Les 'Van aardappel tot snoep' Voorbereiding: leerlingen is gevraagd om van thuis producten mee te nemen waarin aardappelzetmeel is verwerkt. Door de docent is ze een aantal suggesties aangereikt. Elke leerling heeft zijn of haar product vóór zich op tafel staan. Docent drukt op 'play' toets. De aardappel. Die doodgewone aardappel die we allemaal zo goed kennen. Maar kennen we de aardappel eigenlijk écht wel zo goed? Wat weten we er meer van dan dat hij bij veel mensen bijna elke dag dampend op tafel staat? Of dat hij tot frietjes wordt gesneden en dat we er met een lik mayonaise, joppiesaus of als patatje oorlog maar geen genoeg van kunnen krijgen? Dat we er enorme hoeveelheden chips van maken in tientallen smaken die knisperen en kraken? En dat geen stamppot zonder aardappel kan omdat er anders niets te stampen valt? Maar wie weet dat je de aardappel als aardappelzetmeel tegenkomt in bijna alle soepen uit een pakje, winegums, drop, gehaktballen, noodles, nuggets, de koekjes van Tuc, puddinkjes, pasta's en frikandellen? En dat het ook zit in behangerslijm en gebruikt wordt bij het maken van textiel (kleding dus), het stevig maken van papier en nog 1001 andere toepassingen? Nooit gedacht hè, dat er aardappels in je T-shirt zitten? Dat is ook niet écht zo, hoor. Het aardappelzetmeel is alleen gebruikt bij het maken van de garens voor het shirt. Voordat het shirt in de winkel ligt, is het zetmeel er al weer uitgewassen. De aardappel. Die doodgewone aardappel. Waarvan er geen twee gelijk zijn aan elkaar. En dat ze alleen daarom al zo bijzonder is. Als je er oog voor hebt. Kunstenaars hebben zo'n oog. Vroeger en nu. Ze tekenen en schilderen aardappels zoals ze zijn, of ze maken er iets heel aparts van. De meest maffe, mooie en bijzondere aardappelen die ze maar konden en kunnen bedenken. Aardappelen zoals je ze in het echt kunt tegenkomen, in je dromen of in je nachtmerries. En wie kent niet meneer en mevrouw Aardappelhoofd uit Toy Story van Pixar? Je moet er als filmmaker maar opkomen: een echtpaar Aardappel met malle hoedjes op en met armen en benen als loszittende onderdelen, die stapelgek zijn op elkaar en stiefouders zijn van een stel ruimtewezentjes. De aardappel dus. Die doodgewone aardappel, maar die eigenlijk heel bijzonder is. Waar heel veel over te vertellen valt en die al een lange geschiedenis kent. Een geschiedenis die niet begonnen is in de Groninger Veenkoloniën, niet in Nederland, nee, zelfs niet in Europa.
Waar de aardappel vandaan komt, welke soorten aardappelen er zijn, waarom ze juist in de Groninger Veenkoloniën al zo lang en zo veel worden verbouwd en wat er met die aardappels precies in de aardappelzetmeelfabrieken wordt gedaan, daarover gaat deze les. Een les waarin je als een ontdekkingsreiziger mee reist op een Spaans galjoen naar Zuid-Amerika, een mijnheer Johannes Albertus Boon als eerste een aardappelzetmeelfabriekje in de Groninger Veenkoloniën ziet bouwen en waarin je ogen als schoteltjes krijgt als je ziet wat ze tegenwoordig allemaal uit aardappels kunnen maken. Uit de eetaardappel maar vooral -want daar gaat deze les immers over- uit de fabrieksaardappel. Docent drukt op pauzetoets bij foto berg fabrieksaardappels. Foto berg fabrieksaardappels op smartboard blijft geprojecteerd. Vanaf hier ongeveer 10 minuten interactie docent met leerlingen. Doel: voorkennis activeren. Aan elke leerling wordt een eetaardappel uitgereikt (onderwerp tastbaar maken). Docent vraagt kinderen naar hun beleving van de aardappel. Vragen als: . Wat is een aardappel eigenlijk? Een groente? Of iets anders? (kennisvraag, door docent en/of leerling eventueel met behulp van internet te beantwoorden) . Houd je van aardappels? Vind je ze lekker? . Ken je verschillende soorten aardappelen? (aantal suggesties staan in docentenhandleiding) . Hoe eet je ze het liefst? (gekookt, gebakken, als friet, chips, puree enzovoort) . Weet je waar de aardappel vandaan komt? . En hoe ze groeit? Gesprek afronden. Docent drukt 'play' toets in. Nederlanders worden over de hele wereld vaak gezien als een volk dat gek is op aardappels. We zijn echte aardappeleters, net zoals we van kaas houden, op klompen lopen, het hele jaar door stamppot eten en in molens wonen. Dat klopt natuurlijk niet. Het zijn foto's die je altijd weer in toeristenfolders ziet, maar zelf weten we wel beter. Misschien dat het wereldberoemde schilderij 'De aardappeleters' van Vincent van Gogh wel de reden is dat iedereen denkt dat we niets liever doen dan alle dagen aardappels aan een vork prikken. Nou ja, wat de mensen er ook van mogen denken: de geschiedenis van de aardappel begint in ieder geval niet in Nederland. Daarvoor moeten we helemaal terug naar het jaar 1535. In die tijd waren de Spanjaarden in grote delen van de wereld de baas. Het waren vooral de veroveraars die hele gebieden in Zuid-Amerika onder invloed van Spanje brachten. Aan boord van de schepen die vanuit Spanje de grote oversteek naar Zuid-Amerika maakten, was ook een kroniekschrijver. Dat was een soort ambtenaar die precies opschreef wat er onderweg allemaal gebeurde. En zo weten we uit de reisverslagen van ene Diego de Amalgo dat ze tijdens een veroveringstocht in 1535 in Chili een plant ontdekten 'met meelachtige wortels' -de aardappel- die prima te eten was. Die plant groeide hoog in de bergen, heel wat anders dus dan op de vlakke akkers van Nederland. Over de veroveringen van de Spanjaarden in Zuid-Amerika valt helaas niet veel goeds te vertellen -ze gedroegen zich heel wreed in de landen die veroverden-, maar als ze toen niet tegen de aardappel waren opgelopen, hadden we nu waarschijnlijk nooit een patatje mét kunnen eten. Het duurde nog heel lang voordat de aardappel vanuit dat verre Zuid-Amerika terecht kwam in de Groninger Veenkoloniën. Zo lag het in 1565 op het bord van de Spaanse koning Philips II en kreeg Paus Gregorius in 1585 een kistje vol aangeboden van de koning om maar weer snel beter te worden van een ziekte.
Waarschijnlijk werkte de aardappel goed als medicijn -er zit veel vitamine C in-, want de Paus stuurde op zijn beurt weer een mandje vol piepers naar een zieke kardinaal. Langzaam maar zeker werd de aardappel steeds meer populair in Europa. Eerst was het een bijzonder gerecht dat alleen door belangrijke en rijke mensen werd gegeten en het zou nog bijna tweehonderd jaar duren -alles ging in die tijd nu eenmaal wat langzamer- voordat de aardappel op het bord van bijna iedereen lag. De mensen vonden het lekker én het was gezond! (En dat vinden de mensen trouwens nog steeds...) Wanneer komen we de aardappel voor het eerst tegen in Nederland? In de tuin van de universiteit al kort ná 1600. De mensen wisten eerder blijkbaar niet dat je de knol moest eten en niet de bessen in het loof dat boven de grond uit steken. Ze aten de bessen -die hartstikke giftig zijn- en werden ziek. 'Varkensvoer!', riepen ze en namen er jarenlang geen hap meer van. Het werd alleen nog aan de zwijnen gegeven tot het in 1727 in de tuin van een Friese baron in Joure een tweede kans kreeg als eten voor mensen. Een paar jaar later staat de aardappel op de menukaart van het huwelijk van prins Willem IV en zijn Engelse prinses Anna en het duurt dan niet lang meer of van prins tot veengraver zit te smullen van de aardappel. Docent drukt op pauzetoets bij afbeelding aardappelzetmeel. Foto aardappelzetmeel blijft geprojecteerd. Vanaf hier ongeveer 10 minuten interactie docent met leerlingen. Doel: voorkennis activeren. Docent stelt vragen als: . Wie weet wat 'zetmeel' is? . En wie weet wat een fabrieksaardappel is? . Welk verschil denk je dat er is tussen een eetaardappel en een fabrieksaardappel? . In welke tijd van het jaar worden de aardappels gerooid? . Weet je ook of er bij jou in de buurt een aardappelzetmeelfabriek staat? Gesprek afronden. Docent drukt 'play' toets in. Aardappelzetmeel. Een beetje een vreemd woord dat je vast niet vaak zult gebruiken. Eigenlijk bestaat het uit twee woorden: aardappel en zetmeel. Want net zo goed als er verschillende aardappels zijn, heb je ook meer soorten zetmeel. Zetmeel zit dus niet alleen in aardappels. Het zit in alle groene delen van een plant die je maar in de natuur kunt vinden. 'Maar een aardappel is toch niet groen?', zul je dan afvragen. Dat klopt. Maar de aardappel in de grond krijgt dat zetmeel via de groene bladeren die boven de grond uitsteken. Ongeveer tweehonderd jaar geleden ontdekten verschillende mensen dat je dat zetmeel voor van alles en nog wat kon gebruiken. Dat je de aardappel dus gewoon kon opeten, maar dat je ook kon proberen dat zetmeel uit de aardappel te halen. Zo iemand was bijvoorbeeld Johannes Albertus Boon. Die kwam uit Amsterdam en begon in 1840 in Muntendam een aardappelzetmeelfabriek. Nou ja: een fabriek.... Het was niet groter dan een woonhuis, maar mijnheer Boon was mooi wél de eerste die met zo'n fabriekje in de Veenkoloniën begon. Wie ook heel bescheiden met één fabriekje begon, was Willem Albert Scholten. Willem Albert werd geboren in Gelderland en was daar in 1838 als jongeman van 19 jaar in het huis van een oom al bezig met zetmeel uit aardappelen proberen te halen. Dat lukte hem, maar de twee fabrieken die hij in Gelderland begon werden geen succes. "Als ik het nu eens in Groningen ging proberen?", dacht Willem. Zo gedacht, zo gedaan en in 1841 liet hij bij Foxhol een fabriek bouwen.
Waarom nu juist bij Foxhol? In de eerste plaats omdat er in de provincie Groningen ontzettend veel aardappelen werden verbouwd. In de tweede plaats had hij voor het maken van zetmeel uit aardappelen schoon water nodig. Vlakbij Foxhol lag het Foxholstermeer, dus schoon water genoeg dicht in de buurt. Wat hij ook nodig had, was turf. De machines in zijn fabriek werkten niet op kolen, gas of dieselolie -die moesten in de tijd van Willem nog ontdekt worden-, maar op turf. En ook die turf was vlakbij. Die werd gegraven in de Veenkoloniën. Wat ook heel belangrijk was, waren de kanalen. Om de turf en de aardappelen naar de fabriek te brengen en het zetmeel naar de klanten. Gelukkig voor Willem liepen er heel veel kanalen en kanaaltjes in Groningen en Drenthe, dus was dát probleem ook weer opgelost. Die fabriek in Foxhol was het begin van het succesverhaal van Willem Albert Scholten. Willem, die maar een paar jaar op de lagere school had gezeten, bleek een heel slimme jongen te zijn. Tijdens zijn leven -hij overleed in 1892 in de stad Groningen- stichtte hij vierentwintig aardappelzetmeelfabrieken. Veertien daarvan stonden in Nederland, de andere tien in het buitenland, zelfs tot ver in Rusland. Hij werd een van de rijkste mensen van Nederland en bezat aan het eind van zijn leven maar liefst 100 miljoen gulden (dat is nu ongeveer 50 miljoen euro). Zijn zoon Jan Evert erfde alles en maakte het familiebedrijf nóg groter en werd nóg rijker dan zijn vader. Het succes van vader en zoon Scholten bracht andere mensen op het idee om óók een aardappelzetmeelfabriek te beginnen. Die fabrieken schoten overal in Groningen en Drenthe als paddestoelen uit de grond, vooral in en rond Veendam. Zoals K.&J. Wilkens, O.J. Meijer en Duintjer, Wilkens & Meihuizen. Ook de boeren zelf begonnen met eigen fabrieken. Onder andere de 'Eersteling' in Borgercompagnie, 'Musselkanaal & Omstreken' in Ter Apel en 'De Twee Provinciën' in Stadskanaal. Dat deden ze vooral omdat Scholten hartstikke gierig was. Hij wilde de aardappelen wel van de boeren kopen, maar er niet teveel voor betalen. 'Nou', dachten de boeren, 'dan beginnen we toch zelf een fabriek? Hebben we die gierigaard helemaal niet meer nodig.' Die 'boerenfabrieken' gingen steeds meer samenwerken en in 1919 richtten ze het 'Aardappelmeel Verkoop Bureau' op. Als je de eerste letters van die drie woorden uitspreekt, krijg je 'aa', 'vee', 'bee'. Vandaar de naam AVEBE. Uiteindelijk heeft de AVEBE alle fabrieken -ook die van Scholten- overgenomen en zijn ze op dit moment de grootste maker van aardappelzetmeel ter wereld. AVEBE heeft tegenwoordig zes fabrieken: in Nederland in Gasseltenijveen, Ter Apelkanaal en Foxhol, in Duitsland in Dalmin en Luchow en in Zweden in Malmö. Docent drukt op pauzetoets bij afbeelding aardappelzetmeelfabriek aan de horizon. Foto blijft geprojecteerd. Rond delen bakjes aardappelzetmeel onder de leerlingen. Ze mogen er aan ruiken, proeven, het tussen de vingers wrijven. Docent bepaalt moment van hervatten les. Docent drukt 'play' toets in. Aardappelzetmeel. Zoals gezegd kom je zetmeel dus tegen in alle groene delen van planten. Het zit bijvoorbeeld ook in maïs en in tarwe. Voordat die rijp zijn, zijn ze ook groen geweest. Maar de zetmeel die ze in de fabriek uit aardappelen halen, is het beste geschikt om er allerlei producten van te maken. Eigenlijk is het heel eenvoudig om aardappelzetmeel te maken. De piepers worden met honderdduizenden tegelijk eerst heel goed gewassen en daarna vermalen. De zetmeel zit namelijk als korrels gevangen in wat 'cellen' worden genoemd en moeten daar dus eerst uit worden 'bevrijd'. Door de aardappel te vermalen, worden de cellen open gebroken en kunnen de zetmeelkorrels eruit. Is dat gebeurd, dan gaan de vermalen aardappels in een enorme centrifuge. Waarom? Een aardappel bestaat voor het grootste deel uit water en voor maar een beetje uit zetmeel. Om die twee van elkaar te scheiden worden ze in een centrifuge gedaan. Door het razendsnelle rond draaien in die centrifuge wordt het water als het ware uit het zetmeel geslagen. Dat zetmeel wordt dan gedroogd tot het poeder dat voor je staat.
Is er een verschil tussen een eetaardappel en een fabrieksaardappel? Ja en nee. Ze zien er allebei hetzelfde uit, dus daaraan herken je ze niet. Maar in een fabrieksaardappel zit méér zetmeel. In het begin van het maken van aardappelzetmeel gebruikten de fabrikanten gewoon de aardappel die iedereen op z'n bord had liggen. Een eetaardappel dus. "Kunnen we niet een aardappel kweken waarin méér zetmeel zit?", dachten de fabrikanten. Ze vroegen het onder andere aan Geert Veenhuizen. Die had als beroep 'aardappelkweker' en in de veertig jaar dat hij dat was, heeft hij 94 soorten aardappelen 'bedacht'. Daar zaten eetaardappels bij zoals de Eigenheimer, maar ook aardappels die speciaal voor de aardappelzetmeelfabrieken zijn gemaakt. Dat zijn dus de fabrieksaardappelen. Het grootste verschil tussen de eetaardappel en de fabrieksaardappel is de smaak. Een fabrieksaardappel smaakt lang niet zo lekker als een eetaardappel. Maar daar is ze dan ook niet voor bedoeld. Dan heb je als fabrikant op een goed moment dus een enorme berg aardappelzetmeel liggen. Wat doe je daarmee? In het begin werd dat gewoon als poeder verkocht aan fabrieken die het bijvoorbeeld gebruikten om er lijm van te maken. Die lijm gebruikten ze dan weer voor onder andere plakband, postzegels en etiketten. En ze maakten er ook behangerslijm van. In de aardappelzetmeelfabrieken zelf maakten ze er eigenlijk vooral stroop, sago en stijfsel van. Jaren en jaren lang; miljoenen potten stroop, blikjes sago en pakjes stijfsel zijn er gemaakt. Docent drukt op pauzetoets bij compilatiefoto keukenstroop, sago en stijfsel. Compilatiefoto blijft geprojecteerd. Docent laat oude producten rondgaan. Docent bepaalt moment van hervatten les. Docent drukt 'play' toets in. Stroop van aardappels? Jazeker. Van aardappelzetmeel kun je namelijk een zoete stroop maken die 'glucose' wordt genoemd. Maar omdat de stroop niet van suikerbieten wordt gemaakt, mag het geen 'stroop' heten. Daarom heet het 'keukensiroop'. Het ziet er net zo uit en is net zo lekker als echte stroop! Sago werd vooral gebruikt om bijvoorbeeld sauzen en pudding lekker lobbig te maken. En als je een flinke lepel vol met sago in wat melk kookte -zo lezen we in oude boeken- 'levert dat een gezond en bijzonder smakelijk voedsel op'. Stijfsel werd bij kleding, handdoeken en lakens gedaan als die werden gewassen. Als je die dan later ging strijken, bleef het mooi strak en kreukvrij op de kastplank liggen. De producten die van aardappelzetmeel worden gemaakt heten 'derivaten'. Stroop, sago en stijfsel zijn dus derivaten. De afgelopen veertig, vijftig jaar zijn er steeds meer producten bijgekomen. Geen kant-en-klare producten zoals stroop en sago, maar ze worden toegevoegd aan andere producten om ze nóg beter of lekkerder te maken. Je ziet ze niet in het product zelf, maar ze zijn onmisbaar voor het product. Vaak staat er op de verpakking van het product wel dat er aardappelzetmeel is gebruikt, maar nooit lees je dat die van de AVEBE komt. Daarom kent ook bijna niemand het bedrijf. De volgende foto laat je wat van die producten zien. Docent drukt op pauzetoets bij foto producten. Foto blijft geprojecteerd. Docent laat nieuwe producten rondgaan. Vergelijking met producten die leerlingen zelf hebben meegebracht. Docent bepaalt moment van hervatten les. Docent drukt 'play' toets in. Veel van die producten zul je wel kennen. Ooit gedacht dat er aardappelzetmeel zat in de rookworsten van
Unox? En in de pakjes Cup-a-Soup? In Linera margarine? In sokken, borrelnootjes en Mona-toetjes? Vast niet. En dat is nog maar een heel klein beetje van wat ze allemaal met die derivaten doen. Zo gebruiken ze ze ook in de waterzuivering, in de metaalindustrie, bij het winnen van olie en gas uit de aarde, in allerlei soorten verf, in diervoeding en nog 1001 andere producten. En bijna elke week komt er wel een derivaat bij. En dat begon dus allemaal met die aardappel. Die doodgewone aardappel. Waarvan we dachten we hem zo goed kenden. Vast en zeker dat jullie ná deze les heel anders naar die 'doodgewone' aardappel kijken. Dat die knol, die pieper of hoe ze hem verder ook noemen, niks minder blijkt te zijn dan een wondertje. Die doodgewone aardappel, die elk jaar weer met miljoenen tegelijk in jullie omgeving onzichtbaar in de grond uitgroeit tot zo'n wondertje.
Docentenhandleiding Inleiding Voor u ligt de docentenhandleiding bij de les Aardappelzetmeel. Het is een les behorend bij het vak Geschiedenis voor de groepen zeven en acht van het basisonderwijs. Deze les is ontwikkeld door het Veenkoloniaal Museum in Veendam en heeft als doel de leerlingen bekend te maken met (de geschiedenis van) het product aardappelzetmeel. De gesproken tekst en de afbeeldingen op de usb-stick vormen een leidraad voor het behandelen van dit thema, aangevuld met de door het Veenkoloniaal Museum geleverde voorwerpen. Van de docent wordt enige inbreng verwacht als bediener van de computer/smartboard, aangever en als gespreksleider tijdens de vragenrondes. Deze docentenhandleiding probeert een zo volledig mogelijk beeld te geven van de inhoud van de les, de materialen en de lesdoelen. Mocht er onverhoopt toch een vraag of onduidelijkheid zijn, dan kunt u contact opnemen met het Veenkoloniaal Museum. Opzet De les bestaat uit twee delen: een theoretische les op school (duur ongeveer 45 minuten) en een practicum in het Veenkoloniaal Museum (duur ongeveer 60 minuten). Het practicum bestaat uit een rondleiding onder begeleiding van een museummedewerker over de Aardappelzetmeelzolder (ongeveer 20 minuten) en het werkelijk practicum waarin de leerlingen -wederom onder begeleiding van een museummedewerker) zelf aardappelzetmeel en een pudding gaan maken (ongeveer 40 minuten). Voorbereiding De les Aardappelzetmeel vraagt niet meer voorbereiding anders dan een thuisopdracht voor de leerlingen. In de aanloop naar de les is het de bedoeling dat zij thuis gaan kijken naar eindproducten (dus niet de aardappel zelf) die aardappelzetmeel bevatten. Wijs daarbij op een ingrediëntenlijst van producten, eventueel met een voorbeeld. Gedacht kan worden aan winegums, puddingpoeder, instant soep, koekjes, drop, maar ook textiel bevat aardappelzetmeel. Laat de leerlingen dat zelf uitzoeken! Producten mogen worden meegenomen naar de les, waarbij geldt dat elke leerling één product mee naar school neemt. In de
les Aardappelzetmeel wordt dieper op de producten met aardappelzetmeel ingegaan. Het is dan leuk als leerlingen een selectie van de genoemde producten voor zich op tafel hebben liggen. Wat wordt er van de leerlingen verwacht? Van de leerlingen wordt enige voorkennis van het product aardappel verwacht. Iedereen heeft wel eens een aardappel gezien en geproefd in zijn verschillende vormen. Daarbij is ook een mening gevormd over uiterlijk, smaak en voorkeur voor gebruik. Er wordt van de leerling verwacht dat hij of zij deze mening kan formuleren. Voorkennis aangaande aardappelzetmeel wordt niet verwacht. De kennis kan initieel opgedaan worden bij de thuisopdracht, de rest wordt in de les verteld. Wat wordt er van de docent verwacht? Van de docent wordt enige kennis van de aardappel en aardappelzetmeel verwacht. Deze kan eenvoudig worden opgedaan via internet. Geschiedenis van de aardappel in specifiek de Veenkoloniën is niet noodzakelijk: die wordt in de les Aardappelzetmeel behandeld. Wel is het raadzaam de tekst zoals verteld op de usb-stick vooraf alvast door te nemen. Wellicht zijn er relevante en leerzame aanvullingen die specifiek betrekking hebben op de school of de locatie waar die staat. Hier is op de usb-stick geen rekening mee gehouden (zij vertelt het algemene verhaal met betrekking tot de hele √eenkoloniën), maar de voorstelling kan op elk gewenst moment worden gestopt om een aanvulling te doen of uit te weiden over een bepaald onderwerp. Lesdoelstellingen De lesdoelstellingen van de les Aardappelzetmeel zijn: het kunnen formuleren van een mening, het deelnemen aan een groepsgesprek, actief kunnen luisteren en kijken, in kleine groepjes kunnen overleggen en het kunnen zoeken naar gevraagde producten. Leerdoelen Aan het einde van de les moeten de leerlingen onderstaande kunnen en weten: - De oorsprong van de aardappel benoemen; uit welk land komt deze en hoe is hij in Nederland terecht gekomen? - In grote lijnen de geschiedenis van de aardappelzetmeelindustrie in de Veenkoloniën kunnen beschrijven. - Verschillen in gebruik van de consumptieaardappel en de fabrieksaardappel noemen. - Kennis hebben genomen van de verwerking van de aardappel. - Ten minste drie producten noemen waarin aardappelzetmeel is verwerkt. - In staat zijn tot het zelf vervaardigen van aardappelzetmeel. Benodigde materialen op school - Een computer. - Een smartboard of digibord waarop een usb-stick afgespeeld kan worden, met luidsprekers en liefst met toegang tot het internet. - De lesbox van het Veenkoloniaal Museum. Suggesties voor vervolglessen - Stroom genereren uit een aardappel - Aardappel in de kunst
Bronnenlijst
- 'Hoe wij het rooiden', Max Dendermonde, Veendam 1977 - Archief Veenkoloniaal Museum Veendam - Internet
Instructies voor de usb-stick Bij de samenstelling van deze lesbrief is het uitgangspunt geweest om de docent zo weinig mogelijk te belasten. Om die reden is de tekst vooraf ingesproken en is voor het gebruiksgemak van de usb-stick gekozen. Met het principe van plug & play hoeft de docent slechts een paar eenvoudige handelingen te verrichten en wordt de leerlingen een professionele les gepresenteerd. In de uitgeschreven tekst staat exact aangegeven wanneer er een pauze is ingelast: de docent hoeft dan niet anders te doen dan de pauzeknop op de computer in te drukken. Het staat de docent verder vrij om op elk gewenst moment de les te onderbreken wanneer daar behoefte aan bestaat. De aangegeven tijd van ongeveer 45 minuten van de les, is slechts een door de samenstellers van de lesbrief berekende tijdsduur. Het is aan de docent om de les zoveel langer te laten duren als hij of zij dat wenselijk acht. Het wordt niet aanbevolen de les korter te laten duren dan de aangegeven 45 minuten; de leerlingen moet voldoende tijd worden gegund worden om de lesstof tot zich te kunnen nemen.