Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel “ja” of “nee” is niet voldoende) OPGAVE 1
(28 punten)
Vraag 1.1 (4 punten) Aan de orde gekomen op de cursusdagen bij de behandeling van casus Wesley. Gezien het tijdsverloop is er geen sprake meer van ontdekking op heterdaad [1 punt]. Wel is bedreiging (art. 285 lid 1 Sr) een feit waarvoor o.g.v. art. 67 lid 1 Sv voorlopige hechtenis toegelaten is [1 punt]. Op grond van art. 54 lid 1 Sv kan de OvJ de aanhouding bevelen [1 punt]. Zonder zo´n bevel zijn de opsporingsambtenaren niet bevoegd tot aanhouding [1 punt]. Vraag 1.2 (4 punten) [boek p. 164 en 37/38] Yolanthe is minderjarig. Daarom is dit volgens de Aanwijzing rechtsbijstand bij politieverhoor een A-zaak. Daarom kan Yolanthe geen afstand doen van het consultatierecht. Correctie: Yolanthe is minderjarig Noemen A- zaak of aanwijzing Yolanthe kan geen afstand doen van het consultatierecht
[1 punt] [1 punt] [2 punten]
Vraag 1.3 (4 punten) [boek, p. 164] Ja daar heeft Yolanthe recht op. Naar aanleiding van o.a. de Salduz-uitspraak van het EHRM heeft de Hoge Raad (arrest van 30 juni 2009, LJN BH3079, NJ 2009, 349) uitgemaakt dat minderjarigen tijdens het politieverhoor recht hebben op bijstand van een advocaat, zie ook de Aanwijzing rechtsbijstand bij politieverhoor. Correctie: Noemen van de Salduz- uitspraak van het EHRM Bevestigen recht op bijstand van een advocaat voor minderjarige Noemen Aanwijzing rechtsbijstand bij politieverhoor Noemen arrest Hoge Raad (Maximaal 4 punten)
[2 punten] [2 punten] [2 punten] [2 punten]
Leidraad Strafprocesrecht 14 oktober 2011 Vraag 1.4 (4 punten) [boek, p. 53/54] Volgens art. 61 jo 488 Sv kan Yolanthe maximaal 6 uur worden opgehouden voor onderzoek, dus 26 mei 2011, 15.50 uur. Correctie: Noemen artikel 61 Sv. 6 uur, 26 mei 2011, 15.50 uur*. *Indien alleen termijn goed, maar geen of een foute einddatum --> 1 punt (Maximaal 4 punten)
[2 punten] [2 punten]
Vraag 1.5 (4 punten) [boek, p. 64] Volgens art. 59a Sv uiterlijk 3 dagen en 15 uur na de aanhouding, dus uiterlijk 30 mei 2011, 00.50 uur. Correctie: Noemen art. 59a Sv Uiterlijk 3 dagen en 15 uur na de aanhouding, 30 mei 2011, 00.50 uur* *Indien alleen termijn goed, maar geen of een foute einddatum --> 1 punt (Maximaal 4 punten)
[2 punten] [2 punten]
Vraag 1.6 (4 punten) [boek p. 76/77] Volgens art. 126n Sv kan de officier van justitie een vordering doen om gegevens te verstrekken. De politie mag dat dus niet. Correctie: Noemen Art. 126n Sv. Conclusie: nee, de politie mag dat dus niet
[2 punten] [2 punten]
Vraag 1.7 (4 punten) [boek p. 64] Na ophouden voor verhoor (6 uur) kan de verdachte o.g.v. art. 58 lid 2 Sv 3 dagen in verzekering worden gehouden. De vordering moet dus uiterlijk 29 mei 2011, 15.50 uur worden behandeld. Correctie: Noemen art. 58 lid 2 Sv 29 mei 2011, 15.50 uur
[2 punten] [ 2 punten]
Alternatieve antwoorden voor het tweede deel van het antwoord die ook [2 punten] opleveren: 1 juni 2011, 15.50 uur, ingeval van verlenging inverzekeringstelling Uiterlijk binnen 3 dagen of 6 dagen (ingeval van verlenging) nadat de inverzekeringstelling is bevolen.
2
Leidraad Strafprocesrecht 14 oktober 2011 OPGAVE 2
(20 punten)
Vraag 2.1 (4 punten) [boek p. 173] Volgens art. 164 lid 2 WVW “wordt” de invordering gedaan indien blijkt van een AAG van meer dan 570/350 μg/l. Is een gebonden bevoegdheid, dus ja. Correctie: Noemen art. 164 lid 2 WVW Noemen verplichting tot invordering
[2 punten] [2 punten]
Vraag 2.2 (4 punten) Noemen Art. 164 lid 6 WVW Noemen 10 dagen
[boek p. 173] [2 punten] [2 punten]
Vraag 2.3 (4 punten) [boek p. 173] Op de voet van art. 8 lid 3 WVW is Jeroen een beginnend bestuurder. Daarom kan volgens artikel art. 164 lid 4 onder b zijn rijbewijs ingehouden worden bij een AAG van meer dan 570 μg/l . Ook correct is: Daarom kan volgens artikel 164 lid 4 WvW: „(nieuw)‟ zijn rijbewijs worden ingehouden bij een AAG van meer dan 350 μg/l . Feitelijk was het AAG 610 μg/l, dus inhouding kan. Correctie: Noemen art. 8 lid 3 WVW Noemen art. 164 lid 4 WVW Inhouding kan, bij een AAG van meer dan 570 μg/l. (of 350 μg/l)
[1 punt] [2 punten] [1 punt]
Vraag 2.4 (4 punten) [boek p. 173] Art. 164 lid 8 WVW: Klaagschrift bij de griffie van de rechtbank in het arrondissement waar het feit werd begaan, dus Amsterdam. Correctie: Noemen art. 164 lid 8 WVW [2 punten] Noemen klaagschrift [1 punt] Bij de griffie van de rechtbank in het arrondissement waar het feit werd begaan/ Bij de griffie van de Rechtbank Amsterdam [1 punt] Vraag 2.5 (4 punten) [boek, p. 91] Op grond van art. 257c lid 1 Sv kan een strafbeschikking inhoudende een OBM alleen worden uitgevaardigd als Jeroen door de OvJ is gehoord en zich daarbij bereid heeft verklaard deze straf te voldoen. Correctie: Noemen art. 257c lid 1 Sv [2 punten] Een strafbeschikking inhoudend een OBM kan alleen worden uitgevaardigd als Jeroen door de OvJ is gehoord [1 punt] Bereid heeft verklaard deze straf te voldoen [1 punt]
3
Leidraad Strafprocesrecht 14 oktober 2011
OPGAVE 3
(24 punten)
Vraag 3.1 (4 punten) [boek p. 168.] Nee. Op grond van artikel 495a Sv is de minderjarige verdachte verplicht om ter zitting te verschijnen. Correctie: Noemen art. 495a Sv Nee, hij is verplicht op de zitting te verschijnen
[2 punten] [2 punten]
Vraag 3.2 (10 punten) [boek p. 107 + 168] - Volgens art. 51e lid 4 Sv jo 488 lid 1 Sv kan het spreekrecht worden uitgeoefend indien het feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Op brandstichting (art. 157 Sr) staat meer dan 8 jaar. Mr. De Groot heeft dus geen gelijk waar het de ernst van het feit betreft. - In artikel 495b lid 1 Sv is geregeld dat jeugdzaken in beginsel achter gesloten deuren worden behandeld, maar dat aan slachtoffers toegang wordt verleend. Ook op dit punt heeft mr. De Groot dus ongelijk. Correctie: Noemen art. 51e lid 4 Sv jo 488 lid 1 Sv Het spreekrecht kan worden uitgeoefend indien het feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Conclusie: Mr. de Groot heeft geen gelijk, omdat op brandstichting meer dan 8 jaar staat. Noemen art 495b lid 1 Sv Jeugdzaken worden in beginsel achter gesloten deuren behandeld, aan slachtoffers wordt toegang verleend. Conclusie: Mr. De Groot heeft ongelijk
[1 punt] [1 punt]
[2 punten] [1 punt] [2 punten] [2 punten] [1 punt]
Vraag 3.3 (5 punten) [Boek p. 132] Het verweer van mr. De Groot moet worden aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van artikel 359 lid 2 Sv. Daarom moet de rechter op het verweer reageren. Alternatieve antwoorden: Het verweer van mr. De Groot kan niet worden aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van artikel 359 lid 2 Sv. Daarom hoeft de rechter niet op het verweer te reageren. Dat is afhankelijk van het antwoord op de vraag of het verweer van mr. De Groot als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van artikel 359 lid 2 Sv moet worden aangemerkt of niet. Zo ja, dan moet de rechter op het verweer reageren. Zo nee, dan hoeft de rechter niet op het verweer te reageren.
4
Leidraad Strafprocesrecht 14 oktober 2011 Correctie: Het verweer van mr. De Groot moet worden aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt Noemen art 359 lid 2 Sv Conclusie: Rechter moet op verweer reageren
[2 punten] [2 punten] [1 punt]
Correctie alternatieven Het verweer van mr. De Groot kan niet worden aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt [2 punten] Noemen art 359 lid 2 Sv [2 punten] Conclusie: Rechter hoeft niet op verweer te reageren [1 punt] Afhankelijk van het antwoord op de vraag of het verweer van mr. De Groot kan worden aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt of niet [2 punten] Noemen art 359 lid 2 Sv [2 punten] Conclusie: ja, indien wel of nee, indien niet [1 punt] Vraag 3.4 (5 punten) [boek p. 164] Op grond van artikel 77b Sr is het mogelijk het meerderjarigenstrafrecht toe te passen op 1618 jarigen. Er worden verschillende gronden genoemd, waaronder de ernst van het feit. De door de officier gevraagde gevangenisstraf kan dus wél worden opgelegd. Correctie: Noemen art 77b Sr Er worden verschillende gronden genoemd, waaronder de ernst van het feit Conclusie: gevraagde gevangenisstraf kan dus wel worden opgelegd OPGAVE 4 (28 punten)
[2 punten] [1 punt] [2 punten]
Vraag 4.1 (12 punten) [boek p. 141] Tijdens de cursusdagen aan de orde gekomen bij de behandeling van de casus Veters. a. Voor feit 1 geldt art. 404 lid 1 Sv [2 punten]: van een misdrijfveroordeling staat altijd hoger beroep open. Ja, dus [2 punten] Voor feit 2 geldt art. 404 lid 2 Sv [2 punten]: nu voor de overtreding een geldboete van meer dan € 50,-. is opgelegd, staat voor de overtreding hoger beroep open [2 punten]. b. Het verlofstelsel als bedoeld in art. 410a lid 1 Sv is van toepassing [2 punten]: de veroordeling betreft uitsluitend een overtreding en een misdrijf waarvoor minder dan 4 jaar gevangenisstraf is opgelegd, tot een geldboete van minder dan € 500,-. Zaak wordt dus niet zonder meer, maar alleen dan aanhangig gemaakt als de voorzitter dat in het belang van een goede rechtsbedeling acht. [2 punten].
Vraag 4.2 [4 punten] [boek p. 102] Het verzoek wordt op de terechtzitting gedaan. Daarvoor geldt de algemene regel van art. 315 Sv jo 415 Sv. Voor dergelijke verzoeken geldt dat deze worden getoetst aan het “noodzaakcriterium”. Correctie: Noemen art. 315 Sv jo 415 Sv Voor dergelijke verzoeken geldt het “noodzaakcriterium”
5
[2 punten] [2 punten]
Leidraad Strafprocesrecht 14 oktober 2011 Vraag 4.3 (4 punten) [boek p. 88] Op grond van art. 411a Sv kan de rechter-commissaris op verzoek van de verdachte na het instellen van hoger beroep tegen het vonnis in eerste aanleg en vóór de aanvang van de terechtzitting in hoger beroep onderzoekshandelingen verrichten, waaronder het horen van getuigen. Correctie: Noemen art. 411a Sv Noemen rechter- commissaris
[2 punten] [2 punten]
Vraag 4.4 [8 punten] [boek p. 145] Voor feit 1 subsidiair geldt art. 427 lid 2 onder b Sv: nu voor de overtreding een geldboete van minder dan € 250,-. is opgelegd en ook het totale boetebedrag in dit arrest onder genoemd bedrag blijft, staat tegen dit feit géén cassatie open. Voor feit 2 geldt de uitzondering van art. 427 lid 3 Sv: het betreft een overtreding van de gemeentelijke APV, dus tegen dat feit staat wél cassatieberoep open. Correctie: Noemen art. 427 lid 2 onder b Sv Nu voor de overtreding een geldboete van minder van € 250,- is opgelegd, en ook het totale boetebedrag in dit arrest onder genoemd bedrag blijft, staat tegen dit feit géén cassatie open. Noemen art. 427 lid 3 Sv Het betreft een overtreding van de gemeentelijke APV, dus staat wel cassatieberoep open
6
[2 punten]
[2 punten] [2 punten] [2 punten]