Leidraad Risico Inventarisatie deel Overige Ramptypen (LRI-OR) (tab 00, tab 03 t/m 11) versie 3.1 oktober 2007
Opmerking bij versie 3.1 oktober 2007: - Tekstuele wijzigingen ten opzichte van vorige versie zijn weergegeven door middel van een accentuering. - In diverse tabellen zijn (reeds in versie 1.1), ten behoeve van de leesbaarheid, grijze vlakmarkeringen toegepast. Dit betreft geen aanduiding van een wijziging.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 17
Disclaimer De Leidraad Risico Inventarisatie (LRI) bestaat uit twee delen. Eén hiervan is het deel Gevaarlijke stoffen (GS). Het andere is het deel Overige Ramptypen (OR). De meest recente digitale versie van beide delen is te verkrijgen bij de kennisbank Externe Veiligheid (www.relevant.nl) en via de site www.risicokaartinvoer.nl (www.risicoregister.nl bestaat niet meer,red). Voor u ligt: LRI-Overige Ramptypen Alternatieve notatie: LRI-OR In voorliggende tekst wordt dit ook wel aangeduid met de synoniemen: “Leidraad-Overige Ramptypen”, “Leidraad-OR” en “LRI-OR”. Wanneer alleen de term Leidraad of LRI wordt gebruikt betreft het beide, hierboven, genoemde delen (GS en OR). De LRI-OR is uitsluitend bedoeld als ondersteunend hulpmiddel voor het inventarisatieproces van situaties met overige ramptypen zoals die in dit deel zijn gedefinieerd. Het LRI-GS is een ondersteunend hulpmiddel voor het inventariseren van risicovolle situaties met gevaarlijke stoffen. De LRI-OR is tot stand gekomen door gebruik te maken van expertise van verschillende instanties en van relevante kennisbronnen op het gebied van (voorbereiding van) rampen en ramptypen. Er is veel zorg besteed aan een correcte tekst en inhoud van de gehele LRI-OR. Desondanks kunnen in de tekst of in de gepresenteerde gegevens fouten of onvolkomenheden voorkomen. De ministeries van BZK en van VROM als eigenaren van de Leidraad Risico Inventarisatie (LRI) (beide delen) en de beheerder Advies en ingenieursbureau Oranjewoud/SAVE kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade van welke aard ook, als gevolg van het gebruik van de LRI. Bij constatering van fouten of onvolkomenheden in de LRI wordt u verzocht deze te melden aan: De contactpersoon van uw Provincie, of Het RIVM, Centrum voor Externe Veiligheid en Vuurwerk te Bilthoven (
[email protected]), of De helpdesk van Infomil (www.infomil.nl).
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 17
Voorwoord
Deze Leidraad Risico Inventarisatie (LRI) is een hulpmiddel voor het verzamelen van informatie voor het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en voor de risicokaarten die zijn opgezet volgens de Model-risicokaart. Deze LRI (synoniem: 'Leidraad') geldt voor beide zaken en is vastgesteld door de Stuurgroep risicokaart waarin VROM, BZK, IPO en VNG zijn vertegenwoordigd. Sinds september 2006 zijn alle provinciale risicokaarten via www.risicokaart.nl beschikbaar. Dit betekent niet dat de Leidraad zijn betekenis heeft verloren. De Leidraad kan nog steeds worden gebruikt om de (digitale)registratie(s) van risicosituaties actueel te houden. De opzet van de Leidraad is afgestemd op de ramptypen uit de Leidraad Maatramp. De Leidraad Maatramp kent 18 ramptypen. Daarvan zijn er 13 geografisch af te beelden. Die 13 ramptypen zijn in deze Leidraad aan de orde. Objecten die dit type rampen kunnen veroorzaken, zogenaamde 'risico-objecten', worden aan de hand van deze Leidraad geregistreerd en getoond op de risicokaart. Deze Leidraad geeft aan welke soorten objecten het betreft, hoe ze geselecteerd kunnen worden en welke informatie ervan moet respectievelijk kan worden verzameld en waar deze in het algemeen te vinden is. De 'risico-objecten' op de risicokaart hebben niet altijd een 1-op- 1- relatie met een ramptype: één enkel risico-object kan bij meer ramptypen betrokken zijn: Bijvoorbeeld een BRZO-bedrijf kan zowel brandbaar-explosieve stoffen als giftige stoffen bevatten. Als er een ramp gebeurt, kan het dus gaan om een explosie (ramptype 4) en/of het vrijkomen van giftige stof (ramptype 5). In het Introductie- hoofdstuk van deze Leidraad wordt de relatie tussen risicoobjecten en ramptypen nader in beeld gebracht. Op basis daarvan zijn de risicoobjecten gegroepeerd. Achter elke Tab in deze Leidraad wordt een groep objecten behandeld. Onder Tab 0 – Introductie – wordt nader ingegaan op de zojuist geschetste systematiek en de samenhang tussen het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS), het Informatiesysteem Overige Risico's (ISOR), de Landelijke Databank Risicosituaties (LDR) en de Model-risicokaart (MRK). Tab 1 gaat over Inrichtingen met gevaarlijke stoffen: Achter dit tabblad bevindt zich de vigerende versie Leidraad Risico Inventarisatie- deel gevaarlijke stoffen. Dit deel is behulpzaam bij de inventarisatie in het kader van het RRGS. Achter Tab 2 komt een aanvulling van de Leidraad voor Transportsituaties van gevaarlijke stoffen. In deze versie van de LRI wordt een eerste versie opgenomen.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 17
Achter Tab 3 tot en met 11 komen de andere groepen objecten aan de orde. De inhoud van tab 3 en volgende is afgeleid van PRK1-81 (versie 3): het Gegevensmodel Overige Ramptypen. Daarbij is rekening gehouden met de wijze waarop PRK-81 is vertaald in een datamodel en een Invoermodule voor de Modelrisicokaart2.
1
PRK-81: Einddocument Gegevensmodel overige Ramptypen Model-risicokaart, versie 3. referentienummer 030475-M85 april 2003. 2 MRK Einddocument Functioneel Ontwerp, plus datamodel versie 1.0, PinkRoccade-Geodan, aug. 2003. Sinds december 2006 zijn de invoermodule voor het ISOR en de RRGS samengevoegd. De invoermodule is nu benaderbaar via www.risicokaartinvoer.nl.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 17
Inhoudsoverzicht Inleiding
0
0
Kerongeval
Bedreiging volksgezondheid
Ziektegolf
Ongeval in Tunnel
Brand in groot gebouw
Ramp op Afstand
Ongeval giftige stof
Uitval infrastructuur (nuts / comm)
10 11 12 13 14 15 16 17 18
Extreem weer
9
Natuurbrand
8
Overstroming
7
Verstoring Openbare Orde
6
Paniek in Menigte
5
Instorting gebouw(en)
4
Ongeval brandb./explosieve stof
(risicobronnen, risico-ontvangers)
3
Verkeersongeval op land
risicokaart
2
Ongeval op water
Objecten op de
1
Luchtvaartongeval
Tab - nummer
Ramptypen Leidraad Maatramp
Risicosituaties gevaarlijke stoffen
1
Inrichtingen GS
* * *
1
2
Transport GS
* * *
2
Kwetsbare objecten / infra
3
Kwetsbare objecten
4
Tunnels
+
* * + + + +
+ + +
3
*
4
Verkeer (overig)
5
Vliegvelden e.d.
6
Waterwegen en watergebieden
7
Wegen en Spoorwegen
*
5
*
6
*
7
Menigten (overig)
8
Evenementen-/ Activiteitenlocaties
* *
8
Natuur
9
*
Ondergrond
10
Overstromingsgebied
11
(..) Natuurgebied
9
*
10
* * = primaire Risicobron voor ramptype
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
11
+ = als Kwetsbaar object betrokken
pag 5 van 17
Tab Inhoud
aantal pagina's
0.
Introductie
1.
Inrichtingen met gevaarlijke stoffen (RRGS)
2.
Transport van gevaarlijke stoffen (RRGS)
3.
Kwetsbare objecten
4.
Tunnels
5.
Vliegvelden e.d.
6.
Waterwegen en watergebieden
8
7.
Wegen en Spoorwegen
7
8.
Evenementen- en activiteitenlocaties
7
9.
Ondergrond
8
10.
Overstromingsgebieden
7
11.
(..) Natuurgebieden
6
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
15 ca. 430 0 15 8 10
pag 6 van 17
0 Introductie blz. Tab
Inhoud
0 Introductie ............................................................................................................................ 7 1 Inleiding................................................................................................................................ 8 1.1 Ramptypen en de samenhang van het RRGS en de MRK ..................................................... 8 1.2 Thematische indeling van risicobronnen en risico-ontvangers ............................................ 9 1.3 Systeemconcept..................................................................................................................... 9 1.4 Wettelijke basis ................................................................................................................... 11 1.5 Het vervolg van deze Leidraad ........................................................................................... 14 Bijlage A Algemene gegevens van objecten ............................................................................ 15 Bijlage B Literatuurreferenties ............................................................................................... 17
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 17
1
1.1
Inleiding
Ramptypen en de samenhang van het RRGS en de MRK
De Model-risicokaart (MRK) omvat gegevens over objecten die als bron betrokken kunnen zijn bij 13 van de 18 door BZK onderscheiden ramptypen, zie figuur 1.1 (bron: PRK-25, de Definitiestudie van de Model-risicokaart). Drie van die ramptypen worden centraal in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) geregistreerd. Die gegevens worden rechtstreeks in de Model-risicokaart uit het RRGS overgenomen. Het RRGS en Model-risicokaart vormen op die wijze samen één geheel. Voor de presentatie van de risico's is een samenhangend en uniform ontwerp gemaakt3. In paragraaf 1.3 wordt het systeemconcept geschetst zoals dit bestaat sinds december 2006. Het systeemconcept is gericht op een efficiënte bundeling van voorzieningen waardoor dubbel werk en dubbele investeringen worden voorkomen. Ramptype (Leidraad Maatramp) 1 Luchtvaartongeval 2 Ongevallen op water 3 Verkeersongevallen op land 4 Ongevallen met brandbare / explosieve stoffen 5 Ongevallen met giftige stoffen (hier alleen ongevallen met extern effect via de lucht)4 6 Kernongevallen 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
Bedreiging volksgezondheid Ziektegolf Tunnelongevallen Brand in grote gebouwen Instorting van (grote) gebouwen Paniek in menigten (het plaatselijk voorzienbare deel) Verstoring openbare orde (het plaatselijk voorzienbare deel) Overstroming Natuurbrand Extreem weer Uitval nutsvoorziening Ramp op afstand
Meenemen in de risicokaart ja ja ja ja (RRGS + MRK) ja (RRGS + MRK) ja (RRGS + MRK) nee nee ja ja ja ja ja ja ja nee nee5 nee
Figuur 1.1: De 18 ramptypen uit de Leidraad Maatramp waarvan er 13 worden meegenomen in de data voor de risicokaart, 3 daarvan zijn onderwerp van het RRGS 3
Zie het Advies Cartografisch Ontwerp van het ITC (PRK-100, sept. 2002). Het gaat hier om de zogenoemde externe (on)veiligheid, dus om verspreiding van giftige stoffen buiten een inrichting met mogelijk schadelijke gevolgen in de omgeving. Eventuele 'interne' effecten van ongevallen of aanslagen met giftige stof worden impliciet meegenomen bij ramptype 9 en 10. 5 Voor professioneel gebruik is bijvoorbeeld opname mogelijk van verzorgingsgebieden van nutsvoorzieningen. In het landelijk model van de risicokaart (MRK) is dit niet uitgewerkt. 4
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 8 van 17
1.2
Thematische indeling van risicobronnen en risico-ontvangers
In de Model-risicokaart en het RRGS worden gegevens geregistreerd van een aantal relevante risicobronnen en risico-ontvangers. Figuur 1.2 geeft schematisch aan om welke soorten risicobronnen en risico-ontvangers het gaat. Het RRGS richt zich daarbij specifiek op risicosituaties met gevaarlijke stoffen, welke corresponderen met de ramptypen 4, 5 en 6. c
RRGS
3 ramptypen
Bedrijven en andere inrichtingen (verplichte RRGS-invoer) Aanvullende Inrichtingen (invoer bepaald door bevoegd gezag) Transportroutes Gev. Stoffen ( uit Transportatlassen) lokale transportroutes GS (invoer bepaald door bevoegd gezag)
gegevens over risicobronnen van 10 andere ramptypen: 1 Luchtvaartongeval 2 Ongevallen op water 3 Verkeerongevallen op land 9 Tunnelongevallen 10 Brand in grote gebouwen 11 Instorting van (gr) gebouwen 12 Paniek in menigten 13 Verstoring openbare orde 14 Overstroming 15 Natuurbrand
Kwetsbare objecten
Lokale aanvullingen (voor m.n. professioneel gebruik)
Figuur 1.2: Indeling van soorten gegevens in de Model-risicokaart en het RRGS
1.3
Systeemconcept
Onderstaande figuur is een weergave van het systeemconcept van de Modelrisicokaart. Dit concept voorziet in een sterke samenhang tussen provinciale risicokaarten en de landelijke databank risicosituaties (LDR). RRGS data en ISOR data maken hier onderdeel van uit. Het RRGS (..) wordt beheerd door het RIVM. Deze database wordt gevuld door/namens het bevoegd gezag. Dit geschiedt door middel van een internetverbinding vanaf computers ter plaatse. Sinds december 2006 gebeurt samen met de invoermodule voor het ISOR. Het is bereikbaar via www.risicokaartinvoer.nl.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 9 van 17
Figuur 1.3 : Het systeemconcept van de provinciale risicokaarten gebaseerd op het landelijk model van de risicokaart. In het systeemconcept is voorzien dat de provincies gezamenlijk een landelijke databank risicosituaties (LDR) actueel houden. Hierin worden zowel de RRGS data als de ISOR data voor de overige ramptypen en kwetsbare objecten verzameld. Een database in gezamenlijk beheer heeft diverse voordelen, zoals: a. De uitwisseling tussen provinciale risicokaarten wordt er sterk door vereenvoudigd; b. Er kan een gezamenlijk interactieve invoerfaciliteit worden gemaakt die op eenzelfde wijze werkt als die voor het RRGS (zelfde look and feel). Dit is een relatief dure faciliteit waarvan de kosten dan kunnen worden gedeeld; c. De interactieve invoer voor het RRGS en de overige ramptypen kan worden gebundeld via één en hetzelfde 'portaal'. De provincies kunnen uit het RRGS en de gezamenlijke database voor overige ramptypen vervolgens kopiëren wat ze nodig hebben voor een provinciale risicokaart. Deze kaart is voor alle provincies sinds september 2006 via internet voor het publiek ontsloten. Gemeenten kunnen ook direct het voor hen relevante deel van de provinciale risicokaart op hun website ontsluiten. De provincie, gemeenten en andere professionele diensten kunnen delen van de provinciale database kopiëren en er uitbreidingen aan koppelen (eventueel binnen de provinciale database). Dit levert toegevoegde informatie voor professioneel gebruik.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 10 van 17
Ook kan hieraan nieuwe basisinformatie worden ontleend die in de vorm van updates weer naar de centrale / gezamenlijke databases wordt gezonden. Daarmee is de cirkel rond en is tevens een voorziening voor het onderhoud getroffen.
1.4
Wettelijke basis
De opzet, inhoud en de samenhang van landelijke databank risicosituaties (LDR) die hiervoor is geschetst is de uitkomst van een samenwerking en overleg tussen de Ministeries van VROM en BZK, de provincies, het IPO en de VNG. De onderdelen van het systeem hebben echter een verschillende wettelijke basis en daarmee verschilt ook de mate waarin het registreren van risicogegevens verplicht is. Met andere woorden: niet alles wat er met de landelijke database kan, is verplicht. Het RRGS omvat meer verplichte onderdelen dan de overige onderdelen van de Model-risicokaart. De verplichting voor het bevoegd gezag om een aantal risicosituaties te inventariseren, bepaalde gegevens daarvan vast te stellen en te registreren berust op diverse zaken: Verplichting 'actueel houden basisgegevens' - artikel 3 van de Wet Rampen en Zware Ongevallen (Wrzo, Ministerie van BZK) - In dit artikel staat dat gemeenten een risico-inventarisatie moeten uitvoeren en actueel houden. Dit is de basis voor de beheersing van risico's voor de omgeving. Verplichting 'vulling landelijke databank risicosituatie (LDR)' - artikel 6a, 2e lid van de Wet Rampen en Zware Ongevallen (Wrzo, Ministerie van BZK) De plaatsgebonden en geografisch te onderscheiden risico's die zijn beschreven in de gemeentelijke risico-inventarisatie moeten door de gemeenten worden ingediend bij de provincie. De provincie wil deze gegevens ontvangen via het ISOR (Informatiesysteem Overige Risico's). Dit is benaderbaar via www.risicokaartinvoer.nl. - Registratiebesluit Externe Veiligheid (28 november 2006, Ministerie van VROM) De verplichting om risico's met de opslag en transport gevaarlijke stoffen te registreren komt voor uit het Registratiebesluit Externe Veiligheid. Dit is in werking getreden op 30 maart 2007. De overheid c.q. elk bevoegd gezag dat een (milieu)vergunning verleent is op basis hiervan verplicht gegevens in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen Registratie (RRGS) te melden. Uiterlijk 30 maart 2008 moet dit register compleet zijn. Het RIVM wil deze gegevens ontvangen via het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Dit is benaderbaar via www.risicokaartinvoer.nl (voor december 2006 was dit www.risicoregister.nl).
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 11 van 17
Verplichting 'faciliteren landelijke databank risicosituaties en risicokaart' - hoofdstuk 12.12 van de Wet Milieubeheer (Wm, Ministerie van VROM). Deze wet legt aan het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM) de plicht op het RRGS op te zetten en te onderhouden. artikel 6a, 2e lid van de Wet Rampen en Zware Ongevallen (Wrzo, Ministerie van BZK) Dit regelt dat het RIVM de inhoud van de RRGS ook beschikbaar moet stellen aan de provincies ten behoeve van het kunnen maken van de risicokaart. - artikel 6a, 1e lid van de Wet Rampen en Zware Ongevallen (Wrzo, Ministerie van BZK) Dit lid draagt de zorg voor de productie en het beheer van een geografische kaart (risicokaart), waarop de in de provincie aanwezige risico's zijn aangeduid, op aan gedeputeerde staten van de provincies. - artikel 6a, 3e lid van de Wet Rampen en Zware Ongevallen (Wrzo, Ministerie van BZK) Dit artikel voorziet in een ministeriële regeling waarin regels kunnen worden aangegeven over de in de risicokaart op te nemen categorieën rampen, over de productie, het beheer en de vormgeving van de risicokaart. Tevens kunnen regels worden aangegeven over de wijze waarop en de frequentie waarmee gegevens voor de risicokaart dienen te worden aangeleverd. Eveneens kunnen hier regels worden aangegeven over de wijze waarop toegang kan worden verkregen tot de onderdelen van de risicokaart. - Regeling provinciale risicokaart In deze ministeriële regeling staat onder andere aangegeven welke categorieën rampen en zware ongevallen zijn te vermelden op de risicokaart. Tevens is aangegeven wanneer door gemeenten actualisatie van hun gegevens in het LDR moet plaatsvinden: binnen vier weken na het tijdstip dat de gegevens over de situatie daadwerkelijk zijn veranderd. De regeling geeft verduidelijking omtrent wat op de risicokaart getoond moet worden. Voor situaties met gevaarlijke stoffen zijn drempelwaarden aangegeven aanvullend op hetgeen voor het Registratiebesluit moet worden vermeld. Voor overige risico's en gebouwen en objecten zijn voorwaarden opgenomen die gelden voor de opname op de risicokaart. 1.5
Samenvatting samenspel van partijen
In deze paragraaf staat een samenvatting gegeven van de hierboven beschreven wettelijke verplichtingen voor diverse partijen zoals gemeenten en provincies. Op verschillende plaatsen wordt hieronder de context toegelicht en/of voorbeelden gegeven. 1. Gemeenten moeten de risico's ter plaatse van hun grondgebied inventariseren en deze registratie actueel houden. Eventueel in combinatie en/of samenwerking met bijvoorbeeld andere bevoegde gezagen en/of samenwerkingsverbanden. Hierbij is te denken aan provincie, milieudiensten en veiligheidsregio. De gemeente vormt zich een beeld van het risico(volume) dat zich op het grondgebied aanwezig is. Het best verkrijgbare materiaal wordt hiervoor gebruikt. Het kan dus niet zo zijn dat een grote risicobron net buiten de eigen gebiedsgrenzen wordt overgeslagen omdat hierover vrijwel geen gegevens konden
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 12 van 17
2.
3.
4.
5. 6.
7.
8.
9.
6
worden verkregen. Voor het bepalen van het risico(volume) moet deze bron worden meegenomen op basis de beste inschatting die kan worden gemaakt. Risicosituaties met gevaarlijke stoffen die boven een bepaalde drempelwaarde uitkomen (= Risicokaart-relevant) moeten zijn aangemeld in het RRGS hetgeen een onderdeel is van de Landelijke Databank Risicosituaties (LDR). Deze drempelwaarden staan in eerste instantie in het Registratiebesluit en aanvullend in de Regeling provinciale risicokaart. De LRI brengt ze samen en vormt 1 tabel van drempelwaarden voor risicosituaties met gevaarlijke stoffen. Zie tab 01, hfdtekst figuur 1.1.3 Risicokaart-relevante drempelwaarden. Voor overige risico situaties die afgebeeld kunnen worden op een risicokaart geldt dat er voorwaarden voor opname op de risicokaart zijn geformuleerd. Ook voor gebouwen en objecten zijn voorwaarden voor opname geformuleerd. Deze drempelwaarden en voorwaarden voor opname op de risicokaart zijn geformuleerd in de Regeling provinciale risicokaart. Deze situaties moeten zijn aangemeld in het ISOR hetgeen (ook) een onderdeel is van de LDR. De drempelwaarden voor Risicokaart-relevant zijn ruimer dan de drempelwaarden voor Externe Veiligheid relevant. Dit betekent dat alle risicosituaties met opslag of transport van gevaarlijke stoffen die Externe Veiligheidrelevant zijn, op basis van het Registratiebesluit, in principe een deelverzameling zijn van de situaties die Risicokaart-relevant zijn. Het onderkennen van welke risico situaties moeten worden opgenomen in de LDR is één ding. Het verkrijgen van voldoende adequate gegevens hierover is een andere. De LRI kan enerzijds worden gebruikt om op een effectieve manier risico's te inventariseren. Anderzijds is het ook een handvat hoe, tenzij er specifieke gegevens van een risicosituatie voorhanden zijn, generieke kenmerken (bijv. diverse afstanden) zijn toe te kennen aan de risicosituaties ten behoeve van de invoer van de LDR. De invoer gegevens over de risico situaties in het LDR gebeurt via www.risicokaartinvoer.nl. Binnen 4 weken dat een wijziging zich heeft voorgedaan bij een risicokaart relevante risicosituatie moet dit veranderd zijn in het LDR. Dit betekent dat de database die ten grondslag ligt aan de provinciale risicokaarten nooit ouder is dan vier weken. Het is de gemeente (en andere bevoegde gezagen) toegestaan om meer risicosituaties in het LDR in te voeren dan die als risicokaart-relevant zijn aan te merken. Het bevoegd gezag heeft de mogelijkheid om aanvullende risicosituaties in te voeren. Bijvoorbeeld indien er, in het geval van bijvoorbeeld de opslag en transport van gevaarlijke stoffen, mogelijk letsel6 is buiten het terrein van de inrichting of de transportroute als gevolg van een ramp of een zwaar ongeval; De WRZO geeft provincies een rol in het produceren en onderhouden van risicokaarten die alle ramptypen omvatten die geografisch zijn weer te geven. Tevens biedt de WRZO een kader om de uniformiteit tussen de provinciale risicokaarten te realiseren; De provinciale risicokaarten zijn primair bedoeld om de burger in staat te stellen zich een beeld te laten vormen over de risico's in hun woon- en leefomgeMet letsel wordt hier zowel letaal letsel als gezondheidsschade bedoeld. Ook groepsrisico speelt hierbij een rol. De criteria verschillen enigszins voor inrichtingen en transportsituaties.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 13 van 17
ving. Zij kunnen alleen zien wat landelijk is aangemerkt als risicokaartrelvant. De risicokaart is een handzaam instrument om de burger te informeren en te communiceren over risico's. Het volledig en actueel houden van de risicokaart is bouwen aan het vertrouwen dat de overheid bewust streeft naar een voldoende beheersing van risico's in de omgeving. 10. De provinciale risicokaarten zijn ook bedoeld voor medewerkers van gemeenten, provincies, waterschappen, brandweer en politie. Inzicht in risico's is immers van belang bij het verlenen van vergunningen of het ontwikkelen van ruimtelijke projecten. Voor deze doelgroep is, op basis van een geautoriseerde toegang, alle ingevoerde informatie beschikbaar.
1.6
Het vervolg van deze Leidraad
Deze Leidraad richt zich op: 1. de selectie van (risico-)objecten die, zodanig relevant zijn dat zij op de risicokaart moeten komen; 2. een beschrijving van de gegevens c.q. kenmerken of bijzonderheden die hierover geregistreerd moeten kunnen worden. Waarbij geldt dat de inventarisatie niet eenmalig is. Op regelmatige basis zullen veranderingen plaatsvinden in onder andere de (aard en samenstelling van) risicosituaties op een (gemeentelijk) grondgebied, wet- en regelgeving en voorschrijdend inzicht over gevaarsaspecten waardoor de registratie regelmatig geactualiseerd moet worden. Achter tab 1 en 2 vindt u de selectiemethodiek voor risicosituaties met gevaarlijke stoffen die in het RRGS moeten/kunnen worden ingevoerd. Voor een beschrijving van de details van de invoer wordt verwezen naar de reeds functionerende invoermodule voor het RRGS. Bij tab 3 en volgende gaat het om de overige (risico-)objecten voor het landelijk model van de risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 14 van 17
Bijlage A Algemene gegevens van objecten
A.1 Basisobject (puntlocatie, lijn of gebied) Een object in de database van de Model-risicokaart bevat tenminste de volgende soorten gegevens. Basisobject : Minimumgegevens van een object
Attribuut (databasetechnische gegevens)
Beheerder Memo-Bron Memo Startdatum (geldigheid)
Einddatum (geldigheid) Contactinfo:
Overige basisinformatie
Informatie over het gebruik van het object
Risico-informatie
Planinformatie
Beschrijving Hier wordt afgezien van elementen die om technische redenen nodig zijn. Zoals: - identificatiecodes, - mutatiedatum: datum laatste wijziging, - status: voltooid of (onvolledige) conceptinvulling; - is (j/n) reeds opgenomen in publicatiebestand - gemeente + provincie waarin het object ligt (afgeleid uit de invoer) De instantie die de gegevens van het object in de database beheert Memoruimte over de bron van de gegevens Memoruimte voor info over het object zelf datum waarop het object op de kaart mag komen (publicatiemoment; gegevens kunnen hierdoor vooraf worden ingevoerd; tevens kan deze optie worden gebruikt voor tijdelijke (risico)-objecten) (evt.) datum waarop het object niet meer op de kaart mag komen (voor eventuele tijdelijke objecten bijvoorbeeld) Voor zover van toepassing bij het soort object: adres (verplicht waar dat aan de orde is) - andere objectspecifieke gegevens die elders in deze leidraad worden aangegeven (i.h.a. ten dele verplichte info over het object) - optie: instelling / rechthebbende - optie: contactpersoon (te waarschuwen persoon/instantie) Zoals: - objectsoort en evt. subtype - naam van het object - locatie (geografisch) - of het object op de publiekskaart getoond mag worden Zie verder in deze leidraad Zoals: - aantal aanwezigen - aantal passages - zie verder in deze leidraad Zoals: - eventueel aantal slachtoffers - risicocontouren - effectgebieden - groepsrisico-informatie Zie verder in deze leidraad Zoals: - aanwezigheid van een rampbestrijdingsplan - referenties van relevante vergunningen en (revisie)data Zie verder in deze Leidraad.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 15 van 17
A.2 Adresgegevens Het is de bedoeling dat het systeem de gebruiker assisteert bij het invullen van adresgegevens van de objecten, instanties etc. In onderstaande figuur is vermeld welke adresgegevens in principe aan de orde zijn.
3 globale aand.
2. postadres
1. bezoekadres
Adresgegevens, voor zover een adres bij het object of instantie aan de orde is
Attribuut straat huisnummer huisnummertoevoeging postcode plaats buitenland straat / postbus huisnummer huisnummertoevoeging postcode plaats buitenland locatieomschrijving
kadastrale aanduiding
Beschrijving (evt automatisch te bepalen uit postcode en huisnummer)
(evt automatisch te bepalen uit postcode en huisnummer) (bij objecten over de landsgrens)
(evt automatisch te bepalen uit postcode en huisnummer) (bij objecten over de landsgrens) Voor gevallen waar een normaal adres niet van toepassing is. Bijv. A15, km 15,4 zuid
nummers van de kadastrale percelen
Overzicht van adresgegevens voor objecten en instanties (instellingen) waarbij een adres aan de orde is. Verplicht in te vullen: 1 of 3
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 16 van 17
Bijlage B Literatuurreferenties
Incidentenwijzer GHOR, Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond, september 1999 Leidraad Maatramp, versie 1.3, 2000, Ingenieurs/adviesbureau SAVE & Adviesbureau Van Dijke, i.o.v. het Ministerie van BZK Leidraad Vliegtuigongevallenbestrijding op luchtvaartterreinen, Ministerie van BZK, 1997 Tabellenboek Leidraad Maatramp en Operationele Prestaties, versie 2.1, 9/12/2002; Ministerie van BZK, Den Haag Registratiebesluit externe veiligheid. Staatsblad 656, 28 november 2006. Ministerie van VROM. In werking getreden per 30 maart 2007 (Staatsblad 2007 102). Regeling provinciale risicokaart, Staatscourant 18 april 2007, nr 75.
LRI-overige ramptypen, tab 00, versie 3.1 oktober 2007
pag 17 van 17
3 Kwetsbare objecten Inhoud 3.1 Inleiding................................................................................................................................ 2 3.1.1 Verschillende betekenissen van het begrip 'kwetsbaar' ....................................... 2 3.1.2 Beperkt kwetsbaar en kwetsbaar (Wet Milieubeheer) ......................................... 3 3.2 Selectie van gebouwen/objecten ........................................................................................... 4 3.3 Informatiebronnen over de hier relevante kwetsbare objecten ............................................ 5 3.4 Basisinformatie over kwetsbare objecten ............................................................................. 7 3.5 Informatie over het gebruik van kwetsbare objecten ............................................................ 8 3.6 Risico-informatie over kwetsbare objecten........................................................................... 9 3.7 Plan- en vergunningsinformatie over kwetsbare objecten.................................................. 10 Bijlage 3A: Complete lijst van Prevapcodes ........................................................................... 12
Verklaring van de tabellen
informatie over een object
Attribuut
Attribuutnaam
Attribuutnaam Attribuutnaam
Attribuutnaam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijvoorbeeld.: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 16
3.1
Inleiding
Met de term 'kwetsbare objecten' wordt in dit kader gedoeld op gebouwen die als een relevante risico-ontvanger worden beschouwd; dit in relatie tot risicobronnen met een extern effect (voorbeeld: de vuurwerkramp). Vele van de (voor presentatie) relevant geachte kwetsbare objecten hebben echter ook een relevant intern risico. Bijvoorbeeld een theater waarin het publiek bij een brand in gevaar komt. 3.1.1 Verschillende betekenissen van het begrip 'kwetsbaar' Het begrip 'kwetsbaar object' van de Model-risicokaart verschilt in de praktijk enigszins van de 'kwetsbare bestemming' in de regelgeving voor de externe veiligheid (Wet Milieubeheer, resp. het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen(BEVI)). Bijvoorbeeld: woningen zijn volgens BEVI kwetsbare objecten. Woningen en wijken worden wel op de (publieke) risicokaart getoond maar van de gewone woningen wordt verder geen informatie verzameld en geregistreerd. Zij staan dan ook niet in de lijst van figuur 3.1. Deze figuur geeft de (voor de risicokaart) 'relevante kwetsbare objecten' waarin bijvoorbeeld grotere groepen mensen aanwezig kunnen zijn. Voor dergelijke objecten biedt de invoermodule wel de mogelijkheid voor het registreren van andere gegevens. De Model-risicokaart bevat dus geen compleet overzicht van kwetsbare objecten overeenkomstig bijvoorbeeld het BEVI. Paragraaf 3.1.2 geeft een complete lijst beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zoals in het BEVI is vastgelegd. Het RRGS-deel van de database, althans de centrale database bij het RIVM, bevat geen specifieke informatie over kwetsbare objecten. Opgemerkt wordt echter dat de locatie en aard van kwetsbare objecten wel relevant is bij de interpretatie van RRGS-gegevens, met name in het kader van BEVI. In de Model-risicokaart worden in het kort als kwetsbaar opgenomen de gebouwen die volgens de zg. Prevap-systematiek hoge prioriteit hebben voor een gebruiksvergunning. Een hoge prioriteit (1 en 2) komt in het algemeen voort uit de aanwezigheid van groepen mensen (grote groepen of groepen niet-zelfredzame personen). Paragraaf 3.2 geeft de lijst van objecten die tenminste in de Model-risicokaart worden opgenomen. Deze paragraaf geeft eveneens een overzicht van de relatie hiervan met het zojuist genoemde besluit. Om de data in de risicokaart (c.q. het register) te kunnen gebruiken voor een complete toetsing van ruimtelijke plannen aan het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen is (een relatie) met een uitgebreider bestand van de gebouwde omgeving nodig. In paragraaf 3.3 en volgende wordt beschreven welke gegevens over de kwetsbare objecten in het databestand van de (model-)risicokaart kunnen worden ingevoerd.
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 16
3.1.2
Beperkt kwetsbaar en kwetsbaar (Wet Milieubeheer)
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) onderscheidt 'beperkt kwetsbare' en ' kwetsbare' objecten. Het besluit (Stbl 2004, nr 250) geeft de volgende specificatie van beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten. I
Beperkt kwetsbare objecten: a. 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. Kantoorgebouwen voor zover zij niet onder punt II vallen c. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder punt II vallen; d. winkels, voor zover zij niet onder punt II vallen e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen; f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder punt II vallen terreinen; g. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder punt II vallen; h. objecten die met de onder a - g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbaar object zijn; i. objecten met hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
II Kwetsbare objecten: a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld onder Ia; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2. scholen, of 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen aanwezig gedurende een groot gedeelte van de dag, zijn zoals: 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 16
3.2
Selectie van gebouwen/objecten
In figuur 3.1 staan de voor de (publieke) risicokaart relevante gebouwen/objecten. Omschrijving gebouw (PREVAP)
Voorwaarde voor opname op risicokaart
1 Gebouwen met een woonfunctie Tehuizen Kloosters/abdijen Gevangenissen Bejaardenoorden Asielzoekerscentra
Alle Alle Alle Alle Alle
2 Gebouwen met een logiesfunctie Hotel Pension/nachtverblijf Dagverblijf Kampeerterrein Jachthaven
> 10 personen > 10 personen > 50 personen > 250 personen > 250 personen
3 Gebouwen met een onderwijsfunctie Onderwijsinstelling (leerl. < 12 jr.) Onderwijsinstelling (leerl. > 12 jr.) Kinderdagverblijf
Alle > 250 personen >50 personen
4 Gezondheidszorggebouwen Klinieken (poli-, psychiatrische) Ziekenhuizen Verpleegtehuizen
Alle Alle Alle
5 Bedrijfsgebouwen Kantoren Fabrieken Loodsen, vemen, opslagplaatsen Studio's (bijv. opname TV)
> 250 personen > 250 personen > 1000 m2 Alle
6 Gebouwen voor wegverkeer Garage-inrichting (opslag/stalling)
> 1000 m2
7 Objecten met een publieksfunctie Theater, schouwburg, bioscoop, aula Museum, bibliotheek Buurthuis, ontmoetingscentrum, wijkcentrum Gebedshuis Tentoonstellings/Congresgebouw Cafés, discotheek, restaurant Sporthal, stadion Zwembad *) Winkelgebouwen Stationsgebouwen Tijdelijke bouwsels
> 250 personen > 250 personen > 250 personen > 250 personen > 250 personen > 250 personen > 250 personen Alle *) > 500 personen > 1000 m2 >250 personen
Overig Alle gebouwen vanaf 25 verdiepingen
>24 verdiepingen**)
*) bedoeld worden alle overdekte en openbare zwembaden **) bedoeld worden alle gebouwen met 25 bouwlagen en hoger
Figuur 3.1: Gebouwen cq objecten waarvan gegevens moeten worden getoond op de publieke risicokaart
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 16
De selectie van gebouwen/objecten zoals weergegeven in figuur 3.1 is gebaseerd op een risico prioriteitsstelling die hiervoor beschikbaar is in de PREVAP systematiek1. Als voorwaarde voor opname op de (publieke) Risicokaart geldt dat het object minimaal2 prioriteit 1 of 2 volgens de PREVAP systematiek moet hebben.. De prioriteiten 1 en 2 hangen samen met de verwachte aanwezigheid van grote groepen personen of niet-zelfredzame personen in het betrokken object. De voorwaarden voor opname van Kwetsbare objecten op de (publieke) risicokaart zoals weergegeven in figuur 3.1 is ook vastgelegd in bijlage 3 van de Regeling provinciale Risicokaart, Staatscourant 18 april 2007, nr.75. Hoewel op de (publieke) risicokaart per definitie alleen de objecten met prioriteit 1 en 2 uit het PREVAP moet worden getoond is echter de database van de landelijke risicokaart geschikt voor opname van alle objecten uit de Prevapsystematiek (prioriteit 1–4). De objecten van prioriteit 3 en 4 worden niet in de publieke Risicokaart getoond, maar zijn wel toegankelijk voor professionele gebruikers. De invoermodule kent daarom (als stamtabel) de complete lijst van Prevapcodes, zie bijlage 3A.
3.3 Informatiebronnen over de hier relevante kwetsbare objecten Gezien de selectie van kwetsbare objecten die in de volgende paragraaf wordt aangegeven, is de plaatselijke brandweer waarschijnlijk de dienst die de meeste gegevens beschikbaar heeft. Dit is echter niet zeker en het kan van plaats tot plaats verschillen afhankelijk van het beleid dat ten aanzien van gebruiksvergunningen wordt gevoerd. Indien de brandweer niet een geschikt basisbestand van gegevens beschikt, zal het uit verschillende bronnen moeten worden samengesteld. Te denken valt daarbij aan: a. gemeentelijke gebouwenbestanden, waaronder die voor de OZ-Belasting; b. de Kamer van Koophandel (vestigingenregister). Indien de brandweer een databestand van Prevap-objecten heeft samengesteld, is daarmee meteen een behoorlijke hoeveelheid informatie beschikbaar. Er wordt een standaard uitwisselingsformaat gedefinieerd voor import van de beschikbare gegevens. Aangenomen wordt dat leveranciers van programmatuur die ‘Prevap-objecten’ registreert, zich bij het standaard uitwisselingsformaat willen aansluiten. Dan kunnen desgewenst alle 'prevap-objecten' (de prioriteiten 1 tot en met 4) worden ingeladen. Niet alle objecten die op de publieke Risicokaart moeten worden getoond (figuur 3.1) zijn ook van belang voor de ramptypen 10 en 11 uit de Leidraad Maatramp. Respectievelijk de ramptypen 'Brand in grote gebouwen' en 'Instorting grote gebouwen'. In figuur 3.2 staat aangegeven vanaf welk aantal personen het betreffende ramptype voor dit object van belang is. 1
2
Prevap staat voor PREVentie-ActiviteitenPlan. De methode is in september 1997 door BZK per circulaire EB97/950 aangeboden als Handleiding Prevap (geactualiseerde versie). Bron: Definitiestudie (PRK-25) en de besluitvorming daarover
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 16
Omschrijving gebouw (PREVAP)
Relevantie voor RT 10 en 11 indien aantal personen voldoet aan: Criterium: RT 10: RT 11: (Brand in Aantal (Instorting gr. geb.) gr. geb.) personen
1 Gebouwen met een woonfunctie Hoge Woongebouwen (25 bouwlagen en hoger) Tehuizen Kloosters/abdijen Gevangenissen Bejaardenoorden Asielzoekerscentra
X
X
>100 >100 >100 >100 >100
X X X X X
X X X X X
>100 >100 >100
X X X
X X X
>500 >500 >100
X X X
X X X
>100 >100 >100
X X X
X X X
>500 >500 >500 >500
X X X X
X X X X
>500 >500
X X
X X
>500 >500 >500 >500 >500 >500 >500 >500
X X X X X X X X
X X X X X X X X
X
X
2 Gebouwen met een logiesfunctie Hotel Pension/nachtverblijf Dagverblijf Kampeerterrein Jachthaven
3 Gebouwen met een onderwijsfunctie Onderwijsinstelling (leerl. < 12 jr.) Onderwijsinstelling (leerl. > 12 jr.) Kinderdagverblijf
4 Gezondheidsgebouwen Klinieken (poli-, psychiatrische) Ziekenhuizen Verpleegtehuizen
5 Bedrijfsgebouwen Kantoren Fabrieken Loodsen, vemen, opslagplaatsen Studio's (bijv. opname TV)
6 Gebouwen voor wegverkeer Garage-inrichting (opslag/stalling)
7 Objecten met een publieksfunctie Theater, schouwburg, bioscoop, aula, Museum, bibliotheek Buurthuis, ontmoetingscentrum, wijkcentrum Gebedshuis Tentoonstellings/Congresgebouw Cafés, discotheek, restaurant Sporthal, stadion Zwembad (openbaar en overdekt) Winkelgebouwen Stationsgebouwen Tijdelijke bouwsels
Overige gebouwen 25 bouwlagen en hoger
Figuur 3.2: Objecten/gebouwen op publieke Risicokaart met criterium wanneer ook van belang voor ramptype 10 en 11
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 16
Indien de basisgegevens nog niet beschikbaar zijn, moet een inventarisatie uitgevoerd worden. Door een gerichte zoekactie in gemeentelijke databestanden is in het algemeen mogelijk een basislijst samen te stellen. Omdat de registratie in gemeentelijke bestanden verschilt, is hiervoor geen algemeen recept te geven. Voor de objecten van prioriteit 1 en 2 is het noodzakelijk dat ze worden voorzien van een xy-coördinaat. In het algemeen kan dat automatisch op basis van de postcode en het huisnummer. De invoerfaciliteit die in het ontwerp van de Modelrisicokaart is beschreven, omvat een dergelijke automatische positiebepaling. Met behulp van het zg. ACN-bestand kan men ook vooraf xy-coördinaten aan een databestand van kwetsbare objecten toevoegen.
3.4 Basisinformatie over kwetsbare objecten Onderstaande figuur 3.3 geeft basisinformatie over kwetsbare objecten zoals die wordt gehanteerd in de Prevap-systematiek. Inhoudelijke informatie over kwetsbare objecten
Attribuut Code
Aantal verdiepingen
Naam, adres Locatie
Vermelding op de kaart Kwetsbaarheid
Beschrijving De Prevap-code voor het type object uitgebreid met een extra cijfer in verband met BEVI-kenmerken, plus aanvullende codes voor (overige) hoge gebouwen. Zie bijlage 3A voor de standaardtabel. In te delen in 4 categorieën, namelijk op basis van de Leidraad Maatramp: a. 10 t/m 14 bouwlagen; b. 15 t/m 19 bouwlagen; c. 20 t/m 24 bouwlagen; d. 25 bouwlagen en hoger. Deze gegevens zijn nodig om te bepalen wel maatscenario voor het gebouwtype geldt. Dat gebeurt in combinatie met andere vragen verderop. Bovendien worden alle objecten die voldoen aan criterium d) automatisch op de kaart gepresenteerd. Gegevens over de naam en adres volgens het systeem volgens de systematiek van bijlage 3A. De xy-locatie kan op basis van postcode en huisnummer worden bepaald door het systeem, en kan desgewenst worden aangepast. Handmatige aanpassing is regelmatig nodig wegens: a. Onvolkomenheden in het locatiebestand; b. De automatisch gegenereerde locatie is niet altijd de meest geschikte voor het positioneren van een kaartsymbool voor het object. Dit mede in relatie tot andere objecten. Een minimaal locatieverschil daarmee is wenselijk voor de kaartpresentatie. Ja / nee. Ja (automatisch te bepalen) voor de volgende gevallen: a. prevap-codes met een prioriteit van 1 of 2 (volgens standaardtabel); b. (overige) gebouwen van 25 bouwlagen en meer Beperkt kwetsbaar of Kwetsbaar volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen; automatisch te bepalen uit de standaardtabel
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 16
Optie: Instelling
Tevens kan daarbij (desgewenst) worden aangegeven of het object behoort tot een bepaalde Instelling. Voorbeeld: De instelling Academisch Ziekenhuis. Deze instelling omvat een aantal afzonderlijke objecten, verschillende ziekenhuizen, woongebouwen en kantoorgebouwen. De eventuele groepering van objecten onder een Instelling komt ook bij andere risicolocaties voor. Desgewenst kan aan het object een contactpersoon worden gekoppeld, zie bijlage 3A.
Contactpersoon
Figuur 3.3: Basisgegevens van kwetsbare objecten
3.5 Informatie over het gebruik van kwetsbare objecten Bij informatie over het gebruik van kwetsbare objecten gaat het om het mogelijke aantal aanwezigen. Voor de meeste 'Prevap-typen' wordt deze informatie automatisch ontleend aan de omschrijving bij het objecttype (zie bijlage 3A). Voor de objecten uit figuur 3.2 waarbij het ramptype 'Brand in groot gebouw' en 'Instorting groot gebouw' van meer dan normaal belang is3, wordt echter een aanvullende vraag over het aantal aanwezigen gesteld. Deze vraag is nodig om te bepalen welke bijdrage het object levert aan het maatscenario voor die ramptypen. Inhoudelijke informatie over kwetsbare objecten
Attribuut Aantal aanwezigen Aantal aanwezigen indien voldaan wordt e aan het criterium in de 4 kolom van figuur 3.1
Beschrijving Volgt automatisch uit de prevap-code en bijlage 3A voor de gevallen die niet voldoen aan de vierde kolom uit figuur 3.1 Er zijn twee soorten vragen op dit punt (figuur 3.1 geeft aan wat waar van toepassing is): Categorieën type >100 Categorieën type >500 - 100 tot 200 personen - 500 tot 1000 personen - 200 tot 300 - 1000 tot 1500 - 300 tot 500 - 1500 tot 2500 - 500 tot 1000 - 2500 tot 5000 - 1000 en meer - 5000 en meer4
Figuur 3.4: Aanvullende vraag over het aantal aanwezigen is nodig in enkele specifieke gevallen In paragraaf 3.6 wordt aangegeven hoe uit deze gegevens de bijdrage aan het maatscenario wordt bepaald. Opgemerkt wordt dat gebouwen in de categorie "meer dan 5000 mogelijke aanwezigen" ook moeten worden meegenomen als object waar evenementen plaatsvinden, zie Tab 8, Evenementen- en activiteitenlocaties. Dit laatste is relevant voor het ramptype Paniek in menigten. Als het een stadion met risicowedstrijden betreft, is er ook een relatie met het ramptype Verstoring van de openbare orde.
3 4
Dit geldt voor de gebouwen die voldoen aan het criterium in de tweede kolom van figuur 3.2. Objecten van deze categorie spelen mogelijk ook een rol bij Tab 8.
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 8 van 16
Zoals reeds aangegeven behoeft slechts voor een beperkt aantal objecten de aanvullende vraag over het aantal aanwezigen te worden gesteld en beantwoord. De in dat geval benodigde informatie is uiteraard bekend bij de eigenaar van het object. De brandweer is in de meeste gevallen op de hoogte van het aantal betreffende aantal (gebruiksvergunning).
3.6 Risico-informatie over kwetsbare objecten Voor de geregistreerde objecten behoeft geen aanvullende informatie over het risico te worden verzameld. De hiervoor reeds vermelde gegevens bepalen wat het risico is Het gaat verder om optionele informatie die (ook wanneer die is ingevuld) niet aan het publiek wordt gepresenteerd. De Leidraad Maatramp (versie 1.3) geeft indicaties van maatscenario's die bij de betrokken objecten aan de orde kunnen zijn bij een ramp of zwaar ongeval (brand, instorting). Deze indicaties zijn samengevat in figuur 3.5. Ze richten zich op de mogelijke effecten en de daaraan gekoppelde hulpvraag. Het kansaspect van het risico komt daarbij niet aan de orde. Gebouwen met verminderd zelfredzame bewoners = groep 1 en groep 4 van figuur 3.1 en 3.2, alsmede de grote hotels uit groep 2 van figuur 3.1 en 3.2 alsmede grote kinderdagverblijven (zie groep 3) 100 tot 200 personen 200 tot 300 personen 300 tot 500 personen 500 tot 1000 personen 1000 personen en groter Gebouwen met een grootschalige publieksfunctie = groep 7 van figuur 3.1 en 3.2 alsmede grote (tv)studio's uit groep 5 van figuur 3.1 en 3.2 alsmede grote onderwijsinstellingen (zie groep 3) 500 tot 1000 personen 1000 tot 1500 personen 1500 tot 2500 personen 2500 tot 5000 personen 5000 personen en groter Bijzonder hoge gebouwen
gebouwen met 10 t/m 14 bouwlagen gebouwen met 15 t/m 19 bouwlagen gebouwen met 20 t/m 24 bouwlagen gebouwen met 25 of meer bouwlagen Totaal Maatscenario voor het object
Bijdrage maatscenario I II III IV V Bijdrage maatscenario I II III IV V bijdrage maatscenario II III IV V de hoogste van de bovenstaande
Figuur 3.5: Beslistabel voor het maatscenario (in te vullen in figuur 3.6) De uitkomst van figuur 3.5 bepaalt welke kolom gegevens uit figuur 3.6 als indicatie dient voor de mogelijke hulpvraag wanneer het object betrokken raakt bij een grote brand of instort.
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 9 van 16
De meeste in figuur 3.6 genoemde gegevens kunnen in een stamtabel worden geautomatiseerd. De voornaamste invoer is de uitkomst van figuur 3.5. Echter de 'invoerder' wordt geacht ook zelf in te schatten of de indicaties voor het betreffende object geldig kunnen zijn. Voor een bepaalde situatie is invulling / bepaling van specifieke waarden mogelijk. Risico-informatie bij Kwetsbare objecten
Attribuut Aantal Aanwezigen Bijdrage maatscenario
Beschrijving Volgt uit het voorgaande (zie paragraaf 3.3) De bijdrage van het object aan het LMR-scenario (I – V), Invullen a.d.h.v. zie figuur 3.4 Maatrampscenario (indicatie) I II III Gewonden (T1+T2) + doden 50 100 150 Algemene indicaties: Aantal gewonden (T1+T2+T3): 135 285 415 Percentage T1+T2: 40% 40% 40% Gewonden met mechanisch letsel: 60% 60% 60% Gewonden met chemisch letsel: 30% 30% 30% Gewonden met thermisch letsel: 25% 25% 25%
IV 200
V 250
570 40% 60% 30% 25%
700 40% 60% 30% 25%
Hulpvraag Brw bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Te bevrijden T1-slachtoffers: Aantal te redden personen: Tankautospuiten (blussing 1e uur):
Hulpvraag Politie bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Hulpvraag Overig bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
5
Aantal slachtoffers
Detaillering GHOR bron: LMR, versie 1.3
13 50 2
26 90 14
38 130 21
50 170 27
60 210 34
Algemene indicaties: Aanwezige personen (en kijkers) Aantal ordeverstoorders Aantal af te zetten punten6 Aantal te identificeren doden Aantal te begeleiden voertuigen
1300 20 …. 10 50
2300 30 …. 15 75
3300 40 …. 25 100
4300 50 …. 30 125
5300 60 …. 40 150
Algemene indicaties: Aantal verslaggevers Aantal bellers waarvan verwanten
60 2500 125
70 1250 250
70 7500 375
80
90
10000
12500
500
625
Aantal ontheemden Aantal personen korte opvang Aantal personen nachtopvang Aantal personen lange opvang
pm (150) pm pm
pm (300) pm pm
pm (450) pm pm
pm (600) pm pm
pm (750) pm pm
Figuur 3.6: Overzicht van risico-informatie omtrent kwetsbare objecten die op de risicokaart komen (grotendeels standaard)
3.7 Plan- en vergunningsinformatie over kwetsbare objecten In onderstaande tabel is weergegeven welke (optionele) gegevens in het databestand van een (model)risicokaart kunnen worden ingevoerd over: 5 6
Dit attribuut is in PRK-81 per abuis als 'Verplicht' aangegeven (nu is de grijs-arcering weggelaten). Dit aantal is in de specifieke situatie veel beter in te schatten dan deze indicatie; bron: politie.
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 10 van 16
-
gegevens uit de gebruiksvergunning van het object (bron: gemeente, brandweer); het al dan niet aanwezig zijn van een bedrijfsnoodplan (bron: het bedrijf, de brandweer of de regionale Arbeidsinspectie); een eventueel ontruimingsplan (bron: betrokken bedrijf of instelling); de aanwezigheid van een aanvalsplan of bereikbaarheidskaart (bron: Brandweer). Inhoudelijke informatie over kwetsbare objecten
Attribuut - Gebruiksvergunning: verplicht aanwezig datum referentie - Bedrijfsnoodplan: verplicht aanwezig datum referentie - Ontruimingsplan: gewenst aanwezig datum referentie - Aanvalsplan/-kaart: gewenst aanwezig datum referentie
Beschrijving (op basis van Bouwverordening of in voorkomende gevallen de BBV) j/n voor dit specifieke object j/n datum vergunning referentie van de vergunning (volgens figuur 3.8) j/n voor dit specifieke object j/n datum plan referentie van het plan (volgens figuur 3.8) j/n voor dit specifieke object j/n datum plan referentie van het plan (volgens figuur 3.8) Aanvalsplan of bereikbaarheidskaart j/n voor dit specifieke object j/n datum plan referentie van het plan (volgens figuur 3.8)
Figuur 3.7: Optioneel in te vullen vergunnings- en plangegevens bij kwetsbare objecten Voor het aanduiden van een bepaald plan wordt het in figuur 3.8 aangegeven systeem gehanteerd. De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn. Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving Referentie
naam dienst
plaatsnaam
naam of ref.nr. van het plan
Figuur 3.8: Stramien voor het opgeven van referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 11 van 16
Bijlage 3A: Complete lijst van Prevapcodes Onderstaand is een complete lijst opgenomen van Prevap-codes. De lijst is aangevuld en uitgesplitst om daarin ook de kwetsbaarheid op basis van BEVI te kunnen aangeven. Daarom zijn de prevap-codes met een extra kenmerk uitgebreid. Alleen de objecten met prevap-prioriteit 1 en 2 worden op de publiekskaart afgebeeld. Een nieuwe code plus prioriteit is toegevoegd voor asielzoekerscentra (1.8). Voor professioneel gebruik van de Risicokaart kan registratie van alle kwetsbare objecten van belang zijn. Om de beoogde registratie voor professioneel gebruik mogelijk te maken zijn ook enkele categorieën toegevoegd die in de prevapsystematiek geen prioriteit hebben. Door deze aanvullende codes wordt het bijvoorbeeld mogelijk alle hotels in het systeem te registreren, ook de kleine. Deze extra codes zijn weergegeven in een grijs gearceerd veld. Om die reden is bij de diverse prevap-codes een indicatie aangegeven van de (beperkt) kwetsbaarheid op basis van BEVI. Het gaat in de onderstaande tabel om een interpretatie die strikt genomen geen juridische betekenis heeft voor bijvoorbeeld de ruimtelijke ordening. Code Omschrijving gebouw/inrichting PREVAP
+
Indicatie i.v.m. BEVI bk = beperktkwetsbaar k = kwetsbaar (art.nr. uit BEVI)
Prioriteit Prevap
op de risicokaart
k (art.1, lid 1.m.a) k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.a) k (art.1, lid 1.m.a) k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.a)
1 2 3 1 3 2 1 2
(>25 lagen) X X (>25 lagen) X (>25 lagen) X X X
bk (art.1, lid 1.a.c) k (art.1, lid 1.m.c) bk (art.1, lid 1.a.c) k (art.1, lid 1.m.c) k (art.1, lid 1.m.c)
2 2 1
X X X
bk (art.1, lid 1.a.c) k (art.1, lid 1.m.c) bk (art.1, lid 1.a.c) k (art.1, lid 1.m.c) k (art.1, lid 1.m.c)
2 2 1
X X X
k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.b)
3
-
1 Gebouwen met een woonfunctie 1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
1 1 1 1 1 1 1 1 1
Hoge woongebouwen Tehuizen Kloosters/abdijen Woongebouwen met inpandige gangen Gevangenissen Woningen niet-zelfstandige bewoners Wooncomplexen niet-zelfredzame bewoners Bejaardenoorden Asielzoekerscentra
2 Gebouwen met een logiesfunctie 2.1 Hotels 2.1.0 2.1.0 2.1.1 2.1.1 2.1.2
0 1 0 1 1
2.2.0 2.2.0 2.2.1 2.2.1 2.2.2
0 1 0 1 1
2.3.0 2.3.1
1 1
Hotel, 1 – 9 personen, BVO < 1500 m2 Hotel, 1 – 9 personen, BVO > 1500 m2 Hotel, 10 - 50 personen, BVO < 1500 m2 Hotel, 10 - 50 personen, BVO > 1500 m2 Hotel, > 50 personen 2.2 Pensions/nachtverblijven Pension/nachtverblijf, 1 - 9 pers., BVO < 1500 m2 Pension/nachtverblijf, 1 - 9 pers., BVO > 1500 m2 Pension/nachtverblijf, 10 - 50 pers., BVO < 1500 m2 Pension/nachtverblijf, 10 - 50 pers., BVO > 1500 m2 Pension/nachtverblijf, > 50 personen 2.3 Dagverblijven Dagverblijf, 1 - 9 personen Dagverblijf, 10 - 50 personen
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 12 van 16
Code Omschrijving gebouw/inrichting PREVAP
+
2.3.2
1
2.4.0 2.4.1 2.4.2 2.4.3
0 1 1 1
Indicatie i.v.m. BEVI bk = beperktkwetsbaar k = kwetsbaar (art.nr. uit BEVI)
Prioriteit Prevap
op de risicokaart
k (art.1, lid 1.m.b)
2
X
bk (art.1, lid 1.a.f) k (art.1, lid 1.m.d) k (art.1, lid 1.m.d) k (art.1, lid 1.m.d)
4 3 2
X
k (art.1, lid 1.m.b)
2
X
-
-
-
k (art.1, lid 1.m.b)
-
-
k (art.1, lid 1.m.c)
3
-
k (art.1, lid 1.m.c)
2
X
k (art.1, lid 1.m.c)
1
X
k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.b)
2 3
X -
bk (art.1, lid 1.a.g) k (art.1, lid 1.m.c) k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.b) k (art.1, lid 1.m.b)
3 3 1 1 1
X X X
Kantoor, 1 - 49 personen, BVO < 1500 m2 Kantoor, 1 - 49 personen, BVO > 1500 m2 Kantoor, 50 - 250 personen Kantoor, 250 - 500 personen Kantoor > 500 personen 5.2 Fabrieken Fabriek, 1 - 49 personen Fabriek, 50 - 250 personen Fabriek, 250 - 500 personen Fabriek, > 500 personen 5.3 Loodsen, vemen, opslagplaatsen
bk (art.1, lid 1.a.g) k (art.1, lid 1.m.c) k (art.1, lid 1.m.c) k (art.1, lid 1.m.c) k (art.1, lid 1.m.c)
3 2 1
X X
bk (art.1, lid 1.a.g) k (art.1, lid 1.m.c) k (art.1, lid 1.m.c) k (art.1, lid 1.m.c)
3 2 1
X X
Loods, veem, opslagplaats, < 1000 m2 50 werknemers of minder Loods, veem, opslagplaats, < 1000 m2 meer dan 50 werknemers Loods, veem, opslagplaats, > 1000 m2 50 werknemers of minder Loods, veem, opslagplaats, > 1000 m2 meer dan 50 werknemers
bk (art.1, lid 1.a.g)
4
-
k (art.1, lid 1.m.c)
4
-
bk (art.1, lid 1.a.g)
2
X
k (art.1, lid 1.m.c)
2
X
Dagverblijf, > 50 personen 2.4 Kampeerterreinen/jachthavens Kampeerterrein/jachthaven, 1 - 49 personen Kampeerterrein/jachthaven, 50 - 100 personen Kampeerterrein/jachthaven, 100 - 250 personen Kampeerterrein/jachthaven > 250 personen
3 Gebouwen met een onderwijsfunctie 3.1
1
3.2.0
0
3.2.0
1
3.2.1
1
3.2.2
1
3.2.3
1
3.3 3.4
1 1
Onderwijsinstellingen (leerlingen < 12 jr.) 3.2 Onderwijsinstellingen (leerlingen > 12 jr.) Onderwijs (leerlingen > 12 jr.), 1 - 49 personen meerderjarige leerlingen (geen speciaal onderwijs) Onderwijs (leerlingen > 12 jr.), 1 - 49 personen minderjarige leerlingen of speciaal onderwijs Onderwijsinstelling (leerlingen > 12 jr.), 50 - 250 personen Onderwijsinstelling (leerlingen > 12 jr.), 250 - 500 personen Onderwijsinstelling (leerlingen > 12 jr.) > 500 personen Kinderdagverblijf Peuterspeelzaal
4 Gezondheidszorggebouwen 4.1 4.1 4.2 4.3 4.4
0 1 1 1 1
Gezondheidsdiensten, minder dan 50 pers Gezondheidsdiensten, 50 personen of meer Klinieken (poli-, psychiatrische) Ziekenhuizen Verpleegtehuizen
5 Bedrijfsgebouwen 5.1 Kantoren 5.1.0 5.1.0 5.1.1 5.1.2 5.1.3
0 1 1 1 1
5.2.0 5.2.1 5.2.2 5.2.3
0 1 1 1
5.3.1
0
5.3.1
1
5.3.2
0
5.3.2
1
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 13 van 16
Code Omschrijving gebouw/inrichting PREVAP
+
5.4 5.4
0 1
5.4 Studio's Studio (opname TV e.d.), hoogstens 50 aanwezigen Studio (opname TV e.d.), meer dan 50 aanwezigen
Indicatie i.v.m. BEVI bk = beperktkwetsbaar k = kwetsbaar (art.nr. uit BEVI)
Prioriteit Prevap
op de risicokaart
bk (art.1, lid 1.a.g) k (art.1, lid 1.m.c)
2 2
X X
bk (art.1, lid 1.a.g) bk (art.1, lid 1.a.g)
3 2
X
k (art.1, lid 1.m.c)
2
X
-
-
3
-
2
X
1
X
4 2 1
X X
-
-
3
-
2
X
3 2
X
4 2 1
X X
bk (art.1, lid 1.a.h) bk (art.1, lid 1.a.h)
3
-
bk (art.1, lid 1.a.h)
-
-
6 Gebouwen voor wegverkeer 6.1.1 6.1.2
1 0
6.1.2
1
6.1 Garage-inrichtingen (alleen opslag/stalling) Garage-inrichting (alleen opslag/stalling), < 1000 m2 Garage-inrichting (alleen opslag/stalling), > 1000 m2 hoogstens 50 aanwezigen Garage-inrichting (alleen opslag/stalling), > 1000 m2 50 of meer aanwezigen
7 Gebouwen met een publieksfunctie 7.1.0
0
7.1.1
1
7.1.2
1
7.1.3
1
7.2.0 7.2.1 7.2.2 7.2.3
0 1 1 1
7.3.0
0
7.3.1
1
7.3.2
1
7.4.0 7.4.1 7.4.2
0 1 1
7.5.0 7.5.1 7.5.2 7.5.3
1 1 1 1
7.6.0 7.6.1
1 1
7.7.0
1
7.1 Theater, schouwburg, bioscoop, aula bk (art.1, lid 1.a.h) Theater, schouwburg, bioscoop, aula, 1 - 49 personen k (art.1, lid 1.m.c) Theater, schouwburg, bioscoop, aula, 50 - 250 personen k (art.1, lid 1.m.c) Theater, schouwburg, bioscoop, aula, 250 - 500 personen k (art.1, lid 1.m.c) Theater, schouwburg, bioscoop, aula, > 500 personen 7.2 Musea, bibliotheken bk (art.1, lid 1.a.h) Museum, bibliotheek, 1 – 49 personen k (art.1, lid 1.m.c) Museum, bibliotheek, 50 – 250 personen k (art.1, lid 1.m.c) Museum, bibliotheek, 250 - 500 personen k (art.1, lid 1.m.c) Museum, bibliotheek, > 500 personen 7.3 buurthuizen, ontmoetingscentra, wijkcentra Buurthuis, ontmoetingscentrum, wijkcentrum, 1 - 49 personen bk (art.1, lid 1.a.h) Buurthuis, ontmoetingscentrum, wijkcentrum, 50 250 pers. bk (art.1, lid 1.a.h) Buurthuis, ontmoetingscentrum, wijkcentrum, > 250 personen 7.4 Gebedshuizen Gebedshuis, 1 – 49 personen bk (art.1, lid 1.a.h) Gebedshuis, 50 - 250 personen bk (art.1, lid 1.a.h) Gebedshuis > 250 personen 7.5 Tentoonstellings- en congresgebouwen (Aannamen voor de kwetsbaarheid: in het algemeen zijn er slechts gedurende een beperkt aantal dagen per jaar, gedurende relatief korte perioden, de genoemde aantallen aanwezig. Het betreft wel bedrijfsgebouwen, zodat ten minste sprake is van beperkt kwetsbaar) bk (art.1, lid 1.a.h) Tentoonstellingsgebouw, 1 - 49 personen bk (art.1, lid 1.a.h) Tentoonstellings/congresgebouw, 50 - 250 pers. bk (art.1, lid 1.a.h) Tentoonstellings/congresgebouw, 250 - 500 pers. bk (art.1, lid 1.a.h) Tentoonstellings/congresgebouw > 500 personen 7.6 Kantines, eetzalen Kantine, eetzaal, 1 - 50 personen Kantine, eetzaal, > 50 personen 7.7 Cafés, discotheken, restaurants Cafés, discotheek, restaurant, 1 - 49 personen
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 14 van 16
Code Omschrijving gebouw/inrichting PREVAP
+
7.7.1 7.7.2 7.7.3
1 1 1
7.8
1
7.9.0 7.9.1 7.9.2 7.9.3
1 1 1 1
7.10
1
7.11.0
0
7.11.0
1
7.11.1
0
7.11.1
1
7.11.2
0
7.11.2
1
7.11.3
0
7.11.3
1
7.11.4
0
7.11.4
1
7.12.1
0
7.12.1
1
7.12.2
0
7.12.2
1
Indicatie i.v.m. BEVI bk = beperktkwetsbaar k = kwetsbaar (art.nr. uit BEVI)
bk (art.1, lid 1.a.h) Cafés, discotheek, restaurant, 50 - 250 personen bk (art.1, lid 1.a.h) Cafés, discotheek, restaurant, 250 - 500 personen bk (art.1, lid 1.a.h) Cafés, discotheek, restaurant, > 500 personen 7.8 Gymzalen, (dans/sport-)studio's bk (art.1, lid 1.a.h) 7.8 Gymzaal, (dans/sport-)studio 7.9 Sporthallen, stadions bk (art.1, lid 1.a.e) Sporthal, stadion, 1 - 49 personen bk (art.1, lid 1.a.e) Sporthal, stadion, 50 – 250 personen bk (art.1, lid 1.a.e) Sporthal, stadion, 250 – 1000 personen bk (art.1, lid 1.a.e) Sporthal, stadion, > 1000 personen 7.10 Zwembaden bk (art.1, lid 1.a.e) Zwembad 7.11 Winkelgebouwen kwetsbaarheidvoorwaarde (BEVI) voor winkels: Complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd. (Als bedrijfsgebouw tenminste beperkt kwetsbaar) bk (art.1, lid 1.a.d) Winkelgebouw, 1 – 49 personen dat NIET voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde k (art.1, lid 1.m.c) Winkelgebouw, 1 – 49 personen dat WEL voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde bk (art.1, lid 1.a.d) Winkelgebouw, 50 – 250 personen dat NIET voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde k (art.1, lid 1.m.c) Winkelgebouw, 50 – 250 personen dat WEL voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde bk (art.1, lid 1.a.d) Winkelgebouw, 250 - 500 personen dat NIET voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde k (art.1, lid 1.m.c) Winkelgebouw, 250 - 500 personen dat WEL voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde bk (art.1, lid 1.a.d) Winkelgebouw, 500 - 1000 personen dat NIET voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde k (art.1, lid 1.m.c) Winkelgebouw, 500 - 1000 personen dat WEL voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde bk (art.1, lid 1.a.d) Winkelgebouw > 1000 personen dat NIET voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde k (art.1, lid 1.m.c) Winkelgebouw > 1000 personen dat WEL voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde 7.12 Stationsgebouwen kwetsbaarheidsvoorwaarde (BEVI): doorgaans grote aantallen personen (meer dan 50) aanwezig gedurende een groot gedeelte van de dag bk (art.1, lid 1.a.h) Stationsgebouw < 1000 m2 dat NIET voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde k (art.1, lid 1.m.c) Stationsgebouw < 1000 m2 dat WEL voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde bk (art.1, lid 1.a.h) Stationsgebouw > 1000 m2 dat NIET voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde k (art.1, lid 1.m.c) Stationsgebouw > 1000 m2 dat WEL voldoet aan kwetsbaarheidsvoorwaarde
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
Prioriteit Prevap
op de risicokaart
3 2 1
(>25 lagen) X X
4
-
3 2 1
X X
2
X
-
-
-
-
4
-
4
-
3
-
3
-
2
X
2
X
1
X
1
X
3
-
3
-
2
X
2
X
pag 15 van 16
Code Omschrijving gebouw/inrichting PREVAP
+
7.13 7.14
1 1
Indicatie i.v.m. BEVI bk = beperktkwetsbaar k = kwetsbaar (art.nr. uit BEVI)
Tijdelijke bouwsels (cf de ModelBouwverordening) Markten (open lucht)
-
Prioriteit Prevap
op de risicokaart
2 4
(X) -
Opmerkingen: 1. In paragraaf 3.2 is aangegeven dat ook de hoogte van gebouwen een reden kan zijn voor presentatie op de risicokaart. Dit is meer de reden dat er een informatieveld 'aantal bouwlagen' toegevoegd in het datamodel voor kwetsbare objecten. Objecten van 25 bouwlagen en meer worden op de risicokaart gepresenteerd. Dit is een algemene regel. In de tabel is dit voor voorzienbare gevallen reeds aangegeven. 2. De bovenstaande lijst bevat niet alle (beperkt) kwetsbare objecten die bij een toetsing van de externe veiligheid of in het kader van de ruimtelijke ordening relevant zijn. Bijvoorbeeld normale woningen zijn er niet in opgenomen, omdat deze geen prevap-prioriteit hebben (deze lijst is primair bedoeld voor ramptype 10 en 11; de prevap-systematiek geeft daarover aanwijzingen). Voor een volledige toetsing in het kader van bijvoorbeeld BEVI, moet ten minste een extra kaartlaag met woningen worden getoond.
LRI-overige ramptypen, tab 03, versie 3.1 oktober 2007
pag 16 van 16
4 Tunnels Inhoud 4.1
Inleiding ....................................................................................................................... 2
4.2
Selectie: de relevante tunnels....................................................................................... 3
4.3
Informatiebronnen ....................................................................................................... 3
4.4
Basisinformatie ............................................................................................................ 3
4.5
Informatie over het gebruik.......................................................................................... 4
4.6
Risico-informatie.......................................................................................................... 5
4.7
Planinformatie ............................................................................................................. 7
Verklaring van de tabellen informatie over een object
Attribuut
Attribuutnaam
Attribuutnaam Attribuutnaam
Attribuutnaam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijvoorbeeld: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 04, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 8
4.1
Inleiding
Algemeen Ongevallen in tunnels zijn over het algemeen gevaarlijker dan in de buitenlucht, met name wanneer er brand ontstaat. Daarom wordt er in tunnels extra aandacht aan veiligheidsvoorzieningen besteed. Toch kunnen er bij een ongelukkige samenloop van omstandigheden nog veel slachtoffers vallen in tunnels waar reizigersverkeer plaatsvindt per trein, metro of auto. Dergelijke denkbare grote tunnelongevallen worden beschouwd als een apart ramptype, mede omdat de rampbestrijding hier bijzondere kenmerken heeft. Het ramptype 'Ongevallen in tunnels' omvat echter alle ongevallen die een gevaar opleveren voor degenen die in de tunnel aanwezig (kunnen) zijn. De voornaamste bedreiging komt echter voort uit het gevaar van brand en wordt veroorzaakt door op de eerste plaats de rook en de gevaarlijke stoffen die daarbij vrijkomen. De volgende soorten ongevallen staan hier centraal: - ongevallen in treintunnels met passagierstreinen; - ongevallen in autotunnels; - ongevallen in metro- en tramtunnels; - ongevallen en aanslagen op ondergrondse stations.
Relatie met het vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels Het aspect van het vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor en per vrachtauto) door tunnels, wordt niet specifiek in deze Tab 4 Tunnels beschouwd. Ongevallen met gevaarlijke stoffen worden onder Tab 2 Gevaarlijke stoffen meegenomen. Onder die tab gaat het primair om de externe (on)veiligheid. Ongevallen met gevaarlijke stoffen in een tunnel kunnen echter voor de omgeving buiten een gevaar opleveren. Met name in de omgeving van het uiteinde van de tunnel. Dit aandachtspunt wordt onder Tab 2, gevaarlijke stoffen, meegenomen aangezien dit de externe veiligheid betreft. Indien het de interne (on)veiligheid in tunnels betreft dan wordt dit primair veroorzaakt door 'gewoon' brandgevaar. Aan het vervoer van gevaarlijke stoffen door verkeers- of autotunnels zijn overigens beperkingen gesteld. Welke beperking geldt, volgt uit de tunnelcategorie. Dit kan zijn I of II. LPG-tankwagens mogen door geen van beide; tankwagens met dieselolie mogen gebruik maken van beide categorieën. Voor tunnels van categorie I gelden minder beperkingen dan voor tunnels van categorie II. Bijvoorbeeld tankwagens met benzine mogen wel door 'categorie I' maar niet door 'categorie II'. Ongevallen in treintunnels die uitsluitend bestemd zijn voor goederenvervoer worden onder deze tab wel meegenomen, maar dan als 'gewoon tunnelongeval'. Het is duidelijk dat dan alleen het treinpersoneel is blootgesteld aan het interne risico.
LRI-overige ramptypen, tab 04, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 8
4.2
Selectie: de relevante tunnels
In de Leidraad Maatramp gaat het bij tunnels vooral om het risico voor grote aantallen mensen (verkeerstunnel, metrotunnel, spoortunnel met reizigersverkeer). In de risicokaart worden echter ook de tunnels voor goederenverkeer geregistreerd. Selectiecriteria: Alle weg-, spoor-, tram- en metrotunnels langer dan 250 m. Dit betreft tunnels voor gemotoriseerd verkeer met een overdekte lengte van minimaal 250 m. Het lengtecriterium is ontleend aan de (ontwerp)Tunnelwet, aangenomen dat in de definitieve wet dit criterium inderdaad wordt aangehouden.
4.3
Informatiebronnen
Specifieke informatie over de tunnels zelf is verkrijgbaar bij de beheerders. In het algemeen kunnen de volgende informatiebronnen worden aangewezen: - Verkeerstunnels: RWS, bij de betreffende regionale Directie, bij het Steunpunt Tunnelveiligheid (Hoofddirectie Den Haag) of de Bouwdienst (Utrecht); - Spoortunnels: ProRail (voorheen: NS-RIB), Railned Capaciteitsmanagement, Utrecht; Inspectie V&W, Divisie Rail - Tram- en metrotunnels: Gemeentelijk vervoersbedrijf Inspectie V&W, Divisie Rail. Algemene gegevens en informatie over vergunningen en de hulpverlening bij rampen en ongevallen bij die tunnels is (bovendien) verkrijgbaar bij de betrokken Gemeente(n) en de brandweer.
4.4
Basisinformatie
De gegevens die over deze objecten in de database van de risicokaart (kunnen) komen, zijn vermeld in figuur 4.1.
LRI-overige ramptypen, tab 04, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 8
Basisinformatie over Tunnels
Attribuut Type tunnel Tunnelcategorie
Ondergronds station? Naam
Locatie
Beschrijving typering van het object (4 typen): spoortunnel, tramtunnel, metrotunnel, verkeerstunnel spoor tram Metro - goederen - reizigers - beide j/n j/n j/n Naam van de tunnel (volgens een door de gebruiker aan te geven format)
verkeers/auto Zie figuur 4.2: cat I - cat II -
Een geo-gepositioneerde lijn op- of ingeven Voor tunnels die uit verschillende buizen bestaan wordt daarbij de hartlijn van het traject aangehouden. Dus de buizen worden niet afzonderlijk op de risicokaart weergegeven.
Lengte van het overdekte deel van de tunnel in meters Lengte van de tunnel Ja / nee. Ja indien wordt voldaan aan de criteria van par. 4.2 Vermelding op de kaart*1 Desgewenst gegevens van Beheerder van het object, zie Tab 0, bijlage A Beheerder *1 = Opmerking: objecten die de (gemeente)grens overschrijden worden in zijn geheel op de kaart vermeld.
Figuur 4.1: Beschrijving van de basisinformatie omtrent tunnels De categorie-indeling van de huidige Nederlandse verkeerstunnels is: Categorie I (verkeerstunnels)
Beneluxtunnel Coentunnel Drechttunnel Noordtunnel Vlaketunnel Westerscheldetunnel Wijkertunnel Zeeburgertunnel
Categorie II (verkeerstunnels)
Botlektunnel Heinenoordtunnel IJtunnel Kiltunnel Maastunnel Piet Heintunnel Velsertunnel
Figuur 4.2: Categorie-indeling van verkeerstunnels (Wegenverkeerswet)
4.5
Informatie over het gebruik
In het datamodel van de Modelrisicokaart is enige informatie opgenomen over de intensiteit van het gebruik van de betreffende tunnel(s)1. Desgewenst kan men in provinciale databestand aanvullende informatie opnemen. De in het datamodel opgenomen gegevens over het gebruik zijn weergegeven in figuur 4.3. 1
Dit is een kleine aanvulling op PRK-81 welke in het Functioneel Ontwerp wordt meegenomen.
LRI-overige ramptypen, tab 04, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 8
Gebruiksinformatie over Tunnels
Attribuut v Aantal passages/jaar
Beschrijving Het gaat hier om het aantal passages per jaar, opgeteld voor beide richtingen, respectievelijk alle buizen samen, en wel als volgt: - reizigerstreinen: aantal gehele treinen per jaar (zie dienstregeling) - goederentreinen: totaal gehele treinen per jaar (evt. schatting Railned) - trams: aantal tramstellen per jaar (zie evt. de dienstregeling) - metro aantal metrostellen per jaar (zie evt. de dienstregeling) - verkeerstunnels: aantal motorvoertuigen per jaar. Bij gemengd gebruik: de aantallen optellen (bijvoorbeeld voor treinen, trams en metro's)
Goederenvervoer per jaar Aantal reizigers per jaar
(niet van toepassing voor tram- en metrotunnels) - verkeerstunnels: aantal vrachtwagens per jaar (schatting beheerder) Het gaat hier om het aantal reizigerspassages per jaar, opgeteld voor beide richtingen, respectievelijk alle buizen samen, en wel als volgt: - reizigerstreinen: aantal reizigers per jaar - goederentreinen: pro forma: een persoon per trein X aantal treinen/jaar - tram: aantal reiziger per jaar - metro aantal reizigers per jaar - verkeerstunnels: evt schatting uit het aantal motorvoertuigen per jaar
Figuur 4.3: Beschrijving van gebruiksinformatie over tunnels
4.6
Risico-informatie
Met deze titel wordt gedoeld op attribuutinformatie die bij het object kan worden opgenomen over de omvang van het risico. Daarbij wordt vooral gedacht in termen van een mogelijke omvang in termen van slachtoffers en hulpbehoefte. Bij de systematiek hiervan wordt voor zover mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Leidraad Maatramp. Het zal duidelijk zijn dat in dit geval echter sprake is van een benadering die meer objectspecifiek is. Dit kan tot enige verschillen aanleiding geven met de meer globale aanpak van de Leidraad Maatramp. De gegevens zijn weergegeven in figuur 4.4. De cijfers zijn ontleend aan met name het tabellenboek LMR, versie 2.1. Enkele cijfers daaruit zijn hier afgerond. Ter indicatie is aangegeven wat de gevolgen van een eventueel groot ongeval zouden kunnen zijn. Deze risico-informatie bevat echter geen nadere aanwijzingen over de ongevalskans, laat staan de kans op een rampzalig ongeval. Wel kan men globaal uit de gebruiksinformatie (zie paragraaf 4.5) afleiden dat er sprake is van een behoorlijke gebruiksgraad. Per gebruikseenheid is in het algemeen sprake van een lage ongevalskans.
LRI-overige ramptypen, tab 04, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 8
De gebruiker wordt geacht te toetsen of de onderstaande algemene indicaties in het specifieke geval bruikbaar zijn. Mogelijk is in (bijvoorbeeld) een rampbestrijdingsplan meer toegespitste informatie te vinden. Risico-informatie bij Tunnels
Attribuut Aantal Aanwezigen
Bijdrage maatscenario Aantal slachtoffers
Detaillering GHOR bron: LMR, versie 1.3
Beschrijving Het potentieel aantal personen dat in 1 tunnelbuis aanwezig kan zijn, bijvoorbeeld bij een opstopping in een verkeers- of metrotunnel indien dat gezien het gebruik redelijkerwijs mogelijk is. Bij verschillende buizen: het hoogste aantal nemen. Bij ondergrondse stations: eventueel aantal aanwezigen daar meetellen, maar er van uitgaan dat de buizen verder gescheiden zijn (dus verder niet optellen van de cijfers van de verschillende buizen) De bijdrage van het object aan het LMR-scenario (I – V), zie figuur 4.5 Maatrampscenario (indicatie) I II III IV V Gewonden (T1+T2) + doden 25 50 100 150 250 Algemene indicaties: Aantal gewonden (T1+T2+T3): 50 100 200 300 500 Percentage T1+T2: 40% 40% 40% 40% 40% Gewonden met mechanisch letsel: 60% 60% 60% 60% 60% Gewonden met chemisch letsel: 60% 60% 60% 60% 60% Gewonden met thermisch letsel: 60% 60% 60% 60% 60%
Hulpvraag Brw bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Te bevrijden T1-slachtoffers: Aantal te redden personen: Tankautospuiten (blussing 1e uur):
Hulpvraag Politie bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Hulpvraag Overig bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
6 60 2
12 65 3
24 80 4
36 95 4
60 125 5
Algemene indicaties: Aanwezige personen (en kijkers) Aantal ordeverstoorders Aantal af te zetten punten2 Aantal te identificeren doden Aantal te begeleiden voertuigen
250 (15) …. 5 40
500 (20) … 10 50
1000 (30) … 20 75
1500 (40) … 30 100
2500 (60) … 50 150
Algemene indicaties: Aantal verslaggevers Aantal te informeren huishoudens Aantal bellers waarvan verwanten
50 625 63
60 1250 125
70 2500 250
70 3750 375
90 6250 625
Figuur 4.4: Overzicht van risico-informatie omtrent tunnels die op de risicokaart komen De bijdrage aan het maatscenario uit de Leidraad Maatramp volgt uit de onderstaande tabel uit de leidraad Maatramp (versie 1.3), zie figuur 4.5.
2
Dit aantal is inde specifieke situatie veel beter in te schatten dan deze indicatie; bron: politie.
LRI-overige ramptypen, tab 04, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 8
Ongevallen in tunnels Treintunnel, uitsluitend voor goederenvervoer korter dan 250 meter minstens 250 meter en korter dan 1 kilometer Autotunnel (verkeerstunnel), treintunnel, tramtunnel korter dan 250 meter minstens 250 meter en korter dan 1 kilometer o tussen 1 en 2 kilometer o en tussen 2 en 4 kilometer o en tussen 4 en 6 kilometer o en langer dan 6 kilometer Metrotunnel geen metro metrotunnel ongeacht lengte (evt. medegebruik tram)
Bijdrage Maatscenario*1
mits aantal aanwezigen
-3
(gering) (gering)
I II III IV V
(gering) >100 >200 >300 >500 >700
III
>300
*1 = Opmerking: voor objecten die de gemeentegrens overschrijden is in de invoermodule de mogelijkheid opgenomen om aan te geven dat het onderdeel uitmaakt van een groter geheel.
Figuur 4.5: Bepaling van 'Bijdrage maatscenario' LMR (versie 1.3), met als bodemcriterium een lengte van 250 m
De gegevens uit figuur 4.5 zijn indicatief. Indien er specifieke omstandigheden zijn die een betere indicatie mogelijk maken, dan verdient dat de voorkeur.
4.7
Planinformatie
In verband met eventuele ongevallen in de/een tunnel kan een combinatie van verschillende operationele plannen aan de orde zijn (zie figuur 4.6): - Rampbestrijdingsplan (bron: gemeente); - Calamiteitenplan: bron: beherende Directie van RWS - Coördinatieplan: bron: o.a. de Regionale brandweren - Aanvalsplan: bron: Plaatselijke brandweer (brandweren) - Ontruimingsplan: bron: beheerder (niet van toepassing bij RWS-tunnels) - Gebruiksvergunning: Gemeente(n) en plaatselijke brandweer/ brandweren. Er kunnen wettelijke regels zijn voor bepaalde planvormen (zoals een calamiteitenplan voor de RWS); voor andere planvormen is de noodzaak veelal een uitvloeisel van plaatselijk beleid. Dan is dat op grond van gemeentelijke bevoegdheden eveneens een verplichte planvorm. Vanwege het voorgaande wordt in het systeem de mogelijkheid gegeven op te geven of de betrokken planvorm 'Verplicht' is, 'niet verplicht' of 'Nader te bepalen'. Indien een bepaald soort plan aanwezig is, dan volgen enige vragen om dit nader aan te duiden. Hiervoor wordt het volgende systeem benut (zie figuur 4.7).
3
In dit geval i.h.a. slechts enkele slachtoffers binnen de tunnel te verwachten.
LRI-overige ramptypen, tab 04, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 8
Mogelijke Planinformatie over Tunnels
Attribuut Rampbestrijdingsplan verplicht? aanwezig? datum referentie Calamiteitenplan verplicht aanwezig datum referentie Coördinatieplan verplicht aanwezig datum referentie Aanvalsplan verplicht aanwezig datum referentie Ontruimingsplan verplicht aanwezig datum referentie Gebruiksvergunning: verplicht aanwezig datum referentie
Beschrijving Gegevens van een eventueel aanwezig/gewenst RB-plan j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 4.7) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 4.7) Mogelijk van toepassing wanneer er geen RB-plan is j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 4.7) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 4.7) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 4.7) (vergunning op basis van de Bouwverordening en incidenteel de BBV) j/n/nader te bepalen j/n datum vergunning (laatste revisie) referentie van de vergunning (zie figuur 4.7)
Figuur 4.6: Overzicht van planinformatie bij tunnels
Voor het aanduiden (referentie) van een bepaald plan wordt het in figuur 4.7 aangegeven systeem gehanteerd. De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn. Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving Referentie
naam dienst
plaatsnaam
naam of ref.nr. van het plan
Figuur 4.7: Stramien voor het opgeven van referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 04, versie 3.1 oktober 2007
pag 8 van 8
5 Vliegvelden e.d. Inhoud 5.1
Inleiding....................................................................................................................... 2
5.2
Selectie van de relevante vliegvelden en terreinen ...................................................... 2
5.3
Informatiebronnen ....................................................................................................... 3
5.4
Beschrijving van de basisinformatie ............................................................................ 4
5.5
Beschrijving van de gebruiksinformatie....................................................................... 5
5.6 Beschrijving van de risico-informatie.......................................................................... 6 5.6.1 Zone-1-gebied...................................................................................................... 7 5.6.2 Contouren Plaatsgebonden Risico ...................................................................... 8 5.6.3 Bijdrage maatscenario ........................................................................................ 9 5.7
Planinformatie ............................................................................................................. 9
Verklaring van de tabellen informatie over een object
Attribuut
Attribuutnaam
Attribuutnaam Attribuutnaam
Attribuutnaam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijvoorbeeld: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 10
5.1
Inleiding
Uit de Leidraad Maatramp blijkt dat vliegvelden en militaire oefenterreinen met vliegoperaties, een overwegende bijdrage leveren aan het ramptype 'Luchtvaartongevallen'. Om deze reden worden vliegvelden en deze oefenterreinen geregistreerd en vermeld op de risicokaart. Voor alle vliegvelden in Nederland is een zogenoemd LVL-maatscenario1 vastgesteld. Dit scenario hangt direct samen met het grootste type vliegtuig dat van het terrein gebruik maakt. In analogie daarmee kunnen ook de oefenterreinen met vliegoperaties worden geclassificeerd en eventuele vliegvelden die zich kort over de (lands)grens bevinden. De gevolgen van een vliegtuigongeval hangen eveneens samen met de grootte van het betrokken vliegtuig. De Leidraad Maatramp (versie 1.3, BZK) gaat er van uit dat daarbij op de grond gebouwen getroffen kunnen worden. Het mogelijke aantal slachtoffers is dan ook groter dan het mogelijke aantal inzittenden van het vliegtuig. Als indicatie daarvoor geldt een verdubbeling van het aantal inzittenden.
5.2
Selectie van de relevante vliegvelden en terreinen
In de risicokaart worden meegenomen: a. Vliegvelden waarvoor een zogenaamd LVL-maatscenario geldt. De LVL-scenario's variëren van 1 (klein) tot 9, afhankelijk van het grootste vliegtuig dat van de luchthaven gebruik maakt. b. Militaire (oefen)terreinen voor vliegtuigen en helikopters. Dit zijn terreinen waar geoefend wordt, analoog aan de typering van de vliegvelden. Voor buitenlandse vliegvelden in een grensstrook van maximaal 15 kilometer (conform Regeling provinciale risicokaart, Staatscourant 18 april 2007, nr.75) zou op basis van analogie een LVL-scenario moeten worden bepaald. Het betreffende LVL-scenario kan worden afgelezen in figuur 5.1. Voor militaire oefenterreinen waar geregeld vliegbewegingen plaatsvinden, gelden de volgende indicaties: - vliegoperaties met jachtvliegtuigen: LVL-scenario 1 - vliegoperaties met chinookhelikopters e.d.: LVL-scenario 5 - vliegoperaties met kleinere helikopters: maximaal LVL-3. Op analoge wijze kunnen de selectiegegevens worden afgeleid voor een vliegshow die niet op een van de hiervoor bedoelde terreinen wordt gegeven.
1
LVL = Leidraad Vliegtuigongevallenbestrijding op Luchtvaartterreinen, BZK, 1997.
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 10
In Nederland gaat het om de volgende vliegvelden (figuur 5.1): Aard luchtvaartterrein
Gemeenten en naam luchtvaartterrein
Maatscenario LVL
Brandrisicoklasse
Nationaal luchtvaartterrein
Haarlemmermeer (Amsterdam Airport Schiphol)
9
9
Regionaal luchtvaartterrein
Beek (Maastricht-Aachen Airport)
7
7
Eelde/Vries (Groningen Airport Eelde)
6
3 (opschaling tot 5)
Rotterdam (Rotterdam Airport)
6
6
Den Helder (De Kooy)
5
4 (opschaling tot 6)
Enschede/Weerselo (Twenthe)
6
6
Eindhoven (Eindhoven Airport)
7
8
Gilze Rijen (Gilze Rijen)
2
Geen indeling
Leeuwarden (Leeuwarden)
1
Geen indeling
Soest/Zeist (Soesterberg)
5
Geen indeling
Katwijk/Valkenburg/Wassenaar (Valkenburg)
5
Geen indeling
Uden (Volkel)
1
Geen indeling
Woensdrecht (Woensdrecht)
1
Geen indeling
Militair luchtvaartterrein
Ede/Arnhem (Deelen)
5
Geen indeling
Klein civiel luchtvaartterrein
Lelystad (Lelystad)
1 of 2
1 of 2
Ameland (Ameland)
1 of 2
1 of 2
Cranendonk (Kempen Airport)
1 of 2
1 of 2
Smallingerland (Drachten)
1 of 2
1 of 2
Hilversum (Hilversum)
1 of 2
1 of 2
Hoogeveen (Hoogeveen)
1 of 2
1 of 2
Middelburg (Midden Zeeland)
1 of 2
1 of 2
Noordoostpolder (Noordoostpolder)
1 of 2
1 of 2
Texel (Texel)
1 of 2
1 of 2
Halderbergen (Seppe)
1 of 2
1 of 2
Voorst (Teuge)]
1 of 2
1 of 2
Militair luchtvaartterrein met structureel burgermedegebruik Militair luchtvaartterrein met incidenteel burgermedegebruik
Bron: Leidraad vleigtuigongevallenbestrijding op luchtvaartterreinen Ministerie van BZK, Den Haag, 1997
Figuur 5.1: Nederlandse vliegvelden die op de risicokaart worden vermeld (naast de militaire oefenlocaties met vliegbewegingen)
5.3
Informatiebronnen
Deze Leidraad bevat reeds veel van de informatie die nodig is over de objecten die hier centraal staan: vliegvelden en militaire terreinen met vliegoperaties. Voor elk object moet (voor zover mogelijk en relevant) nog de geografische positie van de start- en landingsbanen worden bepaald. Wenselijk (optioneel) is een indicatie van gebruiksgegevens van het vliegveld, zoals het jaarlijkse aantal vliegbewegingen en het reizigersverkeer. Voor dit soort gegevens is de luchthaven zelf de primaire bron, mogelijk zijn er reeds openbare publicaties waarin de betrokken gegevens zijn te vinden. Voor enkele grote vliegvelden (Schiphol, 'Beek', 'Rotterdam' en 'Eelde') is aanvullende informatie gewenst over risicocontouren. Informatiebronnen hiervoor zijn het betrokken vliegveld, de Rijksluchtvaartdienst en eventuele openbare rapporten van bijvoorbeeld het NLR en andere instituten die voor luchthavens risicocontouren berekenen2.
2
Bijvoorbeeld: Groepsrisicoberekeningen 'Schiphol 2003', Versie 2; NRL, maart 2003, i.o.v. het Ministerie van VROM.
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 10
In de volgende paragrafen worden de gegevens besproken die moeten of kunnen worden ingevoerd in het databestand van een provinciale risicokaart die volgens de Modelrisicokaart is opgezet.
5.4
Beschrijving van de basisinformatie
De gegevens die over vliegvelden en oefenterreinen met vliegoperaties in de database van de risicokaart (kunnen) komen zijn vermeld in figuur 5.2. Basisinformatie over Vliegvelden en oefenterreinen met vliegoperaties
Attribuut Type object
Naam (adresgegevens)
Locatie
Vermelding op de kaart Beheerder
Beschrijving Typering van het object, naar de aard van het luchtvaartterrein, zie kolom 1 van figuur 5.1 (6 typen) + 2 typen als volgt: - Zie de eerste kolom van figuur 5.1, plus: - militair oefenterrein met vliegbewegingen (voor oefenlocaties) - luchtshows op overige locaties. Op basis hiervan (j/n militair) wordt automatisch het kaartsymbool bepaald Naam van het vliegveld, vlieg(tuig)oefenterrein of luchtshowlocatie Adresgegevens zijn in dit geval niet van toepassing, zie evenwel bij Beheerder. Voor luchtshows kan een periode worden gespecificeerd, waarin ze op de risicokaart worden vermeld, zie Tab 0, bijlage A Overigens de normale basisgegevens van objecten zie Tab 0, bijlage A een geo-gepositioneerd vlak dat bestaat uit het gehele terrein (terreingrens)
Ja indien is voldaan aan de criteria van par. 5.2 Desgewenst gegevens van Beheerder van het object, zie Tab 0, bijlage A
Figuur 5.2: Beschrijving van de basisinformatie omtrent luchtvaartterreinen
De geografische locatie van een luchthaven is gebaseerd op de terreingrens. Daarvan wordt afhankelijk van het gekozen schaalniveau van de weergave (inzoomniveau van de kaartpresentatie) één van de volgende symbolen gepresenteerd: 1. (uitgezoomd) een puntsymbool met vliegtuigicoon (civiele of militaire versie); 2. (ingezoomd) de terreingrens.
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 10
5.5
Beschrijving van de gebruiksinformatie
In het datamodel van de Modelrisicokaart is enige informatie opgenomen over de intensiteit van het gebruik van de beschouwde vliegvelden e.d. In figuur 5.3 is beschreven welke informatie kan worden ingevoerd over het gebruik van het vliegveld. De beheerder van het veld is de geëigende bron voor deze informatie. Gebruiksinformatie over vliegvelden e.d.
Attribuut Aantal Vliegbewegingen/jaar
Beschrijving Aantal vliegbewegingen (starts+landingen, passages) per jaar
Aantal Personen/jr
Totaal aantal in+uitgaande reizigers per jaar (in duizenden of miljoenen)
Infobron
Bron + jaartal van deze gebruiksinformatie van het vliegveld
LVL-scenario
Het betreffende LVL-scenario, conform figuur 5.1
Grootste vliegtuig
Grootste (romp+rotor) lengte (m) Grootste rompdiameter (m) Deze gegevens volgen uit het LVL-scenario respectievelijk de brandklasse zoals weergegeven in figuur 5.4. (..) Een eerste invulling (voorstel) kan eventueel automatisch worden bepaald aan de hand van de figuur 5.5
Figuur 5.3: Beschrijving van gebruiksinformatie over vliegvelden e.d.
Figuur 5.4 geeft aan hoe in het algemeen uit het opgegeven LVL-scenario kan worden afgeleid wat de grootste maat vliegtuigen is die van het veld gebruik zouden kunnen maken. Deze informatie geldt voor vliegvelden en strikt genomen niet voor oefenterreinen die geen of geen officiële landingsbaan hebben. Indeling vliegtuigen en heli's (in meters) romplengte rompdiameter
LVLscenario
Brandklasse
(evt. romp+rotor+staart)
1 2 3 4 5 6 7 8 9
1 2 3 43 5 6 7 8 9
0-9 9 - 12 12 – 18 18 – 24 24 – 28 28 – 39 39 – 49 49 – 61 61 - 76
2 2 3 4 4 5 5 7 7
Figuur 5.4: Vertaling van LVL-categorie in 'grootste maat vliegtuigen' die in het algemeen (maar niet in alle gevallen) van toepassing is 3
Brandklasse 3 en 4 verschillen naast de genoemde cijfers, ook in het oppervlak van de eventueel te bestrijden vloeistofbrand.
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 10
5.6
Beschrijving van de risico-informatie
Met deze titel wordt gedoeld op informatie die bij het object kan worden opgenomen over de omvang van het risico. In figuur 5.5 is vermeld welke gegevens het betreft. In het kort gaat het om: a. Zone-1-gebied: gebied waarin naar verwachting 75% van de ongevallen gebeurt (optioneel); b. Contouren van het plaatsgebonden risico rond de luchthaven (optioneel); c. Informatie over maatrampscenario's (verplicht); d. De hulpvraag bij het maatscenario van een vliegramp (optioneel). Deze onderdelen van de risico-informatie worden achtereenvolgens besproken. Risico-informatie bij vliegvelden e.d.
Attribuut Zone-1 Contour Plaatsgebon-5 den Risico 10 Contour Plaatsgebon-6 den Risico 10 Contour Plaatsgebon-7 den Risico 10 Contour Plaatsgebon-8 den Risico 10 Bron PR-contouren Bijdrage maatscenario Indicatie mogelijk 4 aantal slachtoffers
Detaillering GHOR bron: LMR, versie 1.3 Hulpvraag Brw bron: tabellenboek LMR, versie 2.1 Hulpvraag Politie bron: tabellenboek LMR, versie 2.1 Hulpvraag Overig bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Beschrijving gebied (contour, rechthoek of 'ster'; zie 5.6.1) een geo-gepositioneerde polygoon, indien beschikbaar een geo-gepositioneerde polygoon, indien beschikbaar een geo-gepositioneerde polygoon, indien beschikbaar een geo-gepositioneerde polygoon, indien beschikbaar Bronvermelding en datering van Zone-1 en de PR-contouren De bijdrage van het object aan het LMR-scenario (I – V), zie figuur 5.7 Onderstaande cijfers zijn alleen van toepassing bij neerstorting op woonwijk (anders het maximaal aantal inzittenden, zie LVL) Maatrampscenario (indicatie) I II III IV V Gewonden (T1+T2) + doden pm 30 75 225 450 750 Algemene indicaties: Aant. gewonden (T1+T2+T3): pm 20 60 180 360 750 % T1+T2: 50% 50% 50% 50% 40% Algemene indicaties: Te bevrijden T1-slachtoffers: pm 3 9 27 54 90 Aantal te redden personen: pm 15 40 125 250 410 Tankautospuiten (1e uur): pm 6 7 10 14 20 Algemene indicaties: Aantal te identificeren doden pm 20 45 135 270 450 Aantal te begeleiden voert.'n pm 50 75 150 260 410 Algemene indicaties: Aantal verslaggevers Aantal bellers waarvan verwanten
40 pm
50
60
90
130
190
3200
6125
15000
30500
50000
75
190
560
1100
1900
Figuur 5.5: Overzicht van risico-informatie omtrent vliegvelden e.d.
4
Deze cijfers gaan uit van een vliegtuigongeval boven bewoond/bebouwd gebied. Indien dat niet aan de orde is, moet enkel het mogelijk aantal inzittenden worden vermeld en vervallen de meeste verdere indicaties.
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 10
Op basis daarvan wordt een standaard zone (zone-1) bepaald. Deze zone wordt op de aangeven cartografische wijze op de kaart geprojecteerd. Voor een vliegveld met 1 baan is de bepaling van zone-1 in figuur 5.6 weergegeven. Voor een vliegveld met meer banen ontstaat door het samenvoegen van de zones een soort sterfiguur.
5.6.1
Zone-1-gebied
De Leidraad Vliegtuigongevallenbestrijding op luchtvaartterreinen5 maakt gebruik van de indeling in zones. Op basis van historische gegevens van de luchtvaartongevallen ter plaatse kan een zone worden bepaald waarin ca 75% van deze ongevallen heeft plaatsgevonden. Deze zone wordt het zone-1-gebied genoemd. (..) Dit gebied kan specifiek voor een vliegveld worden Dit leidt dan tot en contourachtige figuur, met uitstulpingen in het verlengde van de startbaan (of startbanen). De term Zone-1-gebied moet niet worden verward met 'beperkingsgebied'. Deze term wordt gebruikt in het Luchthavenindelingsbesluit. Een beperkingsgebied is een gebied waar met het oog op de veiligheid en geluidsbelasting beperkingen noodzakelijk zijn geacht ten aanzien van de bestemming of het gebruik van de grond. Welke beperkingen dit zijn is vooral van belang voor Ruimtelijke ordeningsvraagstukken. Het is (nog) niet relevant geacht voor verplichte opname op de (publieke) Risicokaart. Wanneer specifieke informatie ontbreekt, kan ter indicatie van het gebied waar 75% van de ongevallen plaatsvinden het gebied worden genomen6 dat begrensd wordt door lijnen op 150 m ter weerszijden van de as van de baan (en zijn verlengde), en stoplijnen die op een kilometer van de uiteinden van de baan liggen. Zie ook figuur 5.6. De zone -2 in de figuur omvat het gebied waarin 85% van de ongevallen plaatsvindt. Deze zone is niet relevant voor de Risicokaart. Voor oefenlocaties waar geen start-/landingsbaan is gedefinieerd, wordt voorlopig een 'zone-1' neergelegd van 300 meter in het vierkant. Indien specifieke gegevens bekend zijn voor het 75%-gebied, dan worden die gebruikt.
5 6
Zie Leidraad Vliegtuigongevallenbestrijding op luchtvaartterreinen, BZK 1997 Zie bijvoorbeeld: Groepsrisicoberekeningen 'Schiphol 2003', Versie 2: NRL, maart 2003 i.o.v. het Ministerie van VROM .
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 10
Figuur 5.6: Indicatieve benadering van zone-1. Deze zone staat indicatief voor het gebied waar bij vliegvelden in het algemeen ongeveer 75% van de ongevallen optreedt.
5.6.2
Contouren Plaatsgebonden Risico
Van de grote Nederlandse luchthavens zijn risicocontouren berekend. Deze hangen samen met onder andere de intensiteit van het vliegverkeer. Bijvoorbeeld het NLR heeft risicocontouren voor een aantal situaties bepaald. Informatie hierover kan worden ingewonnen bij de luchthaven respectievelijk de gemeente. De risicocontouren kunnen in de praktijk alleen afzonderlijk worden ingevoerd in een databestand met GIS-informatie. Dit betekent dat de contouren als gedigitaliseerde geografische informatie in een bestand moeten worden aangeboden. Dat kan (volgens het FO van de Model-risicokaart) in de volgende formaten: - voor de Arcview-lijn: Shape-bestanden; - voor de Mapinfo-lijn: MIT- + MIF-bestanden; - algemeen/overig: GML-bestanden. Ook de gegevens (referentie) van PR-contouren wordt in de database genoteerd.
Figuur 5.7: Een voorbeeld van berekende contourlijnen voor het 75%-gebied, dus voor zone-1
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 8 van 10
5.6.3
Bijdrage maatscenario
In de Leidraad Maatramp is een klassering gegeven voor de omvang van het scenario, rekening houdend met het feit dat een vliegtuig ook op bebouwing kan neerstorten. De klassering is in termen van een Romeinse I – V, hetgeen kan worden vertaald naar gegevens over de omvang en de hulpbehoefte bij het ongeval. In figuur 5.8 is de vertaling gegeven naar het maatscenario van de Leidraad Maatramp. Dit maatrampscenario bepaalt op de in figuur 5.5 aangegeven wijze de indicatie van de hulpvraag. De cijfers hierin zijn ontleend aan met name het tabellenboek LMR, versie 2.1. Enkele cijfers daaruit zijn hier afgerond. In het maatrampscenario zijn de slachtoffers van een woonwijk waarin minstens 70 personen per hectare woonachtig zijn reeds meegewogen. Indien geen sprake is van een situatie waarin zone-1 over een woonwijk valt, dan kan er van worden uitgegaan dat het maatrampscenario zoals weergegeven in figuur 5.5 een trede lager moet worden ingeschat. Dit betekent afhankelijk van het maatrampscenario indicatief een halvering tot een derde van het aantal slachtoffers.
LVL-scenario
Bijdrage Maatscenario LMR*1
1-2 3 4 I 5 II 6 III 7 IV 8 IV 9 V *1: mits zone-1 over een woonwijk valt; indien hiervan geen sprake is zie bovenstaande toelichting in paragraaf 5.6.3
Figuur 5.8: Vertaling van LVL-scenario naar het maatscenario voor luchtvaartongevallen op en in de omgeving van het vliegveld of terrein7.
5.7
Planinformatie
In verband met eventuele ongevallen op of bij een vliegveld kan een combinatie van verschillende operationele voorzieningen aan de orde zijn: (zie figuur 5.9) - Een luchthavenbrandweer (bron: LVL); - Rampbestrijdingsplan (bron: LVL en de gemeente); - Coördinatieplan (bron: o.a. de Regionale brandweren); - Aanvalsplan (bron: plaatselijke brandweer/brandweren); - Ontruimingsplan (bron: beheerder (luchthavengebouw)). Er kunnen wettelijke regels zijn voor bepaalde planvormen (rampbestrijdingsplannen bijvoorbeeld), voor andere planvormen is de noodzaak veelal een uit7
Bron Leidraad Maatramp, versie 1.3.
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 9 van 10
vloeisel van plaatselijk beleid. Dan is dat op grond van betrokken wetgeving een verplichte planvorm. Vanwege het voorgaande wordt in het systeem de mogelijkheid gegeven op te geven of de betrokken planvorm 'Verplicht' is, 'Niet verplicht' of 'Nader te bepalen'. Indien een bepaald soort plan aanwezig is, dan volgen enige vragen om dit plan nader aan te duiden. Hiervoor wordt het in figuur 5.10 aangegeven systeem benut.
Mogelijke Planinformatie over Vliegvelden e.d.
Attribuut Luchthavenbrandweer verplicht? aanwezig? Rampbestrijdingsplan verplicht aanwezig datum referentie - Coördinatieplan verplicht aanwezig datum referentie - Aanvalsplan verplicht aanwezig datum referentie - Ontruimingsplan verplicht aanwezig datum referentie
Beschrijving ja bij LVL-scenario van 3 en hoger, en bij bijna alle militaire velden j/n (bron gemeentebrandweer, luchthaven) Gegevens van een eventueel aanwezig/gewenst RB-plan j/n/nader te bepalen (wettelijk: ja LVL-scenario van 3 en hoger) j/n (bron: gemeente) datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 5.10) Mogelijk van toepassing wanneer er geen RB-plan is j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 5.10) j/n/nader te bepalen (bron: brandweer) j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 5.10) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 5.10)
Figuur 5.9: Overzicht van planinformatie bij vliegvelden
Voor het aanduiden (referentie) van een bepaald plan wordt het in figuur 5.10 aangegeven systeem gehanteerd. De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn. Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving Referentie
Figuur 5.10:
naam dienst
plaatsnaam
naam of ref.nr. van het plan
Stramien voor het opgeven van referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 05, versie 3.1 oktober 2007
pag 10 van 10
6 Waterwegen en water(sport)gebieden Inhoud 6.1
Inleiding ....................................................................................................................... 2
6.2
Selectie: de hier relevante wateren en waterwegen ..................................................... 2
6.3
Informatiebronnen ....................................................................................................... 3
6.4
Basisinformatie ............................................................................................................ 4
6.5
Informatie over het gebruik.......................................................................................... 5
6.6
Risico-informatie.......................................................................................................... 7
6.7
Planinformatie ............................................................................................................. 8
Verklaring van de tabellen informatie over een object
Attribuut
Attribuutnaam
Attribuutnaam Attribuutnaam
Attribuutnaam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijvoorbeeld: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 06, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 8
6.1
Inleiding
Algemeen Onder het ramptype 'Ongevallen op water' worden grote ongevallen gerekend met: passagiersschepen op zee (brand, aanvaring, zinken of kapseizen); passagiersschepen of veerponten op binnenwater (brand, aanvaring, zinken of kapseizen); watersportgebieden met grote aantallen zeilers, surfers en andere watersporters (windhozen, plotselinge stormen); De betreffende watergebieden en vaarroutes kunnen op een kaart worden weergegeven. Ook het neerstorten van een vliegtuig in zee of groot open water wordt gerekend tot dit ramptype. In een dergelijk geval kan echter vooraf niet voldoende specifiek een gebied of locatie worden aangegeven. Relatie met het vervoer van gevaarlijke stoffen over water Het aspect van het vervoer van gevaarlijke stoffen over water wordt hier niet beschouwd. Ongevallen met gevaarlijke stoffen worden onder Tab 2 meegenomen. De vaarroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en routes voor passagiersschepen vallen gedeeltelijk samen. In de risicokaart worden beide soorten routes echter als verschillende objecten beschouwd. De risicokaart hanteert ook verschillende kaartsymbolen voor de weergave van deze beide aspecten.
6.2
Selectie: de hier relevante wateren en waterwegen
In de Model-risicokaart worden de volgende locaties opgenomen waar mogelijk waterongevallen kunnen optreden: a. Vaarroutes voor schepen met minstens 25 opvarenden. Dit geldt op basis van het grootste schip dat er minstens 50 x per jaar (langs) komt. Kortom: Routes waarbij het grootste schip minstens 25 opvarenden heeft worden op de kaart afgebeeld. (minder wordt in de Leidraad Maatramp betiteld als standaard); b. Zeehavens voor schepen met minstens 25 opvarenden. Oftewel: op de risicokaart worden die passagiersterminals opgenomen waarvoor geldt dat het grootste schip (dat er minstens 50x per jaar aanmeert) minstens 25 opvarenden heeft. c. Watersportgebieden met meer dan 2000 ligplaatsen voor pleziervaartuigen in open binnenwater van meer dan 500 ha. Het genoemde aantal is op basis van het aantal ligplaatsen voor pleziervaartuigen in de directe omgeving. Bij een groot binnen- of getijdenwater1 verdient het de voorkeur vaarroutes aan te geven; d. Wadlooproutes voor groepsgrootten van minimaal 25 personen. Dit geldt wanneer deze routes minstens 50 x (c.q. door minstens 50 groepen) worden gebruikt en waarbij een oversteek wordt gemaakt naar een plaat of een eiland.
1
Voorbeeld: de Waddenzee en de Westerschelde
LRI-overige ramptypen, tab 06, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 8
e. Aanlandingslocaties indien zij worden vermeld in een rampenplan, rampbe-
strijdingsplan, coördinatieplan of calamiteitenplan2. Aanlandingslocaties zoals hier bedoeld zijn plaatsen waar slachtoffers aan land worden gebracht. Aanlandingsplaatsen kunnen gesitueerd zijn langs de kust of bij groot open water. Gegevens over aanlandingslocaties zijn primair van belang voor de afstemming tussen hulpverleningsdiensten. Zeehavens (c.q. passagiersterminals) kunnen ook worden vermeld omdat ze een natuurlijk aanlandingspunt vormen voor slachtoffers van eventuele scheepsrampen op zee3.
6.3
Informatiebronnen
Scheepvaartgegevens en scheepvaartroutes zijn bekend bij de Rijkswaterstaat (regionale directies en Directie Noordzee) en de Adviesdienst Verkeer en Vervoer de AVV van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Mogelijk is er ook geografische informatie over scheepvaartroutes aanwezig. Rijkswaterstaat beschikt over een GIS bestand met de coördinaten van de kilometerraaien langs de rivieren. Dit zijn referentiepunten die onder meer gebruikt worden om de plaats van een ongeval te bepalen. Voor zover de routes voor passagiersvaart samenvallen met vaarroutes voor gevaarlijke stoffen, kan wellicht die geo-informatie worden gekopieerd, bijvoorbeeld uit de RijksAtlas van het Vervoer van gevaarlijke stoffen over water (AVV), welke informatie in het RRGS beschikbaar komt. De locaties en vorm van de overige routes en gebieden moet op een of andere wijze (extern, of via interactieve invoer) worden gedigitaliseerd. Van puntlocaties (passagiersterminals, aanlandingslocaties) kunnen eventueel de coördinaten worden opgegeven of interactief worden aangewezen op een kaart in de invoermodule. Scheepvaartgegevens zijn in het algemeen verkrijgbaar bij de vaarweg- of waterbeheerder en de havenautoriteiten. Met name RWS heeft in veel gevallen tellingen van scheepvaartpassages (onder andere in IVS, waarbij de scheepvaart veelal wordt ingedeeld in 'DVK-categorieën'). Indien de registratie aan de hand van DVK-typen plaatsvindt, gaat het in dit geval om de in figuur 6.1 aangegeven scheepstypen. Aantallen opvarenden moeten daarvan in het algemeen handmatig met een schattingsregel (of toelichting door de vaarwegbeheerder) worden afgeleid. Aanlandingslocaties zijn voorbereide plaatsen voor de opvang van slachtoffers (..). In de Samenwerkingsregeling voor ongevallenbestrijding in het IJsselmeergebied4 is in bijlage 3 een overzicht opgenomen van alle aanlandingsplaatsen in het 2
3
4
Er wordt onder andere door de samenwerkende GHOR-organisaties in Nederland en de Kustwacht gewerkt aan een lijst met voorbereide aanlandingslocaties. Deze locaties zouden uiteraard kunnen worden opgenomen op de Risicokaart. Hotelschepen die vast afgemeerd liggen moeten hier niet worden meegenomen. Deze behoren meegenomen te worden als kwetsbaar object in de betreffende hotelcategorie van Prevap (zie Tab 3). SAMEIJ-regeling juni 2001. Uitgave van ministerie van Verkeer en Waterstaat en de gemeenten gelegen in het IJsselmeer gebied (het IJsselmeer, het Markermeer, het Zwartemeer, de Gouwze, het
LRI-overige ramptypen, tab 06, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 8
IJsselmeergebied. Verder beschikt de GHOR van regio Noord-Holland Noord over een (interne) lijst5 met aanlandingslocaties voor betreffende regio. Let bij het bepalen van locaties waar slachtoffers aan land worden gebracht op de de term 'aanlandingsplaats' met een andere betekenis. In de praktijk (bijvoorbeeld rampbestrijdingsplan Waterwegen van de drie in provincie Gelderland gelegen regio's) kan deze term ook staan voor (alleen) mogelijkheden om opstapbemanningen (brandweer) aan boord van politie- en RWS schepen te kunnen nemen. In termen van de LRI zijn dit alleen 'opstapplaatsen bemanning'. Relevante scheepscategorie DVK
Omschrijving
Geteld in het criterium van paragraaf 6.2 nr. 44
(25 personen of meer)6: Passagiersschip (ook veerboten en grote veerponten) Grote recreatievaart (o.a. chartervaart) Vissersvaartuigen voor zover in groepscharter
nr. 85 pm: evt. type 48, 62 en 84 Overige passagiersvaart (ter informatie): nr. 80 nr. 81 nr. 82 en 83 nr. 84 nr. 89
motorjachten speedboten zeiljachten (kleine) sportvissersvaartuigen overige recreatievaart (w.o. kano's)
Figuur 6.1: De betrokken DVK-scheepscategorieën De hulpverleningsdiensten en met name de Regionale Brandweren zullen in het kader van het project Maatramp in het algemeen al de nodige basisgegevens hebben verzameld over de hier relevante objecten.
6.4
Basisinformatie
In de figuur 6.2 staat de basisinformatie van objecten met een relevant waterongeval risico weergegeven.
5 6
IJmeer en de Randmeren) Deze lijst met aanlandingslocaties is te raadplegen bij de GHOR van regio Noord-Holland Noord. Marinevaartuigen (nr. 68, niet uitgesplitst) worden niet meegeteld
LRI-overige ramptypen, tab 06, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 8
Basisinformatie over open water en waterwegen
Attribuut Soort object
Naam (sub)Type
Beschrijving typering van het object (5 soorten): vaarroute, zeehaven, watersportgebied, wadlooproute, aanlandingslocatie Naam van het object vaarroute zeehaven
watersportgebied
wadlooproute
aanlandingslocatie niet op de publiekskaart punt
lijn punt vlak lijn Locatie Een geo-gepositioneerde (passagiersterminals) puntlocatie, lijn of vlak geen adresgegevens Ja / nee. Ja indien wordt voldaan aan de criteria van par. 6.2 Vermelding op de Overige objecten kunnen wel in het databestand worden opgenomen kaart*1 Desgewenst gegevens van Beheerder van het object, zie Tab 0, bijlage A Beheerder *1 = Opmerking: objecten die de (gemeente)grens overschrijden worden in zijn geheel op de kaart vermeld.
Figuur 6.2: Beschrijving van de basisinformatie over water en waterwegen Aanlandingslocaties zijn plaatsen waar slachtoffers van een ramp op het water na berging/redding aan land kunnen worden gebracht voor georganiseerde opvang en (vervoer naar) een plaats voor geneeskundige behandeling. Veelal is er bij de GHOR een plan voor aanlandingslocaties. Dit plan dient te zijn afgestemd met de planning voor diensten die te water opereren. De RWS en/of de Kustwacht zal hierbij een centrale rol vervullen. Passagiersterminals in zeehavens kunnen soms ook als aanlandingslocatie dienen; ze worden met het zelfde kaartsymbool weergegeven. Het gaat in dit verband dus niet om een heel havengebied, maar om de locatie(s) waar geregeld grote passagiersschepen aanmeren. Deze locaties worden standaard op de publiekskaart getoond; de overige aanlandingslocaties alleen op de professionele kaart.
6.5
Informatie over het gebruik
In het datamodel van de Model-risicokaart is enige informatie opgenomen over de intensiteit van het gebruik van de objecten. Desgewenst kan men in het provinciale databestand aanvullende informatie opnemen. De in het datamodel opgenomen gegevens over het gebruik van open water en waterwegen, zijn weergegeven in figuur 6.3 en maken onderscheid naar de aard van de objecten.
LRI-overige ramptypen, tab 06, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 8
Gebruiksinformatie over Open water en waterwegen
Beschrijving vaarroute
zeehaven
Personen
schepen/jr evt. naar 25-50 opv. 50-300 opv. 300-900 opv. >900 opv. (zie tekst) personen/jr
schepen/jr evt. naar 25-50 opv. 50-300 opv. 300-900 opv. >900 opv. (zie tekst) personen/jr
Infobron
Bron en jaar van de info bij personen en passages/jr
Attribuut Passages/jr
watersportgebied nvt
wadlooproute groepen/jr
aanl. locatie nvt
personen op het water tijdens een topdag
personen/jr
nvt
Figuur 6.3 Beschrijving van gebruiksinformatie open water en waterwegen Gebruiksinformatie over Open water en waterwegen is in de praktijk vaak alleen aanwezig bij enkele havens en (schut)sluizen. Geacht wordt dat dit geen belemmering hoeft te zijn, een reële inschatting volstaat. Het gaat hier enkel om een indicatie. De uitsplitsing naar scheepstypen in aantal opvarenden (onder passages/jr in figuur 6.3) kan in het algemeen niet worden gemaakt met behulp van de (standaard)registraties van RWS. Indien de informatie echter beschikbaar is of eenvoudig verkrijgbaar, dan verdient het aanbeveling dit op te nemen. Dat is het geval omdat deze indeling in aantal opvarenden gebruikt wordt in de Leidraad Maatramp om te bepalen welk maatscenario aan de orde is. Zie ook figuur 6.4. Indien geen gegevens over opvarende bekend zijn kan de bijdrage aan het maatscenario (figuur 6.4) en de risico-informatie (figuur 6.5) niet worden bepaald. Dit betreft dan ook geen verplichte invoer.
Omvang pass.schepen
Toelichting (voorbeelden)
tot 25opv. vele typen schepen veerponten, partyschepen, chartervaart, kleine rondvaartboten rondvaartboten, partyschepen, grote 50-300 opv chartervaart, waterbussen; grote rondvaartboten, cruiseschepen 300-900 opv. op de grote rivieren grote waddenveerdiensten, grotere >900 opv. ferries en cruiseschepen (zeevaart). 25-50 opv.
Bijdrage maatscenario*1 bij >50 passages/jr
I II III IV V
*1 = Opmerking: voor objecten die de gemeentegrens overschrijden is in de invoermodule de mogelijkheid opgenomen om aan te geven dat het onderdeel uitmaakt van een groter geheel.
Figuur 6.4: Voorbeelden van de indeling van passagiersschepen in de Leidraad Maatramp, en hoe ze bijdragen aan de maatscenario's LRI-overige ramptypen, tab 06, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 8
Risico-informatie bij watergebieden, waterwegen en wadlooproutes
Beschrijving vaarroute Attribuut Bijdrage maatscenario (voor objecten die voldoen aan de criteria in par. 6.3)
Aantal slachtoffers (zie tekst) Detaillering GHOR bron: LMR, versie 1.3
zeehaven
zie figuur zie figuur 6.4 6.4 (I – V) (I – V) Maatrampscenario (indicatie) Gewonden (T1+T2)+doden Algemene indicaties: Aantal gewonden (T1+T2+T3): Percentage T1+T2 (van gew.): Gewonden met mech letsel: Gewonden met chem. letsel: Gewonden met therm. letsel:
watersportgebied I (evt II) (zie tekst)
wadlooproute II
aanl. locatie nvt
I 25
II 50.
III 250.
IV 750
V 1250
5 80% 20% 20% 100%
20 80% 20% 20% 100%
90 80% 20% 20% 100%
265 80% 20% 20% 100%
500 70% 20% 20% 100%
Hulpvraag Brw bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Te bevrijden T1-slachtoffers: Aantal te redden personen:
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
Hulpvraag Politie bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Aanwezige pers. (en kijkers) Aantal te identificeren doden7 Aantal te begeleiden voertuigen
pm …. pm
pm …. pm
pm …. pm
pm …. pm
pm …. pm
Hulpvraag Overig bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Aantal verslaggevers Aantal bellers waarvan verwanten
50 125 63
50 250 125
90 1250 630
190 3750 1875
290 6250 3125
Figuur 6.5: Overzicht van risico-informatie op open water en waterwegen
6.6
Risico-informatie
Met deze titel wordt gedoeld op attribuutinformatie die bij het object kan worden opgenomen over de omvang van het risico. Daarbij wordt vooral gedacht in termen van een mogelijke omvang, slachtoffers en hulpbehoefte. Bij de systematiek hiervan wordt voor zover mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Leidraad Maatramp. Het zal duidelijk zijn dat in dit geval echter sprake is van een benadering die meer objectspecifiek is. Dit kan leiden tot enige verschillen met de meer globale aanpak van de Leidraad Maatramp. De gegevens zijn weergegeven in figuur 6.5 en hoofdzakelijk ontleend aan het tabellenboek Leidraad Maatramp (LMR), versie 2.7. De risico-informatie bij waterwegen en water(sport)gebieden in de Modelrisicokaart omvat geen informatie over de ongevalskans. 7
Dit aantal is in de specifieke situatie in te schatten zie figuur 6.4 in combinatie met de Leidraad Maatramp, versie 1.3.
LRI-overige ramptypen, tab 06, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 8
6.7
Planinformatie
In verband met eventuele ongevallen op het water kan een combinatie van verschillende operationele plannen aan de orde zijn (zie figuur 6.6): - Rampbestrijdingsplan (bron: gemeente); - Calamiteitenplan: bron: beherende Directie van RWS - Coördinatieplan: bron: o.a. de Regionale brandweren Er kunnen wettelijke regels zijn voor bepaalde planvormen (zoals een calamiteitenplan voor de RWS); voor andere planvormen is de noodzaak veelal een uitvloeisel van plaatselijk beleid. Dan is dat op grond van betrokken wetgeving een verplichte planvorm. Vanwege het voorgaande wordt in het systeem de mogelijkheid gegeven op te geven of de betrokken planvorm 'Verplicht' is, 'niet verplicht' of 'Nader te bepalen'. Indien een bepaald soort plan aanwezig is, dan volgen enige vragen om dit nader aan te duiden. Hiervoor wordt het in figuur 6.7 weergegeven systeem benut. De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn. Mogelijke Planinformatie bij watergebieden, waterwegen en wadlooproutes
Attribuut Rampbestrijdingsplan verplicht? aanwezig? datum referentie Calamiteitenplan verplicht aanwezig datum referentie - Coördinatieplan verplicht aanwezig datum referentie
Beschrijving Gegevens van een eventueel aanwezig/gewenst RB-plan j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 6.7) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 6.7) Mogelijk van toepassing wanneer er geen RB-plan is j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 6.7)
Figuur 6.6: Overzicht van planinformatie bij open water en waterwegen Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving Referentie
naam dienst
plaatsnaam
naam of ref.nr. van het plan
Figuur 6.7: Stramien voor het opgeven van referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 06, versie 3.1 oktober 2007
pag 8 van 8
7 Wegen en Spoorwegen Inhoud 7.1
Inleiding....................................................................................................................... 2
7.2
Selectie van de relevante wegen en spoorwegen.......................................................... 2
7.3
Informatiebronnen ....................................................................................................... 2
7.4
Basisinformatie ............................................................................................................ 3
7.5
Informatie over het gebruik ......................................................................................... 4
7.6
Risico-informatie ......................................................................................................... 4
7.7
Planinformatie ............................................................................................................. 6
Verklaring van de tabellen informatie over een object
Attribuut
Attribuutnaam
Attribuutnaam Attribuutnaam
Attribuutnaam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijv.: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 07, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 7
7.1
Inleiding
Algemeen Het ramptype grote Verkeersongevallen op land omvat: Grote ongevallen in het wegverkeer: kettingbotsingen, busongevallen e.d.; Ontsporingen of botsingen van reizigerstreinen. De Leidraad Maatramp richt zich gezien het voorgaande op: a. autosnelwegen (autoverkeer) b. spoorlijnen met intercityverkeer en hogesnelheidslijnen (treinverkeer). In de Model-risicokaart kunnen daaraan eventueel ook provinciale wegen worden toegevoegd.
Relatie met het vervoer van gevaarlijke stoffen Het aspect van het vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor en per vrachtauto), wordt hier onder deze Tab 7 Wegen en Spoorwegen niet specifiek beschouwd. Ongevallen met gevaarlijke stoffen worden namelijk onder Tab 2 meegenomen. De (spoor)wegen waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en (spoor)wegen waar het hier om gaat, vallen gedeeltelijk samen. In de risicokaart worden beide soorten routes echter als verschillende objecten beschouwd. De risicokaart hanteert ook verschillende kaartsymbolen voor de weergave van deze beide aspecten.
7.2
Selectie van de relevante wegen en spoorwegen
Op de risicokaart worden de volgende zaken vermeld: 1. Autosnelwegen. Alle wegen die zijn aangeduid als autosnelweg. 2. Overige rijks(auto)wegen. 3. Provinciale wegen. Alle provinciale wegen waar de maximumsnelheid 100 km/uur is. 4. Spoorlijnen voor intercity of ICE-verkeer. 5. Spoorlijnen voor hogesnelheidsverkeer.
7.3
Informatiebronnen
De hulpverleningsdiensten en met name de Regionale Brandweren zullen in het kader van het project Maatramp in het algemeen al de nodige basisgegevens hebben verzameld over de hier relevante objecten. In het algemeen zal in dat kader nog niet de (digitale) informatie over geografische ligging van (spoor)wegen zijn verzameld. De overige (gebruiks)informatie over de betrokken (spoor)wegen is beperkt, zie paragraaf 7.5.
LRI-overige ramptypen, tab 07, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 7
Informatiebronnen zijn: a. voor de wegen: - de wegbeheerder, doorgaans de betrokken regionale directie van RWS - de AVV, de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van het Ministerie van V&W; b. voor de intercity- en HS-lijnen: - de betreffende dienstregeling (spoorboekje). Voor de relevante (spoor)wegen die samenvallen met routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen, kan wellicht de geo-informatie worden gekopieerd, bijvoorbeeld uit de rijksatlassen vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor en weg. De locaties en vorm van de overige routes en gebieden moet op een of andere wijze (extern, of via interactieve invoer) worden gedigitaliseerd. De precieze mogelijkheden hangen af van de wijze waarop de invoermodule voor de risicokaart is gerealiseerd alsmede van de voorzieningen die voor import en export van gegevens worden getroffen. In het ontwerp van de risicokaart wordt enkel de hartlijn van (spoor)wegverbinding gehanteerd, dus één lijn voor beide richtingen. De digitale informatie over de ligging van wegen en spoorwegen kan eventueel ook worden ontleend aan het NLB (Nationaal Locatie Bestand). De meeste regionale brandweren beschikken hierover in verband met het Meldkamersysteem.
7.4
Basisinformatie Basisinformatie over (spoor)wegen
Attribuut Type (spoor)weg
Subtype Naam
Locatie
Lengte van traject
Beschrijving typering van het object (4 typen): spoortunnel, tramtunnel, metrotunnel, verkeerstunnel HS-lijn Intercitylijn autosnelweg autoweg - j/n tevens - j/n mistgevoe- j/n mistgevoeintercitylijn lig1 lig naam van de snelweg ("A16"), Provinciale autoweg ("N319") HS-lijn: HSL Zuid of Oost, met knooppuntstations ("Arnhem - Utrecht"); Naam intercitylijn eveneens dmv van knooppuntstations Een geo-gepositioneerde lijn op- of ingeven (hartlijn van beide richtingen) (geen adresgegevens; zie echter de optie Beheerder) Lengte van het totale traject (in km) met dezelfde belasting. Dus ook de lengte, conform Leidraad Maatramp, die buiten de (gemeente)grens valt. Ja / nee. Ja indien wordt voldaan aan de criteria van par. 7.3
Vermelding op de kaart*1 Desgewenst gegevens van Beheerder van het object, zie Tab 0, bijlage A Beheerder *1 = Opmerking: objecten die de (gemeente)grens overschrijden worden in zijn geheel op de kaart vermeld.
Figuur 7.1: Beschrijving van de basisinformatie omtrent (spoor)wegen 1
Indien er opstellingen zijn aangebracht voor zichtmeting, wordt de weg als mistgevoelig aangemerkt.
LRI-overige ramptypen, tab 07, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 7
7.5
Informatie over het gebruik
In het datamodel van de Modelrisicokaart is enige informatie opgenomen over de intensiteit van het gebruik van de beschouwde routes. Desgewenst kan men in provinciale databestand aanvullende informatie opnemen. De in het datamodel opgenomen gegevens over het gebruik zijn weergegeven in figuur 7.2. Gebruiksinformatie over (spoor)wegen
Beschrijving Attribuut Aantal passages/jaar (Beide richtingen opgeteld en afgerond voor verkeer tussen de knooppunten)
HSlijn Intercitylijn Aantal reizigerstreinen per jaar (in duizendtallen)
autosnelweg prov. autoweg Totaal aantal passages per jaar (in duizendtallen)
Aantal reizigers, passages per jaar
bron: dienstregeling Indicatie van aantal reizigers(passages) per jaar, analoog passages (in miljoenen, evt. 1 decimaal; beide richtingen opgeteld)
Bron
Bron(referentie) en jaartal van de bovenstaande gegevens
Figuur 7.2 Beschrijving van gebruiksinformatie over (spoor)wegen
7.6
Risico-informatie
Met risico-informatie wordt gedoeld op attribuutinformatie die bij het object kan worden opgenomen over de omvang van het risico. Daarbij wordt vooral gedacht aan een mogelijke omvang in termen van slachtoffers en hulpbehoefte. Bij de systematiek hiervan wordt voor zover mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Leidraad Maatramp. Het zal duidelijk zijn dat in dit geval echter sprake is van een benadering die meer objectspecifiek is. De invuller wordt geacht te toetsen in hoeverre de algemene indicaties voor het specifieke object kunnen gelden. Dit kan dan aanleiding geven tot verschillen met de meer globale aanpak van de Leidraad Maatramp. Figuur 7.3 geeft een algemene indicatie van het maatscenario volgens de systematiek van de LMR. De gegevens over de hulpbehoefte zijn weergegeven in figuur 7.4. De cijfers zijn ontleend aan onder meer het tabellenboek LMR, versie 2.1. Enkele cijfers daaruit zijn afgerond. De informatie richt zich op de mogelijke effecten van een groot ongeval en de hulpbehoefte die daarbij aan de orde kan zijn. Deze risico-informatie bevat geen nadere aanwijzingen over de ongevalskans, laat staan de kans op een rampzalig ongeval. Wel kan men globaal uit de gebruiksinformatie (zie vorige paragraaf) afleiden dat er sprake is van een behoorlijke gebruiksgraad. Per gebruikseenheid is dus sprake van een lage ongevalskans.
LRI-overige ramptypen, tab 07, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 7
In de systematiek van de Leidraad Maatramp is het maatscenario evenwel gekoppeld aan de kans, welke evenredig wordt geacht op te lopen met: - het aantal lijnen of banen per richting; - de totale lengte aan (spoor)weg in een regio. (Spoor)wegtraject
Provinciale autoweg ongeacht de lengte
Bijdrage maatscenario*1
I
Autosnelweg Lengte van het beschouwde autosnelwegtrajecten: minder dan 75 kilometer I 75 tot 125 kilometer II meer dan 125 kilometer III Voor zover een traject meer dan 2 x 2 rijbanen heeft, telt dit dubbel. Indien het traject gekenmerkt wordt door een hoge mistgevoeligheid of relatief hoge verkeersintensiteit (veel files) dan leidt dit - indien mogelijk tot één niveau hoger. Het maximum voor autosnelwegen is echter een grootte 'III'. Treinverkeer Lengte van het relevante traject: minder dan 25 kilometer I 25 tot 75 kilometer II 75 tot 125 kilometer III (Indien per werkdag over een traject in beide richtingen samen meer dan 150 personentreinen rijden dan telt dit traject dubbel. Zie evt. de LMR) *1 = Opmerking: voor objecten die de gemeentegrens overschrijden is in de invoermodule de mogelijkheid opgenomen om aan te geven dat het onderdeel uitmaakt van een groter geheel.
Figuur 7.3: Indicatie van maatscenario per relevant (spoor)wegtraject
LRI-overige ramptypen, tab 07, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 7
Risico-informatie over (spoor)wegen
Attribuut Bijdrage maatscenario
Beschrijving De bijdrage van het object aan het LMR-scenario (I – III), zie figuur 7.3
Aantal slachtoffers
Maatrampscenario (indicatie) Gewonden (T1+T2) + doden
Detaillering GHOR
Algemene indicaties: Aantal gewonden (T1+T2+T3): Percentage T1+T2 (van gewond): Gewonden met mechanisch letsel: Gewonden met chemisch letsel: Gewonden met thermisch letsel:
Hulpvraag Brw bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
I
II
III
50
100
200
80 50% 90% 5% 20%
160 50% 90% 5% 20%
320 50% 90% 5% 20%
Algemene indicaties: Te bevrijden T1-slachtoffers: Tankautospuiten (blussing 1e uur):
12 6
24 7
48 7
Hulpvraag Politie bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Aanwezige personen (en kijkers) Aantal ordeverstoorders Aantal af te zetten punten2 Aantal te identificeren doden Aantal te begeleiden voertuigen
75 8 …. 10 40
100 10 …. 20 50
150 15 …. 40 70
Hulpvraag Overig bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Aantal verslaggevers Aantal bellers waarvan verwanten
40 2500 125
40 5000 250
50 10000 500
bron: LMR, versie 1.3
Figuur 7.4: Overzicht van risico-informatie over (spoor)wegen
7.7
Planinformatie
In verband met eventuele ongevallen op de weg of het spoor kan een combinatie van verschillende operationele plannen aan de orde zijn: - Rampbestrijdingsplan (bron: gemeente); - Calamiteitenplan: bron: beherende Directie van RWS; - Coördinatieplan: bron: o.a. de Regionale brandweren en Railned (spoor); - Aanvalsplan: bron: Plaatselijke brandweer (brandweren). Vanwege het voorgaande wordt in het systeem de mogelijkheid gegeven op te geven of de betrokken planvorm 'Verplicht' is, niet 'verplicht' of 'Nader te bepalen'. Indien een bepaald soort plan aanwezig is, dan volgen enige vragen om dit nader aan te duiden. Hiervoor wordt het in figuur 7.5 weergegeven systeem benut.
2
Dit aantal is in de specifieke situatie veel beter in te schatten dan deze indicatie; bron: politie.
LRI-overige ramptypen, tab 07, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 7
Mogelijke Planinformatie over (spoor)wegen
Attribuut Rampbestrijdingsplan - verplicht - aanwezig - datum - referentie Calamiteitenplan - verplicht - aanwezig - datum - referentie - Coördinatieplan - gewenst - aanwezig - datum - referentie - Aanvalsplan - gewenst - aanwezig - datum - referentie
Beschrijving Gegevens van een eventueel aanwezig/gewenst RB-plan j/n voor dit specifieke object j/n datum van het plan referentie naar het plan (zie figuur 7.6) j/n voor dit specifieke object j/n datum van het plan referentie naar het plan (zie figuur 7.6) Mogelijk van toepassing wanneer er geen RB-plan is j/n voor dit specifieke object j/n datum van het plan referentie naar het plan (zie figuur 7.6) j/n voor dit specifieke object j/n datum van het plan referentie naar het plan (zie figuur 7.6)
Figuur 7.5: Overzicht van planinformatie over (spoor)wegen Voor het aanduiden (referentie) van een bepaald plan wordt het in figuur 7.6 aangegeven systeem gehanteerd. De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn.
Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving -
referentie
naam dienst
plaatsnaam
naam of ref.nr. van het plan
Figuur 7.6: Stramien voor het opgeven van referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 07, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 7
8 Evenementen- en activiteitenlocaties Inhoud 8.1 Inleiding................................................................................................................................ 2 8.2 Selectie van de relevante situaties ........................................................................................ 3 8.3 Informatiebronnen................................................................................................................ 3 8.4 Basisinformatie..................................................................................................................... 4 8.5 Informatie over het gebruik .................................................................................................. 4 8.6 Risico-informatie .................................................................................................................. 5 8.7 Planinformatie...................................................................................................................... 6
Verklaring van de tabellen informatie over een object
Attribuut
Attribuut-naam
Attribuut-naam Attribuut-naam
Attribuut-naam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijv.: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 08, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 7
8.1
Inleiding
Algemeen Onder tab 8 Evenementen- en activiteitenlocaties zijn objecten en situaties aan de orde waar Paniek in menigten en Verstoring van de openbare orde voorzienbaar is. Het gaat hier om situaties die in de Leidraad Maatramp in verband worden gebracht met de ramptypen 12 (Paniek in menigten) en 13 (Verstoring Openbare Orde). Bij paniek in menigten spelen drie elementen een rol: veel aanwezigen op een beperkt grondoppervlak, ingesloten zijn van de aanwezigen (beperkte bewegingsruimte en vluchtwegen) en een 'trigger-incident' waardoor de paniek wordt aangewakkerd. Situaties waarbij dit zich kan voordoen zijn: - grote festiviteiten, concerten e.d.; - grote demonstraties; - grote voetbalstadions en dergelijke objecten. Verstoringen van de openbare orde kunnen op veel plaatsen voordoen en zijn in zekere mate 'onvoorspelbaar', zoals buurtrellen. Voor een deel zijn de situaties en omstandigheden waar ernstige ordeverstoringen voorzienbaar, zoals: - Rellen rondom demonstraties en andere publieke manifestaties; (bijvoorbeeld politieke demonstraties, stakingen of bij kerntransporten); - Gewelddadigheden rondom voetbalwedstrijden. (..) Samenhang met kwetsbare objecten (Tab 3) Ordeverstoringen en grootschalige paniek met slachtoffers zijn mogelijk in voetbalstadions en andere grote publieksgebouwen. Dergelijke gebouwen zijn onder Tab 3 reeds als kwetsbaar object aan de orde geweest. Er is voor gekozen om dit aspect niet direct in de data te koppelen. Stadions kunnen dus 'dubbel' op de kaart komen: als kwetsbaar object en als object met kans op paniek in menigten en/of ordeverstoring. Voor de locaties waar grootschalige paniek en ordeverstoringen aan de orde zijn, gelden ook andere kaartsymbolen. In deze symbolen is ermee rekening gehouden dat (met name) ordeverstoringen zich ook vaak in de directe omgeving van de ('kwetsbare') objecten waar zich geregeld grote groepen mensen verzamelen. Het gaat dus om een gebied rond de betrokken objecten, die onder Tab 3 met een puntlocatie (stip) worden weergegeven. Onder deze Tab 8 kan rond de relevante objecten daarom een gebied worden aangegeven. Overigens kunnen ook routes (bijv. gebruikelijke routes voor demonstraties) worden aangegeven.
LRI-overige ramptypen, tab 08, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 7
8.2
Selectie van de relevante situaties
Op de risicokaart worden locatiespecifieke en periodieke evenementen op een gedefinieerd beperkt gebied opgenomen. Waarbij geldt dat dit bijeenkomsten zijn van minstens 5000 personen per keer. Dit kunnen zijn festivals, evenementen, voetbalstadions, gangbare routes voor demonstraties e.d. In figuur 8.1 staan aanvullende criteria met betrekking tot resp. Paniek en Ordeverstoringen. Algemene voorwaarde:
minstens 5000 personen per keer op een wel gedefinieerd, beperkt gebied: Indicatie van relevante situaties
Paniek in menigte Ramptype 12
Verstoring O.Orde Ramptype 13
X
X
Stadions waar als regel minstens 5 risicowedstrijden per jaar worden gespeeld Stadions en hallen waar periodiek grote concerten worden gehouden Stadions en hallen waar geregeld grote demonstratieve bijeenkomsten worden gehouden Terreinen waar periodiek grote concerten worden gehouden Routes en terreinen die geregeld voor demonstraties worden gebruikt: ruime gedeelten Routes en terreinen die geregeld voor demonstraties worden gebruikt: binnenstedelijke en (andere) krappe /omsloten gebieden Locaties waar omstreden megaprojecten worden gerealiseerd (tijdelijk; periode opgeven) Routes waarlangs omstreden transporten plaatsvinden
X X
X
X X X
X X X
Figuur 8.1: Lijst van locaties en situaties waar Paniek in menigten of een ernstige Verstoring van de openbare orde voorzienbaar is. De lijst in figuur 8.1 is limitatief voor weergave op de risicokaart. Hieruit blijkt dat bijvoorbeeld braderieën, corso- of carnavalsoptochten niet bedoeld zijn voor weergave op de risicokaart.
8.3
Informatiebronnen
De evenementenkalender (politie) kan een uitgangspunt bieden voor de inventarisatie bieden. In verband met eerdere inventarisaties naar aanleiding van de Leidraad Maatramp, valt te verwachten dat ook de (regionale) brandweer over de nodige basisgegevens beschikt. Voor de publieksgebouwen zoals stadions, welke in het algemeen over een gebruiksvergunning moeten beschikken, heeft de gemeente of de gemeentelijke brandweer veelal reeds relevante gegevens beschikbaar (zie ook onder Tab 3).
LRI-overige ramptypen, tab 08, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 7
8.4
Basisinformatie
De gegevens die van deze objecten in de database van de risicokaart (kunnen) komen zijn vermeld in figuur 8.2, zie de volgende bladzijde. Basisinformatie over Evenementen- en activiteitenlocaties
Beschrijving terrein/omgeving een vlak aangeven (zie ook de tekst) Naam van de locatie
Attribuut Locatie geo-gepositioneerd Naam Soort risico: (aankruisen wat van toepassing is)
Vermelding op de kaart Beheerder
alleen Paniek in Menigte
alleen Verstoring Openbare orde
route een lijn aangeven
beide van toepassing
Ja / nee. Ja indien wordt voldaan aan de criteria van par. 8.3 Desgewenst gegevens van Beheerder van het object, zie Tab 0, bijlage A
Figuur 8.2: Beschrijving van de basisinformatie omtrent Evenementen- en activiteitenlocaties
Indien de locatie een kwetsbaar object betreft dat reeds onder Tab 3 is aangegeven, verdient het aanbeveling rond dit object en met name aan de zijde van de toegang een gebied aan te geven. Op de kaart wordt dit weergegeven als afzonderlijk symbool, dat het betreffende object accentueert met het aspect "Paniek in menigte" en/of "Verstoring Openbare orde".
8.5
Informatie over het gebruik
In het datamodel van de Modelrisicokaart is enige informatie opgenomen over de intensiteit van het gebruik van de beschouwde locaties. Desgewenst kan men in provinciale databestand aanvullende informatie opnemen. De in het datamodel opgenomen gegevens over het gebruik zijn weergegeven in figuur 8.3. Gebruiksinformatie over Evenementen en activiteitenlocaties
Attribuut Aantal aanwezigen Frequentie
Periode
Beschrijving Het potentieel aantal gelijktijdig aanwezige personen (> 5000, in ronde duizendtallen) Het (verwachte) aantal malen per jaar dat er in dit object sprake is aanwezigheid van het aangegeven aantal personen: Afhankelijk van de frequentie op te geven als: x keer per jaar, of 1 keer in de y jaar. Evt. de periode waarin het object relevant is voor publicatie, zie Tab 0, bijlage A. (begin- en einddatum)
Figuur 8.3: Beschrijving van gebruiksinformatie over evenementen en activiteitenlocaties LRI-overige ramptypen, tab 08, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 7
8.6
Risico-informatie
Met deze titel wordt gedoeld op attribuutinformatie die bij het object kan worden opgenomen over de omvang van het risico en het effect. Daarbij wordt vooral gedacht in termen van een mogelijke omvang in termen van slachtoffers en hulpbehoefte. Bij de systematiek hiervan wordt voor zover mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Leidraad Maatramp. Het zal duidelijk zijn dat in dit geval echter een meer objectspecifiek aanpak nodig is. De beslisregels uit de Leidraad Maatramp zijn hier niet op individuele locaties van toepassing. Toch kunnen de in figuur 8.4 en 8.5 overgenomen gegevens uit de LMR-tabellen dienstig zijn. Men moet dan op de eerste plaats onderscheid maken tussen het scenario ‘Paniek’ en het scenario ‘Ordeverstoring’. Vervolgens kan men zich voor een indicatie laten leiden door het aantal aanwezigen. Gezien de aard van de beslisregels in de LMR, moet men bijzondere argumenten hebben om een individueel geval in te delen in de hoogste schalen. Die schalen staan daarom tussen haakjes. Risico-informatie over Ordeverstoringen bij evenementen en activiteiten
Attribuut Aantal Aanwezigen Bijdrage maatscenario Aantal slachtoffers zie: LMR, versie 1.3
Detaillering GHOR zie LMR, versie 1.3
Hulpvraag Brw zie tabellenboek LMR, versie 2.1 Hulpvraag Politie zie tabellenboek LMR, versie 2.1
Hulpvraag Overig zie tabellenboek LMR, versie 2.1
Beschrijving (is reeds ingevuld, zie hiervoor) NB: De beslisregels uit de Leidraad Maatramp zijn hier niet (zelden) van toepassing op individuele locaties. Zie de tekst. Maatrampscenario (indicatie) I II III (IV) (V) Gewonden (T1+T2) + doden 5 10 20 (30) (50) Verstoring Openbare Orde Aantal gewonden (T1+T2+T3): Percentage T1+T2: Gewonden met mechanisch letsel: Gewonden met chemisch letsel (%): Gewonden met thermisch letsel (%):
20 25% 90% 5%
40 25% 90% 5%
80 25% 90% 5%
(100)
(230)
25% 90% 5%
25% 90% 5%
20%
20%
20%
20%0
20%
Te bevrijden T1-slachtoffers: Aantal te redden personen:
2 pm
3 pm
6 pm
(8) pm
(14) pm
Aanwezige personen (X 1000) Aantal ordeverstoorders Aantal geweldplegers Aantal voor te geleiden personen Aantal af te zetten punten1 Aantal te identificeren doden Aantal te begeleiden voertuigen
10 50 5 5 ….. pm pm
20 100 10 10 …… pm pm
40 200 20 20 ….. pm pm
(60) (300) (30) (30) ……
(100) (500) (50) (50) …….
pm pm
pm pm
Aantal verslaggevers Aantal te informeren huishoudens Aantal bellers waarvan verwanten
50 pm 1500 15
60 pm 3000 25
80 pm 6000 50
(100)
(140)
pm
pm
9000 (75)
15000 (125)
Figuur 8.4: Risico-informatie omtrent ‘Ordeverstoring’ bij Evenementen en activiteiten (NB: verschil tussen ‘Paniek’ en ‘Ordeverstoring’) 1
Dit aantal is inde specifieke situatie veel beter in te schatten dan de indicatie in de LMR; bron: politie.
LRI-overige ramptypen, tab 08, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 7
De cijfers in figuur 8.4 en 8.5 zijn ontleend aan met name het tabellenboek LMR, versie 2.1. Enkele cijfers daaruit zijn afgerond (indicatief karakter!).
Risico-informatie over Paniek bij evenementen en activiteiten
Attribuut Aantal Aanwezigen Bijdrage maatscenario Aantal slachtoffers bron LMR, versie 1.3
Detaillering GHOR bron LMR, versie 1.3
Hulpvraag Brw bron tabellenboek LMR, versie 2.1 Hulpvraag Politie bron tabellenboek LMR, versie 2.1
Hulpvraag Overig bron tabellenboek LMR, versie 2.1
Beschrijving (is reeds ingevuld, zie hiervoor NB: De beslisregels uit de Leidraad Maatramp zijn hier niet (zelden) van toepassing op individuele locaties. Zie de tekst. Maatrampscenario (indicatie) I II III (IV) (V) Gewonden (T1+T2) + doden 50 100 150 (250) (400) Paniek Aantal gewonden (T1+T2+T3): 120 230 340 (570) (900) Percentage T1+T2: 40% 40% 40% 40% 40% Gewonden met mechanisch letsel: 90% 90% 90% 90% 90% Gewonden met chemisch letsel (%): 0% ..0% ..0% ..0% ..0% Gewonden met thermisch letsel (%): 10% 10% 10% 10% 10% Te bevrijden T1-slachtoffers: Aantal te redden personen:
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
Aanwezige personen ( X 1000) Aantal ordeverstoorders Aantal aan te houden aanstichters Aantal voor te geleiden personen Aantal af te zetten punten2 Aantal te identificeren doden Aantal te begeleiden voertuigen
25 30 10 10 …. 5 50
50 40 15 15 ….. 10 80
75 60 20 20 … 15 100
(125) 90 30 30 ……
(200) 130 45 45 ……
25 150
40 230
Aantal verslaggevers Aantal te informeren huishoudens Aantal bellers (X 1000) waarvan verwanten
50 pm 4 130
60 pm 8 250
70 pm 12 380
90 pm 20 630
120 pm 32 1000
Figuur 8.5: Overzicht van risico-informatie omtrent ‘Paniek’ bij Evenementen en activiteiten (NB: verschillen tussen ‘Paniek’ en ‘Ordeverstoring’)
8.7
Planinformatie
Voor Evenementen- en activiteitenlocaties kunnen verschillende operationele plannen aan de orde zijn (zie figuur 8.6): a. Rampbestrijdingsplan (bron: gemeente); b. Aanvalsplan: bron: Plaatselijke brandweer (brandweren) c. Ontruimingsplan: bron: beheerder d. Gebruiksvergunning: Gemeente(n) en plaatselijke brandweer Er kunnen wettelijke regels zijn voor bepaalde planvormen (zoals een ontruimingsplan); voor andere planvormen is de noodzaak veelal een uitvloeisel van 2
Dit aantal is in de specifieke situatie beter in te schatten dan de indicatie in de LMR; bron: politie.
LRI-overige ramptypen, tab 08, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 7
plaatselijk beleid. Dan is dat op grond van gemeentelijke bevoegdheden eveneens een verplichte planvorm. Vanwege het voorgaande wordt in het systeem de mogelijkheid gegeven op te geven of de betrokken planvorm 'verplicht' is, 'niet verplicht' of 'Nader te bepalen'. Indien een bepaald soort plan aanwezig is, dan volgen enige vragen om dit nader aan te duiden. Hiervoor wordt het volgende systeem benut (zie figuur 8.7). De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn.
Mogelijke Planinformatie over Evenementen en activiteitenlocaties
Attribuut Rampbestrijdingsplan verplicht? aanwezig? datum referentie Aanvalsplan verplicht aanwezig datum referentie Ontruimingsplan verplicht aanwezig datum referentie Gebruiksvergunning: verplicht aanwezig datum referentie
Beschrijving j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 8.7) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 8.7) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 8.7) (op basis van Bouwverordening of in voorkomende gevallen de BBV) j/n/nader te bepalen j/n datum vergunning (laatste revisie) referentie van de vergunning (zie figuur 8.7)
Figuur 8.6: Overzicht van planinformatie bij evenementen en activiteitenlocaties
Voor het aanduiden (referentie) van een bepaald plan wordt het in figuur 8.7 aangegeven systeem gehanteerd. De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn.
Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving Referentie
naam dienst
plaatsnaam
naam of ref.nr. van het plan
Figuur 8.7: Stramien voor het opgeven van referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 08, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 7
9 Ondergrond Inhoud 9.1
Inleiding....................................................................................................................... 2
9.2
Selectie voor weergave op de Risicokaart ................................................................... 4
9.3
Informatiebronnen ....................................................................................................... 5
9.4
Basisinformatie ............................................................................................................ 6
9.5
Informatie over het gebruik ......................................................................................... 6
9.6
Risico-informatie ......................................................................................................... 7
9.7
Planinformatie bij de ondergrond................................................................................ 7
Verklaring van de tabellen informatie over een object
Attribuut
Attribuut-naam
Attribuut-naam Attribuut-naam
Attribuut-naam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijvoorbeeld: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 09, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 7
9.1
Inleiding
Algemeen In verband met het ramptype 'Instorting van gebouwen en bouwwerken' wordt aandacht besteed aan de ondergrond en bevingen. De ondergrond bestaat voor dit hoofdstuk uit twee aandachtsgebieden: 1- de geologische samenstelling (de gesteenten en/of afzettingen); 2- bijzonderheden in de ondergrond (holten, gangen etc) in combinatie met het (voormalig)(menselijk) gebruik voor bijvoorbeeld delfstoffenwinning (steenkool, aardolie, gas en zout). Volgens het KNMI bestaat er in de praktijk geen duidelijke 1 op 1 relatie tussen de geologische samenstelling en te verwachten intensiteit van aardbevingen. Ook met betrekking tot de bijzonderheden in de ondergrond en het menselijk gebruik is er volgens TNO en Staatstoezicht op de Mijnen geen duidelijke 1 op 1 relatie met bevingen. Wel zijn er in Nederland: (a)- gebieden met mogelijke bevingen met een natuurlijke oorsprong; (b)- gebieden/plaatsen met mogelijke bevingen als gevolg van bijzonderheden in de ondergrond in combinatie met menselijk handelen in het kader van bijvoorbeeld delfstoffenwinning. Het basiscriterium voor opname op de Risicokaart (gebaseerd op de Leidraad Maatramp) is het volgende: Gebieden c.q. plaatsen waar bevingen kunnen optreden met een intensiteit van VI of hoger op de Europese Macroseismische Schaal (EMS). Dit criterium is tevens opgenomen in de Regeling provinciale risicokaart, bijlage 2, Staatscourant 18 april 2007, nr 75. Voor een verdere verbijzondering zie paragraaf 9.2 Intensiteit op Verkorte specificatie van deze intensiteit de EMS-schaal
V
VII
Hangende voorwerpen slingeren, rammelen van serviesgoed, glaswerk, ramen en deuren. (aardschokken met een dergelijke intensiteit kunnen in heel Nederland plaatsvinden). Lichte schade veroorzakend: schrikreacties, kleine voorwerpen in huis vallen om, weinig solide huizen worden beschadigd. Schade veroorzakend: schade aan veel weinig solide gebouwen, veel mensen zijn geschrokken en rennen naar buiten.
(..)
(..)
VI
Figuur 9.1: Specificatie van de intensiteiten V t/m VII op de EMS-schaal Hieronder wordt ingegaan hoe het basiscriterium voor opname op de Risicokaart wordt toegepast op de gebieden/plaatsen (a) en (b). (a) Gebieden met mogelijke bevingen met een natuurlijke oorsprong In het vakgebied Seismologie wordt voor het uitdrukken van de intensiteit (van aardbevingen) standaard de kans van optreden op 1x per 475 jaar gebruikt. Deze
LRI-overige ramptypen, tab 09, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 7
periode wordt gebruikt omdat hij lang genoeg is om ook grotere aardbevingen die niet elk jaar voorkomen, mee te kunnen nemen in de statistiek. Deze 1x per 475 jaar is ook uit te drukken als 'een kans van 10% in 50 jaar'. Het criterium voor opname van gebieden met bevingen met een natuurlijke oorspong is hierop gebaseerd en is daardoor: Risicokaart-relevant zijn die gebieden waar 10% kans is dat er in 50 jaar bevingen kunnen optreden met een intensiteit van VI of hoger op de Europese Macroseismische Schaal (EMS). Figuur 9.2 geeft de seismische intensiteit aan die in Nederland kan worden ervaren met een kans van 10% in 50 jaar. De intensiteiten t/m VII op de Europese Macroseismische Schaal (EMS) zijn met behulp van kleuren aangeduid. Voor de gebieden met intensiteit kleiner dan V zijn er te weinig gegevens om een verdere onderverdeling in intensiteit te geven. De betekenis van figuur 9.2 is dat wanneer, ter plaatse van een gemeentelijk grondgebied, bijvoorbeeld de intensiteit VI staat aangegeven dat hier, in 50 jaar, er een kans van 10% bestaat dat er, door een beving van natuurlijke oorsprong, minstens schade kan optreden conform de specificatie van deze schaal. Uit figuur 9.2 blijkt dat het zuidoostelijk deel van Nederland de seismische intensiteit VI of VII heeft. (..)
< IV
V VI VII
Figuur 9.2: Seismische intensiteit die kan worden ervaren met een kans van 10% in 50 jaar (Bron: de Crook, 1996) . De intensiteit (II t/m VII) is uitgedrukt met behulp van de Europese Macroseismische Schaal (EMS)
LRI-overige ramptypen, tab 09, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 7
(b) Gebieden/plaatsen met mogelijke bevingen als gevolg van bijzonderheden in de ondergrond in combinatie met menselijk handelen Voor dergelijke gebieden/plaatsen geldt dat, volgens deskundigen van TNO en Staatstoezicht op de Mijnen, (vooralsnog) geen selectiecriteria zijn te geven op vergelijkbare wijze zoals bij (a). Ondanks dit zijn er wel gebieden/plaatsen die relevant worden geacht om op te nemen op de Risicokaart. Voor de publieke Risicokaart zijn dit: • delfstoffenwinningsgebieden waar in het verleden een beving heeft plaatsgevonden en gebieden waar in de toekomst een beving zou kunnen plaatsvinden; Voor de professionele Risicokaart zijn dit: • holten in de ondergrond (bijvoorbeeld cavernes), die kunnen leiden tot acute (snelle) dalingen van de ondergrond. Het gaat dus niet om langzame nietvoelbare bodemdalingen.
Relatie met Kwetsbare gebouwen In het ramptype 'Instorting van gebouwen en bouwwerken', wordt in de Leidraad Maatramp uitgegaan van een variëteit aan denkbare oorzaken van instorting. Een zware gasontploffing in een woongebouw is een voorbeeld in dit kader (dit valt als binnenshuiseffect overigens niet onder het ramptype Ongevallen met brandbare/explosieve stoffen). Instorting kan het gevolg zijn van een belasting op het gebouw die groter is dan de aanwezige sterkte van het gebouw. De sterkte kan door gebreken in de constructie minder zijn dan beoogd; de belasting kan door in- of externe oorzaken (te) groot worden. In het kader van het ramptype 'Extreem weer' kunnen verschillende vormen van overbelasting ontstaan. Op deze wijze beschouwd is instorting een 'theoretisch denkbaar' gevaar voor in principe elk gebouw. Op de achtergrondkaart van de Risicokaart is bijna alle bebouwing herkenbaar. Alleen objecten die onder Tab 3 als kwetsbare object zijn geselecteerd, worden voldoende relevant geacht voor een afzonderlijke presentatie.
9.2
Selectie voor weergave op de Risicokaart
Verplicht voor de publieke Risicokaart zijn: a. De gebieden in Nederland waar, met een kans van 10% in 50 jaar, een aardbeving kan optreden met een intensiteit van VI of hoger op de Europese Macroseismische Schaal (EMS). b. Delfstoffenwinningsgebieden waar in het verleden een beving heeft plaatsgevonden en gebieden waar in de toekomst (tijdens de verwachte productie) een beving zou kunnen plaatsvinden. Optioneel voor de professionele Risicokaart zijn:
LRI-overige ramptypen, tab 09, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 7
c. Holten in de ondergrond waarvan een gemeente, eventueel in afstemming met Staatstoezicht op de Mijnen, bepaalt dat het nuttig is om deze op te nemen. Staatstoezicht op de Mijnen informeert gemeenten wanneer ter plaatse van hun grondgebied zich ondergrondse holten (als gevolg van delfstoffenwinning (cavernes, mijngangen etc) bevinden die een bepaald risico hebben in relatie tot het verlenen van bouwvergunningen. In de praktijk kunnen dergelijke situaties voorkomen bij Kerkrade, Hengelo en Enschede. Bij alle overige win plaatsen (huidige zoutwinning, gas- en oliewinning, gasopslag in de ondergrond) kunnen zich voor zover bekend geen instortingen aan het maaiveld voordoen. Hier kan alleen langzame schotelvormige bodemdaling plaatsvinden van maximaal enige decimeters in het diepste punt. In enkele gebieden van de vroegere diepere steenkoolwinning in Zuid-Limburg kan zelfs bodemstijging plaatsvinden van enige centimeters als gevolg van stijgend mijnwater. Tenslotte voor de goede orde: Langzame bodemdaling is geen onderwerp voor de Risicokaart, aangezien hier enkel plotselinge gebeurtenissen worden beschouwd.
9.3
Informatiebronnen
Voor de invoer van de Risicokaart zijn de volgende zaken van belang: a. Informatie van het KNMI over gebieden waar, met een kans van 10% in 50 jaar, een aardbeving kan optreden met een intensiteit van VI of hoger op de Europese Macroseismische Schaal (EMS). Zie figuur 9.2. Op basis van deze figuur blijkt dat in het zuidoostelijk deel van Nederland de seismische intensiteiten VI en VII kunnen worden ervaren (een gebied met intensiteit VIII ligt in Duitsland). De gebieden in Nederland met de seismische intensiteit VI en VII zijn daardoor relevant voor de Risicokaart; b. Delfstoffenwinningsgebieden waar in het verleden een beving heeft plaatsgevonden en gebieden waar (in de toekomst) kans is dat dit nog kan plaatsvinden; c. Holten (zoals cavernes) in de ondergrond waarvan gemeenten, in afstemming met Staatstoezicht op de Mijnen, het van belang vinden deze op te nemen. In de praktijk wordt verwacht dat dit alleen situaties betreft ter plaatse van het grondgebied van de gemeenten Kerkrade, Hengelo en Enschede. Hoe aan deze gegevens kan worden gekomen ten behoeve van het invoeren hiervan in de invoermodule (ISOR) van de Risicokaart staat hieronder. De bronnen voor deze invoer zijn respectievelijk: a. het KNMI, Afdeling Seismologie. Het KNMI beschikt niet over een gedetailleerdere weergave dan figuur 9.2. Het KNMI kan de invoerder(s) van het ISOR (bij voorkeur gebundeld per provincie) eventueel wel meer details geven over de ligging van de (grenzen van deze) Risicokaart-relevante intensiteitgebieden. b. Via www.dinoloket.nl is veel informatie over bijzonderheden met betrekking tot de ondergrond beschikbaar. TNO zorgt dat vanaf 1 december 2006 via dit
LRI-overige ramptypen, tab 09, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 7
loket (GIS)bestanden beschikbaar zijn waarop de delfstofwinningsgebieden staan. Eventueel kan ook informatie worden ingewonnen bij bedrijven die betrokken zijn bij de winning van delfstoffen. Bijvoorbeeld ten behoeve van informatie over de voorgenomen productieperiode van een delfstofwinningsgebied. c. het Staatstoezicht op de Mijnen (Ministerie van Economische Zaken);
9.4
Basisinformatie
De gegevens die over de ondergrond in de database c.q. invoermodule van de Risicokaart (kunnen) komen zijn vermeld in figuur 9.3. 1
Basisinformatie met betrekking tot de ondergrond
Attribuut Type object toelichting
Locatie geo-gepositioneerd (geen adresinfo) Type object toelichting
Locatie geo-gepositioneerd (geen adresinfo) Naam Vermelding op de publiekskaart
Beschrijving Gebied
Contourlijn
Gebieden met een EMSintensiteit VI of hoger
Delfstofwinningsgebied dat heeft gebeefd en/of waarvoor een kans op beven aanwezig is. een gesloten lijn
vlak
Bijzonderheid in de ondergrond
Van toepassing voor een holte (bepaalde cavernes) in de ondergrond van een gemeente waarvoor, eventueel in afstemming met Staatstoezicht op de Mijnen, wordt bepaald dat deze moet worden opgenomen. punt
Naam van type object ja/nee; Ja indien voldaan is aan de criteria in paragraaf 9.3
Figuur 9.3: Beschrijving van de basisinformatie omtrent de ondergrond.
9.5
Informatie over het gebruik
Het datamodel (c.q. de invoermodule) van de Risicokaart bevat geen nadere informatie over de objecten met betrekking tot de ondergrond.
1
De indeling van de objecten in relatie tot de ondergrond is met ingang van de LRI versie 3.0 december 2006 gewijzigd, evenals de verdeling ervan over de publieke- en de professionele Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 09, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 7
9.6
Risico-informatie
In de invoermodule van de Risicokaart is geen nadere informatie opgenomen over risico en mogelijke effecten, noch van eventuele hulpverleningsactiviteiten bij bevingen.
9.7
Planinformatie bij de ondergrond
Denkbaar is dat er naar aanleiding van nieuwe informatie over de (plaatselijke) ondergrond, wordt besloten tot het opstellen van een plan voor hulpverlening bij een eventuele beving of plotselinge bodemdaling. In het datamodel (c.q. invoermodule) van de Risicokaart is daarom rekening gehouden met de volgende drie planvormen: - Rampbestrijdingsplan; bron: gemeente; - Coördinatieplan; bron: o.a. de Regionale Brandweer en eventueel RWS; - Calamiteitenplan: bron RWS (bijv. bij betrokken wegen). Mogelijke Planinformatie bij ondergrondse entiteiten
Attribuut Rampbestrijdingsplan verplicht? aanwezig? datum referentie Coördinatieplan verplicht aanwezig datum referentie Calamiteitenplan - verplicht - aanwezig - datum - referentie
Beschrijving j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 9.5) Mogelijk van toepassing wanneer er geen RB-plan is j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 9.5) j/n voor dit specifieke object j/n datum van het plan referentie naar het plan (zie figuur 9.5)
Figuur 9.4: Overzicht van planinformatie bij ondergrond
Voor het aanduiden (referentie) van een bepaald plan wordt het in figuur 9.5 aangegeven systeem gehanteerd. De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn. Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving -
referentie
naam dienst
plaatsnaam
naam of ref.nr. van het plan
Figuur 9.5: Stramien voor referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 09, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 7
10 Overstromingsgebieden Inhoud 10.1
Inleiding....................................................................................................................... 2
10.2
Selectie van de relevante gebieden .............................................................................. 3
10.3
Informatiebronnen ....................................................................................................... 6
10.4
Basisinformatie ............................................................................................................ 6
10.5
Informatie over het gebruik ......................................................................................... 7
10.6
Risico-informatie ......................................................................................................... 8
10.7
Planinformatie ............................................................................................................. 9
Bijlage 10A:
Lijsten uit Wet op de waterkering ................................................................. 11
Verklaring van de tabellen informatie over een object
Attribuut
Attribuutnaam
Attribuutnaam Attribuutnaam
Attribuutnaam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijv.: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 14
10.1
Inleiding
Met het ramptype Overstromingen (ramptype 14 uit de Leidraad Maatramp) is in Nederland veel ervaring opgedaan bij meerdere (grote) gebeurtenissen. Onder meer in februari 1953 in Zeeland en Zuid-Holland, in 1995 preventieve spoedevacuaties langs de grote rivieren en in 1998 dreiging in verschillende delen van het land van omvangrijke wateroverlast door overvloedige regenval. Door nieuwe inzichten is in deze Leidraad Risico-inventarisatie gekozen om alle gebieden die kunnen overstromen door het falen van een primaire waterkering op te nemen op de risicokaart (overstromingsgebieden binnen de 95 dijkringen) in tegenstelling tot wat er in de Leidraad Maatramp staat. Op de risicokaart zal de volgende informatie worden getoond van elke dijkring: 1. De Naam en het nummer van de dijkring 2. Een adresaanduiding die in elk geval bestaat uit een gemeente (minimaal vereist) 3. De begrenzing (ligging) van de dijkring. 4. De wettelijke veiligheidsnorm behorend bij de dijkring 5. De verwachte overstromingsdiepten in de dijkring als de primaire kering faalt bij “normomstandigheden” (dus geen uitzonderlijk extreme omstandigheden). Deze verwachte overstromingsdiepten(waterstand) worden berekend op basis van meerdere overstromingsscenario’s behorend bij representatieve breslocaties. 6. Gegevens over Bevoegd Gezag, het aantal “aanwezige” personen, risicoinformatie en verwijzingen naar planinformatie. Het kaartbeeld geeft de overstromingsdiepte per locatie weer, welke berekent dient te worden met verschillende overstromingsscenario’s, op basis van uniforme uitgangspunten. Het weergeven zal geschieden in de volgende categorieën: 0-20, 20-50, 50-80, 80-200, 200-500 en >500 cm. Daarvoor moet een gridstructuur gemaakt worden per dijkring. De informatie moet oproepbaar zijn als kaartbeeld én de overstromingsdiepte/waterstand op de geselecteerde plek op de kaart dient getoond te worden als de gebruiker dit wenst. Om de gegevens op de risicokaart goed te kunnen tonen, zullen de overstromingsgebieden (per dijkring) geregistreerd worden met een aantal relevante gegevens. Gegevens die aan de verschillende raadplegers van de kaart (publiekskaart en kaart voor professionele gebruikers) getoond kunnen worden en die noodzakelijk zijn om specifieke selecties te kunnen maken. Voor de professionele gebruikers is er uitgebreidere informatie beschikbaar in professionele systemen (o.a. de afzonderlijke scenario’s in de HISscenarioviewer). Het onderscheid tussen gegevens op de publiekskaart en de kaart voor de professionals is het tonen van de risico-informatie (zie 10.4 en verder). We gaan vooralsnog uit van de vastgestelde 95 dijkringgebieden die weergegeven dienen te worden (zie 10.2). Hiervoor zijn voldoende relevante gegevens beschikbaar.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 14
Aanpassingen die in de toekomst (mogelijk) nog worden doorgevoerd en gerelateerd zijn aan ruimtelijke ontwikkelingen: • Buitendijkse gebieden (in principe alles wat voor een primaire waterkering ligt). Inschatting is dat de gegevens eind 2007 of begin 2008 beschikbaar zijn. • Overstromingen vanuit regionale wateren. Gevolgen kunnen overigens lokaal vergelijkbaar of groter zijn dan overstromingen door het falen van een primaire waterkering). • Overstromingskans van een dijkring (VNK2-project). • Overstromingsrisico (kans x gevolg) van een dijkring (VNK2-project). • ….
10.2
Selectie van de relevante gebieden
Relevante gebieden selecteren op basis van overstromingskansen zou ideaal zijn. Op dit moment is het nog niet goed mogelijk om de overstromingskansen voldoende nauwkeurig te berekenen voor toepassing in de risicokaart. De kanswaardering wordt daarom voorlopig ingevuld door de wettelijke norm, zoals vastgelegd in artikel 3 eerste lid van de Wet op de waterkering: 'Op de bij deze wet behorende bijlage II en bijlage IIA is voor elk dijkringgebied de veiligheidsnorm aangegeven als gemiddelde overschrijdingskans - per jaar van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige het waterkerend vermogen bepalende factoren.' Deze bijlagen zijn in deze tab opgenomen als bijlage 10A. De dijkringgebieden zelf zijn weergegeven in figuur 10.1 en 10.2. Waterkeringen kunnen echter ook bezwijken door andere mechanismen dan overlopen, bijvoorbeeld door “piping”1 of afschuiven van een doorweekt talud. De overstromingsrisicokaart toont de maximaal te verwachten waterdiepten ten gevolge van een doorbraak van de primaire waterkeringen. Uitgangspunt is dat de doorbraken plaatsvinden onder maatgevende omstandigheden. In deze leidraad wordt gesteld dat er sprake is van maatgevende omstandigheden als voor de waterkering een hoogwaterstand optreedt met een overschrijdingsfrequentie gelijk aan de wettelijke norm. N.B. Een uitzondering hierop vormen de duinen langs de kust. Hier is sprake van maatgevende omstandigheden als voor de kust een hoogwater optreedt gelijk aan het rekenpeil. Het rekenpeil wordt gevonden door de hoogwaterstand, met een overschrijdingsfrequentie gelijk aan de wettelijke norm, te verhogen met twee derde van de decimeringshoogte. De decimeringshoogte is het verschil in hoogte tussen de waterstand met een overschrijdingsfrequentie ge1
Het uitspoelen van gronddeeltjes uit een dijk of kade door waterstandsverschil, waardoor verzwakking en eventueel bezwijking van de kering kan plaatsvinden.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 14
lijk aan de wettelijke norm en de waterstand met een overschrijdingsfrequentie die tien keer lager is.
Figuur 10.1: Schematische weergave van de dijkringen 1-53. De veiligheidsnorm per dijkring staat in bijlage II van de Wet op de waterkering.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 14
Figuur 10.2: Schematische weergave van de dijkringen 54-95. De veiligheidsnorm per dijkring staat in bijlage IIA van de Wet op de waterkering.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 14
10.3
Informatiebronnen
Informatie over de dijkringen worden door de provincies (afdeling hoogwatersbescherming) geleverd. De overstromingsdiepte per gebied wordt afgeleid vanuit verschillende scenario’s. Rijkswaterstaat (DWW) zal de provincies ondersteunen in het bepalen van de overstromingsdiepten waardoor landelijk uniformiteit zal worden gerealiseerd. De overstromingsdiepten zullen als een gridstructuur per gebied worden gerealiseerd. De provincies zullen de gegevens invoeren en autoriseren in het systeem na overleg met en instemming van de keringbeheerders en de gemeenten. In de Regeling provinciale risicokaart (Ministeriële regeling) is vastgelegd dat de gemeenten de gegevens van Overige Ramptypen registreren en autoriseren. Voor overstromingen is dit niet realistisch. Dijkringen overstijgen de grenzen van gemeenten en zelfs provincies. In de wet op de waterkering is in artikel 6 het volgende opgenomen, ten aanzien van de verantwoordelijkheid voor primaire waterkeringen:
Artikel 6 1. Gedeputeerde staten hebben het toezicht op alle primaire waterkeringen in hun provincie. 2. Indien een primaire waterkering is gelegen in meerdere provincies, kunnen gedeputeerde staten van die provincies bij overeenstemmende besluiten bepalen dat het toezicht op die primaire waterkering wordt uitgeoefend door gedeputeerde staten van de provincie waarin de primaire waterkering in hoofdzaak is gelegen. Voorgesteld wordt om de provincie waarin de primaire waterkering in hoofdzaak is gelegen aan te wijzen als Verantwoordelijke voor de registratie en de autorisatie van de gegevens. Autoriseren alleen na overleg met en instemming van de keringbeheerders en gemeenten. Te verwachten is dat de betrokken veiligheidsregio's in het kader van het project Leidraad Maatramp ook gegevens over overstromingsrisico hebben verzameld. Overleg tussen provincies en brandweerregio’s over de overstromingsrisico’s is derhalve gewenst.
10.4
Basisinformatie
Figuur 10.3 geeft aan welke objecten kunnen worden geregistreerd en wat de daarbij aan te geven (verplichte/optionele) basisinformatie is. Het gaat om de dijkringen (1 t/m 95) met hun Nummer, de Naam en de bijbehorende norm en om de waterdieptes berekend in een Gridstructuur. In de volgende paragrafen wordt beschreven welke aanvullende informatie bij overstromingsgebieden aan de orde is.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 14
Basisinformatie bij Overstromingsgebieden en gerelateerde objecten
Attribuut Type object Locatie geo-gepositioneerd
Beschrijving Dijkring In eerste instantie vereist : Het Adres. Bestaande uit minimaal de gemeente (belangrijkste gemeente behorend bij de dijkring. Verder is nodig de begrenzing van de dijkring (polygoon). Dus een vlak.
Waterdiepten binnen de dijkring als Gridstructuur. (geo-gepositioneerd) Naam én nummer
Naam en nummer van de dijkring .
Kadastrale aanduiding Externe Identificatie Memo en Memobron Veiligheidsnorm Beheerder
Kadastrale aanduiding Identificatie waaronder het object bekend is bij bevoegd gezag Mogelijkheid voor tekstuele aanvullingen en de bijbehorende bron De bij de dijkring vastgestelde veiligheidsnorm (wettelijke norm) Desgewenst gegevens van Beheerder van het object, zie Tab 0, bijlage A
Binnenin dit vlak de waterdiepten als GRID
Figuur 10.3: Beschrijving van de basisinformatie van de objecten die hier aan de orde zijn
10.5
Informatie over het gebruik
In het datamodel van het landelijk model risicokaart kan enige beperkte informatie worden opgenomen over de intensiteit van het gebruik van de beschouwde dijkringen.(..) De in het datamodel opgenomen gegevens over het gebruik van potentiële overstromingsgebieden zijn weergegeven in figuur 10.4. Voor zover de dijkringen gehele gemeenten omvat, is het aantal bewoners eenvoudig te achterhalen. Eventueel kan men (afzonderlijk) een GIS-analyse uitvoeren of een schatting maken van het aantal bewoners in het gebied.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 7 van 14
Gebruiksinformatie bij Overstromingsgebieden
Attribuut Aantal personen
Beschrijving Globaal aantal inwoners (overnachters) in het gebied; categorieën: - minder dan 10 - 5.000 tot 15.000 - 10 tot 100 - 15.000 tot 35.000 - 100 tot 500 - 35.000 tot 75.000 - 500 tot 5.000 - 75.000 en meer - (een specifiek op te geven aantal)
Figuur 10.4: Beschrijving van gebruiksinformatie bij overstromingsgebieden (gebied=dijkring)
10.6
Risico-informatie
In figuur 10.5 is weergegeven welke aspecten onder de titel risico-informatie kunnen worden opgenomen in het databestand (Model-risicokaart). De bij de dijkring vastgestelde veiligheidsnorm dient als verplicht attribuut te worden geregistreerd. (..) Er kan attribuutinformatie over hulpbehoefte bij overstroming van het betrokken gebied (de dijkring) worden geregistreerd. Hiervan zijn indicaties ontleend aan de Leidraad Maatramp. Het zal duidelijk zijn dat sprake is van een benadering en dat men lokaal wellicht over betere indicaties beschikt.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 8 van 14
Risico-informatie bij Overstromingsgebieden
Attribuut Veiligheidsnorm Bijdrage maatscenario
Aantal slachtoffers
Detaillering GHOR bron: LMR, versie 1.3
Beschrijving De bij de dijkring vastgestelde veiligheidsnorm Klassering van de (bijdrage) van het object aan het LMR-scenario (I – V) - Tot / met 5.000 maatscenario: I - 5.000 tot 15.000 II - 15.000 tot 35.000 III - 35.000 tot 75.000 IV - 75.000 en meer V Maatrampscenario (indicatie) I II III IV V Gewonden (T1+T2) + doden 50 100 250 500 750 Algemene indicaties: Aantal gewonden (T1+T2+T3): 265 540 1340 2670 4000 Percentage T1+T2: 15% 15% 15% 15% 15% Gewonden met mechanisch letsel: 50% 50% 50% 50% 50% Gewonden met thermisch letsel: 100% 100% 100% 100% 100%
Hulpvraag Brw bron: LMR, versie 1.3
Algemene indicaties: Te bevrijden T1-slachtoffers: Aantal te redden personen:
Hulpvraag Politie bron: LMR, versie 1.3
Algemene indicaties: Aanwezige personen Aantal ordeverstoorders Aantal voor te geleiden personen Aantal af te zetten punten2 Aantal te identificeren doden Aantal te begeleiden voertuigen Algemene indicaties: Aantal verslaggevers Aantal te informeren huishoudens Aantal bellers Aantal ontheemden Aantal personen korte opvang Aantal personen nachtopvang Aantal personen lange opvang Fractie niet zelfredzame evacués idem Fractie medische hulp nodig.
Hulpvraag Overig bron: LMR, versie 1.3
Figuur 10.5:
10.7
12 pm
25 pm
60 pm
120 pm
180 pm
5000
10000
25000
50000
75000
80 30 …. 10 pm
110 35 …. 20 pm
200 50 …. 50 pm
350 75 …. 100 pm
500 100 …. 150 pm
1
40
50
80
130
180
2500 1250 5000 3000 2000 1000
5000 2500 10000 6000 4000 2000
12500 6250 25000 15000 10000 5000
25000 12500 50000 30000 20000 10000
37500 19000 75000 45000 30000 15000
5% 5%
5% 5%
5% 5%
5% 5%
5% 5%
Overzicht van risico-informatie omtrent overstromingsgebieden
Planinformatie
In verband met eventuele overstromingen kan een combinatie van verschillende operationele plannen aan de orde zijn (zie figuur 10.6): - Rampbestrijdingsplan (bron: Veiligheidsregio/gemeente). - Calamiteitenplannen (bron: de betrokken keringbeheerders; de regionale Directie van RWS en/of de Waterschappen).
2
Dit aantal is in de specifieke situatie veel beter in te schatten dan deze indicatie; bron: politie.
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 9 van 14
-
Evacuatieplannen (als onderdeel van de Rampenbestrijdingsplannen) (bron: Politie en/of regionale brandweer/Veiligheidsregio’s).
Er zijn wettelijke regels voor bepaalde planvormen zoals een calamiteitenplan voor RWS. Voor andere planvormen is de noodzaak veelal een uitvloeisel van plaatselijk beleid en in dat geval verplicht op grond van bevoegdheden van de betrokken gemeente(n). Vanwege het voorgaande wordt in het systeem de mogelijkheid gegeven op te geven of de betrokken planvorm 'verplicht' is, 'niet verplicht' of 'nader te bepalen'. Indien een bepaald soort plan aanwezig is, dan volgen enige vragen om dit nader aan te duiden. Voor het aanduiden (referentie) van een bepaald plan wordt het in figuur 10.7 aangegeven systeem gehanteerd. De referentie van het plan kan een ‘link’ zijn.
Mogelijke Planinformatie bij Overstromingsgebieden
Attribuut Rampbestrijdingsplan verplicht? aanwezig? datum referentie Calamiteitenplan verplicht aanwezig datum referentie - Evacuatieplan - gewenst - aanwezig - datum - referentie
Figuur 10.6:
Beschrijving j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 10.6) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 10.6) j/n voor dit specifieke object j/n datum vergunning referentie van de vergunning (ziefiguur 10.6)
Overzicht van planinformatie bij overstromingsgebieden
Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving referentie
Figuur 10.7:
naam dienst
plaatsnaam
Naam of ref.nr. van het plan
Stramien voor het opgeven van referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 10 van 14
Bijlage 10A:
Lijsten uit Wet op de waterkering
In paragraaf 10.2 staat dat de bijlagen II en bijlage IIA van de Wet op de waterkering van belang zijn. In bijlage II staan de veiligheidsnormen die horen bij de dijkringgebieden 1 t/m 53. Voor de ligging van deze dijkringgebieden zie figuur 10.1 van deze tab. In bijlage IIA staan de veiligheidsnormen die horen bij de dijkringgebieden 54 t/m 95. Voor de ligging van deze dijkringgebieden zie figuur 10.2 van deze tab. Hieronder staan deze bijlagen II en IIA in verkorte vorm. De volledige naam/ omschrijving ontbreekt.
Bijlage II. als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterkering Dijkringgebieden (nummer en naam) en veiligheidsnormen
Dijkringgebied volgens bij de wet Overschrijdingskans, als bedoeld in artikel behorende bijlage II 3, eerste lid, van de wet Nummer
Gemiddeld per jaar
1. Naam/omschrijving
1/2000
2. ,,
1/2000
,,
,,
,,
3.
1/2000
4.
1/2000
5.
1/4000
6.
1/4000
7.
1/4000
8.
1/4000
9.
1/1250
10.
1/2000
11.
1/2000
12.
1/4000
13.
1/10000
13a.
1/4000
13b.
1/1250
14.
1/10000
15.
1/2000
16.
1/2000
17.
1/4000
18.
1/10000
19.
1/10000
20.
1/4000
21.
1/2000
22.
1/2000
23.
1/2000
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 11 van 14
Dijkringgebied volgens bij de wet Overschrijdingskans, als bedoeld in artikel behorende bijlage II 3, eerste lid, van de wet Nummer
Gemiddeld per jaar
24. Naam/Omschrijving
1/2000
25.
1/4000
,,
,,
,,
,,
26.
1/4000
27.
1/4000
28.
1/4000
29.
1/4000
30.
1/4000
31.
1/4000
32.
1/4000
33.
1/4000
34.
1/2000
34a.
1/2000
35.
1/2000
36.
1/1250
36a.
1/1250
37.
1/1250
38.
1/1250
39.
1/1250
40.
1/500
41.
1/1250
42.
1/1250
43.
1/1250
44.
1/1250
45.
1/1250
46.
1/1250
47.
1/1250
48.
1/1250
49.
1/1250
50.
1/1250
51.
1/1250
52.
1/1250
53.
1/1250
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 12 van 14
Bijlage IIA. als bedoeld in in artikel 3 van de Wet op de waterkering Dijkringgebieden (nummer en naam) en veiligheidsnormen
Dijkringgebied volgens bij de wet Overschrijdingskans als bedoeld in artikel behorende bijlage IIA 3, eerste lid, van de wet Nummer
Gemiddeld per jaar
54. Naam/Omschrijving
1/250
55.
,,
,,
,,
,,
1/250
56.
1/250
57.
1/250
58.
1/250
59.
1/250
60.
1/250
61.
1/250
62.
1/250
63.
1/250
64.
1/250
65.
1/250
66.
1/250
67.
1/250
68.
1/250
69.
1/250
70.
1/250
71.
1/250
72.
1/250
73.
1/250
74.
1/250
75.
1/250
76.
1/250
77.
1/250
78.
1/250
79
1/250
80.
1/250
81.
1/250
82.
1/250
83.
1/250
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 13 van 14
Dijkringgebied volgens bij de wet Overschrijdingskans als bedoeld in artikel behorende bijlage IIA 3, eerste lid, van de wet 84. Naam/Omschrijving
1/250
85. .
1/250
,,
,,
,,
,,
86.
1/250
87.
1/250
88.
1/250
89.
1/250
90.
1/250
91.
1/250
92.
1/250
93.
1/250
94.
1/250
95.
1/250
LRI-overige ramptypen, tab 10, versie 3.1 oktober 2007
pag 14 van 14
11 Natuurgebied Inhoud 11.1
Inleiding....................................................................................................................... 2
11.2
Selectie van de relevante percelen ............................................................................... 2
11.3
Informatiebronnen ....................................................................................................... 2
11.4
Basisinformatie ............................................................................................................ 3
11.5
Informatie over het gebruik ......................................................................................... 3
11.6
Risico-informatie ......................................................................................................... 4
11.7
Planinformatie ............................................................................................................. 6
Verklaring van de tabellen Informatie over een object
Attribuut
Attribuutnaam
Attribuutnaam Attribuutnaam
Attribuutnaam
Beschrijving De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. Dit houdt in: Indien er iets van het betreffende object wordt vermeld, dan in elk geval dit invullen. De zwarte balk in de eerste kolom geeft aan dat deze informatie op de publieke Risicokaart gepresenteerd wordt. Dat kan overigens in een heel andere vorm geschieden. Bijv.: xy-coördinaten als een stip op de goede locatie. Deze informatie wordt op de publieke Risicokaart gepresenteerd indien aanwezig, maar behoeft niet te worden ingevuld. De grijsarcering van de attribuutnaam geeft aan dat dit veld 'verplicht' is. De witte kleuring in de eerste kolom echter duidt erop dat dit gegeven niet wordt getoond op de publieke Risicokaart. Dit soort verplichte gegevens heeft een essentiële functie in het databestand of de presentatievorm. Het gaat doorgaans om de meer technisch-inhoudelijke informatie die ook voor professioneel gebruik (de professionele Risicokaart) van belang kan zijn. Deze informatie wordt niet op de publieke Risicokaart gepresenteerd, en behoeft niet te worden ingevuld. Het gaat om informatie voor professioneel gebruik en wordt getoond op de professionele Risicokaart.
met een zwart vakje in deze kolom wordt aangegeven dat de betreffende informatie bedoeld is voor weergave op de publieke Risicokaart.
LRI-overige ramptypen, tab 11, versie 3.1 oktober 2007
pag 1 van 6
11.1
Inleiding
Bij het ramptype 'Natuurbranden' gaat het primair om grote tot zeer grote natuurbranden. Heide-, duin – of veenbranden komen geregeld voor en de natuur herstelt er doorgaans snel van. Heide-, duin- en veengebied kan worden geregistreerd maar wordt alleen op de risicokaart vermeld wanneer er een gevaar voor een substantieel bosareaal of bebouwing uitgaat.
11.2
Selectie van de relevante percelen
Voor registratie op de Risicokaart wordt, evenals in de Leidraad Maatramp, enkel gekeken naar brandbaar natuurgebied met een aaneengesloten omvang van minstens 100 ha ( = 1 km2). Doorsnijding zoals wegen, waterwegen of brandgangen waarbij zonder de inzet van de brandweer grote kans is op een 'automatische' brandoverslag zijn geen grenzen van een aaneengesloten brandbaar natuurgebied. Een aaneengesloten brandbaar natuurgebied wordt dus begrensd door een (brede) weg, waterweg of iets dergelijk waarbij ook zonder inspanning van de brandweer geen sprake zal zijn van brandoverslag. Indien er toch onduidelijkheid bestaat over de term 'aaneengesloten' dan is het van belang de situatie te laten beoordelen door de gemeentelijke of regionale brandweer op het hier beschreven criterium. De volgende gebieden moeten worden opgenomen op de publieke Risicokaart: 1. Gemengd bos en naaldbosgbied met een aaneengesloten omvang van minstens 100 ha.; 2. Heide-, (hoog)veen- en duingebied met een aaneengesloten omvang van minstens 100 ha. Dit geldt wanneer een brand in dit gebied een directe bedreiging vormt voor een substantieel bosareaal of bebouwing: vakantieparken of dorpen. Voor professioneel of ander gebruik van de risicokaart kunnen uiteraard ook andere gebieden worden geïnventariseerd. Het datamodel van de Model-risicokaart biedt daartoe enige aanknopingpunten, die dus niet bedoeld zijn voor weergave op de publiekskaart. Voor een nadere categorisering van natuurgebieden in verband met bosbrandgevaar wordt voorts aangesloten bij een rapportage van het Nibra over een risico-index voor natuurgebied.
11.3
Informatiebronnen
Informatie over brandbaar bos- en natuurgebied is i.h.a. beschikbaar bij: - de betrokken gemeentelijke en regionale brandweren; - de grotere landschapsbeheerders (Staatbosbeheer, Natuurmonumenten e.d.). In het kader van het project Maatramp zijn door regionale brandweren reeds gegevens verzameld. Voor het beoordelen van het gevaar van een heide-, duin- of veenbrand voor aangrenzende bospercelen of bebouwing is, kan een deskundigenoordeel (brandweer) nodig zijn.
LRI-overige ramptypen, tab 11, versie 3.1 oktober 2007
pag 2 van 6
Een nieuw element is dat de betrokken natuurgebieden als afzonderlijke objecten op een digitale kaart moeten worden aangegeven. Dit kan als volgt: a. via het invoerscherm van de Model-risicokaart (..); b. door het uit een andere bron (wellicht de bosbeheerder) overnemen van digitale locatiegegevens, dan wel deze in afzonderlijk systeem te digitaliseren en vervolgens in het datasysteem te importeren.
11.4
Basisinformatie
De gegevens van die over deze objecten in de database van de risicokaart (kunnen) komen zijn vermeld in figuur 11.1. Basisinformatie bij Natuurgebieden
Attribuut Type natuurgebied
Naam
Locatie
Beschrijving per ingevoerd perceel te kiezen uit: 1. loofbos 2. Gemengd bos (loofhout/naaldhout) 3. gemengd bos met heide 4. open naaldbos 5. dichtbegroeid naaldbos 6. Heide 7. Heide / hoogveen 8. Duingebied (niet zijnde bos) naam van het gebied (evt. ook perceelnummers) een geo-gepositioneerd vlak
automatisch af te leiden uit het gedigitaliseerde gebied Oppervlak (ha) Ja / nee.Ja indien wordt voldaan aan de criteria van par. 11.3. Vermelding op de (voor heide, duin en veen is het criterium: aangrenzend bos of bebouwing) kaart*1 Desgewenst gegevens van de Beheerder van het object, zie Tab 0, bijlage A Beheerder *1 = Opmerking: objecten die de (gemeente)grens overschrijden worden in zijn geheel op de kaart vermeld.
Figuur 11.1: Beschrijving van de basisinformatie omtrent brandbaar natuurgebied
11.5
Informatie over het gebruik
In het datamodel van de Modelrisicokaart is enige informatie opgenomen over de intensiteit van het gebruik van het beschouwde natuurgebied, zie figuur 11.2 op de volgende bladzijde. Het betreft het aantal personen dat geregeld binnen of direct langs het betrokken perceel aanwezig is. De telling van aanwezigen is ontleend aan de Leidraad Maatramp: 1. Bewoners en overnachtende gasten van campings en bungalowparken binnen het gebied worden geteld (geschat). 2. Bewoners en overnachtende gasten langs de rand van het gebied worden geteld (geschat). Het gaat hier om een strook van 100 m aangrenzend aan het gebied bevindt, maximaal van 1 km lengte en aan één zijde van het perceel. Bepalend is de zijde met het hoogste aantal personen
LRI-overige ramptypen, tab 11, versie 3.1 oktober 2007
pag 3 van 6
3. De uitkomst van punt 1 en punt 2 (maximum aan 1 zijde) wordt opgeteld en ingevuld. Gebruiksinformatie bij over relevante percelen brandbaar Natuurgebied
Attribuut Aantal personen per deelgebied
Beschrijving Globaal aantal inwoners / overnachters in/annex het gebied (langs de zijden = in een strook van 100m breed, max. 1 km lang) 1 Binnenin: 2 Noordzijde 3 Oostzijde 4 Zuidzijde 5 Westzijde
Totaal maatgevend aantal personen
Globaal aantal inwoners / overnachters in/annex het gebied; categorieën: - minder dan 10 - 5.000 tot 15.000 - 10 tot 100 - 15.000 tot 35.000 - 100 tot 500 - 35.000 en meer - 500 tot 5.000 - (een specifiek aantal)
(=som van 1 en de hoogste van 2 t/m 5)
Figuur 11.2: Beschrijving van gebruiksinformatie bij brandbaar natuurgebied
11.6
Risico-informatie
Het gaat hier om administratieve (attribuut-)informatie die bij het betreffende perceel kan worden opgenomen over de omvang van het risico. Het betreft de volgende punten, die in figuur 11.4 zijn uitgewerkt (volgende bladzijde): - de bijdrage van het perceel aan het maatscenario Natuurbrand uit de Leidraad Maatramp, volgens figuur 11.3; - waardering van het risico volgens een index van het Nibra, die is opgebouwd uit de in figuur 11.5 aangegeven elementen - de daarbij behorende indicatieve kengetallen over de omvang van de hulpvraag. Op sommige punten zal men de indicaties met gegevens makkelijk kunnen aanscherpen met behulp van gegevens van het specifieke perceel. Deze risico-informatie bevat overigens geen nadere aanwijzingen over de kans op een grote brand in het betreffende perceel. Bijdrage Maatscenario*1
pm. pm: pm:
bosperceel
perceel heide/duin/veen met aangrenzend bos / bebouwing
I
100 tot 500 ha
100 tot 500 ha
II
500 tot 2000 ha
500 tot 2000 ha
III IV V
2000 tot 10000 ha 10000 tot 200000 ha meer dan 20000 ha
2000 ha en meer -
*1 = Opmerking: voor objecten die de gemeentegrens overschrijden is in de invoermodule de mogelijkheid opgenomen om aan te geven dat het onderdeel uitmaakt van een groter geheel.
Figuur 11.3:
Bijdrage van percelen aan het maatscenario natuurbrand (pm = de grote aantallen gelden praktisch alleen voor gehele regio's)
Bij figuur 11.3 moet worden opgemerkt dat de indelingssystematiek van de Leidraad Maatramp is afgestemd op het totale bosareaal in en regio. Dit betekent dat de indivi-
LRI-overige ramptypen, tab 11, versie 3.1 oktober 2007
pag 4 van 6
duele bospercelen afzonderlijk een lagere classificatie opleveren, behalve wanneer de regio slechts één aaneengesloten bosgebied omvat. Zie voorts figuur 11.4. Risico-informatie bij brandbaar Natuurgebied
Attribuut Categorie (risicowaardering)
Bijdrage maatscenario Aantal slachtoffers
Detaillering GHOR bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Beschrijving Classificering volgens Risico-indexering Natuurgebieden1 - Gering risico (index onder de 250 punten) - Beperkt risico (index 250 t/m 300) - Middelmatig risico (index 301 t/m 400) - Hoog risico (index 401 t/m 500) - Zeer hoog risico (index 501 en hoger) De bijdrage van het object aan het LMR-scenario (I – V), zie figuur 11.3 I II III (IV) (V) Maatrampscenario (indicatie) Gewonden (T1+T2) + doden 5 10 10 (20) (35) Algemene indicaties: Aantal gewonden (T1+T2+T3): 15 35 35 65 100 Percentage T1+T2: 30% 30% 30% 30% 30% Gewonden met mechanisch letsel: 50% 50% 50% 50% 50% Gewonden met chemisch letsel: 50% 50% 50% 50% 50% Gewonden met thermisch letsel: 50% 50% 50% 50% 50%
Hulpvraag Brw bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Te bevrijden T1-slachtoffers: Aantal te redden personen: Tankautospuiten (blussing 1e uur):
2 pm 12
4 pm 14
4 pm 18
6 pm 30
9 pm 50
Hulpvraag Politie bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Aanwezige personen (en kijkers) Aantal af te zetten punten2 Aantal te identificeren doden Aantal te begeleiden voertuigen
750 …. 30
1000 …. 35
1500 … 40
3000 … 50
5500 … 5 70
Hulpvraag Overig bron: tabellenboek LMR, versie 2.1
Algemene indicaties: Aantal verslaggevers Aantal te informeren huishoudens3 Aantal bellers waarvan verwanten
40 …. 250 125
40 …. 500 250
50 …. 1000 500
80 …. 2500 1250
130 …. 5000 2500
Figuur 11.4:
1
2 3
Overzicht van risico-informatie bij een brandbaar natuurgebied
Nibra-publicaties Risico-indexering Natuurbranden voor diverse natuurgebieden, o.a. het Veluwemassief (febr. 2003) Dit aantal is in de specifieke situatie veel beter in te schatten dan deze indicatie; bron: politie. Dit aantal kan het beste specifiek voor de betreffende situatie worden bepaald uit figuur 11.2.
LRI-overige ramptypen, tab 11, versie 3.1 oktober 2007
pag 5 van 6
11.7
Planinformatie
In verband met eventuele branden in natuurgebied kan een combinatie van verschillende operationele plannen aan de orde zijn (zie figuur11.5): - Rampbestrijdingsplan; bron: gemeente; - Calamiteitenplan: bron: de regionale Directie van RWS; - Coördinatieplan: bron: o.a. de Regionale brandweren; - Aanvalsplan: bron: Plaatselijke brandweer (brandweren); - Evacuatieplan: bron: gemeente. Het systeem biedt de mogelijkheid op te geven of de betrokken planvorm Gewenst dan wel Verplicht is, niet verplicht of 'Nader te bepalen'. Indien een bepaald soort plan aanwezig is, dan volgen enige vragen om dit nader aan te duiden. Hiervoor wordt het systeem van figuur 11.6 benut. De genoemde referentie van het plan kan een ‘link’ zijn.
Mogelijke Planinformatie bij brandbare Natuurgebieden
Attribuut Rampbestrijdingsplan verplicht? aanwezig? datum referentie Calamiteitenplan verplicht aanwezig datum referentie - Coördinatieplan gewenst aanwezig datum referentie - Evacuatieplan gewenst aanwezig datum referentie
Beschrijving Gegevens van een eventueel aanwezig/gewenst RB-plan j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 11.6) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 11.6) Mogelijk van toepassing wanneer er geen RB-plan is j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 11.6) j/n/nader te bepalen j/n datum van het plan (laatste revisie) referentie naar het plan (zie figuur 11.6)
Figuur 11.5 Overzicht van planinformatie bij brandbaar natuurgebied
Referentie-informatie bij diverse planvormen en vergunningen
Attribuut
Beschrijving Referentie
naam dienst
plaatsnaam
naam of ref.nr. van het plan
Figuur 11.6 Stramien voor het opgeven van referentie-info bij een bepaald plan
LRI-overige ramptypen, tab 11, versie 3.1 oktober 2007
pag 6 van 6