. Op de flank roodbruin gekleurd. LENGTE 12 - 14,5 cm SNAVEL spits en dun POTEN Korte poten met relatief lange tenen, met lange nagels voor goede grip op boomschors; de staart wordt als derde pootje gebruikt bij het klimmen tegen een boom.
BuitenWijs – Topvogels
15
5 EKSTER
ALGEMEEN
Eksters staan er in de volksmond om bekend glimmende voorwerpen als sierraden en zilveren theelepeltjes te 'stelen' en naar het nest te brengen. Dit gedrag komt voort uit de nieuwsgierigheid van eksters; alles dat er 'anders' uitziet, wordt onderzocht en eventueel begraven onder enkele bladeren voor later gebruik. VERSPREIDING De ekster komt voor in bijna geheel Europa. Eksters komen ook volop voor in Azië en in Noord-Amerika. GEBIED Akkers, bos, stedelijk gebied, weiden (kleinschalig), weilanden (uitgestrekt) VOEDSEL Alleseter, van emelten, torretjes, kevers en wormen, zaden, bessen, knoppen, tot kadavers, eitjes, jonge vogels, maar ook afvalresten zoals patat en brood. BROEDPERIODE maart - mei AANTAL LEGSELS 1 legsel AANTAL EIEREN 5 - 8 eieren TREKROUTE Standvogel. OVERWINTERINGS- De ekster blijft het gehele jaar in het eigen territorium. GEBIED HERKENNING Zwart-wit verenkleed met lange staart. Ook zijn er metallic-kleuren te zien. LENGTE 40 - 51 cm, inclusief 20 - 30 cm lange staart SNAVEL stevige donkere snavel POTEN donkere poten
BuitenWijs – Topvogels
16
6 GIERZWALUW
ALGEMEEN
De huizen, kantoorgebouwen, hotels, kerken en andere bouwsels in de binnenstad van steden zijn voor de gierzwaluw net een rots vol met holtes. Sommige van die holtes zijn prima geschikt om in te broeden. Vaak zijn het de kieren tussen dakpannen en de tengels (panlatten) waarop deze rusten, bovenop hoge gebouwen. Gierzwaluwen houden er een heel bijzondere leefwijze op na. Ze slapen en paren in de lucht en komen alleen 'aan land' om te broeden. VERSPREIDING De gierzwaluw komt in geheel Europa voor. GEBIED stedelijk gebied VOEDSEL vliegende insecten BROEDPERIODE mei-juni AANTAL LEGSELS 1legsel AANTAL EIEREN 2 of 3 eieren TREKROUTE Gierzwaluwen zijn lange-afstandstrekkers die de winter doorbrengen in het grote gebied tussen Mali en Zaïre. Deze vogels trekken weg in zuidwestelijke tot zuidoostelijke richting. OVERWINTERINGS- Tropisch Afrika. Uit enkele ringmeldingen blijkt dat het GEBIED gebied tussen Mali en Zaïre belangrijk is als overwinteringsgebied. HERKENNING geheel donker en sikkelvormige vleugels LENGTE 17-18,5 cm SNAVEL kort, spits en dun POTEN Zeer korte poten, nauwelijks geschikt om te lopen.
BuitenWijs – Topvogels
17
7 HOUTDUIF
ALGEMEEN
Houtduiven staan als nummer 1 op de menulijst van roofvogels zoals de havik. Zelfs sperwers, toch kleine roofvogels, grijpen graag een jonge houtduif. Houtduiven vormen een bijzonder aantrekkelijke maaltijd. Zo is een mus een ‘koekje’ en een houtduif een ‘taart’ voor de havik. Bij het vliegen maken de houtduiven nogal wat kabaal. De vleugels klappen boven en onder het lichaam tegen elkaar! Soms stijgen de mannetjes bijna recht omhoog. Echte vliegkampioenen! VERSPREIDING Europa vormt het voornaamste verspreidingsgebied. De soort ontbreekt vrijwel nergens. GEBIED Akkers, bos, park en tuin, stedelijk gebied, weilanden (uitgestrekt). VOEDSEL Zaden, oogstresten, zaden van wilde planten, gevallen bessen en ander beschikbaar voedsel. In stedelijk gebied vaak rondslingerende etensresten. BROEDPERIODE maart – augustus AANTAL LEGSELS 3 per jaar AANTAL EIEREN 2 eieren, soms 1 ei TREKROUTE Houtduiven zwerven in de winter in grote groepen rond, in de buurt waar zij ook in de zomer leven. Een klein deel van de houtduiven trekt weg in zuidwestelijke richting. OVERWINTERINGS- De meeste houtduiven verblijven het hele jaar in GEBIED Nederland en zijn dus standvogel. Een deel van de houtduiven zijn trekvogel en trekken weg naar België en Frankrijk. HERKENNING Grootste duif. Witte vlek in de nek en een witte band op de vleugels, die goed zichtbaar zijn tijdens de vlucht, waardoor de soort op grotere afstand ook makkelijk te onderscheiden is van de stadsduif en holenduif. LENGTE lengte 38 - 43 cm SNAVEL korte gele snavel, met een rode basis POTEN korte roze poten
BuitenWijs – Topvogels
18
8 HUISMUS
ALGEMEEN
Huismussen horen zo bij het straatbeeld dat het zonder hen opeens opvallend saai is. Huismussen broeden graag bij elkaar: het zijn kolonievogels. VERSPREIDING De huismus komt in geheel Europa voor. In Italië en op Sardinië komt de Italiaanse mus voor: een aparte soort. GEBIED Akkers, cultuurlandschappen, park en tuin, weilanden (uitgestrekt). VOEDSEL Zaden, bloemknoppen, knoppen, brood, bessen, pinda's vetbollen en insecten. BROEDPERIODE eind maart - augustus AANTAL LEGSELS 2 tot 3 legsels AANTAL EIEREN 4 tot 6 eieren TREKROUTE Standvogel, trekt niet. OVERWINTERINGS- De huismus blijft het gehele jaar in het eigen territorium. GEBIED HERKENNING Mannetje heeft een grijs petje en een zwarte borst. LENGTE 14 - 16 cm SNAVEL Mannetje heeft een donkergrijze kegelvormige snavel, bij het vrouwtje is de snavel lichter en geliger van kleur. POTEN korte leverkleurige poten
BuitenWijs – Topvogels
19
9 KAUW
ALGEMEEN
VERSPREIDING
GEBIED VOEDSEL BROEDPERIODE AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE OVERWINTERINGSGEBIED HERKENNING LENGTE SNAVEL POTEN
BuitenWijs – Topvogels
Kauwen zijn holenbroeders, die het liefst in elkaars nabijheid leven, zonder een echte kolonie te vormen. Holle bomen en oude nesten van zwarte spechten zijn hun oorspronkelijke broedplaats. Maar ook schoorstenen en bosuilenkasten worden graag gebruikt als onderkomen. De band tussen een mannetje en vrouwtje kauw duurt een leven lang en de vogels zijn bijna altijd onafscheidelijk. Zelfs wanneer de vogels in groepen voedsel zoeken, zijn de afzonderlijke paartjes door hun gedrag te herkennen. Kauwen komen in heel Europa voor tot 'halverwege' Scandinavië. Vooral in Bulgarije komen veel kauwen voor: bijna de helft van alle kauwen in Europa. akkers, bos, park en tuin, stedelijk gebied, weiden (kleinschalig) Alleseter, van insecten, knoppen, zaden, tot patatresten en kadavers. april - juni 1 legsel 4 tot 6 eieren Standvogel, trekt dus niet. Nederlandse broedvogels zijn het gehele jaar hier ter plaatse. Scandinavische en Oost-Europese kauwen overwinteren onder andere in Nederland. Kauwtjes zijn zwart met een grijs achterhoofd. Zijn typische houding en loop doet denken aan een deftige heer. lengte 30 - 34 cm stevige, relatief korte donkere snavel donkere poten
20
10 KOKMEEUW
ALGEMEEN
In Nederland komen kokmeeuwen in alle provincies voor, maar de meeste leven langs de kust.. Kokmeeuwen zoeken erg graag naar voedsel op afvalstortplaatsen, havens, en andere industrieterreinen. In de winter verliezen de kokmeeuwen hun zwarte kap. Dan lijkt het net dat ze een koptelefoon op hebben.
VERSPREIDING
De kokmeeuw komt in geheel Europa voor. De grootste aantallen zijn te vinden aan de kusten van de Noordzee en de Oostzee.
GEBIED
Beken en meren, duinen, hoogveen, kust, moeras, oevers, park en tuin, plassen, rivieren, strand, vennen, wad, zee, weilanden.
VOEDSEL
BROEDPERIODE AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE
Hoewel kokmeeuwen bijna overal hun voedsel zoeken, zijn plekken met veel menselijke activiteit en de grote hoeveelheden afval die daarmee gepaard gaan erg populair. Gelukkig vinden kokmeeuwen ook nog steeds in echte natuurgebieden hun voedsel: het wad half april tot eind mei 1 legsel 2 tot 3 eieren Kokmeeuwen volgen op trek vooral de kust en rivieren, omdat deze gebieden hen voortdurend van voldoende voedsel kunnen voorzien.
OVERWINTERINGS- Kokmeeuwen uit noordelijke broedgebieden overwinteren in het Waddengebied en in andere delen van Nederland. Het GEBIED grootste deel van de Nederlandse broedvogels trekt naar West-Europese kustgebieden.
HERKENNING LENGTE SNAVEL POTEN
BuitenWijs – Topvogels
Opvallend zijn de witte voorvleugel en de donkerbruine kap in zomerkleed. 35 tot 39 cm In zomerkleed donkerrood, rest van het jaar bruinrood met zwart. donkerrood (zomerkleed) of bruinrood (winterkleed)
21
11 KOOLMEES
ALGEMEEN
VERSPREIDING GEBIED VOEDSEL BROEDPERIODE AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE OVERWINTERINGSGEBIED HERKENNING LENGTE SNAVEL POTEN
BuitenWijs – Topvogels
Het is misschien wel het bekendste vogeltje van Nederland: de koolmees. Vrijwel iedereen die een nestkast in de tuin heeft hangen kan wel bijna rekenen op de aanwezigheid van deze geel-groen-zwarte acrobaat. Mannetje en vrouwtje lijken sterk op elkaar, maar zijn toch goed te onderscheiden. Mannetjes hebben namelijk een flinke brede zwarte stropdas over de borst hangen, terwijl dat bij de vrouwtjes slechts een dun sjaaltje is. De wintersterfte is door gul gegeven vetbollen en pindanetjes lager dan in een natuurlijker situatie. Maar het is natuurlijk een prachtig gezicht om zo'n behendige koolmees aan een mezenbol te zien bungelen. Koolmezen komen wijd verspreid door Europa voor. Bos, park en tuin, stedelijk gebied. Rupsen, andere kleine insecten en zaden. half april tot eind mei 1 of 2 legsels per jaar 8-13 eieren De koolmees is een standvogel en trekt niet. Nederlandse koolmezen overwinteren in Nederland. Opvallend geel-groen-zwart verenkleed met zwart ‘das’. 13,5 - 15 cm spitse snavel loodgrijs
22
12 MEERKOET
ALGEMEEN
VERSPREIDING GEBIED VOEDSEL BROEDPERIODE AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE
Waar voldoende water is, daar leven meerkoeten. Er is geen park, kanaal of sloot zonder een paartje meerkoeten. In laag Nederland komen wel veel meer meerkoeten voor dan in hoog Nederland. In het broedseizoen zijn de zwarte vogels echte kemphanen. Het territorium wordt onder het slaken van een schelle strijdkreet met snavel en poten verdedigd tegen hun buren, waarbij het er fel aan toegaat. Van oorsprong zijn meerkoeten echte moerasvogels. Aan de tenen zitten lobben die het mogelijk maken dat deze vogel kan lopen over waterplanten. De meerkoet komt in geheel gematigd Europa en Azië voor. Beken en meren, moeras, oevers, park en tuin, plassen, rietland en ruigte, rivieren, stedelijk gebied, vennen Meerkoeten zoeken hun voedsel op en rond het water: insecten, slakken, visjes, waterplanten, zaden en gras. eind maart-juli 2 tot 3 legsels 7 tot 10 eieren Standvogel, trekt niet. In de winter vormen meerkoeten wel grote groepen.
OVERWINTERINGS- Meerkoeten die in Nederland broeden, brengen de winter meestal ook in Nederland door. Vogels uit noordelijker GEBIED streken ontpoppen zich meer als trekvogels en reizen heen en weer naar Midden- en Zuid-Europa om te overwinteren.
HERKENNING LENGTE SNAVEL POTEN
BuitenWijs – Topvogels
Geheel zwart lichaam met een witte snavel en voorhoofd. 36-42 cm spits en wit grijsgroen met gelobde tenen
23
13 OOIEVAAR
ALGEMEEN
VERSPREIDING
Oost-Europa en Spanje herbergen de grootste aantallen ooievaars. In Polen bijvoorbeeld, zijn ooievaars een echt kenmerkend in het landschap. Zoals het in Polen te zien is, was het vroeger in Nederland ook zo. Ooievaars zijn echte liefhebbers van een warm tot gematigd klimaat; in koudere gebieden worden ze niet of nauwelijks aangetroffen.
GEBIED VOEDSEL BROEDPERIODE
graslanden, oevers, weiden (kleinschalig)
AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE
OVERWINTERINGSGEBIED HERKENNING LENGTE SNAVEL POTEN
BuitenWijs – Topvogels
Met weinig vogels heeft de mens zo'n sterke band als met de ooievaar. Het is dan ook de enige grote en opvallende vogelsoort die eeuwenlang in dorpen en steden broedt! Volksverhalen over de ooievaar als brenger van geluk en nieuw leven maken duidelijk, dat het een graag geziene gast is. Bijna was de ooievaar zo goed als verdwenen uit Nederland. De Vogelbescherming startte met succes een reddingsprogramma. In 2007 waren er in Nederland 600 paren ooievaars! De toekomst voor de ooievaar lijkt daarmee veilig gesteld.
gevarieerd dieet van insecten, kleine zoogdieren en kikkers eind maart-juli 1 legsel 4 tot 5 eieren Nederlandse ooievaars volgen vooral de trekroute via Spanje en maken via Gibraltar de oversteek naar Afrika (de westelijke route). De meeste andere (vooral Oost-Europese) ooievaars maken gebruik van de oostelijke route, via Turkije en Israël. Tropisch (West-) Afrika Onmiskenbare zwart-witte vogel met rode snavel en poten. lengte 70 tot 90 cm lang, rode snavel lang en rood
24
14 PIMPEL MEES
ALGEMEEN
Evenals de koolmees is de pimpelmees een bosvogel, die zich heeft aangepast aan de menselijke omgeving. Ook hij broedt graag in nestkasten en komt in de winter dicht bij huis, bungelend aan vetbollen en pindanetjes. Pimpelmezen zijn behendige buitelaars die zelfs op de dunste twijgjes nog voedsel kunnen zoeken. Ze stellen niet veel eisen aan hun leefomgeving en zijn dan ook in steden en grote plaatsen te vinden in tuinen en parken. VERSPREIDING Daar waar bossen zijn, komen pimpelmezen voor. De Europese verspreiding van de pimpelmees volgt dan ook precies de verspreiding van bossen: boomloze gebieden komen niet in aanmerking voor bewoning door pimpelmezen. GEBIED Bos, park en tuin, stedelijk gebied. VOEDSEL Insecten, spinnen, bladluizen, nectar, zaden en pinda's. BROEDPERIODE eind maart - juli AANTAL LEGSELS 2 tot 3 legsels AANTAL EIEREN 8 tot14 eieren TREKROUTE Bijna alle pimpelmezen van Nederland zijn standvogel en trekken dus niet; In de winter zwerven de pimpelmezen in groepen door dorpen en steden. OVERWINTERINGS- Veel Scandinavische pimpelmezen trekken naar onze GEBIED regio, veel Nederlandse pimpelmezen blijven hier en sommige pimpelmezen zwerven naar België en Frankrijk. HERKENNING acrobatische , vrolijke mees, met een helder blauw petje LENGTE 10,5 - 12 cm SNAVEL kleine donkere snavel POTEN donkergrijze zangvogelpootjes
BuitenWijs – Topvogels
25
15 ROODBORST
ALGEMEEN
Terwijl je in de tuin bezig bent, kijken roodborsten nauwlettend toe of er in de omgewoelde aarde iets eetbaars te vinden is. Tegen soortgenoten zijn zowel mannetje als vrouwtje daarentegen heel agressief en verdedigen zomers en 's winter fel hun territorium. Ze tonen daarbij de rode borstveren. Veel van onze roodborsten trekken in de winter naar Frankrijk en Spanje. Vanuit Noord-Europa komen grote aantallen naar Nederland. VERSPREIDING Slechts daar waar het écht koud en onbeschut is, laten roodborsten het afweten. Behalve dus in hooggebergte, op arctische toendra's en andere boomloze oorden zijn roodborsten in geheel Europa aan te treffen. GEBIED Bos, park en tuin, rietland en ruigte, stedelijk gebied. VOEDSEL Insecten, spinnetjes en andere kleine diertjes BROEDPERIODE april - juli AANTAL LEGSELS 2 legsels AANTAL EIEREN 5 - 7 eieren TREKROUTE De trekvogel trekt binnen Europa. OVERWINTERINGS- Veel van onze roodborsten trekken in de winter naar GEBIED Frankrijk en Spanje. Vanuit Noord-Europa komen grote aantallen naar Nederland. HERKENNING oranje/rode borst LENGTE 12,5 - 14 cm SNAVEL kleine spitse snavel POTEN korte zangvogelpootjes
BuitenWijs – Topvogels
26
16 SPREEUW
ALGEMEEN
Spreeuwen zijn net als mezen echte holenbroeders. Ze nestelen in natuurlijke holtes in bomen, in nestkasten maar ook in huizen en gebouwen. Spreeuwen tasten de bodem van weilanden en grasvelden af op zoek naar insectenlarven. Van heinde en verre vliegen deze spreeuwen in kleine groepen naar vaste slaapplaatsen. In het najaar komen er vanuit Noord en Midden-Europa vele spreeuwen naar onze omgeving. Rond de slaapplaatsen vormen zich dichte “wolken” van duizenden spreeuwen. Deze synchroon zwenkende zwermen zijn een spectaculair schouwspel. VERSPREIDING Spreeuwen komen in heel Europa voor, maar mijden het Iberisch Schiereiland, Corsica en Sardinië en ZuidGriekenland. GEBIED Bos, graslanden, park en tuin, stedelijk gebied, weiden (kleinschalig) VOEDSEL Voornamelijk insecten, insectenlarven, maar in de wintermaanden ook fruit, zoals appels en bessen. BROEDPERIODE half april - juni AANTAL LEGSELS 1 tot 2 legsels AANTAL EIEREN 5 tot 8 eieren TREKROUTE over en in Europa OVERWINTERINGS- De spreeuwen die in de zomer in Nederland leven, trekken GEBIED rond oktober naar het zuiden van Spanje. De spreeuwen die we daarna in Nederland zien, komen voornamelijk uit het noorden van Rusland. HERKENNING Donkere vogel rechtop de poten staand. Op de borst witte stippels. Leeft in groepen. Zijn vrij luidruchtig, zo ook de jonge spreeuwen in nest. LENGTE 19 - 22 cm SNAVEL spitse snavel; geel in het broedseizoen, daarbuiten donker grijs/zwart. POTEN leverkleurige korte pootjes
BuitenWijs – Topvogels
27
17 VINK
ALGEMEEN
Vinken leven vrijwel overal waar bomen groeien. Hagen, houtwallen, singels, bossen, tuinen en parken: vinken komen vrijwel overal voor. De zang van de vink is de bekende 'vinkeslag'. Er werden (en worden) zelfs wedstrijden gehouden met vinken in gevangenschap: de vink die het meest zijn lied zingt, wint de wedstrijd. VERSPREIDING Slechts de boomloze delen van Europa zijn vinkenloos. GEBIED bos, park en tuin VOEDSEL zaden, noten, insecten en knoppen BROEDPERIODE april - juli AANTAL LEGSELS 2 legsels AANTAL EIEREN 3 eieren TREKROUTE over en in Europa OVERWINTERINGS- Nederland, België, Engeland, Frankrijk en Spanje vormen GEBIED het belangrijkste overwinteringsgebied voor vinken. HERKENNING De meest opvallende kenmerken van de vink zijn de twee witte vleugelstrepen, bij zowel het mannetje als vrouwtje. LENGTE 14 - 16 cm SNAVEL korte kegelvormige grijze snavel POTEN korte pootjes
BuitenWijs – Topvogels
28
18 WILDE EEND
ALGEMEEN
De wilde eend is zonder twijfel de bekendste watervogel. Het mannetje, de woerd, is de enige eendensoort die twee gekrulde staartveren heeft. Het mannetje is prachtig gekleurd, het vrouwtje gaat meer gecamoufleerd door het leven. Het is dan ook het vrouwtje dat op de eieren zit, verscholen in de oevervegetatie of een hooiland. Eendenkroos heeft zijn naam niet voor niets gekregen, het wordt graag gegeten. VERSPREIDING De wilde eend komt in vrijwel heel Europa voor, behalve op IJsland, Scandinavië en Rusland. GEBIED Beken en meren, graslanden, moeras, oevers, park en tuin, plassen, rivieren, stedelijk gebied, vennen. VOEDSEL Waterplanten, grassen en kleine waterdiertjes en eendenkroos. BROEDPERIODE februari - augustus AANTAL LEGSELS 2 tot 3 legsels per jaar AANTAL EIEREN 6 tot 10 eieren TREKROUTE over en in Europa OVERWINTERINGS- Wilde eenden die in Nederland broeden zijn GEBIED voornamelijk standvogels. Wilde eenden uit noordelijker streken trekken wel naar het zuiden, wanneer het koud begint te worden. HERKENNING Meest voorkomende eend in sloten en vijvers, waar met hun kop onder water zoeken naar voedsel. LENGTE 50 tot 60 cm SNAVEL brede platte snavel POTEN oranje poten met zwemvliezen
BuitenWijs – Topvogels
29
19 WINTERKONING
ALGEMEEN
Het verhaal gaat dat de winterkoning, die toen nog geen winterkoning heette, bij een wedstrijd om het koningschap der vogels op een slimme manier won. De vogels besloten een wedstrijd te organiseren en de vogel die het hoogst kon vliegen zou koning worden. De winterkoning schatte zo in dat hij kansloos was, tenzij hij een list verzon. Hij verstopte zich in de veren van de arend en toen de arend niet meer hoger kon komen, begon de winterkoning aan zijn vlucht. Sindsdien houdt hij van trots zijn staartje omhoog. VERSPREIDING Op het hoge noorden na ontbreekt de winterkoning nergens in Europa. GEBIED Bos, oevers, park en tuin, rietland en ruigte, stedelijk gebied. VOEDSEL Kleine insecten, rupsen, spinnetjes, larven en zaadjes. BROEDPERIODE half april - juli AANTAL LEGSELS 2 legsels AANTAL EIEREN 5 tot 7 eieren TREKROUTE Standvogel in Nederland, dus trekt niet. OVERWINTERINGS- De winterkoningen blijven in hun eigen territorium. GEBIED HERKENNING Klein, bol vogeltje met opstaande staart. Vliegt met snelle vleugelslagen laag boven de grond van struik naar struik. LENGTE 9 - 10,5 cm SNAVEL klein spits insectensnavel POTEN fijne pootjes
BuitenWijs – Topvogels
30
20 ZILVERMEEUW
ALGEMEEN
Zilvermeeuwen zijn veel voorkomende vogels van de kust en het binnenland. De jonge zilvermeeuwen zien er totaal anders uit dan de volwassen vogels. Jonge zilvermeeuwen zijn overwegend bruin. Zowel de jonge als de oude vogels hebben roze poten. Zilvermeeuwen zijn koloniebroeders. In duingebieden maken ze hun nest op de grond. Deze nesten zijn gemakkelijk te vinden door vijanden als ratten en vossen, waardoor het broedsucces vaak erg laag is.
VERSPREIDING
In Europa komt de zilvermeeuw voor in het noordwesten, hoofdzakelijk langs de kust. In Finland en Zweden broedt de zilvermeeuw echter ook volop in het binnenland.
GEBIED VOEDSEL
Kust, stedelijk gebied, wad, zee, duinen, graslanden, strand. Zilvermeeuwen zijn alleseters, met een natuurlijk menu van zeebanket, regenwormen, emelten, insecten en jonge vogels. Dit menu wordt aangevuld met menselijk afval als brood, patat en etensresten die verzameld worden op vuilstortplaatsen.
BROEDPERIODE eind april - juni AANTAL LEGSELS 1 legsel AANTAL EIEREN 3 eieren Zilvermeeuwen trekken vooral langs de kust, maar vliegen ook TREKROUTE over zee naar de Britse Eilanden.
OVERWINTERINGS Zilvermeeuwen blijven voor het overgrote deel in de omgeving van hun broedgebied, maar kunnen grote omzwervingen maken. -GEBIED HERKENNING Grote meeuw met roze poten en gele snavel. Volwassen vogels hebben een witte kop, witte staart en onderlichaam en grijze vleugels en rug. De vleugelpunten zijn zwart. Jonge zilvermeeuwen zijn geheel grijsbruin van kleur.
LENGTE SNAVEL POTEN
BuitenWijs – Topvogels
lengte 54 - 60 cm stevige gele snavel met rode vlek roze poten met zwemvliezen
31
21 ZWARTE KRAAI
ALGEMEEN
VERSPREIDING GEBIED VOEDSEL BROEDPERIODE AANTAL LEGSELS AANTAL EIEREN TREKROUTE
Kraaien eten zaaigoed, waardoor zij een grote schadepost zijn voor de boeren. Kraaien eten gelukkig ook veel emelten, die schadelijk zijn voor landbouwgewassen. Kraaien zijn dus nuttig en schadelijk. Kraaien vertonen opvallend intelligente gedragspatronen. Ze maken veel soorten geluiden waarmee zij ‘praten’. Ook gebruiken zij gereedschap om problemen op te lossen. De zwarte kraai komt bijna overal voor in West-Europa. Akkers, bos, park en tuin, stedelijk gebied, weiden. Alleseter: kadavers, zaden, noten, knoppen, insecten, zwerfafval, noem maar op. maart – juni 1 legsel 3 tot5 eieren Standvogel die niet trekt.
OVERWINTERINGS- De zwarte kraai komt het hele jaar voor in zijn GEBIED territorium. In de winter vormen kraaien groepen die zwerven door een gebied. HERKENNING Een kraai heeft een geheel zwart verenkleed. LENGTE lengte 44 - 51 cm SNAVEL donkere krachtige snavel POTEN donkere poten
BuitenWijs – Topvogels
32
22 TURKSE TORTEL
ALGEMEEN
Voor 1950 broedden er geen turkse tortels in Nederland. Het is nauwelijks voor te stellen hoe snel de uitbreiding van deze vogel uit de Balkan landen zich heeft voltrokken. Dat komt doordat turkse tortels tot wel 5 broedsels per jaar groot kunnen brengen. De jongen uit het eerste legsel doen een paar maanden later zelf al weer mee aan de voortplanting. Er zijn weinig of geen vogels die zich zo snel kunnen vermenigvuldigen. Je ziet Turkse tortels bijna altijd met z'n tweeën. Als een verliefd stel draaien ze om elkaar heen. Vandaar dat verliefde mensenstelletjes ook wel tortelduifjes worden genoemd. VERSPREIDING Inmiddels heeft de soort geheel Europa veroverd, met uitzondering van Noord-Scandinavië en IJsland. GEBIED Park en tuin, stedelijk gebied VOEDSEL Graan, onkruidzaden en vruchten. BROEDPERIODE half februari tot november AANTAL LEGSELS 2 tot 3 legsels, soms nog meer! AANTAL EIEREN 2 tot 3 eieren TREKROUTE De turkse tortel is een standvogel die niet trekt. OVERWINTERINGS- De turkse tortel is het hele jaar door in zijn territorium te GEBIED vinden. HERKENNING Licht beige grijs verenkleed, met een zwart-witte nekband. LENGTE lengte 31 - 34 cm SNAVEL relatief korte donkere snavel. POTEN leverkleurige poten
BuitenWijs – Topvogels
33
4
BuitenWijs – Topvogels
Bijlagen
34
4.1
Bijlage 1: Leerdoelen We leren …om minimaal vijf vogels te noemen die in de schoolomgeving voorkomen …om de vogelgids te gebruiken om informatie te verzamelen …minimaal drie standvogels en drie trekvogels …het verschil tussen een standvogel en een trekvogel …wat de vogeltrek inhoudt en waarom sommige vogels trekken
BuitenWijs – Topvogels
35
4.2
BuitenWijs – Topvogels
Bijlage 2: Lied
36
4.3
Bijlage 3: Vogelkaarten
Welke vogel heb je wel eens gezien? Kleur de naam in de lijst.
BuitenWijs – Topvogels
37
En van deze kaart? Welke heb je wel eens gezien?
BuitenWijs – Topvogels
38
4.4
Bijlage 4: Roodborst kaart De roodborst in de zomer en in de winter. Zoek ‘roodborst’ op in de Wikipedia.
Noteer hier enkele kenmerken van de roodborst.
En met name waardoor je het hele jaar rond een roodborst in de tuin hebt.
BuitenWijs – Topvogels
39
4.5
Bijlage 5: Lege waaierkaart Naam vogel
Plaatje
Beschrijving
Waaraan te herkennen
Trek- of standvogel
Interessante informatie
BuitenWijs – Topvogels
40