Module 8: Het rapport
Les 1 Wat is een rapport?
1
En jij?
1.
Krijgt jouw kind een rapport?
O ja
O nee
2.
Krijgen kleuters ook een rapport?
O ja
O nee
3.
Kreeg jij vroeger in de school ook een rapport?
O ja
O nee
Wanneer? Wat stond er op het rapport?
4.
Hoeveel keer per schooljaar krijgen kinderen in deze school een rapport?
O 2 keer per jaar O 3 keer per jaar O 4 keer per jaar 5.
Waarom krijgen kinderen een rapport?
6.
Wat staat er allemaal op een rapport?
7.
Kijk naar de verschillende rapporten. Welk rapport is van deze school.?
“Ouders thuis in een taal vol school” Basiseducatie West-Limburg 2002-2003
Module 8: Het rapport
Het rapport Alle kinderen uit de lagere school krijgen enkele keren per jaar een rapport. Een schooljaar loopt van 1 september tot 30 juni. Sommige scholen geven 2 rapporten per schooljaar (dit is per semester = Kerstvakantie en grote vakantie). Andere scholen geven 3 rapporten per jaar (dit is per trimester = Kerstvakantie, Paasvakantie en grote vakantie)
Op het rapport staat of het in de school goed gaat met je kind. Op het rapport staan al de vakken die je kind krijgt. Op elk vak worden punten gegeven.
Sommige vakken zijn belangrijker dan andere vakken. Bijvoorbeeld wiskunde is belangrijker dan verkeer. Daarom staan er meer punten op wiskunde dan op verkeer. Hoe hoger de punten, hoe beter het rapport.
Op het rapport staan de punten voor dagelijks werk en voor de grote toetsen. Dagelijks werk is het werk van elke dag. Dit zijn de kleine toetsen en de huistaken.
Ook staat op het rapport iets over het gedrag van jouw kind. Is jouw kind rustig of druk? Lief of stout? Sociaal of verlegen? Zijn er problemen met jouw kind of niet?
Over het rapport (de punten op de vakken en het gedrag in de klas) kan je altijd praten met de leerkracht. Soms nodigen de leerkrachten je uit voor een oudercontact. Soms kan je een afspraak maken met de leerkracht van jouw kind om over het rapport te spreken. Ouders kunnen dan allerlei vragen stellen aan de leerkracht.
Als kinderen het rapport mee naar huis nemen, moeten ouders altijd een handtekening op het rapport zetten.
“Ouders thuis in een taal vol school” Basiseducatie West-Limburg 2002-2003
Module 8: Het rapport
2
Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet een kruisje.
1
Alle kinderen uit de lagere school krijgen een rapport.
waar
niet waar
2
Alle kinderen krijgen 2 keer per jaar een rapport.
waar
niet waar
3
Op het rapport staan al de vakken.
waar
niet waar
4
Al de vakken zijn even belangrijk.
waar
niet waar
5
Hoe lager de punten, hoe beter het rapport.
waar
niet waar
6
Op het rapport staan punten voor dagelijks werk en voor grote toetsen.
waar
niet waar
7
Op het rapport staan alleen punten.
waar
niet waar
8
Ouders kunnen met de leerkracht praten over het rapport.
waar
niet waar
9
Kinderen moeten een handtekening op het rapport zetten.
waar
niet waar
3
Lees de tekst. Wat is juist? Kleur het bolletje.
1
Wie krijgt een rapport?
2
Wanneer loopt een schooljaar?
3
Wat wordt er aan de vakken gegeven?
4
Dagelijks werk is
5
Als je over het rapport wil spreken met de juf, moet je
O kleuters O leerlingen O kleuters en leerlingen O van januari tot december O van september tot juni O van juli tot augustus O het gedrag O een gesprek O punten
O het werk van elke dag O de grote toetsen O de punten O een handtekening zetten O een afspraak maken O een brief lezen
“Ouders thuis in een taal vol school” Basiseducatie West-Limburg 2002-2003
Module 8: Het rapport
4
Wat is het? Schrijf het juiste cijfer bij de tekening.
Kies uit:
5
1 de handtekening
4 het oudercontact
7 problemen
2 het rapport
5 het gedrag
8 de leerkracht
3 de vakken
6 de punten
Wat is bijna hetzelfde? Verbind met elkaar.
het gedrag
de testen
de vakken
lief, verlegen, stout, rustig, …
de punten
wiskunde, taal, drama, verkeer, …
het trimester
het oudercontact
het gesprek
de cijfers
het dagelijks werk
4 maanden
de toetsen
3 maanden
het semester
kleine toetsen en huistaken
“Ouders thuis in een taal vol school” Basiseducatie West-Limburg 2002-2003
Module 8: Het rapport
6
Vul het juiste woord in.
Kies uit:
gesprek - dagelijks werk - rapport - hoger - punten - handtekening gedrag - trimester - toetsen - belangrijker
1
Alle kinderen uit de lagere school krijgen een …………………………………….. Kleuters niet.
2 9/10 en 7/10 zijn …………………………………….. 3 Sommige vakken zoals wiskunde zijn …………………………………….. dan bijvoorbeeld LO. 4 Op het rapport staat hoe jouw kind in de klas is. Rustig, lief, … Dat is het ……………………………… 5 Ouders moeten een …………………………………….. op het rapport zetten. 6 Ouders kunnen praten met de juf over het rapport. Dat is een …………………………………….. 7 Kinderen moeten thuis lessen leren en in de klas …………………………………….. maken. 8 Hoe …………………………………….. de punten, hoe beter jouw kind gewerkt heeft. 9 De periode van september tot december is het eerste …………………………………….. 10 Kinderen krijgen elke dag kleine toetsen en huiswerken. Deze punten tellen mee voor het ……………………………………..…… 10 6 9
7
1 2 4
8
3
5
“Ouders thuis in een taal vol school” Basiseducatie West-Limburg 2002-2003