MIRA
n re ke
Leren om te
HET MILIEURAPPORT VAN VLAANDEREN, VOOR HET ONDERWIJS
Het Vlaamse water » Over waterbeheer en waterkwaliteit
Er hangt iets in de lucht » Over luchtverontreiniging
Opwarming zorgt voor natte voeten » Over klimaatverandering en energiegebruik
Onze vuilniszak moet op dieet » Over afval
Colofon Deze brochure is een uitgave van de Vlaamse Milieumaatschappij Coördinatie, eindredactie en lay-out: VMM Copywriting: Jan De Mets Fotografie: Yves Adams, Argus, Jan Caudron, Comstock, Corbis, Misjel Decleer, Fost Plus, Marc Slootmaekers, Van Parys Media, VMM-archief Cartoons: ZAK, © De Morgen Met dank aan: Alle leerkrachten en pedagogisch begeleiders die meewerkten aan deze brochure. Verantwoordelijke uitgever: Philippe D'Hondt – afdelingshoofd Lucht, Milieu en Communicatie
2
Depotnummer: D/2008/6871/026 Brochures zijn te bestellen bij het Infoloket van de Vlaamse Milieumaatschappij: A. Van de Maelestraat 96 9320 Erembodegem Tel. 053 72 64 45
[email protected] www.vmm.be/educatie Downloaden kan op: www.milieurapport.be/onderwijsbrochure Mits bronvermelding wordt overname van teksten aangemoedigd.
Woord vooraf Beste leerkracht, De klimaatverandering, de uitstoot van fijn stof, overstromingen, … Het zijn milieuthema’s die geregeld het nieuws halen. Milieu staat in de top drie van thema's waar jongeren het meest bezorgd over zijn. Steeds meer leerkrachten verwijzen ernaar in hun lessen. Het is daarom hoog tijd dat leerkrachten en leerlingen MIRA leren kennen. MIRA staat voor het Milieurapport van Vlaanderen. MIRA beschrijft, analyseert en evalueert de toestand van het Vlaamse leefmilieu, bespreekt het gevoerde milieubeleid en blikt vooruit op mogelijke milieuontwikkelingen. Het bevat een schat aan informatie, of het nu om de kwaliteit van het drinkwater, de grootte van de afvalberg of de graad van luchtverontreiniging gaat. Deze informatie goten we in een brochure, bestemd voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. We hebben onze gegevens en bevindingen op een bevattelijke wijze voor u samengesteld, in de hoop dat u er in de klas mee aan de slag kunt. Want leren over het milieu en over de oorzaken van milieuvervuiling is de weg naar de oplossing. Leren om te keren ... We selecteerden de thema’s water, lucht, klimaatverandering en afval. Elk hoofdstuk bevat een samenvatting van wat u in onze rapporten vindt. We geven enkele tabellen en figuren die ook in de les bruikbaar zijn. De teksten kunnen in de klas aanleiding geven tot discussie of een voorbereiding zijn voor een klasdebat. De informatie kan als basis dienen voor een zelfstandige studieopdracht of voor groepswerk. Achteraan elk hoofdstuk staan enkele vragen en opdrachten die kunnen helpen bij de verwerking van de inhoud. En ten slotte is er de website voor extra opzoekwerk. Want niet alles wat MIRA doet, staat in deze brochure. Beschouw dit als een stevige opwarmer om zélf dieper te graven. Dat kan op www.milieurapport.be waar u ook onze rapporten kunt downloaden of bestellen. Ik wens u veel leesplezier!
Frank Van Sevencoten, Administrateur-generaal, Vlaamse Milieumaatschappij
Juni 2008
3
Inhoudstafel 1. Meten, rapporteren en adviseren – Over MIRA 1. Meten is weten 2. BE - S - T - Hoe communiceren we over de toestand van het milieu? 2.1. Het MIRA-T rapport 2.2. Het MIRA-BE rapport 2.3. Het MIRA-S rapport 3. Wat heb je als geïnteresseerde leerkracht of leerling aan MIRA?
4
5 6 6 6 7 7 8
2. Het Vlaamse water – Over waterbeheer en waterkwaliteit 1. De Vlaamse waterhuishouding 1.1. Ruimte voor het water – Overstromingen 1.2. Beheer(s) je bekken – Waterbeheer in Vlaanderen 1.3. Spaarzamer omgaan met water 2. Het zuivere water 2.1. Water snakt naar adem – Oorzaken van waterverontreiniging 2.2. Op de goede weg – Waterkwaliteit in Vlaanderen 3. Ideeën om te watertanden 4. Vragen en opdrachten bij dit hoofdstuk
9 10 10 12 13 15 15 16 19 20
3. Er hangt iets in de lucht – Over luchtverontreiniging 1. Fijn stof – Van deeltjes groot en klein 1.1. Wat is fijn stof? 1.2. Een vuiltje aan de lucht 1.3. Halen we de norm? 1.4. Van de wegen naar de luchtwegen 1.5. Verbetering, maar nog niet genoeg 2. Ozon, ook zonder zon 2.1. Recept 2.2. Europese en wereldwijde actie nodig 3. Zware metalen 4. Weetjes en tips over lucht 5. Vragen en opdrachten bij dit hoofdstuk
21 22 22 22 24 26 26 27 27 27 28 29 30
4. Opwarming zorgt voor natte voeten – Over klimaatverandering en energiegebruik 1. De aarde is een serre 1.1. Het broeikaseffect 1.2. Een mandje vol – De gassen die de klimaatverandering veroorzaken 1.3. Vlaamse uitstoot 2. Heethoofden en natte voeten – De gevolgen van klimaatverandering voor Vlaanderen 2.1. Meer regen 2.2. Stijgende zeespiegel 3. Meer wind en zon! – Van fossiel naar REG en hernieuwbaar 3.1. Hernieuwbare energiebronnen 3.2. REG is de weg 4. Energietips 5. Vragen en opdrachten bij dit hoofdstuk
31 32 32 33 35 37 37 38 39 39 40 41 42
5. Onze vuilniszak moet op dieet – Over Afval 1. Hoe zwaar is onze vuilniszak? 1.1. De totale afvalberg 1.2. Het huishoudelijk afval 1.3. Wat zit er in die vuilniszak? Analyse van het restafval 2. Het afvalbeleid in laddertaal 2.1. Niet is de boodschap – Preventie als eerste trede 2.2. Een nieuw leven – Recyclage en compostering 2.3. Een pc die draait op afval-elektriciteit? – Verbranden met terugwinning en storten 3. Afvaltips 4. Vragen en opdrachten bij dit hoofdstuk
43 44 44 44 45 46 47 48 49 50 51
1
Meten, rapporteren en adviseren Over MIRA
Hoe erg of hoe goed is het gesteld met het milieu in Vlaanderen? Wat zijn de gevolgen van onze activiteiten (consumptie, mobiliteit, economie, vrije tijd, ...) voor het milieu, voor onze gezondheid? Welke acties moeten we ondernemen om schade te voorkomen, in te perken of ongedaan te maken? Dat zijn de vragen waarover het MIRA-team zich buigt. MIRA staat voor MIlieuRApport Vlaanderen. MIRA wil de toestand van het milieu in Vlaanderen onderzoeken, opmeten, in kaart brengen en de evoluties schetsen. De conclusies worden aan de beleidsverantwoordelijken aangeboden. Zo kunnen zij hun beleidsplannen voor het milieu baseren op wetenschappelijke gegevens en vooruitzichten.
1. Meten is weten
2. BE - S - T
MIRA wil een totaalbeeld schetsen van de toestand van het milieu en verzamelt dus informatie over heel diverse thema’s:
Hoe communiceren we over de toestand van het milieu?
luchtvervuiling, verontreiniging van de rivierbodems, klimaat-
MIRA, het Milieurapport Vlaanderen, heeft drie opdrachten:
verandering, overstromingen, kwaliteit van het water, lawaai,
-
De MIRA-rapporten staan vol tabellen, diagrammen en
MIRA beschrijft, analyseert en evalueert de bestaande toestand van het milieu;
lichthinder, afval, bestrijdingsmiddelen, vermesting, ... -
MIRA evalueert het gevoerde milieubeleid; MIRA beschrijft de verwachte ontwikkelingen van het milieu.
grafieken, de resultaten van de vele metingen en analyses die een uitgebreid netwerk van meetpunten oplevert. Het meten
Voor elk van deze opdrachten geeft MIRA specifieke publi-
van de vervuiling is zeer divers. Om de luchtkwaliteit te meten
caties uit: MIRA-T, MIRA-BE en MIRA-S. Alle publicaties zijn te
staan in Vlaanderen toestellen verspreid die (net als een
downloaden of te bestellen via de website van MIRA:
thermometer) minuut per minuut nagaan hoeveel vervuilende
www.milieurapport.be
stoffen in de lucht zitten. Van het water neemt men dan weer stalen uit bijvoorbeeld rivieren of putwater die in een labo
2.1. Het MIRA-T rapport (T = toestand )
geanalyseerd worden.
Dit rapport schetst een totaalbeeld van de milieusituatie in Vlaanderen. Het analyseert de waargenomen trends en de
6
Het MIRA-team doet zelf niet aan milieuonderzoek. Het team
genomen beleidsmaatregelen. MIRA-T tracht de evoluties te
verzamelt gegevens, en is dus voor de input afhankelijk van
verklaren en schuift mogelijke oplossingen naar voren.
onderzoekers. De uiteindelijke rapporten en verslagen over de
MIRA-T richt zich niet enkel tot de beleidsmaker, maar ook tot
verschillende milieuthema's zijn het werk van enkele honderden
de (wakkere) burger die op zoek is naar actuele en betrouwbare
experts.
milieu-informatie.
De milieutoestand wordt in MIRA beschreven door indicatoren.
MIRA-T verschijnt in vier verschillende vormen:
Net als beursnoteringen zijn indicatoren signalen van stijgende,
-
Het focusrapport: bevat een kritische analyse van wel-
dalende of gelijke trends. Ze schetsen de evolutie van de
gekozen, actuele onderwerpen waarvoor beleidsinteresse
milieuverstoringen en leggen de gewenste toestand in de
en/of maatschappelijke belangstelling bestaat. Het is
toekomst cijfermatig vast. In het milieurapport geven lachende
immers niet mogelijk om elk jaar alle thema's ten gronde uit
of droevige gezichtjes de positieve of negatieve evolutie van
te spitten. Het focusrapport verschijnt jaarlijks en is ook
een indicator weer.
verkrijgbaar in gedrukte versie in de boekhandel. -
Het indicatorenrapport bevat een kernachtig actueel overzicht van de toestand van het milieu in Vlaanderen aan de hand van indicatoren, waarbij alle sectoren en milieu-
INDICATOREN negatieve evolutie; verontrustende situatie; doel
thema's aan bod komen. -
helemaal niet binnen bereik.
De achtergronddocumenten bundelen voor alle milieuthema's de informatie die MIRA over de jaren verzamelde. Deze rapporten bieden degelijke achtergrondinformatie
onduidelijke evolutie; nog geen aanvaardbare situatie; doel nog niet binnen bereik.
over verschillende milieuthema's. -
De rubriek feiten en cijfers op de website www.milieurapport.be geeft een snelle toegang tot een brede waaier
positieve evolutie; aanvaardbare situatie; doel binnen bereik. Voorbeelden van INDICATOREN -
hoeveelheid bedrijsafval
-
uitstoot van dioxine in de lucht
aan indicatoren.
Dit rapport evalueert het bestaande milieubeleid. Het is vooral bedoeld voor specialisten en beleidsmensen. Het loont immers de moeite om na te gaan of het gevoerde beleid succesvol is, en of het geen onbedoelde effecten heeft. MIRA-BE bevat ook aanbevelingen om het beleid te verbeteren.
2.3. Het MIRA-S rapport (S = scenario's)
Leren om te keren – Over MIRA
2.2. Het MIRA-BE rapport (BE = beleidsevaluatie)
MIRA-T en MIRA-BE analyseren vooral de bestaande situatie. MIRA-S blikt vooruit op het milieu van morgen. De centrale vragen voor MIRA-S zijn: hoe kan ons milieu er in de toekomst uitzien? Wat zijn de eventuele gevolgen van een ongewijzigd of gewijzigd milieubeleid? Aan de hand van scenario’s geeft het rapport aan hoe de maatschappelijke ontwikkelingen evolueren en wat de milieueffecten daarvan kunnen zijn.
7
3. Wat heb je als geïnteresseerde leerkracht of leerling aan MIRA?
Ten slotte kunnen we je Verrekijker aanbevelen, het (gratis) tijdschrift van de VMM. Elke editie bevat een dossier over een welbepaald aspect van het leefmilieu. Verrekijker geeft verder
Veel! De MIRA-rapporten bevatten een schat aan informatie
praktische informatie en concrete tips voor een milieuvriende-
voor elke leerkracht (en leerling) die milieuthema's in de klas aan
lijker gedrag.
bod laat komen, of het nu om eenmalige, actuele topics gaat of
Gratis abonneren kan via de link www.vmm.be/verrekijker, of
om een projectmatige aanpak. Ook de milieuwerkgroep die
door contact op te nemen met het Infoloket van de VMM,
plannen beraamt om de school tot milieuvriendelijker gedrag
[email protected], tel. 053 72 64 45.
aan te zetten, vindt in de documenten inspiratie voor haar acties en campagnes. MIRA wil de school ook aanzetten om zelf ‘te velde’ te trekken en de toestand van het milieu te onderzoeken. MIRA en de Vlaamse Milieumaatschappij (de organisatie achter MIRA) kunnen daar heel wat suggesties voor leveren.
De website is de centrale plaats waar alle informatie beschikbaar is: www.milieurapport.be Je vindt er: -
alle rapporten zoals hierboven beschreven;
-
feiten en cijfers: een brede waaier aan indicatoren, thema-
-
het woordenboek, met alle verklaringen van begrippen;
-
de actuele ‘Kernset Milieudata’, met cijfergegevens die de
tisch gerangschikt;
8
indicatoren onderbouwen; -
actueel nieuws betreffende een milieuthema, een nieuw onderzoek, nieuwe publicaties, enz.
-
...
2
Het Vlaamse water Over waterbeheer en waterkwaliteit
Gaan onze waterlopen ooit terug bruisen van leven? Houden we de kwaliteit van ons leidingwater op peil? Kunnen we het groeiend aantal overstromingen de baas? ‘Ja, als’ is het goede antwoord. Als we meer zorg dragen voor onze watervoorraden, boven en onder de grond. Vlaanderen werkt daar aan. Staat het water ons aan de lippen? Neen, maar we moeten wel op de ingeslagen weg verder. Wil je waterdichte bewijzen? Lees dan dit hoofdstuk en bezoek de MIRA-website voor meer info.
De voorbije decennia zijn we in Vlaanderen niet altijd verstandig omgesprongen met onze watervoorraden: onze grachten en rivieren vervuild, overmatig gebruik van leidingwater, het alarmerende peil van het grondwater, ... Bovendien is onze Vlaamse ruimte volgebouwd en dat zorgt voor problemen zoals overstromingen en te verdund afvalwater voor onze waterzuivering. Daar komt stilaan verandering in. Vlaanderen doet ernstige inspanningen om de waterkwaliteit en de watervoorraden te beschermen. Dit hoofdstuk dompelt je onder in beide thema's: zowel het beheer van onze watervoorraden (deel 1) als de kwaliteit van het water (deel 2) nemen we onder de loep. In deel 3 geven we enkele watertips weg.
1. De Vlaamse waterhuishouding
1.1. Ruimte voor het water – Overstromingen
In dit deel gaan we in op drie aspecten van waterbeheer:
De geschiedenis speelt ons parten. Waar vroeger veel regen
-
Hoe pakken we in Vlaanderen de overstromingen aan?
viel, vond het overtollige water zijn weg naar natuurlijke
-
Op welke manier kunnen we het water zo beheren en
overstromingsgebieden. Deze gebieden werden de laatste
verdelen dat alle gebruikers en alle functies aan bod
decennia op vele plaatsen verkaveld voor woningen en
-
komen?
industrie. We verhardden steeds meer oppervlaktes voor
Hoe kunnen we spaarzamer en ‘rationeler’ met het beschik-
wegen en industrieterreinen zodat de neerslag minder goed in
bare water omgaan?
de grond kan dringen. Via de riolen komt het hemelwater in de rivieren terecht. Die kunnen de vloed niet slikken en treden buiten hun oevers. We kapten bomen die stroomopwaarts het hemelwater
10
Hemelwater is een algemene term voor alle vormen waarin water uit de hemel kan vallen: regen, sneeuw en hagel.
konden opvangen. Hemelwater moest zo snel mogelijk worden afgevoerd. Ondertussen heeft men ingezien dat het overstromingsgevaar daardoor niet werd opgelost maar gewoon verplaatst. Het risico langs de bovenlopen van rivieren was wel afgenomen, maar stroomafwaarts kreeg men de wateroverlast over zich heen, ook op plaatsen die van nature geen overstromingsgebied waren. Bovendien voorspellen klimatologen voor de komende jaren een groter aantal dagen met hevige neerslag.
Figuur 1: Overstromingsgebieden van de Grote Nete
verwachtingen, ...) een nieuwe voorspelling gemaakt. Op die manier kunnen inwoners snel geïnformeerd worden bij dreigend overstromingsgevaar. Voor meer informatie, zie www.overstromingsvoorspeller.be
Nieuwe overstromingsgebieden aanleggen Bij overstromingen zoeken waterlopen ‘uit eigen beweging’ naar ruimte voor de wateroverlast. Een groot deel van de natuurlijke overstromingsgebieden zijn echter bebouwd. Daarom is de aanleg van nieuwe overstromingsgebieden nodig. Die kunnen in tijden van watercrisis het overtollige water opvangen. In nieuwe overstromingsgebieden mag niet worden gebouwd Neem daar nog een stijgende zeespiegel bij en het is duidelijk
maar er kunnen wel andere activiteiten georganiseerd worden:
dat de kans op overstromingen toeneemt (zie ook hoofdstuk 4,
landbouw, natuurgebieden, broedplaatsen voor vogels,
‘Opwarming zorgt voor natte voeten’).
visvijvers, ...
De Grote Nete ontspringt in Hechtel (Limburg). Op figuur 1 is
Erosie tegengaan
duidelijk te zien dat de recente overstromingen zich vooral
Bomen houden het water langer vast. Als men dus bossen
langs de benedenloop bevinden, terwijl de valleien in de
verwijdert, vloeit het water sneller af en neemt het vruchtbare
bovenlopen droog blijven. Bijna de helft van de recent over-
grond mee (erosie). Daarom moeten er nieuwe bossen
stroomde gebieden ligt buiten de van nature overstroombare
en groenlanden worden aangelegd, vooral langs de bovenloop
gebieden.
van rivieren. Ook aangepaste bodembewerking op landbouwgronden kan erosie vermijden.
Vlaanderen wil zich op nieuwe overstromingen voorbereiden en neemt initiatieven die het watersysteem in zijn geheel ten
Verdroging tegengaan
goede komen.
Vlaanderen heeft na Monaco en Vaticaanstad de grootste verharde oppervlakte per vierkante meter ter wereld.
Overstromingen voorspellen
Gebouwen, opritten, parkings, industrieterreinen, ... ze zorgen
Overstromingen zijn een natuurlijk fenomeen en ze tegen elke
allemaal voor een slechtere infiltratie van hemelwater in de
kost vermijden is niet realistisch. Daarom spitst het beleid zich
bodem. Het hemelwater komt dan in de riolen terecht. Van de
toe op het beschermen van die woon- en industriegebieden
riolen gaat het naar de – rechtgetrokken – beken die het snel
waar er economisch gezien het meeste risico op schade is.
naar de rivieren brengen. Het gevolg van die snelle afvoer is dat
Door overstromingsmodellen te ontwikkelen, kan het risico op
er minder water in de bodem dringt en naar de grondwater-
overstromingen bepaald worden, gebied per gebied.
lagen sijpelt. Als zo de grondwatervoorraden niet voldoende
Om het kwartier wordt op basis van allerlei gegevens (onder
aangevuld raken, ontstaat verdroging.
De watertoets De watertoets houdt in dat een overheid die over een plan, programma of vergunning moet beslissen, er zorg voor draagt dat: -
geen schadelijk effect (voor het watersysteem) ontstaat;
-
of dat het zoveel mogelijk beperkt wordt;
-
als dat niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of gecompenseerd.
De overheid kan voorwaarden stellen, aanpassingen vragen of een vergunning weigeren als de schade voor het watersysteem niet kan ingeperkt worden. Als je bijvoorbeeld bouwt in een overstromingsgebied of grote hoeveelheden grondwater oppompt, kan de overheid bijkomende maatregelen eisen om de schade te beperken. Op www.watertoets.be vind je meer informatie.
Leren om te keren – Over waterbeheer en waterkwaliteit
meer de waterstanden, de hoogte van de oevers, de weers-
11
daaronder te lijden gehad. Bovendien vergrootte dit het overstromingsgevaar stroomafwaarts. Als men de aansluiting tussen de waterloop met omliggende beken en grachten opnieuw openstelt, zal ook de natuur daar wel bij varen. De waterlopen krijgen hun oorspronkelijke natuurlijke oevers terug en mogen weer meanderen zoals vroeger. Vissen en waterplanten komen terug . Als het ‘betongehalte’ van de rivieren vermindert, zal het overtollige water makkelijker zijn weg vinden en het waterpeil minder snel stijgen. Maar water is niet alleen een habitat voor dieren en planten, Daarom worden burgers en bedrijven verplicht om het hemel-
het is ook onmisbaar als hulpbron voor de industrie en land-
water van de riolering af te koppelen en het water ter plaatse
bouw, als drinkwater, ... De vele functies van water moeten we
te gebruiken of te laten infiltreren in de bodem. Zo mag bij
op elkaar afstemmen, zeker in het dichtbevolkte Vlaanderen.
nieuwbouw het hemelwater niet meer naar de riolen worden
We moeten de beken en rivieren, het grondwater en de water-
afgevoerd. Een hemelwaterput is nu verplicht bij het
bodem goed beheren. Er is een globaal plan en een stevige
(ver)bouwen van je huis wanneer het dak meer dan 75 m² groot
coördinatie nodig. En aangezien water geen grenzen kent,
is (of als je je dak met meer dan 50 m² uitbreidt). Gebouwen
moeten we ook met de ons omringende landen afspraken
met een rieten dak of met een groendak worden van deze
maken.
verplichting vrijgesteld. Dit is geen makkelijke taak. Elke functie vraagt immers om een
1.2. Beheer(s) je bekken
pakket maatregelen en de belangen liggen niet altijd in elkaars
12
verlengde. Zo heeft de scheepvaart sluizen nodig en diepe
Waterbeheer in Vlaanderen
wateren. Vissen moeten echter kunnen migreren en hebben
In de jaren 60 en 70 werden waterlopen rechtgetrokken om
ondiep water nodig om zich voort te planten. Kajakkers hebben
ruimte te winnen en het water sneller af te voeren. Men
aanmeerplaatsen en verbindingen tussen waterlopen nodig.
verstevigde de oevers met beton of schanskorven (metaal-
Fietsers willen fietspaden langs de waterlopen. En hengelaars
gazen korven gevuld met zware stenen). De hele natuurlijke
willen vissen ...
dynamiek van een waterloop ging daardoor verloren. Samen met de vervuiling heeft dit het waterleven en de rijke
Daarom worden er nu plannen per bekken en deelbekken
ecosystemen errond veel schade berokkend. Vooral de
opgesteld. Het Vlaamse Gewest is opgedeeld in 11 bekkens
migrerende vissoorten, zoals zalm, steur en paling hebben
(figuur 2) en 103 deelbekkens.
Figuur 2: De 11 bekkens van Vlaanderen Maas
Brugse Polders
Nete
Gentse kanalen
Maas
Benedenschelde
IJzer
Dijle en Zenne Leie
Demer
Dender Bovenschelde Maas
Het Vlaamse decreet inzake het integraal waterbeleid (2003) moet garanderen dat burgers, bedrijven en landbouwers over voldoende kwaliteitsvol water kunnen beschikken, en wil in ruil dat iedereen in de samenleving daar verantwoord mee omspringt. De Vlaamse Milieumaatschappij kreeg bij de uitvoering hiervan een centrale rol. Op haar website www.vmm.be vind je meer informatie over de toestand van alle ‘soorten’ waters (zwemwater, oppervlaktewater, drinkwater, ...), over de metingen die de VMM uitvoert en wat de resultaten zijn, hoe we water zuiveren en wat de toestand van ons rioleringsstelsel is. Het tijdschrift Verrekijker schrijft regelmatig over de toestand in Vlaanderen. Ook op de website van MIRA vind je hierover uitgebreide studies: www.milieurapport.be
Elk bekken en deelbekken heeft een beheerplan met gedetail-
Europese landen is er in Vlaanderen per inwoner erg weinig
leerde acties en maatregelen. Zelfs de problemen van de klein-
water beschikbaar. Daarom moeten we bewust met water
ste waterlopen krijgen aandacht. Zo’n plan beschrijft
omgaan: minder water gebruiken, en waar mogelijk ander water
bijvoorbeeld welke waterloop meer ruimte nodig heeft, hoe de
inzetten dan het hoogwaardige en dure leidingwater (hemel-
schepen er kunnen varen, hoe de vissen stuwen en water-
water, grijswater, ...).
molens kunnen passeren, in welke straten er rioleringswerken zijn gepland, waar de erosie wordt aangepakt, welke beken
Leren om te keren – Over waterbeheer en waterkwaliteit
Vlaanderen en het integraal waterbeleid
Wie gebruikt water?
terug zullen meanderen, waar er overstromingsgebieden komen, enz. industrie
Ben je nieuwsgierig naar de plannen voor jouw regio, dan kun je de bekkenbeheerplannen bekijken op de website
13
www.volvanwater.be gezinnen
1.3. Spaarzamer omgaan met water Aangezien water van goede kwaliteit steeds schaarser wordt, is het van belang om water te hergebruiken en alternatieve
landbouw
waterbronnen aan te wenden. Maar daarnaast moeten we ook spaarzaam en bewust met water omgaan.
andere
Elf emmers per dag De gezinnen en de industrie zijn de grootste watergebruikers in
a. Minder leidingwater – meer hemelwater
Vlaanderen: de bevolking was in 2003 goed voor ongeveer een
Leidingwater gebruiken we best enkel voor ‘hoogwaardige
derde van het totale watergebruik, de industrie voor bijna de
toepassingen’ zoals koken, lichaamshygiëne en bepaalde
helft.
industriële activiteiten die water van een zeer goede kwaliteit
Een Vlaming gebruikt gemiddeld 110 liter leidingwater of
nodig hebben. Voor andere toepassingen – bijvoorbeeld
11 emmers water per dag. En toch kan het nog beter: de
toiletspoeling, sproeien van de tuin, schoonmaak en was-
Vlaamse regering wil dit verlagen tot 98 liter.
machine – kunnen we net zo goed hemelwater gebruiken.
De industrie gebruikt steeds minder grondwater maar heeft
Verspilling van drinkwater kan je vermijden door spaardouche-
veel zuiver (leiding)water nodig. De landbouw gebruikt voor-
koppen of een aangepaste toiletspoeling te installeren,
namelijk grondwater, en in mindere mate leidingwater en
lekkende kranen te herstellen, ...
hemelwater.
Het is tegelijk belangrijk om het water zo min mogelijk te
Meer informatie over het watergebruik in Vlaanderen vind je op
vervuilen. Dit kan door aangepaste hoeveelheden milieu-
de MIRA-website, www.milieurapport.be
vriendelijke was- en schoonmaakmiddelen te gebruiken, door geen schadelijke producten in de gootsteen te gieten, ...
Elke druppelt telt
Er lopen heel wat sensibilisatie- en subsidieacties om het
De watervoorraden zijn beperkt. Op bepaalde tijdstippen van
gebruik van hemelwater te promoten, van de gewone regenton
het jaar dreigt er zelfs een tekort. In vergelijking met andere
tot een hemelwaterput met een circuit naar wc en wasmachine.
Figuur 3: De dalende waterstand in het Sokkel-systeem in Zonnebeke (West-Vlaanderen) hoogte van het grondwater ten opzichte van TAW (m) -25 -30 -35 -40 -45 -50 -55 -60 -65 -70 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
TAW = tweede algemene waterpassing = gemiddelde zeeniveau bij eb in Oostende. TAW is het referentieniveau (vastgelegd in 1947) waartegenover hoogtemetingen en dieptemetingen worden uitgedrukt. Het Sokkel-systeem duidt op de watervoerende lagen die grotendeels onder West- en Oost-Vlaanderen liggen.
water opgepompt worden. De drinkwatermaatschappijen zijn
De Vlaming gebruikt per dag gemiddeld 110 liter water. Waar gaat dat water naar toe? - 44 liter voor bad of douche
14
de grootste afnemers. Ze nemen ongeveer 60 procent van het vergunde debiet voor hun rekening.
-
30 l in de wc (*)
-
17 l in de was (*)
De Vlaamse Milieumaatschappij heeft, verspreid over het
-
8 l voor de afwas
Vlaamse land, 450 meetpunten die peilen naar de diepe water-
-
3 l om te koken en te drinken
voerende lagen. Nog eens 2 100 putten onderzoeken het meer
-
8 l voor van alles en nog wat (*)
ondiepe grondwater. Zo heeft de VMM een goed beeld van
Als je voor de functies met een (*) hemelwater gebruikt,
wat er zich onder onze voeten afspeelt. En de situatie is zorg-
kom je exact aan de helft! Dan ziet je drinkwaterfactuur
wekkend. Het peil van de watervoerende lagen zakt. Sommige
er vast heel anders uit.
voorraden staan op het alarmpeil, zoals in het belangrijke Sokkel-systeem, dat grotendeels onder West- en OostVlaanderen ligt (figuur 3).
b. Grondwater, het gouden water Grondwater is een echte bodemschat. Diep grondwater is
Om het gebruik van grondwater te ontmoedigen, spoort de
zelden verontreinigd. Dat komt doordat het door dikke klei-
Vlaamse overheid de industrie aan over te schakelen op het
pakketten beschermd wordt tegen vervuiling en vaak zeer oud
gebruik van ‘grijswater’. Grijswater is gezuiverd afvalwater. Ze
is, ofwel doordat het gezuiverd werd toen het door al de
stimuleert ook het gebruik van oppervlaktewater als bron voor
bodemlagen
heen
sijpelde. Door zijn goede kwaliteit is grondwater erg gegeerd. Watermaatschappijen winnen er drinkwater uit, voedingsbedrijven spoelen of bereiden er hun groenten in, textielfabrieken gebruiken het om textielvezels te wassen en om kleurstoffen op te lossen. Ziekenhuizen en bejaardentehuizen gebruiken het voor de was- en vaatwasmachines. Boeren gebruiken het om hun vee te drinken te geven. Tienduizenden pompen van bedrijven en instellingen, verspreid over heel Vlaanderen, halen het kostbare goedje naar boven. Maar de medaille heeft een keerzijde. Op sommige plaatsen slinken de watervoorraden sneller dan ze worden aangevuld. En er is ook ondiep grondwater, dat sneller vervuild kan worden door bijvoorbeeld pesticiden. In 2006 mocht ongeveer 428 miljoen kubieke meter grond-
drinkwater.
In dit deel belichten we enkele oorzaken van waterverontreiniging. Op basis van de informatie uit de MIRA-rapporten geven we een Vlaamse stand van zaken: hoe is het met ons leidingwater gesteld? Hoe gaan gezinnen, bedrijven en landbouwers met afvalwater om? Wat te doen met de vervuilde waterbodems? En zijn we op de goede weg?
2.1. Water snakt naar adem – Oorzaken van waterverontreiniging Eén van de taken van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) is het waken over de kwaliteit van het water in Vlaanderen. -
Wat is de kwaliteit van ons oppervlaktewater?
water zienderogen. Grachten en beken werden open riolen.
-
Wat is de toestand van ons grondwater?
Eén van de gevolgen was wat men ‘eutrofiëring’ noemt, de
-
Hoe zuiver zijn onze waterbodems?
overmatige aanwezigheid van nutriënten (voedingsstoffen voor
-
Wat zijn de belangrijkste bronnen van vervuiling?
planten). Planten, ook waterplanten, hebben onder meer de
-
Werkt de waterzuivering naar behoren?
elementen stikstof en fosfor nodig om te groeien. Maar te veel
-
Is ons drinkwater van goede kwaliteit?
is te veel. Het plantaardig leven in een waterloop begint zich
De VMM voert daarom dagelijks metingen en controles uit. De
dan explosief te ontwikkelen. Algen, microscopisch kleine
resultaten verschijnen in rapporten die de basis vormen voor
plantaardige organismen, profiteren van die overmaat aan
beleidsplannen en investeringen. Haar conclusie: de kwaliteit
voedingsstoffen en kunnen zich massaal ontwikkelen. Dat
van onder meer het oppervlaktewater is aangetast. De water-
heeft negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Het water
verontreiniging kent verschillende oorzaken en heeft effect op
kleurt groen en het doorzicht vermindert zodat jagende vissen
vele domeinen van het maatschappelijke leven. Het wordt
hun prooi niet meer zien of ondergedoken waterplanten
steeds moeilijker om het water te zuiveren tot goed drinkwater
onvoldoende licht krijgen. Bij het afsterven van die algen wordt
of voor toepassingen in landbouw en industrie. Productie-
veel zuurstof verbruikt zodat de zuurstofconcentratie in het
kosten stijgen, goed water wordt schaarser en duurder. We
water daalt. Hierdoor komen o.a. de vissen in problemen.
beschrijven
twee
belangrijke
oorzaken
van
water-
verontreiniging.
Als de akkers en velden overbemest worden, komen te veel nitraten in de drinkwaterbronnen (oppervlaktewater en grond-
Nutriënten en nitraten
water) terecht. Nitraten zijn zouten, afgeleid van waterstof-
Het afvalwater van huishoudens en bedrijven kwam vroeger
nitraat of salpeterzuur (HNO3), zoals kaliumnitraat of salpeter
gewoon via de afvoerbuis in de dichtstbijzijnde waterloop
(KNO3). Ze komen veelvuldig voor in (kunst)mest en kunnen in te grote hoeveelheden allerlei ziektes veroorzaken. De
terecht. Daardoor daalde de kwaliteit van ons oppervlakte-
Hormonenhuishouding in de war! De laatste jaren is er heisa ontstaan over stoffen die mogelijk een hormoonverstorende werking hebben. Verschillende onderzoeken bij weekdieren, vissen en zeehonden tonen vreemde voortplantingsmoeilijkheden, zoals onvruchtbaarheid en geslachtsomkering (mannetjes worden ‘vrouwelijker’). Maar ook bij de mens zijn problemen vastgesteld – vooral dan bij de spermakwaliteit van de man – die mogelijk hiermee te maken hebben. Heel verschillende stoffen kunnen de hormonenhuishouding op z'n kop zetten. Vooral de ‘xeno-oestrogenen’ zijn voorwerp van onderzoek en speculatie. Dit zijn stoffen die de werking van een vrouwelijk geslachtshormoon kunnen nabootsen of de werking ervan blokkeren. De hoofdverdachten zijn PCB’s (een groep van zeer giftige chloorverbindingen), dioxines en sommige pesticiden. Maar ook natuurlijke en kunstmatige hormonen (zoals die in de anticonceptiepil voorkomen) kunnen een belangrijke rol spelen. Op sommige plaatsen in het Vlaamse oppervlaktewater is de ‘oestrogene activiteit’ zo hoog dat dit meetbare gevolgen heeft voor de geslachtsorganen van de vissen.
Leren om te keren – Over waterbeheer en waterkwaliteit
2. Het zuivere water
15
werk aan de winkel. Dat illustreren de jongste MIRA-rapporten (zie www.milieurapport.be). De algemene kwaliteit van het oppervlaktewater stagneert de laatste jaren. De meest vervuilde plaatsen zijn ondertussen wel aangepakt, de lozingen van bedrijven vormen niet langer de grootste bedreiging, maar er zijn tegelijk weinig plaatsen met een zeer goede kwaliteit.
Leidingwater In Vlaanderen en België is water nog steeds een publiek goed. Leidingwater wordt geleverd door drinkwatermaatschappijen. een landbouwer die mest injecteert
De VMM tapt aan de kraan water af en onderzoekt het op een groot aantal parameters. In 2006 stelde ze weinig overschrij-
verontreiniging van ruw water met nitraten is één van de
dingen van de normen vast. Het ging dan voornamelijk om
belangrijkste problemen bij de drinkwaterproductie, vooral
lood, nikkel en nitriet. De overschrijdingen van lood zijn het
omdat nitraten moeilijk te verwijderen zijn.
meest relevant omwille van de mogelijke impact op de menselijke gezondheid. Het zijn vooral de oude loden leidingen zelf
16
Weinig zuurstofgas in het water
die voor deze problemen zorgen.
De belangrijkste oorzaak van oppervlaktewaterverontreiniging
Om dit op te lossen zijn de drinkwatermaatschappijen bezig de
ligt bij de zogenaamde zuurstofbindende stoffen. Dit zijn stof-
loden waterleidingen in de straat te vervangen. Als er binnen in
fen zoals eiwitten, koolhydraten en vetten, die onder meer
je huis nog loden leidingen liggen, kan je die ook best vervangen.
terug te vinden zijn in huishoudelijk afvalwater.
Actuele cijfers over de normen en normoverschrijdingen vind
Om af te breken hebben deze stoffen zuurstof nodig.
je op de MIRA-website, www.milieurapport.be
Daardoor daalt het zuurstofgehalte van het water. Pieklozingen van afvalwater die veel van deze zuurstofbindende stoffen
Afvalwaterstromen
bevatten, kunnen in relatief gezonde waterlopen leiden tot
De verontreiniging van het oppervlaktewater door de gezinnen
plotselinge vissterfte, zelfs van de meest resistente soorten
is de laatste jaren afgenomen. Dat heeft twee redenen.
zoals stekelbaars. In het ergste geval zit er geen zuurstofgas
Sinds de jaren 90 heeft Vlaanderen een inhaalbeweging uit-
meer in het water en krijg je een dode waterloop, zonder enig
gevoerd en werk gemaakt van het collecteren en zuiveren van
leven.
het afvalwater. Ondertussen wordt het afvalwater van 67 procent van de
2.2. Op de goede weg – Waterkwaliteit in Vlaanderen
Vlamingen gezuiverd door een rioolwaterzuiveringsinstallatie
De VMM werkt actief mee aan de verbetering van de water-
Bovendien wordt bij nieuwe rioleringen hemel- en afvalwater
kwaliteit, onder meer door de planning van en het toezicht op
zo veel mogelijk gescheiden. Dat is nodig omdat regen het
de waterzuivering en het rioleringsstelsel. In haar rapporten
afvalwater zodanig verdunt dat het nog moeilijk te zuiveren is.
maakt ze melding van de evolutie van het water in Vlaanderen.
Ook raken de riolen bij zware neerslag overbelast of lopen over.
En hoewel al een deel van de weg afgelegd is, is er nog veel
Zo komt een deel van het water ongezuiverd in het opper-
(RWZI).
De waterfactuur Elke Vlaming krijgt 15 kubieke meter water per jaar gratis. Voor elke kubieke meter water die je extra verbruikt, moet je betalen. De kostprijs bestaat uit: -
de abonnementsprijs;
-
de prijs voor de productie en levering van drinkwater;
-
de bijdrage voor de zuivering van het afvalwater. Hiermee worden collectoren en grootschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) aangelegd;
-
de bijdrage voor de gemeentelijke rioleringen en de kleinschalige waterzuiveringsinstallaties. Met dit geld wordt gewerkt aan een verdere opsplitsing in de afvoer van hemel- en afvalwater. Ook geraken meer en meer woningen aangesloten op rioleringsstelsels.
Waterbodems
Bij gescheiden rioolstelsels wordt enkel het vuile afvalwater
De bodems van onze waterlopen blijven een probleem. De
naar de RWZI’s gebracht. De gezinnen worden aangespoord om
kwaliteit verbetert wel, maar te traag. Vervuilende stoffen en
zelf ook hemelwater op te vangen en te gebruiken voor de
metalen houden zich daar langer vast en het is niet zo evident
wasmachine, toiletten, schoonmaak, ...
om die goed te verwijderen. De Vlaamse Milieumaatschappij heeft op ongeveer 600 plaat-
De bedrijven realiseerden de meest opvallende vermindering in
sen de kwaliteit van de bodems onderzocht. Van de meetplaat-
de verontreiniging. Bedrijven mogen niet om het even wat, om
sen was ongeveer driekwart verontreinigd tot sterk veront-
het even waar lozen. Ook de hogere milieuheffing op bedrijfs-
reinigd (periode 2003-2006). Slechts 2 procent van de onder-
afvalwater deed bedrijven naar schonere productiewijzen over-
zochte waterbodems behoort tot klasse 1, wat wil zeggen
stappen. Bedrijven die rechtstreeks in oppervlaktewater lozen,
‘niet verontreinigd’.
komen dan ook veel minder voor dan pakweg 20 jaar geleden.
Baggeren en ruimen kan soms een oplossing zijn, maar niet als
Toch is ook hier waakzaamheid geboden, want in 2006 was er
de onderliggende bodem ook vervuild is. Bovendien is dit erg
opnieuw een kleine stijging van de hoeveelheid geloosde
kostelijk. Daarom is preventie van groot belang: de bronnen van
verontreinigende stoffen.
vervuiling moeten worden aangepakt.
Leren om te keren – Over waterbeheer en waterkwaliteit
vlaktewater.
Ook in de landbouwsector valt een verbetering op te merken, die weliswaar veel kleiner is dan bij de gezinnen en de industrie. De land- en tuinbouwactiviteiten blijven een bron van grote hoeveelheden fosfor- en vooral stikstofverbindingen. Het derde Mestactieplan, dat heel Vlaanderen tot kwetsbare zone uitroept, moet hierin verandering brengen.
17
Staalname van de waterbodem.
Afvalwater en hemelwater scheiden, waarom? Op dit moment zijn er in Vlaanderen nog veel ‘gemengde’ rioolstelsels. Die voeren het afvalwater samen met het hemelwater af. Dat heeft echter heel wat nadelen. -
Bij droog weer bezinkt het vervuilde slib van de huishoudens in de riolen. Als het hevig begint te regenen, kunnen de riolen de grote hoeveelheid water niet meer aan. Het vervuilde water uit die gemengde rioleringen loopt dan via overstorten in beken en rivieren. Dat is nefast voor de waterkwaliteit.
-
Door de regen is het afvalwater sterk verdund, en dat maakt het zuiveren van het water moeilijker.
-
Hemelwater dat meteen via de rioleringen wordt afgevoerd, komt dus niet in de bodem terecht. Nochtans is dat nodig om de grondwatervoorraden aan te vullen.
18
MOS ‘Brussel’ en de provinciale MOS-begeleiders helpen scholen om planmatig werk te maken van milieuthema’s. Meer
Het zuivere water
info: www.milieuzorgopschool.be Voorkomen is beter en goedkoper dan genezen, zo ook bij
De weg naar Zuiver water
het zuiveren van water. We
Dit is een informatiebrochure van Aquafin over de organisatie
kunnen de vervuiling van het
van de afvalwaterzuivering in Vlaanderen en de werking van een
water wel beperken, zowel thuis
rioolwaterzuiveringsinstallatie. Deze publicatie bevat werk-
als op school. Bij het Infoloket
bladen bij het bezoek aan een rioolwaterzuiveringsinstallatie en
van de Vlaamse Milieumaat-
een handleiding voor de leerkracht. Aquafin is in 1990 opgericht
schappij (VMM) kunnen gezin-
door het Vlaamse Gewest om in Vlaanderen versneld werk te
nen, landbouwers en gemeenten terecht voor informatie over
maken van de bovengemeentelijke rioleringsinfrastructuur.
duurzaam omgaan met water en over alternatieven voor
Voor meer info: www.aquafin.be
leidingwater en grondwater. Hieronder vind je enkele tips: -
gebruik wasmiddelen met mate;
-
er bestaan afwasmiddelen met plantaardige zepen die
-
gebruik groene of bruine zeep in plaats van allesreinigers
Leren om te keren – Over waterbeheer en waterkwaliteit
3. Ideeën om te watertanden
goed afbreekbaar zijn; die vaak ontharders, oplosmiddelen, geur- en kleurstoffen bevatten; -
gebruik bij verstoppingen eerst de klassieke plopper, of giet twee eetlepels soda en een scheut azijn in de afvoerbuis (chemische ontstoppingsmiddelen zijn vaak erg agressief);
-
voor het toilet is er vloeibare zeep, of een wasactieve stof op plantaardige basis, en tegen kalkaanslag is azijn erg effectief;
-
giet geen resten van verf, lijm, oplosmiddelen, geneesmiddelen, cosmetica in het toilet of de gootsteen, het is Klein Gevaarlijk Afval (KGA);
-
gebruik zo weinig mogelijk pesticiden en insecticiden.
Meer tips vind je in de brochure ‘Water. Elke druppel telt. Een watervriendelijk huishouden’, een uitgave van de VMM. Je kan de brochure bestellen bij het Infoloket van de VMM,
[email protected]
Milieuzorg op School (MOS) MOS heeft een themabundel ‘Water’. Hier vind je informatie over praktijkervaringen van scholen. Op school kan je verder heel wat water besparen door: -
lekken op te sporen en te herstellen;
-
leerlingen en personeel te sensibiliseren om geen water te verspillen;
-
zelfsluitende of ééngreepsmengkranen te installeren;
-
wc-stortbakken op een kleiner spoelvolume in te stellen;
-
mogelijkheden na te gaan voor de opvang en het gebruik van hemelwater.
19
4. Vragen en opdrachten bij dit hoofdstuk
Bronnenlijst De informatie voor dit hoofdstuk komt uit de teksten over
1.
Door welke menselijke ingrepen nam het gevaar voor over-
waterkwaliteit en waterhuishouding, te vinden en te down-
stromingen toe?
loaden op de MIRA-website, www.milieurapport.be
2. Waarom is het noodzakelijk om de afvoer van hemelwater
‘De eerste waterbeleidsnota, een kennismaking (2005).’
te scheiden van het afvalwater? Geef minstens twee
Coördinatiecommissie Integraal Waterbeheer, www.ciwvlaan-
redenen.
deren.be
3. Weet je de watermeter staan, op school en thuis? Neem de waterstand op en hou op een werkblad bij hoeveel op één dag, één week, één maand, ... verbruikt wordt. Zet deze gegevens om in een grafiek. Kun je er de ‘waterarme’ en ‘waterverslindende’ dagen uit pikken? Wat zou de oorzaak kunnen zijn? Hoe kun je die verslinders aanpakken? Zet een doel voorop, in tijd en in volume. 4. Bekijk de waterfactuur van de school of van thuis. Welke instelling is verantwoordelijk voor de drinkwatervoorziening? Ga naar haar website en zoek info over hoe ze de factuur opstelt: hoeveel m³ is gratis en vanaf welk verbruik begint de betaling?
20
5. Laat een kraan een tijdje druppen in een maatbeker. Hoeveel water ben je kwijt mocht je dit een dag, een week, een maand, een jaar laten gebeuren? Bereken de kostprijs van de verspilling aan de hand van de waterfactuur.
Informatie over de toestand van de watersystemen in Vlaanderen vind je op www.vmm.be/water
3
Er hangt iets in de lucht
Over luchtverontreiniging
Mocht een leerling-tovenaar de formule vinden om al het fijn stof, de zware metalen en de ozon die in de lucht aanwezig zijn een kleurtje te geven, je zou niet weten wat je ziet. De toestand is de laatste tien jaar wel verbeterd, maar extra inspanningen blijven nodig. De info uit de MIRA-rapporten is hier niet uit de lucht gegrepen.
Dit hoofdstuk beschrijft hoe het gesteld is met de lucht boven Vlaanderen. We nemen de microscoop ter hand en speuren vooral naar fijne stofdeeltjes met namen als PM10 en PM2,5. Onzichtbaar als ze zijn, komen die toch regelmatig in het nieuws, vooral wanneer opgeroepen wordt om minder snel te rijden. We gaan na hoe het in Vlaanderen is gesteld en doen daarvoor een beroep op de recentste info uit de MIRA-rapporten. Niet alleen fijn stof, ook ozon en zware metalen doen ons soms naar adem snakken. Bovendien stellen we vast dat vooral Europese en wereldwijde acties zoden aan de dijk kunnen brengen. Ten slotte vermelden we enkele interessante weetjes en tips.
1. Fijn stof – Van deeltjes groot en klein 1.1. Wat is fijn stof? Fijn of zwevend stof is wat het zegt te zijn: hele fijne, kleine
22
stofdeeltjes, verschillend van diameter, maar met het blote oog
Hoe zou het met de luchtkwaliteit gesteld zijn in jouw
niet zichtbaar. Die deeltjes kunnen allerlei samenstellingen
omgeving? De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) biedt je
hebben, en de gevolgen voor de gezondheid hangen vooral
dagelijks het antwoord, en dit op de website www.lucht-
daar mee samen. Zo is fijn stof van zeezout of dat opwaait bij
kwaliteit.be Daar selecteer je de provincie waar je woont
het bewerken van een akker minder schadelijk dan fijn stof dat
en zo kom je bij de meetplaatsen. De VMM beheert een
vooral uit roet of uit zware metalen bestaat.
vijftigtal ‘telemetrische’ stations, dat wil zeggen contro-
Fijn stof kan ook andere vervuilende stoffen ‘meevoeren’. Dat
leerbaar en bestuurbaar van op afstand. Die houden elk
maakt het zo schadelijk als het ons lichaam binnendringt. De
uur van de dag bij hoe het staat met de hoeveelheid
allerkleinste deeltjes dringen het diepst door in de longen en
vervuilende stoffen in de buitenlucht. Je vindt er
worden zo opgenomen in het bloed. Fijn stof tast op lange
berekeningen en maandindexen voor een hele reeks
termijn de longfunctie aan. Op korte termijn leidt meer fijn stof
stoffen, onder andere ozon en fijn stof.
tot meer luchtwegenklachten. Astma wordt erger, mensen hoesten meer en het gebruik van geneesmiddelen die de luchtwegen verwijden – de zogenaamde ‘puffertjes’ – neemt toe.
Hoe klein is PM10?
Ook de kans op longkanker stijgt. Ouderen met hart- en longproblemen sterven vroegtijdig. Sommige studies schatten dat fijn stof de gemiddelde levensduur met één jaar verkort.
1.2. Een vuiltje aan de lucht Stofdeeltjes worden ingedeeld in fracties naargelang hun grootte. Dit wordt uitgedrukt in micrometer of μm, een duizendste van een millimeter. Ter vergelijking: met het blote oog kunnen we stofdeeltjes tot 20 micrometer zien. Een
Vergelijking tussen de afmeting van een menselijk haar en een
menselijk haar is ongeveer 60 micrometer dik.
PM10 partikel.
Twee vaak vernoemde vormen van fijn stof zijn PM10 en PM2,5. PM staat voor het Engelse particulate matter, ‘deeltjes-materie’. PM10 omvat voornamelijk deeltjes kleiner dan 10 μm, PM2,5 fijne en ultrafijne deeltjes kleiner dan 2,5 μm. Deze twee behoren tot de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen. Ze komen overal in de atmosfeer voor omdat de wind ze vrij meeneemt, tot duizenden kilometers ver.
uitstoot (kton) 35
handel & diensten
30
transport landbouw
25
energie 20 industrie 15
huishoudens
10 5 0 PM10 PM2,5
Leren om te keren – Over luchtverontreiniging
Figuur 4: Uitstoot van fijn stof sinds 1995
PM10 PM2,5 PM10 PM2,5 PM10 PM2,5 PM10 PM2,5 PM10 PM2,5 PM10 PM2,5 PM10 PM2,5
1995
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Uitstoot van PM 10 en PM 2,5
Stof zonder grenzen
Zowel PM10 als PM2,5 kunnen rechtstreeks uitgestoten worden.
Luchtvervuilende stoffen kunnen van overal komen aanwaaien.
In Vlaanderen kende deze zogenaamde ‘primaire emissie’ in de
Resultaten van het meetstation in Borgerhout tonen dit aan
periode 1995-2000 een sterke daling (figuur 4). Sindsdien is er
(figuur 5). De bijdrage van het lokale verkeer is hier beperkt tot
geen daling meer waargenomen. Landbouw is de belangrijkste
8% of 2,9 μg/m³ (microgram per kubieke meter). In smalle
bron van de rechtstreekse PM10-uitstoot. Voor een derde is dat
straten met een nog hogere verkeersintensiteit zal de verkeers-
het stof dat opwaait bij de bewerking van de landbouw-
bijdrage hoger zijn en kan ze oplopen tot 10 tot 15 μg/m³. De
gronden. De industrie en het verkeer zorgen voor de grootste
bijdrage van Wallonië en het buitenland is het hoogst (43%). De
PM2,5-uitstoot.
bijdrage van bronnen in de Antwerpse agglomeratie is 6% en van de rest van Vlaanderen 28%. In de onderste fractie (14%) zit
PM10 en PM2,5 worden ook gevormd door reacties van andere
stof afkomstig van onder meer natuurlijke bronnen
stoffen (‘voorlopers’ of stofprecursoren). De uitstoot van deze
(o.a. zeezout) en opwaaiend bodemstof.
voorlopers ligt veel hoger dan de rechtstreekse uitstoot. Ook hier is het aandeel van het verkeer groot, en zelfs nog groeiende. De meest recente cijfers vind je steeds op de MIRA-website, www.milieurapport.be
Figuur 5: Wie is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van fijn stof in Antwerpen (Borgerhout)? Opbouw van de PM10-concentratie in het meetstation te Borgerhout. bijdrage (%) 100
bijdrage lokaal verkeer
90
bijdrage agglomeratie Antwerpen
80
bijdrage Vlaanderen
70 60 50 40 30 20 10 0
bijdrage buitenland en Wallonië niet-modelleerbare fractie
23
Intensieve meting De Vlaamse Milieumaatschappij wil meer weten over het fijn stof. Daarom werd een jaar lang (september 2006 – september 2007) om de zes dagen de samenstelling van fijn stof gemeten, op zes verschillende plaatsen en in verschillende omstandigheden: in de stad, in industrieel gebied, op het platteland, dichtbij de kust, in windstille of winderige periodes, op regenachtige of droge momenten, enz. De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) verricht ook onderzoek naar hoe kankerverwekkend fijn stof wel is en in hoeverre het DNA-mutaties veroorzaakt. Binnenkort kunnen we dus met ‘verfijnder’ informatie voor de dag komen.
1.3. Halen we de norm? Sinds 2005 legt Europa strenge normen op om de uitstoot van fijn stof te beperken. Vlaanderen haalt deze norm niet, net zomin als de meeste Europese landen. De strenge norm bestaat uit twee delen: -
over het hele jaar gezien mag de concentratie PM10 niet hoger liggen dan 40 μg/m³ (microgram per kubieke meter) (figuur 6);
-
per meetplaats mag het daggemiddelde niet meer dan 35 dagen per jaar hoger liggen dan 50 μg/m³ (tabel 1).
In 2006 ligt het jaargemiddelde voor Vlaanderen op 34 μg/m³, 24
met de hoogste gemiddelden in stedelijk en industriegebied, de laagste in landelijk gebied. De jaargemiddelden zitten allemaal onder de huidige doelstelling, wat goed nieuws is (figuur 6). Maar in 2006 werd op 52 dagen de norm van 50 μg/m³ overschreden (tabel 1). Zie www.milieurapport.be voor de recentste gegevens.
Figuur 6: PM10 in de lucht, opgedeeld per gebied PM10-concentratie ( µg/m³)
60
industrieel gebied stedelijk gebied Vlaanderen voorstedelijk gebied landelijk gebied Europese norm
50
40
30
20
10
0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
aantal dagen > 50 μg/m3 1996
1998
2000
2002
2003
industrieël gebied
168
91
62
77
voorstedelijk gebied
168
91
62
37
2004
2005
2006
122
71
55
75
53
38
37
45
stedelijk gebied
100
43
48
45
69
58
56
71
landelijk gebied
100
43
48
35
50
40
28
35
Vlaanderen
144
76
56
63
89
51
41
52
Vlaanderen voert fijn stof in, en voert het zelf ook uit. Dit is meetbaar tot in afgelegen streken zoals de Baltische staten en
Figuur 7: De herkomst van PM2,5 in Vlaanderen (2002) onbekend (19%)
het zuiden van de Scandinavische landen. De Vlaamse PM-uitstoot zorgt voor bijna dubbel zo veel gezondheids-
Vlaanderen (26%)
Leren om te keren – Over luchtverontreiniging
Tabel 1: Aantal dagen per jaar met meer dan 50 μg/m3 fijn stof
problemen in het buitenland als de buitenlandse uitstoot die in Vlaanderen terechtkomt. Dat heeft vooral met de westenwind te maken, die voert onze uitstoot mee naar het buitenland. Figuur 7 toont dat een kwart van de PM2,5-uitstoot in Vlaanderen uit Vlaanderen zelf komt, de rest is afkomstig uit Wallonië en het buitenland. 17% komt uit Frankrijk, 12% uit GrootBrittanië, en Duitsland en Nederland dragen elk bij met 8%. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zijn vooral de gezondheidseffecten en -kosten aanzienlijk. De totale economische impact van PM10 en PM2,5 wordt begroot op ongeveer 572 euro per inwoner in 2003. Dit komt neer op 3,5 miljard euro voor heel Vlaanderen.
buitenland en Wallonië (10%) Duitsland (8%)
Frankrijk (17%)
Nederland (8%) Groot-Brittannië (12%)
25
1.4. Van de wegen naar de luchtwegen
1.5. Verbetering, maar nog niet genoeg
Er zijn al belangrijke inspanningen geleverd om de uitstoot van
De Vlaamse overheid wil dat alle sectoren inspanningen doen
fijn stof aan banden te leggen. Zo heeft de industrie ondanks
om de verontreiniging in te dijken. Ze zal in de toekomst de
een toenemend energiegebruik de uitstoot van PM10 en PM2,5
aankoop van meer milieuvriendelijke auto’s stimuleren.
doen dalen. Dat komt vooral doordat fabrieken steeds meer
Bedrijven en burgers die investeren in roetfilters krijgen een
aardgas dan aardolie en steenkool als brandstof gebruiken.
premie. Fabrieken zorgen voor een goede reiniging van indus-
Aardgas bevat minder onzuiverheden dan vaste of vloeibare
triewegen, plaatsen windschermen en kijken zorgvuldig con-
brandstoffen. Bovendien zorgen extra filters, ontstoffings- en
taineropslagplaatsen na. De tuinbouw past nieuwe technieken
zuiveringsinstallaties voor een lagere uitstoot van fijn stof.
van energiebesparing en stofreductie toe. Bus- en treinabonnementen worden meer en meer door de werkgever terug-
Het verkeer blijft een zware bron van vervuiling. Nieuwe
betaald en je krijgt een jaarabonnement bij De Lijn als je je
wagens stoten wel minder fijn stof uit, maar we rijden meer
nummerplaat inlevert. De overheid maakt het autoverkeer om
kilometers dan vroeger. Er zijn ook meer zware dieselwagens op
naar je werk te rijden fiscaal minder aantrekkelijk en geeft een
de weg. Dieselwagens stoten meer fijn stof uit dan benzine-
duwtje in de rug als je de fiets of het openbaar vervoer
wagens. Wagens voorzien van roetfilters (zie p. 29, weetjes en
gebruikt.
tips over lucht) geven een veel lagere uitstoot van roet. De lucht is door deze maatregelen het voorbije decennium Wat kun je doen tegen die onzichtbare vervuiling? Een stof-
kwalitatief beter. Maar de normen worden de komende jaren
maskertje opzetten helpt niet, daar is het fijn stof te klein voor.
nog strenger. En enkele stoffen blijven voor problemen zorgen.
Het antwoord op lange termijn is even simpel als moeilijk uit-
Ozon is daar één van.
voerbaar: gewoon minder verkeer! In Vlaanderen voert men momenteel een snelheidsbeperking tot 90 km/u in op de belangrijkste wegen op dagen dat de concentratie fijn stof te 26
hoog is.
Helpen snelheidsbeperkingen? Fijn stof kan door bepaalde weersomstandigheden blijven hangen. We leven dan als onder een glazen stolp met te hoge concentraties van fijn stof. De overheid neemt dan maatregelen zoals snelheidsbeperkingen (max. 90 km/u). Door minder snel te rijden komen minder stofdeeltjes uit de uitlaatpijp. Dat is nodig omdat de gezondheidsrisico’s ernstig zijn. Uit studies blijkt dat bij al te grote hoeveelheden fijn stof opvallend meer mensen met ademhalingsproblemen in het ziekenhuis worden opgenomen. Er sterven ook meer mensen door een hartfalen. Dat komt doordat de kleinste stofdeeltjes die rechtstreeks in het bloed worden opgenomen, tot verstoppingen kunnen leiden. Op lange termijn zijn de gevolgen nog ernstiger: onze levensverwachting daalt met een jaar. Maar fijn stof kent geen grenzen en komt van overal. Helpen die snelheidsbeperkingen dan? Jazeker, maar dan vooral tijdens de piekmomenten en voor wie vlak naast de bron zit. Die pieken komen regionaal voor en vragen dus om regionale maatregelen. Vooral in Vlaanderen, want onze regio is dichtbebouwd en er zijn overal wegen en fabrieken. Op lange termijn kunnen alleen strengere maatregelen helpen, zoals de beperking van het wegverkeer en een zuiniger energiegebruik.
Ozon is schadelijk voor mensen, dieren, planten en materialen. Ozon kan leiden tot ademhalingsproblemen, veroorzaakt
De ozon in de ozonlaag mag dan wel hetzelfde gas zijn als de
verminderde opbrengst en stressbestendigheid van gewassen,
ozon aan de grond, het gaat toch om twee verschillende
en degradeert sommige materialen en kunstwerken. Tijdens
problemen. Ozon is geen uitlaatgas, maar wordt wel gemaakt
ozonpieken krijgt de bevolking de raad zware inspanningen te
van stoffen die in uitlaatgassen voorkomen. Ozon tast je adem-
vermijden.
halingsstelsel aan. Bij versterkende omstandigheden, bijvoorbeeld een warme, zonnige dag, krijg je opeens veel ozon
2.2. Europese en wereldwijde actie nodig
(‘verhoogde ozonconcentraties’, zegt de weerman dan). De wind
Ozon blijft niet hangen waar het gevormd wordt. Het kan dus
neemt die mee en dat zorgt ook elders voor problemen.
voorkomen op plaatsen die ver verwijderd zijn van de emissie-
Ouderen, kinderen en zieke mensen zijn het gevoeligst voor
bronnen en het houdt geen rekening met nationale grenzen.
ozon.
Dat is de reden waarom er ook op ‘gewone’ dagen ozon in de
Leren om te keren – Over luchtverontreiniging
2. Ozon, ook zonder zon
lucht aanwezig is.
2.1. Recept
Om de ozonconcentratie te verminderen, brengt enkel een
Wil je zelf wat ozon maken? Neem wat stikstofoxiden (NOx) en
Europees gecoördineerde actie zoden aan de dijk.
een snuifje NMVOS. Dat staat voor Niet-Methaan Vluchtige
Europa heeft dan ook een richtlijn uitgevaardigd, met Nationale
Organische Stoffen. Een mondvol om te verwijzen naar stoffen
Emissie Maxima (NEM) per lidstaat, gekoppeld aan een andere
die weliswaar ook in de natuur voorkomen, maar in het
richtlijn voor ozon in de omgevingslucht. Omdat ozon geen
industriële en dichtbevolkte Vlaanderen vooral door de mens
grenzen kent, is voor de ozonvorming in België de uitstoot van
gemaakt en verspreid worden. Stikstofoxide komt vrij door
stikstofoxide en NMVOS in de ons omringende regio’s van
verbranding van brandstoffen, onder andere in het verkeer,
belang. Die regio’s zijn de Benelux, Denemarken, Duitsland,
NMVOS voornamelijk door gebruik van verven en oplosmid-
Zwitserland, Noord-Italië met de regio’s rond Milaan en Turijn,
delen in de industrie en bij de gezinnen.
de noordelijke helft van Frankrijk en East-End in Groot-
Stikstofoxide en NMVOS zijn basisingrediënten voor ozon, in
Brittannië, met inbegrip van de grote Londense regio.
het wetenschappelijk receptenjargon de ‘ozonprecursoren’ of ‘voorlopers’.
In de ons omringende regio’s is de uitstoot van stikstofoxide
Het verkeer blijft verantwoordelijk voor bijna de helft (47%) van
afgenomen, in 2003 met 41% in vergelijking met 1990. Vooral
de stikstofoxide-uitstoot. De industrie draagt het meeste bij in
Duitsland en Groot-Brittannië zorgden voor een aanzienlijke
de NMVOS-emissies (43%) (figuur 8).
daling. In Vlaanderen is de uitstoot tussen 2002 en 2006
Opgelet, de formule ‘stikstofoxide + NMVOS = OZON’ gaat niet
verontrustend weinig afgenomen: in 2006 amper 7,8% lager dan
zomaar op. Je hebt ook andere ingrediënten nodig, veel zon en
in 2002. De ambities van de Vlaamse overheid zijn hoog: de
een hoge temperatuur bijvoorbeeld. Dus is er in de winter min-
huidige uitstoot (in 2006) moet nog met 42,7% dalen tegen 2010.
der ozonvorming. Het resultaat, ozon, is niet de enige maar wel een belangrijke stof die voor luchtverontreiniging zorgt. Ozon is
De daling van de NMVOS-emissies is zowel in Vlaanderen als in
één van de graadmeters voor de luchtverontreiniging.
de rest van de regio's voelbaar: tot ongeveer de helft minder.
Figuur 8: Wie zorgt voor de uitstoot van NOx en NMVOS? 3% 6%
12% 14%
14%
huishoudens
3%
industrie energie
16% 47%
landbouw
17%
transport 2%
handel & diensten 43%
10% 13% NOx
NMVOS
natuur
27
Maar we zijn er nog niet. Vlaanderen moet volgens haar eigen
3. Zware metalen
doelstellingen nog 15% lager uitkomen tegen 2010. Heavy metal is een ruig muziekgenre, zware metalen ruige Tabel 2: Uitstoot van NOx en NMVOS sinds 1990
verontreinigers. Het gaat vooral om cadmium, lood, chroom,
1990
1995
2000
2006
koper, ... In kleine hoeveelheden heeft ons lichaam een aantal
NOx (ton)
237 377
232 376
207 241
176 278
van deze zware jongens nodig (bv. zink), in grote hoeveelheden
NMVOS (ton)
199 894
170 578
131 220
101 979
zijn ze giftig. Daarom moet je opletten wanneer je bepaalde producten, die zware metalen bevatten, verwijdert: batterijen, gsm’s, computers, thermometers en lampen (kwik), sigaretten (cadmium), oude waterleidingen (lood), oude verf die afblad-
In de jaren '90 bleef de uitstoot van stikstofoxide eerder
dert (lood), ... De verontreiniging zit in alle fasen: bij het aan-
stagneren om vanaf 1999 te dalen (tabel 2). De NMVOS-
maken, gebruik en recycleren (of weggooien) van producten.
uitstoot is steeds gedaald. Volg de cijfers op de voet in de
Ook het verkeer blijft verantwoordelijk voor bijvoorbeeld
MIRA-rapporten, www.milieurapport.be
koperuitstoot (bij slijtage van remschijven en -leidingen). De invoering van loodvrije benzine heeft alvast de uitstoot van lood doen verminderen.
SMOG = SMOKE + FOG = periode met te veel luchtverontreiniging In de winter is er smog wanneer er te veel fijn stof in de lucht blijft hangen (als er te weinig wind is en/of als er een koude luchtlaag onder een warme luchtlaag blijft hangen). 28
Op warme en zonnige zomerdagen is er soms te veel ozon in de lucht, dat noemen we ozonsmog.
Maar dat klopt niet helemaal, omdat in de uitlaatgassen van de wagens ook stoffen zitten die ozon ... kunnen afbreken. De
De roetfilter
ozonconcentraties in de verkeersdrukke binnenstedelijke
Roet uit dieselmotoren laat zijn sporen na. Witte kalksteen en
gebieden liggen dus vaak lager dan deze op het platteland. En
marmer, zoals van bepaalde monumenten en kerken, krijgen
in het weekend hoger dan op weekdagen. Om diezelfde reden
een grauwsluier. Uit de sulfaten aanwezig in roet kan zwavel-
heeft het geen zin om tijdens ozonpiekdagen het autoverkeer
zuur gevormd worden dat diep in de specie binnendringt waar-
aan banden te leggen. Al kan het wel een sensibiliserend effect
door monumenten langzaam maar zeker afbrokkelen. Bussen,
hebben.
vrachtwagens en auto’s op diesel veroorzaken in de stad dus meer dan alleen gezondheidsproblemen.
‘Adem diep in’ – AMINAL, 2003
Een moderne dieselmotor produceert 15 tot 35 maal meer fijne
Dit is een brochure met zo’n 200 bruikbare tips om onze lucht
roet- en stofdeeltjes dan een benzinemotor. Daarom plaatsen
beter en gezonder te maken. Omdat de vervuiling van de lucht
steeds meer autobouwers roetfilters in dieselwagens, die de
niet één, maar vele oorzaken heeft, ligt de oplossing voor het
uitstoot van fijn stof met 90% kunnen doen verminderen. In
probleem niet in één maar in vele en diverse maatregelen. De
Duitsland worden wagens met roetfilters beloond, bij gebrek
tips zijn onderverdeeld in drie delen: mobiliteit, huis en tuin, en
eraan zwaar belast. Nederland betaalt een premie van 400 euro
energie/warmte. Je kan de brochure downloaden of bestellen
voor een roetfilter op bestaande dieselwagens (dit
via www.vlaanderen.be/publicaties
Leren om te keren – Over luchtverontreiniging
4. Weetjes en tips over lucht
bedrag dekt 60 tot 80 procent van de kosten) en 600 euro voor nieuwe dieselwagens met een geïntegreerde roetfilter. Ook in
Milieuzorg op School
Vlaanderen komen bedrijven die investeren in roetfilters voor
MOS heeft een themabundel over
vrachtwagens in aanmerking voor een ecologiepremie, die 25
‘Mobiliteit op school’ die je kunt
tot 35% van de investering bedraagt.
downloaden op www.milieuzorgopschool.be
Hoe meet je een longfunctievermindering?
MOS helpt ook bij de planmatige aan-
Blootstelling aan ozon kan een longfunctievermindering
pak om deze thema's uit te werken.
veroorzaken. Je meet dan de procentuele vermindering van het
MOS geeft tips en suggesties hoe de school (of milieuwerk-
volume uitgeademde lucht gedurende 1 seconde, en dit bij een
groep) de nodige sensibilisering en promotie kan opzetten.
geforceerde uitademing. Dit heet de ‘FEV1’-vermindering: Forced Expiratory Volume in 1 seconde.
Het 8-uurgemiddelde Om de volksgezondheid te beschermen tegen ozonpieken werden doelstellingen opgemaakt in een Europese richtlijn. Voor ozon moet daarbij gekeken worden naar ‘het hoogste 8-uurgemiddelde van een dag’. Je telt het aantal dagen per jaar waarop dat 8-uurgemiddelde hoger is dan een bepaalde norm (voor ozon: 120 μg/m3). De doelstelling voor 2010 is dat de norm maar 25 dagen per jaar overschreden wordt, gemiddeld over 3 jaar. Men neemt deze drie jaren omdat de ozonconcentraties onder andere sterk afhangen van de weersomstandigheden, die van jaar tot jaar sterk kunnen verschillen. De laatste 10 jaar was er gemiddeld op 34 dagen ergens in Vlaanderen een overschrijding van de doelstelling. Om die 25 dagen te halen, dringen zich scherpe maatregelen op.
Het ozon-‘weekendeffect’ Kent ozon een werkweek? En een rustperiode? Je zou verwachten dat de ozonconcentraties het hoogst en het sterkst zijn tijdens de spitsuren in Brussel en het minst in het weekend.
29
5. Vragen en opdrachten bij dit hoofdstuk
Bronnenlijst De informatie voor dit hoofdstuk komt uit de verschillende
1.
Bekijk de gegevens van de luchtkwaliteit in de buurt van de
MIRA-publicaties, te vinden en te downloaden op de website
school, te vinden op www.luchtkwaliteit.be Vergelijk de
www.milieurapport.be
gegevens van de dag (of van verschillende dagen) en vergelijk ze met de minimumnormen zoals door het beleid
Informatie over de dagelijkse meetresultaten vind je op
bepaald.
www.luchtkwaliteit.be
2. Wat is ‘smog’? Onder welke weersomstandigheden blijven fijne stofdeeltjes hangen? 3. Wat zijn ozon-precursoren? Waarom zijn enkel Vlaamse maatregelen om deze uitstoot te verminderen ontoereikend? 4. Vraag aan je huisarts of hij/zij meer patiënten over de vloer krijgt bij piekmomenten van luchtverontreiniging, wat zijn/haar remedie dan is en of er evoluties in onze gezondheid zijn vast te stellen. Bespreek ook de verschillende voorstellen die eerder op lange termijn wenselijk of nodig zijn.
30
4
Opwarming zorgt voor natte voeten Over klimaatverandering en energiegebruik
Iedereen is het er ondertussen over eens: de opwarming van de aarde is een feit én de mens speelt hierin een belangrijke rol. Want we blijven aan een ongezien tempo koolstofdioxide (CO2) en andere broeikasgassen de atmosfeer insturen. De MIRA-rapporten dringen aan op een zuiniger gebruik van energie, of het wordt te heet onder onze voeten.
Dit hoofdstuk beschrijft de oorzaken van de klimaatverandering en de gevolgen ervan voor Vlaanderen. We benoemen de boosdoeners, een ‘bende’ van zes gassen. Vervolgens gaan we in op de gevolgen van de klimaatverandering, zoals die in de MIRA-rapporten te vinden zijn. Om de klimaatverandering te temperen, moeten we sleutelen aan ons energiegebruik. We geven enkele pistes mee. En ten slotte bieden we enkele energietips aan om alvast in je eigen school toe te passen.
1. De aarde is een serre 1.1. Het broeikaseffect
Volgens de rapporten van MIRA ligt voor koolstofdioxide het huidige tempo van de toename 200 maal hoger dan in de laatste 650 000 jaar. De aangroeisnelheid is de laatste jaren
Hoe de opwarming van de aarde werkt, is vrij eenvoudig te
– gemiddeld gezien – nog verdubbeld t.o.v. 30 jaar geleden.
verklaren. In de atmosfeer zijn gassen aanwezig die de invallen-
Zelfs na 1990 nam het opwarmend effect van de belangrijkste
de zonnestralen doorlaten, maar die ook de teruggekaatste
broeikasgassen in onze atmosfeer nog toe met 23 procent.
straling van het opgewarmde aardoppervlak tegenhouden. Dit fenomeen heet het broeikaseffect, zoals de werking van glas in
Hoe méér broeikasgassen, hoe groter het broeikaseffect, hoe
een ‘broeikas’ of serre. Die gassen zijn tot op zekere hoogte
hoger de gemiddelde aardtemperatuur. De toename van de
nodig om de aarde leefbaar te houden. Zonder die gassen zou
temperatuur over de hele wereld bedraagt momenteel
de gemiddelde temperatuur op aarde -18 °C in plaats van de
ongeveer 0,18 °C (gemiddeld per 10 jaar). Ook in ons land
huidige +15 °C bedragen. Maar te veel is te veel.
vertonen de metingen in Ukkel een duidelijk stijgende trend. Die stijging zal zich in de 21ste eeuw sterk doorzetten.
32
Sinds het begin van de industriële revolutie (tweede helft 18de
Modelberekeningen voor België geven een toename van de
eeuw) loopt de concentratie aan broeikasgassen in onze
wintertemperatuur aan van 1,7 tot 4,9 °C. Voor de zomer
atmosfeer stelselmatig op. Niet enkel zijn de gemeten concen-
verwacht men zelfs een stijging met 2,4 tot 6,6 °C (cijfers uit de
traties de hoogste in duizenden jaren, ook de snelheid waar-
MIRA-rapporten).
mee die concentraties toenemen is nooit eerder vertoond.
temperatuurverandering (°C) 2 1,5 1 0,5 0 -0,5 -1 -1,5 -2
jaargemiddelde
2010
1990
1980
1970
1960
1950
1940
1930
1920
1910
1900
1890
1880
1870
1860
1850
1840
1830
-3
2000
-2,5
10-jaargemiddelde
Leren om te keren – Over klimaatverandering en energiegebruik
Figuur 9: De temperatuur sinds 1833 in Ukkel
De temperatuurverandering wordt uitgedrukt als: 1) de afwijking van de jaargemiddelde temperatuur t.o.v. de gemiddelde temperatuur tijdens de officiële WMO (Wereld Meteorologische Organisatie)-referentieperiode 1961-1990 (9,8°C), de nul-as (blauwe balkjes); 2) het tienjarig voortschrijdend gemiddelde van de afwijking t.o.v. dezelfde referentie (rode lijn).
Figuur 9 toont hoe de jaargemiddelde temperatuur sinds 1833
Identificatie: gasvormig, kleur- en reukloos
afwijkt ten opzichte van de gemiddelde temperatuur (9,8°C)
Leeftijd: een CO2-molecule kan 5 tot 200 jaar in de atmosfeer
in de referentieperiode 1961-1990 (= de nul-as). Met een jaar-
blijven. Als de temperatuur verandert door koolstofdioxide,
gemiddelde temperatuur van respectievelijk 11,5°C en 11,4°C
kan dit dus lang nawerken.
waren 2007 en 2006 de absolute recordjaren. De 10 warmste
Komt tevoorschijn: bij vormen van verbrandingen, zoals in het
jaren sinds 1833 situeren zich allemaal na 1989, de 10 koudste
verkeer, bij verwarming, in metaalfabrieken, raffinaderijen, ...
jaren vóór 1888.
Tips: als je ze wil voorkomen, gebruik de wagen minder, denk na over energiebesparingen op school, isoleer je huis beter,
1.2. Een mandje vol – De gassen die de klimaatverandering veroorzaken
verwarm minder, denk aan alternatieve en hernieuwbare energie, ...
Een beetje scheikunde is hier op zijn plaats. In het Kyoto-
Gezocht: wegens verantwoordelijk voor 6 procent van alle
Protocol spelen zes broeikasgassen een rol:
broeikasgassen in Vlaanderen.
Methaan – codenaam CH4, hoofdbestanddeel van aardgas
-
koolstofdioxide (CO2),
Identificatie: gasvormig
-
methaan (CH4),
Komt tevoorschijn: na vertering bij runderen en varkens, in de
-
distikstofmonoxide of lachgas (N2O),
mestopslag en -verwerking, en (in steeds mindere mate) op
-
drie F-gassen (HFK’s - fluorkoolwaterstoffen, PFK’s - per-
vuilnisstorten.
fluorkoolwaterstoffen, SF6 - zwavelhexafluoride).
Leeftijd: de atmosferische leeftijd bedraagt 12 jaar.
We spreken ook van de ‘korf van zes’. In Vlaanderen wordt de
Gevaarlijk! Zijn effect op het broeikasgebeuren is 21 maal groter
uitstoot van die gassen bijgehouden in een databank van de
dan koolstofdioxide.
Vlaamse Milieumaatschappij. Gegevens zijn onder meer te
Opmerkelijk: de uitstoot van methaan is in 2006 met 30%
vinden in de Kernset Milieudata op www.milieurapport.be
gedaald ten opzichte van 1990 door het storten van afval zoveel mogelijk te beperken. Blijf dus actief afval sorteren en
De zes topverdachten Koolstofdioxide – codenaam CO2, het gas dat we uitademen Gezocht: wegens verantwoordelijk voor liefst 87 procent van alle broeikasgassen in Vlaanderen.
vermijden!
33
Lachgas – codenaam voor N2O Gezocht: wegens handlanger van elders vermelde gassen. Identificatie: lacht zelden. Duikt op bij mestopslag en bewerkte landbouwgronden (maar steeds minder), bij productie van salpeterzuur, ... Leeftijd: N2O heeft een relatief lange atmosferische leeftijd van gemiddeld 114 jaar. Gevaarlijk! Zijn effect op het broeikasgebeuren is 310 maal groter dan koolstofdioxide. Opmerkelijk: industrie en landbouw zorgden voor belangrijke dalingen in de uitstoot, in 2006 een daling van 26% ten opzichte van 1990. F-gassen Gezocht: wegens meest gevaarlijke broeikasgassen. Identificatie: in drie verschijningsvormen met als codenamen HFK’s (gehalogeneerde fluorkoolwaterstoffen), PFK’s (perfluorkoolwaterstoffen) en SF6 (zwavelhexafluoride). Duikt op in koelinstallaties, brandblusapparaten, in akoestisch isolerend dubbel glas (SF6), in airco's (HFK's) en bij de productie van schuimen. Gevaarlijk! Hun effect op het broeikasgebeuren kan duizenden
34
malen groter zijn dan koolstofdioxide: SF6 = 23 900 CO2equivalenten. Alert blijven: in Vlaanderen nam hun aandeel in de uitstoot af van 5% in 1995 tot 1% in 1999. Daarna steeg het aandeel terug naar 1,2% in 2006.
Kyoto Het Kyoto-Protocol (genoemd naar de Japanse stad waar deze VN-conferentie in 1997 plaatsvond) is een verlengstuk van het Klimaatverdrag (1992). Het Protocol stelt limieten aan de uitstoot van broeikasgassen. Al 178 landen hebben het Protocol ondertekend (stand van zaken april 2008). Het uitgangspunt van het Protocol is dat landen en bedrijven hun uitstoot van broeikasgassen het best verminderen door zelf te investeren in meer hernieuwbare energie en minder energieverspillende productie en consumptie. De Vlaamse Kyotodoelstelling stelt een gemiddelde jaarlijkse uitstoot van 82,463 Mton CO2-equivalent in de periode 2008-2012.
De 20-20-20-doelen van Europa De Europese Commissie heeft het klimaat- en energiebeleid bovenaan de Europese politieke agenda geplaatst. Op 23 januari 2008 stelde de Commissie haar klimaat- en energiepakket voor. De doelstellingen zijn: -
tegen 2020 reductie van de broeikasgasemissies in de EU met minstens 20% t.o.v. 1990;
-
het aandeel hernieuwbare energie in het energiegebruik van de EU optrekken van 8,5% in 2005 naar 20% in 2020;
-
een minimum aandeel van 10% duurzame biobrandstoffen in het totale benzine- en dieselverbruik.
De Commissie schuift ook bindende doelstellingen per lidstaat naar voor. Voor België zijn dit onder meer: 13% hernieuwbare energie in het eindgebruik van energie in 2020 en een emissiereductie inzake broeikasgassen voor huishoudens, transport, landbouw en kleinere bedrijven van 15% tegen 2020 t.o.v. 2005.
De uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen kwam in 2006 uit
Per ‘activiteit’ stellen de MIRA-rapporten een daling van de
op 85,4 megaton (Mton) CO2-equivalent. Dat is nog 3,2% boven
broeikasuitstoot vast maar de globale uitstoot stijgt. Auto’s en
de Kyoto-doelstelling die Vlaanderen moet zien te halen
vrachtwagens worden zuiniger en efficiënter, maar hun aantal
(figuur 10).
stijgt. De industrie neemt duurzame maatregelen om de
Meer dan 80% van de broeikasuitstoot is het gevolg van ons
energiefactuur (en de emissies) in te dijken, maar de industriële
energiegebruik.
activiteit neemt toe. Ook de uitstoot per gezin is gedaald, maar
Vooral de toegenomen uitstoot van koolstofdioxide (CO2) doet Vlaanderen de das om: terwijl de uitstoot van de meeste
de gezinnen zijn kleiner geworden. De som van de uitstoot van
andere broeikasgassen in Vlaanderen daalt, is de uitstoot van
huishouden.
twee kleine huishoudens is immers groter dan van één groot
koolstofdioxide met 9,4% gestegen in de periode 1990-2006! De uitstoot van koolstofdioxide komt vooral door de verbranding van fossiele brandstoffen (kolen, aardgas en aardolie). Vlaanderens energiegebruik blijft daar voor meer dan 80% afhankelijk van. Sinds 2003 is er wel een lichte daling van deze CO2-uitstoot ingezet.
Leren om te keren – Over klimaatverandering en energiegebruik
1.3. Vlaamse uitstoot
Figuur 10: Uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen uitstoot (Mton CO2-eq) 100 F-gassen
90 80
N 2O
35
70 CH 4
60
CO2
50 40
Kyotodoelstelling (2008-2012)
30 20 10 0 1990
1995
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
CO2-equivalenten De uitstoot van de broeikasgassen wordt uitgedrukt in megaton CO2-equivalenten, afgekort ‘Mton CO2-eq’. -
Mton: 1 Mton = 1 megaton = 1 miljoen ton = 1 miljard kilogram.
-
CO2-eq: Dit is een rekeneenheid om de bijdrage van broeikasgassen aan het broeikaseffect onderling te kunnen vergelijken. Het is gebaseerd op het 'Global Warming Potential' (GWP), dat is de mate waarin een gas bijdraagt aan het broeikaseffect. Zo heeft methaan (CH4) een GWP van 21 CO2-eq en zwavelhexafluoride (SF6) een GWP van 23 900 CO2-eq. Dat houdt in dat 1 kilogram methaan over een periode van 100 jaar 21 maal zoveel aan het broeikaseffect bijdraagt als 1 kilogram koolstofdioxide. Zwavelhexafluoride draagt zelfs 23 900 keer meer bij dan koolstofdioxide.
Informatie voor (toekomstige) chauffeurs – Energiegebruik door transport (Vlaanderen) In deze figuur zijn de zogenaamde ‘bunkerbrandstoffen’, brandstoffen die aan de lucht- en scheepvaart geleverd worden, niet opgenomen. De emissies uit het gebruik van deze brandstoffen worden niet toegekend aan het land dat ze leverde. Indien je deze wel zou meerekenen, verdrievoudigt dit de resultaten in het energiegebruik. PJ staat voor Petajoule. Dit komt overeen met 1015 Joule. Joule is de eenheid voor energie. energiegebruik (PJ) 250
200
150
100
luchtvaart* binnenvaart** spoor
50
weg - goederen weg - personen 0 1990
36
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
* exclusief internationale vluchten ** inclusief scheepvaart tussen Noordzeehavens
Hoe meer energie we gebruiken, hoe meer broeikasgassen we uitstoten. In 2006 bedroeg het energiegebruik van de transportsector 10% van het totaal in Vlaanderen. Het leeuwendeel van het energiegebruik gaat naar het wegverkeer: 57% naar personenvervoer en 40% naar goederenvervoer. We moeten dus nog meer fiets, trein, tram en bus gebruiken, goederen meer vervoeren via het water en het spoor. Maar ook onze rijstijl kan al wat besparingen (en minder uitstoot van koolstofdioxide) opleveren. Als je het toerental van de motor laag houdt, leidt dit tot een mogelijke besparing van 25% op het brandstofverbruik. Airco verhoogt dat verbruik met 12 tot 42%. In Vlaanderen wordt ongeveer 26% van de kilometers gereden met de airco ingeschakeld. Dat doet globaal het jaarlijks energiegebruik stijgen met 1,5%.
Leren om te keren – Over klimaatverandering en energiegebruik
2. Heethoofden en natte voeten – De gevolgen van klimaatverandering voor Vlaanderen Twee gevolgen van de klimaatverandering zijn voor Vlaanderen van belang: er is meer neerslag en de zeespiegel stijgt. Een combinatie van beide kan bovendien meer overstromingen veroorzaken.
2.1. Meer regen In ons land is de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid neerslag toegenomen. Sinds het begin van de waarnemingen in Ukkel zijn 2001 en 2002 absolute recordjaren: respectievelijk 1088,5 en 1077,8 mm (vergelijk met de referentie: 780,1 mm, zie figuur 11). Belangrijker zijn echter de verschuivingen per seizoen en het groter aantal extreme neerslagperiodes. Het aantal natte dagen stijgt, vooral in Midden- en Noord-Europa. Dat aantal stagneert of neemt zelfs af in Zuid-Europa. In de wintermaanden regent het steeds meer, terwijl de zomerperiode relatief stabiel blijft. Dat heeft allerlei vervelende gevolgen. Zo is het gevaar voor
De nul-as op figuur 11 komt overeen met de normaalneerslag
erosie het grootst bij hevige regenval in de wintermaanden,
(780,1 mm in een jaar). De blauwe balkjes tonen hoe de
aangezien op dat ogenblik veel landbouwvelden braak liggen.
jaarlijkse neerslag daarvan afwijkt. 37
Figuur 11: Afwijking van de neerslag t.o.v. de normaalneerslag afwijking t.o.v. de normaalneerslag (%) 100%
cumulatieve afwijking 4
80%
3
60%
2
40% 1
20% 0%
0
-20%
-1
-40%
-2
-60% -3
-80%
-4
procentuele afwijking t.o.v. de normaalneerslag (linker Y-as) glijdend 10-jaargemiddelde afwijking t.o.v. normaalneerslag (linker Y-as) cumulatieve afwijking t.o.v. de normaalneerslag (rechter Y-as)
Normaalneerslag (nul-as) = 780,1 mm De verandering in neerslag wordt uitgedrukt als: 1) de afwijking van de jaargemiddelde neerslag t.o.v. de normaalneerslag (blauwe balkjes); 2) het tienjarig gemiddelde van de afwijking t.o.v. de normaalneerslag (blauwe lijn); 3) de som van alle neerslag overschotten en tekorten sinds 1898 (rode lijn).
2006
1998
2002
1994
1990
1982
1986
1974
1978
1970
1962
1966
1954
1958
1950
1946
1942
1934
1938
1930
1926
1918
1922
1914
1910
1906
1902
1898
-100%
2.2. Stijgende zeespiegel
daar voorspellen een stijging van de zeespiegel in 2050 met
Het is erg waarschijnlijk dat de opwarming van de aarde een
15 tot 35 cm. Voor 2100 komen de Nederlandse modellen uit op
stijging van het zeeniveau veroorzaakt:
+35 tot +85 cm. Combineer dit met meer neerslag en meer
-
door thermische uitzetting: naarmate de zeeën warmer
natte dagen, en de kans op grote overstromingen neemt
worden, neemt hun volume toe;
gevaarlijk toe (zie ook hoofdstuk 2, ‘Het Vlaamse water’). België
door het smelten van ijskappen en gletsjers.
en Nederland zijn binnen Europa de twee meest kwetsbare
-
Sinds het einde van de laatste ijstijd, een 20 000 jaar geleden, is
landen voor overstroming ten gevolge van een stijgend zee-
het gemiddelde zeeniveau met zo’n 120 meter gestegen, en in
niveau. In Vlaanderen ligt ongeveer 15 procent van het opper-
de 20ste eeuw met 1 tot 2 mm per jaar. Sinds de jaren vijftig
vlak (kustzone en polders) minder dan 5 meter boven het
meten we een opvallende versnelling van de wereldwijde
gemiddelde zeeniveau.
zeespiegelstijging. Ook aan de Belgische kust is een stijging waargenomen.
Naast een verhoogd overstromingsrisico zijn mogelijke gevolgen van een stijgende zeespiegel:
Je zult het niet direct merken wanneer je pootje baadt in de
-
een direct verlies van land;
Noordzee: de metingen in Oostende geven een gemiddelde
-
insijpelen van zout water in het grondwater;
stijging aan van 1,7 mm per jaar over de periode 1937-2006. De
-
verstoorde werking van de rioleringen in kuststeden;
later opgestarte meetreeksen in Zeebrugge en Nieuwpoort
-
verstoring van de kustecosystemen;
laten echter gemiddelde stijgingen van 2,3 en 2,6 mm per jaar
-
...
zien (figuur 12).
Het stijgende zeeniveau zet zich bovendien landinwaarts door
Vooral in Nederland maken ze zich zorgen. 60 procent van het
langs rivieren die in open verbinding staan met de zee (bv. tot
grondgebied ligt er onder het zeeniveau. De wetenschappers
in Gent voor wat de Zeeschelde betreft).
Figuur 12: Het zeeniveau sinds 1937
38
zeeniveau ten opzichte van RLR (mm) 7200
jaargemiddelde Nieuwpoort
7150
jaargemiddelde Oostende
7100
jaargemiddelde Zeebrugge
7050
lineaire trend Nieuwpoort
7000
linaire trend Oostende
6950
lineaire trend Zeebrugge
6900 1935 1940 1945 1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010
Het zeeniveau wordt uitgedrukt in mm RLR (Revised Local Reference). Daarbij zijn de data van een lokale referentie (voor de Belgische Kust is die de TAW of Tweede Algemene Waterpassing) omgezet t.a.v. het internationaal referentieniveau. TAW= gemiddeld zeeniveau bij eb in Oostende, vastgelegd sinds 1947
In Vlaanderen is nog steeds ruim vier vijfden van de broeikasgasuitstoot een direct gevolg van (fossiel) energiegebruik
Fossiele brandstoffen zoals steenkool, aardolie, aardgas
(figuur 13). Als we de uitstoot van broeikasgassen willen terug-
en hun afgeleide producten zijn in feite een vorm van ...
dringen, moeten we nog meer besparen op energie, er efficiën-
zonne-energie. Die zonne-energie is miljoenen jaren
ter mee omgaan en meer investeren in hernieuwbare energie.
geleden opgeslagen in resten van plantaardig en dierlijk
Een verbeterde energie-efficiëntie zou de uitstoot van broei-
leven die na vele jaren koolstofverbindingen vormden.
kasgasemissies al kunnen halveren.
Die verbindingen noemen we daarom fossiele brand-
De overheid heeft in haar tweede Vlaams Klimaatbeleidsplan
stoffen. Ze zijn erg dienstig voor motoren, om elektrici-
(2006-1012) een reeks acties gelanceerd. Stimuleren van her-
teit op te wekken, voor machineparken in fabrieken, om
nieuwbare energiebronnen en een doorgedreven rationeel
ons te verwarmen, om te koken, ... Nu verbruiken wij die
energiegebruik (REG) zijn daar een onderdeel van. Bij die plan-
brandstoffen veel sneller op dan de natuur ze kan aan-
nen staat ook een versnelde modernisering van de school-
maken, en dus zal er van die enorme voorraden ooit niet
gebouwen vermeld.
veel meer overblijven.
Figuur 13: Aandeel van de activiteiten in de broeikasgasemissies (Vlaanderen, 2006) 5% 5%
83%
1%
6%
Leren om te keren – Over klimaatverandering en energiegebruik
3. Meer wind en zon! – Van fossiel naar REG en hernieuwbaar
3.1. Hernieuwbare energiebronnen Fossiele brandstoffen gaan niet oneindig beschikbaar blijven.
energiegebruik
Het voordeel van hernieuwbare energie is net dat haar bronnen
chemische productie
altijd beschikbaar zijn, zoals bijvoorbeeld zon, wind en water.
veeteelt productie
Voor de ‘eindgebruiker’ zijn drie vormen van belang: groene
afvalverwerking
stroom, groene warmte en biobrandstoffen.
overige niet-energetische emissies
-
Tegen 2010 wil Vlaanderen 6% van het elektriciteitsgebruik opwekken d.m.v. hernieuwbare energiebronnen. De groenestroomproductie in 2006 lag 48% hoger dan in 2005 en stemt overeen met 2,4% van het bruto elektriciteitsgebruik. De bijdrage van windenergie voor elektriciteitsgebruik bleef volgens de MIRA-rapporten beperkt tot 0,4% (2006). In de nabije toekomst is in de Noordzee een groot potentieel aan windenergie mogelijk. De projecten die nu al op stapel staan, omvatten meer dan 160 windturbines, goed voor het verbruik van meer dan 800 000 gezinnen (info uit www.ode.be).
-
Bij ‘groene warmte’ wordt warmte opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Het gaat vooral om toepassingen met biomassa. Dit is een verzamelnaam voor stoffen zoals houtafval, mest, slib uit rioolwaterzuiveringen, GFT, slachtafval, ... Niet alleen verbranding zorgt dus voor groene warmte, ook vergisting. Bacteriën zorgen dan voor de omzetting naar biogas, dat een uitstekende brandstof is. Andere groene warmte komt van de zon en uit de bodem. Zo gebruiken zonneboilers de warmte van de zon om warm water te produceren. Warmtepompen maken gebruik van de warmte die altijd aanwezig is in de aarde, het water of de lucht.
-
De Europese Unie wil dat tegen 2020 duurzame biobrandstoffen (die o.a. voldoende besparen in de CO2-uitstoot) minstens 10% van het geheel aan motorbrandstoffen
39
uitmaken. Tegen 2010 wordt een aandeel van 5,75% vooropgesteld. Ons land neemt die streefcijfers over en kiest voor een jaarlijkse toename met 0,75% tussen 2005 en 2010. Biobrandstoffen maken is voorlopig nog duur. De overheid besliste daarom tot een accijnsverlaging voor deze brandstoffen. Desondanks bleef het gebruik van biobrandstoffen in 2006 en 2007 beperkt.
3.2. REG is de weg Willen we onze uitstoot van koolstofdioxide beperken, dan moet ons energiegebruik dalen. Het hele pakket aan energiebesparende maatregelen valt onder de noemer Rationeel EnergieGebruik (REG). Het Vlaamse en federale beleid roepen alle sectoren in de samenleving op om hun steentje bij te dragen. Sensibiliserings-
EMIS, het Energie- en Milieu-InformatieSysteem voor
campagnes maken ons duidelijk dat we onze huizen, scholen en
het Vlaamse Gewest, is een project van de Vlaamse
kantoorgebouwen beter moeten isoleren (wat zelfs wettelijk
Overheid uitgevoerd door de Vlaamse Instelling voor
verplicht is). Dat we beter onze thermostaat een graadje lager
Technologisch Onderzoek (VITO). Op de website
zetten en een dikkere trui aantrekken. Dat we de wagen kunnen
www.emis.vito.be vind je bij het thema energie infor-
inruilen voor trein, tram en fiets, of aan auto-delen doen. Wie
matie over o.m. nieuwe energietechnologie.
zijn nummerplaat inlevert, krijgt nu een jaar gratis een abonnement bij De Lijn. Ook meer goederentreinen en scheepvaart 40
zouden de Europese wegen met minder vrachtwagens vullen. Industrieën kunnen investeren in duurzame technologieën en installaties. De alternatieven worden door subsidies en premies financieel steeds aantrekkelijker. Zonne- en windenergie zullen in aandeel stijgen. Warmtekrachtkoppeling (zie kader) wint aan belang.
Elektriciteit, warmte en ... koude Een gewone elektriciteitscentrale gebruikt fossiele brandstoffen om elektriciteit te maken, maar met de vrijgekomen warmte wordt niets gedaan. Bij warmtekrachtkoppeling (WKK) wordt én elektriciteit én warmte nuttig gebruikt, onder meer voor verwarming van gebouwen of serres, industriële processen, enz. Goede warmtekrachtinstallaties in Vlaanderen besparen ongeveer 12% energie als je ze vergelijkt met een gewone centrale. Met de toekomstige WKK’s wordt zelfs gedacht aan een derde toepassing, de zogenaamde ‘trigeneratie’: naast elektriciteit en warmte wordt ook ‘koude’ gebruikt. Sterk vereenvoudigd gebruikt een dergelijke machine warmte om koude te produceren. Wanneer de warmtevraag in de zomerperiode afneemt, kan de WKK toch nog blijven draaien, en zijn warmte nuttig aanwenden om te voldoen aan de vraag naar koude (afkoeling in ziekenhuizen bijvoorbeeld). Naast WKK zijn er ook andere technieken, zoals de ‘koude-warmteopslag’. De beschikbare winterkoude en zomerwarmte van de omgevingslucht wordt in het grondwater opgeslagen. Later kan deze energie opnieuw worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koeling tijdens de zomer en voor voorverwarming van ventilatielucht tijdens de winter.
Aan de slag op school: MOS Het MOS-themapakket omvat de publicatie ‘Energie op school, bewust
20 tips voor een energievriendelijke school
omgaan met energie in het secundair
1.
onderwijs’ en actuele info op de web-
2. Maak van energiebewustzijn een zaak van de hele
pagina. De publicatie kan je aanvragen via de provinciale MOS-begeleider of
Meten is weten school
3. Vermijd sluipgebruik
downloaden.
4. Vakantie is ook rust voor energievreters
MOS biedt ook ECOS aan (EnergieCheck Op School). Dit is een
5. Gebruik daglicht
educatief meetinstrument waarmee je de school als energie-
6. Verlicht doordacht
verbruiker in kaart brengt. Op eenvoudige wijze inventariseer je
7. Spaarzaam licht in de duisternis
de belangrijkste energieaspecten van elk lokaal. Het instrument
8. Verlicht wanneer nodig
laat ook toe de nodige conclusies te trekken en te komen tot
9. Ventileer op maar
energiebesparende maatregelen. Je vindt het op de MOS-
10. Plaats ventilatieroosters
webstek, www.milieuzorgopschool.be
11. Vermijd tocht
Leren om te keren – Over klimaatverandering en energiegebruik
4. Energietips
12. Isoleer en hou de warmte binnen
www.ond.vlaanderen.be/energie
13. Verwarm doordacht
Het departement Onderwijs heeft op haar website een
14. Organiseer het verwarmen
energieluik met informatie over REG op school, energietips,
15. Gebruik thermostatische kranen
energie in de klas, uitleg over stookolietellers, energieboek-
16. Hou de deur dicht
houding en -audits, concrete en praktische tips voor ver-
17. Onderhoud de ketel(s)
warming, verlichting en apparaten. Verder vind je uitleg over en
18. Isoleer warmwaterleidingen
de bestekvoorwaarden van de begeleidende maatregelen:
19. Koel een gebouw passief
energieboekhouding, energieaudit en energieprestatie.
Energie sparen Op de website van het Vlaams Energieagentschap (VEA) vind je tal van tips en informatie over REG, subsidies, acties en opleidingen. Je kan er ook een praktijkboek energie voor TSO en BSO bestellen, www.energiesparen.be
20. Ga op zoek naar informatie over energievriendelijk bouwen en renoveren De brochure ‘20 tips voor een energievriendelijkeschool’ is een uitgave van het Departement Onderwijs. Je kan de brochure downloaden of bestellen op www.vlaanderen.be/publicaties.
41
5. Vragen en opdrachten bij dit hoofdstuk
Bronnenlijst Alle gegevens voor dit hoofdstuk komen uit de teksten over
1.
Door welke activiteiten komen broeikasgassen in de lucht
klimaatverandering,
en wat kunnen we er aan doen?
www.milieurapport.be
2. Betekent de opwarming van de aarde dat we in België vooral langere zomers en sneeuwloze winters mogen verwachten? Waarom wel/niet? Som enkele gevolgen van de opwarming op voor ons land en voor Europa. 3. Stel vijf acties op om het energiegebruik op school te verlagen op het vlak van verwarming, auto- en motorgebruik, keuken, ... Maak met de klas een prioriteitenlijst op. 4. Wat zijn de linken tussen dit hoofdstuk over Klimaatverandering en het hoofdstuk over Waterbeheer? En met het hoofdstuk over Luchtverontreiniging? 5. Hernieuwbare energie komt uit méér dan zon en wind. Geef enkele andere bronnen.
42
te
vinden
op
de
MIRA-website,
5
Onze vuilniszak moet op dieet Over Afval
Er is goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat de Vlaamse afvalberg niet verkleint. Het goede is dat we er steeds beter in slagen het afval te recycleren en te composteren. Het selectief inzamelen blijkt dus vruchten af te werpen, besluiten de MIRA-rapporten. Maar alles kan beter, en dus moeten we de komende jaren nog verder inspanningen leveren om onze vuilniszak op dieet te zetten. Dat komt én het milieu én onze portemonnee ten goede. Ook scholen kunnen een tandje bijsteken.
In dit hoofdstuk over afval wegen we de totale Vlaamse afvalberg en berekenen we hoeveel restafval elke Vlaming gemiddeld op straat zet. We scheuren die vuilniszakken ook open om de inhoud te analyseren. Want we kunnen nog beter! Vervolgens gebruiken we de ladder als voorstelling voor ons afvalbeleid, met als belangrijkste prioriteit: afval vermijden (preventie). De inspanningen die we al leveren om te recycleren en composteren mogen we niet opgeven. En zelfs uit de verbranding van wat nog aan afval overblijft, kunnen we energie halen. Ten slotte geven we enkele afvaltips mee voor de school.
1. Hoe zwaar is onze vuilniszak?
hoeveelheid bedraagt, bijna 1 miljoen ton per jaar (cijfers in 2006). 71% van het huishoudelijk afval werd dus wél selectief
1.1. De totale afvalberg
ingezameld, en dat is meer dan de doelstelling van 69% die we
Hoeveel afval produceren gezinnen en bedrijven in Vlaanderen
eigenlijk pas in 2007 moesten halen.
jaarlijks? (De meest recente cijfers vind je steeds op de MIRA-
Omgerekend betekent dit dat we voor 2006 154 kg per inwoner
website www.milieurapport.be)
restafval en 378 kg per inwoner selectief hebben ingezameld, samen goed voor 532 kg per inwoner.
26,5 miljoen ton + 3,3 miljoen ton
De doelstelling voor de hoeveelheid restafval halen we echter
90% van de totale afvalberg,
nog niet. Het streefcijfer van de Vlaamse overheid is immers
huishoudelijk afval, neemt de
150 kg restafval per inwoner, dus nog 4 kg per inwoner minder.
resterende 10% in
In 183 van de 308 Vlaamse gemeenten werd deze doelstelling al
totaal: bijna 30 miljoen ton afval
gehaald. De overige gemeenten zullen nog een bijkomende inspanning moeten leveren.
x 1 miljoen
Op niveau van de individuele gemeenten zijn er nog grote verschillen (figuur 15). In de provincies Limburg en Vlaams-
1.2. Het huishoudelijk afval
Brabant worden gemiddeld gezien de laagste hoeveelheden
Zeg in het afvaljargon niet zomaar ‘vuilniszak’, zeg: ‘recipiënt
restafval per inwoner ingezameld. De kustgemeenten onder-
met niet-selectief ingezameld huishoudelijk afval’. Je kunt het
vinden nog steeds een hogere milieudruk omwille van het
ook afkorten tot ‘huishoudelijk restafval’. Uit figuur 14 blijkt dat
toerisme.
het aandeel van dit restafval ongeveer een derde van de totale
Figuur 14: Hoeveelheid afval afkomstig van de gezinnen (miljoen ton) 3,5 3,0 2,5 2,0 selectief ingezameld afval
1,5
restafval 1,0
2006
2005
2004
2003
2002
2001
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
0,0
2000
0,5
1991
44
bedrijfsafval, goed voor ongeveer
Leren om te keren – Over afval
Figuur 15: Waar wordt het meeste restafval geproduceerd?
restafval in kg/inwoner 0 - 150 > 150 - 180 > 180 - 200 > 200 - 220 > 220
1.3. Wat zit er in die vuilniszak? – Analyse van het restafval Het lijkt wellicht een vies werkje, andermans vuilniszakken
dan komen we uit op 98 kg restafval per inwoner! Dat is stuk-
openmaken om te kijken wat er zoal insteekt. De Openbare
ken beter dan die beoogde 150 kg!
Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) doet het. Door deze ‘sorteeranalyses’ weten we of de Vlaming wel goed
En we zouden de vuilniszak nóg kleiner kunnen maken door
sorteert en op welke punten er nog extra stimulerende
nog meer afval te voorkomen!
campagnes nodig zijn. Wat blijkt (figuur 16)? -
De kunststoffen zijn goed voor zo'n 15% of bijna
45
18 kg/inwoner per jaar. Ongeveer 13 kg hiervan is verpakkingsmateriaal. Slechts een zeer klein aandeel van dat verpakkingsmateriaal hoort thuis in het PMD-afval. Dus het sorteergedrag van de Vlaming is op dit punt uitstekend. -
56 kg nog te recycleren
Ook glas (3%), metalen (3%) en textiel (4%) worden aangetroffen in de huisvuilzak. Meer dan 4 kg glas en metalen past niet in de vuilniszak.
-
98 kg rest
De gemengde fractie omvat onder meer de ‘hygiënische fractie’ zoals luiers. Die zijn goed voor 9% van het huisvuil, of meer dan 10 kg/inwoner. Daarom zijn enkele gemeenten beginnen experimenteren met selectief inzamelen van luierafval.
-
11% of iets meer dan 12 kg/inwoner is papier- en kartonafval. Zo'n 6 kg hiervan is recycleerbaar en kan dus mee op
Figuur 16: Inhoud van de gemiddelde vuilniszak, na sorteren
de stoep bij het oud papier en karton. -
Bijna 40% van onze vuilniszak bestaat uit organisch keukenen tuinafval, goed voor ongeveer 46 kg/inwoner. Het
organisch keuken- en tuinafval
8%
papier en karton
6%
grootste deel hiervan is perfect composteerbaar.
glas 11%
39%
Tellen we alle nog selectief in te zamelen kilo's op die we in theorie nog uit de vuilniszak kunnen halen, dan komen we tot deze cijfers:
textiel 0%
kunststoffen klein gevaarlijk afval (KGA)
15%
gemengde fractie
46 kg composteerbaar materiaal + 6 kg papier en kartonafval + 4 kg glas en metalen = 56 kg per inwoner. Het luierafval is hier niet opgenomen, want dat is een ander verhaal. Als we die 56 kg uit de huidige 154 kg/inwoner halen,
metalen
inert afval 4%
3% 3%
11%
overig
2. Het afvalbeleid in laddertaal
Het afval dat nog overblijft, moet worden verbrand, bij voorkeur met terugwinning van energie. Storten is de laatste optie.
Afval is een gevolg van alles wat we produceren en
Van de totale aangeboden hoeveelheid huishoudelijk afval ging
consumeren. Maar afval is vooral een verlies van grondstoffen
in 2006 (figuur 17):
en energie. Ook afval transporteren en verwerken belast het
-
milieu en daarmee onze gezondheid. Zo zorgt het transport
-
26% naar verbranding;
van afval voor uitstoot van koolstofdioxide, het gas dat zorgt
-
3% naar stortplaatsen;
voor klimaatverandering. En het storten van afval neemt heel
-
2% naar hergebruik;
wat ruimte in beslag, en die is schaars in Vlaanderen.
-
2% naar voorbehandeling (drogen-scheiden).
De laatste decennia doet de Vlaamse overheid heel wat inspan-
Voor de recentste gegevens, surf naar www.milieurapport.be
67% naar reyclage of compostering;
ningen om dit verlies en de schade zo klein mogelijk te maken. De prioriteiten in dit beleid kun je je visueel voorstellen in de
Een van de instrumenten die de overheid gebruikt om de
vorm van een ladder.
toepassing van de ladder aan te moedigen, is de ‘gedifferentieerde tarifering’ of kortweg diftar: een verschillend tarief afhankelijk van je ‘afvalgedrag’. Diftar gaat uit van het principe 1. preventie 2. hergebruik
3. recyclage en compostering
‘de vervuiler betaalt’. Hoe lager je afdaalt op de ladder, hoe minder milieuvriendelijk je gedrag, hoe meer je moet betalen. -
de kosten die de gemeente heeft voor het inzamelen en verwerken van het restafval worden volledig doorgerekend
4. verbranding met energieterugwinning
aan de individuele 'vervuiler'. Hoe meer of hoe vaker je
5. storten
restafval buitenzet, hoe meer je moet betalen. -
46
Voor de ophaling van restafval moet je het meest betalen:
Voor de ophaling van vermijdbare selectief ingezamelde
Afval voorkomen of afvalpreventie is de bovenste trede of
afvalfracties, zoals GFT- en PMD-afval, betaal je iets minder.
prioriteit van het afvalbeleid. Hoe minder afval, hoe minder
GFT staat voor groente-, fruit- en tuinafval, PMD voor
verlies van grondstoffen en energie, hoe minder schade aan het milieu door transport en verwerking van afval. Ook producten hergebruiken is een vorm van preventie.
plastic en metalen verpakkingen en drankkartons. -
Afval vermijden wordt zo goedkoop mogelijk gemaakt. Zo bieden heel wat gemeenten compostvaten of wormbakken aan tegen een zo laag mogelijke prijs. Want thuiscomposte-
Afval dat niet kan worden voorkomen, moet zoveel mogelijk
ren vermindert de fractie GFT-afval.
worden gerecycleerd of gecomposteerd. Hiermee krijgt het afval een ‘tweede leven’ en gaan er dus minder grondstoffen
In wat volgt belopen we elke trede van de afvalladder.
verloren. Daarom is het van belang het afval zo goed mogelijk te sorteren en selectief in te zamelen. Figuur 17: Wat gebeurt met het afval van de gezinnen? hoeveelheid huishoudelijk afval (miljoen ton) 3,5
hergebruik
3,0 compostering 2,5 recyclage 2,0 1,5
voorbehandeling (drogen-scheiden)
1,0
verbranding
0,5 0,0 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
storten
producten die tijdens de productie, tijdens het gebruik én in de afvalfase zo weinig mogelijk nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Dit zijn bijvoorbeeld producten die geen gevaarlijke
De afvalstromen kleiner – Kwantitatieve preventie en hergebruik
stoffen bevatten, die gemakkelijk recycleerbaar zijn, of die
Je kan veel eenvoudige dingen doen om de afvalberg kleiner te
milieuvriendelijke of milieusparende producten. Enkele voor-
maken. Enkele voorbeelden:
beelden:
-
-
papier met gerecycleerde vezels en met een bleking zonder
-
een rekenmachine op zonne-energie heeft de voorkeur,
De restfractie (de vuilniszak) moet zo klein mogelijk blijven.
minder energie verbruiken. Je zou ook kunnen spreken van
Daarvoor moet je het afval zo nauwkeurig mogelijk selecteren en in de juiste fracties indelen. Een bijkomende reden
chloor of chloorderivaten is het meest milieusparend;
om de restfractie zo klein mogelijk te maken, is dat het
daarna een rekenmachine op zowel zonne-energie als
grootste deel van het restafval wordt verbrand, een ‘lagere’
batterijen. Een rekenmachine op wegwerpbatterijen is te
trede op de afvalladder. -
Leren om te keren – Over afval
2.1. Niet is de boodschap – Preventie als eerste trede
vermijden.
We moeten wegwerpmateriaal en -verpakkingen (ook
Deze en andere suggesties voor milieusparend gedrag en
recycleerbare) zoveel mogelijk vermijden. Alternatieven zijn
ecologisch verantwoorde producten vind je op de website
verpakkingen met statiegeld en hervulbare verpakkingen,
www.milieukoopwijzer.be van de Bond Beter Leefmilieu.
herbruikbare bekers, tafellakens en servetten in textiel, ... -
Andere maatregelen zijn: geen reclamedrukwerk aanvaar-
Wat maakt preventie zo lastig?
den (sticker aan de brievenbus, intekenen op de zogenaam-
De grote moeilijkheid bij ‘preventie’ is onze dagelijkse routine.
de Robinsonlijst waardoor je geen geadresseerd reclame-
We staan amper stil bij ons aankoop- en verbruikgedrag.
drukwerk meer ontvangt), geen drankautomaten op school
Bovendien zijn we ons zelden bewust van de kostprijs van
of op het werk, ...
wegwerpproducten en alternatieven, en dat leidt tot verspilling. Het bewuster gebruik van producten kan vaak tot aanzien-
Ook ‘hergebruik’ van voorwerpen staat hier op zijn plaats.
lijke besparingen leiden. Daarom is voortdurende sensibilisering
Herbruikbare meubels, kleding, speelgoed, boeken, cd’s,
van groot belang.
elektrische apparaten, gasfornuizen, ... krijgen een tweede leven via de honderd Vlaamse kringloopcentra.
Je bent als consument deels afhankelijk van wat de producen-
De kringloopcentra zijn erg actief in het inzamelen en herstel-
ten of de winkels aanbieden. Wat als je product enkel in weg-
len van afgedankte elektrische en elektronische toestellen.
werpverpakking in de rekken ligt? Op lange termijn is de enige
Wil je spullen naar de kringloopwinkel brengen, of wil je er een
mogelijkheid dat ook producenten, grootwarenhuizen en
vinden in je buurt: www.kringloop.net
winkels bewuster omgaan met verpakkingen. De Vlaamse overheid zet hen daartoe aan. Zo legt het Intergewestelijk Samen-
De impact op het milieu verminderen – Kwalitatieve preventie
werkingsakkoord Verpakkingafval de grote verpakkings-
Naast kwantitatieve preventie – de afvalberg kleiner maken – is
jaar. Dit plan bevat doelstellingen om onder meer éénmalige
er ook kwalitatieve preventie nodig. Dit betekent kiezen voor
verpakkingen op de markt te brengen.
industrie een algemeen preventieplan op, en dit om de drie
De festivalbeker Ieder dorp zijn festival. Vlaanderen telt jaarlijks 110 000 evenementen. 192 daarvan hebben meer dan 10 000 bezoekers. Telkens ontstaat hierbij letterlijk een ‘berg’ afval van wegwerpbekers. De voorbije jaren experimenteerden milieubewuste organisatoren met verschillende soorten bekers om het zwerfvuil en de afvalberg te voorkomen, of toch in te perken. Zo kwam de herbruikbare beker (in polycarbonaat) op de markt, de wegwerpbeker (polypropyleen), de kartonnen beker (gecoat met polyethyleen), en de laatste in de rij: de PLA-beker. PLA staat voor Poly Lactic Acid en is een soort bioplastic, gemaakt op basis van maïs. De PLA-beker werd in Vlaanderen voor het eerst gebruikt op het Dranouter-festival in 2004, goed voor een 750 000 bekers. In totaal werden er 1,5 miljoen pintjes in PLA getapt. De 3 ton bekers werden verwerkt tot 147 kg compost. OVAM onderzocht welke van die bekers nu eigenlijk het beste scoort op milieuvlak (‘van wieg tot graf’) en haar conclusie is genuanceerd: het hangt er nogal van af. Voor kleine indoor-evenementen blijft de herbruikbare beker de meest aangewezen keuze. Voor grote evenementen hebben de vier bekers een vergelijkbare milieu-impact.
47
2.2. Een nieuw leven – Recyclage en compostering Truien en sjaals van PET-flessen? Biodiesel van gerecycleerd frituurvet? Stoelen van gerecycleerd papier? Het kan allemaal als we proper en correct sorteren en als bedrijven het ecologisch en rendabel kunnen recycleren. Een van de manieren waarop de overheid recyclage en milieuverantwoorde verwerking stimuleert, is het invoeren van de ‘producentenverantwoordelijkheid’. Dit betekent dat fabrikanten en invoerders van bepaalde producten verantwoordelijk zijn voor de selectieve inzameling en de milieuverantwoorde verwerking van het afval dat hun product ooit eens wordt. In de praktijk gebeurt de organisatie van de inzameling en verwerking van deze afvalstromen door beheersorganismen.
-
Dit zijn verenigingen opgericht door fabrikanten en invoerders.
het huishoudelijk afval dat we selectief inzamelen. Meer
Zo organiseren zij de ophaling van de afgedankte producten bij
dan 85% van het bouw- en sloopafval van huishoudens en
winkeliers, ze selecteren recyclagebedrijven en rapporteren aan
bedrijven wordt vandaag terug ingezet als secundaire
de overheid. Enkele voorbeelden:
bouwstof.
-
FOST Plus, bekend van de blauwe PMD-zak en het Groene
-
pakkingsafval (glas, papier, karton, metaal en kunststoffen).
In 2006 kon FOST Plus 9 op 10 huishoudelijke verpakkingen recycleren.
Punt-logo, is er voor de verwerking van huishoudelijk ver-
48
Bouw- en sloopafval is goed voor ongeveer een vijfde van
-
GFT- en groenafval, goed voor ruim een derde van het
Op de website www.fostplus.be vind je bij ‘Particulieren’
selectief ingezameld huishoudelijk afval, wordt tot
info over recyclage, brochures voor het onderwijs, enz.
compost verwerkt. In 2006 hebben de composterings-
-
BEBAT, voor afvalbatterijen (en zaklampen!), www.bebat.be
installaties 333 000 ton compost afgezet. 40% van de com-
-
VALORFRIT: voor de verwerking van gebruikte frituur-
post wordt gebruikt door particulieren, tuinaannemers en
vetten en -oliën, www.valorfrit.be
openbare groendiensten, 42% gaat naar grootafnemers
-
Recupel: voor afgedankte elektrische en elektronische
zoals potgrondfabrikanten, en 9% naar de land- en tuin-
apparatuur, www.recupel.be
bouw. Bovendien composteert 1 op 3 Vlamingen thuis.
-
FEBELAUTO: voor afgedankte voertuigen, www.febelauto.be
Meer informatie: ‘Composteren in vaten en bakken’, OVAM. -
wordt een groot deel van het ingezamelde afval gerecycleerd.
Tabel 3: Samenstelling selectief ingezameld afval
2006 (ton)
verschil t.o.v. 2005 (%)
GFT
299 557
-2,79%
groenafval
496 837
-0,64%
papier en karton
474 993
4,56%
glas
185 047
2,28%
metalen
68 179
-5,82%
textiel
35 298
24,90%
kunststoffen
57 556
10,42%
KGA
16 895
1,81%
bouw- en sloopafval
451 632
-11,88%
houtafval
126 554
-10,51%
kringloopafval
28 556
5,20%
overige
68 620
2,95%
2 309 724
-2,15%
TOTAAL
-
57% van de gebruikte frituurolie of -vet wordt verwerkt tot de milieuvriendelijke brandstof biodiesel (cijfers van 2005).
Enkele cijfers ter illustratie (tabel 3).
fractie
Batterijen: BEBAT slaagt erin tot ongeveer 70% van de herbruikbare stoffen in de batterijen te recycleren.
Volgens de MIRA-rapporten en de beheersorganismen zelf
Er bestaan ontzettend veel soorten plastic. Elke soort moet apart gehouden worden om te kunnen recycleren. En daar wringt het schoentje. Plasticsoorten die wel gemakkelijk te herkennen, te scheiden en bijgevolg te recycleren zijn, zijn PVC (PolyVinylChloride), PET (PolyEthyleenTereftalaat) en HDPE (Hoge Dichtheid PolyEthyleen). Ze worden vaak gebruikt om flessen te maken bestemd voor drank en wasproducten. Elke plasticsoort wordt gesorteerd, gewassen en in stukjes gebroken. Door opwarming smelt het plastic tot een draderige brij. Hiervan knipt men korreltjes. Dit noemt men granulaat. Dit granulaat is de basis voor nieuwe toepassingen. Van PVC
Leren om te keren – Over afval
Plastic en plastic is twee
maakt men onder meer buizen voor de riolering, vloerstenen, schoenzolen, synthetische stoffen. PET-granulaat kan dienen om nieuwe PET-flessen van te maken. Misschien is je trui of skivest wel gemaakt van gerecycleerde PET-flessen. Van HDPE maakt men nieuwe flessen en paletten. Alle andere plasticsoorten zijn niet zo makkelijk herkenbaar. Ze worden vaak gezamenlijk ingezameld en gesmolten voor banken en tafels, bloembakken, verkeerspaaltjes, buizen, ...
-
35% gaat naar verwerking in producten als pershout,
teitsproductie. De totale hoeveelheid gerecupereerde energie
plastiek, industriële zepen en smeermiddelen, 8% naar de
is tussen 1991 en 2004 meer dan verdubbeld.
verbranding voor de opwekking van groene stroom (niet in
Tegelijk werd geïnvesteerd in installaties die de uitstoot van
Vlaanderen).
schadelijke stoffen in de lucht moeten verminderen. De
In 2006 werd 81% van de materialen afkomstig van
Vlaamse huisvuilverbrandingsinstallaties zijn daarom sinds
afgedankte voertuigen hergebruikt, gerecycleerd of
enkele jaren uitgerust met een doorgedreven rookgas-
verbrand met energieterugwinning.
reinigingsinstallatie. Vooral voor dioxines is de reductie
2.3. Een pc die draait op afval-elektriciteit? – Verbranden met terugwinning en storten
aanzienlijk. Bovendien test men op dit moment nieuwe technieken uit om
Tot 1996 werd meer dan de helft van ons restafval op stortplaat-
restafval ‘voor te behandelen’: scheiden-vergisten, drogen-
sen gedumpt. Sinds 1997 wint ‘verbranden’ continu aan belang. In
scheiden, enz. Op die manier kan men nog meer materialen
2006 werd 88% van het restafval verbrand en nog maar 4%
terugwinnen. Een eerste installatie is eind 2005 in het Vlaamse
gestort. De overheid is er dus in geslaagd om verbranden van huis-
Gewest opgestart. In 2006 ging al 8% van het restafval naar
houdelijk afval ‘aantrekkelijker’ te maken dan storten (figuur 18).
'drogen-scheiden'. Voorlopig is deze voorbehandeling nog duur.
Alle Vlaamse verbrandingsinstallaties voor huisvuil werken ondertussen met terugwinning van energie. Die energie komt vrij onder de vorm van warm water of stoom. Warm water wordt gebruikt voor afstandsverwarming (bijvoorbeeld voor openbare gebouwen of ziekenhuizen), stoom voor elektriciFiguur 18: Wat gebeurt er met het restafval van de gezinnen? hoeveelheid huishoudelijk restafval (miljoen ton) 2,0 1,5
drogen-scheiden
1,0
composteren verbranden storten
0,5 0,0 1991
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
49
3. Afvaltips
de school dit in een projectmatige aanpak giet, kan ze deeltaken uitbesteden aan verschillende klassen en afdelingen. Een
Het geloof verzet (afval)bergen. Kleine schoolacties kunnen
alternatief is om de deeltaken te spreiden over verschillende
grote gevolgen hebben. We geven hier wat inspiratie om die
schooljaren.
afvalberg te lijf te gaan.
Milieuzorg op School (MOS), kan hierbij assistentie verlenen. In elke provincie
Een systematische aanpak
staan de MOS-begeleiders ter beschik-
Inzicht verwerven in ons aankoop- en verbruikgedrag, dat is de
king van de scholen.
eerste stap. Dit inzicht baseer je op feiten. Inventariseer
Op de MOS-site www.milieuzorgop-
daarom de bestaande situatie en neem dit als uitgangspunt om
school.be vind je alvast deze suggesties:
acties te plannen. We geven volgende suggesties mee.
-
beter drankjes met statiegeld dan wegwerp, nog beter: drinkfonteintjes;
1.
Lijst alle schoolactiviteiten op die afval veroorzaken:
-
onderwijs, met o.m. de praktijkvakken;
aluminiumfolie en wegwerp;
het secretariaat;
-
papier beter dubbelzijdig beschrijven, kopiëren en printen;
maaltijden en drank;
-
maak een kippenhok, geef de kippen het eetbaar afval uit
-
nodig een compostmeester uit en composteer in een com-
het onderhoud van klassen, lokalen, refter; het onderhoud van de gebouwen aan de buitenkant;
de refter;
het onderhoud van een eventuele tuin en/of speelplaats.
50
beter een brooddoos en duurzame drinkbeker dan
postvat of een zelfgemaakte compostbak;
2. Ga per activiteit na welke afvalstromen ze creëert en
MOS helpt ook bij de planmatige aanpak van dit soort projec-
probeer het volume per activiteit te achterhalen.
ten en hoe de school (of milieuwerkgroep) de nodige sensibili-
Mogelijkheden:
sering en promotie kan opzetten.
papierafval, PMD, gevaarlijke afvalstoffen, groente- en fruit-
Ook sommige gemeentebesturen geven ondersteuning aan
afval, tuinafval, restafval, afval uit de werkplaatsen zoals
scholen, bijvoorbeeld in ruil voor het behalen van bepaalde
hout, metaal, textiel, bouw- en sloopafval, klein gevaarlijk
milieuprestaties.
afval, ...
MOS heeft ook een themabundel ‘Afvalpreventie en duurzame
3. Breng in kaart wat er op dit moment per fractie afval gebeurt.
materialen’, die je kunt downloaden, www.milieuzorgopschool.be
4. Bereken hoeveel kg afval de school produceert op één maand, op één jaar. Hoeveel kg is dat per leerling of per
De STIP-notering van OVAM
schoolbetrokkene (leerlingen, leerkrachten, niet-pedago-
-
OVAM
(Openbare
Vlaamse
Afvalstoffenmaatschappij) neemt
gisch personeel, keukenploeg, ...)? 5. Bekijk per fractie waar en hoe afval kan worden vermeden,
initiatieven om het afvalbeleid in Vlaanderen op het goede
waar aankoop en gebruik efficiënter kan, wat de mogelijk-
spoor te zetten. Voor scholen zijn volgende websites
heden tot hergebruik zijn, hoe sorteren kan georganiseerd
interessant:
worden, ...
www.stip.ovam.be STIP is het Steunpunt en Informatiecentrum voor Preventie van afval.
Een voorbeeld: keuken, refter en drankvoorzieningen Vragen die je meeneemt in een onderzoek naar afvalstromen
www.scholen.ovam.be met tips, lespakketten, links, ... -
OVAM heeft ook een actiestappenplan voor scholen
bij deze activiteit:
uitgewerkt, in samenwerking met Milieuzorg op School
Hoe is de lunch van leerlingen en personeel verpakt? Wat
voor alle types scholen.
drinken ze als tussendoortje of bij het middagmaal en hoe is dat drankje verpakt? Hoe gaan personeel en leerlingen met
Andere tips
water om? Op welke manier biedt de school drank aan? Hoe
-
Breng een bezoek aan het containerpark van de gemeente, aan een kringloopcentrum.
gezond zijn de eetgewoonten van leerlingen en personeel? Houdt de school bij de aankoop van keukentoestellen rekening
-
Ontwerp een mini-containerstraat in je school.
met milieucriteria? Welke afwasmiddelen worden gebruikt en
-
Organiseer een zwerfvuilopruimactie.
in welke volumes aangekocht? ...
-
Gooi na een week vuilnis alle vuilnisbakken leeg en bekijk wat er niet in thuishoort. Naderhand alles netjes opruimen,
Deze inventaris vergt uiteraard een hele organisatie. Wanneer
natuurlijk.
Bronnenlijst De gegevens voor dit hoofdstuk komen uit de teksten over
1.
We sorteren om de hoeveelheid restafval te verminderen.
Afval, te vinden op de MIRA-website, www.milieurapport.be
Toch zit er in onze ‘gewone’ vuilniszak nog veel dat gerecycleerd kan worden. Wat?
Aanvullende informatie is gevonden op de site van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij, OVAM, www.ovam.be
2. Hoeveel tientonners afval produceren bedrijven en gezinnen samen in Vlaanderen? En wie zorgt er voor meer afval?
Leren om te keren – Over afval
4. Vragen en opdrachten bij dit hoofdstuk
Geef cijfers. 3. Geef enkele concrete voorbeelden van hoe je afval kan vermijden door hergebruik. 4. Noem 10 zaken op in je klas, op school en/of thuis die afval opleveren dat eigenlijk te vermijden is. Leg deze klassikaal samen en maak een prioriteitenlijst. 5. In dit hoofdstuk geven we enkele voorbeelden van ‘beheersorganismen’ zoals Fost Plus en BEBAT. Zoek op de website van MIRA andere voorbeelden van beheersorganismen, tracht hun website te vinden en selecteer drie opvallende weetjes of gegevens. 6. Ga voor je eigen gemeente na of ze ‘diftar’ gebruikt, en zo ja, voor welke afvalstromen.
51
Meer weten? Meer informatie vindt u op onze website, www.milieurapport.be Mocht u nog vragen of suggesties hebben, aarzel dan niet om ons Infoloket te contacteren:
[email protected], tel. 053 72 64 45.
Maatschappelijke zetel: A. Van de Maelestraat 96 - 9320 Erembodegem - www.vmm.be