Lekstroom Werkt 2020 Vliegwiel voor werk en menskracht
Schetsontwerp voor de ondersteuning aan inwoners die (betaald of onbetaald) willen werken
Definitieve versie
Werk is belangrijk voor individu en samenleving en er is altijd werk te doen. Werken als vrijwilliger, een stage volgen, iets verkopen of verhuren, een probleem in je buurt oppakken, zorgen voor een naaste, een opdracht of een klus uitvoeren, een bedrijfje starten of uitbreiden, werken als uitzendkracht, een tijdelijk of een vaste baan hebben: het is allemaal werk. Door te werken lever je een bijdrage aan je eigen ontwikkeling en vergroot je je meerwaarde. Werken spreekt je talenten aan en brengt je in contact met anderen. Het is een voedingsbodem voor innovatie, vooruitgang en groei. Bij jezelf, je kinderen, de mensen met wie je samenwerkt, de buurt waarin je woont, de stad waarin je leeft, de vereniging of het bedrijf waarvoor je werkt.
Samenvatting De samenleving verandert in hoog tempo en dat heeft grote gevolgen voor de manier waarop we als gemeenten naar betaald en onbetaald
erk kijke e hoe e i
o ers e orga isaties
erkge ers,
vrijwilligersorganisaties) daarbij ondersteunen. De veranderende wereld vraagt om een nieuw richtinggevend perspe tief dat aa geeft hoe in 2020 de ondersteuning van inwoners en organisaties er uit moet gaan zien. Het schetsontwerp dat nu voor u ligt geeft daaraan richting. Niet genoeg betaald werk om iedereen te laten meedoen We constateren dat er nu al een grote mismatch is op de betaalde arbeidsmarkt. Tegenover iedere vacature voor betaald werk staan 10 mensen die werk zoeken. Als we inzoomen op betaald werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt dan is die mismatch nog veel groter. Gunstige economische ontwikkelingen kunnen zorgen voor een verdubbeling van het aantal vacatures, maar ook dan blijft de mismatch bestaan, zeker aan de onderkant. Voorspellingen laten geen gunstige ontwikkeling van werkgelegenheid zien op dat niveau. Flexibilisering en de toenemende aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bieden meer baanopeningen, maar niet direct meer banen. Historisch gegroeide schotten Gemeenten hebben van het Rijk een grotere verantwoordelijkheid gekregen om mensen en organisaties te ondersteunen bij het realiseren van betaald en onbetaald werk. We moeten meer mensen ondersteunen en moeten dat doen met minder middelen. We hebben veel beleidsruimte gekregen om de ondersteuning vorm te geven en de middelen voor het hele sociale domein ontvangen we ontschot en vrij besteedbaar van het Rijk. De uitvoering is op orde en voldoet aan wettelijke kaders. Maar in de uitvoering staan nog allerlei schotten die historisch zo gegroeid zijn. Het benutten van kansen om integraler (vanuit mensen, niet vanuit regelingen) te werken, maatwerk te bieden, effectiever met beperkte middelen om te gaan en de expertise in de uitvoering beter in te zetten wordt hierdoor sterk beperkt. Verandering van paradigma nodig De effecten die we bereiken met ons huidige beleid zijn suboptimaal. We focussen op betaald werk, terwijl we zeker weten dat er niet voldoende betaald werk is om iedereen naar vermogen te laten meedoen. En die focus zorgt er voor dat we een grote groep inwoners uitsluiten van de gunstige invloed die ook onbetaald werk heeft. We willen daarom een verandering van paradigma realiseren: van focus op betaald werk, naar focus op betaald en onbetaald werk. Een verandering van paradigma met, ook al is dat nu nog in theorie, veel positievere effecten voor individu, samenleving en economie.
2
Onze ambitie: een leven lang werken en leren We willen onze inwoners zo actief mogelijk laten zijn, ongeacht de economische omstandigheden. Niet 3 maanden of een half jaar. Maar een leven lang, zolang gezondheid het toelaat. Betaald werk blijft het grootste goed, maar er is veel meer te doen. Werken als vrijwilliger, een stage volgen, iets verkopen of verhuren, zorgen voor een naaste, een probleem in je buurt oppakken, iemand een handje helpen, een opdracht of een klus uitvoeren, iets uitvinden, een organisatie opzetten: het is allemaal werk.
Onze ambitie biedt kansen voor alle inwoners die willen werken en voor alle organisaties die van hun menskracht gebruik willen maken, wat de economische omstandigheden ook zijn. We streven naar betaald of onbetaald werk voor iedereen die dat wil en kan. Ontstaan er meer betaalde banen, dan is de afstand tot de arbeidsmarkt kleiner en kunnen meer mensen daarvan profiteren. Ontstaan die betaalde banen niet, dan gaan we niet kunstmatig betaalde banen bieden, maar zijn mensen toch actief, ook al is dat onbetaald. Het is een duurzame ambitie, in het belang van individu, samenleving en economie.
Oude paradigma
Nieuwe paradigma
Focus op betaald werk
Focus op betaald en onbetaald werk
Iedereen minimaal een startkwalificatie
Iedereen de best mogelijke startpositie
Motiveren door te verplichten of te verleiden
Gebruik maken van een breed scala aan methodes om gedragsverandering te realiseren
Voorkomen van verdringing
Werken moet je leren en initiatief geven we de ruimte
Betaald werk garanderen voor enkelen
Gelijke kansen voor mensen met een beperking
Mensen met een beperking werken apart
Mensen met en zonder beperking werken samen
Historisch gegroeide uitvoering
Uitvoering rondom leefwereld van inwoners en organisaties en faciliterende samenwerking in de regio
Samen met inwoners, organisaties en het onderwijsveld Betaald en onbetaald werk realiseren wij niet. Inwoners en organisaties doen dat. En niet alleen wij spelen een ondersteunende rol, ook het onderwijsveld vervult die rol. Willen we onze ambitie realiseren, dan is het samenspel van onze uitvoering met inwoners, organisaties en het onderwijsveld keihard nodig. In dat samenspel zijn we een deskundige partner. Een partner die is berekend op haar taken. Onze uitvoering faciliteert, in het bijzonder daar waar inwoners en organisaties het niet op eigen kracht kunnen.
3
Vervolgstappen De Lekstroomgemeenten (Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen) hebben samen dit schetsontwerp opgesteld. Bij de totstandkoming van het schetsontwerp zijn belangrijke stakeholders zoals werkgevers, vrijwilligersorganisaties, cliëntenraden, maatschappelijke partners en uitvoerende organisaties betrokken. Ook heeft een regionale raadsbijeenkomst plaatsgevonden, waarbij raadsleden kennis hebben genomen van de belangrijkste vraagstukken.
Het schetsontwerp bevat de uitgangspunten voor bijsturing van beleid en uitvoering die gericht zijn op het ondersteunen van inwoners en organisaties bij betaald en onbetaald werk. Die bijsturing gaan de Lekstroomgemeenten realiseren aan de hand van een nog uit te werken (meerjarig) programma dat de titel Lekstroo e uit oeri g
Werkt
zal he
e . Bi
e dat progra
a pakke
e de ijsturi g a
eleid
rok oor rok aa .
4
Inhoud 1
2
3
4
5
Waarom dit schetsontwerp? .............................................................................................................. 7 1.1
De wereld verandert ................................................................................................................... 7
1.2
Er is richting nodig ....................................................................................................................... 7
1.3
Positionering in het proces .......................................................................................................... 8
1.4
Leeswijzer .................................................................................................................................... 9
Over wie hebben we het? ................................................................................................................ 10 2.1
Wie kan in principe werken? ..................................................................................................... 10
2.2
Hoeveel inwoners hebben betaald werk? ................................................................................. 10
2.3
Hoeveel inwoners nemen deel aan onderwijs? ........................................................................ 10
2.4
Hoeveel inwoners hebben geen betaald werk of onderwijs? ................................................... 11
2.5
Hoeveel inwoners hebben een arbeidsongeschiktheidsuitkering? ........................................... 11
2.6
Hoeveel inwoners ontvangen WW of bijstand? ........................................................................ 12
2.7
Hoeveel vacatures voor betaald werk zijn er? .......................................................................... 12
2.8
Hoe groot is de mismatch rondom betaald werk? .................................................................... 13
Wat zien we gebeuren?.................................................................................................................... 14 3.1
Nauwelijks groei van werkgelegenheid ..................................................................................... 14
3.2
Voortgaande flexibilisering ....................................................................................................... 15
3.3
Concurrentie aan de onderkant van de arbeidsmarkt .............................................................. 16
3.4
Opkomst van maatschappelijk verantwoord ondernemen....................................................... 18
3.5
Samenleving aan zet .................................................................................................................. 19
Wat gebeurt er in de uitvoering? ..................................................................................................... 21 4.1
Ge ee telijke rol op het leefge ied
4.2
Continuïteit is geborgd, meer synergie mogelijk ...................................................................... 22
4.3
Constructies voor werk ............................................................................................................. 23
Wat zijn belangrijke dile
erk groeit ................................................................... 21
a s? ...................................................................................................... 24
5.1
Er is niet genoeg betaald werk .................................................................................................. 24
5.2
Startkwalificatie of startpositie? ............................................................................................... 26
5.3
Motivatie is cruciaal, maar hoe doe je dat? .............................................................................. 26
5.4
Omgaan met het debat rondom verdringing ............................................................................ 27
5.5
Hoe realiseren we gelijke kansen? ............................................................................................ 28
5.6
Naast elkaar of met elkaar? ...................................................................................................... 29
5.7
Loskomen van historisch gegroeide instituties ......................................................................... 30
5
6
7
Wat willen we bereiken? .................................................................................................................. 32 6.1
Naar ieu e paradig a s.......................................................................................................... 32
6.2
Een nieuwe duurzame koers ..................................................................................................... 33
6.3
Samen met inwoners, organisaties en het onderwijsveld ........................................................ 36
Hoe ziet de uitvoering er straks uit? ................................................................................................ 37 7.1
Doorkijk naar toekomstige uitvoering ....................................................................................... 37
7.2
Dienstverlening aan organisaties .............................................................................................. 38
7.3
Dienstverlening aan inwoners ................................................................................................... 39
7.4
Werken in de leefwereld van inwoners en organisaties ........................................................... 41
7.5
Faciliterende samenwerking op de achtergrond ...................................................................... 42
Bijlagen .................................................................................................................................................... 44 Lijst met gesproken stakeholders ....................................................................................................... 44 Lijst met geraadpleegde bronnen ....................................................................................................... 46
6
1
Waarom dit schetsontwerp?
1.1
De wereld verandert
Werk is belangrijk voor individu en samenleving. Als gemeenten willen we bevorderen dat zoveel mogelijk van onze inwoners betaald of onbetaald werken. We hebben daarin ook een opdracht die voortkomt uit de Participatiewet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Binnen die opdracht ondersteunen we vooral mensen die niet op eigen kracht werk kunnen vinden en behouden.
Werk heeft vele verschijningsvormen. Het gaat natuurlijk om de vaste betaalde baan, maar mensen werken ook steeds meer tijdelijk, werken als vrijwilliger, lopen stage bij een organisatie, werken aan de oprichting van een bedrijf, zorgen voor een naaste, nemen initiatief om een probleem in hun buurt op te lossen, doen opdrachten als freelancer en helpen mensen in hun omgeving. Internet maakt het mogelijk dat mensen spullen verhandelen op marktplaats, als chauffeur mensen vervoeren of een maaltijd verkopen aan anderen.
De samenleving verandert in hoog tempo en dat heeft grote gevolgen voor de manier waarop we als gemeenten naar
erk (in al zijn verschijningsvormen) kijken en hoe we inwoners en organisaties
(werkgevers, vrijwilligersorganisaties) ondersteunen. Deze veranderingen bieden kansen, maar er zijn ook bedreigingen. In de huidige uitvoeringspraktijk zitten sterke elementen, maar we zien ook mogelijkheden om het beter te doen.
1.2
Er is richting nodig
De veranderende wereld vraagt om een nieuw richtinggevend perspectief dat aangeeft hoe over een paar jaar de ondersteuning van inwoners en organisaties op het leefgebied werk er uit moet zien. Het schetsontwerp dat nu voor u ligt vormt dat perspectief. We richten ons op het jaar 2020 omdat we verder ille kijke da de lope de progra
a s.
Dit schetsontwerp is geen harnas, want niemand kan precies voorspellen wat er gaat gebeuren. Maar we willen wel een schetsontwerp met een duurzaam en richtinggevend karakter: los van de vraag of de economische ontwikkelingen in de komende jaren nu veel of weinig betaald werk gaan opleveren.
De opdracht van de colleges van de Lekstroomgemeenten luidde als volgt: Le er ee s hetso t erp op de o dersteu i g a ge ee te aa i onbetaald
ille
erke . De fo us ligt daar ij op
e se
et ee
o ers die
etaald of
eperki g.
7
1.3
Positionering in het proces
De Lekstroomgemeenten (Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen) hebben samen dit schetsontwerp opgesteld. Bij de totstandkoming van het schetsontwerp zijn belangrijke stakeholders zoals werkgevers, vrijwilligersorganisaties, cliëntenraden, maatschappelijke partners en uitvoerende organisaties betrokken. Ook heeft een regionale raadsbijeenkomst plaatsgevonden, waarbij raadsleden kennis hebben genomen van de belangrijkste vraagstukken.
Het schetsontwerp bevat de uitgangspunten voor bijsturing van beleid en uitvoering die gericht zijn op het ondersteunen van inwoners en organisaties bij betaald en onbetaald werk. Die bijsturing gaan de Lekstroomgemeenten realiseren aan de hand van een nog uit te werken (meerjarig) programma dat de titel Lekstroo en uit oeri g
Werkt
zal he
e . Binnen dat programma pakken we de bijsturing van beleid
rok oor rok aa .
Aan te pakken brokken zijn alle elementen van de huidige gemeentelijke ondersteuning gericht op betaald en onbetaald werk. Hierbij kan gedacht worden aan (niet limitatief) beschut werk, sociale werkvoorziening, arbeidsmatige dagbesteding, ondersteuning van vrijwilligers, bestrijding van voortijdig schoolverlaten, ondersteuning van kwetsbare jongeren, re-integratie klantgroep 3, reintegratie klantgroepen 1 en 2 et cetera.
Om deze voorgestelde programmatische werkwijze te kunnen hanteren is het cruciaal dat de Lekstroomgemeenten elkaar de ruimte geven om de transformatie in te vullen en hierover het gesprek aan te gaan met hun raad en andere stakeholders. Dat is nodig, zowel bezien vanuit de vertreksituatie (die niet voor iedere gemeente gelijk is) als vanuit de beoogde situatie (waarin we willen aansluiten op de leefwereld van inwoners en organisaties). Het programma is faciliterend en geen harnas voor de afzonderlijke gemeenten.
De programmatische aanpak betekent ook dat we een meerjarige periode zullen kennen waarin o derdele
a
oud e
ieu
aast elkaar estaa , aar ij het oude gaa de eg i o
a ge
betekenis) afneemt en het nieuwe gaat groeien. We zullen gestaag maar zelfverzekerd bouwen totdat we uiteindelijk de nieuwe, gewenste situatie hebben bereikt. Dit betekent ook dat synergievoordelen in de loop van de tijd ontstaan.
8
1.4
Leeswijzer
In dit schetsontwerp vindt u de belangrijkste kaders voor de wijze waarop we in de toekomst onze inwoners en organisaties willen ondersteunen. Het schetsontwerp bevat achtereenvolgens:
Over wie hebben we het? Wie kan in principe werken? Hoeveel mensen werken al betaald? Hoeveel mensen volgen onderwijs? Hoeveel vacatures voor betaald werk zijn er op dit
moment? Hoe verhouden zich vraag en aanbod? Dit is de kern van hoofdstuk 2. Wat zien we gebeuren? Er zijn allerlei economische en maatschappelijke veranderingen waar we op moeten inspelen. Welke veranderingen zijn dat? In hoofdstuk 3 gaan we daar op in. De huidige uitvoering is historisch gegroeid en heeft veel expertise in huis. Wat zijn de sterke elementen in de uitvoering? Waar liggen mogelijkheden om het beter te doen? In hoofdstuk
4 benoemen we die. Wat zijn belangrijke dilemma s waar we een antwoord op moeten formuleren bij het geven van richting aan beleid en uitvoering? In hoofdstuk 5 werken we die uit. In hoofdstuk 6 formuleren we de kern van onze visie. We spelen in op de kansen, edreigi ge , sterktes, z aktes e dile
a s uit de voorgaande hoofdstukken. Wat willen we
bereiken en welke uitgangspunten hanteren we? We he
e
eelde
ij hoe de o dersteu i g op het leefge ied
erk aa i
o ers e
organisaties er in de toekomst uit zou kunnen zien. We gaan die nog verder uitwerken in de volgende fase, maar in hoofdstuk 7 ge e
e al ast ee eerste doorkijk .
In de bijlage zijn de volgende onderdelen toegevoegd:
Lijst met gesproken stakeholders. Lijst met gebruikte bronnen.
9
2
Over wie hebben we het?
2.1
Wie kan in principe werken?
In principe (mits gezondheid het toelaat) kan iedereen in de leeftijd tussen 15 en 75 jaar (betaald of onbetaald) werken. In totaal gaat het dan om 134.000 inwoners van de Lekstroomgemeenten.
Inwoners
Houten
IJsselstein
Lopik
Nieuwegein
Vianen
Totaal
%
15 - 25 jaar
5.800
4.000
1.800
6.800
2.300
20.700
15%
25 - 35 jaar
4.900
3.800
1.300
7.700
2.100
19.700
15%
35 - 45 jaar
7.300
5.400
2.000
8.400
2.800
26.000
19%
45 - 55 jaar
8.400
5.600
2.200
8.900
2.900
28.000
21%
55 - 65 jaar
6.400
3.900
1.800
9.600
2.700
24.400
18%
65 - 75 jaar
3.000
2.600
1.300
6.200
2.100
15.100
11%
35.800
25.300
10.400
47.600
14.900
134.000
100%
Totaal
Tabel 1: Inwoners 15-75 jaar naar leeftijd (2013), bron: CBS Statline
2.2
Hoeveel inwoners hebben betaald werk?
Bijna 85.000 inwoners van de Lekstroom gemeenten hebben een betaalde baan van meer dan 12 uur per eek. )ij orde tot de
erkza e eroeps e olki g gereke d. Van de inwoners met betaald
werk werkt ongeveer 57% meer dan 34 uur. Circa 35% werkt 20 tot 35 uur per week en 9% werkt tussen 12 en 20 uur per week.
Arbeidsduur
Houten
IJsselstein
Lopik
Nieuwegein
Vianen
Totaal
%
12 – 20 uur per week
1.900
1.400
600
2.200
1.100
7.200
9%
20 – 35 uur per week
8.500
5.400
2.200
10.300
3.200
29.600
35%
35 uur of meer per week
12.600
9.400
4.100
16.000
5.700
47.800
57%
Totaal
23.000
16.200
6.900
28.500
10.000
84.600
100%
Tabel 2: inwoners met betaald werk naar arbeidsduur (gemiddeld 2011-2013), bron: CBS Statline
2.3
Hoeveel inwoners nemen deel aan onderwijs?
Iets meer dan 15.000 inwoners van de Lekstroomgemeenten in de leeftijd tussen 15 en 75 jaar volgt onderwijs. Daarvan volgt 34 procent een opleiding op HBO niveau of hoger. Ongeveer 32 procent volgt een opleiding op MBO niveau. De rest volgt nog voortgezet onderwijs, waarvan ongeveer een derde (11%) Vmbo en twee derde (22%) HAVO / VWO. Het praktijkonderwijs heeft een omvang van 147 leerlingen (ongeveer 1% van het totaal).
10
De onderwijsdeelname onder inwoners van 15 tot 75 jaar in de Lekstroomgemeenten is als volgt: Onderwijsdeelname
Houten
IJsselstein
Lopik
Nieuwegein
Vianen
Totaal
%
1.160
734
264
919
279
3.356
22%
408
325
175
527
193
1.628
11%
VO Praktijkonderwijs
23
26
15
59
24
147
1%
Vavo
38
27
8
49
11
133
1%
MBO
1.169
981
504
1.620
656
4.930
32%
HBO
1.162
724
290
1.198
324
3.698
24%
WO
570
276
67
587
112
1.612
10%
Totaal
4.530
3.093
1.323
4.959
1.599
15.504
100%
Totaal afgerond
4.500
3.100
1.300
5.000
1.600
15.500
100%
VO HAVO / VWO VO Vmbo
Tabel 3: inwoners die onderwijs volgden (schooljaar 2012-2013), bron: CBS Statline
2.4
Hoeveel inwoners hebben geen betaald werk of onderwijs?
Van alle inwoners in de leeftijd tussen 15 en 75 jaar heeft 63% een betaalde baan. Ongeveer 12% van de inwoners tussen 15 en 75 jaar volgt onderwijs. De rest (ongeveer 25%) heeft geen betaald werk en volgt ook geen onderwijs. Deelname
Houten
IJsselstein
Lopik
Nieuwegein
Vianen
Totaal
%
Totaal inwoners 15-75 jaar
35.800
25.300
10.400
47.600
14.900
134.000
100%
Af: betaald werk > 12 uur pw
23.000
16.200
6.900
28.500
10.000
84.600
63%
Af: deelname aan onderwijs
4.500
3.100
1.300
5.000
1.600
15.500
12%
Saldo
8.300
6.000
2.200
14.100
3.300
33.900
25%
Tabel 4: aantal personen zonder betaald werk of deelname aan onderwijs
2.5
Hoeveel inwoners hebben een arbeidsongeschiktheidsuitkering?
Eind 2014 ontvingen ongeveer 7.700 inwoners een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV op grond van WAO, WIA of Wajong. Het hebben van een AO-uitkering wil niet altijd zeggen dat iemand volledig arbeidsongeschikt is. Op basis van de definities die tot en met 2014 golden was landelijk ongeveer 25% van deze groep gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Soort uitkering
Houten
IJsselstein
Lopik
Nieuwegein
Vianen
Totaal
%
WAO
850
600
200
1.490
380
3.520
46%
WIA - WGA
360
310
90
710
170
1.640
21%
WIA - IVA
120
100
40
230
70
560
7%
Wajong
550
360
130
770
170
1.980
26%
1.880
1.370
460
3.200
790
7.700
100%
Totaal
Tabel 5: aantal personen met een AO-uitkering per gemeente (4e kwartaal 2014), bron: CBS Statline
11
2.6
Hoeveel inwoners ontvangen WW of bijstand?
Wie geen betaald werk heeft kan (afhankelijk van opgebouwde rechten) een beroep doen op de werkloosheidswet (uitvoering door het UWV). Wie geen beroep kan doen op de werkloosheidswet en ook niet op andere wijze in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien komt in aanmerking voor een 1
bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (uitvoering gemeenten).
Soort uitkering WW Bijstand Totaal
Houten
IJsselstein
Lopik
Nieuwegein
Vianen
Totaal
%
1.110
890
260
1.700
490
4.450
63%
470
490
130
1.240
290
2.620
37%
1.580
1.380
390
2.940
780
7.070
100%
Tabel 6: aantal personen met een WW- of bijstandsuitkering per gemeente (december 2014), bron: CBS Statline
2.7
Hoeveel vacatures voor betaald werk zijn er?
De Lekstroomgemeenten vallen onder de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht. Tot die arbeidsmarktregio behoren ook de gemeenten Bunnik, De Bilt, Montfoort, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Woerden. Het UWV registreerde over het jaar 2014 gemiddeld 3.540 openstaande vacatures voor de hele arbeidsmarktregio Midden-Utrecht.
De arbeidsmarktregio Midden-Utrecht heeft ongeveer 840.000 inwoners. De Lekstroomgemeenten hebben samen ongeveer 178.000 inwoners (= 21% van Midden-Utrecht). Gesteld kan worden dat voor inwoners van de Lekstroomgemeenten gemiddeld 743 vacatures voor betaald werk openstonden, namelijk 21% van 3.540.
MiddenUtrecht
Lekstroom
Elementair
115
24
Laag
433
90
Middelbaar
1.469
309
Hoog
1.523
320
3.540
743
Niveau vacature
Totaal
Tabel 7: gemiddeld aantal openstaande vacatures (2014), bron: UWV (bewerkt)
1
De Participatiewet heeft per 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand vervangen.
12
2.8
Hoe groot is de mismatch rondom betaald werk?
De mismatch rondom betaald werk kunnen we uitdrukken in een verhoudingsgetal tussen het aantal personen zonder werk en het gemiddeld aantal openstaande vacatures. In 2014 stonden gemiddeld ongeveer 7.600 inwoners van de Lekstroomgemeenten ingeschreven als werkloos werkzoekend. Dit betekent dat in 2014 tegenover iedere vacature voor betaald werk ongeveer 10 inwoners stonden die werk zochten.
Aantal vacatures betaald werk
1
(743)
Aantal werkloos werkzoekenden
10 (7.600)
Het aantal vacatures voor betaald werk verandert onder invloed van de economie. In vergelijking met de hoogtijdagen voor de crisis (2007-2008) is het gemiddeld aantal openstaande vacatures op dit moment veel lager. Toen was het gemiddeld aantal openstaande vacatures landelijk ongeveer 2,2 keer zo groot. Voor de Lekstroomgemeenten ging het toen om circa 1.635 vacatures. De verhouding zou dan ongeveer op 1 op 5 komen te liggen.
Vacature-eisen (gevraagde opleiding) verschillen echter sterk van het opleidingsniveau van de werkzoekende. Meer dan 40% van de werkloos werkzoekenden heeft een opleiding op niveau VMBO of lager, terwijl het aantal vacatures op dat niveau niet meer dan 15% is van het totaal aantal vacatures. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt is de mismatch dus bijna 3 keer zo groot.
Het verhoudingsgetal houdt ook geen rekening met het aantal inwoners dat in principe wel kan werken, maar zich niet als werkzoekend heeft ingeschreven. Als we kijken naar het totaal van alle inwoners in de leeftijd van 15 tot 75 jaar die geen betaald werk hebben, geen onderwijs volgen en niet als arbeidsongeschikt kunnen worden aangemerkt dan gaat het om 25.000 tot 30.000 inwoners van de Lekstroomgemeenten zonder betaald werk die dat in principe wel zouden kunnen.
13
3
Wat zien we gebeuren?
3.1
Nauwelijks groei van werkgelegenheid
De werkloosheid is ten gevolge van de economische recessie sinds 2008 sterk gestegen. Hoewel de economie langzaam herstelt, liggen productie en werkgelegenheid in veel sectoren nog lang niet op het niveau van voor de economische crisis. Het aantal banen groeit daardoor voorlopig niet of nauwelijks. De beroepsbevolking groeit de komende jaren bijna even hard als het aantal banen. Dat betekent dat de werkloosheid de komende jaren hoog blijft en kansen voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt maar heel beperkt zullen ontstaan.
Voor de regio Utrecht-Midden (waar ook de Lekstroomgemeenten onder vallen) heeft het UWV de volgende prognoses gemaakt (Regio in Beeld 2014):
Zorg & Welzijn, zakelijke diensten, detailhandel, openbaar bestuur, onderwijs en ICT zijn in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht belangrijke sectoren voor de werkgelegenheid. Van de in totaal 472.000 banen zijn er ongeveer 313.000 in deze sectoren vertegenwoordigd (66%).
In 2014 herstelde de Utrechtse economie zich door licht herstel van de zakelijke diensten en het aantrekken van activiteiten in de groothandel. Naar verwachting zal deze ontwikkeling zich doorzetten in 2015. Het aantal banen groeit naar verwachting weer met 0,5%. Openbaar bestuur, zorg en welzijn, financiële diensten, industrie en landbouw laten nog een krimp zien.
De sector zorg en welzijn (ongeveer 81.000 banen in de regio) is de afgelopen periode krimpsector geworden in plaats van banenmotor. Dit is het gevolg van bezuinigingen, herstructureringen en voortgaande automatisering. Het aantal banen neemt af en zal pas over een aantal jaren (vanaf 2018) weer wat kunnen toenemen. Er is wel sprake van vervangingsvraag als gevolg van vergrijzing.
De sector zakelijke diensten (bijna 82.000 banen in de regio) heeft het nog steeds moeilijk. Deze sector is erg conjunctuurgevoelig. Tot de zakelijke diensten behoren makelaars, ingenieursbureaus en advocatenkantoren, maar ook uitzendbureaus, schoonmaakbedrijven en beveiligingsbedrijven. De sector heeft te kampen met toenemende concurrentie en prijsdruk.
14
3.2
Voortgaande flexibilisering
Een groeiend deel van de arbeidsmarkt bestaat uit flexwerkers. In 2007 was een vijfde van de é
werknemers bij bedrijven flexwerker. In 2013 ging het al om één op de vier mensen. In 2020 zal het éé
gaan om een derde. Steeds minder mensen hebben een vaste betaalde baan. Steeds meer mensen werke i fle i ele o stru ties zoals uitze d erk, deta heri g of als zzp er. ’
Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie hebben minder leer- en ontwikkelmogelijkheden op het werk dan werknemers met een vaste arbeidsrelatie. Bovendien zijn ze vaker werkzaam in functies met een grotere baanonzekerheid en lagere k aliteit a ar eid. Hierdoor lope zij
eer risi o s te
aanzien van hun gezondheid, welzijn en inzetbaarheid dan werknemers met een vaste arbeidsrelatie. ’
Door flexibilisering ontstaan kansen op toetreding voor mensen die inactief of werkloos zijn. Er o tstaa
aker
aa ope i ge , omdat er meer dynamiek is op de arbeidsmarkt. Maar de keerzijde
van dezelfde medaille is ook een grotere kans op werkloosheid. In 2008 was het aandeel flexwerkers dat werkloos werd 3,5 procent. In 2014 is 6,6 procent van de flexibele arbeidskrachten werkloos geworden. De recessie speelt hierbij wel een grote rol. Figuur 1 .1 Ontw ikkeling w erkende beroepsbevolking naar arbeidsrelatie 220
I ndex 2 0 0 3 = 1 0 0
200 180 160 140 120 100 80 2003
2004 vast
2005
2006
2007
tijdelijk
2008 oproep
2009
2010 uitzend
2011
2012
2013
2014
zzp
Bron: CBS, bewerking UWV
Groei zzp voor flexibele bedrij fsvoering ’
Flexibilisering zorgt voor werkgelegenheid, maar ook voor minder vaste banen. De Rijksoverheid tracht werkgevers te stimuleren tot het bieden van vaste dienstverbanden via de Flexwet. Als werkgevers echter onzeker zijn over hun orderportefeuille, dan kunnen te strenge regels er voor zorgen dat meer mensen werkloos blijven of worden. ’
’
15
3.3
Concurrentie aan de onderkant van de arbeidsmarkt
Ten gevolge van toenemende digitalisering, automatisering en andere innovaties verdwijnen oude functies en ontstaan nieuwe functies. Dit is van alle tijden en het heeft over het algemeen gunstige effecten voor de samenleving als geheel, maar we moeten ons realiseren dat het ongunstige effecten heeft voor mensen die kwetsbaar zijn op de betaalde arbeidsmarkt, in het bijzonder mensen met een opleiding die niet meer aansluit op de vraag van de arbeidsmarkt.
Voor een deel is die kloof niet zomaar te overbruggen. Er is een discrepantie aan het ontstaan tussen arbeidsaanbod en vraag naar arbeid, waarbij enerzijds grote tekorten bestaan (in specifieke beroepsgroepen, vaak hoger opgeleid of vaktechnisch van aard) en anderzijds grote overschotten (omdat het werk is geautomatiseerd).
I het rapport De o derka t a de ar eids arkt i
5
ers he e i ju i
5 ge e het CPB e
het SCP aan hoe laaggeschoold werk zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld:
Laagopgeleiden hebben een slechtere positie op de arbeidsmarkt dan middelbaar en hoogopgeleiden. Ze zijn vaker werkloos en werken vaker in relatief laagbetaalde of onzekere
banen. Laagopgeleiden leven vaker in sociale en financiële armoede. De achterstand van laagopgeleiden komt vooral doordat zij niet beschikken over de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor veel gevraagde en goedbetaalde banen. Ze hebben niet de juiste beroepsvaardigheden en hebben een tekort aan algemene kennis.
16
Onder laagopgeleiden zijn meer laaggeletterden en zijn meer mensen van niet-westerse afko st. Ook is aar s hatti g zo
5 pro e t a de laagopgeleide ol asse e
verstandelijk beperkt en hebben zij vaker een slechte gezondheid. Door technologische ontwikkelingen hebben werkgevers meer behoefte gekregen aan hoogopgeleiden. Laagopgeleid werk wordt overgenomen door robots en automatisering of
naar lagelonenlanden verplaatst. De lonen van laagopgeleiden zijn de laatste jaren stabiel gebleven. Dit komt vooral doordat oudere laagopgeleiden met pensioen gaan en toetreders tot de arbeidsmarkt hoger opgeleid zijn. De afgenomen vraag naar laagbetaalde arbeid ging gepaard met een afname van het aantal laagopgeleiden.
Naar de toekomst (2025) voorspellen CPB en SCP (bij ongewijzigd rijksbeleid):
Meer functies van middelbaar opgeleiden worden geautomatiseerd omdat ze een hoge mate van routine kennen. Denk aan administratieve functies bij banken, verzekeraars en de
belastingdienst. Het aantal laagopgeleiden zal de komende jaren verder afnemen. Dit komt doordat jongere generaties hoger zijn opgeleid dan oudere generaties die met pensioen gaan. Het aantal
middelbaar opgeleiden blijft ongeveer stabiel. Ondanks de daling van het aantal laagopgeleiden wordt de problematiek onder laagopgeleiden groter. De werkloosheid onder laagopgeleiden neemt toe. De vraag naar
laaggeschoolde arbeid gaat sneller omlaag dan de daling van het aantal laagopgeleiden. De oorzaak van deze toenemende werkloosheid onder laagopgeleiden ligt onder andere in een toename van de arbeidskosten. Door schaarste rond hoogopgeleide arbeid stijgen de gemiddelde salarissen en (dus ook) het wettelijk minimumloon. Werkgevers zullen waar mogelijk reageren met inzet van automatisering en robots. Laagopgeleiden die het hogere wettelijk minimumloon niet meer kunnen waarmaken raken sneller werkloos.
CPB en SCP waarschuwen dat de ontwikkelingen negatiever kunnen uitpakken. Een extra risicofactor voor de positie van laagopgeleiden is de ontwikkeling bij middelbaar opgeleiden. Als de vraag naar arbeid op middelbaar niveau verder gaat afnemen zal een deel van de middelbaar opgeleiden naar laaggeschoolde arbeid uitwijken. De concurrentie aan de onderkant van de arbeidsmarkt wordt dan nog heviger.
17
3.4
Opkomst van maatschappelijk verantwoord ondernemen
Werkgevers worden zich steeds bewuster van hun maatschappelijke positie. Of dat bewustzijn nu gevoed wordt door maatschappelijke druk, eigen medewerkers, wetgeving, marktkansen of intrinsieke motivatie, feit is dat werkgevers steeds meer ope staa
oor the a s als duurzaamheid en
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO).
Een belangrijk aspect van die bewustwording heeft betrekking op de mens in de organisatie en het openstaan voor inzet van mensen met een beperking. Werkgevers (waaronder ook de overheid als werkgever) hebben zich bereid verklaard om de komende jaren 125.000 extra banen te creëren voor mensen met een beperking. Daarmee ontstaat een trendbreuk met een verleden waarin mensen met een beperking buiten reguliere bedrijven werden gehouden en terechtkwamen in een uitkering (WAO, Wajong et cetera) of in de sociale werkvoorziening (voor zover er ruimte voor bestond).
Tom is super!2 Tom Voogt (24) uit Schipluiden is de ideale werknemer. De immer goedgemutste vakkenvuller is altijd op tijd, verzuimt nooit en wil het liefste manager van de Albert Heijn worden. Mogelijk dat dit nog gaat lukken, want Tom is de eerste supermarktmedewerker met het syndroom van Down die een vaste aanstelling heeft gekregen.
Uit cijfers van de Stichting Down Syndroom blijkt dat van de circa 1700 mensen met down tussen de e
jaar og gee
ijf pro e t ee
etaalde aa heeft i ee regulier edrijf. „Offi iële ijfers
zijn niet bekend, maar naar schatting gaat het om ongeveer vijftig mensen”, zegt oord oerder Gert de Graaf. „Het ko t dus iet eel oor,
aar tegelijkertijd lijkt ook dat erkge ers positie er tege
deze groep aa kijke da ouders e leerkra hte
aak de ke .”
Quinten van der Meis, supermarktmanager in het centrum van Delft e
aas a To , is zo
werkgever. Hij aarzelde geen moment toen er na drie tijdelijke contracten een besluit moest worden ge o e o er de toeko st a hu toege ijde perso eelslid. „Hij past heel goed i het tea alle aal jo ge ge oti eerd. )o
2
et
e se ”, zegt Va der Meis. „Hij is lo aal, rie delijk, e thousiast e o tzette d ede erker ee
ik
et alle liefde aa .”
Uit: De Telegraaf, 2 juni 2015
18
Sommige werkgevers gaan zelfs zo ver dat zij het werken met mensen met een beperking voorop stellen. Zij bouwen op dat uitgangspunt hun bedrijfsmodel en bijbehorende exploitatie. Zij profileren zich nadrukkelijk met dit sociale doel en creëren hiermee commitment van klanten en andere partners a de orga isatie. )ij hoe e hierdoor
i der op prijs te o urrere . Dit oe e
e so iaal
o der e i ge .
Ook zien werkgevers mogelijkheden om taken af te splitsen (jobcarving) van hoger opgeleide functies die door mensen met een lage opleiding kunnen worden gedaan. Uit onderzoek door TNO blijkt dat 20% van de werkgevers stelt dat er in hun organisatie onbenutte mogelijkheden liggen voor het afsplitsen van taken naar laagopgeleiden.
Uit ervaringen tot nu toe blijkt dat de integratie van mensen met een beperking op de reguliere arbeidsmarkt in veel opzichten nog een leerproces is. Mensen met een beperking zijn lange tijd buiten de normale betaalde arbeidsmarkt gehouden en ondergebracht in aparte regelingen en voorzieningen. Werkgevers moeten weer ervaring opbouwen met het begeleiden van en werken met mensen met een beperking. Het zal tijd vergen, maar wij verwachten wel dat werkgevers in de komende jaren minder terughoudend gaan staan tegenover het bieden van werk aan mensen met een beperking.
3.5
Samenleving aan zet
We leven in een tijd waarin het niet meer de overheid is, die op velerlei gebied als vanzelfsprekend voorzieningen realiseert en ondersteuning biedt. De omslag van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving is in volle gang. Meer en meer is de samenleving zelf aan zet. We willen dat mensen zo veel en zo lang mogelijk zelfstandig actief kunnen participeren in de samenleving al dan niet met hulp van familie, vrienden of naasten. Het beroep op de eigen kracht van mensen, en het eigen netwerk, is hierbij een belangrijk uitgangspunt.
De samenleving verandert ook in die zin dat inwoners steeds meer betrokken zijn bij het vorm geven van de samenleving. Steeds meer zien we dat inwoners concrete zaken in het publieke domein zélf of samen met overheden en instanties oppakken. Meer en meer is er sprake van 'doe-democratie'. Door het feit dat burgers iets simpelweg gaan doen, zoals informele zorg en welzijn aanbieden, een buurthuis of een moestuin zelf gaan opzetten en beheren. Met dit soort initiatieven ontstaat er een vorm van meedoen maar ook van meebepalen en mee beschikken. De ontwikkeli g a
doe-
de o ratie valt samen met die van de participatiesamenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving.
19
Door deze ontwikkelingen ontstaat er in de komende jaren een steeds groter beroep op vrijwillige inzet van mensen. Dit beroep zien we onder andere terug in de zorg, het onderwijs, bij verenigingen, in het publieke domein in wijken en buurten. Meer mensen kunnen (en zullen) zich onbetaald gaan inzetten, daar waar de overheid dat niet (meer) doet. Daar waar in het verleden professionals actief waren, ontstaat steeds meer noodzaak, maar ook ruimte voor inwoners zelf om een maatschappelijke bijdrage te leveren.
De rij illige i zet loopt sterk uitee . Va de la gdurige rots i de ra di g , tot de tijdelijke op vernieuwing en opbouw van een initiatief gerichte inzet. En van vrijwillige inzet als middel om mee te doen tot vrijwilligerswerk om competenties te ontwikkelen. En van vrijwilliger in de zorg tot mantelzorger van een naaste. En alles daar tussen in.
20
4
Wat gebeurt er in de uitvoering?
4.1
Gemeentelijke rol op het leefgebied werk groeit
Als gemeenten hebben wij steeds meer verantwoordelijkheid gekregen om onze inwoners te ondersteunen bij het vinden en behouden van betaald en onbetaald werk. Die verantwoordelijkheid hadden wij al voor de mensen die vielen onder de Wet werk en bijstand en de Wet sociale werkvoorziening. We bevorderen onder alle inwoners het doen van vrijwilligerswerk. We ondersteunen jongeren bij het behalen van een startkwalificatie.
Per 1 januari 2015 is onze verantwoordelijkheid uitgebreid:
Met de overheveling van Awbz-taken is ook de verantwoordelijkheid voor het vormgeven en uitvoeren van (arbeidsmatige) dagbesteding bij gemeenten komen te liggen. Binnen de decentralisatie van de jeugdhulp zitten ook taken die gericht zijn op deelname van jongeren aan (betaald en onbetaald) werk. De Participatiewet zorgt voor een groeiend aantal mensen die voor werk en inkomen een beroep doen op de gemeente in plaats van het UWV.
Tegenover deze toename van verantwoordelijkheid staat op alle fronten een afname van middelen om die verantwoordelijkheid vorm te geven. Naast een uitdrukkelijke wens van het Rijk om te komen tot lagere overheidsuitgaven, zit hierachter ook de visie dat gemeenten deze verantwoordelijkheden in hun samenhang efficiënter en effectiever kunnen uitvoeren (synergetische effecten). Het Rijk heeft 3
hiertoe alle schotten tussen budgetten in het sociale domein weggenomen.
Gemeenten hebben een groeiende verantwoordelijkheid, maar ondersteunen niet alle inwoners bij het vinden en behouden van betaald en onbetaald werk. Het UWV is en blijft verantwoordelijk voor het ondersteunen van mensen die een beroep doen op regelingen van het UWV (onder andere WW, Wajong, Wao / Wia) bij het vinden en behouden van betaald werk en een inkomen.
Toch kan gesteld worden dat (met uitzondering van de verantwoordelijkheden van het UWV) de gemeenten in principe vrijwel alle verantwoordelijkheid dragen voor het ondersteunen van inwoners e orga isaties op het leefge ied
erk met ingang van 1 januari 2015. Het is aan de gemeente om te
bepalen (binnen wettelijke kaders) hoever die verantwoordelijkheid wordt ingevuld met ondersteuning en wie op eigen kracht werk kan vinden en behouden.
3
Per ja uari
5 o t a ge ge ee te
ia het Ge ee tefo ds ee i tegratie-uitkering sociaal do ei . Gemeenten beslissen zelf over de inzet.
21
4.2
Continuïteit is geborgd, meer synergie mogelijk
Op dit moment is de uitvoering (maar ook de beleidsontwikkeling en de aansturing) van de gemeentelijke verantwoordelijkheid versnipperd vormgegeven. Dit heeft vooral een historische context, omdat in het verleden aparte organisatiekolommen zijn ontstaan voor de uitvoering van specifieke wetgeving, bijvoorbeeld:
De Participatiewet wordt uitgevoerd door Werk en Inkomen Lekstroom. Dit is een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en
Vianen. De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) wordt voor de gemeenten IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen uitgevoerd door de gemeenschappelijke regeling PAUW Bedrijven (samen met Stichtse Vecht en De Ronde Venen). De gemeente Houten heeft de uitvoering
van de Wsw ondergebracht bij UW door middel van een jaarlijkse subsidie. De (arbeidsmatige) dagbesteding wordt grotendeels regionaal (via raamcontracten) ingekocht, aangevuld met lokale initiatieven middels uiteenlopende inkoop- en
subsidiecontracten met grote en kleine uitvoerders. De ondersteuning van vrijwilligers wordt door iedere gemeente op eigen wijze uitgevoerd. Er bestaan vrijwilligersservicepunten, maar ook andere vormen.
De Lekstroomgemeenten hebben er voor gezorgd dat er op korte termijn wordt voldaan aan regelgeving, continuïteit van de ondersteuning, het verbeteren van de wijkaanpak en de toegang. De uitvoering heeft belangrijke stappen gezet. Zo voldoet iedere uitvoerder (zoals bijvoorbeeld WIL) aan wetgeving die op de opdracht van de uitvoerder van toepassing is en aan belangrijke uitgangspunten achter die wetgeving (zoals de Participatiewet).
De transformatieprocessen in het sociale domein die de gemeenten op gang hebben gebracht, bevorderen de samenwerking tussen uitvoerders (regionaal en lokaal). In pilots komen nieuwe initiatieven tot stand die gebruik maken van het aanbod van verschillende uitvoerders. Daarmee o tstaat ook i
o atie a o derop .
Waar budgetten in toenemende mate zijn ontschot zijn beleid en uitvoering dat nog niet. En dat zit de samenleving en de uitvoering zelf hoe langer hoe meer in de weg. Kansen om integraler (ontschot, vanuit inwoners en organisaties, niet vanuit regelingen) te werken, effectiever met beperkte middelen om te gaan en de expertise in de uitvoering beter te benutten worden belemmerd door schotten die in beleid en uitvoering nog steeds bestaan.
22
4.3
Constructies voor werk
Voor werkgevers en maatschappelijke organisaties die mensen (betaald of onbetaald) willen inzetten op hun activiteiten bestaan uiteenlopende constructies, waaronder:
Detacheringsbanen Loonkostensubsidies Arbeidsmatige dagbesteding Sociale-activeringsplekken Vrijwilligerswerk Werkervaringsplekken Leerwerkplekken Garantiebanen Participatieplaatsen Begeleid werken Beschut werk Enzovoort ..
Of een inwoner of een organisatie (werkgever of vrijwilligersorganisatie) gebruik maakt van de ene of de andere constructie lijkt soms meer toevallig te zijn, dan voort te komen uit een heldere visie en bepaling van wat nu het meest wenselijk is. Zo komen mensen met een vergelijkbaar profiel soms in arbeidsmatige dagbesteding terecht, soms in de sociale werkvoorziening, soms in een participatieplaats en soms nergens (bijvoorbeeld omdat er geen plek is binnen de constructie waarvoor men is aangemeld). Soms werken mensen met vergelijkbare profielen, in verschillende constructies bij dezelfde werkgever en hebben inwoners en organisaties met verschillende partijen te maken voor bemiddeling en begeleiding.
De voorwaarden, werkwijzen en methodieken binnen de verschillende constructies lopen sterk uiteen en komen veelal voort uit hun historie en vroegere regelgeving. Ook kosten van de ondersteuning hebben een historische achtergrond, die niet altijd meer aansluit op wat (vanuit de inwoner en de organisatie bezien) nuttig en noodzakelijk is of waar de gemeenten prioriteit aan willen geven. Niet in de laatste plaats loopt ook de beloning van mensen in verschillende constructies soms zeer sterk uitee
ij het doe
a dezelfde erkzaa hede . De uit oeri g raakt erstrikt i ee
eelheid aa
constructies die nauwelijks nog goed onderscheidend zijn ten opzichte van elkaar.
23
5
Wat zij bela grijke dile
5.1
Er is niet genoeg betaald werk
a s?
Werk is van groot belang voor individu, samenleving en economie:
Mensen die werken vergroten hun kansen, doen ervaringen op in het samenspel met anderen, leren nieuwe vaardigheden en breiden hun kennis uit. Mensen die werken leven over het algemeen gezonder, hebben meer sociale contacten, zijn weerbaarder en doen minder beroep op dure voorzieningen. Werk is de belangrijkste voedingsbodem voor innovatie, vooruitgang en groei van zowel economische als maatschappelijke initiatieven. Werk biedt kansen op een hoger inkomen voor het individu en op hogere bestedingen, welke ook van belang zijn voor economie en samenleving.
Het onderscheid tussen betaald en onbetaald werk is hierbij in principe niet van belang. Ook onbetaald werk levert deze effecten. Zelfs als het gaat om inkomen kan gesteld worden dat het doen van onbetaald werk op langere termijn gunstige effecten heeft voor mensen. Wie onbetaald werkt (vrijwilligerswerk doet, stages volgt et cetera) heeft een kortere afstand tot de arbeidsmarkt en zal bij beschikbaarheid van betaald werk sneller de stap kunnen maken en aantrekkelijker zijn voor werkgevers. Onbetaald werk heeft bovendien grote maatschappelijke waarde. Zonder vrijwilligerswerk zou geen vereniging kunnen bestaan en geen initiatief van de grond komen.
Wat we vaak onderschatten is de grote economische waarde van onbetaald werk. In beginsel heeft al het betaalde werk dat we nu als vanzelfsprekend beschouwen een onbetaalde oorsprong. We verbouwden eerst ons eigen voedsel, gingen het later verbouwen voor anderen waardoor een voedselindustrie ontstond. We verzorgden eerst onze naasten, gingen het later doen voor anderen waardoor de verzorgingsstaat ontstond. Ook ieder bedrijf is in beginsel ontstaan in onbetaalde uren in schuurtjes en zolderkamers.
In hoofdstuk 2 hebben we gezien dat er niet voldoende betaald werk is om iedereen naar vermogen te laten meedoen. Tegenover iedere vacature voor betaald werk staan 10 mensen aan de kant. Zelfs bij een zeer gunstige economische ontwikkeling zullen er lang niet voldoende vacatures zijn. En aan de onderkant van de arbeidsmarkt is de kwalitatieve mismatch groot. Deze lijkt eerder groter dan kleiner te worden. Flexibilisering zorgt voor meer baanopeningen, maar niet voor meer banen. En ook de bereidheid van werkgevers om zich meer open te stellen voor het in dienst nemen van mensen met een beperking, zal de mismatch rondom betaald werk niet oplossen.
24
We hebben binnen onze ondersteuning een sterke focus op het toeleiden van mensen naar betaald werk. Betaald werk zorgt immers, naast de hierboven al genoemde effecten, voor financiële onafhankelijkheid (voor het individu) en lagere bijstandsuitgaven (voor de gemeente). Op die focus hebben we ons economisch beleid en ons re-integratiebeleid ingericht. De uitvoering hebben we in de loop der tijd geperfectioneerd en efficiënter gemaakt.
In de uitvoering worden, onder druk van het realiseren van zo laag mogelijke uitkeringskosten met gebruikmaking van beperkte middelen, prioriteiten gesteld. De ondersteuning bij het toeleiden naar betaald werk richt zich op de groep bijstandsgerechtigden die met betrekkelijk weinig ondersteuning aan betaald werk geholpen kan worden. Of juist op een beperkte groep waarvoor in het verleden een regeling is ontstaan met garanties op betaald werk (de Wet sociale werkvoorziening).
Heeft het zin om nog harder te proberen om 10 mensen op 1 vacature voor een betaalde baan te plaatsen?
In het huidige paradigma van focus op betaald werk krijgen we 1 van de 10 werkzoekenden betaald aan het werk, maar 9 niet. We besparen 1 uitkering, maar houden er 9. We geven een selecte groep toegang tot een gesubsidieerde betaalde baan, maar houden weinig middelen over om anderen te ondersteunen die dat ook nodig hebben. Wie weinig perspectief op een betaalde baan heeft, ondersteunen we niet of beperkt, ook niet bij het doen van onbetaald werk. Hun afstand tot betaald werk wordt steeds groter. Zij hebben minder sociale contacten, gaan ongezonder leven, moeten vaker een beroep doen op voorzieningen, etc. En we missen het maatschappelijk en economisch potentieel dat zij kunnen realiseren met onbetaalde inzet.
Stel dat we ons paradigma veranderen. We richten ons op onbetaald werk voor iedereen die dat wil en kan. Wat gebeurt er dan?
Als we dat doen, dan zullen meer mensen meedoen. Zij krijgen ruimte en ondersteuning om nieuwe initiatieven op te zetten, om zich te ontwikkelen, ervaring op te doen. Zij zetten nieuwe organisaties op, vinden nieuwe diensten en producten uit. Zij ontwikkelen nieuwe maatschappelijke en economische bedrijvigheid en nieuwe werkgelegenheid. Zij ondervinden wel alle positieve effecten van werk. Zij hebben meer sociale contacten, leven gezonder, doen minder vaak een beroep op voorzieningen. Sterker nog: een deel zal anderen gaan ondersteunen en ook hun beroep op voorzieningen verkleinen.
25
5.2
Startkwalificatie of startpositie?
Een goed begin is het halve werk. In ons onderwijsbeleid kennen we een sterke focus op het realiseren van een startkwalificatie. Toch kunnen we ons afvragen of dat doel nog wel zo relevant is. De MBOopgeleide boekhouder wordt zo mogelijk nog meer met werkloosheid bedreigd dan de laagopgeleide timmerman. En wat te denken van de slimme meid die haar startkwalificatie behaalt, maar de competenties heeft om op HBO-niveau te werken? Of de leerling uit het praktijkonderwijs die niet de leervermogens heeft om een startkwalificatie te halen?
Een goede opleiding verbetert je positie op de arbeidsmarkt. Waar begin jaren 70 nog bijna 70 procent van de werkenden laagopgeleid was, is dat nu minder dan 30 procent. En waar toen minder dan 10 procent hoog opgeleid was, is dat nu meer dan 30 procent. Maar het gaat niet altijd om een zo hoog mogelijke opleiding. Het is ook belangrijk dat het een opleiding is waar vraag naar is. En dat het een opleiding is die zo goed mogelijk je competenties aanspreekt.
Bijzondere aandacht moet er zijn voor jongeren (en hun ouders) die ondersteuning nodig hebben en het niet op eigen kracht lukt om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Vanuit verschillende invalshoeken (onder andere jeugdhulp, leerplicht/RMC, uitvoering Participatiewet) zijn we nu bezig om jongeren te ondersteunen bij deelname aan betaald en onbetaald werk. Er ligt een kans om dat deel van de ondersteuning dichter bij elkaar te brengen en misschien wel te integreren.
5.3
Motivatie is cruciaal, maar hoe doe je dat?
Werkgevers, verenigingen en andere organisaties zijn vrijwel unaniem in de belangrijkste eis die zij stelle aa ie a d die zij ij he
ille late
erke :
oti atie . Als ie a d iet ge oti eerd is o
te werken en om te leren, dan is het gedoemd te mislukken. Motivatie (of het gebrek aan motivatie) kan echter zeer uiteenlopende achtergronden hebben.
Iemand kan bijvoorbeeld erg onzeker zijn over zijn capaciteiten (door teleurstellingen in het verleden) en daarom minder gemotiveerd zijn om het gesprek aan te gaan met een organisatie voor betaald of onbetaald werk. Dwingen (door te dreigen met een korting op de uitkering) kan er voor zorgen dat deze persoon wel naar het gesprek gaat, maar welk beeld zal de organisatie krijgen? Hoe groot is de kans dat deze inwoner werk vindt?
26
4
TNO deed onderzoek naar de effectiviteit van re-integratie en ontdekte dat er te weinig gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijk onderbouwde kennis op het gebied van gedragsverandering. Er zijn vele manieren om mensen te motiveren en wat bij de een werkt, werkt bij de ander niet. Een smal spectrum van methodes (bijvoorbeeld alleen handhavend optreden of alleen verleidend optreden) is niet effectief. Het werkt dan maar voor een klein deel van de totale groep.
Het realiseren van gedragsverandering is een vak en ieder mens is uniek, ook in de wijze waarop hij of zij gemotiveerd raakt voor werk. TNO adviseert op basis van haar onderzoek om in de uitvoering veel meer deskundigheid op te bouwen rondom methodes van gedragsverandering. Aan de politiek adviseert TNO om de toepassing van die deskundigheid (door de uitvoering) meer de ruimte te geven.
We kunnen bijvoorbeeld beter laten zien wat werken (en het volgen van onderwijs) kan opleveren op korte en langere termijn. We kunnen slimme financiële prikkels ontwikkelen die ervoor zorgen dat werken meer loont. Wie kan werken en het ook doet kan bepaalde privileges krijgen. Ook organisaties die inwoners werk bieden in het zonnetje zetten, een netwerk bieden. Sociaal ondernemingen stimuleren en kansen bieden.
Hiermee wordt niet bedoeld dat we afstand moeten nemen van belangrijke beginselen, zoals de verplichting tot het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid voor mensen die een beroep doen op de Participatiewet. Wel dat we daarnaast ook andere methodes leren gebruiken om gedrag te veranderen bij inwoners en organisaties. Dit vraagt echter wel dat het politiek bestuur meer afstand neemt van de uitvoering en het dagelijks handelen minder voorschrijft.
5.4
Omgaan met het debat rondom verdringing
Wat is nu eigenlijk verdringing? Va uit ers hille de i alshoeke
ordt het oord erdri gi g
gebruikt. Vaak wordt daarbij vanuit een bepaald eigenbelang van een bestaande groep geredeneerd.
Jongeren die tegen een lager minimumloon kunnen werken. MBO-ers die laagopgeleid werk doen. Bedrijven die werknemers ontslaan om vervolgens werknemers met een beperking in dienst te nemen om te kunnen voldoen aan verplichtingen in een aanbesteding. Mensen die werken met behoud van uitkering, een loonkostensubsidie of tegen sterk gereduceerde tarieven (met steun van de overheid). Betaald werk in de publieke sector dat niet meer wordt gedaan en dat steeds meer wordt overgenomen door vrijwilligers.
4
Blonk, R.W.B. Re-integratie die wel werkt. TNO, februari 2015
27
Verplichtingen brengen het risico van verdringing dichterbij:
Een werkgever die verplicht wordt om mensen met een beperking in dienst te nemen kan zich gedwongen voelen om banen van bestaande werknemers af te bouwen. Het verplichten van mensen om onbetaald een straat aan te vegen (en zo te besparen op de inhuur van bedrijven die dat werk ook doen) zorgt voor minder werkgelegenheid.
Vrijwilligheid verkleint het risico dat verdringing zich voordoet. Een werkgever die uit eigen beweging meer mensen met een beperking in dienst neemt verdringt niet. Het is zijn eigen keuze. Een uitkeringsgerechtigde die vrijwillig meehelpt bij het vegen van een straat verdringt betaalde krachten niet. Hij is immers vrijwilliger. Als er een vrijwilliger voor is te vinden die het wil doen, dan behoort het werk niet (meer) tot de betaalde arbeidsmarkt. Een organisatie die niemand kan vinden om het werk vrijwillig uit te voeren zal overgaan tot betaling of het werk laten liggen.
Het debat rondom verdringing is van alle tijden. En het is ook goed om dat debat te blijven voeren, maar we moeten ook voorkomen dat een krampachtige benadering kansen op werk voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt gaat beperken. Werken moet je leren. Je moet eerst weten hoe het moet, je competenties ontwikkelen en laten zien wat je kunt. Dat kan bijvoorbeeld door een leerwerkstage te doen bij een organisatie. Het leereffect staat voorop, maar meewerken hoort er bij. Het is de tegenprestatie voor de begeleiding en de kans die de organisatie je biedt.
5.5
Hoe realiseren we gelijke kansen?
Gemeenten hebben met de Participatiewet en de Wmo een breed palet aan voorzieningen beschikbaar om mensen naar werk toe te leiden of anderszins te laten participeren. De gemeente bepaalt op basis van maatwerk en de afstand tot de arbeidsmarkt welk instrument het meest passend is. Daarbij kan gedacht worden aan de inzet van loonkostensubsidie, jobcoaching, scholing, werkplekaanpassing of ondersteuning bij het doen van vrijwilligerswerk.
Mensen met een arbeidsbeperking hebben vaak minder kansen op de arbeidsmarkt. Zij beschikken o er
i der loo
aarde da de ge iddelde ar eidskra ht op hetzelfde opleidi gs i eau. De
loonwaarde ligt soms beneden het niveau van het wettelijk minimumloon. Voor werkgevers is het dan niet aantrekkelijk om iemand een betaalde baan te bieden. Mensen met lagere loonwaarde maken dan geen kans op betaalde arbeid. De Participatiewet maakt het mogelijk om de lagere loonwaarde van mensen met een arbeidsbeperking te compenseren. Op die manier ontstaan zoveel mogelijk gelijke kansen voor de betrokkene.
28
Gelijke kansen op het hebben van betaald werk betekent in principe ook gelijke kansen op het niet hebben van betaald werk. Dat is de keerzijde van dezelfde medaille. De Participatiewet geeft ons de bevoegdheid om in bepaalde situaties betaald werk te garanderen, zelfs als dat betaalde werk er feitelijk niet is. Deze selecte groep ontvangt dan een salaris en zekerheid over het hebben van betaald werk tot aan hun pensioen, terwijl anderen (ook mensen met een arbeidsbeperking), moeten omgaan met onzekerheid over betaald werk en (zolang het betaalde werk er niet is) een inkomen op uitkeringsniveau.
We hebben de ruimte om de ondersteuning af te stemmen op de behoefte van werkgever en werkzoekende, maar ook op een veel algemener belang, namelijk zo goed mogelijke uitkomsten voor een grote groep mensen: de inwoners van onze gemeenten. En dat is altijd een dilemma, want hoewel het garanderen van betaald werk gunstige uitkomsten heeft voor de selecte groep die er voor in aanmerking komt, gaat het wel ten koste van de ondersteuning van een veel grotere groep mensen, waaronder ook anderen met een arbeidsbeperking.
Ook het debat rondom verdringing speelt hierbij een rol. Bij het creëren van gelijke kansen kan eargu e teerd orde dat de o pe satie a o erheids ege ooit groter is da
odig. Nodig is
het niveau van een gelijk speelveld en gelijke kansen op het hebben van (wel of geen) betaald werk. Bij het garanderen van betaald werk gaat de compensatie veel verder en dat heeft verdringingseffecten, zowel ten opzichte van de arbeidsmarkt als ten aanzien van ondersteuningsmogelijkheden.
We kunnen onszelf hierbij afvragen wat we nu willen realiseren. Feitelijk gaat het ons om de positieve maatschappelijke effecten van werk. Denk aan het opdoen van ritme, positieve effecten op gezondheid, sociale contacten, ontwikkeling van competenties enzovoort. Is het bieden van een gegarandeerde betaalde dienstbetrekking (voor een kleine groep) de enige weg naar deze effecten? Kunnen deze effecten niet evengoed (of misschien wel beter en voor een veel grotere groep) worden gerealiseerd door mensen vrijwilligerswerk te laten doen zolang er geen betaald werk is en hen daarbij (waar nodig) te ondersteunen?
5.6
Naast elkaar of met elkaar?
Met de sociale werkvoorziening en de dagbesteding zijn in het verleden arrangementen ontstaan waarin mensen met een arbeidsbeperking apart werken van mensen zonder een beperking. Mensen et ee
eperki g zij als het are uit esteed e apart gezet. Me se
et e zo der eperki g
komen daardoor niet veel met elkaar in aanraking. Het is ongewoon geworden dat mensen met en zonder beperking met elkaar werken.
29
Met elkaar
eteke t dat
e se
et ee
eperki g sa e
erke
et
e se zo der eperki g.
En ja, dat vergt natuurlijk aanpassing van beide kanten. Het heeft tijd nodig om een nieuwe gewoonte te laten inslijten. Vanuit WMO en Participatiewet zijn allerlei vormen van ondersteuning mogelijk, zodat mensen met een beperking zoveel mogelijk een gelijk speelveld hebben ten opzichte van mensen zonder beperking en gelijkwaardig mee kunnen doen.
Met elkaar betekent dat de sociale werkvoorziening en de arbeidsmatige dagbesteding zoals we die nu kennen er anders uit gaan zien. De mensen die er nu gebruik van maken behouden natuurlijk hun rechten en plichten. Maar we kunnen wel toewerken naar een uitvoering waarbij mensen met een beperking minder apart staan van mensen zonder beperking.
O
et elkaar te ku
e realisere is het ela grijk dat e sa e
et orga isaties op zoek gaa
naar werkplekken voor mensen met een beperking. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, de garantiebanen en jobcarving bieden kansen. We zullen ook zelf het goede voorbeeld moeten geven. Er zijn voorbeelden die laten zien dat het kan, ook voor mensen met een laag verdienvermogen.
5.7
Loskomen van historisch gegroeide instituties
Op welk schaalniveau kunnen we nu het beste onze ondersteuning organiseren? Onze sociale dienst opereert vanuit een regionale schaal. In de sociale werkvoorziening werken we ook regionaal, maar weer vanuit andere verbanden. Dagbesteding kopen we regionaal in, maar de toegang is lokaal. Lokaal organiseren we ondersteuning aan vrijwilligers en mantelzorgers. En weer regionaal de bestrijding van voortijdig schoolverlaten.
We moeten ons er bewust van zijn dat de wijze waarop we nu delen van de uitvoering hebben georganiseerd kunstmatig is. Ze zijn door historie zo gegroeid. Geen van de schalen (lokaal of subregionaal of regionaal of landelijk) is naar de toekomst toe optimaal. En dat komt doordat de complexiteit van de samenleving zich niet zo makkelijk laat vangen. Veel organisaties werken en denken lokaal (zoals verenigingen, winkeliers), andere juist veel meer regionaal. Weer andere hebben een landelijke of zelfs een globale blik. Voor inwoners geldt hetzelfde.
Een oplossingsrichting die dichter bij de complexiteit van de samenleving komt is het werken vanuit de leefwereld van inwoners en organisaties. Die leefwereld ligt in huiskamers, op de werkplek, bij werkgevers en verenigingen, in wijken en dorpen. Dat is de plek waar het gebeurt. De uitvoering (vooral de professional in de uitvoering) zal daar zichtbaar moeten zijn en moeten opereren vanuit de kansen en uitdagingen die zich daar voordoen.
30
De ondersteuning bij betaald en onbetaald werk kunnen we ook niet meer los zien van de ondersteuning op andere leefgebieden. Als gemeenten bevorderen we steeds meer het denken en werken vanuit het uitgangspunt van 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur. De sociale teams die in iedere gemeente actief zijn spelen daarin een cruciale rol. Aansluiting daarop maakt het mogelijk dat de individuele situatie van een inwoner centraal staat en niet de regeling waar iemand onder valt.
Samenwerken op een regionale schaal blijft belangrijk. Enerzijds vanwege afstemming over beleid en uitvoering, bijvoorbeeld om te voorkomen dat werkgevers te maken hebben met verschillende contactpersonen en instrumenten. Anderzijds omdat op regionale schaal bepaalde taken efficiënter kunnen worden georganiseerd. Te denken valt aan ondersteunende taken zoals administratie, ICT, deskundigheidsbevordering en inkoop van gespecialiseerde taken.
Een keuze voor een nieuwe inrichting van de ondersteuning van inwoners en organisaties bij betaald en onbetaald werk gaat de historisch gegroeide uitvoering doorbreken. Die gaat er anders uitzien en dat betekent afscheid nemen van een oude situatie, omdat die niet meer past bij de veranderde omstandigheden. We kunnen er op rekenen dat we daarbij ook gaan aanlopen tegen allerlei deelbelangen, maar ook tegen een zeer complexe transformatie. Die transformatie vraagt om een goed samenspel met betrokken partijen. We zullen hierin moeten investeren met tijd en geld.
31
6
Wat willen we bereiken?
6.1
Naar nieuwe paradigma s
In de vorige hoofdstukken hebben we allerlei kansen en bedreigingen geschetst die van invloed zijn op onze ondersteuning aan inwoners en organisatie bij betaald en onbetaald werk. Ook hebben we sterke en zwakke punten in onze huidige uitvoering laten zien. En we hebben belangrijke dilemma s uitgewerkt die een rol spelen bij het geven van richting aan de transformatie die nodig is.
We kunnen de toekomst niet precies voorspellen, maar we moeten wel vooruitkijken en zo goed mogelijk richting geven. We hebben gekeken naar de feiten die er nu al liggen, naar prognoses over de toekomst van de arbeidsmarkt, naar de ontwikkelingen in het sociaal domein die we zelf mede aansturen. We komen tot de volgende conclusies:
We constateren dat er nu al een grote mismatch is op de betaalde arbeidsmarkt. Tegenover iedere vacature voor betaald werk staan 10 mensen die werk zoeken. Als we inzoomen op betaald werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt dan is die mismatch nog veel groter, namelijk bijna 3 keer zo groot.
Gunstige economische ontwikkelingen kunnen zorgen voor een verdubbeling van het aantal vacatures, maar ook dan blijft de mismatch bestaan, zeker aan de onderkant. Voorspellingen laten geen gunstige ontwikkeling van werkgelegenheid zien op dat niveau. Flexibilisering en de toenemende aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bieden meer baanopeningen, maar niet direct meer banen.
We hebben van het Rijk een grotere verantwoordelijkheid gekregen om mensen en organisaties te ondersteunen bij het realiseren van betaald en onbetaald werk. We moeten meer mensen ondersteunen en moeten dat doen met minder middelen. We hebben veel beleidsruimte gekregen om de ondersteuning vorm te geven en de middelen voor het hele sociale domein ontvangen we ontschot en vrij besteedbaar van het Rijk.
De uitvoering is op orde en voldoet aan wettelijke kaders. Maar in de uitvoering staan nog allerlei schotten die historisch gegroeid zijn. Het benutten van kansen om integraler (vanuit mensen, niet vanuit regelingen) te werken, maatwerk te bieden, effectiever met beperkte middelen om te gaan en de expertise in de uitvoering beter in te zetten worden hierdoor sterk beperkt.
32
De effecten die we bereiken met ons huidige beleid zijn suboptimaal. We focussen op betaald werk, terwijl we zeker weten dat er niet voldoende betaald werk is om iedereen naar vermogen te laten meedoen. En die focus zorgt er voor dat we een grote groep inwoners uitsluiten van de gunstige invloed die ook onbetaald werk heeft.
We willen een verandering van paradigma realiseren: van focus op betaald, naar focus op betaald en onbetaald werk voor een veel grotere groep. Een verandering van paradigma met, ook al is dat nu nog in theorie, veel positievere effecten voor individu, samenleving en economie.
6.2
Een nieuwe duurzame koers
Veranderen va paradig a roept allerlei dile
a s op. We zulle daar
gesprek er o er oere e pro ere o
a s gee
dile
ee
lokkade te late zij
oete o gaa , het oor hetgee
e
nastreven: betaald en onbetaald werk voor een veel grotere groep inwoners. We moeten proberen om huidige paradig a s los te laten en nieuwe paradig a s te omarmen:
Oude paradigma
Nieuwe paradigma
Focus op betaald werk
Focus op betaald en onbetaald werk
Iedereen minimaal een startkwalificatie
Iedereen de best mogelijke startpositie
Motiveren door te verplichten of te verleiden
Gebruik maken van een breed scala aan methodes om gedragsverandering te realiseren
Voorkomen van verdringing
Werken moet je leren en initiatief geven we de ruimte
Betaald werk garanderen voor enkelen
Gelijke kansen voor mensen met een beperking
Mensen met een beperking werken apart
Mensen met en zonder beperking werken samen
Historisch gegroeide uitvoering
Uitvoering rondom leefwereld van inwoners en organisaties en faciliterende samenwerking in de regio
We willen onze inwoners zo actief mogelijk laten zijn, ongeacht de economische omstandigheden. Niet 3 maanden of een half jaar. Maar een leven lang, zolang gezondheid het toelaat. Betaald werk blijft het grootste goed, maar er is veel meer te doen. Werken als vrijwilliger, een stage volgen, iets verkopen of verhuren, zorgen voor een naaste, een probleem in je buurt oppakken, iemand een handje helpen, een opdracht of een klus uitvoeren, iets uitvinden, een organisatie opzetten: het is allemaal werk. En van grote economische en maatschappelijke waarde.
33
Onze ambitie biedt kansen voor alle inwoners die willen werken en voor alle organisaties die van hun menskracht gebruik willen maken, wat de economische omstandigheden ook zijn. We streven naar betaald of onbetaald werk voor iedereen die dat wil en kan. Ontstaan er meer betaalde banen, dan is de afstand tot de arbeidsmarkt kleiner en kunnen meer mensen profiteren van dat grotere aantal betaalde banen. Ontstaan die betaalde banen niet, dan gaan we niet een beperkt aantal kunstmatig betaalde banen bieden, maar zijn mensen toch actief, ook al is dat onbetaald. Het is een duurzame ambitie, in het belang van individu, samenleving en economie.
Focus op betaald en onbetaald werk We willen maximaal inzetten op het ophalen en ontsluiten van al het betaalde en onbetaalde werk dat bij organisaties is te vinden, ook binnen onze eigen gemeentelijke organisatie (en binnen organisaties die opdrachten of subsidie van ons ontvangen). We verbinden dat werk met iedereen die het wil en kan uitvoeren. We zetten in op het ondersteunen van inwoners en organisaties die het niet op eigen kracht kunnen. Wie het wel op eigen kracht kan, geven we de ruimte om zelf initiatieven te ondernemen, betaald werk te vinden, een bedrijfje op te zetten of op andere wijze van meerwaarde te zijn.
Iedereen de best mogelijke startpositie Een goede startpositie vergroot je kansen. We stimuleren mensen om goed onderwijs te volgen, want het verbetert hun economische en maatschappelijke meerwaarde. Uitgangspunt is dat we het beste uit mensen willen halen. We werken samen met het onderwijsveld aan een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en voorkoming van voortijdig schoolverlaten. In het bijzonder maken we afspraken met het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs over het realiseren van werk voor kwetsbare jongeren na hun onderwijsperiode.
Gedragsverandering bij inwoners en organisaties realiseren We laten zien dat werken kansen biedt op ontwikkeling van je talenten, het vergroten van eigenwaarde, netwerk en gezondheid. Dat er innovatie, vooruitgang en groei uit ontstaan. Bij jezelf, je kinderen, de mensen met wie je samenwerkt, de buurt waarin je woont, de organisatie waarvoor je werkt. We laten zien wat (betaald en onbetaald) werken en leren aan voordelen oplevert, op korte en lange termijn. We nemen geen afscheid van mogelijkheden om te verplichten en te verleiden, maar we putten uit een veel breder scala aan gevalideerde methoden om gedragsverandering bij inwoners en organisaties te realiseren.
34
Werken moet je leren en initiatief geven we de ruimte Soms moet je eerst iets leren en beschik je nog niet over de competenties om een salaris te verwachten van een werkgever. Of je zet iets op waarvan nog onzeker is hoe het zich zal ontwikkelen. Met een stage bij een werkgever, door initiatief te nemen of door vrijwilligerswerk te doen ontwikkel je je competenties. Meewerken hoort er bij. Het is de tegenprestatie voor de begeleiding en de kans die een organisatie je biedt.
Mensen met een beperking hebben gelijke kansen en werken samen met anderen Mensen met een beperking werken samen met mensen zonder beperking. Dat is ons ideaal. We kijken daarbij naar wat mensen kunnen, niet naar wat mensen niet kunnen. Iedereen heeft talenten, ook mensen met een beperking. We willen die talenten benutten. We creëren gelijke kansen op betaald en onbetaald werk voor mensen met een beperking en voorkomen ongelijke behandeling van een kleine selecte groep. We bevorderen dat mensen met een beperking zoveel mogelijk samenwerken met mensen zonder beperking.
Aansluiten op de leefwereld van inwoners en organisaties De organisatie van onze ondersteuning sluiten we aan op de leefwereld van inwoners en organisaties. Dat betekent dat de ondersteuning ter plaatse wordt geboden, lokaal aangestuurd, met zoveel mogelijk handelingsruimte om in te spelen op kansen en omstandigheden. Daar waar ook ondersteuning nodig is op andere leefgebieden werken we (op basis van 1 huishouden, 1 plan en 1 regisseur) samen in de sociale teams.
Faciliterende samenwerking in de regio Regionaal werken we samen om beleid en uitvoering af te stemmen en te voorkomen dat werkgevers te maken hebben met verschillende contactpersonen en instrumenten. Ook gaan we op regionale schaal functies organiseren die daar efficiënter kunnen worden georganiseerd. Te denken valt aan ondersteunende taken zoals administratie, ICT, deskundigheidsbevordering en inkoop van gespecialiseerde taken.
Meer doen met minder middelen Bestaande schotten in de uitvoering verdwijnen. Er zijn straks geen uitvoeringskolommen meer die zijn bepaald door een bepaalde regeling of een bepaald deelbeleidsterrein. Het weghalen van de schotten in de uitvoering biedt grote kansen op synergie. Door die synergie kunnen we meer doen, voor meer inwoners en organisaties, met evenveel middelen. Op die manier kunnen we zoveel mogelijk mensen laten meedoen.
35
6.3
Samen met inwoners, organisaties en het onderwijsveld
Betaald en onbetaald werk realiseren wij niet. Inwoners en organisaties doen dat. En niet alleen wij spelen een ondersteunende rol, ook het onderwijsveld vervult die rol. Willen we onze ambitie realiseren, dan is het samenspel van onze uitvoering met inwoners, organisaties en het onderwijsveld keihard nodig. In dat samenspel zijn we een deskundige partner. Een partner die is berekend op haar taken. Onze uitvoering faciliteert, in het bijzonder daar waar inwoners en organisaties het niet op eigen kracht kunnen.
Wij zij als ge ee te ook zelf ee
orga isatie die
e skra ht i zet. We zij
erkgever,
opdrachtgever, subsidiegever en samenwerkingspartner. Vanuit die rollen willen we meer mensen kansen bieden op werk en alle voordelen die werk heeft. We willen daarin een voorbeeld zijn voor andere organisaties in onze regio.
Van inwoners die willen werken
Van organisaties (werkgevers, verenigingen
verwachten we dat zij zich (naar
etc.) die mensen willen inzetten verwachten
vermogen) inzetten om werk te verkrijgen
wij dat zij zo goed mogelijk gebruik maken van
en zich verder te ontwikkelen. Daarbij kan
de talenten en capaciteiten van inwoners, ook
ook de eigen omgeving van mensen
inwoners met een beperking. Ook verwachten
worden betrokken en kunnen initiatieven
wij dat zij mensen begeleiden en faciliteren bij
in de samenleving een bijdrage leveren.
het uitvoeren van het werk en dat zij een bijdrage leveren aan hun ontwikkeling.
Van de uitvoering (onszelf) verwachten wij Van het onderwijsveld verwachten wij dat
een faciliterende rol, als makelaar en coach. De
zij mensen een zo goed mogelijke
uitvoering ondersteunt inwoners en
startpositie bieden, relevante competenties
organisaties die het niet op eigen kracht
meegeven en mensen ondersteunen bij het
kunnen en vormt een vliegwiel voor werk en
verder ontwikkelen van die competenties.
menskracht.
36
7
Hoe ziet de uitvoering er straks uit?
7.1
Doorkijk naar toekomstige uitvoering
We hebben beelden bij hoe de o dersteu i g op het leefge ied
erk aa i
o ers e orga isaties
er in de toekomst uit zou kunnen gaan zien. Die beelden zullen we in de komende periode nog veel verder gaan uitwerken in nauwe samenwerking met de uitvoering. Onze beelden zullen dus nog volop aan verandering onderhevig zijn. In dit hoofdstuk geven we alvast ee eerste doorkijk
aar de
toekomstige uitvoering.
Sociaal organiseren!
Werken loont!
Ik zoek werk
Ik zoek menskracht
Inwoners aan zet
Organisaties aan zet Uitvoering als vliegwiel
Algemeen toegankelijk Werkcoach (digitale marktplaats, (en specifieke digitale ondersteuning, ondersteuning)
Werkmakelaar (en specifieke ondersteuning)
informatiepunten) Die st erle i g di ht ij .
Dat is een belangrijk
uitgangspunt voor de toekomstige ondersteuning. Onze ondersteuning bieden we aan, daar waar die feitelijk nodig is. Inwoners en organisaties gebruiken vanuit huis of hun eigen locatie de digitale marktplaats. En er zijn fysieke informatiepunten in de directe leefomgeving (in wijken of kernen). De werkmakelaars gaan naar organisaties toe en werkcoaches komen bij mensen thuis of op hun werk. Daar waar iet allee ee uitdagi g ligt op het leefge ied
erk ,
aar ook op andere leefgebieden,
stemmen we de ondersteuning af met andere professionals. Dit gebeurt in de sociale teams die binnen iedere gemeente functioneren. Het uitgangspunt is dan
huishoude , regisseur, pla .
37
7.2
Dienstverlening aan organisaties
We hebben een beeld bij de dienstverlening aan organisaties (waaronder werkgevers, vrijwilligersorganisaties, particuliere initiatieven etc.).
Organisaties die menskracht nodig hebben kunnen dat kenbaar maken op de digitale marktplaats. Organisaties kunnen het werk typeren (Is het een betaalde baan? Een stage? Een vorm van vrijwilligerswerk? Een beschermde werkplek? Een opdracht?). Organisaties kunnen wensen en eisen toevoegen, omvang, looptijd enzovoort. Ook kunnen organisaties zoeken in profielen van inwoners en het werkaanbod kenbaar maken. De digitale marktplaats ontsluit informatie van andere websites en voegt er specifieke informatie en ondersteuning aan toe.
Op de digitale marktplaats vinden organisaties meer informatie over ondersteuningsaanbod, zoals de werkmakelaar en specifieke ondersteuning zoals loonkostensubsidie, no risk polis en jobcarving. Organisaties kunnen online een afspraak maken met een werkmakelaar. Ook kunnen organisaties online gebruik maken van sommige diensten, zoals het afsluiten van een no risk polis of het volgen van een webinar over werken met mensen met een beperking.
Werkmakelaars gaan naar organisaties toe. De werkmakelaar bespreekt met de organisatie de belangrijkste uitdagingen, (ontwikkelingen in) de behoefte aan menskracht op verschillende niveaus en alternatieve vormen waarbij inwoners kunnen werken en leren binnen de organisatie. Iedere vorm heeft daarbij specifieke kenmerken die kunnen worden afgewogen. Op basis van deze behoefteanalyse werkt de werkmakelaar samen met de organisatie een plan uit, waarbij ook sprake kan zijn van een mix van verschillende vormen of slechts 1 vorm. Het plan komt in het digitale dossier van de organisatie dat alleen voor de organisatie en de werkmakelaar toegankelijk is. Als er gezocht gaat worden naar menskracht, zal het werkaanbod worden geplaatst op de digitale marktplaats. Het werkaanbod is dan ook zichtbaar voor inwoners die werk zoeken. Het plan is de basis voor het plannen en volgen van alle activiteiten.
De werkmakelaar bekijkt samen met de organisatie het aanbod van inwoners op de digitale marktplaats en maakt daaruit samen met de organisatie een selectie. De organisatie kan hier vervolgens zelf mee aan de slag, maar de werkmakelaar kan hier ook nauw bij betrokken blijven en de matching verzorgen / ondersteunen. De werkmakelaar schat op basis van zijn of haar deskundigheid in wat nodig is en welke strategie het beste werkt. De werkmakelaar volgt samen met de organisatie de activiteiten en de ontwikkeling van de inwoners die bij de organisatie werkzaam zijn. Het contact hierover zal bij de organisatie zelf plaatsvinden.
38
De werkmakelaar werkt bij uitstek samen met organisaties aan het vrijmaken (jobcarving) en invullen van werkplekken voor mensen met een lager verdienvermogen. Daaronder ook werkplekken voor mensen die alleen onder aangepaste omstandigheden kunnen werken. De werkmakelaar beschikt over een budget dat inzetbaar is voor ondersteuning, zoals een loonkostensubsidie of een no risk polis.
Als een werkmakelaar in contact met een organisatie signalen krijgt dat het werken en leren bij een inwoner niet optimaal verloopt, dan schakelt de werkmakelaar met de betreffende werkcoach. De werkcoach gaat vervolgens samen met de inwoner en de organisatie zoeken naar mogelijkheden om te komen tot verbetering.
Werkmakelaars zullen soms signaleren dat er bij een organisatie meer uitdagingen liggen dan alleen op het gebied van werk. Zo kunnen er uitdagingen liggen op het gebied van huisvesting, vergunningen, innovatie et cetera. Werkmakelaars vormen daartoe een netwerk met andere professionals die organisaties ondersteunen, waaronder de adviseurs van de afdelingen economische zaken van de gemeenten.
Werkmakelaars bevorderen in hun ondersteuning het maatschappelijk verantwoord o der e e . Organisaties die werk bieden aan inwoners met een minder sterke positie op de arbeidsmarkt worden gecertificeerd en vormen samen een netwerk. Werkmakelaars maken gebruik van dit netwerk om samen met deze organisaties te zoeken naar nieuwe mogelijkheden om inwoners kansen te bieden op werken en leren.
7.3
Dienstverlening aan inwoners
In de toekomst kan de dienstverlening aan inwoners als volgt verlopen. Er is sprake van een gelaagdheid i de die st erle i g. De ondersteuning spreekt in beginsel zoveel mogelijk de eigen kracht van mensen aan en kan worden uitgebreid en geïntensiveerd als dat nodig is:
Wie wil werken kan op de digitale markplaats terecht voor al het aanbod van werk. Op de digitale marktplaats is werk in al zijn verschijningsvormen te vinden. Dus betaalde banen, aar ook stageplaatse , opdra hte
oor zzp ers, rij illigers erk, es her de erkplekke
enzovoort. De digitale marktplaats is een website, maar ook een app. Mensen hebben dus altijd en overal toegang, kunnen een profiel aanmaken en gericht zoeken. Ook ontvangen mensen (afgestemd op hun profiel) updates met het nieuwste werkaanbod. De digitale markplaats is transparant en openbaar toegankelijk. Iedereen kan er gebruik van maken.
39
Wie graag wat meer wil weten over bijvoorbeeld tips bij het solliciteren vindt op de digitale marktplaats ook online dienstverlening, zoals trainingen en een beroepskeuzetest. Daarnaast is er een online werkcoach die tips en adviezen kan geven. Via de digitale marktplaats kunnen mensen ook een afspraak plannen met een informatiepunt.
Mensen die graag persoonlijk iemand spreken kunnen terecht in informatiepunten die lokaal (dat kan per gemeente verschillen) zijn gevestigd. Het informatiepunt maakt mensen wegwijs op de digitale marktplaats. Mensen kunnen in het informatiepunt met of zonder afspraak terecht en worden persoonlijk geholpen.
Wie meer ondersteuning nodig heeft bij het vinden en behouden van werk, kan een afspraak plannen met een werkcoach. Het plannen van de afspraak verloopt direct via de digitale marktplaats. Een afspraak met een werkcoach kan door een inwoner zelf worden gemaakt (via de digitale marktplaats), maar kan ook door een informatiepunt of een collegaprofessio al a ee a der leefge ied, zoals zorg of huis esti g
orde ge aakt. De
afspraak kan plaatsvinden bij mensen thuis, op het werk of elders.
De werkcoach bespreekt met de inwoner zijn of haar profiel, voorkeuren, ontwikkelpunten, de inzet van de inwoner zelf, van zijn of haar omgeving en van de werkcoach. De werkcoach bekijkt daarbij of er voorliggende ondersteuningsmogelijkheden zijn (zoals de ondersteuning van het UWV). Ook kan specifieke ondersteuning worden toegevoegd. De werkcoach beschikt over een budget dat inzetbaar is voor specifieke ondersteuning, zoals een bepaalde training. De werkcoach organiseert en plant deze ondersteuning. De werkcoach schat in wat nodig is.
Op basis hiervan wordt een plan opgesteld, waarbij de werkcoach zo goed mogelijk de eigen kracht van de inwoner (en zijn omgeving) aanspreekt. Het plan komt in het persoonlijke werkdossier van de inwoner te staan dat via de digitale marktplaats alleen voor de inwoner en de werkcoach toegankelijk is. Als er gezocht gaat worden naar betaald of onbetaald werk, zal het profiel van de inwoner worden geplaatst op de digitale marktplaats. Het profiel is dan ook zichtbaar voor organisaties die menskracht zoeken. Het plan van aanpak is de basis voor het plannen en volgen van alle activiteiten.
De werkcoach bekijkt samen met de inwoner het aanbod van werk op de digitale marktplaats en maakt daaruit samen met de inwoner een selectie. De inwoner kan hier vervolgens zelf mee aan de slag, maar de werkcoach kan hier ook nauw bij betrokken blijven. De werkcoach schat op basis van zijn of haar deskundigheid in wat nodig is en welke strategie het beste werkt. Dat zal soms een strategie van verleiden en prikkelen zijn, soms meer sturend of zelfs dwingend (handhavend) zijn, afhankelijk van de situatie en alle gradaties daartussen. 40
De werkcoach volgt samen met de inwoner zijn of haar ontwikkeling en de afgesproken activiteiten. Het contact hierover kan bij de inwoner thuis, op de werkplek of elders plaatsvinden. De werkcoach schat zelf in hoe dit contact het beste kan verlopen. De werkcoach begeleidt de inwoner ook bij het functioneren op de werkplek, middels jobcoaching, waar de dagelijkse begeleiding en aansturing door de betreffende organisatie nauw bij wordt betrokken. Als de inwoner zich ontwikkelt en meer kan, bevorderen de organisatie en de werkcoach de doorstroom naar werk met minder begeleiding, of van onbetaald naar betaald werk.
De werkcoach zal soms constateren dat er bij de inwoner niet alleen een uitdaging ligt op het leefge ied
erk ,
aar ook op a dere leefge iede . Het ka ook zo zij dat ij aa a g
ij
het maken van de eerste afspraak) al duidelijk is dat hiervan sprake is. De werkcoach stemt zijn ondersteuning (en het plan van aanpak) dan niet alleen af met de inwoner, maar ook met andere betrokken professionals. Dit gebeurt in de sociale teams die binnen iedere gemeente fu tio ere . Het uitga gspu t is
huishoude , regisseur, pla . Werk oa hes zij dus
volledig op de sociale teams aangesloten.
7.4
Werken in de leefwereld van inwoners en organisaties
De dienstverlening (bestaande uit digitale marktplaats, informatiepunten, werkcoaches en werkmakelaars en de ondersteuning die zij organiseren) is in de vorige paragraaf beschreven. Het is de dienstverlening die zichtbaar en dagelijks aanspreekbaar is voor inwoners en organisaties. Het is de dienstverlening die feitelijk onze ambitie in de dagelijkse praktijk moet waarmaken. Wij moeten er voor zorgen dat die dienstverlening zo goed mogelijk daar toe in staat wordt gesteld. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we dat gaan organiseren.
We bieden de dienstverlening waar die feitelijk nodig is. Dat is niet lokaal of subregionaal of regionaal of landelijk. Dat zijn schalen die niet aansluiten op de leefwereld van inwoners en organisaties. De dienstverlening zal te vinden zijn en toegankelijk zijn in de leefwereld van mensen en organisaties. Dus in huiskamers, op de werkplek, bij werkgevers en verenigingen, in wijken en dorpen. Dat is de plek waar het werk gebeurt, dus dat is de plek waar we moeten zijn.
De professionals (werkcoaches, werkmakelaars) die onze dienstverlening uitvoeren geven we een ambitie en een aantal uitgangspunten en kaders mee. Zij hebben tegelijkertijd de handelingsruimte nodig om in te spelen op de specifieke omstandigheden en kansen die zij in de dagelijkse praktijk aantreft. Geen inwoner is identiek aan een ander; geen organisatie gelijk aan andere organisaties. We geven werkcoaches en werkmakelaars ruimte om te handelen en aan te sluiten op netwerken die nodig zijn om de ambitie te realiseren. 41
Bovendien: gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen transformatieagenda (vormgeving van sociale teams, afspraken met instellingen, social return, subsidiebeleid enzovoort). Werkcoaches en werkmakelaars maken deel uit van die transformatieagenda en benutten daarin de kansen. Om dat te kunnen vormgeven zijn duidelijke kaders en handelingsruimte cruciaal.
Sturen op de professionaliteit van werkcoaches en werkmakelaars is geen vrijblijvendheid. Het legt de focus op het vertrekken vanuit de mens, de organisatie die we willen ondersteunen. Op het analyseren van de uitdaging, op wat inwoners en organisaties zelf kunnen doen, wat daaraan moet worden toegevoegd, dat te vertalen in een plan en dat plan samen met de inwoner en de organisatie te realiseren, met het oog op het te behalen resultaat: een leven lang werken en leren.
Vakmanschap staat centraal. Deskundig zijn in het realiseren van gedragsverandering bij inwoners en organisaties. Het kunnen verbinden van inwoners en organisaties. Continu leren en verbeteren. Telke s eer ede ke hoe het eter ka . Ke
is e er ari ge uit issele
et ollega s.
Samenwerken met andere professionals in het sociale domein. Het zijn de kerncompetenties van werkcoaches en werkmakelaars.
7.5
Faciliterende samenwerking op de achtergrond
Waar sturing verschuift van sturing op het handelen naar sturing op professionaliteit, verandert ook de rol van de organisatie. Die verandert van controlerend / sturend naar faciliterend / stimulerend. De organisatie stelt zich ten doel werkcoaches en werkmakelaars zo goed mogelijk te faciliteren in hun werk, zodat zij in staat worden gesteld om de ambitie te realiseren. We willen als Lekstroomgemeenten samen een faciliterende organisatie realiseren die onder andere het volgende biedt:
Kennis- en competentieontwikkeling voor werkcoaches en werkmakelaars. Stroomlijning van beleid en afspraken in de arbeidsmarktregio. Ontwikkeling en beheer van de digitale marktplaats. Personeelsmanagement en back office taken. Inkoop en organisatie van gespecialiseerde taken (bijvoorbeeld arbeidsdeskundigheid). Onderzoek en innovatie.
Gemeenten zijn verplicht om op het niveau van de arbeidsmarktregio afspraken te maken met werkgevers, vakbonden, UWV en andere gemeenten in de regio over onder andere banen voor mensen met een beperking en de wijze waarop de dienstverlening aan werkgevers is vormgegeven. In de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht heet dit overlegplatform de Utre htse Werktafel .
42
Als Lekstroomgemeenten sluiten we aan op de Utrechtse Werktafel. We maken samen afspraken over de wijze waarop we dat doen.
Utrechtse Werktafel De Utrechtse Werktafel is een samenwerking op het niveau van de arbeidsmarktregio MiddenUtrecht, estaa de uit 5 su regio s: Lekstroo , Kro
erij -Heuvelrug, Woerden e.o. en de
gemeenten Utrecht en Stichtse Vecht. Deze su regio s he
e
et FNV, VNO-NCW Midden, MKB-
Nederland en UWV de Utrechtse Werktafel opgericht.
Met het onderwijsveld maken we afspraken gericht op een goede aansluiting van school op werk op participatieplekken. Dit doen we in ieder geval voor kwetsbare jongeren die uitstromen uit het voortgezet speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en de entree opleidingen. Deze afspraken maken we op het niveau van de RMC regio Utrecht. Op dit moment bestaat hiervoor een apart bestuurlijk overleg in de regio (bestuurlijk overleg kwetsbare jongeren). Hierin zijn de gemeenten en het onderwijs op bestuurlijk niveau vertegenwoordigd.
43
Bijlagen Lijst met gesproken stakeholders 4DMC
Paula van der Plaats
De Lantaern
Wim In het Veld
Fairs Catering
Remy van Engelen
Active Ants
Clem Scheffelaar
BNS
Paulien Jansen
Starcleaning
Anand Sewbalak
Nomacom
Cindy van Rooijen
St. Vecht en IJssel
Linda Baars
Geranos
Mirjam Jacobs
Timing
Frank Beker
Inperson
Raimond Schaaij
Inventum
Carmen Bruinsma
Nachtegaal
Anita Nachtegaal
Cura Glass
Sabine Loomans
Scholman
Joop Koch
Werk en Inkomen Lekstroom (WIL)
Rob Esser
UW
Talitha van den Elst
PAUW Bedrijven
Els Uijting
Ondernemersvereniging Stichtse Vecht
Angelika Pelsink
Vers & Fijn (directeur/partner)
Muhanad Alsalhi
Commissie Amateurskunst
Huub van Baal
Samen duurzaam Nieuwegein
Henk van der Honing
JSV voetbalvereniging
Ton Holweg
Proxima
Ineke Aalderink
Stichting Cabauw Samen Sterk
Dick Nederend
Vrijwillgerscentrale Van Houten & Co
Margreet Rijgersberg
Van Houten & Co
Mariska Schaap
Lister
Therese Venema
Lister
Karin van der Linden
Lister
Margot Speksnijder
Lister
Ingrid van den Berkmortel
Lister
Marlies van Loon
Lister
Jan Berndsen
Movactor
Jeanette Smiesing
Movactor
Joanna Thijs 44
Leerwerkbedrijf Wij 3.0 (Altrecht)
Annemieke Dijk
Reinaerde
Jacques Visser
Reinaerde
Ruud Evertsen
Reinaerde
Gabor Kovacsek
Handje Helpen
Martine Schüller
Vitras (AMW)
Hetty Goedvolk
Abrona (zorg)
Evelien Roos
Abrona (zorg)
Corien Besamusca
Youke (jeugd)
Ans van Wijk
MEE (clientenondersteuning)
Loek Stawski
Stichting Welzijn Vianen
Carolien Sterk en Adrie Vermaas
Philadelphia
Harry Zegerius
Altrecht
R. Vernimmen
Krachtfabriek
Ilonja Horvers
Participatieformule
Mariska Minnen
Participatieformule
Cybille Latour
Geynwijs
Kerstin Hogenbirk
Gemeente Lopik/BSL
Judith Godijn
Gemeente Vianen
Marianne van Brenk
Sociaal team Vianen
Leon Kornmann
Sociaalteam Ijsselstein
Bernadette Gijssen
Sociaalteam Ijsselstein
Mieke Rijnders
Sociaalteam Ijsselstein
Linda de Groot
Brede toegang Nieuwegein
Natasja Nauta
Geynwijs
Margreet Jackson
Platform Samenleving Ijsselstein
Ton Kwakkel
Platform Samenleving Ijsselstein
Henk ter Horst
Platform Samenleving Ijsselstein
Jan van der Schot
PAUW Bedrijven
Erik Jas
Cliëntenraad WIL
Diane Breedveld
Cliëntenraad WWI Houten
Maris van Leeuwen
Cliëntenraad WWI Houten
Bart Verhagen
Stichting Gehandicaptenbelangen Houten Margo Uijtewaal Adviesraad Sociaal Domein Lopik
Gretha Anker
Adviesraad Sociaal Domein Lopik
Ada Goedhart
Cliëntenraad WIL (clientenraad UWV)
Wim Verhaak
Clientenraad Houten
Agnes van Zijls
PAUW Bedrijven
Ton Weij 45
WMO raad Nieuwegein
Jos van Dijk
Cliëntenraad WIL (Lopik )
Wim van Vreeswijk
PAUW Bedrijven
Jos van Schaik
Lijst met geraadpleegde bronnen
Centraal Planbureau en Sociaal Cultureel Planbureau. De onderkant van de arbeidsmarkt in 2025. Den Haag. juni 2015. Sociaal Economische Raad. Sociale ondernemingen, een verkennend advies. Den Haag, mei 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline Den Haag, juni 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek. Wie doet vrijwilligerswerk? Den Haag, april 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek. Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt. Den Haag / Heerlen 2013 Ministerie van SZW. Kernkaart SZW. juni 2015. Ministerie van SZW. Publiek overzicht resultaten Wsw. Juni 2015. UWV. Regio in Beeld 2014, regio Midden Utrecht, 2014 UWV. Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, regio Midden-Utrecht. April 2015. Huibers, T. Robots en ontwrichting van de arbeidsmarkt. Thaesis, 8 juni 2015. Blonk, R.W.B. Re-integratie die wel werkt. TNO, Februari 2015 Verenigde Naties, Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. CIZ. Basisrapportage AWBZ per gemeente in periode 2014. Inspectie SZW. Aan de slag met Werk. Juni 2015.
46