Lesbrief: Landschap De IJstijd
Tijdens de laatste ijstijd, zo’n 75.000 tot 10.000 jaar geleden lag heel Noord-Europa onder een dikke ijslaag. Tot in Denemarken en Noord-Duitsland lag deze ijslaag. Het niveau van de Bollenstreek was toen ongeveer 15 meter lager dan op het ogenblik. De kustlijn lag, vergeleken met nu, wel zo’n 400 kilometer naar het noordwesten. Er heerste hier een soort toendraklimaat. Aan het einde van de ijstijd veranderde het klimaat en begon de ijskap te smelten. De Noordzee vulde zich met water en langzamerhand vormde zich de kustlijn van Nederland.
Oude duinen
Na de ijstijd kreeg je een periode waarin de zeespiegel steeg, Er werd zand aangevoerd naar onze kuststreek en zo ontstonden zandbanken of wel strandwallen. Dat afzetten van zand bleef wel voortduren tot de Romeinse tijd, dus zo tot het begin van onze jaartelling. Zo ontstond de gesloten kust van Nederland met alleen openingen in de kustlijn op de plaatsen waar de rivieren uitmondden in de zee. In die tijd mondde de Rijn nog bij Katwijk in de zee uit. De kustlijn lag in de Romeinse tijd iets westelijker dan nu. Men denkt zelfs dat er bij Katwijk nog resten van een Romeins kasteel voor de kust moeten liggen! Door zandverstuivingen ontstonden er in die tijd duinen. Deze duinen raakten begroeid, zelfs met bos, en hielden steeds meer zand vast. Zo ontstonden op de strandwallen de oude duinen. Ze werden tot ongeveer 10m hoog. Tussen de strandwallen lagen de strandvlaktes. Na de Romeinse tijd vormden zich geen nieuwe strandwallen meer, maar werden er door stormen juist delen van de kust weggeslagen.
Jonge duinen
In de tiende eeuw veranderde de kustlijn van Nederland opnieuw. Er werden strandwallen weggeslagen. Doordat er veel stormen voorkwamen werd het losgeslagen zand landinwaarts verplaatst en kwam boven op de bestaande zandruggen terecht. Zo ontstond langs de kust op een smalle strook van enkele kilometers breedte weer duinvorming, de jonge duinen. Deze jonge duinen liggen voor een gedeelte over de oude duinen heen. De nieuwe duinen werden wel tot 40 m hoog. Door de verstuiving verzandde ook de monding van de Rijn bij Katwijk. Waarom ontstonden nu de jonge duinen? Eigenlijk zijn er meer oorzaken. Je moet dan denken aan klimaatverandering, veel stormen, stijging van de zeespiegel, ontbossing en overbeweiding. Dus ook de invloed van de mens is van belang geweest bij de vorming van de jonge duinen. Als je denkt dat de kustlijn na de vorming van de jonge duinen hetzelfde is gebleven heb je het helemaal mis. Soms kwam er land bij (aanwas), dan weer brokkelde er wat van de kust af (erosie). Maar over het geheel genomen is de kust tussen Haarlem en Den Haag sinds 1600 wat afgebrokkeld. Bij Noordwijk is dat zelfs ongeveer 300m.
Zeebodem in jaar 800
pag. 1 van 9. Afgedrukt 19 december 2013
Lesbrief: Landschap
1. Op het kaartje hiernaast zie je een deel van de Bollenstreek. Kleur de zee maar blauw. De plaatsen Hillegom, Lisse, Sassenheim, Noordwijkerhout en Noordwijk zijn als blanke gedeeltes weergegeven. Kleur de plaatsen maar rood dan wordt de tekening veel duidelijker. De jonge en oude duinen mag je ook wel kleuren, bijvoorbeeld in twee kleuren geel.
Noordzee
2. Je ziet op het kaartje de duinen en strandwallen afgebeeld. Daartussen vormden zich veengebieden. Je moest dus over het veen naar een volgend duingebied. Weet je een plaatsnaam die hieraan herinnert? ---------3. Je ziet op het kaartje de Heereweg ingetekend. Zie je dat deze op een oude strandwal ligt. Als je de Heereweg van Haarlem naar Leiden volgt dan rijd je eigenlijk op de oude strandwal. Welke plaatsen kom je tegen? ----------------------------------------------
Witte lijntje geeft kustlijn van 400 jaar geleden aan
4. Zie je bij Lisse een niet afgegraven deel van de oude strandwallen? Daar wordt onze nationale bloembollententoonstelling gehouden. Weet je hoe het daar heet? ---------5. In het gekleurde kaartje zie je weer de strandwallen ingetekend. Zie je waar zo’n 400 jaar geleden nog openingen naar de zee waren? ----------
pag. 2 van 9. Afgedrukt 19 december 2013
Lesbrief: Landschap Ontginning van de woeste gronden Het is niet bekend wanneer er mensen in de Duin- en Bollenstreek kwamen wonen. In de tijd van de Romeinen zijn in deze streek wel mensen geweest. Bij Katwijk en Valkenburg waren Romeinse kastelen. Maar veel weten we er niet over. Ook van de eeuwen erna is niet veel bekend. Het landschap moet ruig geweest zijn. De oude duinen waren bebost en naar het oosten toe had je de ontoegankelijke veengebieden. Aan sommige plaatsnamen kun je zien wanneer ze ongeveer ontstaan zijn. Zo zijn plaatsnamen waar ‘Heem’ in voorkomt ontstaan in het begin van de Middeleeuwen. Dit ’Heem’ schrijf je nu wel anders, maar plaatsen als Sassenheim (heim komt van heem) en Hillegom kregen hun naam in die tijd. Sinds die tijd werd het gebied steeds verder ontgonnen. De mensen woonden op de strandwallen, op de rand van het veengebied. Zo zullen ze voor hun primitieve landbouw minder last van droge periodes gehad hebben. Het veengebied werd later ook ontgonnen. Eerst werden sloten gegraven in het veen om de afwatering te verzorgen.De oude begroeiing brandde men af. Daarna kon men de grond geschikt maken om graan op te verbouwen. Helaas klinkt veengrond in als het opdroogt en zo zakten de akkers weer weg en werden de percelen weer nat. Je moet dan weer nieuwe, diepere sloten graven voor de afwatering. Op den duur was akkerbouw op deze gronden niet meer mogelijk en kreeg je alleen weilanden. 6. Waarom weten we niet veel over de oudste bewoners van deze streek? Hoe kunnen we soms toch wat te weten komen? 7. Namen leren je soms veel over vroegere omstandigheden. We hadden het al over plaatsnamen met Heem. Ken je er nog meer? Namen met hout duiden op bossen. Daar weet je er vast ook wel wat van. Zo heb je ook namen met ‘weer’ erin. Weer betekent een landerij tussen twee sloten. Dat komt uit de tijd van het ontginnen van het veengebied. Weet je ook daar een voorbeeld van? 8. Je hoort wel eens dat in ontwikkelingsgebieden bossen platgebrand worden omdat de plaatselijke bevolking er landbouwveldjes van wil maken. Wij vinden dat nu dom omdat ze niet aan de toekomst denken. Maar zie je dat wij vroeger eigenlijk hetzelfde deden. Hoe kwam het dat de akkertjes op ontgonnen veengrond op den duur alleen geschikt waren voor weilanden?
De landgoederen In de Gouden Eeuw waren door de handel veel mensen ontzettend rijk geworden. Deze handelaren woonden in de stad, maar vonden het buitenleven ’s zomers veel mooier. Ze lieten mooie huizen bouwen op de oude strandwallen. Bos was er vaak al, maar er werden ook prachtige tuinen bij deze huizen aangelegd. Via het Haarlemmermeer en later ook via de trekvaart konden ze hun (zomer) huis bereiken. Vaak was er op zo’n landgoed ook nog een landbouwbedrijf.
pag. 3 van 9. Afgedrukt 19 december 2013
Lesbrief: Landschap
Veel van die mooie landgoederen zijn, toen het economisch wat minder ging, verkocht. Veel landgoederen zijn opgegaan aan grond voor de bollenteelt. Andere zijn gebruikt om een heel nieuwe woonwijk neer te zetten. 9. Er zijn nog wel wat oude landgoederen over in de streek. Weet je er een? En ken je misschien ook een wijk die op het gebied van zo’n oud landgoed is neergezet?
De Leidse Vaart of Haarlemmer Trekvaart Vervoer ging vroeger veelal over het water. De Bollenstreek was via het water prima te bereiken, want je had ten oosten van de Bollenstreek diverse meren. Het vervoer over land liep over de oude strandwallen. En dat waren dan geen geasfalteerde wegen zoals we nu hebben, maar echte zandwegen. Niet altijd even goed begaanbaar dus. In de 17e eeuw kreeg men steeds meer behoefte aan snelle verbindingswegen waar men regelmatig vervoer kon aanbieden. In die tijd werden diverse zogenaamde trekvaarten gegraven. De bedoeling was dan om met schepen, getrokken door paarden, op regelmatige tijden van de ene plaats naar de andere te varen. Haarlem en Leiden waren in die tijd welvarende plaatsen en ze hadden er dus wel wat geld voor over om tussen de beide steden zo’n trekvaart aan te leggen. In het voorjaar van 1657 werd met het graven van de trekvaart begonnen en op 1 november van hetzelfde jaar werd de vaart opengesteld. Moet je je eens voorstellen om met de hand zo’n kanaal te moeten graven in zo’n korte tijd! Natuurlijk maakten ze wel slim gebruik van reeds bestaande vaarten en sloten. Maar wat moet dat een organisatie zijn geweest! Het kanaal is ongeveer 29 kilometer lang, zo’n 15 meter breed en 2 ½ m diep. Hoeveel mensen zouden ze wel nodig gehad hebben om dat voor elkaar te krijgen! Men heeft wel berekend dat er meer dan duizend arbeiders bezig zijn geweest! Maar toen het kanaal klaar was bleek het een groot succes te zijn. Dagelijks vertrokken er vanuit Haarlem en Leiden negen à tien schepen. En halverwege, bij Halfweg, ongeveer waar nu de brug over de Leidse Vaart is bij de Delfweg in Lisse, daar werden de paarden ververst. Aan de Leidse Vaart kun je nog een paal vinden die het punt halverwege Haarlem en Leiden markeert. Tekening van Halfweg. Je ziet de trekschuit, de reizigers maar je kunt ook het jagertje zien. Dat is het jongetje wat het trekpaard over het jaagpad leidt, je ziet hem met het paard.
pag. 4 van 9. Afgedrukt 19 december 2013
10. De organisatie rond het graven van een trekvaart in 1657 zou je wel kunnen vergelijken met de organisatie voor de aanleg van bijvoorbeeld een hoge snelheids lijn van de spoorwegen nu. Maak eens een denkbeeldig plan voor het graven van een trekvaart in de 17e eeuw. Denk daarbij eens aan zaken als: – van wie is de grond – hoe kom je aan het geld – het maken van het plan – de werkers en wat ze nodig hebben om hun taak uit te voeren
Lesbrief: Landschap Het Haarlemmermeer Door de strandwallen kon het water uit het gebied achter de strandwallen niet goed afwateren naar de zee. Er heerste een vochtige atmosfeer en in de natte bodem verteerden de afgestorven planten maar gedeeltelijk. Daardoor ontstonden dikke pakken veen. Dit veengebied achter de strandwallen liep wel van Vlaanderen in België door Nederland tot in Noordwest-Duitsland. Er liepen door dat veengebied enkele riviertjes waarvan de namen jullie nog wel bekend voor zullen komen. Dat zijn bijvoorbeeld de Aar, de Gouwe, de Schie, de Rotte, het Spaarne. Ook waren er diverse meertjes in dit gebied te vinden. Deze meertjes waren de voorlopers van de latere grote meren als Leidschemeer, Spieringmeer, Haarlemmermeer (alle drie in de Haarlemmermeerpolder opgenomen), het Wijkermeer enz.enz. Meren die nu allemaal ingepolderd zijn.
Kaart gemaakt voor Philips II uit ± 1570 11. Je vindt op de kaart hiernaast en ook op kaarten verderop namen van plaatsen die nu nog bestaan. Je schrijft ze wel wat anders. Zet eens naast elkaar de oude en de nieuwe schrijfwijze van een paar plaatsen. ’t Is vaak moeilijk te zien. Bovendien schreef men vroeger de s meer als een f. Zie je dat de manier waarop sommigen in de Bollenstreek de plaats Sassenheim nu nog noemen toen de normale naam was?
12. Zie je dat achter het strandwallengedeelte veel meren waren? Ook weer met oude namen. Wat is er met die meren gebeurd? Zie je hoe de Poelpolder er toen uit zag?
pag. 5 van 9. Afgedrukt 19 december 2013
Lesbrief: Landschap Het veengebied werd eerst ontgonnen om er akkerland van te maken. Dat deed men door in het veen sloten te graven en zo het water af te voeren. Maar veengrond die niet meer vochtig is, klinkt in. Het zakt in en komt dan weer dicht bij het waterpeil. Er zit niets anders op dan de sloten steeds weer dieper te maken om de zaak wat droog te houden. Het werd steeds moeilijker om het gebied zo droog te houden dat het geschikt was om er bijvoorbeeld graan op te verbouwen. Langzamerhand werd het steeds natter en was het alleen geschikt voor veeteelt of als hooiland. Later werd veel veen afgegraven omdat men het gedroogde veen (turf) gebruikte als brandstof. Zo werden de meren steeds groter. Dat was gevaarlijk vanwege overstromingsgevaar. Bij stormwind uit het noordoosten liep Leiden groot risico. En bij harde Zuidwesten wind was er gevaar voor Amsterdam. Je snapt dat ze er wel wat voor over hadden om het geheel in te polderen en dat gevaar zo te bezweren. Heel wat inpolderingen vonden plaats in de 17e eeuw met behulp van windmolens. Maar het Haarlemmermeer in te polderen met windmolens was niet goed mogelijk. Dat was pas mogelijk met behulp van stoomgemalen. Eerst werden de ringdijk en de ringvaart aangelegd en na zo’n 4 jaar malen viel de polder in 1852 droog. 13. De kaart die hieronder staat is van begin 17e eeuw. Je zult wel wat namen herkennen. Zie je Roversbroek, op een oude manier geschreven? Broek betekent ook wel drassig stuk grond. Daar kun je je bij Roversbroek wel iets bij voorstellen. Bij Lisserbroek ook wel! Wat nù het dorp Lisserbroek is, was toen een uitstulping in het Leidsche meer. In Lisserbroek vind je ook nog een leuke straatnaam die herinnert aan de tijd van het turfsteken. We bedoelen Turfspoor. Fiets eens in de omgeving rond en probeer nog meer sporen van vroeger te ontdekken. En zoek nog eens een paar plaatsnamen waar broek in voorkomt. Je zult zien dat het steeds om voormalige drassige gebieden gaat . En probeer in de kaart die hieronder staat de huidige ringvaart eens in te kleuren.
pag. 6 van 9. Afgedrukt 19 december 2013
Lesbrief: Landschap De Heereweg
De dorpen en steden werden vroeger natuurlijk op de droge gedeelten gebouwd. De oude strandwallen waren daar erg geschikt voor. Doordat de strandwallen min of meer van noord naar zuid liepen, met daartussen een drassig veengebied, komt het dat de belangrijkste wegen ook van noord naar zuid lopen. De Heereweg is zo’n oude weg, die loopt over een oude strandwal en die de dorpen met elkaar verbindt. De naam Heereweg vind je van Den Haag tot in Alkmaar. Op het kaartje van het gebied rond Lisse zie je de Heereweg ingetekend. Op het kleine kaartje van Lisse vind je verder nog de namen Broeckwech (richting Lisserbroek) en de Veenwech. Er bestaat nog steeds een Broekweg in Lisse. Misschien weet je zelf nog wel oude straatnamen die met het landschap te maken hebben.
14.Op de kleine kaartjes zie je van boven naar beneden. Het dorp Lisse begin 17e eeuw, deel van Lisse, wat nu heet Heereweg, Grachtweg, Kanaalstraat (Brouck steeg op onderste kaartje) in 1832 en 1888. (Vlak bij het museum). Wat valt je het meest op als je de kaartjes met elkaar vergelijkt?
pag. 7 van 9. Afgedrukt 19 december 2013
Lesbrief: Landschap Zandafgravingen Naast veen werd in onze streek veel zand afgegraven. Er was veel zand nodig voor de stadsuitbreidingen. In de 17e eeuw, toen Amsterdam heel welvarend was en de stad zich moest uitbreiden werd er al duingrond verkocht en in Amsterdam gebruikt. Ook voor de wegen en later ook voor de aanleg van spoorbanen werd duinzand gebruikt. De afgegraven woeste duinen werden zo ook geschikt gemaakt voor akkerbouw. Toen er steeds meer vraag kwam naar goede bollengronden kwam het dus wel erg goed uit dat men het afgegraven zand ook nog goed kon verkopen. Aan het einde van de 19e eeuw kwam er in onze streek zelfs een fabriek die het afgegraven zand gebruikte voor het maken van bouwmaterialen. Jullie kennen de fabriek vast wel. Ze maken kalkzandsteen (de fabriek werd eerst de kunststeenfabriek genoemd). Zandafgravingen door het afgraven van de duinen en het verkrijgen van bollengrond vielen zo mooi samen. Om het zand af te voeren was het makkelijk om dat per schuit te doen. Het graven van kanalen was daarvoor nodig. Deze vaarten hebben ook een functie om het regenwater,dat op de akkers valt, af te voeren. En dat is weer heel gunstig voor de bollenteelt. De bollen werden vroeger ook met schuiten afgevoerd van de velden. En de mest en het riet werden weer aangevoerd via de waterwegen. Nu snap je wel waarom we in deze streek zoveel brede vaarten hebben.
pag. 8 van 9. Afgedrukt 19 december 2013
Lesbrief: Landschap
15. Je ziet hierboven dat mensen een kanaal aan het graven zijn. Dat gebeurde vroeger allemaal met de kruiwagen en de schop. Ook het afgraven van duingrond tot het niveau geschikt voor bollengrond gebeurde met de hand. In de streek heb je een paar wegen die een beetje boven het landschap uitsteken. Daarvandaan kun je heel mooi op de bollenvelden kijken wanneer die in de bloei staan. Hoe komt het dat die wegen zo hoog liggen? Zijn het dijken? En waarom denk je dat ze vrij smal zijn? 16, Hieronder zie je dieren. Probeer bij elk beest eens te vertellen in welke omgeving en onder welke omstandigheden ze leefden. Geef ook de tijd aan waarin ze leefden.
Ik ben Boel, de mammoet. Heel lang geleden zwierf ik door de streek. Ik eet planten.
Ik ben Fietje. In Amsterdam ben ik een juffershondje. Maar als ik met m’n baasje naar het buiten bij de duinen ga doe ik wel eens ondeugend. Dan ga ik soms achter de konijntjes aan of ren door de modder.
pag. 9 van 9.
Mijn naam is Gladje. Ik zwem in een heel groot merengebied. Er zijn al heel lang geruchten dat ze mijn stekje willen droogleggen. Het zal wel een fabeltje zijn. Mijn Ik ben Hannes Piep, heet de ik. vink. Ik Ik trek hier opa door had er ook al de streek, loop altijd maar een ik ben wel eens een verhalen van beetje vaste bang route hier. en Want dan op die rijke gehoord. Ik benZo Pop. Maar ik ben landgoederen mag ik uitrusten hebben ze vinkenbanen. maar willen bij ze Halfweg. mij of De mijn broertjes en tijdelijk een pop. Later zusjes mensen vangen zijnomheel ons op te eten. Eenkrijg ik vleugels. Ik was ook al erg tevreden over gebraden vinkje is lekker, zeggen ze. larve. Op de de reisjes die ze bollenvelden vrat ik zo maken. toen aan de bollen. Afgedrukt 19 december 2013