Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? Studiewijzer Pabo Deeltijd
Blok 2.1 2015-2016
[Type here]
Inhoud BLOK 2.1| LEREN DOOR SPELEN. WAT IS GOED ONDERWIJS AAN JONGE KINDEREN? ...........................3 HOE VER BEN JE MET DE OPLEIDING? ..................................................................................................................................3 BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 2.1 EN BLOK 2.2 DT.....................................................................4 TOELICHTING BIJ OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 2.1 ..................................................................................5
HOOFDSTUK 1.| THEMAONDERWIJS – DE HOOR- EN WERKCOLLEGES.................................................6 HOOFDSTUK 2.| DE BEROEPSOPDRACHT – ONTWERP EEN RIJK LEERMIDDEL .......................................9 HOOFDSTUK 3.| KENNIS EN VAARDIGHEDEN - DE VAKCOLLEGES ....................................................... 11 REKENEN & WISKUNDE: METEN EN MEETKUNDE ................................................................................................................12 TAAL BIJ KLEUTERS ........................................................................................................................................................14 ENGELS OP DE BASISSCHOOL ...........................................................................................................................................16 VAKOPDRACHT BEWEGINGSONDERWIJS ............................................................................................................................19
HOOFDSTUK 4. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS 2.1 .......................................................... 23 HOOFDSTUK 5. | STUDIELOOPBAANBEGELEIDING............................................................................. 25 HOOFDSTUK 6. | PRAKTISCHE INFORMATIE ...................................................................................... 27 BIJLAGE 1.| BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT DT 2.1................................................. 29 BIJLAGE 2.| BEOORDELINGSFORMULIER ENGELS DT 2.1 .................................................................... 31 BIJLAGE 3.| BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT BEWEGINGSONDERWIJS DT 2.1 .................. 32 BIJLAGE 4.| BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK DT 2.1 ................................................................. 34 BIJLAGE 5.| DE TAALNORM VAN PABO HVA...................................................................................... 36
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 2
Blok 2.1| Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? Bij de start van het tweede jaar ga je je verdiepen in de ontwikkeling van het jonge kind, met name de kleuter. Om met jonge kinderen te kunnen werken, moet je op de hoogte zijn van de typische kenmerken van deze leeftijdsgroep. Pedagogen en psychologen die zich buigen over ontwikkelingsfasen constateren telkens dat er een groot verschil bestaat in denken, leren en perceptie van de wereld tussen kleuters en schoolkinderen. Een kleuter is dus geen schoolkind. Kleuters hebben een magische beleving van de werkelijkheid, ervaren emoties intens, hebben nog geen zakelijk wereldbeeld en leren incidenteel en intuïtief. Het handelen van jonge kinderen laat zien dat perspectief nemen nog moeilijk is, wat samenhangt met het egocentrisme. Dit vraagt van jou als leraar een grote mate van (cognitieve) empathie en het kunnen afstemmen van jouw pedagogisch-didactisch handelen op de behoeften van het jonge kind.
Hoe ver ben je met de opleiding? Je hebt nu het eerste jaar afgerond en dus heb je een flinke basis gelegd om een goede leerkracht basisonderwijs te worden. Je hebt je gefocust op de grootstedelijke omgeving van Amsterdam. Dit jaar zul je steeds meer gaan merken dat jij ook echt verschil maakt voor die Amsterdamse kinderen. We focussen dit blok op hoe jij het leren en ontwikkelen van kinderen zo effectief mogelijk stimuleert.
1 Praktijk
2 Praktijk
Het Amsterdamse onderwijs in theorie en praktijk 1.1 Kennismaken met het 1.2 Amsterdamse onderwijs in Amsterdamse onderwijs theorie en praktijk Onderbouw (accent groep 3 en 4) Onderbouw (accent groep 3 en 4)
Leren door spelen en leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind 2.1 Leren door spelen 2.2 Leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind Onderbouw (groep 1 en 2)
Onderbouw (groep 1 en 2)
Kinderen leren op verschillende manieren 1.3 Kinderen leren verschillend 2.4 Leren in en met de groep Bovenbouw
Profileringsfase 2.3 Hanteren van verschillen 2.4 Omgaan met verschillen: tussen kinderen in de groep, in samenwerken met ouders en onder- c.q. bovenbouw deskundigen in en buiten de school Bouw profilering leeftijdsgroep Bouw profilering leeftijdsgroep
Afstudeerfase
3 Praktijk
3.1 Eigen (LIO-)groep: verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep LIO 1
Bovenbouw
Minorfase
3.2 Afstudeerfase en overgang naar het werkveld
Minor
LIO 2
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 3
Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing blok 2.1 en blok 2.2 DT
STUDIESCHEMA PABO 2015-2016 | 2e JAAR | BLOK 2.1 & BLOK 2.2| DT STUDIEONDERDEEL
Studiepunten
Blok 2.1
3
Pedagogiek / themalijn 2.2 (thematoets)
BLOK 2.1 & BLOK 2.2
Beroepsopdracht 2.1
3 4
Nederlands 2.2 (vaktoets) Rekenen Wiskunde 2.1 (vaktoets)
Blok 2.2
2 2
Rekenen Wiskunde 2.2 (vaktoets) Engels 2.1 ( vaktoets)
2
Bewegingsonderwijs 2.1 ( vakopdracht)
2
Mens & Wereld 2.2 (vakopdracht)
2
Kunstzinnige Oriëntatie – keuze (vakopdracht)
2 3
Praktijk 2.1 Praktijk 2.2
3
Studieloopbaanbegeleiding 2.2
2
Studiepunten totaal 1e semester DT 2.1 & 2.2:
12
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
18
Pagina 4
Toelichting bij overzicht studieprogramma en toetsing blok 2.1 Iedere lesblok wordt het onderwijs op de pabo verzorgd rondom het thema van dat blok. Voor het komende semester is dat: Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? Het themaonderwijs bestaat uit hoorcolleges en werkcolleges (pedagogiek), waarvan de kennis aan het einde van het semester wordt getoetst in de thematoets van blok 2.2.middels een toets met zes open vragen. De vakinhoudelijke kennis en vaardigheden staan ook in het teken van het thema. Je volgt vakcolleges en oefent jouw vaardigheden in de verschillende vakdomeinen. Per blok wordt de stof van een aantal vakcolleges getoetst middels een multiple choice toets of een vakopdracht. Let hierbij goed op het toetsschema. Tussen het eerste en het tweede blok in het 1e semester, en tussen het derde en het vierde blok in het tweede semester is een cultuurproject geprogrammeerd. Het eerste cultuurproject is geroosterd op 11 en 12 november. Dinsdag 10 november is een gewone stagedag die je wellicht met een culturele bril kunt voorbereiden. Informatie hierover volgt in blok 2,1 via DLWO. Voor het onderdeel beroepsopdracht zijn er werkcolleges en practica leerkrachtvaardigheden ingeroosterd. Het deel beroepsopdracht wordt afgesloten met een ontwerpopdracht. Deze opdracht vormt de schakel tussen de kennis en vaardigheden die je tijdens de colleges opdoet en het beroep van leerkracht basisonderwijs. In jaar 2 loop je één dag stage in de praktijk van het basisonderwijs, je start in de onderbouw (groep 1 en 2). De informatie hierover staat in de Praktijkgids 2015-2016 vermeld, deze informatie is leidend. Tot slot word je tijdens de studieloopbaanbegeleiding begeleid door jouw coach.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 5
HOOFDSTUK 1.| Themaonderwijs – De hoor- en werkcolleges SIS-code:
Pedagogiek/Themalijn 2.1
INLEIDING - In dit blok loop je stage in groep 1 en 2 van de onderbouw. Het thema van 2.1 is: Leren door spelen. Wat is goed onderwijs aan jonge kinderen? In spel gelden de eigen plannen en ideeën van kinderen. Spelactiviteiten vragen denkkracht. Kleuters moeten zelf bedenken wat ze gaan spelen, hoe ze gaan spelen en welke materialen ze hierbij nodig hebben. Daarnaast gaan kleuters zich mentale voorstellingen vormen over de situaties waar ze over gaan spelen, van de rollen die ze innemen en van de activiteiten die in die rol uitgevoerd worden. Spel doet een appèl op de brede ontwikkeling van kinderen. Spel is volgens Vygotsky de motor van de ontwikkeling en vormt volgens hem de leidende activiteit in de kleuterfase. Er zijn ook andere visies op onderwijs aan het jonge kind. Tijdens de hoor- en werkcolleges analyseer je diverse uitgangspunten en werkwijzen van het werken met jonge kinderen. Daarnaast leer je hoe je een rijk aanbod kunt organiseren en realiseren, rekening houdend met de doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen van de voorschool tot en met groep 3. Themalijn, vakcolleges, beroepsvoorbereiding, practica leerkrachtvaardigheden en stage bereiden voor op jouw taak als startbekwame leerkracht. Leerdoelen
Je begrijpt dat spel de basis vormt voor de ontwikkeling van jonge kinderen en kunt spel observeren en begeleiden op verschillende manieren. Je kent verschillende visies op het leren en ontwikkelen van jonge kinderen en je kunt deze visies herkennen in een context. Je kent de ontwikkelingspsychologische mijlpalen van de kleuterleeftijd en je kunt deze herkennen in een context en je onderwijs hierop afstemmen. Je kent de kenmerken van een rijke leeromgeving en kunt een gedifferentieerd onderwijsaanbod ontwerpen binnen een dagschema dat recht doet aan de leer- en ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen. Je kent de pedagogische- en didactische en organisatorische strategieën (klassenmanagement), die belangrijk zijn voor lesgeven in de onderbouw. Je weet wat de activiteit speelwerken inhoudt en kent de verschillende organisatievormen van deze activiteit. Je weet wat thematisch en methodisch werken met kleuters vanuit de verschillende onderwijsvisies inhoudt. Je weet welke taalstimulerende activiteiten je in kunt zetten bij kleuters. Je weet wat educatief partnerschap in de onderbouw inhoudt. Je kent de opbouw van een intake-, 10 minuten- en slechtnieuws gesprek.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 6
Het programma Bijeenkomsten Hoorcollege 1 (02-09-’15): De kleuter: ontwikkelingspsychologie en kenmerken Als je met jonge kinderen werkt, moet je op de hoogte zijn van de typische kenmerken van deze leeftijdsgroep. Een kleuter begeleid en benader je anders dan een middenbouwer of een bovenbouwer. We gaan in op de ontwikkelingspsychologische mijlpalen van het jonge kind ( in de fysieke- , cognitieve-, persoonlijkheids-, sociaalemotionele en morele ontwikkeling) en de hechtingstheorie van Bowlby.
Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert: Hooijmajers,T (e.a.) (2012) Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 2.4.4 en 2.4.5, 3.1 (p. 84-135) Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 2, H3.1 tot 3.4 (blz. 93107)
Werkcollege 1: (09-09-’15) :Van dagschema naar activiteiten
Je bestudeert:
Het analyseren, ontwerpen en organiseren van een verantwoord dagschema dat recht doet aan de leer- en ontwikkelingsbehoeften van jonge kinderen staat in dit werkcollege centraal. We kijken naar dagschema’s en leggen de relatie met onderwijsvisie, ontwikkelingspsychologie, spanningsboog en belevingswereld. Je vergelijkt de diverse dagschema’s op opbouw, inhoud en visie.
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 3.5.2
Hoorcollege 2 (16-09-’15): Spel als leidende activiteit “Spel is de meest wezenlijke bezigheid van het veilige kind in een wereld die nog van alles kan blijken te zijn”-M.J. Langeveld Jonge kinderen leren door te spelen. In spel ontwikkelen kinderen cognitieve, motorische en sociaal emotionele vaardigheden. Het is belangrijk dat een leerkracht voor de onderbouw de waarde van spel kent.
Je bestudeert:
Werkcollege 2 (23 -09-’15): Aansluiten bij de spelbehoeften van jonge kinderen Tijdens het werkcollege leer je diverse spelvormen te observeren. Daarnaast leer je middels casuïstiek hoe je spel kunt begeleiden, leiden en verrijken.
Je bestudeert:
Hoorcollege 3 (07-10-’15): Visies op onderwijs aan het jonge kind, historie en actualiteit
Je bestudeert:
In dit hoorcollege maak je kennis met de ideeën van de grote kleuterpedagogen: Fröbel, Decroly en Montessori en krijg je zicht op de invloed die deze pedagogen hadden en nog steeds hebben in het kleuteronderwijs. Vervolgens schetsen we welke ontwikkelingen de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden en hoe deze tot nieuwe onderwijsconcepten hebben geleid. De volgende hedendaagse onderwijsconcepten komen aan de orde: Reggio Emilia, EGO, OGO.
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 3.4.1., 3.4.2, H 14.
Werkcollege 3 (14-10-‘15): Speelwerktijd
Je bestudeert:
Speelwerktijd is het begrip als je praat over onderwijs aan jonge kinderen. Tijdens het speelwerken wordt individueel, in kleine of grote groepen; vrij, of aan de hand van een opdracht gewerkt. De rol van de leerkracht is zowel leidend als begeleidend. Om het speelwerken goed te begeleiden moet je beschikken over een breed repertoire aan lesactiviteiten en werkvormen. In dit werkcollege ervaar je de opbouw en inhoud van verschillende lesjes en activiteiten binnen het speelwerken.
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 5 en H 6.
Artikel via intranet
Bosch, W. & Boomsma,C. (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. H 1.
Voorbereidingsopdracht: Zoek een artikel over spel en/of spelbegeleiding en neem dit mee naar het college.
Artikel op intranet
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 7
Toetsing en toetsstof De leerdoelen die bij het themaonderwijs horen, worden getoetst in de thematoets in blok 2.2. In deze toets wordt de stof uit 2.1 en 2.2 getoetst (raadpleeg het rooster voor de toetsdata). Het betreft een schriftelijk tentamen. De toets bestaat uit 6 open vragen.
Bosch, W. & Boomsma, C (2013) Onderwijs aan het jonge kind. Een vak apart. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Hooijmajers, Stokhof & Verhulst (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs, Alkmaar: Van Gorcum. H 2.3, 2.4.3, 2.4.4, 2.4.5, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9, 3.1. Klamer-Hoogma, M.G. (2012) Klassenmanagement Houten: Noordhoff. H 3. Alle artikelen van intranet uit 2.1 en 2.2. Alle PPT’s van de HC’s (beschikbaar via de DLWO).
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 8
HOOFDSTUK 2.| De beroepsopdracht – Ontwerp een rijk leermiddel SIS-code:
Beroepsopdracht 2.2
INLEIDING – De beroepsopdracht heeft als doel dat je jouw onderzoekende en reflectieve vaardigheden verbindt aan de inhoudelijke input uit de andere studieonderdelen en daarmee dus theorie aan praktijk leert koppelen. Hiermee wordt het fundament gelegd voor het professioneel handelen en dit geeft je tevens handvatten voor een leven lang leren en jezelf ontwikkelen als professional. Ieder semester voer je een beroepsopdracht uit. De lessen beroepsopdracht worden afgewisseld met practica leerkrachtvaardigheden, die als doel hebben de vaardigheden te oefenen die van het belang zijn voor het beroep. De bijeenkomsten sluiten aan bij de hoorcolleges uit de themalijn, de stage in de onderbouw en vormen daarmee de verbinding tussen theorie en praktijk. Tijdens de bijeenkomsten pas je de opgedane kennis uit de themalijn toe in een rijk leermiddel voor kleuters. De opdracht van de beroepsopdracht in dit blok luidt: Ontwerp een leermiddel dat voldoet aan KLEUTER-kenmerken (zie beoordelingsformulier beroepsvoorbereiding 2.1 in de bijlage). De handleiding van je ontwerp lever je in bij je kerndocent in de toetsweek van 2.1. Het rijke leermiddel stel je ten toon in een expositie aan het einde van blok 2.1.
Leerdoelen
Je kunt in je ontwerp rekening houden met de ontwikkelingsbehoeften en belevingswereld van kleuters. Je kunt een rijk, gedifferentieerd leermiddel ontwerpen dat een appèl doet op ontdekkend en onderzoekend gedrag van kleuters Je kunt een handleiding ontwikkelen waarin de doelgroep, de doelen en de didactische aanpak van het materiaal beschreven staan. Je oefent leerkrachtvaardigheden met betrekking tot klassenmanagement Je weet op welke wijze je structuur kunt bieden aan kleuters en wat het belang van regels, routines en rituelen hierbij is. Je kent de opbouw binnen ontwikkelingsmaterialen en kunt diverse activiteiten met speelleermaterialen en de zogenaamde rijke materialen ontwerpen.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 9
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? In dit eerste semesterdeel worden de volgende bijeenkomsten aangeboden: Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
Beroepsopdracht 1 (02-09-’15) Uitleggen van de opdracht: het ontwerpen van een rijk leermiddel voor kleuters. Practicum leerkrachtvaardigheden 1 (09-09-’15) Klassenmanagement in de onderbouw: structuur bieden aan kleuters Tijdens dit practicum leer je het belang van rituelen, regels en routines in de onderbouw kennen. Beroepsopdracht 2 (16-09-’15) Je voorlopige ontwerp voor het rijke leermiddel wordt besproken in kleine groepen. Practicum leerkrachtvaardigheden 2 (23-09-’15) Speelleermaterialen. Je maakt kennis met het begrip ontwikkelingsmaterialen en in het bijzonder speelleermaterialen.
Je bestudeert: Bosch, W. & Boomsma (2013) Onderwijs aan het jonge kind, een vak apart, H 3.4.3 t/m 3.5, H 11 Klamer-Hoogma, M.G.(2012) Klassenmanagement H3 en H5 Voorbereiding: Neem je conceptontwerp mee op papier Je bestudeert: Bosch, W. & Boomsma (2013) Onderwijs aan het jonge kind, een vak apart, H 6
Beroepsopdracht 3 (07-10-’15) Feedback en werktijd op het rijke leermiddel en de handleiding ter voorbereiding op de presentatie in de toetsweek Practicum leerkrachtvaardigheden 3 (14-10-’15) Werken met bouw-,constructie- en compositiematerialen. Tijdens dit practicum maak je kennis met deze rijke ontwikkelingsmaterialen en oefen je in het ontwerpen en geven van activiteiten rondom deze materialen.
Bosch, W. & Boomsma (2013) Onderwijs aan het jonge kind, een vak apart, H 6 Artikel op DLWO
Toetsing Iedere student rond af met een ontwerpopdracht: hierbij integreer je je opgedane theoretische kennis en inzichten m.b.t. het jonge kind in een zelf ontworpen rijk leermiddel met handleiding. Aan het einde van blok 2.1 presenteer je jouw leermiddel aan de groep en lever je de handleiding in bij de kerndocent.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 10
HOOFDSTUK 3.| Kennis en vaardigheden - de vakcolleges
INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit blok gaat volgen. Iedere beschrijving hieronder is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte inleiding. Dan volgt steeds een beschrijving van de leerdoelen en een schema met het programma. Dit schema is opgedeeld in een kolom met daarin het onderwerp van het college en een korte beschrijving van de inhoud. Daarnaast een kolom waarin de voorbereiding staat vermeld die dat van je vraagt). Verder vind je informatie over de toetsing en een overzicht van de literatuur/toetsstof.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 11
3.1
Titel: Vakdomein: Studiegidscode:
Rekenen & Wiskunde: Meten en meetkunde Rekenen-Wiskunde Vaktoets Rekenen/wiskunde 2.1
INLEIDING – De domeinen meten en meetkunde worden in twee collegereeksen aangeboden: in het eerste blok wordt het rekendomein meten behandeld (zie blok 2.1), in het tweede blok (2.2) staat meetkunde centraal. Meten is het toekennen van getalsmatige waarden aan eigenschappen van dingen (grootheden). Daarvoor heb je maten nodig. Aan deze kwantitatieve fasen gaan kwalitatieve fasen als het vergelijken en ordenen vooraf. Daar hoort ook het leren van wiskundetaal bij. Bijvoorbeeld kleuters kunnen ontdekken dat een appel evenveel weegt als drie kleine tomaten. Dat kunnen zij ‘aflezen’ aan een balans die in evenwicht is. De taal die daarbij hoort is dan: “Drie tomaten zijn even zwaar als één appel”. Bij meten worden de klassensituaties benut en situaties rondom de school gebruikt om dingen te ontdekken en te onderzoeken. Tijdens de colleges leer je hoe je meten in de dagelijkse praktijk van het basisonderwijs vorm kan geven. Dit door middel van een methode of door middel van zelf ontworpen lessen. Aan de orde komen onderwerpen als de betekenis van voorvoegsels, het rekenen met grootheden zoals lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, tijd en het rekenen met de bijbehorende meetgetallen in het kader van het verkrijgen van inzicht in het metrieke stelsel. Leerdoelen meten - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent en herkent de verschillende deelgebieden en ontwikkelingsfasen van meten en kunt die concretiseren voor de groepen 1 tot en met 8. De student kent en herkent de tussendoelen en de leerlijnen van meten , kunt die benoemen en kunt op basis hiervan redeneringen volgen en duiden. Je (her-)kent de doorgaande leerlijn meten naar het voortgezet onderwijs. Je kunt de samenhang tussen getallen, meten, meetkunde en hun verbinding met alledaagse situaties herkennen en leggen. Je beschikt over een aantoonbaar voldoende niveau van gecijferdheid om meetproblemen op te lossen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. De eerste fasen van de leerlijn meten Meten en meetgetallen zijn overal om je heen. Waar hebben wij het dan precies over? Waar moet je op letten? En hoe leid je kinderen binnen in de wereld van meetgetallen als zij nog geen getalbegrip hebben? Deze onderwerpen staan centraal in deze les.
Je bestudeert: Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp. 9 -22 . Artikel: Vermeulen W. (2001). Vorige week wisten ze het nog wel. In Willem Bartjens jrg. 21 nr. 4 (beschikbaar via intranet).
2. Meten getalsmatig: in de bovenbouw Om getalsmatig greep te krijgen op de wereld moet je iets willen meten en tenminste kunnen tellen. Maar je hebt ook een meeteenheid nodig. Dat hoeft niet meteen met standaardmaten. Kan dat dan ook anders? Ja, dat kan. Hoe leer je tijdens deze bijeenkomst.
Je bestudeert: Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 66- 100 Moor, E. de & Menne, J. (2001). Meten naar menselijke maat. Utrecht: Freudenthal Instituut (Beschikbaar via intranet). Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 3,
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 3.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 12
3. Meten in de bovenbouw: inzicht in het metriek stelsel Nu de basis is gelegd in de onderbouw, wordt in de bovenbouw een netwerk van begrippen opgebouwd rondom de tientallige structuur van meetgetallen. Is de didactiek nog zoals vroeger met de trapjes van het metriek stelsel en het schuiven van de komma’s?
Je bestudeert: Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 27 - 36
4. Grootheden en samengestelde grootheden Je hebt een klompje goud van één ounce. Dat weegt evenveel als een (wat zware) balpen. Kun je hiervan een draad trekken van 10 meter die nog te zien is als je niet veel meer weet dat de dichtheid van goud? En: is er een verband tussen de oppervlakte en de omtrek van bijvoorbeeld een rechthoek? En wat heeft de formule van de omtrek van een cirkel met de oppervlakteformule van een cirkel te maken?
Je bestudeert: Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 40 -62
5. Grafieken en andere representaties Kun je als je moeder je je naar school brengt met de auto 80 km per uur halen? Of kan dat niet, omdat de afstand tussen school en huis lang geen 80 km is? De wereld om ons heen is voortdurend in verandering. Hoe vang je die veranderingen in de waarden die samenhangende grootheden kunnen aannemen? Zo kun je snelheid beschouwen als de afgelegde weg (grootheid; lengte) binnen een tijdsinterval (grootheid tijd).
Je bestudeert: Van Zanten c.s. (2014). Meten en meetkunde, pp 101 -122
6. Meetlessen in rekenmethoden. Hoe ziet een meetles eruit en hoe staat die in de leerlijn meten? In deze les bekijken wij de leerlijn van meten in rekenmethoden en wisselen we stage-ideeën en ervaringen uit.
Je bestudeert: Je bereidt met een klein groepje een korte presentatie voor van een fase binnen de leerlijn meten. Methode meenemen, handleiding bestuderen, www.rekenlijn.nl
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 3.
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 3,
Ale & Van Schaik (2011). Rekenen en wiskunde uitgelegd. Hoofdstuk 3.
Toetsing Deze collegereeks 2.1 wordt aan het eind van dit blok getoetst. De toets betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden. De toets wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien minimaal 67% van de meerkeuzevragen goed beantwoord is.
Literatuur / toetsstof
Zanten, M. van, e.a. (2014). Meten en meetkunde. Rekenen en wiskundedidactiek. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. Alle hoofdstukken.
Ale, P.F.J & Schaik M.F.van (2014). Rekenen en wiskunde uitgelegd, kennisbasis voor leerkrachten basisonderwijs. Bussum: Coutinho. De betreffende hoofdstukken rondom meten, meetkunde, getallen en verbanden worden als onderdeel van de ontwikkeling van je eigen gecijferdheid getoetst.
De behandelde onderwerpen tijdens de bijeenkomsten inclusief de bijbehorende PowerPoints maken deel uit van de toetsstof.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 13
3.2
Titel: Vakdomein: Siscode:
Taal bij kleuters Nederlands Vaktoets Nederlands 2.2
INLEIDING - De meeste kleuters kunnen nog niet zo veel lezen of schrijven. Dit hoeven ze ook nog niet te kunnen, want het ‘officiële’ lees- en schrijfonderwijs begint pas in groep 3. Maar het is wél belangrijk om jonge kinderen alvast voor te bereiden op deze vaardigheden. In blok 2.1 gaat het vak Nederlands over beginnende geletterdheid: een term die de interesse en ontwikkeling van een kleuter in lezen en schrijven typeert. In deze module gaat het erom inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de geletterdheid van het jonge kind zich manifesteert en zich steeds verder ontwikkelt. Je verwerft inzicht in de tussendoelen en leerlijnen geletterdheid. Met behulp hiervan leer je om het niveau van de geletterdheid van kleuters uit je stageklas vast te stellen. Daarnaast zal het stimuleren van de taalontwikkeling in brede zin met behulp van onder andere interactief voorlezen en diverse literaire genres voor kleuters ter sprake komen. Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
Je kent de theorie omtrent taal bij kleuters. Je kent de leerlijn en tussendoelen geletterdheid. Je weet hoe je de mondelinge taalvaardigheid bij kleuters kunt stimuleren. Je weet hoe je een taalrijke leeromgeving kunt inrichten. Je beheerst voorlees- en verteltechnieken waarmee je de leerlingen stimuleert tot taalproductie. Je bent in staat prentenboeken te beoordelen op basis van hun geschiktheid voor interactief voorlezen.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Bijeenkomsten 1. Theorie beginnende geletterdheid In deze eerste bijeenkomst worden de tussendoelen beginnende geletterdheid besproken. Daarnaast bespreken we voorbeelden van activiteiten beginnende geletterdheid.
2. Taalactiviteiten met kleuters op het gebied van fonemisch bewustzijn Hoe bereid je kleuters voor op het leren lezen in groep 3? Welke activiteiten passen hierbij? Hoe analyseer je toetsen? Dat leer je in deze bijeenkomst.
3. Taalrijke leeromgeving Je maakt kennis met verschillende manieren om je leeromgeving taalrijk in te richten.
4. Leerkrachtvaardigheden bij kleuters: (interactief) voorlezen, het beoordelen van prentenboeken Voorlezen aan kleuters is een zeer belangrijke leerkrachtvaardigheid. Wat er allemaal komt kijken bij goed voorlezen en bij het uitlokken van actief taalgebruik, leer je in deze bijeenkomst. Hoe kies je een goed informatief boek of prentenboek voor kleuters dat geschikt is voor het interactief voorlezen? De criteria die je kunt hanteren, passen we toe in deze bijeenkomst.
Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert: Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 5.2.1, 5.2.2, 5.2.3. 5.2.4. Elsäcker, W. van et al. (2006). Taallijn, hoofdstuk 5. De leerlijnen en tussendoelen beginnende geletterdheid op: http://tule.slo.nl en www.leerlijnentaal.nl Je bestudeert: Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 5.3.2 en 5.3.4 Elsäcker, W. van et al. (2006). Taallijn, hoofdstuk 5.
Je bestudeert: Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 5.3.1 t/m 5.3.2.2 en 6.3.1 t/m 6.3.2.2. Elsäcker, W. van et al. (2006). Taallijn, hoofdstuk 9. Je bestudeert: Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 8.1.5, 8.1.8, 8.2 en 8.3.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 14
5. Mondelinge taalvaardigheid bij kleuters De mondelinge taalvaardigheid van kleuters kan op allerlei manieren gestimuleerd worden. In deze bijeenkomst bespreken we er een aantal.
6. Woordenschat
Je bestudeert: Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 3.3.2 t/m 3.3.4. Elsäcker, W. van et al. (2006). Taallijn, hoofdstuk 3.
Je bestudeert:
Welke woorden selecteer je uit een prentenboek om aan te bieden aan kleuters? Hoe zorg je ervoor dat de kinderen deze woorden vaker tegenkomen en gaan beheersen?
Paus et al. (2014). Portaal, hoofdstuk 4.3.2. Elsäcker, W. van et al. (2006). Taallijn, hoofdstuk 4.
Toetsing De stof die binnen deze eenheid wordt aangeboden, wordt getoetst in de vaktoets Nederlands 2.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). Literatuur Paus, H. (Red.) (2014). Portaal, praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho.
Hoofdstuk 3.3.2 t/m 3.3.4 (mondelinge taalvaardigheid): aanpak door de leraar, mondelinge taalvaardigheid als middel en mondelinge taalvaardigheid als doel. Hoofdstuk 4.3.2 (woordenschat): aanpak door de leraar Hoofdstuk 5.2 (lezen): ontwikkelingslijnen van lezen. Hoofdstuk 5.3.1, 5.3.2 en 5.3.4 (lezen): visies op leesonderwijs, aanpak door de leraar en evaluatie en omgaan met verschillen. Hoofdstuk 6.3.1 t/m 6.3.2.1: visies op schrijfonderwijs- beginnende geletterdheid: schrijven in groep 1-2. Hoofdstuk 8.1.5 en 8.1.8: informatieve boeken en prentenboeken. Hoofdstuk 8.2 t/m 8.3: ontwikkelingslijnen van jeugdliteratuur- didactiek van jeugdliteratuur.
Elsäcker, W. van, Beek, A. van der, Hillen, J. & Peters, S. (2006). De Taallijn. Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2, bestellen bij Expertisecentrum Nederland. Nijmegen: Expertisecentrum Nederland Hoofdstuk 3: mondelinge taal Hoofdstuk 4: woordenschat Hoofdstuk 5: beginnende geletterdheid Hoofdstuk 9: inrichting van de leeromgeving De leerlijnen en tussendoelen beginnende geletterdheid op: http://tule.slo.nl en www.leerlijnentaal.nl Alle collegestof, dat wil zeggen PowerPoints alsmede uitgereikte materialen.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 15
3.3
Titel: Vakdomein:
SIScode:
Engels op de basisschool Engels-Nederlands Vakopdracht Engels 2.1
INLEIDING – Het tweede jaar bouwt voort op de ervaringen met het vierfasenmodel van het eerste jaar. We leggen hierbij de focus op het zelf ontwikkelen van lesstof om zodoende de leerlingen goed voor te kunnen bereiden op hun toekomst in het VO en verder. Ook zullen we formatieve toetsvormen onder de loep nemen. Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks? Je beheerst het Engels op tenminste B1 niveau, zodanig dat je lessen Engels in het engels kunt geven. Je bent in staat om een goed onderbouwde lessenserie Engels te ontwikkelen voor Engels in het basisonderwijs. Je bent in staat om activerende werkvormen effectief in te zetten. Je kunt formatieve toetsvormen gebruiken om het leren van de leerlingen te monitoren. Je kunt je eigen visie op Engels in het basisonderwijs helder onder woorden brengen. Het programma – Wat gaan we per bijeenkomst behandelen? Oudere kind
Content
“homework”
Lesson 1
kerndoelen & leerplaninbeeld DTT & FLIPP – de huidige situatie 1e jaar VO – wat mogen mijn lln verwachten? VVTO onderzoeksprijs kies eibo thema in projectgroepen: curriculum planning constructive alignment & rubrics
lees PPON lees FLIPP uitkomsten lees Oskam h11 “vvto” Lees Oskam h13 “toetsen/evaluatie” lees een winnende scriptie & bereid een kritiek voor. interview ex groep 8 van stageschool. Ervaringen met Engels po/vo. lees: http://media.leidenuniv.nl/legacy/publicatie-and-yet-all-different--total.pdf voer lessen uit en maak compilatiefilmje van +/5 minuten van de lessen. lees Oskam h14&15 “spelletjes” “liedjes” lees: http://www.francoisgrosjean.ch/myths_en.html
Lesson 2
Lesson 3
Discussie mbt winnende scripties. 3 thema lessen per persoon ontwerpen binnen thema van je projectgroep voor eigen stageklassen.
Lesson 4
Visie op VVTO/TPO/Eibo. Schrijf “visie op Engels in het basisonderwijs’ 360 degrees feedback op video’s. micro teaching 360 degrees feedback op video’s bereid poster/ppt presentatie mbt lessenserie voor. micro teaching
Lesson 5
Lesson 6
Schrijf rationale voor lessenserie. lees Oskam h12 “differentiatie”
lees Oskam h10 “CLIL”
poster/ppt presentaties & feedback op rationale.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 16
Literatuur / toetsstof Verplicht: Oskam, S. , Praktische didactiek voor Engels in het basisonderwijs, Coutinho, zesde druk, 2013, ISBN 978 90 469 0352 0 Powerpoints, artikelen, films etc. die worden behandeld in de les (zie ook DLWO) Aanbevolen Bakker A. & Mantel, A. (2014) Basisvaardigheden Engels voor de Pabo, Netherlands, Noordhoff Uitgevers,
Vakopdracht
Je ontwerpt minimaal 3 goed onderbouwde lessen binnen je gekozen thema. Je filmt minimaal 1 van deze lessen en maakt hiervan een videocompilatie van ongeveer 5 minuten die je via youtube of een usb–stick inlevert. In deze opname is goed zichtbaar en hoorbaar dat je Engels op minimaal B1 niveau is en dat je de leerlingen uitdaagt om ook Engels te gebruiken. Je schrijft een korte visie op Engels in het basisonderwjs die je onderbouwt vanuit de gelezen theorie. Je schrijft een korte rationale voor je lessen. Alles wordt gebundeld tot een geheel met een korte inleiding, inhoudsopgave, rationale voor de thematische lessen en alle materialen in bijlage. Je sluit af met een korte evaluatie (proces en product) op de uitvoering van de lessen.
Vormgeving Eisen algemeen:
Het verslag ziet er verzorgd uit. Het verslag kent geen spel- of stijlfouten. De pagina’s zijn genummerd; de nummering begint bij de inhoudsopgave. Het gebruikte lettertype is (arial) 11. Ieder onderdeel begint op een nieuwe bladzijde. Al het materiaal wordt via Ephorus ingeleverd – de code krijg je tijdens de les.
Eisen specifiek - Het verslag bevat de volgende onderdelen: Voorblad Naam van de student. Stagegroep. Studentnummer. De naam van de vakopdracht. De inleverdatum. Inhoudsopgave Alleen de hoofdstukken en paragrafen vermelden. Voorwoord Hier vertel je hoe je te werk bent gegaan; geef de naam en het adres van de stageschool, de stagegroep en het aantal kinderen. Lesontwerpen Zorg dat de elementen die in de opdracht aangegeven staan in de lesactiviteiten verwerkt zijn. Didactische analyse Zorg dat alle behandelde didactische vaardigheden in je analyse verwerkt zijn. Filmfragment Zorg dat in je filmfragment goed hoorbaar is hoe jij Engels op B1 niveau beheerst en de leerlingen uitdaagt tot Engels spreken. Conclusie Een evaluatie (proces en product) op de uitvoering van de lessen. Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 17
Bronnenlijst Bijlagen
De bronnenlijst is opgesteld volgens de APA-normen (zie Richtlijnen-APA.pdf). De lesmatrices van minimaal 3 lessen, alle gebruikte materialen, je visiestuk, 360 graden feedback op je video.
Beoordelingscriteria De beoordelingscriteria zijn een uitwerking van de leerdoelen en zijn te vinden in het beoordelingsformulier. De criteria zijn opgenomen in een beoordelingsformulier, dat is opgenomen in de bijlagen bij deze studiewijzer. Beoordelingsnorm Het werk wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) indien alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld. De vakopdracht differentieert naar hogere cijfers op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als goed worden beoordeeld. Let op: Voldoende beoordeelde producten worden altijd opgenomen in het portfolio. Een geactualiseerd portfolio geldt als voorwaarde voor het LIO-bekwaamheidsgesprek aan het eind van het semester. Houd je portfolio dus zorgvuldig bij!
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 18
3.4
Titel: Vakdomein: Studiegidscode:
Vakopdracht Bewegingsonderwijs Bewegingsonderwijs Vakopdracht BEWO 2.1
INLEIDING - Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein tijdens het buitenspelen van de kleuters. Het behouden van die actieve leefstijl is een belangrijke doelstelling van dit vakgebied. Om dat doel te bereiken leren kinderen in het bewegingsonderwijs deelnemen aan een breed scala van bewegingsactiviteiten, zodat ze een ruim ‘bewegingsrepertoire’ opbouwen. Dat repertoire bevat motorische aspecten, maar ook sociale vaardigheden. Leerlingen ervaren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen in aansprekende bewegingssituaties. Het gaat daarbij om bewegingsvormen als balanceren, springen, klimmen, schommelen, duikelen, hardlopen en bewegen op muziek. En om spelvormen als tikspelen, doelspelen, spelactiviteiten waarbij het gaat om mikken, jongleren en stoeispelen. Vanuit dit aanbod zullen kinderen zich ook kunnen oriënteren op de buitenschoolse bewegings- en sportcultuur en de meer seizoengebonden bewegingsactiviteiten. Voor bewegingsonderwijs zijn aparte kerndoelen geformuleerd: De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de bewegingscultuur en de leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen. Binnen het curriculum van elke Pabo komt bewegingsonderwijs aan bod in de volgende programma’s: • Bevoegdheid groep 1 en 2. In het curriculum staat het verzorgen van bewegingsonderwijs aan kleuters in het speellokaal centraal. • Bewegen in brede context. Hierbij komen bewegingsactiviteiten aan bod die op de basisschool naast de lessen bewegingsonderwijs gedaan worden. Denk aan activiteiten als sportdagen, schoolreisjes, spelen en bewegen op het schoolplein e.d. De groepsleerkracht, als eerstverantwoordelijke voor het kind, dient over algemene, elementaire kennis van bewegingsgedrag en - ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar te beschikken. De laatste decennia zijn de inzichten op het gebied van de motorische ontwikkeling aan verandering onderhevig. In de actuele benaderingen worden het individu, de omgeving en de taak beschouwd als aparte voorkomende elementen die elkaar continu wederzijds beïnvloeden tijdens het ontwikkelingsproces. De motivatie van het kind, de rol van andere kinderen en volwassenen en de wijze waarop het kind de omgeving waarneemt, zijn belangrijke elementen in het ontstaan van nieuw motorisch gedrag. Ieder kind legt een uniek ontwikkelingstraject af. Voor de dagelijkse praktijk van groepsleerkracht is kennis van de leerlijnen voldoende om de kinderen in hun groep situaties te bieden die haalbaar zijn en waardoor zij worden uitgedaagd. Meester Michel heeft een vorige les opgemerkt dat kinderen springen een boeiende activiteit vinden. Hij wil het springen in veel verschillende situaties aanbieden dit jaar en heeft een plan gemaakt voor de komende 6 weken. Het springen op en over laat hij elke les (werken in groepen) terugkomen. Hij ontwerpt hij verschillende bewegingssituaties en houdt daarbij rekening met de verschillende vaardigheidsniveaus. Taak van de leerkracht Leerkrachten hebben de taak om kinderen bewust en planmatig te begeleiden in de bewegingscultuur en ontplooiing van de bewegingsmogelijkheden. Het bevorderen van een positieve attitude en het laten opdoen van succeservaringen horen hier natuurlijk bij. Leerkrachten kunnen door rekening te houden met de wijzen waarop kinderen zelf bewegingen leren, het motorisch leerproces beïnvloeden. In de eerste drie bijeenkomsten zoomen we met name in op de bevoegdheid groep 1 en 2 en het geven van een goede instructie. Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 19
In de tweede drie bijeenkomsten zoomen we met name in op leerdoelen en leerhulp binnen het bewegingsonderwijs aan groep 1 en 2.
Leerdoelen eerste drie bijeenkomsten
De student kan beargumenteren hoe arrangementen veilig neergezet kunnen worden (ten aanzien van de activiteit maar ook ten opzichte van elkaar) in een speel/gymlokaal. De student kan beargumenteren wat de mogelijke gevolgen van de gekozen groeperingsvorm zijn voor de les. De student kent de basisprincipes van een goede instructie voor de bewegingsactiviteiten en kan hiervan voorbeelden geven. De student kan het bewegen van kinderen uit groep 1 en 2 classificeren en plaatsen op de leerlijnen. De student kent de drie didactische uitgangspunten van bewegingsonderwijs en kan hiervan voorbeelden geven. De student kan aan de hand van voorbeelden uitleggen op welke manieren kinderen leren.
Leerdoelen tweede drie bijeenkomsten
De student kan concrete bewegingsdoelen definiëren bij de verschillende bewegingsactiviteiten. De student kan aan de hand van zijn eigengemaakte lesopzet beargumenteren hoe deze aansluit bij leerlijnen en bewegingsthema’s van voorgaande lessen. De student kan bewegingsgedrag analyseren en zodanig aanbieden en/of aanpassen zodat er aansloten wordt op het bewegingsniveau van het individuele kind binnen de zone van de naaste ontwikkeling. De student kan organisatie- en groeperingvormen vergelijken en beoordelen rekening houdend met de specifieke activiteiten en de verschillen tussen kinderen op pedagogisch en didactisch gebied. De student kan op minimaal drie verschillende manieren leerhulp aan individuele kinderen ontwerpen zonder dat daarbij de doorgang van de les voor de andere kinderen gehinderd wordt. De student kan impliciete en expliciete instructie uitleggen en benoemen hoe hij deze adequaat kan toepassen rekening houdend met de verschillen tussen kinderen.
Bijeenkomsten Bijeenkomst 1.Bewegingsonderwijs ervaren Je krijgt een uitleg van de module. We gaan in op de begrippen loopt het/ lukt het/ leeft het. En aan de hand van een les vrij werken (actieve deelname van je) gaan we in op veiligheidsmaatregelen en leerlijnen
2.De rol van de leerkracht Aan de hand van een voorbeeldles ervaar je de verschillende rollen van een leerkracht. We gaan in op de begrippen; leerlijnen, groepjes maken en doordraaien in een groepjesles. Bewegen op muziek zal ook aan bod komen.
3. Organiseren van bewegingsonderwijs We besprek aan de hand van gelezen artikelen veiligheid in een kleuterles. Daarnaast gaan we aan de hand van activiteiten in op het klaarzetten, de verschillende organisatievormen en het geven van een goede instructie bij bewegingsonderwijs. Bewegingsonderwijs en de ontwikkeling van kinderen De verschillende visies die er zijn komen aan bod aan de hand van eigen voorbeelden. Daarnaast gaan we allerlei activiteiten doen (waaronder tikspelen) en oefenen weer
Voorbereiding Te bestuderen literatuur en voorbereidende opdrachten: 1.Bewegingsonderwijs in het speellokaal: lees deel 1; de inleiding theoretische onderbouwing en hst 1 en 4 van de brochure BO in het primair onderwijs.
2. Je leest Basisdocument hoofdstuk 2 (blz. 15-25) en neem de leerlijnen (blz. 19-20) op papier mee om de activiteiten uit de voorbeeldles in een leerlijn en bewegingsthema te kunnen plaatsen. Je observeert een les bewegingsonderwijs van je mentor (of zoekt een video van een kleuterles) en plaatst de activiteiten uit die les op de leerlijn met bewegingsthema.
3. Artikel(en) over veiligheid en bewegingsonderwijs aan kleuters; lees minimaal 1 artikel en neem ter voorbereiding een korte samenvatting mee naar les 3 (volgens format). Je leest Perspectieven op bewegen hoofdstuk 2 blz. 40-60 en neemt de hoofdbegrippen op papier mee.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 20
met de leerlijnen. Ook de motorische ontwikkeling komt aan bod. 4. Onderlinge instructie (instructie, veiligheid, leerlijnen) Je geef een activiteit die je ook aan kleuters hebt gegeven en krijgt feedback. Ook gaan we in op de leerdoelen van de activiteiten
Je leest Basisdocument hoofdstuk 1 uitgangspunten (blz. 9-15) en vergelijkt de visie en uitgangspunten met deel 1 van Bewegingsonderwijs in het speellokaal. Neem de overeenkomsten en verschillen mee op papier. Vraag aan je mentor vanuit welke visie hij/zij bewegingsonderwijs geeft.
5.Instructie en (fysieke) leerhulp Doelen herhaling; lees de casussen en haal de leerlijn, bewegingsthema eruit en formuleer een concreet leerdoel en benoem het leerdoel op de langere termijn. Onderzoek je eigen voorkeuren. 6.Differentiatie en leerlijnen/ bewegingsthema’s. Bespreken schema uit vorige les. Uitleggen zonder woorden en leerlijnen/bewegingsthema’s
4.Je hebt een activiteit aangeboden aan een klein groepje kleuters voorafgaand aan les 4. Je geeft deze activiteit aan medestudenten en vertelt je ervaringen op gebied van loopt het en lukt het. Hierbij komen de leerlijnen, leerdoelen en de veiligheid aan bod.
Motorische ontwikkeling en manieren van leren. Debatteren naar aanleiding van stelling over leren en motorische ontwikkeling. 5. Bekijk een film op internet over bewegingsonderwijs aan kleuters. Noem de activiteiten die je ziet, koppel dit aan één leerlijn met bijbehorend bewegingthema met doelen (zie format deelproduct 1). Lees hoofdstuk 3.4 uit Perspectieven op bewegen (blz. 144 t/m 158) en Basisdocument hst. 5 (blz. 51 t/m 55) en maakt een vergelijking in schema op papier en neemt deze mee 6. Neem je lesopzet voor de drie lessen mee in schema. Zorg dat je genomen keuzes kan onderbouwen. Hierin geef je de, activiteiten, leerlijn, doelen, organisatievormen en groeperingsvormen in format aan (deelrpoduct 2).
Artikel van Beek e.a. “Weten wat je doet is niet noodzakelijk goed”. Bedenk een stelling over bewegen en neem deze mee naar de les.
Toetsing De kennisdoelen van bewegingsonderwijs worden getoetst als onderdeel van de vaktoets KO en bewegingsonderwijs. De student kan beargumenteren dat bewegingsonderwijs een belangrijke bijdrage levert aan de algehele ontwikkeling en de schoolprestaties. De student kan de vastgestelde maatregelen opnoemen die de veiligheid binnen het bewegingsonderwijs bevorderen. De student kan verschillende groeperingvormen en organisatievormen in de les benoemen. De student kan de twaalf leerlijnen noemen. De student kan vier manieren noemen en toelichten waarop kinderen bewegingen leren. De student kan uitleggen waarom voorbeelden erg belangrijk zijn in het bewegingsonderwijs aan de groepen 1 en 2. De student weet uit welke ingrediënten een goede instructie voor bewegingsactiviteiten bestaan. De student kent het onderscheid tussen bewegingsdoelen en reguleringsdoelen en kan van beide voorbeelden noemen.
De vaardigheden worden getoetst bij de vakopdracht “Lessenserie bewegingsonderwijs”. Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 21
Vakopdracht lessenserie bewegingsonderwijs: Deelopdracht 1:analyseer de filmpjes van internet volgens het format deelopdracht 1. Deelopdracht 2:Maak een lesopzet volgens het format deelopdracht 2 van drie verschillende lessen waarin je beschrijft welke organisatievormen, activiteiten en groeperingsvormen je gaat gebruiken en je geeft hiervan een toelichting. Eindopdracht: Ontwerp op basis van literatuur (waaronder leerlijnen) een lessenserie van drie lessen voor bewegingsonderwijs aan kleuters waarin je gebruik maakt van twee verschillende organisatievormen en je keuzes onderbouwt. Je geeft de groeperingvormen duidelijk aan en zorgt voor differentiatie binnen het aanbod van de activiteiten. Je formuleert leerhulp per activiteit op minimaal drie manieren. Je schrijft een toelichting met jouw kijk op bewegingsonderwijs en onderbouwt jouw gekozen organisatie- groeperingsvormen, activiteitenkeuze, differentiatie, arrangementen vanuit deze visie. Je beschrijft hoe je rekening hebt gehouden met de veiligheid en de accenten in je instructie. Je beschrijft in je evaluatie punten die goed waren en punten die beter kunnen een volgende keer. Waar mogelijk koppel je bovenstaande punten aan een minimaal 5 minuten durend deel van een door jou gegeven les bewegingsonderwijs aan kleuters die opgenomen is op video. Het 5 minuten durend filmpje is onderdeel van de eindopdracht. De eindopdracht wordt beoordeeld volgens de punten op het onderstaande beoordelingsformulier.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 22
HOOFDSTUK 4. | De praktijk van het basisonderwijs 2.1 SIS-code:
Praktijk 2.1
INLEIDING – In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze ontwikkeling wordt gedurende de gehele stageperiode gevolgd aan de hand van de competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)” van de Pabo HvA. Aan het eind van het tweede studiejaar moet je in staat zijn om zelfstandig – met begeleiding op afstand – het onderwijs voor een groep te plannen en uit te voeren. Gedurende dit blok werk je aan de volgende doelen: Stagedoelen
Je kunt een realistische planning maken voor de praktijkactiviteiten per blok en per dag.
In de communicatie met (jonge) kinderen sluit je aan bij hun taalniveau en belevingswereld. Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en evalueren van een lesdag in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Je kunt eigen onderwijsmateriaal ontwerpen en gebruiken als aanvulling op de lesmethode. Je kunt (jonge) kinderen observeren bij hun spel met behulp van observatie-instrumenten. Je hebt zicht op het registreren en analyseren van toetsen binnen het LVS van de school. Je kunt flexibel inspelen op onverwachte gebeurtenissen in pedagogische en in didactische zin. Je levert een bijdrage aan het pedagogisch klimaat in de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht.
Je kunt de groep als geheel en subgroepjes daarbinnen aanspreken en aansturen op de taak.
Stageactiviteiten
Je voert ten minste drie gecompliceerde lessen uit: vakoverstijgend, verschillende leeractiviteiten, differentiatie, op basis van verschillende didactische werkwijzen en leersituaties. De lesvoorbereidingen worden vooraf voorgelegd aan de mentor ter goedkeuring. In de lessen (dagdelen + gewone lessen) zit ten minste één lessenreeks van drie opeenvolgende lessen. In de lessen zitten ten minste twee lessen waarbij gebruik wordt gemaakt van zelf ontwikkeld onderwijsmateriaal. Je verzorgt ten minste drie voorbereide instructies aan individuele leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Je verzorgt ten minste één dag onderwijs aan de hele groep.
Beoordelingsprocedure Voorwaarde voor beoordeling is altijd dat je de stageactiviteiten hebt uitgevoerd en dat je je stagemap hebt geactualiseerd. De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de opleider in de school (bij een opleidingsschool), of door de stagedocent (in het geval van een niet-opleidingsschool). De procedure is als volgt: Aan het eind van blok 2.1 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te vullen met onvoldoende, voldoende, goed of excellent. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de opleider in school of de stagedocent. De opleider in de school / stagedocent is de examinator en komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 23
de student door de mentor is toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en geeft het cijfer. Je neemt de eindbeoordeling van de opleider in de school / stagedocent op in het portfolio. Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2015-2016. Let op: Je neemt de stagebeoordeling op in je portfolio.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 24
HOOFDSTUK 5. | Studieloopbaanbegeleiding SIS-code:
Studieloopbaanbegeleiding 2.2
INLEIDING -De professionaliteit van de leerkracht krijgt gestalte in de praktijk waar hij zijn beroep uitoefent. De leerkracht krijgt in deze praktijk continu te maken met dilemma's waarin hij beslissingen moet nemen. Deze dilemma's vinden altijd plaats in de interactie tussen leerkracht en leerlingen maar ook in interactie tussen leerkracht en ouders, collega's, de directeur en onderwijsprofessionals. De interactie en de relatie aangaan met deze verschillende actoren is essentieel en wezenlijk voor de leerkracht als professioneel. De Pabo HvA vindt bij deze dillema's drie pijlers belangrijk: 1: Weten waar je voor staat en het dialoog aangaan met anderen. 2: Eigen, wijze keuzes maken 3: Professionele ruimte creëren en nemen Tijdens de SLB bijeenkomsten staan deze drie pijlers centraal. De student leert voortdurend te reflecteren op het eigen leerproces en stage-ervaringen. In voorbereiding op de eisen waaraan LIO-bekwaamheidsgeprek aan het einde van het tweede studiejaar zal moeten voldoen, zullen zelfevaluatie, casus en visieontwikkeling in dit eerste semester tevens aan bod komen.
5.1 Leerdoelen
De student kan de eigen ontwikkeling koppelen aan de competentiematrix en verbinden aan theorie.
De student kan reflecteren op zijn eigen handelen met behulp van intervisietechnieken en de reflectiecyclus van Korthagen.
De student kan vanuit een sterkte zwakte analyse concrete leerdoelen formuleren voor studie en stage.
De student ontwikkelt een eigen visie op onderwijs en kan deze visie verwoorden en onderbouwen.
5.2 Het programma Bijeenkomsten 1: Het studieprogramma en nieuwe voornemens Wat wordt er van je verwacht in studie en stage? In deze eerste bijeenkomst zal het volgende aan bod komen: Kennismaken met de SLB-docent Sterkte zwakte analyse met bijbehorende leerdoelen en ontwikkelpunten Studieplanning Afspraken over het SLB-programma
2. Stagevoorbereiding Wat is de identiteit en onderwijsvisie van jouw nieuwe stageschool en sluit die aan bij jouw onderwijsvisie? In deze bijeenkomst zal het volgende aan bod komen: Voorbereiding op de nieuwe stage Stagedoelen uit de praktijkgids in relatie tot jouw eigen geformuleerde stagedoelen Visieontwikkeling
3. De eerste ervaringen op de nieuwe stageplek Welke ervaringen heb je tijdens de eerste stagedag opgedaan? In deze bijeenkomst zal het volgende aan bod komen: Intervisietechnieken n.a.v. stage-ervaringen Het geven en ontvangen van feedback Visieontwikkeling
Jouw activiteiten vooraf Je bestudeert de Studiewijzer 2.1 DT te vinden op DLWO. Je maakt een ontwikkelingsgerichte sterkte-zwakteanalyse op basis van je ervaringen in studie en stage in jaar 1. .
Je bestudeert de Praktijkgids 2.1 DT te vinden op DLWO. Zodra jouw stageschool bekend is verdiep je je in de identiteit, de onderwijsvisie en het beleid van de school door de web side van de school te bestuderen. Je bestudeert de overeenkomsten en de verschillen met jouw eigen visiestuk uit jaar 1.
Je neemt logboekaantekeningen mee van de eerste stagedag. Je bestudeert het artikel over feedback, te vinden op DLWO bij SLB 2.1.DT.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 25
4. Stage-ervaringen vervolg Hoe verhouden je leerdoelen zich tot de competentiematrix? In deze bijeenkomst zal het volgende aan bod komen: Intervisie vervolg - intervisietechnieken Het inzetten van de roos van Leary in de onderwijspraktijk Competentiematrix onder de loep Casus ter voorbereiding op bijeenkomst 5
Drie studenten hebben voor deze bijeenkomst een kort videofragment opgenomen (de afspraken hierover zijn in bijeenkomst 1 gemaakt). Eventueel bestuderen: Een voorbeeld casus, te vinden op DLWO bij SLB 2.1 DT.
5. Ervaringen met studie en stage Is jouw casus een duidelijk beschreven praktijkervaring en gekoppeld aan theorie en de competentiematrix?
Drie studenten hebben voor deze bijeenkomst een kort videofragment opgenomen (de afspraken hierover zijn in bijeenkomst 1 gemaakt).
In deze bijeenkomst zal het volgende aan bod komen: Intervisie vervolg Casus uitwisselen Visieontwikkeling vervolg
Iedere student heeft een casus uit de eigen praktijk beschreven.
6. Voorbereiding voortgangsgesprek Is jouw ontwikkeling duidelijk zichtbaar in zelfevaluatie, casus en visiestuk?
Je bestudeert het artikel over visie,te vinden op DLWO bij SLB 2.1.DT.
Voor het voortgangsgesprek dien je het portfolio te actualiseren en bijtijds open te stellen voor de docent.
In deze bijeenkomst zal het volgende aan bod komen: Schrijven van een zelfevaluatie over studie en stage Casusbeschrijving vervolg Visiestuk Het voortgangsgesprek gaat over je studievoortgang en je competentieontwikkeling en vindt plaats in groepjes van vier.
5.3 Toetsing Het voortgangsgesprek aan het eind van deze periode heeft als doel je voortgang in studie en stage tussentijds te evalueren. Jouw voorbereiding hierop staat hierboven beschreven bij bijeenkomst 6. Aan het eind van semester 1 (periode 2.2) vindt een toetsing plaats in de vorm van een individueel functioneringsgesprek.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 26
HOOFDSTUK 6. | Praktische informatie INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit blok, namelijk de kalender, internetsites, de overgangsnorm en het minimum taalniveau dat we hanteren. 6.1 Opzet blok 1 Hieronder zie je in schema hoe dit blok verloopt: in de bovenste rij de weken van het blok, de rij eronder de kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of stageactiviteiten.
BLOK 1 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
31/08
07/09
14/09
21/09
28/09
05/10
12/10
19/10
26/10
02-11
HERFST
TOETSWEEK.1 Stagebeoord. Beroepsopdr. Vakopdracht
TOETSWEEK 2 Thematoets Vaktoets
16/09: 1e stagedag
STAGEWEEK ma t/m vr. DT; 1 dag extra stage
6.2 Belangrijke internetsites
http://rooster.hva.nl https://intranet.doo.hva.nl https://extranet.doo.hva.nl https://sis.hva.nl https://stip.hva.nl
Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas. Hier staat alle actuele informatie van de opleiding en de verschillende vakken. Informatie van het stagebureau voor externen. Bekijk hier jouw studievoortgang. Je kunt STIP gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van (wetenschappelijke en vak-) informatie.
6.3 Belangrijke documenten (downloaden via de DLWO)
Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”. Praktijkgids 2015-2016.
6.4 Boekenlijst Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken voor het eerste studiejaar vind je op deze website:
http://hbo.athenaeum.nl
6.5 Taalniveau Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau vanaf het einde van de propedeuse en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen. Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 27
Alle schrijfproducten van studenten worden nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo HvA (is een onderdeel van het taalaspect ‘schrijven’). Deze Taalnorm vind je in een van de bijlagen bij deze Studiewijzer. Bij teveel fouten wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. De beoordeling met behulp van de Taalnorm staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 28
BIJLAGE 1.| Beoordelingsformulier Beroepsopdracht DT 2.1 Pabo HvA 2015-2016 Rijk leermiddel: laat kleuters DENKEN, VERWONDERD ZIJN, SAMEN WERKEN, PLEZIER BELEVEN, ONTDEKKEN, MATERIAAL LEREN KENNEN Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Kerndocent:
Cijfer: Datum beoordeling:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
1.
Taalnorm pabo
O
O
2.
Literatuurverwijzing volgens APA
O
O
3.
Handleiding is toegevoegd
O
O
Het leermiddel voldoet aan B. Inhoudelijke criteria
Handleiding
KLEUTER Onv.
Voldoende
Goed
Het doel van het leermiddel is aangegeven De differentiatiemogelijkheden zijn aangegeven De doelgroep is omschreven In de handleiding wordt een koppeling gemaakt tussen theorie en praktijk De didactische aanpak voor de leraar is duidelijk gemaakt
K
indgericht
&
L
Het materiaal zet aan tot ontdekkend en onderzoekend gedrag Het materiaal sluit aan bij de belevingswereld en ontwikkelingsbehoeften van kleuters Het materiaal leidt tot actieve leerervaringen
eerrijk
E &
Het materiaal is geschikt voor kleuters (groep 1-2, 4 tot 6 jarigen) Het is concreet materiaal dat kleuters zelf kunnen pakken en opruimen In het materiaal komen diverse leerdoelen duidelijk naar voren.
In de handleiding worden zowel product als procesdoelen weergegeven In de handleiding wordt duidelijk gemaakt dat het leermiddel onderdeel uitmaakt van een leer/ontwikkelingslijn In de handleiding worden extra differentiatiesuggesties gegeven De didactische aanpak wordt in relatie tot organisatie/klassenmanagement beschreven Er worden denkstimulerende vragen gegeven gericht op het leermiddel. Er worden extra bronnen gebruikt, buiten de basisliteratuur Het materiaal is gericht op de brede ontwikkeling van kleuters Het materiaal doet een appèl op de fantasie Het materiaal biedt mogelijkheden om van concreet naar abstract handelen te komen Het materiaal nodigt uit tot probleemoplossend denken
rvaringsgericht
Het materiaal lokt uit tot het doen van meerdere zintuiglijke ervaringen Het materiaal bevordert zelfstandig werken Het materiaal nodigt uit tot interactie en samenwerkend leren Het materiaal prikkelt de verbeeldingskracht Het materiaal is creatief
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 29
U T
itdagend
alentgericht
&
E R
In het materiaal zit 1 differentiatiemogelijkheid Het materiaal stimuleert een succesbeleving Het materiaal nodigt uit tot ontdekken en experimenteren
In het materiaal zitten meerdere differentiatiemogelijkheden (niveau, tempo en/of belangstelling) Het leermiddel sluit aan bij verschillende leerstijlen van kinderen (Kolb of Gardner) Het materiaal is vakoverstijgend De zone van de naaste ontwikkeling wordt zichtbaar geactiveerd middels het leermiddel Uitbreiding van het handelingsrepertoire
xperimenteren
esultaat
Het materiaal is duurzaam Het materiaal ziet er verzorgd uit Het materiaal is kleurrijk Het materiaal heeft een open en rijk karakter Het materiaal is productgericht
Het materiaal beantwoordt aan het idee van de ‘stem der dingen’ Het materiaal is product- en procesgericht Het materiaal heeft een zelfcontrolerend karakter
C. Eindbeoordeling / cijfer O
10
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
9
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en vier onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
8
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en drie onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
7
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en een of twee onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
6
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 30
BIJLAGE 2.| Beoordelingsformulier Engels DT 2.1 Pabo HvA 2015-2016
Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Beoordelende docent:
Cijfer: Datum beoordeling:
Voorwaardelijke onderdelen:
Ja
Nee
De producten voldoen aan de APA-norm.
O
O
De producten voldoen aan de taalnorm Pabo HvA.
O
O
A.
B.
Beoordelingscriteria Leerdoelen
a.
Je bent in staat om een goed onderbouwde lessenserie Engels te ontwikkelen voor Engels in het basisonderwijs. Je bent in staat om activerende werkvormen effectief in te zetten. Je kunt formatieve toetsvormen gebruiken om het leren van de leerlingen te monitoren.
b. c.
Produkt Lessenserie
<5.5
Voldoende 6 – 7.5
d.
Je beheerst het Engels op tenminste B1 niveau, zodanig dat je lessen Engels in het engels kunt geven.
Film
e.
Je kunt je eigen visie op Engels in het basisonderwijs helder onder woorden brengen.
Visie
f.
g. h.
Je bent in staat om een goed onderbouwde lessenserie Engels te ontwikkelen voor Engels in het basisonderwijs. Je bent in staat om activerende werkvormen effectief in te zetten. Je kunt formatieve toetsvormen gebruiken om het leren van de leerlingen te monitoren.
Rationale
Goed 8 - 10
De lessen zijn consistent met het 4 fasenmodel. De gebruikte materialen zijn geschikt voor de doelgroep. De lessen zijn met zorg samengesteld. De lessen maken gebruik van minimaal 1 activerende werkvorm per les. De student heeft een heldere formatieve toetsvorm die past bij de gegeven lessen.
De student is goed hoorbaar en spreekt Engels duidelijk op minimaal B1 niveau. De student daagt de leerlingen uit om ook Engels te spreken. De student licht zijn/haar visie op Engels in het basisonders toe en gebruikt daarbij minimaal 1 theoretische bron. De student gebruikt kennis van het leren van kinderen in zijn/haar verslag.
De student licht bij iedere les toe welke fase aan de orde is. De student licht de keuze voor werkvormen per les toe. De student licht de gekozen toetsvorm toe.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
De lessen zijn consisten met het 4 fasenmodel en er is sprake van differentiatie. De gebruikte materialen zijn vernieuwend. De lessen zijn zeer aantrekkelijk voor de doelgroep. De lessen bevatten verschillende (vernieuwende) activerende werkvormen per les. De studente heeft een heldere formatieve toetsvorm die volledig consistent is met de gegeven lessen. De student spreekt zeer verzorgd, naaturlijke Engels. De student creert een veilige omgeving en zorgt ervoor dat de leerlingen Engels spreken. De student schrijft een heldere visie op Engels in het basisonderwijs en weegt verschillende mogelijkheden tegen elkaar op daarbij gebruik makend van verschillende recent bronnen. De student gebruikt kennis van het leren van kinderen en tweetalig opvoeden in zijn/haar verslag. De student licht bij ieder les toe welke fase aan de orde is, de keuze voor werkvormen en de gekozen toetsvoem en gebruikt daarbij aanvullende literatuur uit andere, degelijke bronnen dat het basisboek.
Pagina 31
BIJLAGE 3.| Beoordelingsformulier Vakopdracht Bewegingsonderwijs DT 2.1 Pabo HvA 2015-2016
Student: Studentnummer: Cursusjaar: 2015-2016 Klas:
Cijfer: Datum beoordeling:
Docent: A. Algemene onderdelen
Ja
Nee
Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA.
O
O
In het verslag met verantwoording worden APA richtlijnen voor bronvermelding en literatuurverwijzing op correcte wijze toegepast.
O
O
B. Onderdelen
Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1.De student heeft drie lesopzetten in samenhang ontworpen en verantwoordt in voldoende mate deze samenhang met behulp van de videobeelden. Dit criterium telt dubbel. 2. Het verslag bevat in voldoende mate een verantwoording van de twee verschillende organisatie- en groeperingvormen. De student kan twee vooren nadelen noemen van de gekozen organisatieen groeperingvormen vanuit de literatuur. 3.In het verslag zijn minimaal drie manieren van relevante leerhulp per activiteit beschreven. 4. De student evalueert zijn gegeven les aan de hand van de vragen: wat ging er goed en wat kan er beter? 5. De student weet in voldoende mate een persoonlijke visie op bewegingsonderwijs te verwoorden. Bonus Het product is door de docent beoordeeld als origineel, excellent en kenmerkt zich door eigenheid.
.
+ Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer van toepassing, mits het eindcijfer minimaal een 6 is.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 32
C. Eindbeoordeling / cijfer O
Uitmuntend = 10
O
Zeer goed = 9
16-17 punten
18 punten
O
Goed = 8
14-15 punten
O
Ruim voldoende = 7
12-13 punten
O
Voldoende = 6
10-11 punten
O
Onvoldoende = 5
8-9 punten
O
Ruim onvoldoende = 4
6-7 punten
O
Zwaar onvoldoende=3
4-5 punten
O
Helemaal onvoldoende=2
1-3 punten
O
Niets=1
0 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 33
BIJLAGE 4.| Beoordelingsformulier Praktijk DT 2.1
Leren door spelen Pabo HvA 2015-2016 Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Kerndocent:
Cijfer: (in te vullen door opleider in de school / stagedocent) Datum beoordeling: Stageschool/groep: Mentor:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
De student heeft de stageactiviteiten voor dit blok uitgevoerd.
O
O
De stagemap van de student is op orde.
O
O
O/V/G/E
B. Beoordelingscriteria
1.
De student heeft een realistische planning gemaakt voor de praktijkactiviteiten per blok en per dag.
2.
De student heeft in de communicatie met (jonge) kinderen aangesloten bij hun taalniveau en belevingswereld.
3.
De student heeft laten zien in staat te zijn tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en evalueren van een lesdag in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. De student heeft eigen onderwijsmateriaal ontworpen en gebruikt als aanvulling op de lesmethode. De student heeft laten zien in staat te zijn (jonge) kinderen te observeren bij hun spel met behulp van op de opleiding aangereikte observatieinstrumenten. De student heeft laten zien zicht te hebben op het registreren en analyseren van toetsen binnen het LVS van de school.
4.
5.
6.
7.
8.
Voorbeelden van concreet waarneembaar gedrag De student heeft bij aanvang van de blok een planning aangeleverd. De planning is realistisch en voldoet aan de stagedoelen en minimale stage-activiteiten vanuit de opleiding. De student past het eigen taalgebruik aan bij het taalniveau van de verschillende kinderen in de groep. De student leeft zich in in de leef- en belevingswereld van het (jonge) kind; dat blijkt uit de gesprekken met kinderen en uit de betrokkenheid bij hun (spel)activiteiten. De student houdt zelf de lestijd en de lesdoelen in de gaten. De student zorgt op de lesdag voor een evenwichtige afwisseling in instructie en begeleiding in de groep(en).
De student heeft flexibel ingespeeld op onverwachte gebeurtenissen in pedagogische en in didactische zin.
De student heeft bijgedragen aan het pedagogisch klimaat in de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht. De student heeft de groep als geheel en de subgroepjes daarbinnen aangesproken en aangestuurd op de taak.
De student heeft in tenminste vijf leersituaties eigen onderwijsmateriaal gebruikt. De student heeft de keuzes met betrekking tot het eigen onderwijsmateriaal verantwoord. De student heeft laten zien de in de opleiding aangereikte observatie-instrumenten in de praktijk te kunnen hanteren. De student let er bij het vastleggen van observaties op dat dit objectief, feitelijk en zonder oordeel of mening gebeurt. De student kan de mentor ondersteunen bij het registreren van toetsen in het LVS. De student kan op basis van resultaten van toetsen aangeven welke groepen kinderen extra hulp en begeleiding nodig hebben van de leerkracht. De student heeft verschillende strategieën besproken en deels getoond om om te kunnen gaan met onverwachte gebeurtenissen. De student kan achteraf aangeven en verantwoorden op welke wijze hij heeft ingespeeld op een onverwachte gebeurtenis. De student reageert op kinderen en situaties zodanig dat het pedagogisch klimaat veilig blijft. De student heeft overzicht over de groep, bevordert taakgericht gedrag en weet de rust in de groep te handhaven
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 34
C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10
Aan alle onder A genoemde onderdelen is voldaan; minimaal zes zijn als excellent beoordeeld en de overige als goed.
Zeer goed = 9
Aan alle onder A genoemde onderdelen is voldaan; minimaal vier zijn als excellent beoordeeld en de overige als goed.
Goed = 8
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; minimaal zes van de onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Ruim voldoende = 7
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; minimaal drie van de onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Voldoende = 6
Aan alle onder A genoemde onderdelen is voldaan en ten minste zeven van de onder B genoemde onderdelen zijn voldoende.
Onvoldoende = 5
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste twee onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 4
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste drie onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 3
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vier onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 2
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vijf onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 1
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste zes onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
D. Toelichting bij beoordeling
Handtekening mentor Naam: Datum: Handtekening:
Handtekening opleider in de school / stagedocent Naam: Datum: Handtekening:
Beoordelingsprocedure: De mentor vult het beoordelingsformulier in door middel van de onder A en B gevraagde onderdelen. De mentor geeft het beoordelingsformulier na ondertekening aan de opleider in school / stagedocent. Opleider in de school / stagedocent geeft het eindcijfer en ondertekent het formulier. Opleider in de school / stagedocent stuurt (een scan van) het ondertekende formulier met cijfer naar de instituutsopleider. De instituutsopleider/ stagedocent voert het cijfer in in SiS en stuurt een scan van het formulier naar de student en het stagebureau. Het stagebureau archiveert het beoordelingsformulier.
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 35
BIJLAGE 5.| De taalnorm van Pabo HvA
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 36
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 37
Studiewijzer DT 2.1 DEFINITIEVE VERSIE 08-07-2015
Pagina 38