Lesideeën en Werkbladen NEMO Leerkrachtenclub Studiemiddag 13 april 2016
NEMO Leerkrachtenclub studiemiddag
Lesideeën en Werkbladen 1
Waarom zijn er geen bergen in Nederland?
Groep 7/8
Waarom zijn er geen bergen in Nederland?
2
Dag en nacht op aarde
Groep 1 /2
3
In de ban van zwaartekracht
Dag en nacht op aarde
Groep 1 t/m 8 In de ban van zwaartekracht
4
Lezing Werkblad
Lesidee
Lesidee Doeblad Knipblad
Ontcijfer je wereld
Groep 5/6 Ontcijfer je wereld
Lesidee Werkblad
5 Codestarter
Groep 5 t/m 8
Codestarter
Werkblad
6 Maakkunde
Groep 5 t/m 8
7
Proefjes in het lab
Groep 7 / 8 Proefjes in het lab Lesidee Werkblad
8
Tijdreis Wetenschap
Maakkunde Werkblad
Groep 7/8 Tijdreis Wetenschap
Lesidee Werkbladen
Deze l e meer l smap, esidee ën en wer kblade n vindt www.e u op -nemo .nl
1 Waarom zijn er geen bergen in Nederland?
Groep 7/8
Waarom zijn er geen bergen in Nederland? Verslag van de Wakker Worden lezing 13 april 2014 Aardwetenschapper Boris Jansen over aardplaten en lavasoep
Bergen, die zijn er niet in Nederland. Er zijn wel heuvels en duinen, maar die zijn niet echt hoog. En dat is jammer, vindt aardwetenschapper Boris Jansen van de Universiteit van Amsterdam. ‘Je kunt lekker wandelen en skiën in de bergen’, zegt hij. Vandaag gaat hij samen met de kinderen bij de Wakker Worden Kinderlezing in Nemo kijken waarom Nederland geen bergen heeft. Om uit te vinden waarom er in ons land geen bergen zijn, is het eerst nodig om te weten wat een berg eigenlijk is. Jansen laat een aantal plaatjes zien, met bergen, heuvels, rotsblokken en vulkanen. De kinderen geven met een groen of rood briefje aan op welke plaatjes bergen staan en welke niet. De kinderen zijn het niet altijd eens. ‘Het is best lastig om te zeggen wat een berg is en wat niet’, zegt Jansen. ‘Daarom hebben wetenschappers een afspraak gemaakt: als het hoger is dan 500 meter, noemen we het een berg. Is het lager, dan is het geen berg.’ De Vaalserberg in Limburg heet ‘berg’, maar hij is slechts 322 meter hoog en is dus eigenlijk een heuvel. Ook de Grebbeberg in Utrecht is geen berg. Die is slechts 52 meter hoog. Jansen: ‘Dus we hebben geen bergen in Nederland. Maar waarom is dat zo? Op welke manieren ontstaan bergen?’ ‘Het landschap eromheen kan naar beneden zakken, waardoor het lijkt dat het hoger is’, zegt een jongen. ‘Bergen ontstaan doordat aardplaten over elkaar heen schuiven’, zegt een ander. En dat is juist, zegt Jansen. ‘Laten we de aarde eens van binnen bekijken.’ 1/4
De aarde is een ei Jansen vertelt dat de aarde van binnen lijkt op een ei. Hij hakt een gekookt ei in tweeën. De kinderen zien een dunne schil met daaronder een laag wit en daaronder geel. ‘Het binnenste van het ei, de kern, is nu hard. Bij een ongekookt ei is dat zacht.’ Jansen pakt een rauw ei. ‘Net als bij het ei zit vloeibaar spul onder de harde schil van de aarde. Hoe heet dat bij de aarde?’ ‘Magma!’, roept iemand. De wetenschapper maakt het ei stuk. Het eiwit sijpelt eruit. Dat gebeurt ook weleens bij de aarde: een vulkaanuitbarsting. Bij een vulkaanuitbarsting komt de magma uit de aarde, dat heet dan lava. Het binnenste van de aarde bestaat natuurlijk niet uit eigeel. De kern is heel hard en heet en bestaat uit ijzer en nikkel. Daaromheen zit een dikke laag gesmolten steen, de magma, en daar weer omheen zit de korst. ‘De korst van de aarde is op het land ongeveer 40 kilometer en in de oceanen ongeveer 10 kilometer dik’, vertelt Jansen. ‘De aardkorst drijft op de vloeibare magma. Er kan weleens een gaatje komen in de aardkorst en dan komt de magma eruit.’ Laagje voor laagje De kinderen zetten nu allemaal een 3D-bril op. Jansen laat plaatjes zien van vulkanen over de hele wereld. Door de speciale brillen lijkt het net of de vulkanen ìn de zaal zijn. Als de magma uit de aarde komt, is het eerst vloeibaar. Maar doordat het buiten de aarde koud is, wordt het al snel hard. Elke keer als de vulkaan uitbarst, komt er een laagje bij. ‘Dit is één manier waarop bergen kunnen ontstaan, want vulkanen zijn bergen’, zegt Jansen. Bewegende aardplaten Het binnenste van de aarde is dus vloeibaar. Het stroomt ook rond. Doordat de magma niet stil staat, wordt de aardkorst meegesleept. De aardkorst bestaat niet uit één geheel, maar uit platen. En die aardplaten bewegen dus. Jansen zet een filmpje op. De kinderen zien een stuk aarde verschuiven, breken en de continenten vormen zoals we die nu kennen. ‘In dit filmpje zien we een paar honderd miljoen jaar in een paar seconden’, lacht Jansen. De aardplaten bewegen heel langzaam. De snelste plaat verschuift 1,5 centimeter per maand. De meeste platen verschuiven 1 millimeter per maand, dus een paar centimeter per jaar. ‘Het is net als met je nagels. Je ziet ze niet groeien, maar je moet ze wel knippen.’ 2/4
Lavasoep Er zijn twee manieren waarop aardplaten bergen kunnen vormen. Om die manieren te laten zien, heeft Jansen de hulp nodig van twee kinderen. In een grote bak zit dikke, rode soep, de ‘lava’. De meisjes krijgen ieder twee blokken, dat zijn de aardplaten. Eén meisje krijgt een zwaar en een licht blok. Ze schuift ze tegen elkaar, waarbij de een onder de ander schuift. Wat gebeurt er? ‘De bovenste plaat gaat schuin omhoog!’ Dat is precies wat er gebeurt als zware oceaanplaten tegen de lichte continentplaten botsen: de zware plaat schuift onder de lichte plaat en dan krijg je bergen. ‘Zo is Japan ontstaan’, weet Jansen. Het andere meisje krijgt twee lichte blokken. Ze liggen even diep in de lava. Als ze ze tegen elkaar botst, gaan beide blokken schuin omhoog: er is een berg ontstaan. Alle kinderen mogen het nu zelf proberen met twee milky ways. Ze duwen de chocoladereepjes tegen elkaar aan, net zo lang tot er een rotsachtige punt ontstaat. ‘Als twee lichte continentkorsten tegen elkaar aan botsen, gaan de randen omhoog. Zo krijg je echt hoge bergen’, vertelt Jansen. ‘De aardkorst van India is miljoenen jaren geleden tegen China gebotst, zo is de Himalaya ontstaan. En het gaat nog steeds door, de korst wordt daar nog steeds omhoog gedrukt.’ Wandelen naar Amerika Honderd jaar geleden werd het idee voor de aardplaten voor het eerst geopperd. De continenten lijken namelijk als een puzzel in elkaar te passen. De wetenschappers weten het pas zestig jaar echt zeker, zegt Jansen. ‘Dat komt doordat dezelfde dieren voorkomen in zowel Zuid-Amerika als Afrika. Die moeten daar naartoe zijn gewandeld. Datzelfde geldt voor planten: de korsten moeten dus aan elkaar hebben gezeten.’ Ook zijn hoog in de bergen schelpen gevonden. Dat moet dus een zee zijn geweest die omhoog is gekomen. ‘Bij de randen van aardplaten worden bergen gevormd, door vulkanen of botsende platen. Soms schuiven de platen langs elkaar. Dan krijg je aardbevingen’, zegt Jansen. Nederland ligt in het midden van de Euraziatische plaat en dus niet op de goede plek voor een botsing.
3/4
Een berg blazen Bergen kunnen verder ontstaan door wind, ijs, water en slijtage. Jansen: ‘Zo is in de IJstijd de Utrechtse Heuvelrug ontstaan, maar ook dat is geen berg.’ Een Inselberg ontstaat door slijtage. Uluru in Australië is zo’n berg. Jansen heeft nu de hulp nodig van een jongen. Hij blaast met een föhn in een grote bak met zand. Langzaam maar zeker blaast hij het zand weg. ‘Het ene materiaal slijt makkelijker dan het andere’, vertel Jansen intussen. Het zand in de bak slijt weg, maar zit iets in dat blijft liggen: er is een berg tevoorschijn gekomen. Alle manieren om bergen te kunnen vormen, hebben we niet in Nederland, concludeert Jansen. Bovendien kunnen bergen krimpen, door erosie en slijtage. De Vaalserberg was een onderdeel van de Ardennen, en die bergen zijn wel 300 miljoen jaar oud. Ze zijn niet meer zo puntig: ze zijn al afgesleten. Het zand bij Zandvoort was vroeger onderdeel van de Alpen. ‘Nederland zit niet op de rand van een aardplaat en dus hebben we geen bergen. Maar we hebben wel wat heuvels door wind, water en ijs.’ Tekst: Jantine van Tinteren/Tiktekst Bron: Wakker Worden Kinderlezingen
4/4
Botsende aardplaten Werkblad
Wist je dat de continenten vroeger allemaal aan elkaar zaten? 70 miljoen jaar geleden kon je nog van Rio de Janeiro naar Melbourne lopen. Onze aardkorst bestaat uit tektonische platen die allemaal heel langzaam bewegen. Als de continentplaten tegen elkaar botsen ontstaan er bergen. Het Himalaya gebergte en de Pyreneeën zijn daar voorbeelden van. Onderzoek met dit lekkere proefje hoe dat in zijn werk gaat. Wat heb je nodig?
• grote Mars
• mesje
Aan het werk! 1. Snijd de mars in de lengte doormidden met het mesje. 2. Leg de twee helften zo tegen elkaar dat de Mars twee keer zo lang wordt. 3. Wat denk je dat er gebeurt als je de twee halve Marsen tegen elkaar aanduwt? 4. Duw nu de twee halve Marsen tegen elkaar aan 5. Wat zie je gebeuren? Meer weten Als je twee Marsen tegen elkaar aan drukt krijg je een drukverhoging bij de uiteinden en dan is er geen ruimte meer voor de chocola om in de Mars te blijven. De chocola zoekt dan een uitweg. Boven de chocola is nog veel ruimte. De chocola aan de buitenkant breekt. De karamel in het midden is zacht en kneedbaar, maar de korst aan de buitenkant niet. Zodra de korsten gebroken zijn, kan het vloeibare midden naar buiten komen (net als een vulkaan!). De korsten schuiven over elkaar heen en er ontstaat een berg. Er ligt ook aardkorst onder de oceaan, we noemen dit dan een oceaankorst. De aardkorst van het vasteland noemen we een continentkorst. Als een oceaankorst op een continentkorst botst, schuift de zwaardere oceaankorst onder de continentkorst. Daardoor krijg je wel bergen maar niet zo hoog als wanneer continentkorst op continentkorst botst. Die zijn namelijk even zwaar en gaan recht tegen elkaar aan. Dan krijg je de hoogste bergen! Wil je zelf onderzoeken wat er gebeurt als oceaankorst tegen continentkorst botst? Herhaal dan de proef maar vervang één halve Mars door een halve Snickers.
Groep 7/ 8
Dag en nacht op aarde
2
Groep 1 / 2
Tijdsduur Kerndoelen Lesdoelen
Waar is de zon als het nacht is?
60 minuten 1, 23 en 46 De leerling: - Weet dat de zon overdag zichtbaar kan zijn en ’s nachts niet -Lesdoelen Weet dat de aarde rond is Benodigheden - Weet dat de aarde om haar as draait en dat daardoor de zon ’s nachts De leerling: • c omputer met projectiescherm/digitaal achter de aarde staat
Lesidee
• w eet dat de zon overdag zichtbaar kan
Benodigdheden
Groep 1/2
zijn en ’s nachts niet
schoolbord en internetaansluiting
• looplamp of zaklamp
- Computer met projectiescherm/digitaal schoolbord en internet aansluiting • w eet dat de aarde rond is Per tweetal: - looplamp of zaklamp • w eet dat de aarde om haar as draait en
dat daardoor de zon ’s nachts achter de
Tijdsduur 60 minuten Kerndoel 1, 23 en 46
• p iepschuimbol diameter 10 centimeter • s atéprikker
Per tweetal: aarde staat • z aklamp - piepschuim bol diameter 10 centimeter - Satéprikker - zaklamp Geef eerst de les Licht en Donker. Als leerlingen die les hebben
Tip!
gevolgd, hebben ze een beter begrip van licht en lichtbronnen.
Tip: Geef eerst de les Licht en Donker. Als leerlingen die les hebben gevolgd, hebben ze een beter begrip van licht en lichtbronnen. Voorbereiding Voorbereiding
Zet de computer en het projectiescherm aan. Ga naar de website van Google Maps
Zet de computer en het projectiescherm aan. Ga naar de website van Google (http://maps.google.nl) en zoek de school op. Ga naar instellingen en zet Earth aan Maps (http://maps.google.nl) en zoek de school op. Ga naar instellingen en en labels uit. Zoom zo ver mogelijk in, zodat de leerlingen de school, het schoolplein zet Earth aan en labels uit. Zoom zo ver mogelijk in, zodat de leerlingen de en bekende voorwerpen (zoals een fietsenhok of een zandbak) kunnen herkennen. school, het schoolplein en bekende voorwerpen (zoals een fietsenhok of een Verduisterkunnen het lokaal, zodat licht en schaduw van de lampen goed zichtbaar zijn. zandbak) herkennen. Verduister het lokaal, zodat licht en schaduw van de lampen goed zichtbaar Maak de piepschuimbollen klaar zodat de leerlingen ermee kunnen experimenteren. zijn. Prik een satéprikker precies door het midden van de bol. Breek ongeveer 3 centimeter Maak de piepschuim bollen klaar zodat de leerlingen ermee kunnen van de onderkant af en prik deze op een andere plek (liefst zo ver mogelijk van de experimenteren. Prik een satéprikker precies door het midden van de bol. satéprikker af) weer in de bol. Breek ongeveer 3 centimeter van de onderkant af en prik deze op een andere plek (liefst zo ver mogelijk van de satéprikker af) weer in de bol.
www.ruimtevaartindeklas.nl
1
Bron : ruimtevaartindeklas.nl
1/5
Dag en nacht (10 min) Vraag in een kringgesprek aan de leerlingen wat dag is en wat nacht is. Wat is er overdag zoal te zien? En ’s nachts? Wat is het grote verschil tussen dag en nacht? Kom
min)de zon zichtbaar is en ’s nachts niet. De zon geeft heel tot de conclusie dat (10 overdag
Vraag inveel eenlicht. kringgesprek aan de leerlingen wat dagheel is en wat nachtzien. is. Wat is er overdag Het licht zorgt ervoor dat we overdag veel kunnen Al het licht dat zoal te zien? Enwe ’s nachts? Wat is het grote verschil tussen dag en nacht? Kom tot de conclusie overdag zien (behalve licht van lampen) komt van de zon. Zonder zon zouden we dat overdag de zon zichtbaar is en ’s nachts niet. De zon geeft heel veel licht. Het licht zorgt ervoor dat we niets zien. overdag heel veel kunnen zien. Al het licht dat we overdag zien (behalve licht van lampen) komt van Mogelijke misconcepten: de zon. Zonder zon zouden we niets zien. - F out: De maan geeft ook licht. Daardoor is het ’s nachts soms licht. Goed: de maan geeft zelf geen licht, maar weerkaatst het licht van
Mogelijke misconcepten: de zon. Als er geen zonlicht op de maan valt, dan kun je de maan - Fout: De maan geeft ook licht. Daardoor is het ’s nachts soms licht. Goed: de maan geeft zelf ook niet zien. geen licht, maar weerkaatst het licht van de zon. Als er geen zonlicht op de maan valt, dan - Fout: als je goede ogen hebt, kun je in het donker ook zien. Goed: kun je de maan ook niet zien. als het echt heel donker is, dan kun je niets zien. Doe maar eens je - Fout: als je goede ogen hebt, kun je in het donker ook zien. Goed: als het echt heel donker is, handen heel goed op je ogen. Je ziet dan echt helemaal niets (zwart) dan kun je niets zien. Doe maar eens je handen heel goed op je ogen. Je ziet dan echt helemaal niets (zwart) Vraag vervolgens of de leerlingen of ze vanuit hun slaapkamer of een andere plek waar ze vaak naar buiten kijken (bijvoorbeeld het schoolplein) de zon kunnen zien. Staat de
Vraag vervolgens dedoor leerlingen of zeplek? vanuit hun kant slaapkamer waar zon de heleofdag op dezelfde Welke beweegtof deeen zon andere op? Kunplek je zien dat ze vaak naar buiten kijken (bijvoorbeeld het schoolplein) de zon kunnen zien. Staat de zon de hele dag door op de zon beweegt? dezelfde plek? Welke kant beweegt de zon op? Kun je zien dat de zon beweegt? Laat een filmpje zien waarin de zon versneld op komt (te vinden op youtube door te
Time Lapse de Zon). is een voorbeeld vanvinden een mooi Laat eenzoeken filmpjeopzien waarin zonHier versneld op komt (te opfilmpje: youtube door te zoeken op Time https://www.youtube.com/watch?v=XEDLgXz-p9o Lapse Zon). Hier is een voorbeeld van een mooi filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=XEDLgXz-p9o Alternatief: teken op het bord de zon en vertel dat als je de hele dag naar de zon zou kijken, dan zie je hem heel langzaam bewegen van links naar rechts.
Alternatief: teken op het bord de zon en vertel dat als je de hele dag naar de zon zou kijken, dan zie je hem heel langzaam bewegen van links naar rechts.
(5min) ’s Nachts is de zon niet te zien. Maar waar is de zon dan gebleven? Dit gaan we straks onderzoeken, maar misschien weten de leerlingen het antwoord al. Verklap nog niet wat het echte antwoord is, maar onthoud de antwoorden van de kinderen, zodat u er later op kunt terug komen. Bron : ruimtevaartindeklas.nl
www.ruimtevaartindeklas.nl
2
2/5
Waar is de zon gebleven? (5min) ’s Nachts is de zon niet te zien. Maar waar is de zon dan gebleven? Dit gaan we straks onderzoeken, maar misschien weten de leerlingen het antwoord al. Verklap nog niet wat het echte antwoord is, maar onthoud de antwoorden van de kinderen, zodat u er later op kunt terug komen.
Tijdsduur Kerndoelen Lesdoelen
60 Opminuten reis naar de ruimte (5 min) 1, 23 en 46 Omleerling: die vraag te beantwoorden gaan we op reis naar de ruimte en kijken naar de De Laat zien op de computer hoe’sdenachts aarde niet eruit ziet vanaf de -aarde Weetvanaf dat de ruimte. zon overdag zichtbaar kan zijn en Vraag of ze -ruimte. Weet dat deleerlingen aarde rond is het plaatje van hun school herkennen. Herkennen ze andere op het Zoom uit. Zien de ze nu dingen die -ook Weet dat dingen de aarde omschoolplein? haar as draait en ietsje dat daardoor zonnieuwe ’s nachts achter de aarde staat ze herkennen? Bijvoorbeeld de kerk, hun eigen huis, of de voetbalclub. Zoom weer
Benodigdheden
-leerlingen Computer met projectiescherm/digitaal schoolbord en internet aansluiting herkennen misschien Nederland. Zoom nu langzaam uit tot de hele aarde -zichtbaar looplamp of zaklamp is.
iets verder uit. Nu zie je het hele dorp of de stad. Zoom weer verder uit. Sommige
Zoom zo ver mogelijk uit. Je kunt dan de aarde draaien en ook de zon zichtbaar Per tweetal: maken. Je diameter kunt dan ook waar het dag en nacht is. Aan de lichte kant is - piepschuim bol 10 zien centimeter Tip! het dag en aan de donkere kant is het nacht. Je ziet ook kleine lichtjes aan de - Satéprikker donkere kant. Dit zijn lichten uit steden (voornamelijk straatlantaarns). - zaklamp Mogelijk misconcept:
Tip: Geef eerst de les Licht en Donker. Als leerlingen die les hebben gevolgd, hebben ze een beter fout: de aarde staat aan de hemel, net als de maan. Goed: wij staan begrip van licht en lichtbronnen. op de aarde. Als je vanaf de ruimte naar de aarde zou kijken, dan
Voorbereiding
staat de aarde inderdaad aan de hemel. Het is voor het begrip van
Zet de computer en het projectiescherm aan. Ga naar de website van Google deze les niet erg dat leerlingen dit misconcept hebben. Maps (http://maps.google.nl) en zoek de school op. Ga naar instellingen en zet Earth aan en labels uit. Zoom zo ver mogelijk in, zodat de leerlingen de Onderzoek naar de aarde en de zon (15 min) school, het schoolplein en bekende voorwerpen (zoals een fietsenhok of een zandbak) kunnen herkennen. Onze wereld, de aarde, is een hele grote ronde bal die heel langzaam rondjes draait. Verduister het lokaal, zodat licht en schaduw van de deaarde lampen goed De leerlingen gaan in tweetallen onderzoek doen met en de zon.zichtbaar Elk tweetal zijn. krijgt een piepschuimbol met daarin een grote prikker en een kleine prikker. De Maak de piepschuim bollen dedat leerlingen kunnen piepschuim bol is de aarde. De klaar kleinezodat prikker, ben jij. Jijermee staat op de aarde. Met experimenteren. Prik een satéprikker precies door het midden deDebol. de grote satéprikker kun je de aarde ronddraaien. Dan is er ook nog devan zon. zon is Breek ongeveer 3 centimeter van de onderkant af en prik deze op een andere een zaklamp. De zaklamp schijnt op de aarde. De ene leerling houdt de aarde vast, de plek (liefst zo ver mogelijk van de satéprikker af) weer in de bol. andere de zon.
www.ruimtevaartindeklas.nl 1 Bron : ruimtevaartindeklas.nl
3/5
De leerlingen krijgen 5 minuten de tijd om onderzoek te doen. Ze mogen zelf weten hoe ze dat doen, maar na 5 minuten moeten ze met behulp van de bol en de lamp de volgende vragen beantwoorden:
- Wanneer is het dag en wanneer is het nacht?
- Waarom kun je ’s nachts de zon niet zien?
- Extra vraag: is het overal op hetzelfde moment dag en nacht?
Bespreek de oefening na. Leerlingen kunnen de vragen beantwoorden door een demonstratie te geven met hun lamp en hun bol. Als de kinderen een goede demonstratie geven, vraag dan of alle andere leerlingen ze na kunnen doen. Hoe zit het? De aarde draait rondjes. Elk rondje duurt precies een dag plus een nacht. Jij staat ergens op de aarde (in Nederland, of in de plaats waar je woont). Gedurende het rondje, sta je een deel van de tijd in het licht. Je ziet dan de zon. Het is dan overdag. Als de aarde verder door draait, sta je niet meer in het licht. Je kunt de zon niet meer zien. Het wordt donker en het is nacht. Extra vraag: Aan de andere kant van de wereld zijn landen die ver van ons vandaan liggen. Misschien kennen sommige leerlingen van die verre landen: Australië, Amerika, Canada, of andere verre landen. Als het bij ons licht is, dan is het bij hen donker. Zij hebben dus ook andere tijden dan bij ons. Als het bij ons middag is, dan is het daar ochtend (Amerika, Canada) of nacht (Australië)
Tip!
Breek nog een stukje van de satéprikker en prik die aan de andere kant in de bol. Wanneer het bij het ene stukje licht is, dan is het bij het andere stukje donker.
Dag en nacht zelf ervaren (15 min) Bij deze oefening koppelen leerlingen de beweging van de aarde aan hun eigen waarneming. Ga met z’n allen in een kring zitten of staan. Vraag een kind in het midden te gaan staan. Dit kind speelt de zon en houdt de lamp vast. Vraag een ander kind naast de zon te gaan staan. Dit kind speelt de aarde. Alle andere kinderen zijn sterren. Vraag aan ‘de aarde’ of deze met zijn gezicht naar de zon wil staan. Is het dan dag of nacht? En draai nu een half rondje. Is het nu dag of nacht? Herhaal dit een paar keer, zodat de leerlingen niet alleen beseffen wanneer het dag en wanneer nacht is, maar dat dit proces zich elke dag keer op keer herhaalt.
Bron : ruimtevaartindeklas.nl
4/5
Mogelijk misconcept Mogelijk misconcept alsstaat het nacht is, achter dan staat zon achter jou.nacht Goed:isalsstaat het nacht Fout: als het nacht Fout: is, dan de zon jou.deGoed: als het de zon achter is staat de zonjeachter de aarde. In deze ben je niet jezelf, de aarde. In deze oefening ben niet jezelf, maar ben oefening je de aarde. maar ben je de aarde. Extra 1:zie waarom zie je geen overdag geen sterren? fel schijnt dat ze niet Extra 1: waarom je overdag sterren? OmdatOmdat de zondezozon felzo schijnt dat je zejeniet ziet. Maar in Maar in dit kunzijn! je wel zien dat ze er zijn! dit spel kunziet. je wel zien datspel ze er
Extra 2: de Extra aarde2:draait nietdraait alleen om zijn eigen maar om deom zon. de aarde de aarde niet alleen om zijnas, eigen as,ook maar ook de Vraag zon. Vraag de een rondje te lopen om de zon. Een rondje omom dede zon duurt een Vraagprecies nu aan het kind om zowel aarde een rondje te lopen zon. Een precies rondje om dejaar. zon duurt een jaar. om zijn eigen as,nu alsaan omhet dekind zon om te draaien. heel moeilijk, heel leuk te doen. Vraag zowel omDit zijniseigen as, als ommaar de zonwel te draaien. Ditom is heel moeilijk, maar wel heel leuk om te doen.
Deze oefening is ook in tweetallen te doen. Wil je de oefening met sterren doen, dan kunnen de leerlingen vooraf sterrenistekenen, uitknippen en opWil dejemuur plakken. Deze oefening ook in tweetallen te doen. de oefening met sterren doen, dan kunnen de leerlingen vooraf sterren tekenen, uitknippen en op de muur plakken.
(10 min) Afsluiting (10de min) Vraag de leerlingen of ze onderzoeksvraag kunnen beantwoorden: waar is de zon als het nacht is? Kom ook terug antwoorden dieonderzoeksvraag de kinderen eerder gaven. Antwoorden geheel of Vraagop dede leerlingen of ze de kunnen beantwoorden: waarkunnen is de zon gedeeltelijkals kloppen en soms kloppen ze helemaal niet. U kunt met het experiment dat ze gedaan het nacht is? Kom ook terug op de antwoorden die de kinderen eerder gaven. hebben hun ideeën toetsen. Het geeft niet als de antwoorden niet klopten. Ze konden het echte Antwoorden kunnen geheel of gedeeltelijk kloppen en soms kloppen ze helemaal niet. antwoord nog niet weten, omdat ze toen het experiment nog niet gedaan hadden. U kunt met het experiment dat ze gedaan hebben hun ideeën toetsen. Het geeft niet
als de antwoorden niet klopten. Ze konden het echte antwoord nog niet weten, omdat ze toen het experiment nog niet gedaan hadden.
www.ruimtevaartindeklas.nl Bron : ruimtevaartindeklas.nl
5 5/5
In de ban van zwaartekracht
3
Groep 1 t/m 8
In de ban van zwaartekracht Zwaartekracht beïnvloedt alles in ons dagelijks leven, al zijn we ons vaak niet bewust van de werking. Zwaartekracht is overal in ons universum. Het is de lijm die ons universum bij elkaar houdt. Het zorgt ervoor dat de maan om de aarde draait, de aarde om de zon, en de zon om een groot zwart gat in het midden van onze Melkweg. Het houdt de miljarden sterren in ons melkwegstelsel bij elkaar, maar het zorgt er ook voor dat de mensen in Nieuw Zeeland niet van de aarde afvallen. Zwaartekracht is altijd aanwezig, op iedere schaal en op iedere afstand. Het is een fundamentele natuurkracht. Zwaartekracht in het kort • Aantrekkende kracht • Overal aanwezig • Alles met massa is onderhevig aan zwaartekracht • Zwakke kracht: wordt pas bij grote massa’s relevant • Afhankelijk van massa en afstand • Gewichtloosheid komt niet door het ontbreken van zwaartekracht, maar door vrije val Activiteiten en lessen bij het thema zwaartekracht In de workshop hebben we een aantal lesactiviteiten rond het thema besproken of zelf uitgeprobeerd. Deze activiteiten komen uit de lessen van ESERO NL. Die kun je vinden op www.ruimtevaartindeklas.nl Hieronder een overzicht: Groep 1-2
Groep 3-4
Activiteit 1 Springen
Les: Wat doet zwaartekracht?
Geschikt
Activiteit 2 Op je hoofd staan
Geschikt
Les: Voel de zwaartekracht
Activiteit 3 Laat eens wat vallen
Les: Wat doet zwaartekracht?
Geschikt
Activiteit 4 Valsnelheid Activiteit 5 Regen
Groep 5-6
Eenvoudig aan te Eenvoudig aan te passen passen aan niveau aan niveau Geschikt
Les: Hoeveel weeg jij op andere planeten?
Activiteit 7 Vrije val Geschikt
Geschikt
Les Ruimteschip Aarde: omstandigheden op aarde
Geschikt
Les: Hoeveel weeg jij op andere planeten? Les: Hoeveel weeg jij op andere planeten?
Activiteit 9 Gewicht op planeten Activiteit 10 Springen op planeten
Les Ruimteschip Aarde: omstandigheden op aarde
Les: Voel de zwaartekracht
Activiteit 6 Baan om de aarde
Activiteit 8 Tillen
Groep 7-8
Eenvoudig aan te passen aan niveau
Geschikt
1/1
Wat doet zwaartekracht? Lesidee
Groep 1/2
Zwaartekracht Lesdoelen
• 12 pingpongballetjes
De leerling:
• 12 puntenslijpers
• leert wat een aantrekkende kracht is
• 12 haarelastieken
• o ntdekt dat we op aarde met
• 12 gewone elastiekjes
hulpmiddelen kunnen zweven • w eet wat zwaartekracht is
Tijdsduur 60 minuten Kerndoel 1, 42, 45 en 54
• 12 haarspelden met een stukje ijzer • 12 boterhamzakje
Benodigdheden
met dichtbindstrip
• 2 4 knipbladen les 4
• 12 kurken
• 1 2 materiaalbakken
• 12 magneten
• 1 2 legoblokjes
• scharen
• 1 2 wasknijpers
• paperclips
• 1 2 houten kralen
Tip!
In deze les worden dezelfde materialen gebruikt als bij les 4. U kunt deze lessen ook combineren.
Voorbereiding Leg voor de activiteit Allerlei krachten een magneet en een paperclip klaar. Maak voor de activiteit Hoe valt het? 12 materiaalbakken klaar. Leg in elke bak één legoblokje, knijper, houten kraal, pingpongballetje, puntenslijper, haarelastiek, gewoon elastiekje, haarspeld, dichtbindstripje van een boterhamzakje en een stukje kurk. Kopieer 24 keer het knipblad van les 4.
Bron : ruimtevaartindeklas.nl
1/5
Allerlei krachten (10 min) Vertel de leerlingen dat er verschillende soorten krachten zijn. Laat zien hoe de magneet de paperclip aantrekt. Dit noem je aantrekkende (magnetische) kracht.Laat alle leerlingen nu naast hun stoel staan en aan de stoel trekken. De stoel beweegt. Leg uit dat dit komt doordat de leerlingen er kracht op uitoefenen. Die kracht komt uit de spieren en noem je dus spierkracht. Vraag de leerlingen nu allemaal omhoog te springen. Alle leerlingen komen weer terug op de grond. Vertel dat dit komt doordat de aarde onzichtbaar aan je trekt. We noemen dit zwaartekracht. Door deze kracht blijven alle mensen en dieren op de grond en gaan wij niet door de lucht zweven. De leerlingen onderzoeken wat zwaartekracht doet. Ter info: V ogels lijken te zweven. Maar vogels moeten erg hard werken om in de lucht te blijven. Als zij dat niet doen, dan komen ook zij door de zwaartekracht weer op aarde terug.
Hoe valt het? (25 min) Laat de leerlingen in tweetallen werken. Geef elk tweetal het knipblad van les 4. De leerlingen knippen samen de plaatjes uit. Vertel dat ze aan de hand hiervan gaan uitzoeken wat er gebeurt als iets valt. Hiervoor gebruiken ze de materiaalbak. Zien ze dat daar dezelfde materialen in zitten als er op de plaatjes staan die ze net hebben uitgeknipt? Laat van elk tweetal één leerling op een stoel klimmen. De andere leerling gaat op de grond zitten en kijkt goed naar de dingen die vallen. Laat steeds zien wat de andere leerling laat vallen. Stel klassikaal vragen over wat er gebeurt. Welke kant gaan de voorwerpen op? Wat gebeurt er met de materialen als je ze eerst de lucht in gooit? Na afloop plakken ze de uitgeknipte plaatjes op het doeblad op de plek waar de voorwerpen zijn neergekomen. De leerlingen leren zo dat alle voorwerpen, zwaar of licht, vallen, maar dat het verschilt waar en hoe ze vallen.
Bron : ruimtevaartindeklas.nl
2/5
die ze net hebben uitgeknipt? Laat van elk tweetal één leerling op een stoel klimmen. De andere leerling gaat op de grond zitten en kijkt goed naar de dingen die vallen. Laat steeds zien wat de andere leerling laat vallen. Stel klassikaal vragen over wat er gebeurt. Welke kant gaan de voorwerpen op? Wat gebeurt er met de materialen als je ze eerst
Is het gevallen? (10 min) de lucht in gooit?
Ga met de leerlingen in een kring zitten. Vraag de leerlingen wat er tijdens het Na afloop plakken ze de uitgeknipte plaatjes op het doeblad op de plek waar experiment gebeurde. de volgende vragen: leren zo dat alle voorwerpen, de voorwerpen zijnStel neergekomen. De leerlingen • Waren voorwerpen die naar boven zwaar of licht, vallen,er maar dat het verschilt waar en hoegingen? ze vallen. •W aren er voorwerpen die boven bleven? Of vielen ze altijd weer naar beneden? @j_\k^\mXcc\e6 10 min. • W aardoor denken de leerlingen dat het komt Ga met de leerlingen in een kring zitten. Vraag de leerlingen wat er tijdens datgebeurde. voorwerpen naar beneden vallen? het experiment Stel de volgende vragen: äWaren er voorwerpen die naar boven gingen?
Vertel dat alles wat je op aarde naar boven gooit, weer naar beneden komt. äWaren er voorwerpen die boven bleven? Of vielen ze altijd weer naar beneden? Dit komt doordat denken er op de zwaartekracht is. voorwerpen naar äWaardoor de aarde leerlingen dat het komt dat beneden vallen?
Wat doen magneten? (15 min)
Vertel dat alles wat je op aarde naar boven gooit, weer naar beneden komt.
Laat deDit tweetallen onderzoeken wat magneten is. doen. Geef ieder groepje een komt doordat er op de aarde zwaartekracht magneet en de materiaalbak. Geef de tweetallen nog een knipblad uit les 4. De leerlingen testen de verschillende voorwerpen 15 en delen NXk[f\edX^e\k\e6 min. deze in twee groepen in: de voorwerpen die wel en die niet door de magneet worden aangetrokken. Laat de tweetallen onderzoeken wat magneten doen. Geef ieder groepje een De leerlingen de voorwerpen uit en delennog zeeen in bij de categorie magneetknippen en de materiaalbak. Geef de tweetallen knipblad uit les 4. waar ze thuis horen. Bespreek samen de antwoorden. De leerlingen testen de verschillende voorwerpen en delen deze in twee groepen in: de voorwerpen die wel en die niet door de magneet worden aangetrokken. De leerlingen knippen de voorwerpen uit en delen ze in bij de categorie waar ze thuis horen. Bespreek samen de antwoorden.
PAGINA
48äZwaartekrachtäLES 8
Bron : ruimtevaartindeklas.nl
3/5
1
Doeblad
GRO
0
Bron : ruimtevaartindeklas.nl
4/5
#
Knipblad
Bron : ruimtevaartindeklas.nl PAGINA äReis naar andere hemellichamenäLES 4
33
GROE
0
5/5
Ontcijfer je wereld
4
Groep 5 / 6
Inleidende les Vormenspeurtocht
Groep 5/6
Lesidee In de klas Lesdoelen
Materialen
De leerling
• voor elke leerling een kaartje Welke
• o ntdekt dat wiskunde meer is dan
vorm ben ik? (zie bijlage)
rekenen en ziet dat wiskunde op veel
• plakband
plekken voorkomt
• per tweetal Werkbladen in de klas -
• r aakt bekend met verschillende vormen
Tijdsduur 50 minuten Locatie In de klas
Ontcijfer je wereld
en het begrip wiskunde • w eet wat zwaartekracht is Voorbereiding Kopieer voor elk tweetal de Werkbladen in de klas – Vormenspeurtocht. Zoek afbeeldingen van inspirerende wiskundevoorbeelden op. Gebruik hiervoor de volgende zoektermen: bruggen, bouwplaten, nature patterns, patroonbehang, Escher, forced perspective, streetart perspective, kubuswoningen. Kopieer twee keer de bijlage Welke vorm ben ik? en knip de kaartjes los. Organisatie van de les Deze les gaat vooraf aan het bezoek aan NEMO. U begint de les met een klassikale brainstorm over het begrip wiskunde. Hierbij laat u de leerlingen inspirerende voorbeelden zien, waardoor ze bekend raken met een aantal wiskundige termen. Vervolgens gaan de leerlingen in tweetallen, aan de hand van het werkblad Vormenspeurtocht, op zoek naar vormen in de school. U sluit de les in de klas af met het spel Welke vorm ben ik?
1/4
Les beschrijving Wat is wiskunde? Inleiding (10 min)
Vertel dat de leerlingen in NEMO de wiskundetentoonstelling Wereld van Vormen gaan bezoeken. Vraag de leerlingen waar ze bij het woord wiskunde aan moeten denken. Schrijf de antwoorden op het bord. Vertel de leerlingen dat in wiskunde getallen, patronen en structuren worden bestudeerd. Wiskunde komt voort uit rekenen en meetkunde, maar gaat over veel meer. ‘Wis’ betekent zeker en ‘kunde’ wetenschap. Wiskunde is dus de wetenschap van het zeker weten. Verduidelijk het begrip wiskunde met onderstaande voorbeelden. Illustreer de voorbeelden met afbeeldingen. (Mogelijke zoektermen: bruggen, bouwplaten, nature patterns, patroonbehang, Escher, forced perspective, streetart perspective). • Lengte opmeten bij de dokter of thuis. • Ingrediënten afwegen bij het bakken van een taart. • De kilometerteller in de auto of op de fiets. • Bij gym een rij van klein naar groot of van jong naar oud maken. • Patronen in de natuur (vlindervleugels, de vacht van luipaarden). • In perspectief tekenen. • In kunst, bijvoorbeeld bij de gulden snede, Mondriaan en Escher. • B ijzondere vormen in gebouwen, bijvoorbeeld het Van Abbe museum, kubuswoningen en de Erasmusbrug. Bekijk de volgende filmpjes over perspectief: youtu.be/tBNHPk-Lnkk
Tip!
(YouTube: Amazing Anamorphic Illusions! van Brusspup) en youtu.be/zNbF006Y5x4 (You Tube: Assumptions by Quirkology)
2/4
Vormenspeurtocht Werkblad (30 min)
Herhaal dat de wiskundetentoonstelling Wereld van Vormen heet en dat in de tentoonstelling wiskunde over vormen centraal staat. Vertel dat de leerlingen nu zelf met het onderwerp vormen aan de slag gaan. Ze zoeken met het werkblad Vormenspeurtocht naar vormen in de school. Verdeel de klas in tweetallen. Deel het werkblad Vormenspeurtocht uit en neem het door. Spreek met de leerlingen af: • wanneer ze weer terug in de klas moeten zijn; • waar ze mogen zoeken; •w elk tweetal met welk onderdeel begint, dit om te voorkomen dat iedereen tegelijk met het eerste onderdeel begint.
Tip!
U kunt de vormenspeurtocht ook in de klas, in de buurt of op het schoolplein laten doen.
Welke vorm ben ik? Afsluiting (30 min)
Sluit de les af met het spel: Welke vorm ben ik? Dit spel is gebaseerd op het bordspel Wie ben ik?. In de bijlage zitten vijftien kaartjes met verschillende vormen. Kopieer de bijlage, zorg dat u voor elke leerling een kaartje heeft. Plak bij elke leerling een kaartje op de rug; ze mogen niet zien welke vorm op hun rug zit. De leerlingen moeten nu door vragen te stellen ontdekken welke vorm ze zijn. Laat de leerlingen hiervoor door het lokaal lopen. Als ze een andere leerling tegenkomen, mogen ze één vraag stellen. Zo moeten ze erachter komen welke vorm ze op hun rug hebben. Leg indien nodig de volgende begrippen uit: zijden, vlakken, 2D en 3D. Voorbeeldvragen voor de leerlingen: • Hoeveel zijden heb ik? • Zitten er hoeken in mijn vorm? • Ben ik 2D of 3D? (Of: plat of ruimtelijk) • Heb ik rechte zijden? • Waar lijk ik op? Een variant op deze opdracht is de leerlingen tweetallen te laten vormen door op zoek te gaan naar dezelfde vorm.
Tip!
Kijk de aflevering 3D straatkunst van het Klokhuis: www.hetklokhuis.nl/tv-uitzending/2574/3D%20straatkunst
3/4
Welke vorm ben ik? bijlage
Vierkant
Rechthoek
Driehoek
Cirkel
Vlieger
Ruit
Kubus
Cilinder
Bol
Piramide
Kegel
Balk
Rechte lijn
Stip
Kronkellijn
4/4
Vormenspeurtocht Werkblad
Zoek vormen Zoek de volgende vormen en maak een tekening. Vorm
Wat is het?
Teken het!
Vierkant
Cirkel
Driehoek
Vlieger Leukste en raarste vorm Ga op zoek naar de leukste en raarste vorm. De leukste vorm vind ik Omdat
Ga verder op de volgende pagina •
1/2
De raarste vorm vind ik Omdat Zoek 3D-vormen Zoek de volgende vormen en maak een tekening. Vorm
Wat is het?
Teken het!
Kubus
Cilinder
Piramide
Kegel Allergrootst en allerkleinst De allergrootste vorm in school is: De allerkleinste vorm in school is:
2/2
Codestarter
5
Groep 5 t/m 8
K
CMY
CY
MY
CM
Y
M
C
Bèta Techniek en wordt mogelijk gemaakt door Google.
n
e l t e ke ni n g!
om!
ezier! Veel pl
Draai ‘m
Als je iemand iets vraagt en die doet dat, heb je diegene geprogrammeerd! Je kunt door codes te bedenken iemand anders laten tekenen wat jij hebt bedacht. Lekker handig! Ga aan de slag.
Uitleg over programmeren
p ix
Door de hokjes in te kleuren kan je je eigen vormen maken. Een pixel is altijd aan of uit, je kan dus geen halve pixels tekenen.
Deze flyer is een speelbord om samen pixel tekeningen te maken en te raden.
Hoe werkt het?
Nee want programmeren begint met het leren van een manier van denken. Dat doe je bijvoorbeeld door het spel op deze flyer te spelen.
Huh? Geen computer?
Met deze flyer kun je zelf programmeren. Het enige wat je nodig hebt, is een pen of potlood en een medespeler.
Wedstrijdje programmeren
ee
Codestarter is een initiatief van Science Center NEMO en Platform
is
www.codestarter.nl
Kijk snel op de website en vind een club of activiteit bij jou in de buurt.
Van alles te doen dus!
Op codestarter.nl vind je allerlei clubs en naschoolse activiteiten voor kinderen van 8 tot 12 jaar op het gebied van programmeren, coderen en 3D-printen. Je leert er logisch nadenken, problemen oplossen en je kunt lekker creatief bezig zijn!
Welkom Codestarter!
Dit
ZoZo speel Zo speel Zo speel je: speel je:je:je:
tap Stap 1.Stap 1. Stap 1. 1.
ouw Vouw het Vouw het speelbord Vouw het speelbord het speelbord speelbord zoals zoals op zoals op zoals op op e de tekening. tekening. de tekening. de tekening.
Raden Raden Raden Raden
tap Stap 2. Stap 2.Stap 2. 2.
énEén speler Eén speler Eén speler tekent tekent speler tekent eeneen tekent geheime een geheime een geheime geheime xeltekening pixeltekening pixeltekening pixeltekening in een in een van in een van in deeen van de twee twee van de twee de twee onkerblauwe donkerblauwe donkerblauwe donkerblauwe vakken. vakken. vakken. vakken.
Geheime Geheime Geheime Geheime tekening tekening tekening tekening Geheime Geheime Geheime Geheime tekening tekening tekening tekening
Stap Stap 3.Stap 3. 3. tap 3.
ouw de kaart speelstand, Vouw Vouw de Vouw kaart deinkaart de inkaart speelstand, in speelstand, in speelstand, org dat de andere speler je je zorg zorg dat zorg dat de andere dat de andere de andere speler speler speler je je ekening niet kan zien. tekening tekening tekening niet niet kan niet kan zien. kan zien.zien.
Raden Raden Raden Raden
tap Stap 4. Stap 4.Stap 4. 4.
edenk Bedenk Bedenk hoe Bedenk hoe je hoe jouw je jouw hoe jetekening jouw je tekening jouw tekening tekening ver kunt brengen zonder datzonder over over kunt over kunt brengen kunt brengen brengen zonder zonder dat dat dat e de ander Tip: Rijziet! ander de je ander detekening jeander tekening je tekening jeziet! tekening ziet! ziet! Tip: Tip: Rij Tip: Rij Rij hokje Maar kunt iets 1, hokje 1,3... hokje 1, 3... hokje Maar 3...jeMaar 3... je Maar kunt jevast kunt je vast kunt vast ietsvast iets iets nders bedenken! anders anders anders bedenken! bedenken! bedenken!
tap Stap 5. Stap 5.Stap 5. 5.
elukt? Gelukt? Gelukt? Wissel Gelukt? Wissel Wissel om!om! Wissel om!om!
Maakkunde
6
Groep 5 t/m 8
Geluid onderzoeken met een liniaal
Groep 5 t/m 8
Geluid is een trilling maar hoe maak je een hoge toon en een lage toon? Wanneer is een geluid hard of zacht? Dit kun je onderzoeken met een liniaal. Wat heb je nodig?
• liniaal (niet van hout)
• tafel
Aan het werk! 1.
Leg de liniaal op de tafel en laat hem 10 centimeter over de rand van de tafel uitsteken.
2. Houd de liniaal op zijn plek door met één hand op de liniaal te duwen, zoals op de tekening. 3.
Trek met een vinger van je andere hand het uitstekende deel van de liniaal naar beneden en laat dit dan los. Dit noemen we tokkelen.
Wat hoor je als je met de liniaal tokkelt? ……….…………………………………………………………………………………………………… ……….…………………………………………………………………………………………………… Wat zie je als je met de liniaal tokkelt? ……….…………………………………………………………………………………………………… ……….…………………………………………………………………………………………………… 4.
Tokkel met de liniaal eerst hard en dan zacht. Hoor je verschil? Omcirkel het juiste onderstreepte woord.
Als ik hard met de liniaal tokkel, wordt het geluid hoger/lager/harder/zachter. Als ik zacht met de liniaal tokkel, wordt het geluid hoger/lager/harder/zachter. 5.
Laat de liniaal 20 centimeter over de rand van de tafel uitsteken. Tokkel met de liniaal. Doe dit nogmaals, maar nu met de liniaal 7 centimeter uitstekend over de tafelrand.
Wat gebeurt er met de toon als het trillende gedeelte van de liniaal kleiner wordt?
O De toon wordt hoger.
O De toon wordt lager.
Wat gebeurt er als het trillende gedeelte van de liniaal kleiner wordt?
O De liniaal trilt sneller.
O De liniaal trilt langzamer.
1/2
Informatie Dit werkblad komt uit het de lessenserie Laat je horen! - Ontwerp en bouw een instrument. In deze lessenserie begeven de leerlingen zich op het gebied van geluid en het werkveld van de akoestische wetenschap. Ze ervaren en leren de eigenschappen van geluid. De uitdaging voor de leerlingen is om een simpel snaarinstrument te ontwerpen en maken. Ze gebruiken het instrument om een soundtrack bij een kort filmfragment te bedenken en maken. Op www.e-nemo.nl vindt u deze en andere lessenseries die ontwerpend leren combineren met het doen van onderzoek.
2/2
Proefjes in het lab
7 Groep 7 / 8
Verdiepende les Onderzoek in de klas
Groep 7/8
Lesidee In de klas
Een laboratorium wordt gebruikt om onderzoek te doen. Sommige onderzoeken kun je ook thuis doen. In deze les bedenken de leerlingen zelf een experiment bij een gegeven onderzoeksvraag. Na het experimenteren presenteren de leerlingen hun bevindingen aan elkaar.
Belangrijkste informatie op een rijtje Lesdoelen
Locatie
De leerlingen leren een experiment opzetten.
In de klas Tijdsduur
Voorbereiding
60 minuten
Verzamel de benodigde materialen en kopieer onderzoekswerkbladen uit Werkbladen in de klas – Onderzoek in de klas. (De leerlingen kiezen per tweetal/groepje een onderzoeksvraag. De benodigde materialen zijn hieronder per onderzoeksvraag vermeld.) Materialen • Per onderzoeksvraag: Werkbladen in de klas – Onderzoek in de klas • Materialen per onderzoeksvraag (per tweetal) Werkblad - Heeft lucht gewicht? • rechte lat of liniaal van +/- 30 cm • touw
• schaar • plakband
Werkblad - Hoe kun je zware voorwerpen laten drijven? • emmer • water
• ballonnen
• speelgoedklei
Werkblad - Hoe kun je een toon hoger of lager laten klinken? • plastic bakje
• elastiekjes
• prikpen
Werkblad - Vallen voorwerpen met hetzelfde gewicht altijd even snel? • 1 vel A4 papier • 2 vellen A4 papier op elkaar geplakt • een boek van A4 formaat • een prop van 1 vel A4 papier Werkblad - Is een lege fles echt leeg? • water of frisdrankflesje
• ballon
• prikpen
1/3
Organisatie van de les Deze les begint met een klassikale inleiding waarin kort de verschillende stappen van onderzoek herhaald worden. Vervolgens kiezen de leerlingen per tweetal één onderzoeksvraag. Ze kunnen kiezen uit zes verschillende vragen. Aan het einde van de les presenteren ze hun bevindingen aan elkaar.
Lesbeschrijving Inleiding Nabespreken workshop Proefjes Bespreek de workshop in NEMO na. Leg hierbij de nadruk op de onderzoeksstappen. Kennen ze de stappen nog? De stappen zijn: • Wat ga je onderzoeken? (Onderzoeksvraag) • Wat denk jij? (Hypothese) • Aan de slag! (Experiment) • Wat gebeurt er? (Resultaten) • Wat weet je nu? (Conclusie)
Aan de slag! Onderzoek uitvoeren De leerlingen gaan aan de hand van een gegeven onderzoeksvraag zelf een onderzoek bedenken en uitvoeren. Verdeel de onderzoeksvragen over tweetallen of groepjes. Er zijn vijf onderzoeksvragen: • Heeft lucht gewicht? • Hoe kun je zware voorwerpen laten drijven? • Hoe kun je een toon hoger of lager laten klinken? • Vallen voorwerpen met hetzelfde gewicht altijd even snel? • Is een lege fles echt leeg?
2/3
Op elk werkblad (Werkbladen in de klas – Onderzoek in de klas (Versie A)) worden de onderzoeksvraag en suggesties voor materiaal dat de leerlingen bij het onderzoek kunnen gebruiken gegeven. Aan de hand van deze informatie bedenken de leerlingen zelf een experiment waarmee ze de onderzoeksvraag kunnen beantwoorden.
Afsluiting Onderzoeken bespreken Bespreek de proeven na. Vraag per groepje wat ze hebben onderzocht en wat hun waarnemingen en conclusies waren. Laat een paar groepjes de onderzoeken aan de klas demonstreren. Indien meerdere tweetallen dezelfde onderzoeksvraag hebben gekozen, kunnen de resultaten vergeleken worden.
3/3
Heeft lucht gewicht? Werkblad
Lucht kun je niet zien of vastpakken, toch is het overal om ons heen. Wapper maar eens met je hand voor je gezicht. Voel je de wind? Dat is de lucht die je verplaatst. Lucht bestaat dus, maar heeft lucht ook gewicht?
Wat ga je onderzoeken? Heeft lucht gewicht?
Wat denk jij?
Lucht heeft wel / geen gewicht, want
Aan de slag! Bedenk zelf een onderzoek waarmee je een antwoord op de onderzoeksvraag kunt vinden. Om je op weg te helpen staan hieronder een aantal materialen die je bij je onderzoek kunt gebruiken: • rechte lat of liniaal van ± 30 cm lang • touw • 2 ballonnen • plakband • schaar Schrijf hier op hoe je het onderzoek wilt uitvoeren:
Ga verder op de volgende pagina •
1/10
Wat gebeurt er? Voer het onderzoek uit. Teken en/of schrijf op wat er gebeurt.
Wat weet je nu? Geef naar aanleiding van de resultaten van je onderzoek een antwoord op de onderzoeksvraag. Heeft lucht gewicht? Leg je antwoord uit.
2/10
Hoe kun je zware voorwerpen laten drijven? Werkblad
Als je een stoeptegel in het water gooit zinkt die. Hoe kan het dan dat een boot die veel zwaarder is wel blijft drijven?
Wat ga je onderzoeken? Hoe kun je zware voorwerpen laten drijven?
Wat denk jij? Zware voorwerpen kunnen goed / niet goed drijven omdat,
Aan de slag! Bedenk zelf een onderzoek waarmee je een antwoord op de onderzoeksvraag kunt vinden. Om je op weg te helpen staan hieronder een aantal materialen die je bij je onderzoek kunt gebruiken: • grote bak of emmer • klei • water Schrijf hier op hoe je het onderzoek wilt uitvoeren:
Ga verder op de volgende pagina •
3/10
Wat gebeurt er? Voer het onderzoek uit. Teken en/of schrijf op wat er gebeurt.
Wat weet je nu? Geef naar aanleiding van de resultaten van je onderzoek een antwoord op de onderzoeksvraag. Hoe kun je zware voorwerpen laten drijven? Leg je antwoord uit.
4/10
Hoe kun je een toon hoger of lager laten klinken? Werkblad
Geluid is een trilling van de lucht. Maar hoe krijg je een hoge of lage toon?
Wat ga je onderzoeken? Hoe kun je een toon hoger of lager laten klinken?
Wat denk jij? Je kunt een toon hoger of lager maken door: • hard of zacht aan een snaar te trekken • een snaar korter of langer te maken
Aan de slag! Bedenk zelf een onderzoek waarmee je een antwoord op de onderzoeksvraag kunt vinden. Om je op weg te helpen staan hieronder een aantal materialen die je bij je onderzoek kunt gebruiken: • leeg bakje (bijvoorbeeld een boterkuipje) • 2 elastiekjes • prikpen Schrijf hier op hoe je het onderzoek wilt uitvoeren:
Ga verder op de volgende pagina •
5/10
Wat gebeurt er? Voer het onderzoek uit. Teken en/of schrijf op wat er gebeurt.
Wat weet je nu? Geef naar aanleiding van de resultaten van je onderzoek een antwoord op de onderzoeksvraag. Hoe kun je een toon hoger of lager laten klinken? Leg je antwoord uit.
6/10
Vallen voorwerpen met hetzelfde gewicht altijd even snel? Werkblad
Door de zwaartekracht op aarde vallen voorwerpen als je ze loslaat naar beneden. Maar vallen alle voorwerpen ook even snel?
Wat ga je onderzoeken? Vallen voorwerpen met hetzelfde gewicht altijd even snel?
Wat denk jij? Voorwerpen met hetzelfde gewicht vallen altijd / niet altijd even snel, omdat
Aan de slag! Bedenk zelf een onderzoek waarmee je een antwoord op de onderzoeksvraag kunt vinden. Om je op weg te helpen staan hieronder een aantal materialen die je bij je onderzoek kunt gebruiken: • 1 vel A4 papier • een prop van 1 vel A4 papier • verschillende voorwerpen met een gelijk gewicht • weegschaal Schrijf hier op hoe je het onderzoek wilt uitvoeren:
Ga verder op de volgende pagina •
7/10
Wat gebeurt er? Voer het onderzoek uit. Teken en/of schrijf op wat er gebeurt.
Wat weet je nu? Geef naar aanleiding van de resultaten van je onderzoek een antwoord op de onderzoeksvraag. Vallen voorwerpen met hetzelfde gewicht altijd even snel? Leg je antwoord uit.
8/10
Is een lege fles echt leeg? Werkblad
Wanneer je een flesje water leeg gedronken hebt, zit er niks meer in. Maar is een lege fles wel echt leeg?
Wat ga je onderzoeken? Is een lege fles echt leeg?
Wat denk jij? • In een lege fles zit niets.
• In een lege fles zit wel iets, namelijk
Aan de slag! Bedenk zelf een onderzoek waarmee je een antwoord op de onderzoeksvraag kunt vinden. Om je op weg te helpen staan hieronder een aantal materialen die je bij je onderzoek kunt gebruiken: • leeg water- of frisdrankflesje • ballon • prikpen Schrijf hier op hoe je het onderzoek wilt uitvoeren:
Ga verder op de volgende pagina •
9/10
Wat gebeurt er? Voer het onderzoek uit. Teken en/of schrijf op wat er gebeurt.
Wat weet je nu? Geef naar aanleiding van de resultaten van je onderzoek een antwoord op de onderzoeksvraag. Is een lege fles echt leeg? Leg je antwoord uit.
10/10
Tijdreis Wetenschap
Groep 7 / 8
8
Inleidende les Wetenschap in alle tijden
Groep 7/8
Lesidee In de klas
Deze les is bedoeld als inleiding bij een bezoek aan Fenomena, de eerste verdieping van Science Center NEMO. Vragen die wij stellen over de wereld om ons heen, werden eeuwen geleden ook al gesteld. Inmiddels hebben wetenschappers heel veel vragen over de wereld beantwoord. Door gebruik te maken van elkaars ontdekkingen en door zelf experimenten uit te voeren. De leerlingen gaan in deze les door het uitvoeren van een experiment twee van zulke vragen beantwoorden; hoe ontstaat een regenboog en hoe ontstaat bliksem?
Belangrijkste informatie op een rijtje Lesdoelen
Materialen
Locatie
Afhankelijk van uw indeling, per groepje
In de klas
of tweetal: Werkblad Hoe ontstaat een
Tijdsduur
oudheid vragen stellen over de wereld
regenboog? Als u dit klassikaal doet één
50 minuten
om hen heen
van elk, anders één per groepje:
De leerling: • o ntdekt dat mensen al sinds de
• leert dat we steeds meer te weten
• magneet
komen door verder te bouwen op de
• fietslampje (of zaklamp)
ontdekkingen van anderen
• ondiepe bak (zie illustratie) • kauwgom
Voorbereiding
• water
Neem het lesmateriaal door en verzamel
• wit A4-papier
de materialen. Kopieer voldoende
• spiegel
werkbladen. Denk alvast na wat een geschikte plek binnen school is voor de
Werkblad
leerlingen om hun experiment in het
Afhankelijk van uw indeling,
donker (Hoe ontstaat bliksem?) uit te
per groepje of tweetal: Werkblad
voeren.
Hoe ontstaat bliksem? • ballon • wollen doek of sok • spaarlamp
Organisatie van de les U begint de les met een kort filmpje. De leerlingen voeren vervolgens in groepjes aan de hand van een werkblad twee opdrachten uit. U sluit de les af door per onderzoeksvraag één groepje leerlingen hun bevindingen te laten presenteren. Ter ondersteuning van de uitleg laat u een kort filmpje zien.
1/3
Opdrachten Werkblad Hoe ontstaan een regenboog? en Hoe ontstaat bliksem? 20 min Vertel dat de leerlingen nu zelf twee vragen gaan beantwoorden door een experiment uit te voeren aan de hand van een werkblad. Het zijn onderzoeken naar vragen die men lang geleden ook al stelde. Op het werkblad staat hoe mensen toen de vraag beantwoordden. Verdeel de klas in tweeën en wissel na tien minuten. De groepjes van de ene helft van klas starten met het experiment Hoe ontstaat een regenboog? en de groepjes van de andere helft met Hoe ontstaat bliksem? Laat de leerlingen eerst de voorkant van het werkblad invullen, voordat ze de materialen ophalen voor het experiment.
Bespreken opdrachten Werkbladen Hoe ontstaan een regenboog? en Hoe ontstaat bliksem? 20 min Bespreek de twee onderzoeksvragen. Nodig per vraag een groepje uit om zijn bevindingen voor de klas te presenteren. Vertel de leerlingen dat zij de antwoorden op de vragen op hun werkblad kunnen gebruiken voor de presentatie. Laat onderstaande vragen bij iedere presentatie aan bod komen:
• Hoe beantwoordde men vroeger de vraag?
• Vertel iets over jullie experiment. Wat zijn jullie te weten gekomen? Wat is het antwoord op de vraag?
• Hoe kan het dat we de vraag nu anders beantwoorden dan vroeger?
Experiment Hoe ontstaat een regenboog? Conclusie: Een regenboog ontstaat als wit (zon)licht wordt gebroken. Een regenboog is een gekleurde boog van regendruppels in de lucht. De regenboog ontstaat als het regent en de zon schijnt. Als het licht door de regendruppels schijnt, wordt het licht gebroken en worden de kleuren apart zichtbaar. Wit licht bestaat dus uit verschillende kleuren licht. Die kleuren worden zichtbaar als het ‘witte’ zonlicht wordt gebroken door bijvoorbeeld regendruppels. In dit experiment wordt het licht gebroken doordat het met water in aanraking komt en vervolgens wordt het weerkaatst door de spiegel. Zoals dat in een regendruppel gebeurt. Laat om de uitleg en het onderwerp te ondersteunen een filmpje van Schooltv zien. Ga naar www.schooltv.nl en gebruik als zoekterm: Hoe ontstaat een regenboog?
2/3
Experiment Hoe ontstaat bliksem? Let op! Deze proef laat niet precies zien hoe bliksem werkt. Wel doen de leerlingen met de ballon hetzelfde als wat er in een onweerswolk gebeurt: er ontstaat een sterke elektrische lading. In het proefje ontlaadt de ballon door de spaarlamp te laten branden. Conclusie: bliksem ontstaat door ontlading van een elektrische lading in een wolk. Bij bliksem vindt er een hele zware elektrische ontlading plaats in een onweerswolk. Door luchtstromen worden ijskristallen en waterdruppels langs elkaar gewreven, waardoor ze een elektrische lading krijgen. Om de lading ongedaan te maken, springt er een bliksemflits (een stroom elektronen) van de ene naar de andere kant van de wolk (soms ontlaadt de wolk zich via de aarde. De bliksemflits neemt dan de kortste weg, bijvoorbeeld via een boom of een toren). Laat om de uitleg en het onderwerp te ondersteunen een filmpje van Schooltv zien. Ga naar www.schooltv.nl en gebruik als zoekterm: Hoe ontstaat donder en bliksem? Afsluiting Lesdoelen bespreken 5 minuten Sluit de les af door te vragen naar de lesdoelen:
De leerlingen: • ontdekken dat mensen al sinds de oudheid vragen stellen over de wereld om zich heen;
• leren dat we steeds meer te weten komen door verder te bouwen op de ontdekkingen van anderen.
Voorbeeldvragen om de lesdoelen te bespreken:
• Wat voor soort vragen stelden mensen vroeger over de wereld om zich heen? Mensen wilden vroeger de wereld om zich heen verklaren. Het weer en andere natuurverschijnselen speelden toen een grote rol. Mensen waren afhankelijk van het weer als het ging om wonen en voedsel. Het weer kon bepalen of mensen in een bepaald gebied konden overleven.
• Hoe werden deze vragen toen beantwoord? Veel werd toegeschreven aan de goden.
• In welke periode ging men experimenten doen om antwoorden te krijgen op vragen? In de Verlichting, een periode in de 18e en 19e eeuw waarin men vragen onderzocht door experimenten te doen. Zo doen we dat nu nog steeds.
• Hoe kan het dat we steeds meer te weten komen over de wereld om ons heen? Wetenschappers bouwen voort op elkaars kennis. De uitkomst van het ene onderzoek kan een nieuwe onderzoeksvraag van een andere wetenschapper oproepen. Door steeds verder te onderzoeken, komen we steeds meer te weten.
Tijdens hun bezoek aan NEMO zullen de leerlingen zelf ook als echte wetenschappers onderzoek gaan doen en nog veel meer te weten komen over ontdekkingen van vroeger en nu. 3/3
Hoe ontstaat een regenboog? Werkblad
Lees samen hoe mensen deze vraag beantwoordden in de tijd van de Grieken en Romeinen. Tijd van Grieken en Romeinen
Rond 350 voor Christus
De eerste wetenschapper van wie bekend is dat hij een theorie over de regenboog bedacht, was de Griekse filosoof Aristoteles. Hij bestudeerde de regenboog en kwam tot de conclusie dat een regenboog de reflectie van zonlicht tegen een wolk was. Een beetje zoals een spiegelbeeld.
Opdracht 1 Verkennen Wat weet je zelf al? Schrijf in het lege vak hieronder voor jezelf op wat je al weet over de regenboog. Je kunt ook een tekening maken. Ruimte om te schrijven/ tekenen
Samen weet je meer! Bespreek nu samen met de andere kinderen uit je groepje wat jullie hebben opgeschreven.
1/3
Opdracht 2 Wat ga je onderzoeken? Hoe ontstaat een regenboog?
Opdracht 2 Wat ga je onderzoeken? Hoe ontstaat een regenboog?
Wat denk jij?
Wat denk jij?
Aan de slag! Aan de slag! Voer het volgende experiment uit, om te weten te om komen hoe eenteregenboog ontstaat. Voer het volgende experiment uit, te weten komen hoe een regenboog ontstaat.
Materialen • fietslampje of zaklamp Materialen
• ovenschaal • • • water • • wit papier• • spiegel • •
• kauwgom
Fietslampje of zaklamp Ovenschaal Kauwgom Water Wit papier Spiegel
Stappen 1. Pak een droge ovenschaal. Stappen 2. Kauw even flink op een stukje kauwgom.
1. Pak een droge ovenschaal
3. Plak de kauwgom de ovenschaal. 2. Kauwineven flink op een stukje kauwgom. 3. Plak de kauwgom in de tegen ovenschaal. 4. Zet de spiegel schuin in de ovenschaal de kauwgom aan. 4. Zet de spiegel 5. Vul de ovenschaal met water.schuin in de ovenschaal tegen de kauwgom aan.
5. Vul de ovenschaal met water. 6. Schijn met een fietslampje of zaklamp op de spiegel. 7. H oud het witte papier inwitte de lucht zodatinhet zaklamp 7. Houd het papier defietslampje lucht zodatofhet fietslampje of zaklamp er via de er via de spiegel op schijnt. spiegel op schijnt.
6. Schijn met een fietslampje of zaklamp op de spiegel.
Ga verder op de volgende pagina • Tijdreis Wetenschap | Groep 7-8
Leerlingen | In de klas | versie 01-2016
4
2/3
Wat gebeurt er? Voer het onderzoek uit. Teken en/of schrijf op wat er gebeurt. Ruimte om te schrijven/ tekenen
Wat weet je nu? Wat ben je te weten gekomen over een regenboog? Hoe ontstaat een regenboog?
3/3
Hoe ontstaat bliksem? Werkblad
Lees samen hoe mensen deze vraag beantwoordden in de tijd van de Grieken en Romeinen. Tijd van Grieken en Romeinen
Rond 350 voor Christus
In de tijd van de Grieken en Romeinen begreep men nog maar weinig van het weer. Als er storm of regen was, dachten mensen dat dit te maken had met hoe de goden zich voelden. Volgens de mythologie kon je aan het weer ook merken hoe de goden dachten over het gedrag van de mensen.
Opdracht 1 Verkennen Wat weet je zelf al? Schrijf in het lege vak hieronder voor jezelf op wat je al weet over bliksem. Je kunt ook een tekening maken. Ruimte om te schrijven/ tekenen
Samen weet je meer! Bespreek nu samen met de andere kinderen uit je groepje wat jullie hebben opgeschreven.
1/3
Opdracht 2 Wat ga je onderzoeken?
s Wetenschap | Groep 7-8
Hoe ontstaat bliksem?
Opdracht 2 Wat ga je onderzoeken? Hoe ontstaat bliksem?
Wat denk Wat denkjij?jij?
Aan deslag! slag! Aan de Voer hethet volgende experiment uit, om tete weten te komen hoe hoe een regenboog ontstaat. Gebruik volgende experiment om weten te komen bliksem ontstaat. Materialen Materialen •• •• •
Ballon ballon Wollentrui trui wollen Spaarlamp
• spaarlamp
Stappen Stappen 1.1. Blaas Blaasde deballon ballonop. op. eem de ballon en en de wollen trui mee naar een 2.2. N Neem despaarlamp, spaarlamp,dede ballon de wollen trui mee naarruimte een ruimte die je donker kunt maken. die je donker kunt maken. 3. Laat iemand de ballon en de wollen trui vasthouden en iemand anders de 3. Laat iemand de ballon en de wollen trui vasthouden en iemand anders spaarlamp. de spaarlamp. 4. Wrijf met de wollen trui over de ballon en houd hem tegen de spaarlamp 4. aan. Wrijf met de wollen trui over de ballon en houd hem tegen de spaarlamp aan.
Ga verder op de volgende pagina • Leerlingen | In de klas | versie 01-2016
7
2/3
Wat gebeurt er? Voer het onderzoek uit. Teken en/of schrijf op wat er gebeurt. Ruimte om te schrijven/ tekenen
Wat weet je nu? Wat ben je te weten gekomen over bliksem? Hoe ontstaat bliksem?
3/3