LENTEBEZINNING 2008
FRANCISCUS, VREDE EN ALLE GOEDS
OKRA VZW Algemeen Secretariaat Haachtsesteenweg 579 1031 Schaarbeek
Beste medewerker van OKRA-zingeving, Voor u ligt de map die bestemd is als documentatie voor de jaarlijkse activiteit die we Lentebezinning noemen. Dit jaar is het vroeg Pasen. Er zal nauwelijks iets van de lente te zien zijn vóór Pasen. Maar uw trefpunten kunnen evengoed hun Lentebezinningen na Pasen organiseren. Het hieronder aangeboden materiaal dient om twee volle uren te vullen met de aanwezigen. De koffiepauze moet ergens voorzien worden wanneer een hoofdstuk afgerond is.
Maar er zijn drie delen in de map. De redactieleden zijn ervan overtuigd dat sommige inleiders genoeg stof hebben aan twee van de drie. Wij laten u de vrijheid om te selecteren. Selecteer het pakket dat u het beste ligt. Sommige inleiders weten heel veel over het tijdperk van Franciscus (= deel I). Anderen voelen zich sterker bij de verhalen en de legenden over die heilige man (= deel III). Nog anderen voelen zich goed bij het analyseren van het Zonnelied (=deel II). Er wordt regelmatig verwezen naar bijlagen. Die zijn er om u te helpen. Indien de deelnemers de tekst van een bijlage moeten bezitten om goed te kunnen volgen, voorzie dan dat die tekst uitgedeeld wordt. Er wordt ook hier en daar iets voorgesteld van audio-visuele aard. Wees dan op uw hoede om dat technisch in orde te krijgen. In onze OKRA-jaren van “kleur het leven” moeten we de moed hebben om iets audio-visueels te brengen en er tijdig aan beginnen om iets te bestellen. Wij wensen u veel motivatie toe om dit moment van zingeving in 2008 te verzorgen en te begeleiden.
De eindredactie van deze map wordt u aangeboden door de pastores: Liesbet De Baets, Luc Vandenabeele, Jos Van Dooren, Paul De Craene, Jozef Ollevier, Guido Vanfraechem en Aureel Chanterie.
2
Inleiding
1.Waarom een lentebezinning over Franciscus?
Ouderen zijn in het bijzonder op hun leeftijd bezig met de vraag wat de kern is van het/hun leven. Na al die jaren, met de toekomst voor ogen als vraagteken. De toekomst van zichzelf, de toekomst van komende generaties, de toekomst van het geloof. Franciscus, die gaandeweg de kern van het/zijn leven ontdekt helpt ons de kern van ons leven te zoeken. In zijn jeugdjaren was hij een jongere waarvan de meesten zegden: sjonge, wat zal daarvan worden! (Zoals wij soms van jongeren denken? Zoals sommigen misschien van ons dachten als we jong waren?) Uiteindelijk is het een heilige geworden. Franciscus dus als voorbeeld, als inspiratie en als hoop.
2. Waarom willen wij het vandaag in OKRA hebben over Franciscus?
Franciscus is zeker te verbinden met OKRA. Zijn levenskeuze had zeker te maken met een keuze voor openheid en ontmoeting met alles wat leven is, het meest kwetsbare het eerst, een keuze voor kristelijk leven, een leven van diep respect voor alles wat leven is en een leven dat het niet bij woorden laat, maar elk woord tot actie laat worden. Franciscus heeft zeker te maken met het jaarthema ‘Kleur het leven’. Franciscus was een kleurrijk figuur. Maar ook op het einde van zijn leven zag hij met bijna dichte ogen alle kleuren van het Leven. Franciscus kan ook vandaag kleur geven aan ons leven als mens en als gelovige. Franciscus durfde op het kruispunt van vele culturen gaan staan met zijn eigenheid.
3
Deel I: De tijd van Franciscus … 1. van macht naar macht, van strijd naar strijd:
max 10 min
(We behandelen met de mensen dit stukje geschiedenis aan de hand van een gerichte tijdslijn en biografie van Franciscus.) 1.1. -
-
-
een tijd van veranderingen:
Bezit wordt geld (burgerij) ipv van grond(adel, keizer, paus). Maar het blijft een bron van macht en dus van strijd. (mogelijke data: 1198, 1199,1210) De economie verandert. Het monopolie van de landbouw dient een plaats te geven aan de nijverheid. Het landelijke, de burchten zijn niet het enige centrum. De steden worden belangrijke centra van bezit en macht. De burgerij die ontstaat vanuit de nijverheid begint een ontvoogdingsstrijd tegenover de adel, de keizer, de paus… Deze ontvoogdingsstrijd is een voorzichtig begin van ‘vrijheid-broederlijkheid-gelijkheid’. De gilden zijn een primaire vorm van solidariteit onder gelijken; een broederlijkheid binnen het gilde, binnen de stadsmuren, maar daar buiten?(1198: de Roccamuren van de adel worden stadsmuren. Solidariteit binnen de muren, maar daarbuiten zwerven mensen zoals melaatsen.) Er ontstonden religieuze groepen die streefden naar gelovige, religieuze, kerkelijke ‘zuiverheid’. Vooral in Frankrijk (de naam Franciscus --1181/1182) Deze groepen zochten naar een nieuwe kerk ipv een vernieuwde kerk en werden daarom uiteindelijk (na een vredige poging van Bernardus van Clairvaux) met geweld bestreden. ( De Katharen, de Waldenzen…) (1209: kruistocht tegen de Katharen door Innocentius III met steun van de Franse koning. In datzelfde jaar laat Franciscus zijn korte regel een (eerste) keer goedkeuren. Wat een contrast!)
Eventueel kan hier of op een andere plek een actualisatie worden gemaakt naar groepen vandaag: de Egidiusgemeenschap met Kamiano (Hilde Kieboom) of Poverello met Jan Vermeire. 1.2.
de middeleeuwen, een tijd van veel conflicten:
Vooral dat kan aangetoond worden in de tijdslijn, vlug maar duidelijk. Het kan ook in één korte adem. Opsommend: bezit leidt tot macht, macht tot conflicten en ongelijkheid! -
de keizer tegenover de paus (wie regeert over de wereld?)
4
-
christendom tgo islam (jodendom) (Wie heerst over Jeruzalem, de heilige plaats bij uitstek?) 1187: de mislukking van de kruistochten adel tgo gewone volk (leenheren tgo leenmannen) adel tgo burgerij (Perugia tgo Assisi) steden tgo elkaar (Perugia-Assisi)
De strijd wordt uiteindelijk telkens bepaald door het streven naar macht, naar bezit en naar prestige door uiterlijk vertoon. 1.3.
de middeleeuwen zijn vandaag niet veraf.
Deze twee volgende actualisaties mogen duidelijk zijn; want gaandeweg zal blijken dat Franciscus afstand neemt van macht en bezit en in het kiezen voor broederlijkheid geen grenzen kent.) -
-
Ook vandaag wordt macht bepaald door bezit; ook vandaag is het hebben van geld en het hebben van grond of een huis een bron van macht, van prestige en uiterlijk vertoon. Bezit is nog steeds een reden tot oorlog en strijd. (Tja, data, feiten …) In de middeleeuwen kreeg broederlijkheid een eigen vertaling. Ook vandaag stelt zich de vraag hoe ver wij gaan in onze broederlijkheid, in onze solidariteit. Ook vandaag bestaat het risico dat deze broederlijkheid zich beperkt tot ‘gelijken’. Wie buiten onze ‘muren leeft’, lijkt niet mee te tellen: vreemdelingen, kansarmen, psychisch zieke mensen…( Lonen zijn welvaartsvast- pensioenen niet. Het Vlaams belang???)
2. Franciscus wordt een man van vrede en alle goeds. 2.1.
-
-
Max 15 min.
Franciscus maakt serieuze confrontaties mee, soms diepe conflicten:
Franciscus ligt overhoop met zichzelf. Wanneer hij als ridder gevangen wordt genomen en ziek wordt. Daarna onderneemt hij nog een poging om als ridder op kruistocht te gaan. Maar Franciscus ziet in dat ridder worden niet langer zijn ideaal is. De confrontatie met zichzelf zorgt voor een nieuwe identiteit. (data: 1202 t.e.m. 1205) bijlage 1 ‘de droom op kruistocht’ Franciscus ligt overhoop met andere mensen. De ontmoeting met de melaatse, die hij buiten de muren ontmoet, doet hem overhoop liggen met zichzelf, maar ook met zijn houding tegenover anderen. Hoe ver ga ik in mijn broederlijkheid? Franciscus raakt overhoop met zijn vader, de bisschop … Franciscus ziet de waardigheid van de kwetsbare mens en de kwetsbaarheid van de ‘waardige’ mensen. Franciscus neemt afstand van een belangrijk deel van zijn identiteit, zijn zoon- zijn. Is hij toch een johannesdedoperfiguur zoals hij oorspronkelijk door zijn moeder werd genoemd? Iemand die in opstand komt, die wegtrekt van de stad en de
5
woestijn verkiest? Of heeft hij toch iets van een franciscusfiguur? De naam die hij van zijn vader kreeg, omdat Franciscus doet denken aan Frankrijk, aan vrijheid (tegenover de Duitse keizer, tegenover de paus…)? (1205: ontmoeting met de melaatse) bijlage 3: de melaatse (1206 confrontatie met zijn vader.) -
Franciscus ligt overhoop met God. Hij wordt geconfronteerd met God in het kruis van San Damiano. God, Christus is vooral de gekruisigde waarop hij zo goed mogelijk wil gelijken.( de stigmata als gevolg van zijn verlangen om op Jezus te gelijken) Geloven is (bijna letterlijk) navolgen. Zijn gelovige identiteit verandert. (1205: kruisbeeld San Damiano)
2.2.
Franciscus komt tot vrede met zichzelf, met anderen en met God.
Dit gebeurt vooral in 1205. Franciscus komt tot vrede door een droom (Spoleto) en door ontmoetingen (de melaatse…) Welke droom heeft uiteindelijk ons leven richting gegeven? Welke ontmoetingen waren doorslaggevend? 2.3.
Onze weg naar vrede in ons leven: de tijdslijn van onze biografie!
(Ook in het tweede gedeelte is een gelijkaardige inhoud voorzien. De bezinningsbegeleider beslist wanneer/hoe hij dit onderstaande gesprek/bezinningsmoment aangaat.) (We geven deze volgende vragen. Ze kunnen een kans zijn tot groepsgesprekjes? Ze kunnen een kans zijn tot een individueel bezinningsmoment? We overlopen de vier vragen en geven vooral aandacht aan de vierde vraag waarin de vorige drie samenkomen? Het zou niet goed zijn om de vier vragen één na één te behandelen. Daarvoor is er geen tijd. Daarvoor zijn de eerste vragen te zeer kans tot klagen.) •
Ook wij maakten in ons leven mislukkingen mee, ontgoochelingen, momenten van loslaten, verlies en van losgelaten worden en zich verloren voelen. (Loslaten van kinderen, kleinkinderen, van arbeid, van vrijwilligerstaken…) Zijn wij doorheen dit alles milde mensen geworden met een innerlijke vrede? Waardoor is dit mogelijk geworden en gebleven?
•
Welke mensen hebben ons leven van richting doen veranderen? Hebben wij mensen in hun kwetsbaarheid en in hun gekwetst-zijn mogen en moeten ontmoeten, waardoor ons leven een andere wending nam? Kwetsbare en gekwetste mensen ontmoet je alleen aan de rand van de maatschappij. Ben je doorheen deze ontmoetingen een mens geworden/gebleven met mildheid tegenover elke andere?
•
Ben jij op bepaalde momenten in je leven ook geconfronteerd met een machteloze God, die je lijkt in de steek te laten, die afwezig lijkt? Ben je ook doorheen dat alles tot vrede met God gekomen door te zien dat God je onvoorstelbaar nabij is als gekruisigde, als Iemand die ons zoeken deelt?
6
•
Zijn wij mensen van echte vrede en echte mildheid?
3. Franciscus kiest vanuit die diepe vrede met zichzelf, met anderen en met God. Max 5 min. 3.1.
armoede: Dat is afstand nemen van bezit (alle bezit voor Franciscus) en van macht (alleen God is vader; Franciscus was ‘moeder’ in zijn broederschap.) om dichter te komen bij mensen en bij God. (1206, de naakte Franciscus)
3.2.
geweldloze dialoog: Dit is kiezen voor een houding die een evenwicht inhoudt tussen uitkomen voor je eigenheid en respect hebben voor anderen ook in hun anders-zijn
-
-
de geweldloze dialoog van Franciscus tegenover de sultan. Deze houding staat tegenover het willen overtuigen/bekeren met geweld in de kruistochten. De kruistochten tegenover de islam, tegenover de Katharen … Pas later komt de inquisitie. (1219: ontmoeting met de sultan om hem te bekeren maar zonder geweld.) de geweldloze dialoog van Franciscus tegenover de paus en de kerk. (Herstel mijn huis. Niet: bouw een nieuw huis.) Deze houding staat tegenover de houding van de eerder genoemde groepen die buiten de kerk gaan staan en daardoor met geweld bestreden worden. Franciscus zoekt een evenwicht tussen trouw zijn aan het evangelie en toch trouw blijven aan de kerk en de paus.( het laten goedkeuren van zijn regel in 1209, definitief in 1223) mogelijke vergelijkingen met vandaag in onze tijd: Jacques Gaillot, Daens en de paus Cardijn en de kajotters op bedevaart … Tja, de conflicten in OKRA-Trefpunten zijn soms niet min.
3.3. -
-
franciscaans geloven:
evangelisch geloven is een kwestie van daden stellen. (data: 1206 tot 1208) Evangelisch geloven is geloven in een menselijke, een mensnabije God: (het kruis, de kerststal (1223)…) Jezus navolgen, imiteren. Bijlage 2: Herstel mijn huis en bijlage 4 ‘Geen woorden maar daden’
7
Bezinningsteksten
Mild worden Mild worden is de rijpste groei van de mens. Het is zacht worden in je woorden, in de klank van je stem en in heel je zijn. De blik uit je ogen wordt een warm aanvoelen omdat je in de mensen om je heen jezelf herkent. Het heeft niets te maken met zwakheid, het zit veel dieper. Het is de kracht die je doet ontwaken en doet leven. Mensen die binnen mild worden beseffen wie ze zelf zijn. Je oordeelt niet meer over anderen. Je bent niet langer hard. Je wilt niet overal gelden ten koste van je medemensen. Je luistert omdat elke andere een voortdurend wonder is. Je geniet van zon en regen en van heel kleine dingen. Dikwijls zie je de mildheid bij mensen die veel geleden hebben. Ze horen en zien alles anders. Wie mild wordt heeft zichzelf overwonnen. Een dankbare zucht van bevrijding welt uit je op: je houdt van de mensen omdat je geleerd hebt van jezelf te houden. Niet zoals je zou willen zijn, maar gewoon zoals je bent. Karel Staes
Onze grootste angst Onze grootste angst is niet dat we onvolmaakt zijn. Onze grootste angst is, dat we mateloos krachtig zijn. Het is ons licht, niet onze schaduw, die ons het meest beangstigt! We vragen onszelf af: wie ben ik wel om briljant te zijn, talentvol, fantastisch? Maar … wie ben jij om dat niet te zijn? Je bent een kind van God. Je onbelangrijk voordoen bewijst de wereld geen dienst. Er is niets groots aan jezelf klein te maken, opdat andere mensen zich bij jou niet onzeker zullen voelen. We zijn allemaal bedoeld om te stralen als kinderen. We zijn geboren om de glorie van God, die in ons is, te openbaren. Die is niet alleen maar in sommigen van ons: die is in iedereen. Als wij ons licht laten stralen, geven we onbewust andere mensen toestemming hetzelfde te doen. Nelson Mandela
8
DE TIJDSLIJN VAN FRANCISCUS JAAR
GEBEURTENIS
1174
Assisi staat onder keizerlijk Duits gezag. Meestal merken de mensen daar niet veel van, maar in dit jaar kwam aartsbisschop Christiaan van Mainz naar het hertogdom Spoleto en de Marken, verwoestte veel burchten in die streek, nam Assisi in en onderwierp Spoleto. Dat leidde tot oplegging van strakkere feodale verhoudingen. Franciscus wordt in Assisi geboren als zoon van Pietro di Bernardone en donna Pica, volgens de traditie op 26 september. Bij zijn doop wordt hij Johannes genoemd, maar als zijn vader uit Frankrijk terugkomt, laat hij hem Franciscus (kleine fransman) noemen. Val van Jeruzalem. Grote ontzetting en algemeen rouwbeklag in het Westen. De kruistochtonderneming, ongeveer een eeuw oud, lijkt mislukt. Na de dood van de keizer breekt een strijd uit om de macht. De nieuwgekozen paus Innocentius III maakt van de gelegenheid gebruik om zijn kerkelijke staat uit te breiden. Hij krijgt het hertogdom Spoleto, waarin Assisi ligt in handen. Maar de burgerij protesteert: de inwoners van Assisi vernielen de Rocca (burcht van de adel) en bouwen met de stenen ervan stadsmuren rond hun stad. Burgeroorlog in Assisi, die uitmondt in de stichting van de ‘commune’ (zelfstandige gemeente) Assisi. De adel wordt naar Perugia verdreven. Oorlog tegen Perugia. Assisi verliest en Franciscus wordt gevangen genomen. De zieke Franciscus wordt door zijn vader vrijgekocht. Langdurige ziekte die Franciscus aan het bed kluistert. Franciscus wil ridder worden en sluit aan bij de kruistocht van Apulië. Hij krijgt een droom te Spoleto. Hij keert terug. Ontmoeting met de melaatse, volgens Franciscus het beslissende moment van zijn bekering. Franciscus hoort het kruisbeeld van San Damiano tot hem spreken. Franciscus wordt door zijn vader aangeklaagd en onterft. Hij doet voor de bisschop van Assisi afstand van zijn bezit. Hij trekt weg naar Gubbio. Franciscus herstelt kleine kerkjes o.a. San Damiano, San Pietro en Portiuncula Bernardus van Quintavalle en Petrus Catani komen vragen of ze hun leven met Franciscus mogen delen. Ze raadplegen het evangelie in de St. Niklaaskerk Franciscus schrijft een korte regel en gaat naar de Paus in Rome om deze te laten goedkeuren. In Assisi wordt een definitief vredesverbond tussen adel en burgers gesloten, het eerste van die soort in Italië. Innocentius sterft te Perugia. Honorius III volgt hem op.
1181/1182
1187
1198
1199/1200
1202 1203 1204 1205
1206
1206-1208 1208
1209 1210 1215
9
1219 1223
1224 1225
1226
1228
Franciscus verkrijgt volgens een traditie uit de 13de eeuw de Portiuncula-aflaat. Franciscus scheept in om zich bij de kruisvaarders in Damiate te voegen. Ontmoeting met de sultan Melek el Khamel. Franciscus trekt zich terug in Fonte Colombo en schrijft de definitieve versie van de regel. Hij laat die op 29 november in Rome door de Paus goedkeuren en bekrachtigen met een bul. Franciscus viert in Grecco Kerstmis met een levende kerststal. Rond 14 september (feest van de kruisverheffing) ontvangt hij de kruiswonden. Zijn gezondheid is heel slecht. De oogziekte van Franciscus verergert. Hij wordt te San Damiano door Clara verzorgt. Volgens de traditie heeft hij daar zijn Zonnelied gedicht. Hij wordt geopereerd in de kluis van Fonte Colombo. Franciscus brengt de zomer door in de koele bergen bij Nocera Umbra. Hij wordt naar Assisi gebracht in het bisschoppelijk paleis. Hij wil echter sterven in Portiuncula en wordt daar naar toe gebracht. Hij dicteert zijn testament en sterft op zaterdagavond 3 oktober. De volgende dag wordt hij in de kerk San Giogio begraven. Franciscus wordt Heilig verklaard.
10
Bijlage 1
De droom op kruistocht Na een dienstknaap in dienst genomen te hebben, besteeg Franciscus zijn paard en begaf zich op weg in de richting van Apulië. Toen hij echter, alleen maar denkend aan zijn tocht, in Spoleto aangekomen was en zich ’s nachts te slapen had gelegd, hoorde hij, half slapend, een stem hem vragen waarheen hij op weg was. Hij gaf een duidelijk en nauwkeurig overzicht van heel zijn plan. En de stem weer: “Wie is er eigenlijk in staat je meer te geven, de heer of de knecht?” “Vanzelf de heer”, antwoordde Franciscus. “Waarom laat je de Heer dan in de steek voor de knecht en veronachtzaam je de Koning voor de onderdaan?” Toen stelde Franciscus de vraag: “Wat wilt u dan dat ik zal doen, Heer?” “Keer terug naar de streek waar je thuishoort, ga daar doen wat de Heer je zal openbaren.”
Bijlage 2 Herstel mijn huis Toen Franciscus eens in de buurt van San Damiano wandelde, hoorde hij een stem zeggen dat hij in die kerk moest gaan bidden. Hij ging een vurig gebed storten voor de afbeelding van de Gekruisigde. Opeens sprak de afbeelding hem liefdevol toe. “Franciscus, zie je dan niet dat mijn huis geheel in verval raakt? Vooruit ga het voor mij herstellen!” Franciscus begon te sidderen en verbijsterd antwoordde hij: “Zeker Heer, dat zal ik graag voor U doen.” Hij dacht dat deze opdracht sloeg op de kerk van San Damiano, die op het punt van instorten stond. Het spreken van de Heer vervulde hem met een onbeschrijfelijke vreugde. Toen hij de kerk uitging, zag hij in de buurt een priester zitten. Hij deed een greep in zijn beurs en bood de priester geld aan met de woorden: ‘Zou u hiervoor olie willen kopen en ervoor zorgen dat de lamp voor dit kruisbeeld steeds blijft branden? Als het geld op is, zal ik u meer geven.’
Bijlage 3
Ontmoeting met de melaatse. Hij kwam van de markt. Uit een stadje in de geburen. De vader was met een knecht vooraan met een wagen, en er lang uit ’t oog. Om niet te ver achter te blijven, reed hij nu rap over den eentonige zandweg. Ineens sprong zijn paard opzij en bleef steenstijf staan. En daar voor hem stond een melaatse. Hij was kaal en vol puisten, zijn kin was afgefret, en de neus was
11
een rode holte. Uit zijn linkeroog, dat lijk een vors uitpuilde, liep een zwart streepje bloed. Aan zijn rechterhand had hij nog maar één vinger. De melaatse bezag hem met een oneindig verdriet. Franciscus zijn haren schoten recht. De schrik van ook besmet te worden klauwde hem naar de keel, en ineens gaf hij zijn paard de sporen en hij reed er in volle galop vandoor. Hij dierf niet omzien. Zijn hoed viel af. Hij liet hem vallen, mar terwijl hij reed, zei hij den zin uit het evangelie: “alles verachten waar ge vroeger van hield, en alles beminnen wat ge vroeger verachtte. Kluchtspeler, ge weent bij het evangelie, en als ge iemand tegenkomt, die juist het meeste het lijden van Onzen heer op aarde voortzet, vlucht ge weg uit zelfzucht.’ Hij verging bijna van schaamte. Was dat zijn ridderlijkheid? Ineens keerde hij om en reed terug. De melaatse stond er nog: de stank sloeg hem tegen, maar hij kwam van zijn paard en boog voor hem. Hij zagOnzen Lieven Heer in al zijn lijden in dien man weerspiegeld. Alle gehechtheid aan zijn eigen leven was vervlogen. Hij was alleen nog liefde, en hij kuste dien vent op zijn gekloven lippen. De melaatse weende, de tranen liepen met het streepke bloed bijeen. Zijn mond beefde, hij probeerde iets te zeggen, maar hij zei niets. Hij had geen tong meer. (uit F. Timmermans, de harp van Sint-Franciscus)
Bijlage 4
Geen woorden maar daden Op een dag kwam de moeder van twee broeders bij Franciscus en vroeg hen vol vertrouwen om een aalmoes. Franciscus had medelijden met haar en vroeg zijn vicaris, Petrus Catani: “Kunnen wij onze moeder een aalmoes geven?” Hij noemde de moeder van een broeder namelijk altijd zijn moeder en moeder van de broeders. Broeder Petrus antwoordde: ”Er is niets in huis dat we haar kunnen geven. We hebben alleen nog een Nieuw Testament, maar dat hebben we bij de metten nodig voor de lezingen.” Toen zei Franciscus: “Goed, geef dat Nieuwe Testament dan maar aan onze moeder. Laat ze het maar verkopen, dan kan ze in haar onderhoud voorzien. Het Nieuwe Testament zegt immers zelf, dat we de armen moeten helpen. Volgens mij ziet God liever dat we het als aalmoes geven dan dat we er een lezing uit doen.” De vrouw kreeg het boek, en zo werd het eerste Nieuwe Testament dat de orde ooit heeft gehad, geofferd om deze daad van naastenliefde mogelijk te maken.
12
Deel II: Het ontstaan van het Zonnelied praktische tip: Het Zonnelied wordt uitgedeeld aan iedereen. (zie bijlagen: twee versies) Indien het zonnelied op CD beluisterd wordt dan moet het de tekst van de CD zijn. Angelo Branduardi–versie bestaat in het Nederlands. Uitgave EMI 2000 nr. 7243 889645 2 4 . Verloop van dit tweede deel: -De inleider leest het Zonnelied voor/laat het Zonnelied voorlezen/stelt voor om het samen voor te lezen. Beluisteren kan ook: zie Angelo Branduardi (hierboven). De inleider stelt zich tijdens de voorbereiding op de Lentebezinning op de hoogte van de contekst, de situatie die voorafging aan het dichten van het Zonnelied. In bijlage 3 vindt hij die situatie onder de titel: ‘Onrust en woede’. p.53-54-55 (de auteur is Eloï Leclerc in zijn boek: ‘De zon komt op in Assisi’ Averbode) -De inhoud van deze drie pagina’s worden dan verteld. We zijn één jaar voor zijn dood. Ook de DVD van Avimo (Leuven 016/234293) zet dezelfde zaken op een rijtje vanaf dia 93 tot en met dia 110. Wie voor deze passage kiest, moet ook over de nodige apparaten beschikken. -Actuele toepassingen voor OKRA Eerste toepassing: de grote Stilte, de diepe Stilte, de echte Stilte…waar is die nu nog te vinden in onze lawaai-cultuur? Constateer, samen met de deelnemers, hoe schaars stilte geworden is. Franciscus vond na een lange stilte zijn doel terug, zijn roeping terug. Hij vond de juiste woorden terug om God te loven in het Zonnelied. Hij vond dus God terug. Hij vond de kracht terug om al de rest te relativeren. Twee opdrachten aan de groep: - alfa: stilte is voor mij….. Laat ze maar invullen, laat ze maar zoeken naar een ‘persoonlijke’ definitie. (Misschien eerst de kans geven om het op een kaartje te schrijven, anoniem) Hier volgen enkele ideetjes, die achteraf - niet vooraf – kunnen voorgelezen worden: Stilte is het overbodige laten schieten, stilte is wachten, stilte is de taal van het zwijgen, stilte is de vrees voor de eenzaamheid, stilte is op een vroege
13
morgen een vogel horen fluiten, stilte is wat ik mis in de kerkvieringen, stilte is wat ik vind in een lege kerk, stilte is het tikken van de klok … - beta: ‘waar, wanneer, in welke omstandigheden is het vandaag nog werkelijk honderd procent stil?’ Verken ook eens met de groep hoe stil het kon zijn toen we kind waren. Afwezigheid van motorenlawaai en luidsprekers. We konden honderden meters ver horen. De mosselkar was op komst. Paard(en) met de belletjes om de oren. De ijskreemkar in de zomer. Het was zo stil dat we maar één geluid per keer moesten verwerken. Nu moeten we het grootste deel van de dag een wirwar van geluiden verwerken. Geluiden van binnenshuis samen met geluiden van buitenshuis. Hoeveel geluidsveroorzakers liggen er binnenhuis soms tegelijk aan? En die van buitenshuis moeten we er op de koop toe bijnemen. Het strafste is dat we behoefte hebben aan een buffer/bescherming tegen al dat lawaai en dat we jammer genoeg zo dom zijn dat we weer nieuwe milieus vol geluiden opzoeken: winkelstraten, beurzen, ijsschaatspistes, bals, carnavals, praalstoeten, drukke stranden, enz… Nu bestaat er een theorie over de opkomst van het lawaaitijdperk en de neergang van het geloof in God. Die twee fenomenen zijn samen begonnen nl. zo ’n halve eeuw geleden. Het ene kwam op en groeide spectaculair en het andere kalfde af en ook dat ging snel. Laten wij nu de geleerden aan het woord, van wie we enkele scherpe uitlatingen noteren: -
Ongewenst geluid en lawaai van industrie, (lucht)verkeer en geluidsversterkers is (naast de vervuiling van lucht en water) de derde vorm van milieuvervuiling. We hebben wel oogleden, maar geen oorleden die we kunnen dichten.
-
Tot onze omgevingsfactoren behoort ook de alomtegenwoordigheid van het kunstmatig lawaai…als nevenwerking van de technologie. Onze apparaten tot verstrooiïng produceren allemaal geluid. Neem nu de radio en alle andere dingen die we in de oren kunnen aanbrengen. Het eerste en het laatste gebod is: ‘Er zij geluid’. Stilte mag niet. Anders denkt de luisteraar dat het apparaat stuk is.
-
We zitten in een Babel van afleiding, nieuwsflarden, onbeduidende fragmenten van informatie, geraas van muziek. Steeds weer de herhaling van een dosis goedkoop drama/goedkope sensatie die nooit louterend
14
werkt maar altijd een verlangen/behoefte oproept naar een nieuwe portie emotie, dagelijks of zelfs ieder uur. Besluit: Het bovenstaande maakt dat het Mysterie zich uit onze cultuur teruggetrokken heeft. De Stilte is verdwenen en vervangen door zapgedrag. Want inderdaad: dit is het enige gedrag wat de mens moet opbrengen, zo wil het de ironie van ons lot. Hoe ontkomen we aan al deze prikkels en invitaties? Door snel te zappen om te zien of er één iets ons kan boeien. Zoniet, dan naar de volgende. Wie schakelt er al die zaken uit en zoekt de stilte op? Franciscus, en zo kwam hij uit op het horen van de stem van God. (Fragmenten uit het boek: Zomerstilte, Meinema, Zoetermeer 1998, nr. 13 vanaf p.92). We eindigen dit deel met een luisteroefening naar een CD van Pax Christi Vlaanderen: De scala van de vrede. (ondertitel: zingen op hoop van zegen). Het nr. 5 op de CD: Om herscholing. Duur: 6 minuten. Maar u kan ook op de helft stoppen, als de tijd dringt. Bestellen op tel. 03/225 19 99 De tekst bevindt zich in bijlage 4 in deze map. Tweede toepassing: de Grote Crisis in elk leven, zoals bij Franciscus. notitie vooraf: hierboven in 2.3 (eerste zwart bolletje) was er al sprake van ‘mislukking, ontgoocheling, loslaten, verlies enz… Zie daar ter plaatse. Indien de begeleider daar voldoende aandacht voor gevraagd heeft, dan is deze tweede toepassing overbodig. Indien de begeleider de paragraaf van het eerste zwart bolletje overslaat, dan kan hij/zij hier de tweede toepassing aan de orde stellen. Vrije keuze. Franciscus had zijn grote crisis, zoals hierboven geschetst. Nu naar vandaag 2008: waar en wanneer, in welke omstandigheden beleven onze mensen, individueel of in familie of in het beroepsleven, een grote crisis? Doe een oefening van opsomming, samen met de deelnemers. Dus eerst de crisis-situaties benoemen, enkel benoemen. Na deze opsomming : stel de nadrukkelijke vraag of het opzoeken van de stilte een soort vrede brengt/gebracht heeft, tijdens het probleem, tijdens het dragen van de pijn. Maken wij voor onszelf – als we in een crisis terechtkomen – nu al een plan om daarbij zelf rust en vrede te vinden? Gaan we God opzoeken? Of Maria? Of een favoriete heilige? Of Jezus in de eucharistie sinds onze dochter of zoon werkloos is gevallen door herstructurering van het bedrijf? Of gaan we een gelofte doen dat we naar Lourdes gaan om te danken als een ziekte of een operatie voorbij is? Is er bovendien ook rust en vrede midden de crisis te vinden bij familieleden, vrienden, buren, bekenden via E-mail?
15
Franciscus had geen telefoon, geen computer, geen fiets, geen radio. Hij vond in zijn crisis alleen God als partner, want zijn ordebroeders hadden hem afgeschreven als stichter en bezieler van de orde. En toch kwam hij ertoe om – na zijn crisis - maar fysisch helemaal niet in orde, - ja zelfs kapot – zijn mooiste verzen te dichten: het Zonnelied. (Dat zonnelied hebben de deelnemers in handen, zoals bij de inleiding gevraagd). Annex : De passage over het sterven in doodzonde. prenota: deze passage staat niet in de gezongen versie van A.Branduardi. Dus vind je 2 bijlagen van het zonnelied. In één van die twee vind je deze passage over de doodzonde. De inleider kan eventueel aan de tand gevoeld worden door iemand uit het publiek:” wat betekent sterven in doodzonde?” Dat staat dus ook in het Zonnelied. Stel dat men het mij vraagt… Het antwoord begint met een schets van waar Franciscus niet kon aan gedacht hebben: niet aan Hitler, Stalin, Lenin, Mussolini en alle dictators die wij kennen. Ik denk dat hij het vers van Mt. 25, 46 kende en vooral het hele verhaal dat er aan voorafgaat vanaf Mt. 25,13. Wie daar niets voor doet, verkeert in een eeuwige zonde, zegt Jezus. Wie daar niets voor doet, kiest voor een toestand van blijvende koele verharding. Halsstarrig is het woord dat zulke mensen typeert. Halsstarrig ten opzichte van de zes werken van barmhartigheid die in Mt. 25 gevraagd worden. (Het zevende werk – de doden begraven – is er in de M.E. bijgekomen als gevolg van zovele sterfgevallen door pest en cholera). Ook spreekt het bijbelboek Apocalyps (openbaring) in 20,14 over de tweede dood. En we kennen allemaal het liedvers: “laat niet de tweede dood over ons komen”. Na onze persoonlijke dood het doel van ons leven hier missen, dat is de tweede dood. Het doel na onze dood is: het licht van de verrijzenis binnengaan (De morte transire ad vitam.) – op basis van Mt. 25, 31-46. Als die basis er niet is, dan moeten zulke mensen hun eeuwige zonde maar beseffen als een vloek. Zo dacht Franciscus. Zo dacht Jezus. (zie afdruk van Mt.25, 31-46 in bijlage 5).
16
Bijlage 1 Het zonnelied, gezongen door Angelo Branduardi - vertaling: Lieve Daniels
Enkel U komt toe, o Heer, alle glorie, alle eer. Goede Vader, wees gezegend en geloofd. Enkel U wordt niet te licht het allerhoogste toegedicht en wij buigen voor U nederig het hoofd. Wees geprezen, goede Heer en uw schepping evenzeer. Zuster zon haar licht en helend-warme stralen; ’t is een wonder, wis en waar dat U ons verlicht door haar. Moge zij uw goedheid naar ons toe vertalen. Wees geloofd voor Zuster maan en de sterren die er staan en de nacht hun klaar en helder schijnsel geven. Wees geloofd voor Broeder wind, die in wolken regen vindt en verspreidt, opdat uw schepping moge leven. Wees geprezen, goede Vader voor het koele, reine water dat ons laaft en wast en droogte doet verdwijnen. Wees geloofd ook voor het vuur, dat ons verwarmt in ’t late uur en zijn vreugde en zijn kracht op ons laat schijnen. Wees geprezen, o mijn Hoeder, voor de aarde, onze Moeder, die ons koestert en ons dierbaar leven geeft: vruchten vol van smaak en geuren, bloemen, weelderig van kleuren… en de bomen en het gras en al wat leeft. Wees geloofd voor hen, die leven in uw liefde, en vergeven ook als onrecht en ellende hen dan honen, en gezegend ook diegenen, die door vrede te verlenen zich door U, o Vader, mogen laten kronen. Wees geprezen, o mijn Heer, voor ons lichaam broos en teer, dat de Dood van ’t leven zomaar kan bestelen. Want gezegend zijn ook dezen, die de dood niet moeten vrezen omdat zij voor eeuwig in Uw liefde delen.
17
Bijlage 2 Het Zonnelied – Franciscus van Assisi Allerhoogste, almachtige, goede Heer, van U zijn de lof, de roem, de eer en alle zegening. U alleen, allerhoogste, komen zij toe en geen mens is waardig U te noemen. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, met al uw schepselen, vooral heer broeder van zon, die dag is, en door wie Gij ons verlicht. En hij is mooi en stralend met grote luister. Van U, Allerhoogste, is hij het teken. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster maan en de sterren. Aan de hemel hebt Gij ze gemaakt, schitterend, kostbaar en mooi. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door broeder wind en door de lucht en door bewolkt en helder en ieder weer, waardoor Gij uw schepselen in leven houdt. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster water, die heel nuttig is en nederig en kostbaar en kuis. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door broeder vuur, door wie Gij voor ons de nacht verlicht. En hij is mooi en vrolijk, stoer en sterk. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door zuster aarde, onze moeder die ons in leven houdt en leidt en allerlei gewassen met kleurige bloemen en kruiden voortbrengt. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door hen die vergiffenis schenken door uw liefde en ziekte en verdrukking dragen. Gelukkig zij die dat zullen dragen in vrede, want door U, Allerhoogste, zullen zij worden gekroond. Geloofd zijt Gij, mijn Heer, door onze zuster de lichamelijke dood, waaraan geen levend mens ontsnappen kan. Wee hen die sterven in doodzonde. Gelukkig wie zij aantreft in uw allerheiligste wil, want de tweede dood zal hen geen kwaad doen. Looft en zegent mijn Heer en dankt en dient Hem met grote nederigheid.
18
Bijlage 3 Onrust en woede – Uit ‘De zon komt op in Assisi’ – Eloï Leclerc In zijn Geschriften benadrukt Franciscus dat onrust, irritatie en woede levensgrote obstakels zijn om zichzelf en de anderen lief te hebben. Hij ziet er een onmiskenbaar teken in van possessief gedrag, van een verborgen, vaak onbewust zich toe-eigenen. Je denkt dat je zuiver, edelmoedig, mild, vreedzaam bent tot het ogenblik dat er tegenspraak of tegenstand komt. Dan raak je geïrriteerd en word je agressief. Het masker valt. Met hand en tand verdedig je je belangen en je bedoelingen. Klaarblijkelijk heeft de mens zich het werk toegeëigend dat de Heer door hem voltooide: hij heeft er een persoonlijke kwestie van gemaakt. De reden waarom Franciscus zich zo duidelijk uitsprak over onrust en woede en zijn broeders aanmaande de vrede van het hart te bewaren, is ongetwijfeld dat hij zelf door onrust en woede bekoord werd, en wel op de meest slinkse manier: in zijn streven naar vrede en broederlijkheid. Hij wilde immers een echte broederschap tussen de mensen tot stand brengen “in eenheid met de schepping”. Toch leek alles hem te lukken en lachte de toekomst hem toe. Er kwamen steeds meer broeders bij. De ene paus na de andere bejegende de nieuwe orde met de grootste welwillendheid. Franciscus had redenen te over om God te danken voor al het goede dat zijn broeders tot stand brachten. Maar plots verduisterde de hemel. Binnen de schoot van de fraterniteit doken er meningsverschillen op die de sfeer verpestten. Het steeds aangroeiende aantal broeders eiste een striktere organisatie. Zij konden niet blijven leven zoals de vogels in de lucht, elk volgens zijn eigen inspiratie. Er moest paal en perk gesteld worden aan een zekere wildgroei. Anderzijds was er behoefte aan kloosters en vorming, zowel op spiritueel als op apostolisch vlak. Franciscus was zich daar terdege van bewust, maar hij zag ook met lede ogen dat bepaalde invloedrijke broeders de fraterniteit op de leest van de oude monastieke ordes wilden schoeien, die beter gehuisvest en georganiseerd waren. Hij vond dat in de eerste plaats de oorspronkelijke idee van broederlijkheid, van evangelische eenvoud en vrijheid bewaard moest blijven. Hij wilde koste wat kost die nieuwe manier van in de wereld staan vrijwaren en ontwikkelen, in het teken van broederschap tussen alle mensen, vooral de eenvoudigsten. Franciscus werd door een diepe angst bevangen. Zou de broederschap niet losgemaakt worden van haar oorspronkelijke roeping, van haar eigen charisma wanneer er een orde in de strikte zin van het woord werd gemaakt? Het zou altijd moeilijk zijn evangelisch bewogen broederlijkheid en de eisen van een orde met elkaar te verzoenen. een orde veronderstelt structuren, een regel, een hiërarchie; zij maakt onvermijdelijk onderscheid en zorgt soms zelfs voor uitsluiting. Zij hecht vooral belang aan het instituut, het collectieve. De broederschap die Franciscus voorstond, was vooral een vrije ruimte waarin elke broeder in de geest van Christus kon leven, een plaats waar iedereen welkom was, een vrijhaven waar het leven zuiver en ongedwongen kon open bloeien, dankzij goede menselijke relaties. Franciscus had het gevoel dat zijn werk hem door de vingers glipte, dat anderen er beslag op legden en dat het zo dreigde af te drijven van wat God hem had gevraagd. “Hij werd er innerlijk en uiterlijk, in lichaam en ziel, door verontrust”,
19
schreef Thomas van Celano. Soms werd hij door woede verteerd, als een onweer dat dreigt uit te barsten. “Wie zijn die mensen die mijn orde en mijn broeders uit mijn handen hebben gerukt?” In deze kreet horen we hoe diep hij eronder lijdt. Die morele crisis, nog verergerd door ziekte, was voor Franciscus de noodzakelijke stap naar een radicale onthechting. Hij vroeg zich af wat de Heer van hem verwachtte. Hij was bijna blind, leed aan allerlei kwalen en meende dat hij er goed aan deed zijn ontslag als algemeen overste in te dienen. Hij trok zich terug in een kluis en verborg zijn verdriet en zijn ergernis. Het gevaar bestond dat hij zich in zijn isolement en in bitterheid zou opsluiten, maar God wachtte hem op. Hij nodigde Franciscus uit zich helemaal te zuiveren, zich van zijn werk te ontdoen om zelf het werk van God te worden. Zo zou hij de Broederschap niet langer als zijn persoonlijke, maar als Gods zaak beschouwen. “Waarom zou je je zorgen maken, arme, kleine man? Ben ik niet de Heer?” Franciscus hoorde de oproep en, zoals Abraham, geloofde hij het Woord. Hij legde zijn zorgen in de handen van God: God is er en dat volstaat. Hij boog in aanbidding het hoofd en zijn hart werd licht als een vogel. Hij kreeg weer vleugels en vond de vreugde en het lied terug. Hij had begrepen dat de vrede van het hart de hoogste vorm van armoede is. Een gerust hart “God volstaat.” Die onthechte opvatting over God maakte in Franciscus een grote energie los. Hij voelde zich door niets meer gebonden. Zorg om eigenbelang, persoonlijke vervolmaking, sociaal of kerkelijk of zelfs apostolisch welslagen, alles was als sneeuw voor de zon verdwenen. Franciscus had zich in Gods armen geworpen en zijn adem gevoeld. Een enorme vloedgolf van liefde droeg hem tot bij de mensen om hen zijn geestdrift en vreugde mee te delen. “Laten wij beginnen met de Heer te dienen,” zei hij tegen zijn broeders, “want tot nu toe hebben wij nog niet veel gepresteerd.” Voortaan kon hij zich met een gerustgesteld, stralend hart helemaal aan zijn vredesmissie wijden. Het belangrijkste was dus niet een instituut op te richten of in iets te slagen door er zijn persoonlijke stempel op te drukken, maar zelf een broeder te zijn die doorstraald werd door de goedheid van God, over alle structuren en grenzen heen. Nu kon Franciscus naar waarheid schrijven: “… Zij die, ondanks alles wat zij in deze wereld uit liefde voor onze Heer Jezus Christus te lijden hebben, in lichaam en ziel de vrede bewaren, zijn echte vredebrengers.” Wanneer een broeder die verantwoordelijk was voor een fraterniteit hem, onder het voorwendsel dat zijn medebroeders hem het leven zuur maakten en hem verhinderden de Heer te beminnen zoals hij het verlangde, de toelating vroeg om zich in de eenzaamheid van een kluis terug te trekken, antwoordde Franciscus hem, uit eigen ervaring wijs geworden: “Wat je verhindert de Heer te dienen en alle last die je medebroeders of anderen je aandoen, zelfs al zouden zij je slaan, moet je als een genade beschouwen. Aanvaard de toestand zoals hij is en droom niet van iets anders… houd van degenen die je last aandoen en eis van hen niets anders dan datgene wat de Heer je geeft. Ja, houd van hen zoals zij zijn zonder te verlangen dat zij, om jouwentwille, betere christenen zouden zijn. Dat zal je meer goed doen dan een kluizenaarsleven. Zo zal ik herkennen dat je de Heer liefhebt en dat je mij, zijn en jouw dienaar, liefhebt: dat er op de wereld geen enkele broeder is die, nadat hij zoveel zonden bedreven heeft als maar mogelijk is, je blik ontmoet en niet vergeven wordt wanneer hij om vergeving vraagt. Zelfs al vraagt hij geen barmhartigheid, dan moet jij vragen of hij vergeven wil worden. En al zou hij daarna nog duizend keren tegen jou zondigen, houd meer
20
van hem dan van mij om hem tot de Heer te brengen. Wees altijd barmhartig voor zulke broeders.” In een van zijn Vermaningen schreef Franciscus: “Hij die liever vervolging ondergaat dan zich van zijn broeders af te scheiden is werkelijk volmaakt gehoorzaam, want hij geeft zijn leven voor zijn broeders.” Gemeenschap met de broeders, met alle broeders, dat was wat primeerde en voor alles gevrijwaard moest worden.
21
Bijlage 4 Tekst van het lied: Om herscholing Dichter: Jan van Opbergen
Refrein: Om herscholing in wijsheid bidden wij, om kennis die tot leven strekt, om vaardigheid tot vrede en bekwaamheid tot bevrijding. Daarom bidden wij om een nieuw gevoel voor taal in het luisteren naar verdrukten en minderheden. Dat wij een scherp gehoor ontwikkelen voor de taal van profeten en bevrijders. Dat wij diep geraakt en wezenlijk veranderd worden door de noodroep van de machtelozen, door het stil protest van alle sprakelozen. Refrein (zie boven). Om een nieuw besef van historie bidden wij. Dat wij onze geschiedenis omgekeerd waarderen: niet vanuit de overwinnaars maar vanuit de overwonnenen, niet vanuit de meesters maar vanuit de slaven. Dat wij leren van ons verleden door te luisteren naar hen die de dupe zijn van onze beschaving. Refrein (zie boven). Om een nieuw begrip van aardrijkskunde bidden wij. Dat wij de plaatsen van het onrecht kennen. Dat wij weten waar vandaag Egypte ligt en waar de slaven wonen van de jongste farao’s. Dat wij hoopvol leren wedden op de verdrukten die zichzelf organiseren. (Refr.) Om een nieuwe kennis van de natuur bidden wij. Dat wij leren kiezen tussen scheppen of vernielen. Dat wij de opslagplaatsen van de dood ontmaskeren en onze strijd niet staken voor een menswaardig leefmilieu. (Refr.) Om een nieuwe methode van rekenen bidden wij. Dat wij ons oefenen en bekwamen in het vermenigvuldigen door te delen. Dat uitgerekend het gebaar van breken en delen het teken wordt van overleven. Dat ooit het Laatste Avondmaal van Jezus de Eerste Overvloed van allen wordt. (Refr.)
22
Bijlage 5 Mt.25,31-46 31] Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. [32] Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; [33] de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. [34] Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. [35] Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, [36] ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” [37] Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? [38] Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? [39] Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” [40] En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” [41] Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. [42] Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. [43] Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.” [44] Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u gezorgd?” [45] En hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.” [46] Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’
23
Deel 3: Verhalen over Franciscus
De wolf van Gubbio Voor de verwerking van dit thema worden volgende elementen aangeboden: 1. tekst van het verhaal 2. sleutel om dit verhaal te begrijpen 3. vragen om over door te praten 4. evangeliewoord 5. tekst ter bezinning 1. Wij beluisteren het verhaal (Legende uit de Fioretti, hoofdstuk 21) De wolf van Gubbio Toen Franciscus eens in Gubbio verbleef, dook daar in de buurt een enorm grote, angstaanjagende en bloeddorstige wolf op, die niet alleen dieren, maar ook mensen verslond. En omdat die wolf ook dikwijls in de buurt van de stad kwam, waren alle inwoners van Gubbio bang. Ieder die de stad uit moest, deed dat gewapend alsof er oorlog was. Maar met dat al stond je hulpeloos tegenover dat woeste beest, als je het alléén tegenkwam. Het kwam uiteindelijk zó ver, dat niemand meer de stad uit durfde gaan. Omdat Franciscus met die mensen te doen had, wilde hij naar die wolf toegaan, hoewel de mensen van de stad hem dat ten sterkste afraadden. Terwijl de bevolking van Gubbio zich tot de tanden wapende en zich niet meer buiten de stadsmuur waagde, maakte Franciscus een kruisteken en verliet de stad. Vol vertrouwen op God, sloeg hij de weg in naar de plek waar de wolf zich bevond. En inderdaad, terwijl de mensen zich verzamelden op de stadsmuur om toe te kijken, kwam de wolf met opengesperde muil op Franciscus afrennen. Toen hij vlakbij was, maakte Franciscus een kruisteken over hem en riep de wolf bij zich: “Kom hier, broeder wolf. In de naam van Jezus beveel ik je noch mij noch iemand anders kwaad te doen.” En toen gebeurde het wonder. Het vervaarlijke monster sloot zijn bek, hield zijn vaart in, begon te kwispelstaarten en wierp zich mak als een lam aan de voeten van Franciscus neer. Toen zei Franciscus tegen hem: “Broeder wolf, je berokkent veel schade in deze streek omdat je veel dieren hebt verminkt en gedood. Maar je hebt niet alleen dieren gedood en verslonden, maar je hebt zelfs mensen gedood en verminkt. Daarom verdien je de galg als een rover en een moordenaar. Alle mensen zijn je vijandig gezind. Maar, broeder wolf, ik wil vrede sluiten tussen jou en hen, en wel onder de volgende voorwaarden: dat jij ze geen kwaad meer zult doen, en dat zij van hun kant jou alles zullen vergeven wat je misdaan hebt en dat ze ophouden met op je te jagen en de honden op je af te sturen.” De wolf beloofde zich aan dit verbond te houden op de manier die een wolf betaamt, namelijk door zijn kop te buigen en Franciscus zijn rechtervoorpoot te
24
geven. Daarop sprak Franciscus: “Broeder wolf, daar je deze vrede wilt sluiten en je eraan wilt houden, beloof ik je ervoor te zorgen dat de mensen van deze streek je steeds te eten zullen geven zolang je leeft, zodat je nooit meer honger hoeft te lijden; want ik weet heel goed, dat je al dat kwaad alleen maar gedaan hebt, omdat je honger had. Maar dan moet jij me beloven dat je geen mens of dier meer schade zal doen.” Opnieuw boog de wolf zijn kop en legde zijn rechtervoorpoot voorzichtig in de handen van Franciscus. Daarop nodigde Franciscus de wolf uit met hem mee te gaan naar het plein van Gubbio om daar de vrede te bekrachtigen. En daar gingen ze dan. Nu waren de burgers van Gubbio werkelijk buiten zichzelf van verbazing. Als een lopend vuur ging het nieuws door de stad. En iedereen drong samen op het marktplein om Franciscus en de wolf te zien. Franciscus klauterde op een verhoog en zei: “Luister, zusters en broeders, broeder wolf hier heeft mij beloof vrede met u te willen sluiten en geen dier of mens meer een haar te zullen krenken, als u belooft hem iedere dag te geven wat hij nodig heeft; en ik sta er persoonlijk borg voor, dat hij dit verdrag stipt na zal komen.” Eenstemmig beloofde het volk nu de honger van wolf voortaan te zullen stillen en voor de ogen van het volk bevestigde de wolf voor de derde maal, dat hij deze overeenkomst zou eerbiedigen. Juichend prijsden de burgers van Gubbio de Heer die hun broeder Franciscus had gezonden. Daarna leefde de wolf nog twee jaar in alle vrede en vriendelijkheid in Gubbio. En de mensen hadden verdriet toen hij stierf, want tijdens zijn leven herinnerde hij hen voortdurend aan Franciscus. 2. De sleutel om dit verhaal te begrijpen Dit is geen wonderverhaal, maar een middeleeuwse parabel, waarbij de wolf symbool staat voor een wrede rover (kan ook een groep zijn) die de streek onveilig maakt. Franciscus gaat naar de wolf (de rover) toe en probeert hem tot andere gevoelens te brengen. Vervolgens neemt Franciscus de rol van bemiddelaar op zich tussen de stedelingen en de wolf… waarbij men respect krijgt voor elkaar en aan beide partijen toekent waar ieder recht op heeft. De stedelingen beloven de wolf voedsel te geven (datgene waar elk mens recht op heeft om op een menswaardige wijze te leven) en de wolf belooft de streek niet meer onveilig te maken. In elke overeenkomst zit natuurlijk een wederzijds compromis, dat niet steeds even gemakkelijk te vinden is. De Italiaanse Nobelprijswinnaar Dario Fo legt in zijn parafrase van dit verhaal de volgende woorden in de mond van de wolf: “Het is moeilijk om als zwijn (= groenteneter) te leven, wanneer je als wolf (= vleeseter) bent geboren.” (Dario Fo: Lo santo Jullare Françesco). Je moet jezelf blijven, en toch de ruimte geven voor de ander. Soms een evenwichtsoefening! 3. Vragen om over door te praten * Door wie voelen wij ons vandaag bedreigd? (Wie is de wolf in ons leven?) - vluchtelingen: op zoek naar een menswaardig bestaan, of niet soms? - werklozen: zijn het luiaards of krijgen zij te weinig of geen kansen?
25
- jongeren aan de drugs, alcohol, doelloos rondhangend… Hoe staan we tegenover hen? - en anderen? * Zijn wij (de stedelingen) soms ook niet als die vraatzuchtige wolf? - die het grootste deel van de wereldrijkdom opvreten - die 2/3 van de wereldbevolking armoede laat lijden omdat wij niet bereid zijn om met de armen te delen - is de grootste ‘genocide’ van deze tijd niet dat miljoenen mensen in deze wereld van armoede en honger sterven ten gevolge van de beslissingen van de Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank…, economische grootmachten die de wereld in hun handen houden om zoveel mogelijk winst te maken voor een kleine groep ten koste van het leven van miljoenen armen… * Franciscus wijst niemand met de vinger. Hij roept op tot dialoog, tot respect voor iedere mens en tot zorg voor gerechtigheid. Dit kan niet zonder de bereidheid tot verzoening en het permanente streven naar vrede. Meer nog, dit verhaal nodigt ons ook uit tot soberheid en eenvoud. Want het eenzijdig streven naar macht en bezit zijn dikwijls de bron van zoveel onrecht en de oorzaak van zoveel opstandigheid bij wie er door benadeeld wordt, of niet? * Nog een bijkomende bedenking: in het verhaal zien wij een bepaalde evolutie. In het begin lijkt de wolf een verschrikkelijk dier te zijn en krijg je medelijden met de inwoners van de stad. Naar het einde toe lijken de inwoners van de stad ook niet zonder schuld te zijn en ga je eerder medelijden voelen met de wolf die zoveel werd aangedaan. * De vraag “wie is schuldig?” is echter een verkeerde vraag. De juiste vraag luidt: “waarom doet iemand iets?”
4. Evangeliewoord Een vrouw op overspel betrapt (Joh. 8, 1-10) Jezus ging naar de Olijfberg, en vroeg in de morgen was hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar hem toe, hij ging zitten en gaf hun onderricht. Toen brachten de schriftgeleerden en de Farizeeën een vrouw bij hem die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en zeiden tegen Jezus: “Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt u daarvan?” Dit zeiden ze om hem op de proef te stellen, om te zien of ze hem konden aanklagen. Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. Toen ze bleven aandringen, richtte hij zich op en zei: “Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.” Hij bukte zich weer en schreef op de grond. Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten hem alleen, met de vrouw die in het midden stond. Jezus richtte zich op en vroeg haar: “Waar
26
zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?” “Niemand, heer,” zei ze. “Ik veroordeel u ook niet,” zei Jezus. “Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.” We zoeken zo gemakkelijk een zondebok en stellen ons te weinig de vraag of zij niet precies het slachtoffer zijn van wat verkeerd loopt in onze samenleving. 5. Tekst ter bezinning Eeuwig heimwee drijft ons voort en houdt ons gaande in goede en kwade dagen. Heimwee naar geborgenheid, hunker naar een warme thuis en naar de veilige plek waar een mens aanvaard, bemind mag zijn zoals hij is. Onvoorwaardelijk, de eenzaamheid voorbij. Nood aan ruzieloos samenleven. Droom van vrede, van een wereld waar eenieder tot zijn recht kan komen en waar alles wordt gedeeld met allen. Diep verlangen naar geluk: zien en voelen en van harte weten: het is goed te mogen leven. Tijd om op adem te komen; grond onder de voeten te voelen; iemand die ons draagt. Eeuwig heimwee drijft ons voort. Sterk is het zoeken van de mens naar een ster van hoop.
27
Franciscus spreekt voor de vogeltjes Voor de verwerking van dit thema worden volgende elementen aangeboden: 1. het verhaal van Celano, Franciscus’ biograaf 2. duiding van het verhaal 3. evangelietekst 4. stiltemoment 5. afsluitende belijdenis 1. Het verhaal van Celano Nadat velen zich bij de broeders hadden aangesloten, ging Franciscus een tocht maken door het dal van Spoleto. Hij kwam in de buurt van Bevagna bij een plek, waar een grote menigte vogels van diverse pluimage bijeen was; er waren duiven, kraaien en nog andere vogels, die men gewoonlijk eksters noemt. Franciscus was een man die ook voor de lagere, redeloze schepsels veel genegenheid voelde en ze erg graag mocht. Bruisend spontaan als hij was, liet hij, toen hij die vogels daar gezien had, zijn metgezellen waar ze waren, en liep er enthousiast naar toe. Maar toen hij er vlak bij kwam, zag hij, dat ze als het ware stonden te wachten om hem te ontvangen. Hij groette hen op de manier waarop hij altijd groette, maar vroeg zich wel verbaasd af, waarom de vogels niet weggevlogen waren, zoals ze altijd doen. Een grote vreugde kwam bij hem op en vriendelijk vroeg hij hun om naar het woord van God te luisteren. Na zijn toespraak begonnen die vogels - het verhaal heb ik van hemzelf en de broeders, die bij hem waren - op wonderlijke manier op hun eigen wijze hun vreugde te uiten: ze rekten hun halzen, strekten hun vleugels uit, openden hun bek en keken naar hem. Hij wandelde daarna wat tussen hen rond, terwijl hij met zijn habijt langs hun kopjes en lijfjes streek. Tenslotte zegende hij hen, maakte het kruisteken en gaf ze verlof om weg te vliegen. Blij gestemd ging Franciscus met zijn gezelschap verder en dankte God. Maar hij begon zich ook schuldig te voelen aan nalatigheid. Vroeger immers had hij nooit voor vogels gepreekt, terwijl nu bleek, met hoe grote eerbied ze luisterden naar het woord van God. Vanaf die dag spoorde hij vol ijver alle levende wezens aan, of ze nu in de lucht, op aarde of in het water leefden, of ze nu zintuigen hadden of niet, hun Schepper te beminnen en Zijn lof te verkondigen. Iedere dag merkte hij immers uit eigen ondervinding, hoe goed ze luisterden wanneer hij de naam van de Verlosser aanriep. 2. Duiding van het verhaal Doorheen de eeuwen is het verhaal van Franciscus en de vogels bijna een sprookje geworden, een wonderverhaal, waardoor Franciscus de patroonheilige werd van de natuur en van allen die het leefmilieu behartigen. Oorspronkelijk was dit verhaal, net zoals het verhaal van de wolf van Gubbio, een parabel. De dieren die er werden in voorgesteld waren altijd personificaties van bepaalde groepen van mensen. Celano spreekt van drie soorten: de duiven, de kraaien en de eksters, zeker niet de elegantste vogels van het vogelrijk. In de parabel nu staan de duiven voor het eenvoudige volk, waar niemand naar omziet en die ook ‘niemand’ zijn. De kraaien zijn de rovers, de bandieten. En de derde groep zijn de eksters… in het Italiaans is dat ‘avvoltoio’, en dat betekent tevens ‘woekeraar’. Het gaat hier dus blijkbaar over een categorie van mensen
28
die op een duistere wijze met geld omgaan. Trouwens, een populaire Duitse naam voor eksters is ‘Geldfresserin’! Duiven, kraaien en eksters, ze zijn het symbool van een soort volk dat je door de band niet terugvond in de kerken en kapellen, die niet veel interesse hadden voor het woord van God. Franciscus ging naar hen toe en preekte er voor. Dat vertelt het verhaal uitdrukkelijk. En er wordt nog bijverteld dat ze met veel aandacht luisterden naar Franciscus’ boodschap. Het gaat hier dus niet over een wonderverhaal over Franciscus die tot de vogeltjes sprak, maar het is een verhaal dat ons spreekt over Franciscus die oog had voor de marginalen van zijn tijd. Het wonder ligt in het feit dat hij bij deze mensen gehoor vond. 3. Evangelietekst (Lucas 19, 1-10) Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij voorbijkwam. Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: “Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.” Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: “Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.” Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: “Kijk, Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.” Jezus zei tegen hem: “Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.” 4. Stiltemoment Met af en toe een korte gedachte: - Jezus wou bij Zacheüs te gast zijn… - Franciscus ging naar de duiven, kraaien en eksters van zijn tijd… - Gaan wij ook naar de duiven, kraaien en eksters van onze tijd of laten wij ze gewoon links liggen? 5. Afsluitende belijdenis Ik geloof in Hem die heet: ‘Ik zal er zijn voor allen, niemand uitgesloten’, Hij is de kern, de Bron van onze solidariteit. Op Hem wil mijn inzet afstemmen en zijn Naam maken tot de rode draad van mijn leven. Ik geloof in Jezus, het levend verzet tegen iedere uitsluiting. In Hem heeft onze God handen en voeten gekregen. In Hem is zijn Naam werkelijkheid geworden.
29
Ik geloof dat Hij niet vergeefs heeft geleefd, en niet vergeefs is gestorven, maar dat Hij elke dag opnieuw verrijst in mensen die vandaag zijn solidariteit met de uitgeslotenen belichamen. Ik geloof in zijn Geest, die ook vandaag mensen bezielt en aanzet om zijn manier van leven tot de hunne te maken, en de weg te gaan van breken en delen, van goedheid en verbondenheid, van recht en vrede altijd weer ten bate van de minsten. Ik geloof in Hem die heet: ‘Ik zal er zijn voor u’ en ik weet: Hij is te doen. Amen.
30
Het verhaal van FRANCISCUS en VROUW ARMOEDE Voor de verwerking van dit thema worden volgende elementen aangeboden: 1. inleiding op het toneeltje 2. tekst van het toneeltje 3. vragen om over door te praten 4. een gelijkaardig verhaal van Godfried Bomans: de bramenplukker 5. vragen om over dit verhaal door te praten 6. een gezamenlijk gebed. 1. Inleiding: Ong. 1227, kort na het overlijden van Franciscus schrijft een onbekende minderbroeder een mysteriespel over de zoektocht van Franciscus naar Vrouw Armoede. Het spel is geschreven door iemand die Franciscus zeker heeft gekend, en ook diens spiritualiteit. Om die spiritualiteit ietwat “zichtbaar” te maken voor de mensen, heeft hij er een mysteriespel over geschreven, een “wagenspel” (Het wagenspel ontstond in de Middeleeuwen en was van oorsprong een religieus, maar later ook wereldlijk toneelstuk. De naam is ontleend aan het feit dat het stuk werd opgevoerd op een platte wagen, wat als voordeel had dat het stuk op elk gewenste plaats kon worden opgevoerd) – (info: Wikipedia) Het verhaal gaat als volgt: In de proloog wordt verhaald hoe Franciscus de waarde van de evangelische armoede heeft ontdekt door in de voetstappen van Jezus te treden. In een 1ste episode wordt verteld hoe Franciscus zijn omgeving wil duidelijk maken waar zijn verlangen naar uitgaat. De geleerden tonen niet veel begrip. Daarom verlaat Franciscus de stad en ontmoet 2 grijsaards (het O.T. en het N.T.) die hem de weg tonen naar Vrouw Armoede, die op een hoge berg woont. Maar zij raden hem aan om een aantal gezellen rond zich te verzamelen, omdat hij anders die berg niet zal bereiken. Op de berg ontmoeten de broeders Vrouw Armoede, en er ontspint zich een gesprek over de Armoede en het volgen van Christus. Dit tafereel wordt afgesloten met de vredeskus. Dan dalen ze samen de berg af en Vrouw Armoede houdt een maaltijd met de broeders, waar tot in alle details wordt verteld hoe het leven zonder eigendom eruit zag. Dit is het tafereel waar het in ons verhaal over gaat. Het slot van het boek is een zegen die Vrouw Armoede geeft aan de broeders, met enkele vermaningen om te volharden op de ingeslagen weg. Het verhaal kan “gespeeld” worden door een paar vrijwilligers.
2. Het heilig verbond van Franciscus met Vrouw Armoede. (L. = Lector; V. = Vrouw Armoede; B. = Broeders)
31
L.
Nadat ze de voorbereidingen getroffen hadden, drongen de broeders er bij Vrouw Armoede op aan met hen de maaltijd te gebruiken. Maar zij zei:
V.
Laten jullie mij eerst de kapel, de kapittelzaal, de kloostergang, de refter,de keuken, de slaapzaal en de stal eens zien; en ook jullie mooie zetels, gepolijste tafels en ruime woonvertrekken. Van dat alles zie ik niets. Wat ik wel zie, is dat jullie vrolijk en opgeruimd zijn, dat jullie stralen van vreugde en vol goede moed zijn, alsof je verwacht dat dat alles je meteen ter beschikking zal staan, wanneer je het maar wenst.
L.
Maar zij antwoordden:
B.
Mevrouw, wij zijn vermoeid van de lange tocht; en ook u hebt het, toen u met ons meekwam, nogal zwaar te verduren gehad. Liever zouden we dus eerst wat eten. Wanneer we zo weer op krachten gekomen zijn, zullen we alles doen zoals u het zegt.
V.
Goed, laten we dat dan maar doen. Maar haalt dan nu wat water om onze handen te wassen, en doeken om ze af te drogen.
L.
In allerijl brachten ze haar toen de helft van een aarden kruik - want een hele hadden ze niet - gevuld met water. En terwijl ze dat uitgoten over haar handen, keken ze naar alle kanten om zich heen om een doek. Toen ze er echter nergens een konden vinden, bood een van hen haar zijn tuniek aan om die dan maar voor haar handen te gebruiken. Vrouw Armoede bedankte hem ervoor en nam ze aan. Ondertussen verheerlijkte zij God in haar hart dat Hij haar in het gezelschap van zulke mannen had gebracht. Ze brachten haar toen naar de plaats waar ze de tafel gereedgemaakt hadden. Toen Vrouw Armoede daar kwam, keek ze om zich heen en zag niets anders dan drie of vier stukken gerste- of zemelbrood die op het gras waren neergelegd. Zeer onder de indruk zei ze verwonderd bij zichzelf:
V.
Wie heeft ooit zoiets gezien? Geprezen zijt Gij, Heer mijn God, die zorg draagt voor allen! Voor U is dat trouwens altijd mogelijk, als U het maar wilt. Door zo te handelen hebt U uw volk geleerd uw welbehagen te zoeken.
L.
Toen gingen ze bij elkaar zitten en dankten God voor al zijn gaven. Daarna verzocht Vrouw Armoede de schotels gekookte spijzen op te dienen. En zie, ze brachten één schotel met koud water waarin zij allen hun brood konden dopen. Een voorraad schotels hadden ze immers niet, net zo min als een veelheid van gekookte spijzen. Toen vroeg Vrouw Armoede haar tenminste wat verse welriekende kruiden te bezorgen. Maar omdat ze geen tuinman hadden en niet wisten waar een tuin te vinden, gingen ze in het bos wat wilde kruiden bijeenplukken en legden die bij haar neer.
V.
Brengen jullie me nu een beetje zout, ik wil die kruiden zouten, want ze zijn bitter.
32
B.
Heb wat geduld, Mevrouw, totdat we in de stad komen. Misschien is er daar wel iemand die ons wat wil geven.
V.
Geven jullie me dan maar een mes. Dan kan ik die kruiden schoonmaken en het brood snijden. Want dat is wel heel erg hard en uitgedroogd.
B.
Een smid om lemmets voor messen te maken, hebben we niet. Voorlopig zult u het met uw tanden moeten doen; later zullen we wel voor een mes zorgen.
V.
Is er bij jullie misschien een beetje wijn?
B.
Mevrouw, wijn hebben we niet, want de eerste behoeften van de mens zijn brood en water. Bovendien is wijn drinken voor u niet goed; als bruid van Christus dient u wijn te schuwen als gif.
L.
Toen ze daarna gegeten hadden en zich voldaan voelden, prezen ze de Heer dat Hij zo welwillend op hen had neergezien. Vervolgens brachten ze Vrouw Armoede naar een plaats om er wat uit te rusten. Ze was immers nogal vermoeid. Daar legde ze zich naakt op de naakte grond neer. Wel vroeg ze nog een kussen voor haar hoofd. Meteen brachten ze haar een steen en legden die eronder. Nadat Vrouw Armoede daar enige tijd zeer rustig, maar licht had liggen sluimeren, stond ze haastig op en vroeg hun haar nu het klooster te laten zien. Ze namen haar toen mee naar een bergtop en wezen haar de hele wereld voorzover ze die konden zien, en zeiden:
B.
Dit is ons klooster, Mevrouw.
3. Vragen om over door te praten Wat kunnen wij van dit verhaal leren? Waarom waren de broeders vrolijk en opgeruimd, straalden zij van vreugde en waren zij vol goede moed? Zijn de broeders naïef en niet van deze wereld? Leggen wij ons leven even naast dat van de broeders van Franciscus? Zijn wij te’vrede’n mensen? Waarderen wij wat we hebben of zijn wij integendeel ongelukkig om het vele dat we niet hebben? 4. De Bramenplukker (dit verhaal is een bewerking van ‘De rijke bramenplukker’ van Godfried Bomans) In het bos woonde een oude bramenplukker. Omdat hij nog nooit andere mensen had gezien, geloofde hij dat hij alleen op de wereld was. Maar dat maakte hem niet ongelukkig. Nee, de bramenplukker was juist heel erg gelukkig. ‘s Ochtends
33
als hij opstond, schenen de zonnestralen door de takken van de bomen. Het gras, het mos en de bloemen waren dan bedekt met allerlei schitterende en flonkerende diamanten. Als de bramenplukker door het bos liep, dacht hij dat hij door een lange zuilengang liep, met enorme gewelven en een groen dak. Hij spiegelde zich in glasheldere spiegels die in het bos verspreid lagen. En ‘s avonds, als de zon onderging, luisterde hij naar het jubelende gezang dat ergens in de verte klonk. ‘Wat is dit alles toch mooi, zuchtte hij dan, wat ben ik toch gelukkig en wat is het jammer dat ik als enige hiervan kan genieten.’ Op een avond kwam er een ontdekkingsreiziger bij het huisje van de bramenplukker aan. De reiziger klopte op de deur en stapte naar binnen. De bramenplukker zat in zijn stoel en keek de vreemdeling stomverbaasd aan. Nog nooit had de bramenplukker een ander mens gezien. Hij stond op, liep om de reiziger heen en bekeek hem eens goed. Toen pakte hij de hand van de reiziger en schudde die heen en weer. ‘U bent net als ik! Ik ben niet alleen,’ juichte de bramenplukker. De reiziger bleef bij de bramenplukker eten. ‘Hier heeft u een goudstuk, voor het eten,’ sprak de reiziger. ‘Dat goud heb ik niet nodig, zei de bramenplukker, ik heb diamanten!’ ‘Diamanten, vroeg de reiziger verbaasd, waar?’ ‘Buiten, zei de bramenplukker, ik heb een paar grasvelden vol met diamanten.’ ‘Man, je bent schatrijk,’ zei de ontdekkingsreiziger en zijn ogen glinsterden. Die diamanten wilden hij ook wel eens zien. ‘Ik heb ook spiegels, zei de bramenplukker, en paleizen met zuilengangen en hoge groene gewelven. Als u het wilt zien, moet u morgenochtend maar mee gaan kijken.’ De ontdekkingsreiziger sprong op en liep naar de deur. ‘Nee, ik blijf niet. Ik ga iedereen van de diamanten, de spiegels en het paleis vertellen.’ De volgende avond kwam de ontdekkingsreiziger terug. Hij had duizenden mensen bij zich die allemaal de diamanten, spiegels en het paleis wilden zien. ‘Wat fijn dat jullie gekomen zijn,’ riep de bramenplukker uit toen hij al die mensen zag. ‘Nu kunnen jullie ook van al die mooie dingen genieten. Ga maar slapen, dan gaan we morgenochtend kijken.’ De mensen konden bijna niet slapen van ongeduld. Maar eindelijk werd het toch morgen. De zon kwam op en de diamanten glinsterden op het gras, het mos en de bloemen. Maar de mensen zagen het niet. Zij zagen alleen maar dauw. Toen zij door het bos liepen, zagen zij de zuilengangen en groene gewelven niet. Zij zagen alleen bomen, bladeren en takken. De mensen spiegelden zich niet in de spiegels, want zij zagen alleen vijvers. ‘s Avonds ging de zon onder, maar de mensen genoten niet van het gezang uit de verte. Zij hoorden alleen een nachtegaal fluiten. ‘Je hebt ons bedrogen,’ zeiden de mensen tegen de bramenplukker. De bramenplukker keek naar de mensen en zweeg. Hij twijfelt, hij heeft die diamanten, spiegels, zuilengangen en gewelven toch echt gezien? ‘Je hebt ons bedrogen,’ zeiden de mensen boos. Er zijn geen diamanten of spiegels. En de zuilengangen en gewelven zijn gewoon hoge bomen met takken en bladeren.’ Toen gingen de mensen terug naar huis, teleurgesteld en verdrietig. Ze hadden er allemaal van gedroomd om diamanten te vinden, rijk te worden en in een groot paleis te wonen. Maar het was een grote leugen. De bramenplukker bleef alleen in het bos achter. De volgende morgen waren het gras, mos en de bloemen weer met diamanten bedekt. Maar de bramenplukker wist niet of het nu werkelijk diamanten waren of alleen dauwdruppels.
34
5. Vragen om over door te praten Wat kunnen wij van dit verhaal leren? Waarom was de bramenplukker gelukkig en waren de mensen ongelukkig? Was je, net als de mensen, ook boos geweest op de bramenplukker? Heeft de bramenplukker de mensen echt bedrogen? Welke zijn de diamanten in ons leven? En in onze OKRA-afdeling? Hoe kunnen we deze boodschap overbrengen in onze afdeling?
6. Gezamenlijk gebed Heer, heb medelijden met mij. Open mijn ogen op wat echt de moeite waard is om ervoor te leven en te sterven. Maak dat ik kan inzien waar het in mijn leven eigenlijk op aankomt, wat belangrijk is en wat bijkomstig, wat goed voor mij is en wat verkeerd. Geef mij de kracht om U te volgen op uw kruisweg naar Jeruzalem, waar men groot wordt in de mate dat men dient, waar men leeft en toekomst heeft in de mate dat men zijn leven verliest. Heer, heb medelijden met mij, genees mijn blindheid, maak dat ik kan zien.
35