Lekdetector V80 Ex versie H Documentatie • Handleiding
Europese typegoedkeuring PTB 99 ATEX 2037x
KIWA K 47899 bodembedreigende vloeistoffen en brandbare vloeistoffen met een vlampunt ≤ 55 °C
-voor bewaking van dubbelwandige tanks en leidingen ( raadpleeg documentatie voor overige toepassingen )
INHOUD
Let op • Technische beschrijving van de lekdetector • Bijlage A t/m D • Handleiding • Certificaat van overeenstemming • KIWA K 47899/01
Let op: Deze lekdetector mag alleen door een KIWA K-903 gecertificeerde installateur met getrainde monteurs op het gebied van ASF Thomas lekdetectie, worden gemonteerd en in bedrijf gesteld!
Neem alle voorschriften uit deze handleiding in acht!
Inhoud Technische beschrijving van lekdetectortype Vakumatik 80 Ex H (V80 Ex H) 1.0
Omschrijving
2.0 2.1
Type Werking / schakelwaarden
3.0 3.1 3.2 3.3
Toepassingen Algemeen Houders ( tanks ) Leidingen
4.0 4.1 4.2
Beschrijving van de werking Algemeen Werking
5.0 5.1 5.2 5.3
Constructie Opbouw Verwarming Opbouw van de armaturenkast inclusief beschermkast (AK-S) - compleet
6.0 6.1 6.2 6.3
Montage-instructies Algemeen De lekdetector monteren Montage op houders ( tanks ) met lekdetectievloeistof
7.0 7.1 7.2
Inbedrijfstelling Voorwaarden Functiecontrole
8.0 8.1 8.2 8.3 8.4
Gebruiksinstructies Algemene aanwijzingen Onderhoud Controle van de werking Instructies voor storingen en alarm
Bijlage: A. B. C. D.
Stuklijst Tekeningen Legenda van gebruikte afkortingen Technische gegevens
Technische beschrijving Lekdetector Vakumatik 80 Ex versie H ( V80 Ex H ), als onderdeel van een lekdetectiesysteem 1.0 Omschrijving De lekdetector van het type V80 Ex versie H is een deels explosieveilig apparaat dat onderdruk kan detecteren en dat over een ingebouwde vacuümpomp ( Pu ) beschikt. Hij bestaat uit een armaturenkast (AK) en een schakelkast (SK). In plaats van schakelkast SK kan ook schakelkast SK 2/8 worden gebruikt, als er meer houders (tanks) moeten worden bewaakt. 2.0 Type Lekdetector Vakumatik 80 H Ex (V80 H Ex) 2.1 Werking / schakelwaarden De lekdetector V80 H Ex werkt volgens het onderdrukprincipe. Het werkvacuüm wordt door een explosieveilige vacuümpomp opgewekt. Wanneer de lekdetector V80 H Ex op een correcte voedingsspanning is aangesloten, dan licht de groene in-bedrijflamp (LB) op. Bij alarm licht de rode controlelamp (LA) op en klinkt er een akoestisch signaal. Standaard zijn de volgende schakelpunten ingesteld: Alarm Pomp 3.0
„AAN“ = „UIT“ =
325 mbar / onderdruk 450 mbar / onderdruk
Toepassingen
3.1 Algemeen De lekdetector is geschikt om ruimtes te bewaken van houders (tanks) en leidingen voor opslag en transport van watervervuilende vloeistoffen, evenals ontbrandbare vloeistoffen met een vlampunt ≤ 55 °C. De maximale temperatuurklasse voor watervervuilende vloeistoffen is T4, en ze moeten binnen explosiegroep IIA of IIB vallen. De houders (tanks) mogen normaliter uitsluitend drukloos en onder atmosferische omstandigheden worden gebruikt. Neem de aanwijzingen uit hoofdstuk 6.2.1.2 in acht als ze onder druk staan. Leidingen mogen een maximale werkdruk (in de binnenbuis) van slechts ≤ 6 bar hebben, neem de aanwijzingen uit hoofdstuk 6.2.1.2 in acht. (Zie de tekeningen en bijlage 2 van bijlage B voor montagevoorbeelden) 3.2
Houders (tanks)
3.2.1
Deze lekdetector mag worden gebruikt:
- voor enkelwandige houders met een goedgekeurde flexibele of starre (zelfdragende) lekdetectiebekleding en een zuigleiding die naar het laagste punt van de te bewaken ruimte loopt, mits de houder over een algemene technische goedkeuring (Duitsland: AbZ) beschikt (voorheen een keurmerk of typegoedkeuring) of een speciale apparaatgoedkeuring van het testcentrum voor lekdetectoren van de TÜV Nord GmbH, waaruit blijkt dat de te bewaken ruimtes waarop deze lekdetector is aangesloten, geschikt zijn om deel uit te maken van een lekdetectiesysteem. De lekdetector mag ook worden gebruikt in te bewaken ruimtes (ÜR) die zich in „zone 0“ bevinden.
3.2.2
Deze lekdetector mag worden gebruikt:
- voor dubbelwandige houders van staal conform DIN 6608 deel 2, 6616 formulier A, 6619 deel 2, 6623 deel 2, 6624. Bij houders met een hoogte of ∅ groter dan 2,9 m (lengte of ∅), mogen alleen media worden bewaakt waarvan de dichtheid in het toegelaten bereik valt. Neem hierbij tabel 2 in acht. Tabelle 2 3,40 3,20 3,00
Behälterhöhe in m
2,80 2,60 2,40 2,20 2,00 1,80 1,60 1,40 1,20 1,00
0,5
1,04
1,20
1,50
1,88
1,90
Dichte in Kg / dm³
3.2.3
Deze lekdetector mag worden gebruikt:
- voor dubbelwandige houders van staal conform DIN 6618 deel 2 en 4, mits de limieten van tabel 1 in acht worden genomen. Tabelle 1 Behälterhöhe im Zusammenhang der Dichte eines Lagermediums für Behälter nach DIN 6618
18,0 Alle Angaben dienen zur Information, ansonsten gelten die Angaben der Behälternorm DIN 6618.
16,0
14,8 13,45
Behälterhöhe in m
14,0
12,33
12,0
11,38 10,57 9,8
10,0
9,25
8,7 8,22 7,79
8,0
6,0
4,0 0,9
1,0
1,1
1,2
1,3
1,4
1,5
1,6
1,7
1,8
1,9
Dichte in kg/dm³
- voor dubbelwandige, in de fabriek of op locatie gebouwde houders met een zuigleiding die naar het laagste punt van de te bewaken ruimte loopt en met een algemene technische goedkeuring
(AbZ) (voorheen met keurmerk of typegoedkeuring) of een speciale apparaatgoedkeuring van het testcentrum voor lekdetectoren van de TÜV Nord, waaruit blijkt dat de te bewaken ruimtes waarop deze lekdetector is aangesloten, geschikt zijn om deel uit te maken van een lekdetectiesysteem. Ook geschikt voor houders (tanks) met beluchtingsklep. 3.2.4 Deze lekdetector mag worden gebruikt: voor dubbelwandige tanks met een vlakke bodem die zijn gebouwd conform DIN-norm 4119-1 voor bovengrondse cilindrische tanks met een vlakke bodem: - Opgeslagen producten met een vlampunt ≤ 55 °C en een tankvolume tot max. 40 m³ - Opgeslagen producten met een vlampunt > 55 °C en een tankvolume tot max. 100 m³ 3.2.5 Bij dubbelwandige bodems met te bewaken ruimtes die over een goedkeuring beschikken van het testcentrum voor lekdetectoren van de TÜV Nord, waaruit blijkt dat de te bewaken ruimtes waarop deze lekdetector is aangesloten, geschikt zijn om deel uit te maken van een lekdetectiesysteem. Neem altijd de in het certificaat van het testcentrum genoemde voorschriften en bepalingen in acht. (zie tek.nr.: 50443, bijlage B) Let op: Neem bij het ontwerpen van een lekdetectiesysteem altijd de ter plaatse geldende technische voorschriften voor het opslaan van brandbare vloeistoffen in acht (Duitsland: TRbF 20). 3.2.6 Andere te bewaken ruimtes, zoals dubbelwandige bodems of opvangruimtes, voor zover deze over een goedkeuring beschikken van het testcentrum voor lekdetectoren van de TÜV Nord, waaruit blijkt dat de te bewaken ruimtes waarop deze lekdetector is aangesloten, geschikt zijn om deel uit te maken van een lekdetectiesysteem. 3.2.7 De lekdetector mag ook worden aangesloten op te bewaken ruimtes van houders (tanks) waarin nog deels lekdetectievloeistof aanwezig is. (zie hoofdstuk 6.3) 3.3
Dubbelwandige leidingen
3.3.1 Dubbelwandige leidingen van staal, zoals het type DRK 30/32 dat is goedgekeurd voor toepassingen met water, of die over een algemene technische goedkeuring beschikken, of over een speciale goedkeuring waaruit blijkt dat de lekdetector geschikt is om deel uit te maken van een lekdetectiesysteem voor de te bewaken ruimte van dubbelwandige leidingen. En dubbelwandige leidingen van kunststof, met een algemene technische goedkeuring, of die over een speciale goedkeuring beschikken waaruit blijkt dat de lekdetector geschikt is om deel uit te maken van een lekdetectiesysteem voor de te bewaken ruimte van dubbelwandige leidingen van kunststof. Neem altijd de in de goedkeuring genoemde voorschriften en bepalingen in acht. 3.3.1.1 Bij gebruik van watervervuilende vloeistoffen met een vlampunt ≤ 55 °C, moet er een detonatiebeveiliging en een vloeistofkering worden gemonteerd op het verbindingspijpstuk waar de zuigleiding van de dubbelwandige leiding op is aangesloten. (zie de tekeningen in bijlage B) Als er vloeistoffen met een vlampunt van >55 °C worden gebruikt, hoeft er geen detonatiebeveiliging te worden aangebracht. (zie ook hoofdstuk 6.2.1.1, 6.2.1.2) 3.3.2 Volume van de te bewaken ruimte, buisdiameters, buislengtes Deze onderdelen maken deel uit van de betreffende goedkeuring voor de dubbelwandige leidingen van staal of kunststof waaruit blijkt dat de te bewaken ruimtes waarop deze lekdetector is aangesloten, geschikt zijn om deel uit te maken van een lekdetectiesysteem. Neem altijd de in de goedkeuring genoemde voorschriften en bepalingen in acht.
3.3.3 Hoogteverschillen, bochten in leidingen In dergelijke installaties moet de aansluiting voor de zuigleiding van de dubbelwandige leidingen op het laagste punt van de leiding worden aangebracht. Op elk aftakpunt en op het einde van elke leiding moet een schroefdraadaansluiting van ¼-inch worden gelast, zodat er een kogelkraan met druktestmeter kan worden aangesloten om de vrije doorgang in de te bewaken ruimte te controleren. 4.0
Beschrijving van de werking
4.1 Algemeen De lekdetector V80 Ex H werkt volgens het onderdrukprincipe. Bij dubbelwandige houders, enkelwandige houders met flexibele of stijve lekdetectiebekleding en dubbelwandige leidingen, slaat de lekdetector V80 Ex H optisch en akoestisch alarm bij het bereiken van de alarmdrempelwaarde door lekkages die de druk in de te bewaken ruimte (ÜR) laten stijgen. Als de binnenwand lek raakt, onder het niveau van de vloeistof in de houder, zal er vloeistof in de te bewaken ruimte (ÜR) binnendringen. Dit geldt ook voor ondergrondse houders en leidingen die zich onder het grondwaterniveau bevinden en een lek ontwikkelen in de buitenwand. 4.2
Werking
4.2.1 Gebruik een geschikte externe vacuümpomp om de te bewaken ruimte (ÜR) snel leeg te kunnen pompen en het werkvacuüm te bereiken. Bij houders / leidingen voor opslag en transport van watervervuilende vloeistoffen met een vlampunt ≤ 55 °C, mag u voor het leegpompen van de te bewaken ruimte uitsluitend een pomp gebruiken die zowel aan zuig- als aan drukzijde is voorzien van vlamdempers (DS), waarbij verder de eisen voor het verpompen van explosiegevaarlijke mengsels volstaan: (PN 10 bar, geen ontstekingsbronnen in geval van storingen, gebruik van gecertificeerde elektrische onderdelen). Neem bij gebruik in Ex-zones altijd de relevante Ex-veiligheidsvoorschriften in acht. 4.2.2 Is het benodigde werkvacuüm eenmaal bereikt (circa 450 mbar) en licht de groene inbedrijflamp op, dan is de lekdetector klaar voor gebruik. Kleine lekkages worden gecompenseerd door de ingebouwde vacuümpomp (PU). De vacuümpomp kan kleine lekkages in het lekdetectiesysteem compenseren, maar uitsluitend tot een maximaal pompvermogen van 100 liter/uur. 4.2.2.1 De excentrisch opgehangen drijfstang van de vacuümpomp (PU) laat een membraan heen en weer bewegen, zodat met behulp van een keerklep een zuigende werking wordt verkregen (zuigleiding - SL). Via de uitlaatklep in de pompkamer wordt de verpompte lucht via de uitlaatleiding (AL) teruggevoerd naar de houder. Als er hierbij overdruk ontstaat, wordt deze via de ontluchtingsklep (EV) van de houder, of via een ander extern opvangsysteem met ontluchtingsklep, naar de atmosfeer afgevoerd. 4.2.2.2 Als er vloeistof (eventueel gemengd met gas) in de te bewaken ruimte (ÜR) is binnengedrongen, dan kan deze als de vloeistofkering (FS) niet goed werkt, via de zuigleiding (SL) in het pomphuis terechtkomen. Via de uitlaatleiding (AL) wordt de vloeistof (eventueel gemengd met gas) weer naar de houder teruggevoerd. Het pomphuis is een hermetisch afgesloten lichaam met slechts één verbinding met de te bewaken ruimte (ÜR) en met de
ontluchting (EV) van de houder. De afdichting van de pompkamer voldoet aan de eisen van de desbetreffende normen. 4.2.2.3 Als het de vacuümpomp (PU) niet lukt om met zijn pompvermogen van max. 100 liter/uur de benodigde bewakingsdruk in stand te houden, zal de druk in de te bewaken ruimte (ÜR) langzaam oplopen tot de alarmdrempelwaarde van circa 325 mbar wordt bereikt, waarna de lekdetector alarm slaat. In dat geval licht de rode controlelamp op en klinkt er continu een akoestisch signaal (zoemer). U kunt de zoemer met behulp van de verzegelbare schakelaar (PLS) tijdelijk uitschakelen. Ga daarna volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 7.0 te werk. 4.2.2.4 De drukschakelpunten meten. De drukschakelaar (D) staat via de meetleiding (ML) in verbinding met de te bewaken ruimte (ÜR). Zijn huis heeft dezelfde constructie als de pompkamer van de vacuümpomp. De onderdruk in de te bewaken ruimte (ÜR) trekt een stoter met zijn contactplaat terug in de drukschakelaar (D), waarbij de veerkracht van de ingebouwde drukveer wordt overwonnen. De buiten het huis geplaatste contactplaat bedient de schakelhefbomen van twee microschakelaars ( POMP AAN/UIT ; ALARM AAN/UIT ) . Wanneer de druk in de te bewaken ruimte (ÜR) stijgt, dan drukt de veer de stoter en de contactplaat naar buiten, waarbij de schakelhefbomen bij de ingestelde schakelwaarden de microschakelaars bedienen. In de „gasruimte“ van de drukschakelaar (D) kunnen, afhankelijk van het bewaakte medium, gassen aanwezig zijn. De afdichting van de drukschakelaar (D) voldoet aan de gehanteerde normen. (zie tek.nr.: 6743, bijlage B) 5.0
Constructie
5.1 Opbouw De lekdetector V80 Ex H bestaat uit een schakelkast (SK) en een armaturenkast (AK). De intrinsiek veilige Ex i-kabel en de aansluitkabel van de onderdrukpomp (beide circa 180 cm lang) zijn in de AK aangesloten. Als u meer armaturenkasten (max. 8) wilt aansluiten, kunt u schakelkast SK 2/8 gebruiken in plaats van schakelkast SK. (zie ook hoofdstuk 6.2.3) 5.1.1 Schakelkast ( SK ) De schakelkast bestaat uit een huis met een deksel, en een montageplaat waarop het aansluitklemmenblok, de scheidingsversterker en het potentiaalvrije relais zijn gemonteerd. In het huis zijn verder de verzegelbare schakelaar en de zoemer ondergebracht, evenals de groene inbedrijflamp (LB) en de rode controlelamp „Alarm“ (LA). Om de aansluitingen te maken zijn er vier doorvoerwartels M20 x 1,5, voor respectievelijk de voedingsaansluiting 230VAC/50Hz, de „potentiaalvrij extern alarm“-uitgang, de drukschakelaaraansluiting met intrinsiek veilige Ex i-kabel en de pompkabelaansluiting. (zie tek.nr.: 6739, bijlage B) 5.1.1.1 De scheidingsversterker verwerkt de signalen van de drukschakelaar (D) en slaat eveneens alarm bij kabelbreuk. In geval van alarm, en bij lekkages, licht de controlelamp (LA) op en klinkt de zoemer (SU). 5.1.1.2 Het potentiaalvrije relais (PR) kan voor stroomkringen van externe alarmsystemen worden gebruikt, bij elke gewenste spanning. Als de stroomvoorziening van de lekdetector uitvalt, zal de groene in-bedrijflamp doven, het potentiaalvrije relais wordt niet langer bekrachtigd en het relais zal een externe stroomkring sluiten. (zie ook tek.nr.: 6740, 6860, bijlage B)
5.1.1.3 U kunt het alarmsignaal van de zoemer met behulp van de verzegelbare schakelaar tijdelijk uitschakelen. Zet na het verhelpen van de alarmtoestand de verzegelbare schakelaar weer terug in de ingeschakelde stand, en breng de verzegeling aan die tijdens normaal bedrijf aanwezig moet zijn. 5.1.1.4 Monteer de schakelkast in een beschermende kast als u hem in de buitenlucht wilt gebruiken. Hierbij moet u de beschermende kast van een rode waarschuwingslamp en een akoestische signaalgever voorzien die van buitenaf waarneembaar zijn. U hoeft deze externe optische/akoestische alarms niet aan te brengen als u de alarmmelding doorleidt aan een controlekamer of aan een ander alarmeringssysteem. De beschermende kast hoeft niet te worden verwarmd, maar bij zeer lage temperaturen ( -15 °C en lager ) raden we u wel aan om een verwarming te plaatsen om de correcte werking van de scheidingsversterker te garanderen. De schakelkast mag uitsluitend buiten de Ex-zone worden gemonteerd! 5.1.2 Armaturenkast (AK) De armaturenkast bestaat uit een huis van staalplaat met afsluitbare deuren, is aan weerszijden voorzien van ventilatieopeningen en bevat een explosieveilige vacuümpomp (PU) en een drukschakelaar (D). De zuigleiding (SL), uitlaatleiding (AL) en de meetleiding (ML) zijn standaard koperen buizen en lopen naar de messing schroefkoppelingen in de bodem van het huis. (zie ook hoofdstuk 5.1.2.3) Zo dicht mogelijk buiten het huis zijn de testafsluiters en de stopkranen in SLen ML-leidingen gemonteerd, evenals de schroefkoppeling voor de AL-leiding. Verder zijn in de leidingen SL en AL vlakbij de AK detonatiebeveiligingen (DS) gemonteerd. De DS moeten voor dezelfde explosiegroep geschikt zijn als de lekdetector zelf, bijv. IIA of IIB. Als er een lek ontstaat in de pompkamer (bijv. in het membraan) of in de drukschakelaar, kan bij „zone 0“ in de te bewaken ruimte (ÜR) / in de verbindingsleidingen maximaal „zone 1“ in de AK ontstaan. (zie tek.nr.: 6814, bijlage B) Let op: Bij gebruik van de lekdetector voor vloeistoffen met een vlampunt > 55 °C mogen beide detonatiebeveiligingen achterwege blijven, mits er geen medium met een vlampunt van ≤ 55 °C in de te bewaken ruimte van de houders (tanks) of leidingen terecht kan komen! 5.1.2.1 Vacuümpomp ( PU ) De explosieveilige vacuümpomp kan kleine lekkages in het lekdetectiesysteem compenseren. De vacuümpomp (PU) bestaat uit een motor en een aparte pompkamer, waarbij het inwendige van de pompkamer (mogelijk „zone 0“) en het motorgedeelte (mogelijk „zone 1“) hermetisch van elkaar zijn gescheiden. De aansluitkabel (circa 180 cm lang) is in het motorgedeelte ingegoten en kan, zo nodig, met behulp van een geschikte Ex-lasdoos worden verlengd. (zie bijlage 1, bijlage B) Het pompvermogen is begrensd op max. 100 liter per uur. De pompkamer is gemaakt van PPS (bijv. Ryton A 100) of een gelijkwaardig materiaal. Het membraan is gemaakt van FPM (bijv. TF 26 of gelijkwaardig). (zie ook hoofdstuk 5.1.2.3) 5.1.2.2 Drukschakelaar (D) De drukschakelaar heeft een centrale stoter met een contactplaat. Deze contactplaat bedient de schakelhefboom van de twee microschakelaars die in het huis zitten. De contactplaat en de microschakelaars zijn instelbaar. De schakelwaarden zijn bij levering correct ingesteld. (zie hoofdstuk 2.1) De ene microschakelaar schakelt het alarm, de andere microschakelaar schakelt de vacuümpomp aan en uit. De besturingskabel, die los van de drukschakelaar op een klem wordt aangesloten (circa 180 cm lang), is een intrinsiek veilige Ex i-kabel en kan, zo nodig, met behulp van een intrinsiek veilige Ex i-lasdoos worden verlengd. (zie bijlage 1, bijlage B en
hoofdstuk 6.2.2.2. De drukschakelaar is gemaakt van PPS (bijv. Ryton / R-4) of een gelijkwaardig materiaal. (zie ook hoofdstuk 5.1.2.3), (zie tek.nr.: 6743 , bijlage B) 5.1.2.3 Bestendigheid van onderdelen die met het medium in contact komen Standaard is de lekdetector V80 Ex H zodanig uitgevoerd, dat onderdelen die met het medium in contact kunnen komen (bijv. via een lek in de binnenwand van de houder) chemisch stabiel zijn. (zie ook bijlage 2, bijlage B) Bij opslag van vloeistoffen in de houder, zie bijv. de lijst van toegestane stoffen volgens DIN 6601, en het bewaken van die houder met de lekdetector V80 Ex H, moeten de verbindingsleidingen (SL, AL, ML), de schroefkoppelingen en de detonatiebeveiligingen in roestvast staal worden uitgevoerd. (materiaal 1.4571) De vacuümpomp en de drukschakelaar kunnen, zo nodig, ook in rvs (materiaal 1.4571) worden uitgevoerd. 5.2 Verwarming (Hz) Neem bij het inbouwen van een explosieveilige verwarming met thermostaat (T) (zie tek.nr.: 50018, 50279, bijlage B) de elektrische gegevens uit het aansluitschema tek.nr.: 6861 (bijlage B) in acht. De omgevingstemperatuur mag niet hoger zijn dan +50 °C. Monteer de AK/AK-S nooit in het directe zonlicht. Neem alle voorschriften uit de bijbehorende handleidingen in acht! 5.3 Opbouw van de armaturenkast inclusief beschermkast - compleet (AK-S) De armaturenkast (AK-S) bestaat uit een huis van staalplaat met deuren, heeft een formaat van 600x600x200 mm, of op aanvraag 500x500x200 mm, en is aan weerszijden voorzien van ventilatie-openingen. Het huis is geschikt voor een omgevingstemperatuur van -20 °C ... +50 °C. Zoals in tek.nr. 50279 (bijlage B) en de stuklijst (bijlage A) is te zien, zijn de volgende hoofdonderdelen in de AK-S ingebouwd: (bijv. voor tanks met vlakke bodem conform DIN 4119) 1. Explosieveilige vacuümpomp met temperatuurklasse T4 2. Drukschakelaar 3. Detonatiebeveiligingen (alleen voor media met een vlampunt ≤ 55 °C), explosiegroep IIA of IIB/3 in de zuigleiding en de uitlaatleiding 4. Vloeistofkering in de zuig- en meetleiding 5. Condensvaten in de zuig- en uitlaatleiding 6. Explosieveilige verwarming met thermostaat 7. Extra explosieveilige thermostaat ter beveiliging van de verwarming 8. Explosieveilige lasdoos (voor verwarming / vacuümpomp) 9. Aansluitklemmenblok voor het aansluiten van de intrinsiek veilige Ex i-kabel Verder zijn buiten het huis de testafsluiters en de stopkranen in SL- en ML-leidingen gemonteerd, evenals de schroefkoppeling voor de AL-leiding. Als er een lek ontstaat in de pompkamer (bijv. in het membraan) of in de drukschakelaar, kan bij „zone 0“ in de te bewaken ruimte (ÜR) / in de verbindingsleidingen maximaal „zone 1“ in de AK-S ontstaan. (zie tek.nr.: 50279, bijlage B) Let op: Bij gebruik van de lekdetector voor watervervuilende vloeistoffen met een vlampunt > 55 °C mogen beide detonatiebeveiligingen achterwege blijven, mits er geen medium met een vlampunt van ≤ 55 °C in de te bewaken ruimte van de houders (tanks) of leidingen terecht kan komen! 5.3.1 Alle overige onderdelen worden in de hoofdstukken 5.1.2.1 t/m 5.1.2.3 beschreven. Het aansluitschema staat in tekeningnr.: 6861 (bijlage B). De technische gegevens staan in bijlage D. Neem alle voorschriften uit de bijbehorende handleidingen in acht!
6.0
Montage-instructies
6.1 Algemeen De lekdetector V80 Ex H mag alleen door een gespecialiseerd bedrijf worden gemonteerd (in Duitsland: conform § 19 I WHG) dat is gecertificeerd voor het monteren van lekdetectoren. 6.2 De lekdetector monteren De lekdetector V80 H Ex is een deels explosieveilig apparaat. De armaturenkast mag in de Exzones 1 en 2 worden gemonteerd. Hij mag ook buiten een Ex-zone worden gemonteerd (zie tek.nr. 50393, bijlage B), mits de omgeving voldoende is geventileerd. Gebruik de juiste detonatiebeveiligingen (zie hoofdstuk 3.1). De schakelkast mag uitsluitend buiten de Ex-zone worden gemonteerd! (zie bijlage 1, bijlage B) 6.2.1 Armaturenkast (AK) en (AK-S) Schroef de kast op een goed toegankelijke plaats op ooghoogte aan een wand vast, in een goed geventileerde ruimte, in de directe omgeving van de te bewaken houder/tank (zie tek.nr.: 50478, 6818, 50279, bijlage B). Als u de armaturenkast (AK) in de buitenlucht ophangt, bescherm hem dan tegen weersinvloeden, installeer bijv. een verwarming (zie tek.nr.: 50018, 50279, bijlage B). U mag hem niet in een beschermende kast inbouwen. De armaturenkast AK-S is een complete module, zoals in hoofdstuk 5.3 werd beschreven. De uitlaatleiding zit aan de zijkant van het huis. De testafsluiter en de beluchtingsschroef zitten onder het huis. Als u de in de AK-S ingebouwde condensvaten via de afvoerslang wilt legen, dan kunnen er producten vrijkomen die een risico kunnen opleveren. Neem voldoende veiligheidsmaatregelen, bijv. om het ontstaan van explosies te voorkomen. Alle elektrische aansluitingen zitten in het huis. De verbindingskabels zijn door kabelwartels gevoerd. Zie het schakelschema voor de aansluitingen. (zie tek.nr.: 6860, 6861, bijlage B) 6.2.1.1 Verbindingsleidingen (SL, AL, ML), houder / drukloze leidingen. Sluit de verbindingsleidingen aan op de schroefkoppelingen van de lekdetector. De uitlaatleiding (AL) moet daarbij weer worden teruggevoerd naar de ontluchtingsleiding van de houder, en bij tanks met vlakke bodem doorgaans naar de mantelring (zie tek.nr.: 50059, 6741, bijlage B). Als dit niet mogelijk is, mag u de AL naar een andere geschikte plaats leiden, maar moet u op het uiteinde van de AL wel een vloeistofkering monteren. (zie tek.nr.: 50135, 50136, bijlage B) Om te voorkomen dat u de verbindingsleidingen onderling verwisselt, moet u hun uiteinden met een kleur markeren (wit = SL, rood = ML, groen = AL). Hanteer bij ondergrondse houders (tanks) / leidingen een inwendige ∅ van 4 mm, en bij bovengrondse houders (tanks) een inwendige ∅ van 6 mm. De verbindingsleidingen zijn doorgaans gemaakt van koper (Cu) of van een ander geschikt materiaal. Gebruik in speciale gevallen roestvast staal 1.4571 (zie ook hoofdstuk 5.1.2.3). 6.2.1.2 Verbindingsleidingen (SL, AL, ML), houders met overdruk / leidingen met overdruk in de binnenbuis ≤ 6 bar. Sluit de verbindingsleidingen aan op de schroefkoppelingen van de lekdetector. Sluit de uitlaatleiding (AL) van de lekdetector, bij houders/leidingen met onder- en overdrukkleppen in het ontluchtingsysteem van de houder, aan op een eigen ontluchtingsleiding die uitmondt in de directe omgeving van de ontluchtingsopening van de houder. (zie tek.nr.: 50056, bijlage B) Als dit niet mogelijk is, mag u de AL naar een andere geschikte plaats leiden, maar moet u op het uiteinde van de AL wel een vloeistofkering monteren. (zie tek.nr.: 50135, 50136, bijlage B). Om te voorkomen dat u de verbindingsleidingen onderling verwisselt, moet u hun uiteinden met een kleur markeren (wit = SL, rood = ML, groen = AL). Hanteer bij ondergrondse houders (tanks) / leidingen
een inwendige ∅ van 4 mm, en bij bovengrondse houders (tanks) een inwendige ∅ van 6 mm. De verbindingsleidingen zijn doorgaans gemaakt van koper (Cu), of in speciale gevallen roestvast staal (1.4571). (zie ook hoofdstuk 5.1.2.3) 6.2.1.3 Monteer de verbindingsleidingen op afschot (van circa 3° - 4°) tussen de lekdetector en de houderaansluitingen, om te voorkomen dat er condenswater in de verbindingsleidingen achterblijft dat bij vorst kan bevriezen. Zo kunt u alarmmeldingen van de lekdetector voorkomen. Is plaatsing op afschot niet mogelijk, monteer dan op de laagste punten van elke leiding een waterafscheider (WS). Als de waterafscheider (WS) is volgelopen met vloeistof, kan dit een alarmmelding veroorzaken. (zie de montagevoorbeelden, bijlage B) 6.2.1.4 Monteer zo dicht mogelijk bij de zuigleidingsaansluiting van de houder / leiding een detonatiebeveiliging (DS) en een vloeistofkering (FS). Zorg dat u een geschikt type DS gebruikt wanneer explosiegroep IIA of IIB vereist is. (zie hoofdstuk 3.1) (zie tek.nr.: 50059, 50135, 50136, bijlage B) 6.2.1.5 Monteer zo dicht mogelijk bij de aansluitingen van de meetleiding (ML) en de uitlaatleiding (AL) die naar de ontluchtingsleiding van de houder loopt, een detonatiebeveiliging (DS). Zorg dat u een geschikt type DS gebruikt wanneer explosiegroep IIA of IIB vereist is. (zie hoofdstuk 3.1) (zie tek.nr.: 50059, bijlage B) 6.2.1.6 De waterafscheider (WS), vloeistofkering (FS) en detonatiebeveiligingen (DS) moeten chemisch bestand zijn tegen de opgeslagen vloeistoffen. 6.2.1.7 Gebruik de bijbehorende montageset (MBS) om de onderdelen die in 6.2.1.1 t/m 6.2.1.5 zijn beschreven correct te monteren. Neem bij het monteren van de detonatiebeveiliging (DS) altijd de technische beschrijving van de DS in acht! 6.2.1.8 U mag de armaturenkast (AK) uitsluitend openen als de stroomtoevoer naar de lekdetector is onderbroken! Is dat niet mogelijk, neem dan bij het werken aan de AK voldoende veiligheidsmaatregelen om ongevallen door elektrische schokken (Levensgevaar!) te voorkomen. 6.2.2 Schakelkast (SK) Schroef de schakelkast op een goed toegankelijke plaats op ooghoogte aan een wand vast, bij voorkeur in een vorstvrije en stofarme ruimte. Als u de SK in de buitenlucht plaatst, hang hem dan in een weerbestendige beschermkast (zie tek.nr. 6736, bijlage B). De schakelkast mag uitsluitend buiten de Ex-zone worden gemonteerd! 6.2.2.1 Aansluitings- en verbindingskabels van de vacuümpomp Sluit de kabel van de vacuümpomp direct op het klemmenblok N, PE en de zekering Si = 0,63 A aan. Eventuele verlengkabels kunt u aansluiten met behulp van een explosieveilige lasdoos (zie tek.nr.: 6740, 6859, 6860, bijlage 1, bijlage B). U mag de schakelkast (SK) uitsluitend openen als de stroomtoevoer naar de lekdetector is onderbroken! Is dat niet mogelijk, neem dan bij het werken aan de SK voldoende veiligheidsmaatregelen om ongevallen door elektrische schokken (Levensgevaar!) te voorkomen. 6.2.2.2 Aansluiten van de intrinsiek veilige Ex i-kabel Leid de intrinsiek veilige Ex i-kabel door de betreffende kabelwartel en sluit hem aan op de scheidingsversterker. Sluit de aarddraad (PE) die is verbonden met de afscherming van de kabel,
op de klem PE aan. U mag de aarddraad uitsluitend aan de binnenkant van de schakelkast aansluiten. De kabel heeft 4 aders (+ PE) van 4 x 0,75 mm², en is afgeschermd. Raadpleeg het schakelschema of het elektrische functieschema voor de aansluitingen. U mag de intrinsiek veilige Ex i-kabel met behulp van een intrinsiek veilige Ex i-lasdoos verlengen, maar niet meer dan 500 m om te voorkomen dat de leidingweerstand te groot wordt. (zie tek.nr.: 6740, 6859, 6860, bijlage 1, bijlage B) 6.2.2.3 Het externe alarm aansluiten Leid de kabel van het externe alarm door de aangegeven kabelwartel van de schakelkast en sluit hem aan op het potentiaalvrije relais (PR). De toelaatbare schakelcontactbelasting bedraagt 230 VAC / 50 Hz / 10 A en moet extern worden gezekerd tegen overbelasting. Raadpleeg het schakelschema of het elektrische functieschema voor de aansluitingen. (zie tek.nr.: 6740, 6860, bijlage B) 6.2.3 Schakelkast (SK 2/8) In plaats van de schakelkast zoals die in 6.2.2 staat beschreven, kunt u ook de schakelkast SK 2/8 gebruiken. Op deze schakelkast kunt u 2 tot 8 (en in sommige gevallen nog meer) armaturenkasten (AK) aansluiten. Neem daarbij de technische beschrijving van de schakelkast SK 2/8 in acht. De schakelkast SK 2/8 mag uitsluitend buiten de Ex-zone worden gemonteerd! Raadpleeg het schakelschema of het elektrische functieschema voor de aansluitingen. U mag de schakelkast (SK2/8) uitsluitend openen als de stroomtoevoer naar de lekdetector is onderbroken! Is dat niet mogelijk, neem dan bij het werken aan de SK2/8 voldoende veiligheidsmaatregelen om ongevallen door elektrische schokken (Levensgevaar!) te voorkomen. (zie tek.nr.: 6999, bijlage 1, bijlage B) (zie ook de aparte technische beschrijving van de SK2/8) 6.2.4 Speciale instructies Neem altijd de ter plaatse geldende voorschriften van energieleverancier in acht, evenals de algemeen geldende wet- en regelgeving op dat gebied. 6.3
Montage op houders ( tanks ) met lekdetectievloeistof
6.3.1 Demonteer het lekdetectiesysteem (LA) met de lekdetectievloeistof (LAF). 6.3.1.1 Om de lekdetector V80 Ex H aan te kunnen sluiten op een dubbelwandige houder die is gevuld met lekdetectievloeistof, moet u eerst de LAF van het oude lekdetectiesysteem (LAG) uit de te bewaken ruimte verwijderen. (zie tek.nr.: 50091 of 50092, bijlage B) 6.3.1.2 Demonteer de verbindingsleidingen tot aan het schroefdraad van de vul- en testaansluitingen. 6.3.1.3 Voer de LAF volgens de geldende wet- en regelgeving af. 6.3.1.4 Let op, belangrijk: Oefen geen overdruk uit op de te bewaken ruimte om de LAF te verwijderen! 6.3.2 Tref voorbereidingen voor het wegzuigen van de lekdetectievloeistof.
6.3.2.1 Draai twee schroefkoppelingen stevig vast in de schroefdraadaansluitingen van de houder (inw.diam. 1“). (leverbaar als montageset) 6.3.2.2 Laat één aansluiting van de houder open, hier wordt later een vacuümdrukmeter op aangesloten. Sluit de benodigde onderdelen aan op de tweede aansluiting volgens het montageschema in tekeningnr.: 50092. 6.3.3 Laat de lekdetector V80 Ex H de lekdetectievloeistof wegzuigen naar een condensvat. 6.3.3.1 Zuig de LAF in overeenstemming met het montageschema in de tekeningen 50091, 50092 weg naar een condensvat dat u, afhankelijk van het formaat van de houder, tussendoor enkele malen moeten legen. Sluit altijd eerst de stopkraan. 6.3.3.2 De minimale hoeveelheid weg te zuigen LAF staat in de tabel in de tekeningen 50092 en 50091. Vang het volume aan weggezogen LAF op om te kunnen controleren of er inderdaad slechts een klein en toelaatbaar restant aan LAF in de te bewaken ruimte van de houder is achtergebleven. 6.3.3.3 Blijf zuigen tot er geen LAF meer wordt aangezogen en er een vacuüm van 600 mbar in de te bewaken ruimte is gecreëerd. Als dit het geval is, mag u aannemen dat er voldoende lucht in de te bewaken ruimte aanwezig is. (zie tek.nr.: 50091) 6.3.4 Let op, belangrijk: Als een houder (tank) ooit gevuld is (geweest) met een vloeistof met een vlampunt van ≤ 55 °C, dan moet u afdoende veiligheidsmaatregelen nemen om explosies te voorkomen! 6.3.5 Voer de lekdetectievloeistof af Laat de opgevangen LAF volgens de geldende wet- en regelgeving op dat gebied verwerken. 6.3.6 Montage / inbedrijfstelling van de lekdetector V80 Ex H. 6.3.6.1 Monteer de lekdetector volgens de montage- (hoofdstuk 6.0) en inbedrijfstellinginstructies (hoofdstuk 7.0) . 6.3.6.2 We raden aan om direct na de vlotterklep een groter condensvat in de zuigleiding te monteren dan normaal. Het is namelijk mogelijk dat er toch nog meer vloeistof dan gewoonlijk wordt aangezogen. 6.3.6.3 Als u een condensvat in de zuigleiding monteert, controleer dit dan vaker dan gewoonlijk op de aanwezigheid van vloeistoffen. 7.0
Inbedrijfstelling
7.1 Voorwaarden Nadat de lekdetector V80 Ex H door gekwalificeerde vakmensen is gemonteerd en de benodigde verbindingskabels, de aansluitkabel en de intrinsiek veilige Ex i-kabel zijn aangesloten en er is gecontroleerd of de verbindingsleidingen (SL, AL, ML) conform de eisen zijn gemonteerd, kan de lekdetector in bedrijf worden gesteld. Om de vacuümdruk op te bouwen als er geen product in de
houder aanwezig is, mag u een externe, niet-explosieveilige vacuümpomp gebruiken. Let erop dat het maximale volume van de te bewaken ruimte bij deze lekdetector niet groter mag zijn dan 8 m³. In alle andere gevallen moet u een explosieveilige vacuümpomp gebruiken. Neem altijd alle voorschriften voor explosieveiligheid in acht! (zie ook hoofdstuk 4.2.1) 7.1.1 Als de te bewaken ruimte klein genoeg is, kunt u de vacuümdruk ook door de ingebouwde vacuümpomp laten opwekken. In dat geval meldt de lekdetector een alarm, tot het ingestelde alarmschakelpunt van -325 mbar wordt gepasseerd en er een werkvacuüm van circa 450 mbar is bereikt. De rode controlelamp zal dan doven en de zoemer wordt uitgeschakeld. De groene inbedrijflamp (LB) moet te allen tijde oplichten. Let op: Als de te bewaken ruimte een volume heeft van 8 m³, moet de ingebouwde vacuümpomp van de lekdetector minimaal 36 uur lang draaien om de schakelwaarde voor „Pomp UIT“ te bereiken! 7.2
Functiecontrole
7.2.1 Algemeen Voer een functiecontrole uit:
- voor de inbedrijfstelling van de lekdetector, - bij storingen en alarmmeldingen zonder duidelijke oorzaak. De functiecontrole bepaalt of de lekdetector volledig correct werkt. 7.2.2 De werking controleren 7.2.2.1 De groene in-bedrijflamp (LB) moet te allen tijde oplichten. 7.2.2.2 De rode controlelamp moet oplichten in alarmsituaties, bijv. bij het bereiken van de alarmschakelwaarde van -325 mbar, of als er een kabelbreuk in de schakelkast is gedetecteerd. Tegelijk moet hierbij het akoestische alarm (Su) klinken.
7.2.2.3
U kunt de schakelwaarden testen door op de testafsluiter (PH) een geschikt testapparaat aan te sluiten (bijv. van Gardner Denver Thomas) en de testkraan te openen. Door de schroef van de beluchtingsklep (BS) open te draaien, verdwijnt langzaam de vacuümdruk uit de te bewaken ruimte, de verbindingsleidingen en de lekdetector. De schakelwaarden zijn bij levering ingesteld op een vacuümdruk van circa: „Alarm aan“ = 325 / + 30 mbar „Alarm uit“ ≈ 410 mbar (vanwege de schakelhysterese) „Pomp aan“ ≈ 375 mbar (vanwege de schakelhysterese) „Pomp uit“ = 450 / ± 15 mbar en u kunt controleren of deze waarden correct zijn terwijl de druk in de te bewaken ruimte (ÜR) langzaam oploopt. Als de waarden niet kloppen, kunt u de schakelwaarden op de drukschakelaar (D) corrigeren. (zie tek.nr.: 6743, bijlage B) 7.2.2.4 Met de verzegelbare schakelaar (PLS) kan de zoemer (SU) tijdelijk worden uitgeschakeld, daartoe moet de verzegeling wel worden verbroken. Als de lekdetector weer normaal in bedrijf stelt, moet u de PLS opnieuw verzegelen.
7.2.2.5 Na het testen van het alarm moet u de beluchtingsschroef (BS) weer sluiten, zodat de vacuümpomp de vacuümdruk in de te bewaken ruimte opnieuw kan opbouwen. De vacuümpomp blijft tijdens de gehele procedure ingeschakeld. Als de rode controlelamp (LA) is gedoofd en de zoemer is uitgeschakeld, dan mag alleen de groene in-bedrijflamp (LB) nog oplichten. Wanneer de vacuümpomp bij het bereiken van de correcte schakelwaarde wordt uitgeschakeld, is de lekdetector weer correct in bedrijf gesteld. 8.0
Gebruiksinstructies
8.1 Algemene aanwijzingen Een correcte montage van de lekdetector is de beste garantie voor een storingsvrije werking van de lekdetector tijdens het bewaken van de installatie, de houder of de leiding. Als de vacuümpomp veelvuldig wordt ingeschakeld, duidt dit op toenemende of grotere lekkages. De vacuümpomp kan kleine lekken compenseren, maar als er steeds meer tijd nodig is om deze lekken te compenseren (bijv. > 1 uur/dag), valt er binnen afzienbare tijd een alarm te verwachten. Het is normaal dat de vacuümpomp regelmatig wordt ingeschakeld, dit is niet schadelijk of onveilig. 8.2 Onderhoud Als de lekdetector correct is gemonteerd en normaal werkt, behoeft hij verder geen onderhoud. Als u echter condensvaten heeft gemonteerd, moet u deze regelmatig controleren op de aanwezigheid van vloeistoffen. Er kunnen resten condenswater of opgeslagen product in zitten. U moet verder alleen jaarlijks de werking controleren. Zie ook hoofdstuk 8.3. Neem afdoende veiligheidsmaatregelen om explosies te voorkomen! 8.3
Controle van de werking
8.3.1 Algemeen Laat de werking van de lekdetector jaarlijks controleren door een gekwalificeerde vakman of door een gespecialiseerd bedrijf! 8.3.2 De groene in-bedrijflamp moet te allen tijde oplichten, ook bij alarm. 8.3.3 Sluit op de testaansluiting van de lekdetector een geschikt testapparaat aan en draai de testafsluiter (PH) open. Zie hoofdstuk 7.2.2.3 voor meer informatie en voor de instelwaarden. 8.3.4 Draai de beluchtingsschroef (BS) bij de testkraan open zodat er lucht naar de te bewaken ruimte kan stromen, waardoor het vacuüm ontwijkt en de druk in het systeem zal stijgen. De lekdetector moet optisch en akoestisch alarm slaan, en daarbij moet de rode controlelamp oplichten en moet de zoemer klinken. Dit zal gebeuren als de vacuümdruk in de te bewaken ruimte het alarmschakelpunt heeft bereikt. Ook bij kabelbreuk wordt alarm geslagen. Het alarmschakelpunt ligt bij een vacuümdruk van 325 + 30 mbar. 8.3.5 Zoek na de alarmmelding naar de oorzaak van de storing, bij voorkeur zonder de vacuümpomp elektrisch los te koppelen, zodat een zo groot mogelijke vacuümdruk wordt behouden. (zie ook hoofdstuk 8.4)
8.3.6 Als de oorzaak van het alarm is verholpen, en de rode controlelamp „Alarm“ is gedoofd, moet u de verzegelbare schakelaar „Zoemer uit“ weer inschakelen en verzegelen. (zie ook hoofdstuk 7.0) 8.3.7 Als alle functies zijn ingeschakeld en de oorzaak van de lekkage is verholpen, dan zal de lekdetector weer correct werken als bewakingssysteem. 8.4 Instructies voor storingen en alarm Neem alle voorschriften uit deze handleiding in acht! 8.4.1 In geval van storingen slaat de lekdetector alarm en licht de rode controlelamp „Alarm“ op en klinkt de ingebouwde zoemer. De vacuümdruk in de te bewaken ruimte is tot circa 325 mbar gestegen. Er zit een lek in het systeem. 8.4.2 Laat de storing direct onderzoeken en oplossen door gekwalificeerde medewerkers of door een gespecialiseerd bedrijf.
8.4.2.1 Lekkages kunnen de volgende oorzaken hebben: een lek in de schroefkoppelingen, condensvaten of detonatiebeveiligingen, of beschadigde membranen en kleppen in de vacuümpomp of de drukschakelaar, een lek in de aansluitingen van de houder (tank) / leiding of in de houder (tank) / leiding zelf. 8.4.2.2 Een eerste controle kan bestaan uit: Overbrug de lekdetector met een geschikt type slang (-sluit SL en ML tijdelijk kort-) en controleer of de lekdetector zelf lekt. Als de vacuümpomp correct werkt, kunt u de schakelwaarden met het testapparaat controleren. Als de lekdetector in orde is, controleer daarna dan de verbindingsleidingen en de houder (tank) / leiding. 8.4.2.3 Als de vacuümpomp oververhit is geraakt, zal in ingebouwde thermische beveiliging de vacuümpomp uitschakelen. Als er in dat geval kleine lekkages zijn, kan de vacuümpomp deze niet meer compenseren en wordt er alarm geslagen. Verhelp in dergelijke gevallen eerst de lekkage, omdat de vacuümpomp te lang achtereen heeft moeten pompen. 8.4.3 U mag de deksels van het huis van de schakelkast en de armaturenkast alleen openen als de stroomtoevoer is uitgeschakeld, is dat niet mogelijk, neem dan bij het werken aan de lekdetector voldoende veiligheidsmaatregelen om ongevallen door elektrische schokken (Levensgevaar!) te voorkomen. 8.4.4 Als er alarm is geslagen terwijl er geen sprake is van drukverlies, dan is er waarschijnlijk sprake van een storing in het elektrische systeem (zoals een kabelbreuk). Repareer of vervang de defecte onderdelen. Ga daarna volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 7.0 te werk. 8.4.5 Neem voorzorgsmaatregelen bij het werken in explosiegevaarlijke omgevingen en neem altijd alle geldende voorschriften in acht. 8.4.6 Als het werkvacuüm in de te bewaken ruimte na het controleren van de werking (hoofdstuk 8.3) niet kan worden gehandhaafd, dan zit er waarschijnlijk een lek in de houder / leiding. Laat het lek repareren.
8.4.7 Na het verhelpen van de storing en het opheffen van het alarm, kan de lekdetector opnieuw in bedrijf worden gesteld. Ga volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 7.0 te werk. Puchheim, 10-03-1998 Puchheim, 24-10-2008 Gardner Denver Thomas GmbH Technische directie ASF Leckanzeiger Systeme
Leimbach
BIJLAGE -AStuklijst lekdetector V80 Ex H Nr.
Onderdeel
Opmerking
Fabrikant
1.
Armaturenkast
Huis van staalplaat gelakt, met deur
Firma Sarel of gelijkwaardig
2.
Vacuümpomp
EG-typegoedkeuring TPS 05 ATEX 1102X 230 VAC / 50 Hz
Thomas
3.
Drukschakelaar
met twee microschakelaars intrinsiek veilig Ex i
Thomas
4.
Testkranen (SL, ML )
messing of roestvast staal
Thomas
5.
Schakelkast
Huis / Terluran
Thomas
6.
Scheidingsversterker
TÜV 97 ATEX 1169 II (1) G [EEx ia] IIC
Firma CEAG of gelijkwaardig
7.
Potentiaalvrij relais
type UF3-230 V AC N ( extern alarm )
Firma Kuhnke of gelijkwaardig
8.
Zoemer
230 VAC / 50 Hz
Firma Werma of gelijkwaardig
9.
verzegelbare schakelaar
230 VAC / 50 Hz
Firma Marquardt of gelijkwaardig
10.
Controlelamp / groen
In-bedrijf 230 VAC / 50 Hz
Firma Bezet of gelijkwaardig
11.
Controlelampje / rood
alarm 230 VAC / 50 Hz
Firma Bezet of gelijkwaardig
12.
Ex-verwarming met thermostaat
PTB 02 ATEX 1116X voor AK, 50 watt
Firma Intertec of gelijkwaardig
13.
Ex-verwarming met thermostaat
PTB 02 ATEX 1041 X voor AK-S, 125 watt
Firma Intertec of gelijkwaardig
14.
Extra Ex-thermostaat ter beveiliging
PTB 03 ATEX 1136 X
Firma Intertec of gelijkwaardig
15.
Detonatiebeveiligingen ( SL, AL )
PTB 99 ATEX 4022 X of PTB 02 ATEX 4025 X
Thomas
BIJLAGE -BTekeningen lekdetector V80 Ex H 1.
Schakelkast, huis en montage-afmetingen
6736
2.
Armaturenkast 300x200x150, huis en montage-afmetingen
6818
3.
Armaturenkast 600x600x200, huis en montage-afmetingen
50478
4.
Onderdelenoverzicht schakelkast
6739
5.
Onderdelenoverzicht armaturenkast
6814
6.
Onderdelenoverzicht armaturenkast met verwarming 50 watt
50018
7.
Montagevoorbeeld voor dubbelwandige bodems voor tanks met vlakke bodem conform DIN 4119
50443
8.
Lekdetector AK-S incl. beschermkast 600x600x200
50279
9.
Aansluitschema
6860
10.
Aansluitschema met verwarming
6861
11.
Elektrisch functieschema, schakelkast
6740
12.
Elektrisch functieschema, armaturenkast
6859
13.
Drukschakelaar, instelinstructies ( vacuümdruk )
6743
14.
Montagevoorbeeld voor dubbelwandige houder
6771
15.
Montagevoorbeeld voor houder en beluchtingsklep
50056
16.
Montagevoorbeeld voor houder conform DIN 6616
50094
17.
Montagevoorbeeld Schakelkast SK 2-8 met drie houders, uitvoering SK 3
6999
18.
Montagevoorbeeld Lekdetector met SK 3 buiten de explosiegevaarlijke zone
50393
19.
Montagevoorbeeld met houder DIN 4119
6741
20.
Montageschema voor wegzuigen lekdetectievloeistof voorbeeld 1
50091
21.
Montageschema voor wegzuigen lekdetectievloeistof voorbeeld 2
50092
Montageschema voor wegzuigen lekdetectievloeistof
50555
22
met restant-lekdetectievloeistof
23. 24.
Montageschema met detonatiebeveiliging en vloeistofkering voor zuig-, uitlaat- en meetleiding
50059
Montagevoorbeeld voor dubbelwandige leiding
50135
bij vloeistoffen met een vlampunt ≤ 55 °C
25.
Montagevoorbeeld voor dubbelwandige leiding Uitlaat met eigen ontluchting
50081
bij vloeistoffen met een vlampunt ≤ 55 °C
26.
Lekdetectormontage in Ex-zone 1 en 2
Bijlage 1
27.
Media-overzicht van watervervuilende vloeistoffen, en ontbrandbare vloeistoffen met een vlampunt ≤ 55 °C
Bijlage 2
BIJLAGE -CLegenda van de gebruikte afkortingen voor lekdetector V80 Ex H A
= Extern alarm
AK
= Armaturenkast
AK-S
= Armaturenkast incl. beschermkast
AL
= Uitlaatleiding
BE
= Houder
BS
= Beluchtingsschroef
DS
= Detonatiebeveiliging
EV
= Ontluchtingsklep
FS
= Vloeistofkering
Hz
= Ex-verwarming / incl. thermostaat
LAF
= Lekdetectievloeistof
LAG
= Lekdetector
LA
= Controlelamp - rood ( alarm )
LB
= Controlelamp - groen ( in-bedrijf )
MBS
= Montageset
ML
= Meetleiding
PH
= Testafsluiter
PLS
= Verzegelbare schakelaar
PR
= Potentiaalvrij relais
PU
= Vacuümpomp
SK
= Schakelkast
SL
= Zuigleiding
SU
= Zoemer
T
= Ex-thermostaat / extra beveiliging
TSV
= Scheidingsversterker
ÜR
= Te bewaken ruimte
WS
= Waterafscheider
BIJLAGE -DTechnische gegevens lekdetector V80 Ex H
1.0 1.1 1.2 1.3
Aansluitgegevens Netspanning - aansluitwaarde Schakelstroom Opgenomen vermogen
230 VAC / 50 Hz - 52 W 230 VAC - max. 5 A 230 VAC - 2,2 VA per kanaal
2.0 2.2 2.3
Veiligheidsgegevens Explosieveiligheidsklasse Explosiegroep Temperatuurklasse
EEX m d e ib IIA of IIB T4
2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4
Intrinsiek veilige Ex i-stroomkring Spanning / uitgang TSV Stroom / TSV Aansluitwaarde / TSV Toegestane leidingweerstand
2.5
Typeplaatje
2.1
Uo = 11 V Lk = 26,8 mA Pmax = 72 mW max. 3,5 kOhm / bij max. 500 m leidinglengte II 1/2G EEx m d e ib IIA T4 of II 1/2G EEx m d e ib IIB T4
3.0 3.1 3.1.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.7.1 3.8 3.9 3.9.1
Algemene gegevens Vacuümpomp Uitschakeltemperatuur Geluidsniveau (zoemer) Schakelstroom extern alarm ( PR ) Extern alarm (bijv. AK-S) Omgevingstemperatuur Beschermingsklasse AK / AK-S Beschermingsklasse SK Beschermingsklasse SK 2-8 Verwarming incl. thermostaat Extra thermostaat Thermostaten 3.6/3.8 - schakeltemp.
85 (+/-15) liter/uur - bij min. 325 mbar ca. 115 °C circa 72 dB(A) op 1 m afstand max. 230 VAC - 10 A max. 230 VAC - 4 A Ta= -20 °C ..... +50 °C IP 54 IP 43 IP 54 230 VAC – 50 watt (AK), 125 watt (AK-S) Aan ≈ 10 °C Uit ≈ 20 °C
! Neem de voorschriften uit alle handleidingen in acht!
Handleiding Lekdetector V 80 Ex, versies N / H 1.0
Elektrische specificaties en veiligheidsgegevens
Elektrische specificaties - algemeen
Veiligheidsgegevens
Netspanning - aansluitwaarde Schakelstroom Schakelstroom / extern alarm Extern alarm
Explosieveiligheidsklasse - EEx m d e ib Temperatuurklasse -T4 Uitschakeltemp.motor ~ 115 °C Explosiegroep conform DIN 50014 - IIA of - IIB Intrinsiek veilige Ex i-stroomkring Spanning / uitgang TSV - U0 = 11 V Stroom / TSV - LK = 26,8 mA Aansluitwaarde / TSV - Pmax = 72 mW
= 230 VAC / 50 Hz / 40 W = 230 VAC / 5 A = 230 VAC / 10 A = 230 VAC / 4 A
Netspanning – aansluitwaarde: Verwarming incl. thermostaat in AK = 230 VAC / 50 Hz / 50 W Verwarming incl.thermostaat in AK-S = 230 VAC / 50 Hz / 125 W Extra thermostaat als beveiliging
= 230 VAC / 50 Hz
Drukvastheid van de lekdetector (ÜR) max. PN10 Omgevingstemperatuur - TA = - 20 °C..+50 °C 2 thermostaten / verwarming: Inschakeltemperatuur = 10 °C Uitschakeltemperatuur = 20 °C
2.0 Veiligheidsvoorschriften - De geventileerde armaturenkast (AK/AK-S) mag in Ex-zones 1 en 2 worden gemonteerd. - De schakelkast (SK) mag uitsluitend buiten de Ex-zone worden gemonteerd. - In de te bewaken ruimte (ÜR), in de verbindingsleidingen (SL, AL, ML) en in de pompkamer kan zone 0 voorkomen. - Neem bij het werken aan of in de armaturenkast (AK/AK-S) van de lekdetector afdoende veiligheidsmaatregelen om explosies te voorkomen. - Monteer de armaturenkast (AK/AK-S) in een goed geventileerde en stofarme ruimte. Als de buitentemperatuur regelmatig lager wordt dan 5 °C, monteer dan een explosieveilige verwarming met thermostaat in de AK/AK-S. - Let erop, dat u de verbindingsleidingen (voedingskabels van de vacuümpomp, verwarming met thermostaat) uitsluitend met behulp van een explosieveilige lasdoos mag verlengen. - De intrinsiek veilige Ex i-aansluitkabel mag u alleen met behulp van een intrinsiek veilige Ex i-lasdoos verlengen. Zorg dat u daarbij de max. kabellengte van 500 m niet overschrijdt, en dat de leidingweerstand bij 1,5 mm² niet groter is dan 3,5 kOhm. - De afscherming van de intrinsiek veilige Ex i-aansluitkabel mag u alleen in de schakelkast (SK) aarden. - Neem bij de montage, de inbedrijfstelling en het testen van de lekdetector afdoende veiligheidsmaatregelen om explosies te voorkomen. - Als u deze lekdetector gebruikt voor explosiegroep IIB, monteer dan eveneens detonatiebeveiligingen voor explosiegroep IIB op de lekdetector. Dit geldt ook voor de aansluitingen op de houder of de leidingen. Controleer of op de lekdetector en op de
detonatiebeveiligingen de correcte markeringen zijn aangebracht voor de gewenste toepassing. Dit zijn II 1/2G Ex m d e ib IIA T4, of
II 1/2G Ex m d e ib IIB T4,
resp.
II 1/2G Ex m d e ib IIB/3 T4 – op detonatiebeveiligingen.
3.0
Gebruiksinstructies
3.1 Algemene aanwijzingen Een correcte montage van de lekdetector is de beste garantie voor een storingsvrije werking van de lekdetector tijdens het bewaken van de installatie en de houder. Als de vacuümpomp veelvuldig wordt ingeschakeld, duidt dit op toenemende of grotere lekkages. 3.2 Ventilatie van de armaturenkast (AK/AK-S) Bij lekken in de AK/AK-S, bijv bij de schroefkoppelingen, of door beschadiging van de membranen / kleppen in de vacuümpomp, kunnen er zich mogelijk explosieve gasmengsels in de AK/AK-S ophopen. Om dit te voorkomen zijn aan weerszijden van het huis van de AK/AK-S ventilatieroosters (7 cm x 9 cm ) aangebracht die voor voldoende ventilatie zorgen. De motor van de vacuümpomp is volledig ingekapseld. Deze inkapseling bevat een thermische schakelaar die de motor uitschakelt als hij ~115 °C warm wordt. Ook zit er een Thermoclix in de inkapseling die de vacuümpomp uitschakelt bij overbelasting. De maximale oppervlaktemperatuur voldoet aan temperatuurklasse T4. Ook het drieaderige netsnoer van circa 1,8 m lengte is aangespoten. De ventilator op de motor van de vacuümpomp zorgt voor extra ventilatie. (zie tek.nr.: 6814, 6818, 50279, 50478, bijlage B) 3.3
Beschrijving van de gasruimte = de te bewaken ruimte (ÜR)
3.3.1 De gasruimte omvat de te bewaken ruimte van een dubbelwandige houder / leiding, de verbindingsleidingen (SL, AL, ML), de pompkamer van de vacuümpomp en de gasruimte van de drukschakelaar. 3.3.2 Door een lek in de binnenwand van de houder of leiding kan de vacuümpomp vloeistoffen en/of een explosief gas-luchtmengsel via de zuigleiding naar de pompkamer en de uitlaatleiding pompen, waardoor er zone 0 in de te bewaken ruimte – gasruimte ontstaat. Buiten de gasruimte kan zone 1 aanwezig zijn. De gasruimte -te bewaken ruimte / zuigleiding / pompkamer / uitlaatleiding, staat niet in verbinding met het motorgedeelte van de vacuümpomp. 3.3.3 De motor as is via een excentrische krukas met het membraan verbonden. Als het membraan is beschadigd of is gescheurd, staat de gasruimte in open verbinding met het inwendige van het huis (AK/AK-S). Bij een beschadigd of gescheurd membraan is er geen pompwerking meer, en zal de lekdetector alarm slaan vanwege de oplopende druk. In het inwendige van het huis (AK/AK-S) kan geen zone 0 ontstaan. Bij een defect in de drukschakelaar door een lek, zoals een gescheurd membraan, kan in het huis van de AK/AK-S geen zone 0 ontstaan. De drukschakelaar is met behulp van een intrinsiek veilige Ex istroomkring verbonden met de schakelkast (SK) om de schakelwaarden door te geven.
3.4 Onderhoud Als de lekdetector correct is gemonteerd en normaal werkt, behoeft hij verder geen onderhoud. Als u echter condensvaten heeft gemonteerd, moet u deze regelmatig controleren op de aanwezigheid van vloeistoffen. Er kunnen resten condenswater of opgeslagen product in zitten. Let op of er geen explosieve gasmengsels of vloeistoffen in de condensvaten zitten. Controleer jaarlijks de werking. Neem daarbij afdoende veiligheidsmaatregelen om explosies te voorkomen! 3.5
Controle van de werking
3.5.1 Algemeen Laat de werking van de lekdetector jaarlijks controleren door een gekwalificeerde vakman of door een gespecialiseerd bedrijf! De controleur moet voldoende kennis hebben van lekdetectiesystemen en explosiegevaar. 3.5.2 De groene in-bedrijflamp moet te allen tijde oplichten, ook bij alarm. 3.5.3 Sluit op de testaansluiting van de lekdetector een geschikt vacuümtestapparaat aan en draai de testafsluiter (PH) open om de schakelwaarden te testen. Schakelwaarden voor : Lekdetector Vakumatik 80 Ex ( V80 Ex ) , versie N Alarm Alarm Pomp Pomp
„AAN“ „UIT“ „AAN“ „UIT“
= ≈ ≈ =
34 +10 /- 0 mbar 50 mbar (vanwege de schakelhysterese) 65 mbar (vanwege de schakelhysterese) 80 +/- 5 mbar
Lekdetector Vakumatik 80 Ex ( V80 Ex ) , versie H Alarm Alarm Pomp Pomp
„AAN“ „UIT“ „AAN“ „UIT“
= ≈ ≈ =
325 + 30 /- 0 mbar 410 mbar (vanwege de schakelhysterese) 375 mbar (vanwege de schakelhysterese) 450 +/- 15 mbar
3.5.4 Draai de beluchtingsschroef (BS) open zodat er lucht naar de te bewaken ruimte kan stromen, waardoor het vacuüm ontwijkt en de druk in de te bewaken ruimte zal stijgen. De lekdetector moet optisch en akoestisch alarm slaan, en daarbij moet de rode controlelamp oplichten en moet de zoemer klinken. Dit zal gebeuren als de vacuümdruk in de te bewaken ruimte het alarmschakelpunt heeft bereikt. Ook bij kabelbreuk wordt alarm geslagen. 3.5.5 Zoek na de alarmmelding naar de oorzaak van de storing, bij voorkeur zonder de vacuümpomp elektrisch los te koppelen, zodat een zo groot mogelijke vacuümdruk in de te bewaken ruimte wordt behouden. 3.5.6 Als de oorzaak van het alarm is verholpen, en de rode controlelamp „Alarm“ is gedoofd, moet u de verzegelbare schakelaar „Zoemer uit“ weer inschakelen en verzegelen.
3.5.7 Als alle functies zijn ingeschakeld, zal de lekdetector weer correct werken als bewakingssysteem. 3.6
Instructies voor storingen en alarm
3.6.1 In geval van storingen slaat de lekdetector alarm en licht de rode controlelamp „Alarm“ (LA) op en klinkt de ingebouwde zoemer (SU). De vacuümdruk in de te bewaken ruimte is tot de alarmschakelwaarde gestegen. Er zit een lek in het systeem. De vacuümpomp is in werking. 3.6.2 Laat de storing direct onderzoeken en oplossen door gekwalificeerde medewerkers of door een gespecialiseerd bedrijf. 3.6.2.1 Lekkages kunnen de volgende oorzaken hebben: een lek in de schroefkoppelingen of condensvaten, of beschadigde membranen en kleppen in de vacuümpomp of de drukschakelaar, een lek in de aansluitingen van de houder (tank) of in de houder (tank) / dubbelwandige leiding zelf. 3.6.2.2 Een eerste controle kan bestaan uit: Overbrug de lekdetector met een geschikt type slang van circa 0,3 m (-sluit SL en ML tijdelijk kort-) en controleer of de lekdetector zelf lekt. Als de vacuümpomp correct werkt, kunt u de schakelwaarden met het testapparaat controleren. Als de lekdetector correct werkt, zal de vacuümpomp snel worden uitgeschakeld vanwege het geringe volume van de slang. Als de opgewekte vacuümdruk in stand blijft, is de lekdetector in orde. Controleer daarna de verbindingsleidingen en de houder (tank) / dubbelwandige leiding. 3.6.2.3 Als de vacuümpomp oververhit is geraakt, zal in ingebouwde thermische beveiliging de vacuümpomp uitschakelen. Als er in dat geval kleine lekkages zijn, kan de vacuümpomp deze niet meer compenseren en wordt er alarm geslagen. Verhelp in dergelijke gevallen eerst de lekkage, omdat de vacuümpomp te lang achtereen heeft moeten pompen. 3.6.3 Als er alarm is geslagen terwijl er geen sprake is van drukverlies, dan is er waarschijnlijk sprake van een storing in het elektrische systeem (zoals een kabelbreuk). Repareer of vervang de defecte onderdelen. 3.6.4 Neem voorzorgsmaatregelen bij het werken in explosiegevaarlijke omgevingen / zones en neem altijd alle geldende voorschriften in acht. 3.6.5 Na het verhelpen van de storing en het opheffen van het alarm, kan de lekdetector opnieuw in bedrijf worden gesteld volgens de aanwijzingen uit hoofdstuk 7 van de handleiding van de lekdetector. 4.0
Technische gegevens lekdetector V80 Ex , versies N / H
4.1
Algemene gegevens
4.1.1 Vacuümpomp 4.1.2 Geluidsniveau (zoemer)
85 (+/- 15) liter / uur circa 72 dB(A) op 1 m afstand
4.1.3 Schakelstroom extern alarm ( PR ) 4.1.4 Extern alarm 4.1.5 Omgevingstemperatuur
max. 230 VAC - 10 A max. 230 VAC - 4 A TA = -20 °C ....+50 °C
(zie hoofdstuk 2.0 van de handleiding)
4.1.6 Veiligheidsklasse Vacuümpomp / drukschakelaar 4.1.7 Beschermingsklasse / huis (AK, AK-S) Puchheim, 10-03-1998 Puchheim, 24-10-2008 Gardner Denver Thomas GmbH Technische directie ASF Leckanzeiger Systeme
Leimbach
IP 67 IP 54