LEIDEN EN DE ZEVENTIEN PROVINCIEN OF EEN MERKWAARDIG WAPENPANEEL door Mr. ELISABETH C. M. PRINS Aan een muur in de grote, lichte hal van Kasteel Duivenvoorde hangt het wapenpaneel, dat hiernaast is afgebeeld. Wijlen W. A. A.J. Baron SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE heeft het in 1912 tegelijk met het Kasteel geërfd van zijn oud-oom Jonkheer Mr. H. A. STEENGRACHT, Heer van Duivenvoorde, Voorschoten en Veur. Hoe deze het had gekregen, is niet bekend. Het paneel bestaat uit één enkele eikenhouten plank van 41 cm hoogte, boven 83 en beneden 70 cm breed, waarin de wapens zijn gebeeldhouwd. Deze zijn vervolgens in kleuren beschilderd, waarbij moet worden opgemerkt, dat zilver en groen niet voorkomen, ook waar sommige wapens dit wel vroegen, terwijl het bijna onmogelijk is, zwart en blauw te onderscheiden. Wat zilver had moeten zijn, lijkt goudgekleurd, zonder dat men kan volhouden, dat onderhoud met boenwas daarvan de schuld zou zijn; ook werden geen sporen van overschilderen gevonden. De stijl van de wapenschilden wijst op vervaardiging laat in de zeventiende eeuw. In het midden ziet men het wapenschild- der stad Leiden, gedekt met een kroon van vijf bladeren: in goud (recte: zilver) twee schuingekruiste rode sleutels met de baarden naar boven en naar buiten gewend. Schildhouders : twee toegewende gouden leeuwen. Gebladerde takken met, naar het schijnt, oranjeappels flankeren deze voorstelling. Daaromheen zijn de wapens van de Zeventien Provinciën gegroepeerd, boven elk schild een gedrapeerd lint met de naam van de betrokken provincie. In het midden van de bovenste rij vindt men de hertogdommen : Limburg, Luxemburg, Brabant en Gelderlant. Daarnaast ziet men ter weerszijden de graafschappen: links Vlaenderen en Namen, rechts Aertooys, Henegou, Hollant, Seelant en (beneden) Sutven. Links beneden volgt Antwerpen (markiezaat van het Heilige 89
Roomse Rijk), terwijl de onderste rij wordt ingenomen door de heerlijkheden Mechlen, Utrech (sic !), Overijse& Groengen en Vrieslant. De beschrijving van deze wapens moge hier volgen. 1. Limburg: in rood een gouden leeuw (recte: in zilver een goudgekroonde en -genagelde, blauwgetongde rode leeuw met dubbele staart). 2. Luxemburg: in blauw vier gouden dwarsbalken (recte: gedwarsbalkt van zilver en blauw) en over alles heen een (goud-)gekroonde rode leeuw. 3. Brabant: in zwart een gekroonde gouden leeuw (deze leeuw behoorde ongekroond te zijn). 4. Gelderland: gedeeld, 1 in blauw een omgewende gekroonde gouden leeuw (Gelre), 2 in goud een gekroonde zwarte leeuw (Gulik; deze leeuw behoorde ongekroond te zijn). 5. Vlaanderen: in goud een zwarte leeuw. 6. Afamen: in goud een gekroonde zwarte leeuw en over alles heen een rode (recte : gouden) schuinstreep. 7. Artois: van blauw, bezaaid met gouden lelies en een rode barensteel van drie hangers. 8. Henegouwen: in goud vier leeuwen, 1 en 4 van zwart (Henegouwen), 2 en 3 van rood (Holland). Reliëf in het houtsnijwerk geeft een streepkruis te zien, waardoor dit wapenschild als het ware is gevierendeeld; daar echter het veld van elk der vier kwartieren en ook het streepkruis van goud zijn, komt deze overigens onnodige ! - verdeling weinig tot haar recht. 9. Holland: in goud een rode leeuw. 10. Seeland: golvend doorsneden, 1 een uitkomende rode leeuw, 2 golvend gedwarsbalkt van zes stukken van goud (recte: zilver) en blauw. 11. Zutphen: doorsneden, 1 in blauw een gouden gaande leeuw, 2 in goud (recte: zilver) een rood ankerkruis. 12. Antwerpen : in zwart (recte: rood) een gouden (recte: zilveren) kasteel, overtopt door twee geopende rode handen, de rechter geplaatst in de richting van een schuinbalk, de linker geplaatst in de richting van een linkerschuinbalk (Antwerpen) en in een gouden schildhoofd een zwarte dubbele adelaar (Heilige Roomse Rijk). 13. Mechelen: in goud drie rode palen (Berthout), op de middelste een schildje, waarop in goud een zwarte dubbele adelaar (Heilige Roomse Rijk). 90
14. Utrecht: gevierendeeld, 1 en 4 in zwart een gouden kruis (Sticht Utrecht; recte: in rood een zilveren kruis), 2 en 3 in goud een rode leeuw (Holland). 15. Ouerijsel: in goud een rode leeuw en over alles heen een golvende gouden (recte: blauwe) dwarsbalk (ten onrechte gaat hier de dwarsbalk ,,over alles heen”; juist de leeuw moet ,,over alles heen” gaan). 16. Groningen : in goud een zwarte dubbele adelaar, op de borst een schildje, kleuren niet te onderscheiden (moet zijn: in zilver een groene dwarsbalk). 17. Friesland: in blauw, bezaaid met liggende gouden blokjes, twee gaande en aanziende gouden leeuwen, de een boven de ander. Het begrip ,,De Zeventien Provinciën” heeft al heel wat pennen in beweging gebracht. Prof. Dr. R. FRUIN en Prof. Dr. J. HUIZINGA hebben hun gedachten erover te boek gesteld, zo ook de Belgische historicus Dr. A. VAN DER ESSEN, en tegenwoordig houdt Prof. Jonkheer Dr. P. J. VAN W INTER te Groningen zich ermee bezig l). Er bestaat namelijk volstrekt geen eenstemmigheid over het antwoord op de vraag, welke gewesten men mag rekenen tot De Zeventien Provinciën, waaruit de Nederlanden onder Keizer K AREL V bestonden. De Nederlandse historicus FRUIN zag in de Zeventien Provinciën die gewesten, waaruit een voltallige vergadering der Staten-Generaal was samengesteld, zo de vergadering van 25 oktober 1555, waarin K AREL de regering aan zijn zoon PHILIPS overdroeg. Hij merkte op, dat het markgraafschap Antwerpen bij Brabant was ingelijfd en dat Zutphen was vertegenwoordigd op de Gelderse Landdag, zodat deze twee niet meetellen. HUIZINGA meende, dat ,,zeventien” oudtijds een onoverzichtelijke veelheid voorstelde, geen exact getal, zodat men dus niet moet proberen uit te vinden, welke zeventien zijn bedoeld. Dr. A. VAN DER ESSEN uit Leuven herkent de Zeventien Provinciën in de titels van K AREL V en zijn opvolgers tot 1648 en haalt een werk van Lodovico Guiccardini uit 1567 aan, dat te Amsterdam in 1635 door Blaeu in het Latijn is uitgegeven onder de titel ,,Belgicae sive Inferioris Germaniae Descriptie”. Ziehier de Zeventien Provinciën, zoals Guiccardini die opsomt: 1) Brabant, 2) Limburg, 3) Luxemburg, 4) Gelder, 5) Vlaanderen, 6) Artois, 7) Henegouwen, 8) Holland, 9) Zeeland, 10) Namen, 11) Zutphen, 91
12) Markiezaat van het Heilige Roomse Rijk (Antwerpen), 13) Friesland, 14) Mechelen, 15) Utrecht, 16) Overijse& 17) Groningen. Precies dezelfde dus als die, waarvan de wapens op het onderhavige paneel zijn afgebeeld. Dit aardige stuk kan dan ook gelden als een bewijs, hoezeer ,,men” in de zeventiende eeuw deze zeventien als ,,de” zeventien Provinciën aanmerkte. Het hier besproken meesterstukje van houtsnijkunst echter bevat nòg een voorstelling: zoals boven reeds is opgemerkt, ziet men in het midden een gekroond wapenschild, waarop in goud twee schuingekruiste rode sleutels en gehouden door twee toegewende gouden leeuwen ‘). Dat ook het geslacht S CHIMMELPENNINCKVAN DER O YE, aaneen lid waarvan dit fraaie stuk thans toebehoort, twee schuingekruiste sleutels in zijn wapen voert, is een coïncidentie: dit wapenpaneel behoorde reeds tot de inventaris van het kasteel, toen Jonkheer S TEENGRACHT nog Heer van Duivenvoorde was en bovendien vertoont het familiewapen S CHIMMELPENNINCK VAN DER O YE in zilver twee schuingekruiste Zwarte sleutels met de baarden naar boven en naar buiten gewend. De rode sleutels echter op het gouden veld, welke het paneel te zien geeft, wijzen onmiskenbaar naar de stad Leiden. Nu evenwel rijst de vraag, wat de oorspronkelijke functie van dit belangwekkende stuk kan zijn geweest? Waartoe heeft de stad het laten vervaardigen? Naar zijn vorm te oordelen lijkt het op het eerste gezicht een wagenschot en inderdaad zijn historische voorstellingen voor dit doel wel in zwang geweest. In musea en quasi-antiek ingerichte koffiehuizen zijn daarvan voorbeelden te zien en evenzo in particulier bezit. Toen voor Mr. M. E. H AVELAAR, de latere president van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht, in 1922 een huis aan de Vijverlaan te Groenekan werd gebouwd, is boven de voordeur een wagenschot ,,De Hollandsche Tuin” aangebracht, waarnaar het huis is genoemd. Doch een deskundige ontkent, dat het onderhavige paneel een wagenschot zou zijn geweest. Het vertoont ook aan de achterzijde geen sporen van bevestiging. Boven een schoorsteen in het stadhuis te Gouda is een gebeeldhouwd stadswapen aangebracht, dat eenmaal de achtersteven van het stedelijk jacht heeft gesierd. Dit stadswapen is veel groter dan het Leidse paneel, wat niet wegneemt, dat het laatstgenoemde voor 92
eenzelfde doel kan zijn gebezigd. Doch als dat zo is, waarom werd dan het Leidse wapen met die der zeventien provinciën omgeven? Zie daar een nog onbeantwoorde vraag. Wellicht kan een der lezers van dit Jaarboekje uitsluitsel geven. 1) FRUIN-COLENBRANDER, Geschiedenis der Staatsinstellingen in Nederland tot den val der Re$ublìek, 1901,23-25; ROBERT FRUIN’S Verspreide geschriften, deel 1X (1904), 1-28; J. HUIZINGA, Verzamelde werken, 11 (1948), 140 e.v.; P. J. VAN W INTER, De Zeven jrovinciën (Haarlemse Voordrachten XIII), 1954; A. VAN DER ESSEN, Quelles étaient les « dix-sefit provinces » des Pays-Bas?, in L. VAN DER ESSEN, Deux mille ans d’histoire, Bruxelles 1947, 143. 2) Op een Leids stadszegel uit de vijftiende eeuw (,,Sigillum cotidianum oppidi Leidencis”) liggen twee leeuwen achter het wapenschild, een later zegel (,,S. civitatis Lugduni Batavorum ad contractus”) vertoont in een nis één leeuw, die het schild met het stadswapen houdt, daarná treden de twee toegewende leeuwen als schildhouders op. Dit feit ondersteunt de datering van het wapenpaneel als laat-zeventiende-eeuws.
93