Leren doe je zo!
Inspirerende verhalen van opleiders
Leren doe je zo! Inspirerende verhalen van opleiders
2014 stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Colofon Redactie: Wendy Nieuwenhuizen, Will Seignette, Frank Slooten Eindredactie: Miranda van Elswijk, Edwin Rateland Vormgeving en opmaak: Peter-Jan Nieuwenhuizen
Uitgave: ©SBB, Zoetermeer Eerste druk: november 2014 Bij de samenstelling van deze bundel heeft SBB getracht alle rechthebbenden te achterhalen. Diegenen die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, worden verzocht contact met ons op te nemen om alsnog in een regeling te voorzien. Het tekst- en illustratiemateriaal in deze uitgave mag op geen enkele wijze worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende. Ondanks alle aan de samenstelling van deze bundel bestede zorg kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor schade die het gevolg is van enige fout in deze uitgave.
4
Ik ging voor geel! VO ORWO OR D
Iedereen leert anders. Dat begint met de mate waarin je open staat voor nieuwe dingen. Daarmee zat het bij mij wel snor. Alles wat ik niet wist, zocht ik op of uit. We hadden thuis een twaalfdelige encyclopedie. Daar was deze jeugdige autodidact uren in zoet. Als kleine jongen was ik echter ook een dromer. Ik zat op de lagere school over van alles en nog wat te fantaseren en miste soms complete lessen. Bij controlevragen ging ik meestal ‘nat’. Later zag ik die eigenschap terug bij onze oudste dochter. Haar begreep ik als geen ander. Op school bleef ik die dromer. Totdat broeder Willibrord van de vijfde klas aan het begin van het laatste trimester voor de grote vakantie aankondigde dat hij de leerresultaten in de vorm van de Tour de France ging bijhouden. Op een groot bord met de kaart van Frankrijk. Er waren diverse truien te verdienen. Ik was dol op wielrennen en hield van spelletjes. Dat wist hij. Ik ging helemaal voor die gele trui en ontdekte dat leren op school ook leuk kon zijn. Dat spel werd de juiste, legale doping voor mijn lerend vermogen. Ik ben tegenwoordig misschien wat minder een dromer, maar nog steeds ben ik geïnteresseerd in nieuwe dingen. En leer elke dag. Maar het opzoeken en uitzoeken gaat wel veel sneller en makkelijker. ‘Straks even googlen’ is het motto. Ik wens u veel leesplezier toe. Ben Rijgersberg directeur SBB 5
Inhoudsopgave Inleiding 8
Keuzes... 10 Leren doe je zo: loop stage! 12
Alles wat van het waterschap komt, is goed… 15 Sanne | Ruben 17 Gevoel? Dat is niet stoer! 18 Aan de bak?! 22 Bedankt! 26 De engste les van mijn leven
28
Even voorstellen: Musa 32 Vooroordelen 34 Toch een beetje juf! 38 Stinkstokken... 40 De intercity naar Amsterdam 43 Queen Latifa: levensverhalen lezen 44 Het leven van de beste praktijkopleider 2013 gaat soms over rozen 48 6
Tussen hoop en vrezen
50
Het gewone bijzonder en het bijzondere gewoon 52 De kleine samenleving 55 Aandacht, daar draait het om in de horeca én in het onderwijs 57 Ik ben toch geen vogel?! 61 Naar school: met decolleté of driedelig pak
62
Bad MotherFuckers
64
Een basis voor de rest van je carrière
66
Hotelschool Venlo denkt ‘out of the box’
68
Levenslessen 72 Lissabon 2014
75
In gesprek
78
Wij leren ook van onze studenten
82
Vunzige Funs…
83
De hele wereld komt bij je binnen
85
Gedichten over en uit Uganda
88
7
Inleiding WA N N E E R H E B T U VO OR H E T L A AT S T I E T S G E L E E R D ?
Een half jaar geleden zat ik te kijken naar een aflevering van het NCRV-programma Man Bijt Hond. Ze hadden een item over leren. De commentator die de items altijd inleidt, sprak met zijn lijzige stem: ‘We leren allemaal elke dag wel wat nieuws, grote dingen, kleine dingen, belangrijke en onbelangrijke dingen maar het geeft altijd een goed gevoel iets nieuws te leren. Wanneer hebt u voor het laatst iets geleerd?’ Daarna passeerde er een bonte stoet mensen op een markt die allemaal vertelden wat ze pas geleerd hadden. Het was verbazend om te horen wat de mensen onder leren verstaan en wat ze aan nieuwe kennis en vaardigheden konden opsommen. Ze hadden pas geleerd vissoep te koken of hun mobiele telefoon te gebruiken, of ze hebben geleerd geen papagaaien te aaien want die bijten. Een man had geleerd hoe je zorgtoeslag kan aanvragen en een meisje had geleerd op haar broertje te passen zonder dat die ging huilen. Een mevrouw met twee volle boodschappentassen had voor het laatst iets geleerd toen ze naar Vlieland was geweest, namelijk dat het daar veel regent. Daar gaat ze dus niet meer heen. Op MBO City, de conferentie voor opleiders in het mbo, valt ook veel te leren. Van de sprekers en van elkaar. De sprekers komen met aansprekende inzichten in ons vakgebied en laten ons via mooie metaforen zien dat we als docenten nog lang niet zijn uitgeleerd. Dat doen ze allemaal op hun eigen manier en we halen allemaal ons eigen leerresultaat. Op televisie zag ik Harvard-docent William Ury een voordracht houden over diplomatiek onderhandelen. Hij leert ons diplomatie door het vertellen van verhalen, iets wat docenten nou eenmaal graag doen. Hij begon met het volgende verhaal. 8
Er was eens een oude Arabier die zijn zeventien kamelen naliet aan zijn drie zoons. Zijn eerste zoon zou de helft krijgen, zijn tweede zoon een derde en zijn derde zoon een negende. Maar zeventien is niet door twee, drie of negen deelbaar, en de zoons kwamen er niet uit. Ze besloten een wijze oude vrouw te raadplegen. Die dacht lang na en zei: ik weet niet of ik jullie kan helpen maar ik heb zelf één kameel en die mogen jullie hebben. Nu hadden de zoons achttien kamelen. De oudste kreeg er negen, de tweede zes en de derde twee – samen zeventien. Een kameel was over en die brachten ze terug naar de oude vrouw. William Ury heeft bemiddeld in kleine en grote crises, van gestrande huwelijken tot kernwapenonderhandelingen tussen Rusland en Amerika. ‘Mijn werk’, zegt Ury, ‘is het vinden van die achttiende kameel. De som is niet belangrijk, maar het gevoel bij partijen dat er recht is gedaan aan hun belangen en gevoelens.’ Weer wat geleerd. Leren van elkaar kunnen we tussen de sprekers door. Door naar elkaar te luisteren en elkaar onze ervaringen te vertellen. Docenten en praktijkopleiders klommen op hun zeepkist en vertelden ons hun verhalen. Wij brachten ze bij elkaar in deze bundel. Om recht te doen aan de ervaringen, om u te vermaken en tegelijk om van te leren. Daar is het MBO City tenslotte om te doen.
Namens de redactie, Will Seignette
9
Keuzes... DI N E K E VA N DE R V E N, M B O U T R E C H T - U Z A
Ze kwamen binnen met gezichten als oorwurmen. De hele groep, niet één uitgezonderd. ‘Mijn hemel’, dacht ik zwaarmoedig, ‘moeten dat verpleegkundigen worden?’ De zomervakantie zat erop en het was voor de schatten heel moeilijk om te wennen aan het gewone leven. Verplichte tijden, taken, studeren! Yuch! Structuur, ook zoiets. Zij zaten er niet op te wachten. Dat zo’n leerplichtambtenaar in je nek hijgt, dat is gewoonweg irritant. En dat je ouders zich ermee bemoeien, ook al zoiets lastigs. En een hele poos niks mogen doen met je smartphone, welke hals had dat bedacht? Kom zeg, je hebt toch een leven?! Blijkbaar hadden ze zich voorgenomen om het maar eens allemaal af te reageren op mij, de verpleegkundedocent. Hakken in het zand, ongeïnteresseerde blikken en vooral niks uit je tas halen. Wegkijken en scheef zitten. Meer zat er voor mij niet in, blijkbaar. Het leek wel afgesproken werk. Ik zuchtte maar eens diep en zocht in mijn geheugen naar een mooi verhaal over het door hen gekozen vak. Over patiënten, zorgvragers. Over de doelgroep waar zij zich op zouden gaan richten. Een verhaal om iets, zeg maar, aan te wakkeren... En ik vertelde het verhaal van mevrouw Jansen, een stokoude dame die ik ooit verpleegd had.... De mevrouw Jansen in het verhaal wilde ooit heel erg graag verpleegkundige worden, vertelde ze mij. Als kind droomde ze daar al van. Mensen helpen, dat was wat ze wilde. En in háár tijd, zo aan het begin van de vorige eeuw, betekende dat dat je als jong, wereldvreemd 10
en onschuldig wicht onder de vleugels van een strenge hoofdzuster gewoon moest doen wat je opgedragen werd. Je kreeg les van andere, vooral oudere verpleegkundigen. Je werd daar meer door gedrild dan onderwezen. Je werkte tien uur per dag keihard op een afdeling in het ziekenhuis en aandacht voor hoe je je voelde was er gewoonweg niet. ‘Gevoelens?’ , zei mevrouw Jansen, ‘Ach, kind, daar deden ze vroeger niet aan’. Toen mevrouw Jansen op de afdeling alle bedden op moest gaan maken, volgens de strikte instructies van het envelopje-vouwen en het kussensloop-de-goede-kant-op, kwam ze op een kamertje waar een meisje alleen lag. ‘Doodziek, leukemie, en ongeveer van mijn eigen leeftijd’, peinsde mevrouw Jansen met een treurig gezicht. ‘Ik had zo’n medelijden met dat tere, bleke meisje. Ze zag er zo broos, zo kwetsbaar uit’. Toen dat patiëntje op een kwade ochtend overleed en mevrouw Jansen in huilen uitbarstte, kreeg ze een forse draai om haar oren van de hoofdzuster. Geschrokken, nou ja, dat niet alleen, overstuur zeg maar, rende ze de afdeling af, pakte haar fiets en vloog met vliegende vaart naar huis. Onderweg haar tranen wegvegend, wat niks hielp, want ze bleven stromen! Thuisgekomen liet haar moeder haar in de luie zondagse stoel van vader zitten, gaf haar een kom hete thee met honing en zei: ‘Drink dit nu maar rustig op. Ik ben zo terug, meis’. Moeder vertrok naar het ziekenhuis om tegen de hoofdzuster te zeggen dat haar dochter niet meer terugkwam. Mevrouw Jansen is toen coupeuse geworden. En een hele goeie ook. Ze heeft nog naam gemaakt in de modewereld. ‘Maar toch, kind’, zei ze tegen me: ‘als ik jou zo bezig zie, als verpleegster, dan krijg ik altijd nog een soort heimwee, naar m’n jeugddroom. Ik wilde het ooit ook zo graag, hè, dat kunnen zorgen voor anderen...’ Het was stil geworden. Ze zaten te luisteren. Het ‘..aah...’ en ‘..och...’ zweefde zo’n beetje geluidloos door de ruimte. Ik stelde uiteindelijk de vraag: ‘Zijn er in deze klas eigenlijk nog mensen die toch liever geen verpleegkundige willen worden?’ Nou nee, die waren er niet. Hoe kwam ik daar nou bij? En de les begon... 11
Leren doe je zo: loop stage! M A R I E K E L A NG E M E Y E R , PR A K T I J K BE G E L E I DE R MG G Z
Een stage is belangrijk voor je loopbaan, dat weet ik als geen ander. Ik startte ooit als stagiaire bij Defensie tijdens mijn studie psychologie in Utrecht en dat beviel zo goed dat ik er nu nog steeds werk. Mijn stagebegeleidster gaf me destijds veel ruimte en tegelijkertijd was er continu contact mogelijk. Als zij er niet was, kon ik mijn vragen altijd wel bij iemand anders kwijt. De wetenschap dat je er niet alleen voor staat, is heel belangrijk voor een jongere. Ik had de positie van stagiaire, maar deed gewoon mee. Ik sprak veel mensen, kwam op veel plekken binnen de organisatie en werkte ook wel eens ’s avonds. Ik voelde me echt onderdeel van het team. Sinds 1998 vervul ik verschillende functies binnen Defensie, de laatste jaren als senior adviseur van het Kenniscentrum van de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ). Het Kenniscentrum verzamelt, borgt en verspreidt vakinhoudelijke kennis onder psychologen en psychiaters van de MGGZ, die militairen behandelen met psychische klachten. Sommigen lijden aan Post Traumatische Stressstoornis (PTSS), anderen kampen met alcoholproblemen of een burnout.
Stagebegeleiding Ik begeleid jaarlijks twee of drie stagiairs. Het zijn leerlingen die een secretariële opleiding op mbo-niveau 2 volgen. Soms hebben ze een ‘rugzakje’ met problemen, bijvoorbeeld thuis of op school. Sinds kort laat ik een stagiair op twee plekken in de organisatie werken, zodat de stage van 4½ dag voldoende variatie biedt. We kijken bij welke bij12
zondere projecten een leerling mee kan draaien. Is er een grote bijeenkomst ergens in het land, kan ze meehelpen met de voorbereidingen en op de dag zelf? Waar zit uitdagend werk? Ik steek veel tijd in de leerlingen. Iemand voorbereiden op zijn werkzame leven is een kostbaar goed. Je kunt jongeren niet zomaar loslaten van: ‘Daar is je bureau, je komt er wel uit he?’. Ik begeleid intensief en bied een vangnet. Er speelt op die leeftijd van zeventien, achttien jaar van alles in hun ontwikkeling. Daar ben ik mij van bewust. Mijn eigen ervaring als stagiair neem ik mee bij het begeleiden van mijn stagiairs. Stage is dé kans om kennis te maken met een bedrijf en uit te vinden of je het werk dat je later gaat doen leuk vindt. Probeer alles maar uit. Natuurlijk moet je als begeleider oppassen hoe ver je gaat. Ik wil niet te diep in de privésituatie van iemand duiken. Alleen al het bieden van een stabiele werkomgeving kan een stagiair goed doen en een nieuwe wereld openen. Ik had een keer een meisje dat zich in het begin moeilijk aan afspraken hield. Later hoorde ik goede verhalen over haar van een volgend stagebedrijf. Mensen steken toch wat op van wat ze bij ons leren, denk ik dan. Ik heb ooit de fout gemaakt om een leerling de eerste dag een psychiateroverleg te laten notuleren. Dat ging volledig de mist in. Maar aan het eind van de stage ging het notuleren wél goed. Ik heb daarop mijn kwaliteitseisen bijgesteld; een rapport hoeft niet geschreven te zijn op mijn niveau. Het gaat erom dat een stagiair het beste uit zichzelf haalt, niet mijn standaard haalt. Het mooiste vind ik als ze inzien dat ze meer kunnen dan ze zelf denken. Je ziet ze opbloeien en dat is heel mooi om te zien.’ Ik heb me in de loop der tijd een coachende rol aangemeten. Ik ben niet alleen het externe geheugen van de stagiair: ‘Het is bijvoorbeeld niet handig om te beginnen over iets wat pas over twee weken moet 13
gebeuren. Je kunt niet te ver vooruit dingen plannen.’ Ik laat de leerling ook zelf nadenken over probleemoplossingen. Natuurlijk help ik waar nodig, maar vaak genoeg zeg ik: ‘Denk er zelf eens over na, hoe zou dit kunnen werken?’ of: ‘Zoek maar even op internet.’ Ik moest leren om niet direct antwoord te geven, een kant-en-klare oplossing te geven, maar de leerling zelf te laten leren en ervaren.
Heilig overtuigd Af en toe krijg ik met een stagiair te maken die ik bij nader inzien het liefst zou wegsturen. Zoals het meisje dat onder meer grote moeite had om een kopie te maken. Doordat ze op school en thuis werd opgehemeld, was ze er heilig van overtuigd dat ze alles foutloos kon en nog beter. Wij dachten daar anders over en vertelden haar waar ze nog in kon verbeteren. Maar ze stond niet open voor kritiek. Thuis vonden ze dat ze alles goed deed, zei ze. We coachten haar zo goed mogelijk, wat voorkwam dat ze weg moest. Ze is de enige stagiair van wie we naderhand nooit meer wat hoorden... Mijn ervaring leert dat veel studenten niet of nauwelijks weten wat een stage inhoudt en waarom ze nou eigenlijk bij het bedrijf van hun gading willen werken. Het maakt ze niet uit wáár ze stage lopen, als ze maar aan de slag kunnen! Die gebrekkige voorbereiding komt door tijdgebrek, maar ook door de scholen zelf, die vaker met leerlingen over stages van gedachten zouden moeten wisselen.
Bagage Welke bagage wil ik meegeven? Vooral dat ze nadenken over wat ze leuk vinden om te doen. Je besteedt immers veel tijd aan werk. Dan kun je maar beter doen wat je leuk vindt, anders houd je het niet vol. Voor secretaressen is dat extra belangrijk, want ze zijn breed inzetbaar. De sectoren waar je terecht kunt komen, zijn heel divers. Wat past bij je? Een verzorgingstehuis, kinderopvang, ziekenhuis, verzekeraar? De branche is belangrijk en de mentaliteit van collega’s kan enorm verschillen! 14
Alles wat van het waterschap komt, is goed… E L K E W E T Z E L S , PR A K T I J K BE G E L E I DE R
Kuikens beschouwen het eerste wezen dat ze zien als hun moeder. Die vergelijking is weleens bij me opgekomen als ik terugdenk aan Tim. Het is al enkele jaren geleden dat hij bij ons waterschap stage kwam lopen en inmiddels heeft hij een leuke baan elders. We ontmoeten elkaar nog wel eens hier of daar en nog steeds schemert in zo’n contact de hoopvolle vraag door: ‘Is er bij jullie misschien een vacature?!’ Tim volgde de mbo-opleiding Watermanagement. Hij kreeg de gelegenheid om stage te lopen bij onze buitendienst. Op een van zijn eerste dagen trof ik hem aan in de loods met zijn boterhamtrommeltje voor zich op tafel. Een jonge knul met verwarde krullen, sproeten en een nieuwsgierige, open blik. We raakten aan de praat. Ik was benieuwd hoe hij zich voelde in deze werkomgeving. Daar had ik wat gevraagd… Ik veronderstelde dat hij gewoon een dagje was meegelopen met één van onze rattenvangers, maar zijn verhaal klonk als een avontuur uit een spannend jongensboek… Hoe ze langs en dwars door beken hadden gestruind, loerend naar sporen van en aanwijzingen voor de aanwezigheid van ratten. Hoe levensgevaarlijk zo’n beest eruit zag: zùlke tanden. En groot dat ze waren… echt niet normaal! En of ik eigenlijk wel wist hoe dat in z’n werk ging, ratten vangen. Hoe ingenieus die rattenvallen gemaakt waren en hoewel bedoeld om te doden, waren de vallen echt wel diervriendelijk. En o ja, tegen het einde van de dag hadden nog een paar burgers hun pad gekruist. Ze hadden zich heel geïnteresseerd getoond in het werk van de rattenvanger en zijn stagiair. Toen had de rattenvanger hen, heel illustratief, 15
een échte, dode rat laten zien. Nou, dáár waren die mensen toch zó van onder de indruk geweest. Die begrepen nu echt wel wat voor goed werk het waterschap deed. ‘En dat is heel belangrijk, want zij betalen tenslotte belasting aan ons toch?’, eindigde hij een beetje ademloos zijn relaas. Omgevingsgerichtheid, besef van het belang van PR en een sterke identificatie met het waterschap (‘ons’…). Tim bleek na deze stagedag onbewust bekwaam! Ik ken ook collega’s die dat stadium na jaren nog niet echt bereiken. Zo ontstond een leuk contact. Met een hardnekkigheid waar je ‘U’ tegen zegt, bleef hij mij in de u-vorm benaderen, maar dat hinderde hem geenszins mij enthousiast van al zijn belevenissen in het veld op de hoogte te houden. Naast zijn praktische stage in ‘t veld werkte hij met mij aan wat persoonlijke ontwikkelingsdoelen: communiceren, presenteren en draagvlakdenken. In die sessies vertelde hij ook wel eens onbevangen over zijn leven buiten het waterschap. Hij was nog op zoek naar een vriendin, zo liet hij me vertrouwelijk weten. Ik liet hem een foto zien van mijn dochter en een stuk of wat vriendinnen. ‘Zit er wat bij voor je?’ vroeg ik met een knipoog. Ik had niet verteld wie mijn dochter was, maar hij pikte precies haar eruit. ‘Tja,’ zei hij zelf toen hij dat hoorde, ‘eigenlijk kon het ook niet anders, want ja, ze is via u toch weer een link naar het waterschap!’ Tim verliet het waterschap met pijn in zijn hart denk ik. We namen uitgebreid afscheid. Voor iedere collega had hij een zakje met zelfgemaakt lekkers. Van z’n ouders ontvingen we een dankmail. Tim verzekerde ons dat hij nu zeker wist wat hij wilde worden: waterschapper! Die bereidheid om van alles te houden wat maar naar waterschap klonk, heb ik niet eerder en ook daarna niet meer gezien. Misschien was hij niet helemaal realistisch, maar het was absoluut mooi! 16
Sanne
Ruben
JA N N E K E L O O T E NS , D O C E N T
de muziek staat hard veel te hard om echt te praten zeker om je te verstaan
‘niet af, loet,’ kon jij me niet nalaten telkens te vertellen elk examen opnieuw je haar wat verwilderd, jijzelf moe van de drukte die het kostte om drie uur lang peinzend en zwijgend aan papier te vertellen wat je wist
maar wij praten midden op de dansvloer althans ik praat en jij luistert en dat gaat ik weet niet wat er gekker is dat jij luistert naar mijn verhaal terwijl ik aangesteld ben voor het omgekeerde
er zijn momenten geweest dat er niet uit kwam wat jij zo goed wist te bedenken elk jaar opnieuw je hoofd vol chaos, of dat jij luistert jij moe van het onbegrip terwijl niemand luistert mijdend en zwijgend en ook niemand mij kan verstaan ik doe het alleen jij bent ouder ik ben wijzer nee en het is ook niet omgekeerd de muziek kan altijd harder maar jij luistert meer nog dan je leert
heldhaftig diegene die toe durft te geven dat perfectie en ‘af’ eindpunten zijn en iemand die bezig is groter te worden heeft weinig aan een punt dat het einde kan zijn 17
Gevoel? Dat is niet stoer! I NG R I D G . TA L SM A , A L G E M E E N J U R I DI S C H D O C E N T S C HO OL VO OR P OL I T I E K U N DE T E DR AC H T E N
Na twintig jaar in verschillende functies in de politiepraktijk te hebben gewerkt, maakte ik in 2012 de overstap naar het docentschap bij de Politieacademie. Vanuit een detacheringsbasis startte ik op de School voor Politiekunde in Drachten. In het politiewerk had ik een ruime ervaring, maar in het lesgeven was ik volledig onervaren. De eerste weken van mijn ‘inwerkperiode’ keek ik bij diverse docenten mee in hun lessen en algauw besloot ik mij te laten coachen door één collega-docent. Zijn geëngageerde wijze van lesgeven sprak mij aan. Gefaseerd nam ik gedeelten van een les van hem over. Na een aantal weken voerde ik de lessen zelfstandig uit. Mijn vuurdoop had ik in een klas die bestond uit 25 studenten; ze waren net gestart met hun opleiding Allround Politiemedewerker. Deze studenten waren relatief jong. Tijdens het lesgeven zag ik dat er in de klas onderling veel met elkaar werd gecommuniceerd. Zo zag ik dat ze gebaren naar elkaar maakten. Ik hoorde ze fluisteren, giechelen en opmerkingen maken. Gedurende de les was er continu ruis. Op een schaal van 1 tot 10 vond ik dat deze klas een beweeglijkheidsen geluidsfactor had van een 9,5. Het stoorde mij tijdens het lesgeven, ik merkte dat ik zelf ‘rust’ nodig had om didactisch het juiste te kunnen blijven doen. Het stoorde mij tevens omdat ik zag dat het leerproces van een aantal studenten er kennelijk onder te leiden had. 18
Je zou het studentengedrag kunnen noemen, maar wat hielp het mij als beginnend docent om deze klas te etiketteren? Leren begint immers vanuit jezelf. Wat was mijn doel en waar had ik behoefte aan? Vanuit die principes ben ik vervolgens gaan handelen. Wat mij bijzonder opviel was dat de klas helemaal onrustig werd als er onderwerpen als ‘emoties, empathie, gevoelens inleven’ de revue passeerden. Als ik vroeg naar de reden van hun reactie, antwoordden ze dat praten over gevoel niet hun belangstelling had. Gevoel? Dat is niet stoer! Boeven vangen, daar wilden ze voor worden opgeleid! Ik liep door de klas heen en weer, stelde vragen, luisterde naar hun gedachten, ideeën, wensen, plannen en behoeften. Ik vroeg hoe zij zichzelf in de toekomst als politieman/vrouw zagen en vroeg wat ze nodig hadden om dat beroep straks uit te kunnen oefenen. U zult het antwoord raden, inderdaad ze hadden lessen nodig en een diploma. Toen ik eenmaal de aandacht had, vertelde ik hen wat ik als beginnend docent voelde in de klas en vooral wat ik nodig had. Ik had hen namelijk nodig voor mijn eigen leerproces en vertelde wat ik had te bieden. We hadden een gezamenlijke passie, namelijk het politievak. Maar oh jee, passie is gevoel! De klas luisterde aandachtig terwijl ik vertelde dat het leren van theorieën, technieken, procedures en bevoegdheden belangrijke elementen zijn om welke beroepstak dan ook uit te kunnen oefenen. Maar dat er daarnaast nog een essentieel onderdeel nodig is om te kunnen zijn wie je bent. Ik vroeg ze eens terug te denken aan een moment waarbij ze niet zagen dat iemand naar ze keek maar ze wel dit gevoel hadden. Allen antwoordden dat ze deze ervaring hadden gehad.
19
Vervolgens vroeg ik ze terug te denken aan een moment dat ze een beslissing hadden moeten nemen waarbij ze twijfelden en vroeg ze wat de doorslag bij hun besluit had gegeven. En wederom antwoordde de klas, dat ze zich konden herinneren dat hun gevoel vaak leidend geweest was in het nemen van die ene beslissing. Vervolgens deelde ik mijn ervaring met de klas, dat in het politiewerk gevoel niet uit te schakelen is. Sterker nog, bij incidenten waar het erop aankomt, gebruik je vaak je intuïtie en ga je af op je gevoel en zou het zelfs levensreddend kunnen zijn voor jezelf of voor een ander. Zo gaf ik het voorbeeld dat ik ooit eens tegenover een heel grote sterke man had gestaan die aangehouden moest worden voor mishandeling. Mijn postuur en lengte pasten bijna twee keer in de man die tegenover mij stond. De man dreigde dat ik een peloton Mobiele Eenheid moest halen om hem uit huis te krijgen. Ik vertelde de man dat ik fysiek niet tegen hem opgewassen was en dat ik die strijd niet aan zou gaan, omdat ik het onderspit zou delven. Ik zei de man dat zijn geschreeuw mij angst inboezemde en ik daardoor niet goed naar hem kon luisteren, terwijl dat wel mijn bedoeling was. Om een lang verhaal kort te maken, deze man is uiteindelijk zonder strijd, zonder gebruik van handboeien met mij meegegaan naar het politiebureau. Dit voorbeeld was voor de klas beeldend, ze stelden er vragen over en ik merkte dat zij begonnen te begrijpen dat het woord ‘gevoel’ misschien anders gedecodeerd moest worden dan zij toe nu toe hadden gedaan. De lessen die daarop volgden, hadden een metamorfose ondergaan. Tijdens de les was er rust, de studenten hadden een actieve leer- en luisterhouding, er was saamhorigheid, ze corrigeerden elkaar, gaven 20
elkaar feedback en stonden daarvoor open voor. Een politieman/ vrouw was in wording; niet alleen zij maakten progressie, maar ik ook! In de evaluatiefase vertelden enkele studenten dat ze het gevoel hadden daadwerkelijk gegroeid te zijn en dat dit goed voelde. Mevrouw, dit gevoel is dus best wel stoer! Ik leer van mijn studenten en zij leren van mij, dicht bij je doel en je gevoel blijven. Die interactie heb ik zo ervaren en is voor mij een essentieel onderdeel voor ‘Leren doe je zo’.
21
Aan de bak?! I L SE L E G T E N BE RG , D O C E N T RO C T W E N T E
Het einde was in zicht voor mijn groepje meiden van de opleiding pedagogisch medewerker (kinderopvang) op niveau 3. Meiden die leven voor het werk als groepleidster in de kinderopvang. Ze zaten in hun laatste periode van de opleiding en studeerden bijna af. Helaas hoor je tegenwoordig zo veel dat er weinig werk is in de kinderopvang. Daar hadden twee meiden iets op gevonden: laten we juf vragen of ze ons wil helpen. Ik had ze al drie jaar in de klas bij Nederlands en had immers vanaf het eerste jaar al gezegd: ‘Als jullie hulp nodig hebben, maakt niet uit waarvoor, kom dan bij me’. Zo gezegd, zo gedaan. Op een zekere dag in april sprak Merlin mij aan na de les. ‘Juf, zou u mij willen helpen bij het maken van een sollicitatiebrief?’ Ze zag de doorstroom naar niveau 4 niet zitten en wilde dolgraag aan het werk. Maar ze was bang dat wanneer ze geen goede brief had, ze geen kans zou maken op een baan in de kinderopvang. Ze was al erg goed bezig geweest met een eigen brief en had al heel wat opgeschreven. Met haar brief zijn we aan de slag gegaan. Eerst zorgden we ervoor dat de lay-out er goed uitzag. Vervolgens keken we naar de inhoud. Wat wil je vertellen? Wie ben je en wat draag je uit? Waarom werk je zo graag met kinderen en wat zijn je goede eigenschappen? Allemaal onderdelen die aan bod komen bij een sollicitatiebrief. Na ook nog de spelling bekeken te hebben, had Merlin een topbrief (vonden wij). Ze ging er gelijk mee aan de slag, want ze was van plan alle kinderopvangcentra, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang een brief te sturen.
22
Nog geen week later staat er een, bijna hysterisch, blije Merlin voor me. ‘Juf, u raadt het nooit! Ik ben uitgenodigd voor een gesprek!’ Dit was voor haar een enorme opsteker. Ze had de baan natuurlijk nog niet, maar dat ze was uitgenodigd, gaf haar enorm veel zelfvertrouwen. Ze kon het toch allemaal wel. Ik heb haar gevraagd me op de hoogte te houden en wenste haar veel succes. Maar dit was nog niet alles. Twee dagen later was ze er opnieuw. ‘Juf, ik geloof het zelf bijna niet, maar ik heb volgende week nog een gesprek!’ Ze hadden haar bij een ander bedrijf dus ook uitgenodigd. Geweldig om dat te horen en nog fantastischer om Merlin op te zien bloeien door alleen een uitnodiging. Merlins succes met haar sollicitatiebrief bleef niet onopgemerkt. Een week na de uitnodigingen van Merlin kwam Jodie na de les bij mij langs. ‘Juf, zou u mij misschien ook kunnen helpen met een sollicitatiebrief’? Natuurlijk wilde ik dat. We zijn direct aan de slag gegaan met haar eigen brief. We hebben er een beetje magie van de brief van Merlin in gestopt en ze kon hetzelfde doen als Merlin: ieder kinderdagverblijf een brief sturen. Direct nadat ik Jodie had geholpen, heeft ze een stuk of negen brieven verstuurd. Gelukkig kwam ze op tijd achter haar fout. Ik citeer de zin uit haar brief: Graag zou ik bij
komen werken, omdat het mij aanspreekt hoe jullie met kinderen werken. Wat bleek, ze had geen naam bij naam organisatie gezet en had de brief zo verstuurd. Gelijk een blunder; ze hoopte maar dat het geen gevolgen had. De rest van de brieven heeft ze goed aangepast. Hoe het is afgelopen met de verhalen? Dit succesverhaal is geen succesverhaal zonder een succes. Of eigenlijk moet ik zeggen twee successen. 23
Merlin kon kiezen uit twee aanbiedingen. Ze heeft gekozen voor een leuk kinderdagverblijf waar ze een contract van tien maanden heeft getekend met uitzicht op verlenging. Jodie heeft een contract van zes maanden getekend bij haar oude stagebedrijf. Zij hadden haar fout in de brief opgemerkt en ze zagen de humor hiervan in. Ze hebben haar voor een gesprek uitgenodigd en ze kon direct tekenen.
24
© Giel Derks
25
Bedankt! DA N I Ë L L E NO OR DE R M E E R , AV E N T US – SE C T OR G E Z ON DH E I D
Bij de start van de opleiding verpleegkunde, vertelde de student alles al beter te kunnen Ja maar, Ja maar, werd voor haar bij docenten een gevaar Een vocabulaire tot sint-juttemisland, kreeg in het eerste jaar al snel de overhand De opvallende houding en grove taal was voor haar o zo waar, toch stond ze altijd voor medestudenten klaar Het regelen van andermans zaken, was voor haar een geoliede wagen Wonderbaarlijk, maar waar, ze kreeg ook haar toetsen voor elkaar Naarmate de opleiding vorderde en zij op stage ging, was het iedere keer weer een moeilijk begin Wekelijkse problemen leken voor mij wel een structureel verhoor, mijzelf toch te dwingen tot een luisterend oor, Zo ongrijpbaar als ze was, bracht ze toch weer sfeer in de klas
26
Voor mij een strijd haar binnen de opleiding te behouden, terwijl mijn collega’s haar wel dubbel konden vouwen Een belangrijke vraag blijft, hoe om te gaan met waarden en normen, en een student tot een goede verpleegkundige te vormen Een belangrijk gegeven in onze relatie was openheid en vertrouwen, en wij op deze wijze een relatie op konden bouwen Het opbouwen van de relatie kostte mij vier jaar tijd, tot op heden nog steeds geen spijt Hoe mooi en waardevol kan een diplomering zijn, voor mij ontzettend fijn Een prachtig gediplomeerde verpleegkundige voor mijn neus, Wie 4 jaar lang geknokt heeft voor haar eerste opleidingskeus In een zaal met bijna 100 mensen, ik de beste mentor was, die zij maar kon wensen Hoe mooi kan het begeleiden van studenten toch zijn, Heb geduld, vertrouwen, luisterend oor en doe soms wat water bij de wijn
27
De engste les van mijn leven H E N K BA A S , O. A . D O C E N T BU RG E R S C H A P A A N H E T NO OR DE R P O ORT C OL L E G E T E G RON I NG E N
‘Dit wordt de engste les van mijn leven’, was mijn openingszin van de SPRING-training over regels, procedures en wetgeving (Spring is een methode voor de lessen burgerschap). Wel een goede opening van de les, want ik kreeg meteen alle aandacht van de klas. ‘Vandaag gaan we nadenken over regels en wetten. Wanneer is een regel goed, wanneer niet? Hoe komt het dat we sommige regels wel opvolgen, en andere niet? Om hier achter te komen, gaan jullie voor mij een regel bedenken. En ik beloof jullie: ik zal de regel die jullie voor mij bedenken opvolgen!’ Stoer gezegd, dacht ik, maar ondertussen brak het angstzweet bij me uit. De regel moest voldoen aan de volgende regels: 1. De regel moet nieuw zijn. 2. De regel moet uitvoerbaar zijn. 3. De regel moet mij vrolijk maken. ‘Elke groep verzint een aantal regels, en de beste regel schrijf je op het bord. Daarna gaan we stemmen over welke regel het beste is.’ Nog nooit heb ik leerlingen zo snel aan het werk zien gaan. En aan hun gezichten zag ik dat ik het ergste mocht verwachten. Ik liep van de zenuwen maar wat rond, maar zodra ik een nieuwsgierige blik op hun aantekeningen wilde maken, bogen de leerlingen zich over de tekst en dekten ze deze met hun handen af om te voorkomen dat ik ook maar een glimp van hun grote geheim te zien kreeg. 28
Ik bedacht dat ze maar niet teveel tijd moesten krijgen. Want ik was ervan overtuigd dat als ze veel tijd zouden krijgen, ze ook snodere regels zouden bedenken. Na 5 minuten zei ik dus dat ze hun beste regel nu maar op het bord moesten schrijven. In grote spanning ging ik op afstand van het bord staan, alsof daar iets heel gevaarlijks zou ontstaan. Met een strakke blik bekeek ik de teksten die op het bord verschenen: 1. Vanaf nu niet meer roken. 2. Voor a.s. maandag je grijze haar wit verven 3. Elke les beginnen met een rap 4. Nu meteen alle 15(?) coupletten van het Wilhelmus zingen. Stiekem hoopte ik dat het nummer 2 zou worden: een beetje crèmespoeling erin, maandag ermee op school verschijnen en dan zo snel mogelijk naar een kraan. Valt wel mee, dacht ik. Bovendien was dit de kans om legaal je haren eens te kleuren voordat de andere helft ook verdwenen is (die aan de achterkant). Ik gaf de leerlingen uitgeknipte lachhoofdjes (☺) en plakband. Iedere leerling mocht 2 lachhoofdjes plakken bij een regel. De regel met de meeste lachhoofdjes zou de regel worden die ik moest opvolgen. Het werd regel 1: Stoppen met roken! Ik dacht meteen: Ze mogen me toch een beetje, want ik denk dat veel leerlingen van hun docenten zouden eisen dat ze nog veel meer moeten roken om zo snel mogelijk van hen af te zijn… En ik dacht ook: hier kom ik mooi onderuit! ‘Dus jullie als minister van docentenzaken hebben besloten het volgende wetsvoorstel in te dienen: Henk stopt met ingang van nu met roken’. De minister bevestigde dit (unaniem). ‘Dan zal de Eerste Kamer dit wetsvoorstel afkeuren, want deze voldoet niet aan de criteria. Immers: deze regel maakt mij niet vrolijk, maar chagrijnig! Dus ik hoef de regel niet op te volgen!’ 29
Even was het stil. Ze beseften dat ze vergeten waren de regel aan de criteria te toetsen. Ik wilde al beginnen aan het vervolg van de training, maar de minister begon ineens hevig te sputteren. Zo snel kwam ik hier niet onder uit. Oké, de regel met de meest stemmen kwam te vervallen, maar er stonden nog 3 andere regels op het bord. En daarvan had regel 2 nu de meeste stemmen. Nog even dacht ik: Als ik nu eens ga zeggen dat mijn vrouw daar niet blij mee is, en ik dan dus ook niet, dan voldoet deze regel ook niet aan de criteria. Maar toen zag ik daar het woord ‘vrolijk’ staan en gaf ik toe dat geverfd haar vrolijker staat dan grijs haar. De regel voldeed dus wél aan de criteria. Bovendien was dit de regel die ik het minst erg vond. Als ik die ook laat afkeuren komt die verschrikkelijke rap in beeld! Ik besloot dus sportief (en slim) te zijn. ‘Oké, ik koop een blonde crèmespoeling en verf daarmee mijn haar.’ Helaas bestond de minister uit louter personen van het vrouwelijke geslacht met grote kennis op het gebied van haarverf. ‘Crèmespoeling? Verven jij! Voor aanstaande maandag!’ Zaterdag kocht ik bij de Action een doosje blonde haarverf. Met hulp van mijn vrouw smeerde ik de bijtende troep in mijn haar. Het moest een half uur inwerken, maar na 20 minuten was ik er zat van. Het gevolg was wel dat ik maandag met geel haar op school verscheen. De hele dag kon ik mijn collega’s uitleggen waarom ik mijn haar had geverfd en dan ook nog in zo’n verschrikkelijke kleur. Ik zag ze denken: ‘Die is gek’ En ik zei: ‘Dit is dus burgerschap’. En toen zag ik in de kantine de monsters zitten. Ik ging naar ze toe. Een luid gelach overstemde het gangbare kantinegeluid. Eén van de monsters zei echter: ‘Klasse Henk, dat je het inderdaad gedaan hebt!’ Gelukkig was het al snel zomervakantie en in de overvloedige Franse zomerzon kleurde mijn gele haar al snel wit. En na de zomervakantie 30
kreeg ik vaak te horen: ‘Staat je goed Henk, dat witte haar. Je lijkt zo een stuk jonger’. En nu loop ik als een jonge Griekse God weer door de school. Stiekem kijk ik af en toe even in de spiegel. En dan, nog stiekemer, maak ik een klein Springetje in de lucht. Toch leuk, dat Spring.
31
Even voorstellen: Musa JO S S T OK M A N, D O C E N T RO C L E I DE N
Augustus 2010. In de klas onderwijsassistent niveau 4 bij ROC Leiden verschijnt een groep studenten. Ze hebben heel veel zin in hun nieuwe opleiding. De groep studenten is divers samengesteld. Wij docenten van de opleiding onderwijsassistent (OA) geloven in diversiteit. In de groep zitten ook mannelijke studenten. Over een van die jongens gaat dit verhaal. Laten wij hem Musa noemen. Even voorstellen: Musa, een Turkse jongen, is 18 jaar als hij bij ons in de klas komt. Hij heeft een vooropleiding op het vmbo gedaan en dus mag hij bij ons beginnen. Als ik de groep voor het eerst in de kring hebt gezet en ik de namen noem om de aanwezigheid vast te stellen, kom ik natuurlijk ook bij Musa. Hij zegt niets. Hij zit in de kring – een hele stoel erachter – met zijn jas aan, zijn capuchon op en zijn ogen dicht. Gelukkig krijg ik reactie en kan ik verder. Ik besluit om niets van jas en capuchon te zeggen. Tijdens de lessen sociale vaardigheden komen langzamerhand de achtergrondverhalen los. Na ongeveer zeven maanden heb ik als plaatsvervangend studieloopbaanbegeleider het eerste echte gesprek met Musa. Uit dat gesprek komt naar voren dat Musa eigenlijk geen tijd voor school heeft. Hij bokst (hoog) en werkt erbij om vader en moeder te ondersteunen. Hij verzuimt. Er is één lichtpuntje en dat is zijn beroepspraktijkvorming. In het tweede leerjaar krijgt Musa de geest. Ik kan hem steeds beter bereiken. De capuchon is af, de jas is uit. We hebben een band/klik. Hij vertrouwt mij. Als ik hem weer op een basisschool bezoek voor een begeleidingsgesprek, blijkt dat de juffen en meesters heel blij met 32
hem zijn. Naast het feit dat hij goed kan omgaan met de kinderen heeft Musa zijn criminele straatvrienden vaarwel gezegd. Dat is knap, temeer omdat die straatvrienden elke dag bij de basisschool staan. Hij weet de lokroep van de straat te weerstaan. Uiteindelijk – het is natuurlijk niet helemaal koek en ei- krijgt Musa voor een BPV-periode een onvoldoende. Daar baalt hij stevig van; hij is boos, maar blijft op school. Deze trotse Turkse jongen presteert het om gewoon een verlengde BPV te doen. In maart 2014 reiken wij Musa zijn diploma uit. Musa is trots. Ik ben ook trots. Team OA is trots. Het zag er in het begin helemaal niet goed uit voor deze jongen. Musa vertelt – tijdens de diplomering – dat hij het om mij heeft volgehouden. Het eerste jaar heeft hem geholpen. Het jaar waarin je binnen de lessen sociale vaardigheden moet praten, waarbinnen je bescherming krijgt als het anders gaat; waarbinnen je je veilig mag voelen, waarbinnen vaak een hele intieme sfeer hangt. Waarbinnen geleerd wordt: een groeispurt in identiteitsontwikkeling. Waarbinnen gelachen en gehuild wordt, waarbinnen – en daar ligt de wortel van succes – je gewoon jezelf mag zijn, je wordt geaccepteerd en je wordt meegenomen voor een volgende stap. Leren doe je ook zo: door betrokkenheid, acceptatie, geduld en voorbeeldgedrag.
33
Vooroordelen T ON VA N DE R S A N DE N, D O C E N T N E DE R L A N D S S C HOL E NG E M E E NS C H A P DE RO OI PA N N E N
Lesgeven aan een groep pubers is soms al lastig genoeg, helemaal als de groep voor 99% uit meisjes of voor 99% uit jongens bestaat. Althans, dat beweren collega’s die, net als ik, al jaren voor de klas staan. Zij zeggen dat het om de balans gaat: een klas waarin ongeveer evenveel jongens als meisjes zitten, zou gemakkelijker zijn om aan les te geven. Iets met groepsdynamiek of zo. Het volgende waargebeurde verhaaltje toont hopelijk aan dat het misschien wel een vooroordeel is om zo te denken, in ieder geval een generalisatie. In mijn mentorgroep, die bestaat uit tweedejaarsleerlingen aan een mbo-handelsopleiding, is Marieke het enige meisje. Je zou verwachten dat ze helemaal ondergesneeuwd wordt door al die testosteronbommen om haar heen, maar niets is minder waar: de jongens behandelen haar als één van hen en beschermen haar zelfs als jongens van een andere klas proberen avances te maken. Het is prachtig om te zien hoe die grote lummels van een jaar of achttien als bezorgde broers over haar waken. Op een morgen is Marieke afwezig, wat nogal opvallend is, omdat ze er normaal gesproken altijd is. ‘Meneer, waar is Marieke?’ vraagt Gijs, die als klassenvertegenwoordiger gewend is het woord te voeren. ‘Ik weet het eerlijk gezegd niet Gijs, ik heb geen ziekmelding of zo ontvangen.’ Op dat moment komt de directeur met een ernstig gezicht mijn lokaal binnen en vraagt of hij de klas, mijn klas, even mag toespreken. ‘Jongens, ik heb droevig nieuws voor jullie, ben ik bang.’ Zesentwin34
tig jongensgezichten staan even ernstig als dat van de directeur en gespannen luisteren ze (en ik natuurlijk ook) naar zijn mededeling. ‘Gisterenmiddag is er in het dorp waar Marieke woont een ongeluk gebeurd, waarbij zij helaas om het leven is gekomen.’ Van de normale stoerheid van ‘mijn’ jongens is ineens niets meer te merken: op hun gezichten is nu veeleer schrik, ontzetting en medeleven af te lezen. ‘Marieke stond voor de slagerij te wachten op haar moeder, die binnen was,’ gaat de directeur verder. ‘Ze had als altijd haar oortjes in en stond naar haar lievelingsmuziek te luisteren. Op dat moment wordt een automobilist onwel en verliest de controle over het stuur. Hij rijdt zo het trottoir op en schept daarbij Marieke, die op slag dood is.’ Handen worden voor monden geslagen, handen wrijven door ogen en tweeënvijftig ogen kijken vragend naar mij. ‘Ik hoop dat jullie als klas samen met jullie mentor kunnen helpen om Marieke een waardig afscheid te geven. Op de medewerking van de school kunnen jullie uiteraard rekenen.’ En met een kort knikje naar mij en even een hand op mijn schouder verlaat hij het lokaal. Nu begint iedereen door elkaar te praten. Het is Gijs die het voortouw neemt. ‘We moeten iets moois voor haar doen, mannen. Ik stel voor dat we in groepjes van vier wat ideeën op papier zetten. Dan kunnen we het beste idee uitwerken.’ Een dag later zijn ze het eens en ze hebben mij ingeschakeld om te helpen met een afscheidsgedicht. Als leraar Nederlands hoef ik niet eens zoveel veranderingen aan te brengen in de ontroerende dichtregels, die ervoor zorgen dat ik een brok in mijn keel krijg. Mijn jongens hebben er duidelijk goed over nagedacht. In de kerk zitten we met zijn allen bij elkaar, de jongens wat onwennig in hun pak of colbert, maar stuk voor stuk gefocust op wat ze gaan doen en vervuld van een heilig vuur dat ze het voor Marieke doen, dat ze het niet minder dan verplicht aan haar zijn. Op een teken van 35
Gijs staan ze op als de pastoor hen naar voren wenkt. Ze gaan om Mariekes kist heen staan en als één man leggen ze er elk een witte roos op. De hele kerk hoor je snikken, zo indrukwekkend is het gebaar van haar klasgenoten. Ook de jongens staan met tranen in hun ogen, net als ik. Dan haalt Timo een vel papier tevoorschijn en leest het gedicht voor dat ze met z’n allen hebben gemaakt. Links, rechts, voor en achter mij worden er nu neuzen in zakdoeken gesnoten en als de jongens op de tonen van een van Mariekes lievelingsliedjes langzaam naar hun plaats teruglopen, zie ik de vele gezichten van de aanwezigen met een soort bewondering naar hen kijken. Het is dat applaus in deze omstandigheid niet passend is, anders hadden ze het zeker gekregen. Mijn jongens. De rest van het schooljaar is de klas veranderd, alsof door de dood van Marieke alle jongens in een klap volwassen zijn geworden. Niets is er meer over van de hanige opmerkingen na het weekend, de lusteloze reacties op het opgegeven huiswerk of het ongeduld als het vrijdagmiddag het laatste uur is. Gelukkig komt na een paar weken de vrolijkheid beetje bij beetje terug, het zou niet goed zijn als het anders zou zijn. Maar het is een vrolijkheid die het lesgeven niet bemoeilijkt, maar juist gemakkelijker maakt: er is een soort band tussen de school en de jongens ontstaan die uniek is. Hoezo is lesgeven aan zesentwintig jongens van een jaar of achttien moeilijk? Het ligt er maar net aan wat je met zijn allen meemaakt in een schooljaar. Nu nog, zoveel jaren nadat het noodlot toesloeg, moet ik soms aan mijn jongens van toen denken. Zo’n klas zou ik elk jaar wel willen.
36
© Giel Derks
37
Toch een beetje juf! K AT H Y U DI NG , BE S T E PR A K T I J KOPL E I DE R VA N 2 012
Ingeschreven voor de havo (start schooljaar ’98/’99). Boeken in huis, kaftpapier gehaald en de rest van de spullen die niet meer naar mijn zin waren na 4 jaar mavo. Ik hou ervan alles op de rit te hebben, dus de voorgaande jaren werden mijn boeken direct gekaft; ik wilde niet dat er iets mee zou gebeuren. Maar nu zaten ze nog in hun plastic folie, in een doos samen met de andere nog niet aangeraakte spullen. Een beetje treurig eigenlijk. Mijn tweelingzus had zich ingeschreven voor de kappersopleiding en was al druk met al haar spullen. Het oefenhoofd stond al op de standaard, rollers erbij en verschillende soorten kammen en borstels. Vol verwondering keek ik ernaar. Mijn moeder, die me gelukkig heel goed kent, vroeg aan mij: ‘Weet je zeker dat je naar de havo wilt?’ En ik zei volmondig JA. Ik wilde juf worden. Mijn eerste havo-dag was aangebroken en ik was zo’n beetje gebroken. Niet fraai, maar wel waar. Ik wilde niet naar de havo, maar kapster worden. Dus met boeken in de auto op weg naar school. Om mijn boeken in te leveren welteverstaan. Mijn mentor was in shock. In één dag uitgeschreven bij de havo, ingeschreven voor de kappersopleiding. Om te starten met de kapperopleiding, moest ik werk hebben. Ik moest binnen een week een baan hebben bij een erkend leerbedrijf voor minimaal 24 uur per week. Mijn moeder zei: ‘Ga maar bij Cosmo werken’. Mijn zusje werkte daar inmiddels al een half jaar, en ze werd goed opgeleid. Doodeng vond ik het. Zo’n groot bedrijf! Stil en verlegen als ik was (soms nog ben) kwam ik daar de trap op. Er stond een meisje achter de balie met kort paars haar. ‘Goedemiddag, wat kan ik voor je doen?’ Slik… ‘Ik vroeg me af of jullie nog nieuwe leerlingen zoeken?’ Dat moest ze even 38
navragen. De kantoordeur ging open en daar kwam de leidinggevende aan, en die keek nogal verbaasd en zei: ‘Ben je daar nu alweer??’ ‘Ehm...ik ben hier niet eerder geweest, misschien is mijn zusje hier geweest?’ ‘Nou dan moeten jullie wel een tweeling zijn, hahahaha.’ Ik bevestigde dat en mocht mee het kantoor in. Een praatje gemaakt over waarom ik nu pas kwam solliciteren en wat mijn ambities zijn. Dus streber als ik ben, zei ik dat als ik iets doe ik het op mijn allerbest wil doen en dat ik misschien later wel voor mezelf wilde beginnen. Dat ik er even voor nodig had erachter te komen wat ik nu precies wilde maar dat ik nu 100% zeker was van mijn zaak. Het gesprek werd afgerond met de mededeling dat ik later zou horen of ik aangenomen was. Maar daar had ik niks aan, ik wilde NU weten of ik hier plek had, anders mocht ik niet aan mijn opleiding beginnen. Dus uitgelegd hoe of wat en gelukkig aangenomen!! Nu, zestien jaar later, zit ik inmiddels zelf al bijna dertien jaar in datzelfde kantoortje als leidinggevende. In 2001 ben ik zelf de nieuwe jongens en meiden die bij ons kwamen werken gaan begeleiden. Geweldig om te doen. Ik vind dit onderdeel van mijn werk nog steeds één van de leukste dingen binnen ons vak. In de afgelopen vijf jaar ben ik mijn werkzaamheden als docent gaan uitbreiden. Wat begon met af en toe helpen bij het afnemen van praktijkexamens op de kappersopleiding, ging over in ziektevervanging op dinsdag waarbij ik zelf praktijkles ging geven. Die dinsdag af en toe werd steeds vaker en inmiddels ben ik op dinsdag vast te vinden bij het Beauty College in Utrecht. In november 2012 werd ik gekozen tot Beste praktijkopleider van Nederland in de Uiterlijke Verzorging, om hierna door te gaan naar de finale in april 2013 van de brancheoverstijgende verkiezing, en met trots mag ik zeggen dat ik daar gekozen ben tot Beste Praktijkopleider van Nederland. Zo zie je maar dat leren niet alleen met verstand te maken heeft. Volg je hart, uiteindelijk volgt je verstand vanzelf!
39
Stinkstokken... M A RT I N VA N W I J K , C IO S A R N H E M
‘Dag lieve kinderen, zijn jullie daar weer? En hoe was jullie vakantie?’ ‘Nou meester, ik ben in de dierentuin geweest en heb gefietst met mijn moeder en die had toen pijn in haar billen. Papa heeft toen biefstuk gehaald en die was heel lekker. Maar meester, waarom loopt u op sokken in de gymzaal dat mag toch niet?’ ‘Ja kinderen, ik ben vandaag mijn gymschoenen vergeten. Wat dom van mij. Maar jullie vergeten toch ook wel eens je gymspullen?’ ‘Ja meester, maar dan zegt u altijd dat we op chocoladehageltjes moeten trakteren. Gaat u trakteren nu?’ ‘Maar kinderen, nu we het toch over sokken hebben... Hoe gaat het met jullie sokken vandaag? Zijn ze al wakker? Doe je schoenen maar even uit en laat maar eens zien hoe mooi ze zijn...’ ‘Meester, ik krijg mijn veters niet los!’ Geef niet, ik help wel even want ik heb mijn strikdiploma al heeeeel lang... Sowee, wat zie ik nou? Jij hebt je sokken verkeerd om aan. Doet dat geen pijn?’ ‘Huh meester, dat kan toch helemaal niet?’ ‘Echt wel want kijk maar op mijn gymmeestersokken... daar staat echt L en R op.’ Vol ontzag worden mijn sokken bekeken. ‘Wat is dat dan L en R..?’ ‘Nou kinderen, dat betekent dat ze Lekker Ruiken...’ Ondertussen beginnen de kids aan hun sokken te friemelen, trekken 40
ze uit, ruiken er aan of duwen ze onder elkaars neus. ‘Wisten jullie trouwens dat er in jullie sokken lieve kleine kriebelbeestjes wonen? Die kriebelkonten zijn gek op warme donkere plekken en wonen graag tussen jullie zweterige wiebeltenen.’ ‘Getver meester dat is niet zo!’ ‘Ja echt wel, want als er teveel van die kriebelkonten in je sokken zitten gaan ze ruzie maken wie er in jouw sokken mogen wonen.’ ‘Ja meester, dan gaan je voeten jeuken toch?’ ‘Kijk jij bent een slimmerik, want dat klopt inderdaad. Maar dat is helemaal niet lekker toch van die kriebelbeestjes die in jouw sokken ruzie maken en gaan knabbelen aan jouw jeukerige wiebeltenen.’ ‘Getver!’ ‘Nou kinderen, wie weet wat we er aan kunnen doen?’ Meester, ik weet het... gewoon geen sokken meer aandoen!’ ‘Haha grapjas, maar dan gaan ze in je mooie gymschoenen wonen en daar zitten poepen. Dat stinkt joh! Nee we moeten wat anders verzinnen, kinderen... Zal ik het voorzeggen dan? Heel makkelijk, want behalve je gymschoenen, je gymshirt, je gymbroek en je handdoek stop je ook een paar schone sokken in je gymtas. Makkie toch?’ Vol bewondering kijkt de klas me aan ... je hoort en ziet ze denken. ‘Zo kinderen, en dan heb ik nog een vraag aan jullie die we de volgende gymles gaan beantwoorden. Trek je die mooie witte pas gewassen super sport gymsokken nou aan VOOR of NA de gymles? Tot de volgende keer allemaal.’ En daar gingen de guppies van groep 3/4... Zal me benieuwen wat er tijdens het avondeten geantwoord is op de vraag: ‘En hoe was de eerste schooldag?’ 41
© Giel Derks
42
De intercity naar Amsterdam SH A R E E NA S C H U U R M A N, RO C MON DR I A A N
Ik ben verzuimmedewerker op ROC Mondriaan en kreeg eens vroeg in de ochtend een afmelding. Het was van een jongen die regelmatig afwezig was en die er ook om kon lachen als je hem confronteerde met dat zijn verhaal van afwezigheid niet klopte. Hij belde, want hij was erg ziek. Zo ziek dat hij niet zijn bed uitkon. Terwijl hij zit te vertellen, hoorde ik op de achtergrond luid: ‘De intercity naar Amsterdam vertrekt vanaf spoor 4.’ Het werd even stil aan de andere kant van de lijn waarna ik in de lach schoot. ‘Je bent niet ziek hè, jongen…’ ‘Nee juf…’ ‘Kom maar gewoon lekker naar school’ ‘Oké, tot zo…’ Toen hij eenmaal op school was, 2 lesuren te laat, stak hij zijn hoofd de hoek van mijn kamertje om: ‘Goedemorgen juf!’
43
Queen Latifa: levensverhalen lezen F R A N K S C H A A F SM A , RO C DE LT ION W W W.G E L E T T E R DH E I DE NS C HO OL S UC C E S . BL O G SP O T. N L
De hbo- en mbo-studenten die in de kantine van ROC Deltion in Zwolle over hun tafels zitten gebogen, merken hun omgeving nauwelijks op. Hun frisdrank blijft onaangeroerd en ze vergeten zelfs de taart die bij de lancering van het project levensverhalen is rondgedeeld. Ze zijn in gesprek over de levens van studenten van de Entree-opleiding die nog geen diploma hebben gehaald. Die ingewikkelde thuissituaties hebben, laaggeletterd zijn of Nederland als vluchteling zijn binnengekomen. De hbo-studenten journalistiek die de levensverhalen van hun medestudenten opschrijven, leren werelden kennen waarvan zij niet wisten dat die bestonden. De mbo-studenten voelen zich gehoord en denken mee over hoe zij hun verhaal het liefst verteld willen zien.
Vrij lezen in het mbo In september 2011 is START.Deltion begonnen met ‘Vrij-Lezen’. De hele school, zowel studenten als docenten, lezen op twee dagen in de week een half uur: romans, vakboeken… lezen en plezier hebben in het lezen, daar gaat het om. Het is verboden verder te lezen als je het boek dat je leest niet leuk of interessant vindt. En het werkt… Op twee ochtenden in de week van half twaalf tot twaalf uur is het doodstil in de school. Docenten zijn stomverbaasd: ‘Ik hoef niets te doen, de studenten pakken hun boek uit de kast en gaan lezen… en na een half uur moet ik zeggen dat het pauze is, anders lezen ze gewoon verder!’ 44
Leesmotivatie is het sleutelwoord. Als studenten lezen (weer) leuk gaan vinden, raken zij gemotiveerd om (meer) leeskilometers te maken. Dat is een geweldige stimulans voor hun leesvaardigheid, taalvaardigheid en het vergroten van hun achtergrondkennis. En zeker op het mbo is dit van groot belang. Het is van groot belang dat de docent meeleest met de klas. Niet even werk nakijken, bellen of presentie bijhouden, maar lezen. Een onverwacht groot succes. Het project loopt nu al drie jaar. Vooraf heb ik een klein onderzoek onder onze studenten gehouden. Het bleek dat de grote meerderheid van de studenten nooit een boek leest en ook helemaal geen boeken thuis heeft staan. Er is nu een nauwe samenwerking met het Mediacentrum (MICT) van het Deltion College en de Openbare Bibliotheek van Zwolle. De bibliotheek leverde in de vakantie driehonderd boeken, gericht op de mbo-studenten. Samen met het lectoraat pedagogische kwaliteit van het onderwijs van Hogeschool Windesheim en Stichting Lezen wordt er onderzoek gedaan naar de manier waarop vrij lezen in het Entree-onderwijs het best kan worden vormgegeven.
Echte verhalen Al snel bleek dat sommige mbo-studenten de boeken die we samen met medewerkers van de bibliotheek voor hen hadden geselecteerd, niet waardeerden. We hadden goed nagedacht over de collectie: jeugdliteratuur, boeken voor makkelijk lezen, vakboeken, informatieve boeken over onderwerpen als sport of gamen en tijdschriften. Toch vonden de mbo-studenten de boeken te saai of te kinderachtig. Ze wilden ECHTE verhalen lezen. Nu hebben ze hun eigen boek: Queen Latifa & andere levensverhalen uit het entreeonderwijs, dat op 13 mei 2014 op ROC Deltion werd gepresenteerd. Queen Latifa is een geweldig samenwerkingsproject geworden. Docent Eva Vriend van de opleiding journalistiek van Windesheim en ik hebben onze studenten met elkaar in contact gebracht. Samen hebben we nagedacht over hoe de verhalen van de mbo-studenten nu 45
het best konden worden opgeschreven. We wilden dat het interessante toegankelijke teksten zouden worden, rijk aan expliciete verbanden en aan context waaruit de betekenis van moeilijke woorden duidelijk zou worden. We wilden ook verhalen in het taalgebruik van de studenten zelf. Ter inspiratie lazen de studenten journalistiek verschillende korte verhalen, maar ook Annie M.G. Schmidt. Zij is er een meester in om eenvoudige taal toch rijk te laten zijn door zinnen in tweeën te knippen en met verbindingswoorden te laten beginnen en door met vraag- en antwoordconstructies te werken.
Levensverhalen Met levensverhalen wordt in een sociaal-maatschappelijke context veel gewerkt. Door het vertellen van levensverhalen kunnen mensen betekenis geven aan en ordening aanbrengen in hun ervaringen. Maar ook in het leesonderwijs zijn levensverhalen belangrijk. Het werken met eigen verhalen in het lees- en schrijfonderwijs kennen we vanuit traditionele vernieuwingsscholen zoals Jenaplan of Freinet, waar leerlingen leren lezen en schrijven met behulp van eigen teksten. Vaak over gebeurtenissen die ze zelf hebben meegemaakt. Ook in het zml-onderwijs wordt in het leesonderwijs met teksten gewerkt die leerkrachten schrijven over wat hun leerlingen ervaren. Eigen verhalen leiden tot motivatie en betrokkenheid bij het lezen.
Effect Aan het begin van dit schooljaar (augustus 2014) hebben alle leraren van START.Deltion voor alle studenten een exemplaar van Queen Latifa in de klas gekregen. Sommigen lezen het gezamenlijk, veel studenten lezen het voor zichzelf. De reacties zijn enthousiast. En niet alleen binnen de Entreeopleiding van het Deltion. Aan het eind van vorig schooljaar heeft het College van Bestuur als vakantiecadeau aan alle leraren van het roc het boek cadeau gedaan. Op een aantal opleidingen wordt het boek bij Nederlands gebruikt. Ook komen er verzoeken uit het land voor het boek.
46
Queen Latifa is naast bij leesonderwijs ook goed in te zetten bij burgerschapsvorming door de verhalen voor te lezen en erover te praten. Of misschien kunnen de verhalen studenten stimuleren hun eigen levensverhalen te gaan schrijven. In ieder geval hebben de mbo-studenten die in het boek staan, aangegeven dat ze trots zijn en dat alle docenten hun verhalen moeten lezen om hen echt te leren begrijpen!
47
Het leven van de beste praktijkopleider 2013 gaat soms over rozen W I M W E R I NG , PR A K T I J KOPL E I DE R 2 013 / C H E F W E R K PL A AT S
Bij de ene student moet je wat meer moeite doen om de interesse te wekken voor het vak dan bij een andere student. Dat is natuurlijk de charme van het werk als praktijkopleider en het maakt het des te interessanter. De bedoeling van een snuffelstage is dat een student een juiste keuze kan gaan maken voor zijn toekomst. Een student doorloopt daarom ook meerdere snuffelstages van twee weken bij verschillende bedrijven. Dit brengt mij op een voorval dat enkele jaren geleden gebeurd is. Een student moet voor zijn opleiding op zoek naar een stageplek en meldt zich keurig aan met de vraag: ‘Kan ik bij jullie stagelopen?’ Na de gebruikelijke gesprekken is hij door ons aangenomen om de bepaalde periode te komen stagelopen. Tijdens deze snuffelstage bloeide de student helemaal op: hij had het duidelijk naar zijn zin en was erg leergierig. Toen de periode afgelopen was, was mijn verbazing groot toen deze ‘man’ zich zonder enige aarzeling voor de tweede periode bij ons meldde met de woorden’ MAG IK HIER WEER KOMEN STAGELOPEN? DAN NEEM IK OOK ELKE DAG SNOEP MEE’. Het is natuurlijk geweldig om te horen dat een student het prima naar zijn zin heeft gehad en dat het voor hem al duidelijk is wat hij worden wil. We hebben contact gezocht met school en hebben na overleg besloten dat we zijn verzoek niet konden afslaan (zonder snoep natuurlijk). En hij heeft zijn tweede periode ook bij ons doorlopen. 48
Bevestiging Wat ook bij mij wel eens knaagt, is de vraag: ‘Doe ik het wel goed?’ Als je dan een bevestiging krijgt van school, is dat natuurlijk de pluim op je werk. Studenten die stage hebben gelopen, praten vaak over ons bedrijf. Zo belde een praktijkleraar van school om te vertellen dat hij was gecorrigeerd door een student die bij mij stage had gelopen. De uitleg van een leraar met betrekking tot een bepaalde handeling werd door de student onderbroken. Hij nam de uitleg over met, in zijn ogen, de juiste en snelste manier om tot een resultaat te komen met betrekking tot die handeling. De student had dat in zijn stage geleerd en had gezegd: ‘Bij ONS in het bedrijf doen we het anders, en dit gaat ook nog eens veel sneller.’ Als je dan hoort van de praktijkleraar, dat hij ook wat bijgeleerd heeft, krijg je toch wel een beetje een trots gevoel. En een bevestiging dat je op de goede weg bent. Daarom is het super belangrijk dat het contact met school goed is. Ook als bedrijf kun je veel leren van de school, hoe je de studenten goed kunt begeleiden. Als praktijkopleider heb ik zeer veel steun van collega’s; je kunt een student mijns inziens niet alleen opleiden. De diversiteit van een vak is groot en verschillende collega’s hebben verschillende inzichten, methodes en competenties. Daarom is het mijn taak als praktijkopleider hierin duidelijkheid en overzicht voor de student aan te brengen. Op een manier die voor de student leuk en interessant is, zodat hij plezier heeft in zijn stageperiode.
49
Tussen hoop en vrezen C A ROL I E N L A E I J E N DE C K E R , D O C E N T GR A A F S C H A P C OL L E G E
Tussen hoop en vrezen voor hem of voor mij ik weet het nog niet ‘Het is m’n hobby niet, dat lezen’ ‘Het hoort er nu eenmaal bij…’ ‘Ik weet het nog niet’ Je mag dan wel dyslectisch of autistisch wezen dat diploma haal je echt wel bij mij ‘Ik weet het nog niet’ Een jaar lang lopen pezen ‘Het is zo saai’ is wat je zei Ik weet het nog niet Of je het gaat redden in wezen Concentratie en doelgericht, hij ‘Weet het nog niet’ Je ziet de tijd voorbij racen Jaar bijna om, het is al mei Ik weet het nog niet Twee jaar later de eerste lesweek Wie komt daar binnen Twee niveaus verder waar ik eigenlijk niet van opkeek… Welkom, we gaan weer beginnen! 50
© Giel Derks
51
Het gewone bijzonder en het bijzondere gewoon BAU K E T U I N HOF, D O C E N T F R I E SL A N D C OL L E G E
‘Wat het gewone bijzonder maakt en het bijzondere gewoon’, zo begon een paar jaar geleden mijn filosofieles. Het was een gok, zeker op een sportopleiding, waar het ‘feitelijke’ het doorgaans wint van het ‘vluchtige’, maar desalniettemin. Toen ik vroeg hoe het zou zijn wanneer we zouden leven zonder tijd, kon ik me terugtrekken als simpelweg de gespreksregisseur. De leerlingen stuwden elkaar op met verzinsels, beschouwingen en wensen. Want het begrip ‘tijd’ is tenslotte diep geworteld in onze samenleving in het algemeen en in het onderwijs in het bijzonder. Soms lopen lessen zoals het moet zijn en soms moet het zo zijn dat het zo loopt: aan het eind kwamen we gezamenlijk tot de conclusie dat we een experiment gingen opzetten: een boerderij huren, de ramen afplakken en dan proberen de ritmiek van het alledaagse te verstoren. Hoe? Dat was aan mij. Het duizelde me even toen de laatste leerling de deur van het klaslokaal dichttrok. Welke consequenties had dit? Kon ik de verantwoording hiervoor dragen? De laatste opgewonden stemmen stierven langzaam weg in de gang en gedachteloos keek ik door het raam naar de enthousiaste gezichten op het schoolplein. De contouren smolten op weg naar hun thuis. En ik, ik bleef achter in een verzengende stilte en probeerde mijn gedachten te ordenen. De dagen erna gingen we onze ideeën vormgeven. Er waren tien leerlingen die de uitdaging aan wilden, de anderen verdeelden zich in dag- en nachtploegen. Zij waren de begeleiders van het project. Ik ging naarstig op zoek naar een geschikte locatie en brak mijn hoofd over de bekostiging ervan. Maar, indachtig de filosofie dat niets onmogelijk is, ging 52
ook ik amechtig aan de slag. De leerlingen werkten in groepjes en ik kreeg aan het einde van elke les de resultaten daarvan onder ogen. Mijn verbazing groeide evenredig aan verwondering en kroop vastbesloten door naar bewondering. Voor deze prachtige leerlingen. Grote mensen in wording. Zonder uitzondering. Langzaam naderde de startdag. We begonnen op een zondag (!) om elf uur met het afplakken van ramen, zodat er in elk geval geen sprake kon zijn van het meeliften op een dag-, avond- en nachtritme. Twee uur later kwamen de leerlingen die zich wilden wagen aan het Grote Onbekende. En ik als docent? Ik liep rond, hakte hier en daar een knoopje door en ging op in de energie van deze bijzondere groep. Gezien mijn achtergrond vonden ze dat ik interviews moest houden en vooral hun psychisch evenwicht goed moest monitoren, zodat iedereen gezond de eindstreep kon halen. Ruimschoots van te voren wilden ze de ruimte betreden, waar ze vijf dagen gingen vertoeven. Eindelijk was het zover. Beneden stonden stoelen, tafels en was er ruimte om als groep te eten. Via een open trap kwamen ze bij de bedden. De enkele toegangsdeur was stijf beplakt, zodat alleen lamplicht de leefruimte ving. Ze kregen koffie, thee en mochten een rokertje enkel opsteken met een blinddoek in een andere kamer, onder begeleiding. De dagploeg verdween ’s avonds om acht uur en werd afgelost door de avond-/nachtploeg. Ik hield af en toe wat interviews met camera, om ze later nog eens voor te leggen als historisch archiefmateriaal. Iedereen schatte de tijd nog aardig goed in. ’s Nachts om drie (!) uur kregen ze boerenkool met stamppot voorgeschoteld en in de loop van de tweede dag begonnen een aantal leerlingen de tijd al kwijt te raken. Eentje werd zelfs wat paniekerig, die mocht even wat zalvende avondlucht opsnuiven en zo weer wat tot rust komen. Mijn spanning nam met het uur toe, wat gebeurt er als..., maar al snel werd ik ook weer besmet met het enthousiasme van de groep en meer en meer ging ik geloven dat we met iets heel bijzonders bezig waren. De dagen gingen langzaam, de groep begon zich te vervelen 53
en leerlingen stortten hun hart uit voor de camera. Op de derde dag was alle besef van tijd verloren, de ene vond het een opluchting en verrijking, de ander miste toch de telefoon, het horloge, de precisie van het bestaan. Maar naast de ‘gewone’ klok, ging ook de ‘biologische’ klok zich roeren. Het eet- en slaapritme was volledig ontregeld. Ze hadden enkel houvast aan het feit dat een journalist langskwam om het verhaal op te tekenen. En dan moest het wel ochtend of middag zijn, want de krant verscheen ’s avonds. Of was het toch avond en was het artikel voor de krant van de volgende dag? We testten het geheugen. Ik las een tekst begrijpend lezen voor en ze moesten eenvoudige vragen beantwoorden. Dit bleek heel lastig en dat vonden ze maar wat interessant, want dat was op deze manier toch mooi aangetoond! De interviews die ik afnam, werden behoorlijk persoonlijk van aard. Dus bleek dat het ontbreken van tijdsbesef goed was voor de emotionele ontwikkeling van een mens! Aldus een blije toehoorder, die zijn overtuigende conclusie gelijk met de groep deelde. En zo vervlogen de momenten, totdat het donderdagmiddag werd. Een stoet ouders reed het erf van de boerderij op, om hun kind af te halen en een vleug mee te krijgen van deze bijzondere leerervaring van hun kind. We telden van tien terug naar één en toen ritsten ze alle blinderingen van de ramen en deuren. Een prachtige zon verlichtte de omhelzingen die plaatsvonden. Leerlingen vertelden honderduit, vaders en moeders bezworen hun opkomende tranen (want alles was veilig verlopen) en ik? Ik keek naar dit tafereel, dat ontstond op een gewone schooldag. Met een gewone les. Een gewone klas leerlingen. Op mijn school. Mijn filosofieles, met als bedoeling dat je altijd moet streven om leerlingen iets blijvends mee te geven. En dat viel op dat laatste moment samen: het licht, de tijd, de vreugde. Over tien jaar wisten ze nog precies hoe dit gelopen was. Hoe dit ontstaan was. En over twintig jaar stimuleerden ze hun kinderen om een experiment aan te gaan, bedacht door een enthousiaste docent, die het gewone bijzonder durft te maken. En het toeval uit handen geeft. 54
De kleine samenleving ANNEMAR IE STEENBERGEN, DOCENT KONING WILLEM I COLLEGE
Als mensen op feestjes horen dat ik lesgeef aan jongeren op het mbo, krijg ik meestal dezelfde reactie: jee, dat lijkt me een moeilijke baan zeg, een moeilijke doelgroep. Ik reageer langzamerhand vanuit de automatische piloot: valt wel mee hoor, het is juist een interessante doelgroep. Adolescenten die aan de poort staan van de maatschappij, die grote keuzes moeten maken, zoals het kiezen van een studie, een baan, een relatie voor het leven. Maar ergens hebben die mensen op feestjes wel gelijk: het is inderdaad niet zomaar een doelgroep. De mbo-klas is een mengelmoes aan culturen en godsdiensten, verschillende achtergronden, milieus en jeugdervaringen. En dat ook nog in de adolescentenfase met vaak nog puberend gedrag. Meestal wonen deze leerlingen nog thuis, in een provinciaal stadje of dorp en hebben zij vaak op een betrekkelijk kleine school gezeten in een relatief homogene groep en dan worden ze bij ons, een groot roc met duizenden leerlingen, geconfronteerd met leeftijdsgenoten uit talloze andere woonplaatsen met andere ideeën, gedragingen en verwachtingen. Deze melting pot treft elkaar iedere dag op zo’n 30m² en dat gedurende twee jaar, stage niet meegerekend. In mijn klas. Dat geeft veel dynamiek, soms veel wrijving en vraagt veel van mij als docent. Het docentschap voelt voor mij als een weegschaal, een balans. Aan de ene kant ben je bezig met je vakkennis, je bent immers een vakdocent, met daarbij het eisenpakket wat er van je van hogerhand wordt verwacht ten aanzien van exameneisen, scholing, passie, technieken, variatie in werkvormen, ict en noem maar op. Die kant 55
van de balans slaat al regelmatig door en legt een druk op het leraarschap maar dan komt het, dat is nog maar de helft van de weegschaal. Aan de andere kant is er namelijk de klas die aan je trekt waarin jij de hoofdrol speelt en tevens de regie over voert. Je bent de opvoeder, de mediator, de diplomaat, de maatschappelijk werker en ja soms ook politieagent. Niet omdat jij zozeer die rollen wilt vervullen. Nee, omdat de klas dat van jou verwacht. Je blust brandjes, je biedt een luisterend oor, je deelt tissues uit en soms krijg je een ‘boks’ omdat de juf nou eenmaal ‘swag’ heeft en niet bepaald ‘skeer’. De klas, dat is de maatschappij, maar dan bestuurd door één persoon. Jij stelt regels, jij controleert en jij voert zelf ook de regels uit. De kunst van het balanceren is dus om zelf geen dictator te worden in je eigen minimaatschappij. De klas is een kleine samenleving waarin de waarden van democratie en rechtsstaat misschien nog wel het meest op de proef gesteld worden. Want vrijheid van meningsuiting wordt in de minisamenleving regelmatig verward met het uiten van ongenuanceerde meningen en van een stelligheid, ‘omdat het altijd zo is’, ‘omdat ik dat nu eenmaal vind’ en ‘juf, u begrijpt zo toch ook wel wat ik bedoel zonder dat ik het beargumenteer’. Nee jongen, ik begrijp het niet. Sterker nog, ik mag het niet eens begrijpen. Want ik moet van jou een volwassene maken met een beroepshouding die past bij een juridisch medewerker. Omdat de overheid dat van mij verwacht en omdat het beroepenveld dat van mij verwacht. Ik moet jou kneden, schuren en boetseren, net zolang totdat er een beeld van jou ontstaat dat voldoet, waar wij op afgerekend worden als opleiding, waar je ouders trots op zijn en dat door de maatschappij met open armen wordt ontvangen. Maar dan in de grote wereld jongen, niet meer in mijn klas. Voortaan zeg ik op feestjes dat ik werkloos ben en vraag ik of ze een goed woordje voor me kunnen doen omdat ik van alle markten thuis ben. 56
Aandacht, daar draait het om in de horeca én in het onderwijs RON W I E G E L , D O C E N T HOR E C AOPL E I DI NG NOVA C OL L E G E
Aandacht, daar draait het om in de horeca. Geheid dat je een bord anders op tafel zet, als je denkt aan eten dat je zelf lekker vindt. En schenk een fles wijn uit alsof je een baby’tje in je armen houdt. Het feit dat jij het behandelt als iets kostbaars, voelen en waarderen gasten. Aandacht is ook belangrijk in het onderwijs. Eén van mijn niveau 2-studenten, een meisje, begon haar stage met bedienen in een eenvoudige zaak. Het harde werken viel haar tegen. Ze overwoog ermee te stoppen. Maar in de horeca moet het geld worden verdiend in een relatief korte tijd. Toen we dat bespraken, kon ze de stress die er soms bijkomt beter op waarde schatten. Ze kreeg zelfvertrouwen, werd goed in haar vak en wilde hogerop, naar een zaak van niveau. De eigenaar van deze zaak durfde het met haar aan. En ze is succesvol, ze bedient zelfstandig de kaaswagen. Door haar deze kans te geven, zeiden we letterlijk: wij geloven in jou.
Plekje Voor iedereen is later een plekje, en iedereen wil iets bereiken. Die gedachten zitten altijd in mijn achterhoofd. Aan het begin stel ik me voor als Ron Wiegel, maar ze spreken me altijd aan met ‘meneer Wiegel’. Respect bouw je samen, als student en docent, op. Door te luisteren en uit te stralen dat je in ze gelooft.
57
Veiligheid Zelfs de eenvoudigste opdracht, zoals een telefoongesprek voeren, is voor sommige studenten heel lastig. Je onderschat dit snel. En ook al zit ik met kromme tenen bij het gesprek, na afloop zeg ik altijd: het ging goed hè? Mensen weten zelf heel goed wat ze fout doen, daarop hoef je ze niet te wijzen. Als ik een paar dagen later vraag hoe het gesprek precies verliep, dan merk je dat ze hebben nagedacht over wat er beter kon. Vaak ontbreekt het jongeren aan eigenwaarde. Maar je kunt alleen leren als je een beetje zeker over jezelf bent, als je weet: fouten maken mag. Aan mij de taak om die veilige situatie zo snel mogelijk te creëren.
Voorbeelden Eigenlijk moet elke docent in het beroepsonderwijs uit het vak zelf komen. Wij leiden namelijk ‘doeners’ op, hun aandacht houd je het beste vast met praktijkvoorbeelden. Regelmatig put ik uit dit soort eigen leermomenten. Zoals die ene vaste gast in het sterrenrestaurant waar ik werkte, die de eigenaar van een Italiaans automerk meenam om zaken te doen. Tijdens het diner bestelden ze twee zeer dure flessen wijn. Nieuwsgierig vroeg ik de keer daarop of die wijn zijn geld waard was geweest. Tot mijn verbazing herinnerde hij zich de wijn ‘niet in het bijzonder’. Daarvan heb ik geleerd: duur is niet per se beter.
Toneelstuk Horeca is entertainment: het mensen naar de zin maken. Mensen gaan uit omdat ze verrast willen worden. Mijn studenten houd ik voor dat het lijkt op een toneelstuk waarvan zij één van de spelers zijn. Regelmatig eet ik buiten de deur om te ontdekken waarom een restaurant populair is. Laatst nog bij restaurant De Wilde Zwijnen in Amsterdam; ik zag dat het een zaak is met een moderne uitstraling waar ze creatief en duurzaam koken, met meer groenten en minder vlees. Dat is wat veel mensen op dit moment aanspreekt.
58
Aandacht Om te entertainen, moet je kunnen observeren. Als opdracht geef ik studenten mee te kijken hoe mensen zich gedragen. Die oudere dame tegenover je in de bus, is zij op weg naar haar kleinkinderen of naar haar werk? Ik leer hen kijken, zodat ze aan een gast kunnen zien of hij gelukkig is of niet. Of het zakelijke gesprek goed gaat. En of gasten iets willen bestellen. Als een gast zijn hand opsteekt en dus wenkt, ben je eigenlijk al te laat. De gast vráágt dan om aandacht, maar aandacht moet je eigenlijk geven, schenken. Aan gasten en studenten.
59
© Giel Derks
60
Ik ben toch geen vogel?! C H A R L O T T E M AC K AY, D O C E N T RO C MON DR I A A N
Studenten moesten tijdens de introductiedagen een leerstijlentest maken. Eén van de vragen die voorbij kwam was: ‘Ik werk snel. Ik houd ervan om van het ene naar het andere te fladderen.’ Een student vroeg mij bij deze vraag: ‘Wat is fladderen?’ Om mijn antwoord hierop te kunnen geven, begon ik te vertellen dat een vogel fladdert, om daarmee de link naar de vraag uit de leerstijlentest te kunnen maken. De student was mij echter voor en zei meteen: ‘Maar mevrouw, ik ben toch geen vogel?!!’
61
Naar school: met decolleté of driedelig pak G E R A R D S A N BE RG , ON DE RW I JS GROE P T I L BU RG
Begin jaren tachtig gaf ik maatschappijleer bij één van de voorlopers van ons roc, de RKMTS in Tilburg. Daar zaten toen maar een paar Turkse en Marokkaanse jongens op, dat waren echt uitzonderingen. Op een ochtend ben ik nogal vroeg op school en zie een Turkse jongen die ik in de klas heb, Ilias, in een verder verlaten gang uit het wc-blok komen met een overvolle plastic tas in zijn hand. Eh? Een beetje verlegen legt Ilias uit: daar zit zijn driedelige pak in. Hoe dat zo? Zijn vader is zo trots dat hij op de MTS zit, dat hij wil dat Ilias in een pak naar school gaat. Maar ja, in een driedelig pak loop je op school natuurlijk voor schut, dus zijn moeder geeft hem een spijkerbroek mee en hij zorgt dat ie vroeg op school is en verkleedt hij zich op de wc, vóór de lessen beginnen. En of ik er verder niet over wilde praten. (Na dertig jaar breek ik die belofte.) Vorige maand zat ik in de trein naar Eindhoven. In Oisterwijk stappen drie meisjes in, een onevenwichtig trio: twee kuise, gesluierde moslima’s (wel allebei met een hippe koptelefoon over hun sluier) in lange, hoog dichtgeknoopte jassen. En een blonde Hollandse. Ze ploffen onelegant en met veel misbaar op de harde, ongemakkelijke stoptreinbanken. De trein begint te rijden, de meisjes nemen hun modieuze tasjes op schoot en knopen fluks hun jassen open. Het meisje links heeft een vuurrood giletje aan met daaronder een zwart t-shirt. Ze frunnikt onderaan de rand van het shirt, trekt er hard aan en creëert zo een fors decolleté. Ze kijkt keurend omlaag. Ik ook. Dan doen ze allebei hun koptelefoon af. En de bovenste sluier af. En de sluier daaronder af. En onthullen zo hun strak naar achter getrokken haar dat in 62
een knotje achterin hun nek zit. Allebei: handen achter hun hoofd om het elastiekje los te maken en door hun haren te woelen. Ha! Mooie bossen donker haar. Ze hebben nog steeds geen woord tegen elkaar gezegd, het gaat allemaal bliksemsnel en geroutineerd. Hup, koptelefoons weer op. Het meisje met het decolleté kijkt weer omlaag. De vriendin kijkt mee en wijst op een lelijke puist in het decolleté: ’Dat moet je eronder houden’, zegt ze achteloos. Het meisje sjort de hals van haar shirt wat omhoog. De hele handel beweegt opgewekt mee en het puistje verdwijnt uit zicht. Ze doen hun tasjes open. Ze hebben mascara en eye-liner op, maar geen lipstick. Dat manco wordt helrood rechtgezet. Spiegeltje erbij. Nog een beetje aan dat shirt trekken. Dan komt uit een tasje een pakje filtersigaretten en ze steken er alledrie een in hun mond. De trein stopt in Boxtel, de meisjes stappen uit. Met openhangende, wapperende jassen en haren lopen ze gedrieën, nauwelijks van elkaar te onderscheiden, giebelend en rokend het perron af. Klaar voor school.
63
Bad MotherFuckers G E R A R D S A N BE RG , ON DE RW I JS GROE P T I L BU RG
Maatschappijleer geven aan metselaars – het heeft even geduurd voor ik het onder de knie had. Het waren geen kwaaie jongens (hoewel, de afko van de klas was ‘BMF’ en volgens hen stond dat voor Bad MotherFuckers), maar ik wist geen raad met hun reacties. Bijvoorbeeld. Het lokaal had grote ramen naar de gang en tijdens een les over vooroordelen liep er opeens een mooie meid langs. Stampei! Het lokaal was te klein: fluiten, joelen, stampen – ik ga de teksten niet herhalen, want het moet wel netjes blijven. Ik werd volkomen verrast en schaamde me de ogen uit m’n kop (de gêne tegenover zo’n meisje dat je die jongens niet stil kunt houden), maar het ging over vooroordelen – daar moest ik toch iets mee kunnen? Dus ik vroeg, toen het rumoer enigszins bedaard was: ‘Hoe denken jullie nou dat zo’n meisje dat vindt?’ ‘Nou, leuk natuurlijk.’ ‘Denk je dat echt?’ ‘Ja hoor.’ ‘Hé meneer, zullen we haar binnenhalen, dan kunnen we het vragen?’ ‘Ja zeg, ben je nou helemaal gek? Maar jullie moeten het wel vrágen, aan een meisje dat je kent. Je zus of je vriendin of je moeder: hoe dat voelt, als je ergens loopt en een groepje jongens/mannen beginnen dat soort dingen te roepen. Vráág dat nou eens.’ Het werd stil, dat vonden ze niet leuk: zij wilden keten en ik maakte er lesstof van. Op dat moment kwam het meisje terug en de stilte in de klas werd drukkend – tot er eentje zei: ‘Nou vooruit, iedereen houdt zijn muil’ en de hele klas zich grinnikend ontspande. Ook daarna kwam er natuurlijk af en toe een meisje over de gang en dan stootten ze elkaar aan – maar ze riepen/floten/joelden niet meer en dat was wel een overwinning, vind ik nog steeds. 64
Ik beschouw dit als een professioneel hoogtepunt in mijn onderwijscarrière, dat me dat lukte, maar waarom haal ik deze oude koe uit de sloot? Omdat er een lerarenregister komt! Een wat? Een lerarenregister! Een lijst van alle leraren in Nederland. En als je op die lijst staat kun je dat zeggen: kijk, ik ben registerleraar. En dan? Dan niets. Maar dat kun je dus wel zeggen, dan. Toch. De Onderwijscoöperatie maakt zich hier sterk voor: de AOb, de CMHF/MHP, CNV-O, PVVVO en BON samen! Zoveel organisaties die het willen – en wat is het nut? Ik zie het niet. Ze schrijven zelf: ‘Zo heb je voortdurend een goed beeld van je eigen ontwikkeling.’ Nou, ik weet niet zeker of ik daar blij mee ben, maar een register heb ik er niet voor nodig. Ik boek mijn eigen overwinningen (en nederlagen, jawel) voor de klas en een register voegt daar niets aan toe. Wat moet ik daar melden over mijn professionele vorderingen? Temt metselaars? Zo lang er geen metselaarsregister is, heb ik geen lerarenregister nodig.
65
Een basis voor de rest van je carrière PE G G Y L E U R S , PR A K T I J K BE G E L E I DE R T U I NC E N T RU M L E U R S
Zelf ben ik ook student geweest en de leukste stages herinner ik me nog altijd!! Zelf was ik een heel eigenwijze student. Ik kreeg bij mijn eerste stage de opdracht om in een tuincentrum in Nieuw-Zeeland alle plantentafels groen te verven. Er stonden 2 potten groene verf, ik mocht alleen de eerste kleur groen gebruiken, maar die vond ik als stagiaire zóóóó lelijk, dat ik gewoon de andere kleur groen heb gepakt en daar alles mee heb geverfd. Toen de rayonmanager kwam, werd mijn stage in eerste instantie per direct beëindigd, maar bij uitleg van mij dat dit in Nederland DE nieuwe trendkleur was, mocht ik blijven en kreeg ik direct een leuke stageplaats aangeboden als assistent-bedrijfsleider en mocht ik overal over meebeslissen. Ik hou dus van stagiaires die assertief zijn, niet zeuren, lekker meewerken, de handjes laten wapperen en buiten dat ook dingen durven te vragen, te onderzoeken en te regelen! Zo hadden we eens een heel leuke student die een medewerkerstevredenheidsonderzoek uitvoerde en die het vertrouwen won van alle 150 medewerkers door overal een dag lekker mee te werken. Deze student deed dat zo leuk en zo productief, dat daarna iedereen aan hem zat te trekken of hij niet op hun afdeling ook iets wilde onderzoeken of uitvoeren. Zo hebben we ook studenten gehad die zeiden dat ze absoluut niet mee mochten werken van school en alleen maar achter een computer een onderzoek mochten doen. Op onze reactie dat ze alleen maar draagkracht voor hun onderzoeken krijgen vanuit de medewerkers als ze af en toe ook even 66
lekker meewerken en met mensen praten tijdens dat werk, bleven ze volhouden dat dit niet de bedoeling was. Met deze studenten kunnen wij helaas niet samenwerken. Het moet een leuke wisselwerking zijn tussen een bedrijf en een student. Zo heeft een student een keer een hele dag met mij als directeur meegelopen en die vond dat zo leuk dat hij mij met allerlei kleine onderzoekjes heeft geholpen om op verschillende vlakken efficiënter te kunnen werken. Ook deze student pakte alles aan, met als gevolg dat hij ons vertrouwen won en veel info kreeg, daardoor leuke onderzoeken kon doen en goede resultaten voor zijn stage haalde en daarna: een eigen tuincentrum begon in Noord-Holland. Kortom: als je als student zin hebt in een leuke stage en je bent bereid om in jezelf te investeren. Dan kun je bij ons alle kanten op. Wij willen graag dat iedereen een leuke leerzame stage heeft, waar je je hele leven positief op terug kunt kijken. Het is een basis voor de rest van je carrière!
67
Hotelschool Venlo denkt ‘out of the box’ A N DR É DU I JGH U I SE N, M A NAG E R HO T E L S C HO OL V E N L O
Hotelschool Venlo, onderdeel van ROC Gilde Opleidingen, houdt niet van ‘jaren mee kabbelen op de golven’ maar probeert altijd met de kop boven het maaiveld uit te steken! Sinds twee jaar bieden wij een verkort traject aan voor studenten met een havo-diploma. Dit verkort traject is de mbo-opleiding Horeca Ondernemer Manager niveau 4. Voor havisten die nog niet naar het hbo willen of nog niet zijn aangenomen en een alternatief zoeken, is dit een mooi alternatief. De studenten krijgen een brede en praktische opleiding die een goede basis legt voor de toekomst. Na dit traject bestaat de mogelijkheid om door te stromen naar het hbo. Twee jaar geleden is Hotelschool Venlo gestart met deze opleiding. We wilden een stevige opleiding neerzetten, met basiskennis, praktijklessen, maar we zochten naar méér. Deze groep leerlingen vroegen zelf om meer uitdaging en zelfstandigheid. Ik heb mij als manager van de Hotelschool toen de vraag gesteld: ‘Tja, wat doe je als studenten vragen om méér uitdaging, om méér te leren en om méér praktijkervaring? Dan ga je aan de slag! En wat doe je als je zelf al langere tijd de wens hebt om met Hotelschool Venlo een echt hotel over te nemen? Dan trek je de stoute schoenen aan en gooi je een balletje op bij het bedrijfsleven! En wat doe je als het bedrijfsleven achter je plannen staat en één hotel al meteen enthousiast reageert? Dan heb je drie ingrediënten om een mooi recept te maken! Na veel praten, vragen stellen en brainstormen werden de plannen 68
steeds concreter. Alle ingrediënten smolten samen tot één fantastisch recept. In januari 2013 stond iedereen op scherp en klonk het startschot:
Take Over 2013 Het personeel van Hotel Arcen werd uitgezwaaid, de sleutel werd overhandigd aan de Hotelschool en de leerlingen namen alle touwtjes in handen. De leerlingen van de verkorte opleiding Horeca Ondernemer Manager werden hotelmanager. De eerstejaars leerlingen van de 4-jarige ondernemer manager opleiding werden het hotelpersoneel. Elke avond werd voor 100 gasten gekookt en geserveerd. Toiletten werden gepoetst en de bedden werden opgemaakt, want er waren vele gasten in het hotel. De receptie, de keuken, de bediening en de housekeeping draaiden op volle toeren. Het werd een spannende, vermoeiende en enerverende week! De leerlingen zijn deze week op alle gebied enorm gegroeid! De uitdaging waar we naar op zoek waren, was gevonden en bereikt!
Take Over 2014 Een jaar later was de opleiding gegroeid en waren er teveel ‘managers’ voor één hotel. De plannen werden opnieuw uitgerold bij het bedrijfsleven. Hotel Arcen zei ook dit jaar weer volmondig ‘ja’ tegen een nieuwe take over. Studenten gingen dus opnieuw aan de slag met de voorbereidingen van de tweede Take Over, met evenveel enthousiasme als in 2013! Ook voor deze studenten was alles weer nieuw en er werd een groot beroep gedaan op hun zelfstandigheid. Het draaiboek van het jaar ervoor had ik weggegooid. Geen beïnvloeding of gemakzucht maar zelf aan de slag. Samenwerking was het sleutelwoord in de voorbereidingen. Samen overleggen, taken verdelen en uitvoeren. Elkaar helpen bij vragen, onduidelijkheden en tegenslagen. Maar ook elkaar aanspreken op verantwoordelijkheden! De Hotelschool Venlo had gezorgd voor de randvoorwaarden van deze Take Over en stuurde bij wanneer dat nodig was. De leerlingen stonden aan het roer! Ze gingen voortvarend aan de slag. Zo veel mogelijk zelfstandig. Als ze 69
dreigden vast te lopen of als er vragen waren, dan werden ze voorzien van tips. Er waren regelmatig hobbels op de weg, maar de horizon werd langzaam helder. Met vallen en opstaan werd de startstreep bereikt en van 3 t/m 7 februari 2014 was alles weer tot in de puntjes geregeld en konden de deuren opengaan: Take over 2014 was begonnen! Twee volgeboekte hotels en honderden reserveringen voor het restaurant! Daar moet hard voor gewerkt worden. Plannen, organiseren en leidinggeven. Arrangementen samenstellen. Reserveringen aannemen en verwerken. Gasten ontvangen. Bestellingen opnemen. Culinaire maaltijden bereiden en uitserveren. Kamers schoonmaken. Alles om het de gast volledig naar de zin te maken! De Take over van 2014 heeft wederom gezorgd voor tevreden reacties en waardering. Het is fantastisch om te zien wat eerstejaars leerlingen kunnen bereiken. Dat zorgt voor veel positieve energie bij de leerlingen en bij de hotelschool Venlo. Ik ben er van overtuigd dat de Take Over zeer waardevol is voor de studenten. Het project heeft veel tijd en energie gekost zowel voor de leerlingen als voor de Hotelschool. Maar het is de inspanning zeker waard geweest. Iedereen kreeg er zoveel positieve energie van! In het restaurant van de Hotelschool Venlo proberen we het bedrijf zo goed mogelijk na te bootsen. Maar toch willen we onze studenten de mogelijkheid bieden om in een echte bedrijfsomgeving te leren. Het project ‘Take over’ brengt onze studenten dichter bij de werkelijkheid. Mijn overtuiging is: bied studenten de ruimte en de vrije hand, stuur bij waar nodig en heb vertrouwen! Dan zal de student het beste uit zichzelf halen! Ik ben als manager Hotelschool Venlo super trots op dit project. Komend jaar zal er wederom een Take Over gepland worden. Misschien zal de invulling en de uitvoering anders zijn. De keuze is aan 70
de studenten. Samen met hen wordt gekeken wat ze willen en wat mogelijk is. Er zijn inmiddels ideeën over een Take Over Boot. Heerlijk varen over de Maas, met aandacht voor de gast, heerlijke gerechten en een goed glas wijn. Dat is genieten van het goede Limburgse leven! Ik ben benieuwd hoe de plannen verder uitgerold gaan worden. Ik merk nu, in het prille begin van het schooljaar, al betrokkenheid en enthousiasme. Het moet het project worden van de huidige eerstejaars studenten. Met zelfvertrouwen gaan ze de uitdaging aan. Dit is de manier waarop ik het onderwijs vorm wil geven! Hier ben ik trots op.
71
Levenslessen N E L K A N T, BE L E I D SM E DE W E R K E R , T R A I N E R , C OAC H RO C R I J N I JS SE L
Augustus 2014 Ik loop in Arnhem in het centrum. Een jongeman, halverwege de 30, tikt mij op mijn schouder. ‘Bent u niet mevrouw Nel?’ ‘Dat klopt, dat ben ik’, antwoord ik. Ik kijk hem aan, maar van mij uit geen blik van herkenning. Al 35 jaar in het onderwijs betekent heel veel ontmoetingen met jongeren en volwassenen. ‘Ik ben Bastiaan, ik zat in de versnelde groep spw-4. U gaf ons toen een training sociale vaardigheden.’ ‘Wat leuk dat je dit nog herinnert. Wat doe je nu?’ ‘Ik heb na de spw, de sph gevolgd en ben nu pedagogisch medewerker in een instelling.’ ‘Wat geweldig voor je, ik heb in die tijd wel gezien dat je talenten had.’ We praten wat heen en weer en langzaam komen alle beelden van die groep weer naar boven. Ik geniet altijd van al de successen van deze jonge mensen. We nemen afscheid, maar voordat hij vertrekt geeft hij mij nog terug, dat hij mijn vorm van de les met het plakband zelf vaak inzet. De levensles die hij had meegekregen had hem als mens versterkt. Ik ga op een terrasje zitten en denk terug aan deze les.
Januari 2004 Ik gaf een training sociale vaardigheden aan eerstejaars spw-4 studenten. Het was een samengevoegde klas: 1A, jonge studenten (16/17 jaar, net van het vmbo) en 1B, studenten vanuit het versnelde traject (22/23 jaar, studenten met behoorlijk veel bagage cq. reeds opgelopen beschadigingen, maar allen toch gemotiveerd om de opleiding af te maken). De groep kende elkaar niet en moest samenwerken, 72
samen presenteren. De leeftijdsverschillen waren op die leeftijd net iets te groot. Maar wat meer meespeelde waren de verschillen van levensgeschiedenissen. De groep had last van elkaar. Het leren stagneerde en uiteindelijk dreigde een groot deel van de studenten dit onderdeel niet te kunnen afsluiten. Om ze te helpen inzicht te geven in elkaar, heb ik dwars door het lokaal een streep plakband geplakt. Studenten konden zich opstellen in twee delen. Een deel was voor studenten, die 75% ruimte hadden in hun hoofd om te leren en de overige 25 % was gevuld met andere zaken. En een deel voor studenten, waarvan 75% in hun hoofd gevuld was met levensgeschiedenis of problemen; 25 % bleef nog over om te leren. Iedere student plaatste zich in zijn deel. Het doel was enkel en alleen: eerst begrijpen dan begrepen worden (S. Covey). Geen uitleg, geen verhaal, geen oordeel, enkel en alleen waarnemen. Het resultaat was begrip en er kwam rust. De groep die meer leerruimte nodig had, heb ik een extra les aangeboden om het onderdeel te kunnen afsluiten. Op voorwaarde dat ik vooraf een overzicht kreeg van wat er nog afgemaakt moest worden en strikt half negen beginnen. Iedereen was aanwezig, ook de notoire telaatkomers. Na 2,5 uur was alles af. Daarna hebben we nog een half uur aan levenslessen besteed. Wat heb je geleerd van dit extra aanbod? Wat kun je met deze inzichten in je leven? Wat en wie heb je nodig om voor je zelf meer (leer)ruimte te creëren?
September 2014 Ik word benaderd door een bekende ouder. Zoon loopt vast in het mbo. De praktijk is zeer tevreden, maar de school is niet meer zo blij met hem. Organiseren en plannen is een groot probleem. In een gesprek blijkt dat hij structurele begeleiding nodig heeft bij zijn leren. Op de vraag ‘wat heb je nodig om voor je zelf meer (leer) 73
ruimte te creëren’ volgt: ‘Help mij overzicht te krijgen.’ Steun en sturing, waarschijnlijk ook de rest van zijn verdere leven. Het nieuwe schooljaar is weer gestart. Iedereen is druk met wat moet de student leren. Mijn missie blijft dat er genoeg tijd gemaakt moet blijven worden voor het hoe: om studenten te laten zien hoe ze ergens kunnen komen, de route van hun dromen, hun eigen levensles. Het aangeleerde vakgebied is voortdurende aan verandering onderhevig. Maar zelfkennis, zelfacceptatie en zelfwaardering zijn belangrijk in een snel veranderende wereld. Bruikbaar gereedschap voor deze nieuwe tijd en de arbeidsmarkt. Mijn dank aan alle studenten, docenten, instructeurs, die mij blijven inspireren.
74
Lissabon 2014 T O ON O ON K , BP V- C O ÖR DI NAT OR DE LT ION C OL L E G E
Ik loop alweer een aantal jaren mee en ik begeleid dus ook al wat langer ons project ‘Exportmarketingplan’ in Portugal. Dit project, geheel aansluitend op kwalificatie Assistent Manager Internationale Handel Buitendienst, is het paradepaardje van ons opleidingsteam. Leerlingen gaan voor een periode van drie weken naar het buitenland om een product, dat zij zelf hebben uitgezocht, aan de man te brengen. Ofwel ze gaan uitzoeken of er een markt voor is. In Nederland worden de nodige voorbereidingen getroffen en gewapend met hun kennis over het exporteren van een product komen ze dan aan in Portugal. In hun ogen al op voorhand een achterlijk land; dit vermoeden wordt gesterkt door het feit dat het internet het in de jeugdherberg niet altijd doet. Een cultuurschok die echter verrassende wendingen kan aannemen. Want niet de Portugezen hebben een probleem, maar zijzelf. Zij moeten hun product verkopen en zullen dat moeten doen met de middelen die voorhanden zijn. Zij moeten de boer op met een product en moeten hopen dat zij een Portugees tegenkomen die Engels spreekt, anders is het meteen al gedaan. Zij moeten hun vooroordelen overboord gooien over hoe mensen hun dag doorbrengen, dat de piepers niet om zes uur ’s avonds al op tafel staan, dat hun moeder niet mee is om hun troep op te ruimen en meer van dat soort eigenaardigheden. Gelukkig mogen ze in deze leersituatie ook hun fouten maken, daar leren ze van. Nog steeds geldt het adagium ‘Verkopen is luisteren’! en niet ‘Ik dacht: als mijn vader het lekker vindt, vindt een ander, een Portugees in dit geval, het ook lekker’. Ze zullen dus, wijs geworden, op onderzoek uit moeten gaan en zelf moeten ontdekken hoe de markt in elkaar steekt. Een schat aan ervaring wordt in deze drie weken opgedaan, een periode die ze 75
hard nodig hebben om aan het einde een stevig exportmarketingplan te kunnen presenteren in een examensetting waarbij de Câmara de Comércio Portugal-Holanda (de Nederlands-Portugese Kamer van Koophandel) ook haar steentje bijdraagt. Met andere woorden, een geweldig project. Maar waarom dit verhaal? Wel, om aan te geven wat de collega’s daar omhanden hebben. Het is natuurlijk elke keer weer een fantastische tijd om meer dan een week in Lissabon te zijn. Voor onze leerlingen een uitermate geschikte stad omdat het aanbod aan cultuur overzichtelijk is, het uitgaansleven redelijk aan hun verwachtingen voldoet en je bij mooi weer toch ook nog een strand kunt bezoeken, hoewel het dit jaar echt koud was in de tijd dat ik er zat. Maar het blijft werk. De ene keer gaat het wat soepeler dan de andere maar het gaat er wel om dat je van de leerlingen één groep maakt die elkaar op alle mogelijke manieren ondersteunt. En de leerlingen hebben een opdracht om een exportmarketingplan te maken en hierbij ben je gewoon leerkracht/ begeleider van het project. Dit zijn de gewone zaken waar je normaal gesproken in Zwolle ook mee bezig bent. Daarnaast breng je de rest van de dag/week ook met je leerlingen door. Dus ben je vraagbaak, begeleider, reisgids, oliemannetje, vader of moeder, en nog meer van dat soort rollen. Eigenlijk heb je, hoewel je natuurlijk ook je vrije tijd hebt, 24 uur per dag de verantwoordelijkheid voor je leerlingen. Ook ’s nachts, als het in de ongelooflijk gehorige jeugdherberg, het volume maar enigszins iets hoger is dan normaal. Een gebroken nacht komt dan ook wel eens voor. Of een leerling die met heimwee naar huis moet, of begeleiding naar het ziekenhuis nodig heeft, ook dat komt voor. Gebeuren er dan geen leuke dingen? Natuurlijk wel en daarom schrijf ik dan ook dit verhaaltje. Waar er in vorige jaren nog wel eens feestje gevierd werd buiten de deur, hadden we dit jaar een relatief rustige groep. In eerste instantie leek het wel een beetje saai. Maar al heel snel zag je hun initiatiefrijke kant. In het eerste weekend zorgde deze 76
groep ervoor dat de jeugdherberg er een ster bij kreeg. Van een gewone jeugdherberg werd het een hostel met zwembad. En of dat niet genoeg was, werden er om het heimwee te verdrijven wat vissen in het zwembad losgelaten die de rest van het verblijf keurig verzorgd werden. Aan het einde van deze projectweek zagen onze leerlingen wel in dat het zwembad niet kon blijven staan en normaal gesproken zouden de vissen dan hun vrijheid terugkrijgen via de toiletpot, maar niet bij deze groep. Eén van de leerlingen kreeg zijn moeder zo gek om als sponsor op te treden, zodat een aquarium gekocht kon worden waarin de vissen op een nette manier zouden kunnen overleven. Uiteraard werd dit aquarium geschonken aan de receptie van de jeugdherberg die de verzorging van deze dieren op zich zal nemen. Daarom hoop ik dat ik volgend jaar weer naar Lissabon mag, al was het maar om te controleren of de vissen nog leven. Ik weet zeker dat ik niet teleurgesteld zal worden.
77
In gesprek H A N N E K E S NOE K , D O C E N T DR E N T H E C OL L E G E
Augustus Ik kan het niet laten om af en toe mijn schoolmail te lezen en dat is soms maar goed ook. De volgende mail kwam binnen van een leerling: Heee mevrouw, ik heb een vraagje ik heb mijn boekenlijst en dergelijke opgestuurd naar school. Maar nu is mijn vraag kijkt daar wel iemand naar? En moest ik daar alles wel heen sturen?? Want ik heb nog geen reactie of dergelijke gehad?? Groetjes M. Mijn reactie: ‘Hoi M., Nee, daar kijkt echt niemand naar in de schoolvakantie. Je moet je eigen boeken bestellen bij studieboekencentrale zoals vermeld staat in de informatiebrief die je thuis hebt ontvangen samen met je boekenlijst. Groeten, Hanneke Reactie M: Oh oké, dan moet ik vragen of ze bij de studieboekencentrale nog een boekenlijst hebben! Of heeft er u nog eentje thuis dat u mij dat kan toesturen??? 78
Ik baal hier zo mega van. Waarom regelt school dat nou niet even voor mij. Ik heb toch vakantie!! Hoezo niet duidelijk???????? Leerlingen hebben allemaal ontvangen: 1. informatiebrief met uitleg 2. boekenlijst voor komende jaar 3. gegevens van de studieboekencentrale, waar en hoe te bestellen Dat gaat wat worden het komende jaar met al die nieuwe informatie. Ik kijk er echt naar uit!!!
September Ik laat in de klas een PowerPoint zien met de regels die op onze school gelden. Eén van de regels is dat leerlingen geen mobiele telefoon mogen gebruiken tijdens de les. Aan iedereen wordt aan het einde van de PowerPoint gevraagd of ze het eens zijn met de regels. Iedereen roept: natuurlijk, allemaal logische regels. Ik zie dat leerling B driftig met haar telefoon in de weer is. Op mijn vraag wat ik nu net had gezegd over mobieltjes zei ze: ‘Ja, klopt mevrouw, ik weet het en ben het er ook mee eens hoor, alleen moet ik even een aantekening maken dat ik mijn mobieltje niet mag gebruiken in de les.’ Ik was er even helemaal stil van.
December Ik ben aan het surveilleren tijdens een toets en voel bij één leerling intuïtief dat er iets niet klopt. Ongemerkt loop ik dichterbij en zie dat ze haar mobieltje in haar etui heeft gestopt. Af en toe keek ze in haar mobiel naar aantekeningen over de lesstof. Ik neem een duik en grijp haar mobiele telefoon weg en pak haar toets ook af. Zacht zeg ik tegen haar: ‘Je blijft in de klas zitten, want ik wil 79
na de toets met je praten.’ Een geschrokken en sip kijkend meisje kijkt mij af en toe aan achter een gordijn van haar. Aangeslagen. ‘Goed zo’, denk ik, ‘ik moet je een lesje leren’. Na de toets ga ik bij haar zitten en zeg: ‘ik had dit echt niet van jou verwacht. Kun je me uitleggen waarom je gespiekt hebt?’ Huilend vertelt ze me dat ze de vorige avond geleerd had maar dat ze gisteravond alles door elkaar was gaan klutsen. Ze was ook veel te laat begonnen met leren. Omdat ouders willen dat ze tienen haalt in plaats van zessen voelde ze de bui al hangen en heeft ze info op haar telefoon gezet. ‘Tsjonge wat een verhaal, maar ik moet toch de examencommissie informeren en je ouders natuurlijk.’ ‘Ooo nee, mevrouw niet mijn ouders, please, please dat niet’. Okay, ik neem een besluit. ‘We gaan het anders doen. Ik ga je nog één kans geven; indien jij belooft dat je dit nooit, maar dan ook nooit meer zult doen. Jij gaat morgen een geheel nieuwe toets maken. En je mag alleen je pen en papier meenemen. Als je een 7 of hoger haalt dan informeer ik je ouders niet. Tenslotte ben jijzelf verantwoordelijk voor je studie. Hebben wij een deal?’ De leerling ging geheel akkoord en beloofde mij niet meer teleur te stellen. De volgende dag haalde ze een 9. Met een grote glimlach zat ze in de vervolglessen, zeer gemotiveerd en altijd op tijd haar huiswerk af en goede cijfers voor haar toetsen. Elke les werd ik weer blij als ik haar vrolijke ‘goedemorgen mevrouw’ hoorde en ook weer aan het einde van de les haar ‘fijne dag verder nog mevrouw.’
80
© Giel Derks
81
Wij leren ook van onze studenten N IC K M I L L S , D O C E N T RO C VA N A M S T E R DA M
In het nieuws en op straat lees je, hoor je en zie je veel voorbeelden dat het gedrag van jongeren tegenwoordig nogal te wensen over laat. Ook in de klas zie ik regelmatig dat de studenten elkaar uitschelden (ook al is het maar voor de lol), niet respectvol zijn naar elkaar en docenten en dat veel studenten moeite hebben met normale omgangsregels. Soms voel ik me dan ook meer een opvoeder van jongvolwassenen dan al een docent. Gelukkig hoor ik soms ook verhalen die mij het gevoel geven dat al het bovenstaande onzin is. Een van de studenten (voor het gemak noem ik haar Ellie) van mijn eerstejaars coachgroep heeft een moeilijke tijd achter de rug en was uit het Spirithuis geplaatst waar ze in woonde. Dit gebeurde al in de tweede week van school. Doordat deze student niet op school kwam, vroeg een aantal medestudenten wat er aan de hand was. Toen twee studenten hoorden wat er was gebeurd, hebben ze de auto genomen naar het huisadres van Ellie om haar op te beuren. Het eerste wat ze deden toen ze Ellie zagen, was haar een enorme knuffel geven. Als ik dit soort dingen hoor, dan krijg ik hoop voor de jongeren van tegenwoordig. Hoewel het mijn taak is de studenten dingen te leren en soms ook op te voeden, ben ik blij om te zien dat er ook nog momenten zijn dat ik kan leren van mijn studenten. Dat is, wat mij betreft, ook heel belangrijk als docent zijnde. Wij leren ook van onze studenten. 82
Vunzige Funs… G E R DA VA N M E L IC K , PR A K T I J K BE L E I DE R WAT E R S C H A P PE E L E N M A A S VA L L E I
Met een glimlach denk ik terug aan Funs, een stagiair bij de buitendienst. Funs kreeg de stageopdracht om de dijk in ons beheergebied te voorzien van dijkpaaltjes. Hij had zijn rijbewijs nog niet en om hem deze klus per fiets te laten doen, leek ons niet zo geschikt. Dan maar op de tractor langs de dijk. Hij had namelijk wel zijn tractorrijbewijs. Hij kreeg instructies hoe de dijkpaaltjes te plaatsen. En als er vragen waren of als er iets was, kon hij ons bellen met de mobiele telefoon die we hem meegaven. Daar zat verder geen instructie bij. De opdracht werd keurig uitgevoerd en hij kreeg een mooie voldoende voor zijn stage. Funs was al een maand bij ons weg toen hij opeens weer volop in beeld kwam. Van wie was die hoge telefoonrekening? Meer dan € 600,- in één maand voor bellen op één telefoon... De telefoon van Funs. De gespecificeerde rekening werd opgevraagd en al snel bleken het niet de gebruikelijke telefoonnummers te zijn, maar telefoonnummers waar je rode oortjes van krijgt. En ook de tijdstippen van bellen variëren. Van ’s ochtends 9.00 uur tot een uur of 2.00 in de nacht. Als stagebegeleider en stagecoördinator moeten we er stiekem wel een beetje om lachen. Maar eerlijk is eerlijk, dit kan niet. We moeten Funs hiermee confronteren en hem ook hiervan laten leren. We nodigen Funs uit en als hij binnenkomt, zie ik dat hij wel weet waar het over gaat. Trillend houdt hij zijn glaasje water vast. Ik vertel hem dat we een erg hoge telefoonrekening hebben ontvangen en vraag hem hoe dat komt. Die arme Funs voelt zich steeds ongemakkelijker. Er komen zachtjes wat woorden uit zijn mond: ‘ik was samen met wat kameraden’, ‘ze zeiden dat het echt wel kon’, ‘stom’.
83
Ik praat met Funs over opkomen voor jezelf, integriteit, meegaan in groepsgedrag, nee durven zeggen. Als stageorganisatie heb je namelijk niet alleen de verantwoordelijkheid om een leerling inhoudelijke kennis bij te brengen, maar ook wat het betekent om te werken voor een werkgever. En ik ben blij dat ik Funs hier iets over heb kunnen leren. Natuurlijk weten wij ook hoe het is om jong te zijn. De grenzen op te zoeken en soms net even daaroverheen te kijken. Aan het einde van ons gesprek vertel ik Funs dat wij verwachten dat hij de telefoonkosten van die maand aan ons terugbetaalt. Funs vindt dat logisch, al doet het natuurlijk wel pijn in zijn portemonnee. Wat Funs niet weet, is dat wij geen crediteurennummer aan de factuur hebben gekoppeld. Dus mocht hij niet betalen, dan nemen wij verder geen stappen. Maar Funs heeft spijt en betaalt netjes de factuur. Laat het leergeld zijn. Zowel voor Funs als voor ons. Funs zal zijn werktelefoon niet meer gebruiken voor dergelijke telefoontjes. En wij vertellen stagiairs sindsdien waarvoor de telefoon dient. En waarvoor vooral niet.
84
De hele wereld komt bij je binnen JOK E BU T T E L I NG , D O C E N T E N E DE R L A N D S OP H E T VAVO / B OE R H A AV E C OL L E G E - ON DE R DE E L VA N H E T RO C L E I DE N
Al meer dan 25 jaar komt in september ‘de hele wereld’ bij me binnen. Ga maar na: van regulier onderwijs op een mavo, naar het dag- en avondonderwijs voor volwassenen, de moedermavo, NT2-lessen aan buitenlanders, lessen Spaans op een hogeschool voor toerisme, om weer uit te komen op het vmbo. Op een roc waar ik nu nog werkzaam ben. De leerlingen kwamen overal vandaan. Jong en oud, met verschillende culturele achtergronden. Vluchtelingen, nieuwe Nederlanders, pechvogels uit het reguliere onderwijs, jongeren die toch de laatste kans om een diploma te halen aangrijpen. Tegenwoordig ook weer ouderen, bijvoorbeeld vrouwen van 50+ die hun Nederlands willen verbeteren. Veel meisjes met grote monden en kleine hartjes maar ook met spiegeltjes in hun agenda’s geplakt waarin heimelijk gekeken werd. Ontluikende schoolliefdes. Dat meisjes altijd kletsen, klopt ook niet. Jongens kunnen dit ook heel goed. Dan maar weer even uit elkaar zetten en afspraken maken hierover. Ik heb heel veel gezien, gehoord, gelezen, beluisterd, bedacht, opgeschreven, verwerkt, gecorrigeerd, gepromoot, gedeeld, aangehoord... Veel bijzondere herinneringen! Toen ik bijvoorbeeld lessen verzorgde in een NT2-klas, was er een man uit Somalië die net begonnen was met de lessen Nederlands. Toen ik hem vroeg wat hij in zijn vrije tijd deed, antwoordde hij lachend: ‘Ik? Spelen met vrouw.’ Grote hilariteit in de groep. 85
Een andere mooie herinnering heb ik aan de mondelinge presentaties in de examenklas van het vmbo. Elk jaar is er wel iets speciaals. Twee jonge vrouwen hielden een presentatie over het voedselprobleem. Ze hadden in het lokaal twee tafels voorzien van producten. De ene tafel had een overdaad van levensmiddelen uit de supermarkt, op de andere tafel lagen wat aardappels, maïs en bananen. Duidelijk genoeg! Een jongen wilde graag vertellen over de geschiedenis van de gitaar in de popmuziek. Of hij zijn gitaar mee mocht nemen? Vooruit dan maar. Het was de dag van zijn presentatie. Hij kwam eerder want hij moest nog wel een en ander klaarzetten. Twee versterkers, drie gitaren, een microfoon, een cd-speler en een heleboel snoeren kwamen het lokaal in. Ik was blij dat ik op het eind van de gang op de bovenste etage zat. De klas vond het prachtig. Die jongen kon zo de concertzaal in. Ja hoor, een dikke voldoende voor hem. In een derde klas vroeg ik wie zijn of haar oefenpresentatie wilde houden. Niemand durfde, behalve een meisje dat nergens voor terugdeinsde, dus ook niet hiervoor. Ze ging zitten op een tafel voorin de klas en zei dat ze wel wat wilde vertellen over haar ervaringen in een jeugdgevangenis. Zo, dat bleek heel interessant. Iedereen luisterde en had daarna heel veel vragen. De leerlingen krijgen ook lessen poëzie. Ik vind het erg leuk om deze bijzondere lessen te geven en ze ook een stukje van deze wereld mee te geven. Voor de meesten is dit toch wel heel erg de ‘ver-van-mijn-bedshow.’ De jongens willen hun gemaakte gedicht liever niet voorlezen tenzij het heel stom of schunnig is, dan vinden ze het stoer om zich te laten horen. Het grappige is dan dat het gemaakte gedicht toch vaak goed gelukt is. Mensen zijn heel vaak schapen, leerlingen dus ook. Als er één het aangedurfd heeft om het gedicht voor te lezen, volgen er altijd meer. In het examenjaar moeten ze ook zelf een gedicht schrijven. Iedere keer verwonder ik me weer over het resultaat. Ik ben verrast, verbaasd, 86
geamuseerd, geroerd. Ik lees in hun werk hoe ze in de wereld staan, waar ze mee zitten, wat ze zich wensen, wat ze haten, hun liefdesverdriet en hun geluk. Elk jaar worden mijn groepen meer ‘multiculti’. De laatste jaren weten ook volwassenen weer het vavo* te vinden. Ik heb de laatste twee jaar twee dames in mijn klas Nederlands zitten. Het zijn een Japanse en een Poolse van 50+ die hun Nederlands willen verbeteren. Ze zitten natuurlijk vooraan. Ze zijn heel ijverig en willen alles precies weten. Je moet altijd kunnen leren als je dat wilt en dat is het voordeel van het vavo binnen een roc. Er is niet echt een leeftijdsgrens zoals in het reguliere onderwijs. Je merkt ook dat indien nodig, de jongeren de ouderen helpen en vice versa. Er gebeurt ieder jaar weer zoveel op een school, in een klas, in een les. De wereld van het onderwijs is voor mij een wereld waarin ik me als een vis in het water voel.
* voor tgezet a lgemeen onder w ijs voor volwassenen
87
Gedichten over en uit Uganda A R I E DE BRU I N, ON DE RW I JSM A N
Als je als Nederlandse leraar enkele weken ondergedompeld wordt in een school in de binnenlanden van Afrika, zul je bij terugkeer een andere leraar zijn geworden. Alle zekerheden waar je eigen onderwijs op gebaseerd is, blijken in die nieuwe situatie niet zo vanzelfsprekend meer te zijn. Creatief moet je zoeken naar nieuwe mogelijkheden omdat het digibord daar slechts een kale muur blijkt te zijn waarvan de zwarte verf inmiddels is afgebladderd. Samen met collega’s maak je gebruik van de leermiddelen die hier voorhanden zijn: stokjes, steentjes, kroonkurken van flessen... Je verrast de klas één keer met een filmpje op je laptop, maar je beseft ter plekke dat je de plank behoorlijk mis slaat omdat die laptop er de volgende week niet meer is en zij het weer gewoon met maïskorreltjes en stokjes zullen moeten doen. Je ontdekt de mogelijkheden van jezelf en van je Ugandese collega’s en je merkt dat goed onderwijs niet afhangt van dure spulletjes, maar dat de kwaliteit wordt bepaald door de man of vrouw die kinderen kan inspireren, die van kinderen houdt en er voor hen wil zijn! Van 6 tot en met 21 juli 2013 ging een groep van twaalf Nederlandse Worldteachers en vier WT Schoolleaders naar Uganda in het kader van het programma Werelddocenten van Edukans. Met Ugandese collega-teachers en headteachers werd in de scholen gewerkt, les gegeven, gezongen, gelachen, gehuild en van elkaar geleerd. Deze gedichten vormen een weerslag van die reis. 88
Ongepast
Uit liefde
De drempel wordt genomen zij schudt drie keer mijn hand zij schenkt haar grote glimlach en schept een warme band
Ik ben weer door elkaar geschud, eventjes van slag er wordt een kind geslagen ik dacht dat dàt niet mag
you’re always very welcome it’s always nice to meet maar wat achter die lach zit dat begrijp ik niet.
de juffrouw geeft vijf tikken en mama staat erbij, had de juf dat niet gedaan dan was zij nu vogelvrij
Ik ken hun wereld van geen kant hun zwoegen en hun zweet de tranen in dit warme land hun liefde en hun leed.
wellicht had pa vanavond dan vanuit zijn stampositie haar alle hoeken laten zien geheel volgens traditie.
Maar dit gebaar begrijp ik wel Ik heb bewondering voor die juf mijn handen plakken vast zij houdt echt van dit kind en denken aan dat zwarte zweet en daarom slaat zij slechts vijf keer. is nu heel ongepast. Ik ben geheel verblind: je kunt dus ook uit liefde slaan die tikken hebben zin. Ik voel langzaam een warme traan en slik mijn oordeel in.
89
Deze plek
Why me?
Ze lopen met hun kippen met hun geiten met hun gare fiets met hun cassaveknollen bananen en nog iets wat ik niet ken
Waarom ben ik geboren in een rijk ver land, waarom ben ik niet één van hen maar kijk ik hier op afstand en huil bij wat ik zie why me, why me? Waarom word ik geraakt bij het horen van hun lied waarom is dat meisje mijn eigen dochter niet? Ik huil ik hoor en zie why me, why me?
met hun baby’s in hun buik of hangend op hun rug ze sjouwen met hun spullen in de zwoele lucht. Als ik straks weer thuis ben keurig in mijn straat weet ik dat deze wereld elke dag bestaat
Ik weet niet wàt te doen of wat God van mij vraagt, vanavond wordt dit meisje misschien wel weer belaagd why me, why me?
dat zij hier steeds weer zullen staan met hun zakje bonen gewoon op zoek naar wat geluk op deze plek waar zij toevallig wonen.
verward gevoel dat ik verdrijf ik zing met hen mijn tranen weg de longen uit mijn lijf ik dans en lach en zie why me, why me?
M b a l e , Ug a n d a , b e z o e k a a n C RO ( C h i l d R e h a b i l i t a t i o n O r g a n i s a t i o n)
90
Deze bundel wordt u aangeboden door de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Beroepsonderwijs Bedrijfsleven Bedrijfsleventer in gelegenheid het kader van van MBO City 2013, 2014, de conferentie conferentie voor voor docenten docentenen enandere ander professionals werkzaam in het middelbaar in het middelbaar beroepsonderwijs. beroepsonderwijs. In deze deze bundel bundelvindt vindtu ubijdragen verhalenvan vansprekers docenten en conferenpraktijkop de begeleiders overcartoons, hun ervaringen in varia. de ruimste zin van tie, gedichten, columnsmet en leren andere Het zijn alle het woord. beschrijven ieder op hunbedoeld eigen manier uitingen vanDedeauteurs liefde voor het onderwijsvak, om te welke plaatsenleren inneemt in hun eigenbij leven in dat van hun inspireren te vermaken. Veel plezier het en lezen. studenten. De bijdragen zijn bedoeld om te inspireren en te vermaken. Veel leesplezier!
www.s–bb.nl