LEERRUEK. I>I?It
\L1IERU\OIUE
PELtllhi,
DOOR
Dr. L. A . TE WINKEL,
Lid der Koninklijkc Academic van Weteuschappen .
ZEVENDE, GEHEEL OMGEWERKTE EN VEEL VERMEERDERDE UITGAVE VAN : DE NEDERLANDSCHE SPELLING ONDER BEKNOPTE REGELS GEBRACHT .
`S-URAV1 :A1IAG1. , DE (xI?BR01 .I)ERS VAN CLEEI", 1881 .
DftUIC •V AN GEBR . GIUNTA D'ALBANI , TE 'S GRAVENHAGE.
VOORBERIC[iT BIJ DEN VIJFDEN DRUH .
Met meer zelfvertrouwen dan voor ongeveer twee jaar vat ik thans de pen op om mij n Leerboek voor de SpelGixg aan bet taalbeoefenend publiek aan to bieden.
wel had bet schoolboekje , getiteld :
De
Nederl. Spelling onder beknopte repels gebrackt , eene boven alle verwachting gunstige ontvangst genoten ; maar daarin was de toenmaals nagenoeg algemeen gevolgde spelling van
sIEGENBEEK
ontvouwd, terwij
bet Leerboek ingericht was om een geregeld overzicht to geven van bet stelsel voor bet Woordenboek der Ned. Taal aangenomen . Pit stelsel had wel is waar warme voorstanders gevonden ,
dock ook enkele be-
strij ders , wier schuld bet zeker niet is , dat bet niet algemeen is afgekeurd . rekenen .
Op onverdeelde sympathie mocht dit Leerboek dus niet De meer wetenschappelijke vorm , dien ik , met bet oog op
toekomstige leeraren aah hoogere of lagere burgerscholen , gemeend had er aan to moeten geven , kon misscbien wel eenige nieuwe lezers trekken , maar ook lichtelijk ten gevolge hebben , dat bet verbannen werd van sommige scholen , waar de drie vroegere drukken goed ontvangen waren,
k kon derhalve niet verwachten , dat de aanzienlijke
oplage in den betrekkelijk korten tijd van twee jaren uitverkocht zou zijn.
Wat ik niet hopen durfde, heeft evenwel plaats gehad : een her-
druk is noodig geworden , terwijl bet spellingstelsel , in Belgie als bet officieele aangenomen en voorgeschreven , bier to laude dagelijks in
IV
VOORBERICHT BIJ DEN VIJFDEN DRUK .
navolgers wint .
Die uitkomst is
misschien niet minder dan aan
de wijze van spellen zelve - ook daaraan toe to schrijven , dat, zoowel in dit Leerboek als in de Groncleginselen enz . 4) , een aantal bijzonderheden
behandeld ,
eene
menigte vragen
beantwoord zijn,
waaraan men to voren nooit gedacht had , zoodat het geheel aanspraak mag maken op den naam van $telsel , waarin ook het nog ontbrekende of onbekende gemakkelijk eene plaats of eene beslissing vindt .
Ook
meen ik de door mij gevolgde methode in rekening to molten brengen . Zooveel de enge grenzen van een leerboek toelaten , heb ik getracht van alles reden en oorzaak op to geven, en de grondwaarheden waarop het stelsel rust , to ontvouwen , welke , grootendeels ten minste , bij alle mogelijke stelsels , die nog volgen kunnen , geldig zullen en moeten blijven , omdat zij afgeleid zijn uit de natuur en de bestemming van het schrift . Misschien is dit en het overige bijwerk , dat in de spraakkunst ook buiten de Leer der Spelling zijne toepassing vindt, wel het nuttigste gedeelte van dit boekske .
In die onderstelling althans , heb
ik daaraan opnieuw de meeste zorg besteed .
Aan de eigenlijke Spel-
regels is niets veranderd ; alleen zijn daarin , gelijk het geheele werkje door , eenige minder juiste of minder duidelijke uitdrukkingen verbeterd.
Doch niet onbeduidend zijn de wijzigingen in de behandeling
der samengestelde woorden .
Ik acht mij derhalve gerechtigd om deze
uitgave weder een verbeterden druk to noemen . Nagenoeg overtollig is het mijnen voormaligi n ambtgenooten den raad
) Het hier bedoelde werk, dat , ook in den handel, niet zelden met dit Leerboek verward wordt , draagt den titel van De grondbegin$elen der Nederl, spelling. Regeling der spelling voor het Woordenb . der Ned. Taal. Vanwege de Redactie bewerkt door L . A. T . W . Het behelst , behalve eene beredeneerde ontwikkeling van de algemeene beginselen van spelling , eene uitvoerige opgave van de redenen welke in twijfelachtige of quaestieuse gevallen de keus der Redactie bepaald hebben ; het is dus als de commentaar van dit Leerboek to besehouwen .
VOORBERICHT BIJ DEN VIJFDEN DRUK .
V
to herinneren , dien ik bij de uitgave van den eersten druk meende to moeten geven , om namelijk bij het onderwijs met oordeel to werk to gaan , en die leerlingen , welke alleen practische kennis behoeven, het voor hen minder belangrijke , b, v, §~ als 74-77, het geheele eerste hoofdstuk der tweede afdeeling , en dergelijke meer , to laten overslaan .
De verstandige onderwijzer zal de noodzakelijkheid hiervan
wel van zelf inzien , en de verdeeling van den tekst in korte genummerde §~ maakt het gemakkelijk telkens vooraf met bepaaldheid op to geven , wat men al of niet verlangt geleerd to hebben . Eer ik den Lezer met mijn boek alleen laat , heb ik wederom een plicht van dankbaarheid to vervullen jegens mijn vriend , den Heer J . A . VAN DIJK ,
die mij bij het nazien der drukproeven met de meeste
welwillendheid heeft bijgestaan , en daarmede opnieuw aanspraak op mijne erkentelijkheid heeft verworven ; het is mij een waar genoegen hem hier openlijk mijnen dank toe to brengen . L e i d e n, Januari I868 .
T. W.
BIJ DEN ZEVENDEN DRUK .
op verzoek van den Uitgevcr heb ik mij weder met de bezorging van
den Zevenden druk van
TE WINKEL's
Leerboek belast . Ik ben to zeer van
de voortreffelijkheid van lit werk overtuigd , dan dat ik mij niet hartelijk verheugd zou hebben in het blijk van waardeering, dat de onderwijzers in de Nederlandsche taalkunde , ook na den flood des schrijvers, aan zijn boek hebben geschonken. Zorgvuldig heb ik de verschillende §§ nagegaan en alleen in de hoogste noodzakelijkheid iets veranderd . Ik heb daarbij gelet op de wij zigingen , die in den vierden druk van de Grondbegin$elen der Nederlandsche spelling en in den derden druk van de Woordenlijst der Nederlandsche taal , beide bezorgd door Prof. M . DE VRIES ,
zijn voorgedragen .
Nog steeds zal men in de Woorck nlijst voor de vocaalspelling , achter het Aanhangsel geplaatst , eenige woorden tevergeefs zoeken , omdat het , ondanks vele nasporingen , niet gelukt is den oorspronkelijken vorm to ontdekken . Moge een voortgezet onderzoek eenmaal deze leemte aanvullen . J . A . VAN DIJK .
EERSTE APPEELING. OVER DE LETTERS, LETTERGREPEN EN
TOORDEN .
EERSTE HOOFDSTUK . Over de letters, lettergrepen en woorden in 't algemeen .
. Een woord is een spraakgeluid met eene verstaanbare beteekenis . Men kan de bepaling aldus stellen : Een woord is een spraakgeluid, waarbij de spreker en de hoorder aan nog jets anders denken dan aan het geluid zelf, en zich dat andere meer of minder duide'lijk voor den geest stellen . Wie b . v . het geluid boom voortbrengt of hoort voortbrengen , stelt zich flu eens een helder, dan eens een flauwer beeld voor van een voorwerp, dat boom heet. Een spraakgeluid, dat in eenen volzin voo'rkomt en waarbij men niet tevens aan jets anders dan aan dit geluid denkt , is geen woord.
2 . Datgene , wat men bij het uitspreken of hooren van een woord denkt of zich voor den geest stelt , is de beteekenis van het woord . -- Bij een woord komen dus twee taken in aanmerking : het geluid en de daaraan verbondene beteekenis. 3 . Eon woord behoeft niet altijd gesproken to worden : het kan ook slechts worden gedacht, gelijk bij het zwijgend denken en het onhoorbaar lezen geschiedt ; het kan ook zichtbaar voorgesteld, d, i, geschreven worden . Een woord komt this op drie wijzen voor : gesproken, gedacht en geschreven . 4 . De tscsschenwerpsels worden door sommige taalkundigen niet tot de eigenljjke woorden gerekend . Zij zijn of nabootsingen van geluiden zonder beteekenis , als krak I plomp ! ; of zij drukken geheele gedacllten nit, die men zich niet duidelijk voor den geest stelt, b. v. au! = dat doet zeer, of nj doet mij zeer ; foci! = dat is slecht, of dat is leehjk, $t! = wees stil. De tusschenwerpsels verschillen dus in beteekenis aanmerkelijk van de' overige woorden, en zijn meer natuurgeluiden . Bit laatste verklaart, waarom zij, geschreven wordende, zich niet altijd naar de gewone spelregels schikken .
5 . Tn bijna alle spraakgeluiden, die werkelijk woorden zijn, worden verschillende bestanddeelen opgemerkt . Daarom noemt men de woorden ook wel qearticuleerde geluiden , d, i, gelede (nit geledingen bestaande) geluiden . De be-
t
OVER DE LETTERS, LETTERGREPEN EN WOORDEN IN j T
ALGEMEEN.
standdeelen der spraakgeluiden , die niet voor verdere oplossing of scheiding in onderdeelen vatbaar zijn, worden doorgaans letters genoemd. 6 . Het woord letter heeft in de spraakkunst twee beteekenissen : letter beteekent of eenen letter k l a n k of een letter t e e k e n . 7 . Een letter/clank is een ondeelbaar bestanddeel van een spraakgeluid . Zoo bestaat het geluid stal uit vier zulke ondeelbare geluiden of letterklanken : s, t, a en l ; en de geluiden zaal en hoed ieder uit drie : z, a en l, en la, oe en d. 8 . Een letterklank is een zichtbaar teeken, waardoor een letterklank aangeduid wordt . 9. . . Er zijn twee soorten van letterteekens : eenvoudige en samenye$telde . 0 . Een eenvoudiy letterteeken is een teeken , waarvan de schrifttrekken samenhangen ; b, v, a, m, w . De stippen boven de en j , die van het lichaam der letters gescheiden zijn, maken eene uitzondering . De stip boven de i was vroeger nog onmisbaarder dan thans , en diende niet alleen our deze letter in het schrift to onderscheiden van de beentjes eener u, maar ook van die eener m en n, die oudtijds insgelijks denzelfden vorm hadden.
. Een $amenyesteld letterteeken is een teeken , dat nit twee naast elkander geplaatste eenvoudige letterteekens bestaat, die to zamen maar eenen letterklank aanduiden . Zij bestaan of uit de vereeniying van twee versclzillende teeken$, b, v. pie, eh ; of uit de verdubbeling van hetzelfde teeken , b, v, aa, bb . 2 . De enkelvoudige letterteekens zijn de zes en twintig volgende
a, b, c, d, e, f, g, h, I, j, k, , m, n, o, p, q, r, s, t, u, v, ~, ~, y, z . 3 . Onze eenvoudige letterteekens , behalve de w, zijn van de Latijnen overgenomen : de w is eene verdubbelde v en werd daarom voorheen clubbele uve genoemd. Zij verdienen dus alle den naam van vreemde letters. Evenwel noemt men doorgaans e, q, x en y vreemde letters, omdat zij , behalve in eenige oude Nederlandsehe familienamen, als Huydecoper, Six, Clercq, alleen in woorden van vreemden oorsprong gebezigd worden .
4 . De y, ypsilon of Grieksche i genoemd, verschilt in klank niet van de gewone I, zooals blijkt nit de woorden Eyypte en Cyrus, die als egipte en ciru$, niet als eyeipte en ceiru$, worden uitgesproken . 5 . Men geeft aan de y (yps(lon) dikwijls, maar geheel ten onrechte, d€n naam van of ei. 6 . De x maakt altijd, en de t sours eene uitzondering : de step altijd twee letterklanken , k en s, voor ; de t stelt in hot achtervoegsel -tie de twee letterklanken t en s voor, b. v, in natie. 7 . De samengestelde letterteekens, die uit de vereeniging van twee verschillende teekens bestaan , zij n . ie, eu, oe ; ~' al, el, ~j , ul, au, oil ;
OVER DE LETTERS, LETTERGREPEN EN WOORDEN IN 'T ALGEMEEN . 3,
eh in
3
Nederlandsche en vreemde woorden , ph en th in vreemde
woorden ; b . v. in
juiclaen, chaos, philosophic,
theorie .
8 . In de eeht Nederlandsche woorden than en althans , ontstaan nit to hande en al to hande , treft men eerie t en eerie stomme h aan , niet het samengestelde letterteeken th zooals in Theodorus , theina , theorie , Thuringen enz . 9. In den bastaarduitgang -aadje, die nagenoeg als a-zje luidt, komt nog eerie andere samengestelde letter dj voor, die dagteekent nit den tijd, teen men paadje, bagaahje, enz. , omtrent als pa-dzje , baga-dzje uitsprak . Nu men de d niet meer laat hooren en de genoemde en alle dergelijke woorden op de hedendaagsehe Fransehe wijze uitspreekt, meet dj als vervallen worden beschouwd , en door de g , uitgesproken als in horloge, rnanege , vervangen worden ; dus : bayage , page , shjtage , stellage . 20 . )e samengestelde letterteekens, die nit de verdubbeling van hetzelfde teeken bestaan , zij n . aa, ee, oo, uu ; 2. bb, dd, ff, gg enz . 2 .
De verdubbeling van eon letterteeken geeft to kennen , dat het daar-
door voorgestelde geluid langer aangehouden of krachtiger uitgesproken meet worden, dan onder dezelfde omstandigheden bij hot enkele teeken geschiedt . Hieruit vloeit voort, dat een verdubbeld letterteeken niet gesehikt is om eenen /lank to vertegenwoordigen , die slechts flauw wordt uitgesproken . 22. Tilt de voorgaande volgt , dat er geene eigenlijke verdubbeling plaats heeft, wanneer twee zelfde letterteekens niet ter versterking der uitspraak , maar nit andere oorzaken mast elkander stag. Zoo heeft men geene verdubbeling in (hij) baadde, doodle, haatte, boette enz , omdat de eerste d en t tot den stain der genoemde werkwoorden, en de tweede d en t tot den uitgang -de (-te) behooren ; en evenmin in gouddorst, daggeld , loopplaats enz . , uit good en dorst , lag en geld , loop en pleats. De regels voor de verdubbeling der medeklinkers zijn op zulke gevallen natuurlijk niet van toepassing. 23 . De i , y , C , q , v , x , w en z worden in edit Nederlandsche woorden nooit verdubbeld . Meet men den yerlengden /lank van i of y voorstellen , dan bezigt men ie , b . v. in republic/ , fr. republique ; proseliet, lat .-gr. proselytics . 24 . De Ij is eigenlijk de verdubbelde I ; -- H of Ij werd oudtijds algemeen, en nu nog in verschillende gewesten, als i of ie uitgesproken . Eerst in betrekkelijk laten tijd is de i-/lank in de beschaafde uitspraak in ei veranderd . 25 . Het letterteeken j , dat in het samengestelde letterteeken ii voorkomt , is derhalve niets anders dan eerie i , op eerie thans ongewone , maar in de middeleeuwen zeer gebruikelijke wijze gesehreven . Men schreef teen ook vj = VI ' 6 , vij = VII = 7, vi j = VIII = 8, xj _ XI = , enz. Pat de j eigenlijk hetzelfde letterteeken is als de i , is de oorzaak , dat zij , evenals deze , met eerie stip is voorzien . 26 . De letterklanlcen of ondeelbare bestanddeelen der spraakgeluiden worden in twee hoofdsoorten onderseheiden : in eigenlijke lclanlcen (/linkers of tweeklanken) en medeklinkers . 27 . Een /linker is eon ondeelbare gelij/matige /lank ; b, v,
a, eu,
oe .
4
OVER DE LETTERS, LETTERGREPEN, EN w00RDEN IN 'T ALGEMEEN .
28 . Een tweeklank is ook een ondeelbare, maar ongelijkmatige klank ; b . v. el, ul, au, ou . 29 . Een medeklinker is een kortstondig dof geruisch aan het begin of aan het erode van eenen klank. Zoo is b, v, het woord lag de a de eigenlijke klank, de een geruisch aan het begin, en de g een geruisch aan het erode der a, 30. Streng genomen , bestaan wel de meeste , maar niet alle medeklinkers uit hetgeen men in de Leer der Geluiden (Acu$tiek) een gerzcisch noemt. Intusschen is dit woord wel de geschiktste uitdrukking om het onderseheid tussehen de klinkers en medeklinkers aan to duiden. De eerste zijn werkelijke klanken, duidelijk hoorbare geluiden ; terwijl de medeklinkers slechts doffe geluiden zijn, en daarom nooit op zich zelve een eigenlijk woord uitmaken . Vergel . echter § 4.
3I . Een woord, waarin slechts een eigenlijke klank (klinker of tweeklank) voorkomt , moet steeds in eens - in zijn geheel - worden uitgesproken ; b, v . geest , liuis . Komen er echter in een woord meer klanken voor , dan kan het onder het uitspreken in even zooveel deelen worden verdeeld als het klanken heeft ; b, v, boekdrukkunst in drie : boek-druk-kunst . - Daar de meeste van zulke afzonderlijk uitspreekbare deelen uit meer dan eene letter bestaan, noemt men ze lettergrepen, d, i, grepen of samenvattingen van letters . 32 . Een woord, dat uit eene lettergreep bestaat, heel eenlettergrepiq . Een woord, dat nit meer dan eene lettergreep bestaat, heel meerlettergrepig . De meerlettergrepige woorden worden onderscheiden in twee-, drie-, vierlettergrepige enz . , naar gelang zij uit twee , drie , vier enz. lettergrepen bestaan ; b, v, daad, da-der, da-de-lijk, da-de-Z i/k-heid, da-de-ijk-he-den . 33 . Men noemt eene lettergreep gesloten , wanneer zij met of in eenen medeklinker eindigt ; b, v. had, raad, rand, vorst, kortst . -- De verdubbeling van eenen medeklinker geeft to kennen , dat deze zoo nadrukkelijk wordt uitgesproken , dat de voorafgaande lettergreep ook bij de verdeeling van het woord in lettergrepen (§ 3) de eigenschappen eener geslotene lettergreep behoudt , en dus als gesloten moet aangemerkt worden . Zoo woodt b, v, bidden beschouwd als bid-den, ofschoon de d in eene natuurlijke uitspraak slechts eenmaal gehoord woodt. In zulke gevallen eindigt de lettergreep in den medeklinker . 34. Men noemt eene lettergreep open, wanneer zij , met den daarin voorkomenden klank, niet met of in eenen medeklinker eindigt ; b, v, na, zee, ze(den) . 35. De lettergrepen van een meerlettergrepig woord worden niet met denzelfden nadruk uitgesproken . Zoo legt men meer klem op de eerste lettergreep van leer-boek, dan op de tweede ; en op de lettergreep der in va-der drukt men in het geheel niet .
OVER DE LETTERS, LETTERGREPEN, EN WOORDEN IN 'T ALGEMEEN .
5
36 . De meerdere of mindere nadruk , waarmede eene lettergreep wordt uitgesproken, heet toon of klemtoon . 37 . Er is tweeerlei klemtoon : de heele of voile klemtoon en de halve. 38 . Er zijn ten opzichte van den toon drieerlei lettergrepen : lettergrepen met den vollen klemtoon, met den halven klemtoon, en zonder klemtoon of toonlooze . In de woorden grootvader, huisgezin, geloofsheld, tuineren, bedachtzaang komen de drie soorten voor . 39 . De toon verbindt de lettergrepen van een meerlettergrepig woord tot en woord . Dit blijkt b . v . uit de vergelijking van een kleinkind met een klein kind ; en spreekt men al de lettergrepen, b . v, van boekdrukkersknecht, met denzelfden nadruk uit, dan schijnt men vier afzonderlijke woorden to noemen : boele , druk , leers en knecht, 40 . Komen in een zelfde woord twee lettergrepen voor met den vollen toon, dan heeft altoos eene van beide den boventoon ; dat is , eene van beide woodt met meer nadruk uitgesproken dan de andere ; b, v. geloofsvervolging, hazew indh'ond , bockdrukkersknecht .
4X . Een zin is een woord of eene reeks van woorden, waardoor eene geheele gedaehte uitgedrukt wordt ; b, v . Kong . - Zie. -- Luister eens . -- De zon sch?jnt. Eene gedaehte is de verbinding of scheiding van twee begrippen. In elke gedaehte onderscheidt men ° het onderwerp , 2~ het gezegde en 3° de koppeling.
42 . De woorden, die in de zinnen steeds denzelfden dienst bewijzen, behouden steeds d e n z e f d e n v o r m ; zij heeten daarom= onverbuigbare woorden ; b . v, vow', achter, want, indien .
43 . De meeste woorden, die in de zinnen verschillende diensten bewijzen, nemen v e r s c h i e n d e v o r m e n aan , om aan to duiden , in welke betrekking zij op het oogenblik gebezigd worden ; zij heeten daarom verbuigbare woorden . Voorbeelden : huffs , huizes , huize , huizen ; leef, leeft , leven . 44 . De veranderingen, die de verbuigbare woorden ondergaan, zijn inwendig of uitwendig .
45 . De inwendige veranderingen bestaan meestal of in verwisselingen of in wijzigingen van den klank (klinker of tweeklank) ; b, v, in bid, bad ; bind, bond ; geef, oaf; oraaf, , groef; roep , riep . 46 . De uitwendige veranderingen bestaan in het achtervoegen van letterklanken of lettergrepen ; b . v . in Gods, Gode, van God ; groote, grooter f grootst, van oroot ; geeft, geven, van geef. Een woord zulke uitwendige veranderingen doen ondergaan, heet het woord verbuigen . De gezamenlijke verschillende vormen , waaronder een woord voorkomt, heeten de verbuiging van dat woord . 4 . Bij aT de veranderingen , die een woord in de verbuiging ondergaat,
6
OVER DE LETTERS , LETTERGREPEN EN w00RDEN IN 'T ALGEMEEN .
blijft bet h e t z e l f d e woord ; b . v. Gods is hetzelfde woord als hetzelfde als menscla ; qaf hetzelfde als geenn .
God ; men$chen
48 . De letterklanken en lettergrepen, die in de verbuiging echter een woord gevoegd worden, heeten, bui~iingsuit,qangen ; b . v . S , e, de, in .mans, van van goed, hoorde, van boor. 49 . Een stain of woordstam is hetgeen overblijft, wanneer men een woord van zijne verbuigingsuitgangen ontdoet. Zoo is poor de stain van Iaoore, hoort, hooren , hoorde ; huffs de stain van huizes , huize , huizen, huisde .
man, goede,
50 . Een stain zou geen woord , slechts een deel van een woord wezen , wanneer dit in den zin niet anders dan van eenen uitgang voorzien kon voorkomen . Thans echter is meermalen de buigingsuitgang door den tijd vanzelf afgesleten , en dan client juist bet gemis van den buigingsuitgang our de betrekking van bet woord in den zin aan to duiden : in zulk een geval is bet woord in vorm gelijk aan zijnen stain . Zoo is b . v. de lste naamval van steep, door bet afslijten van eene s, aan den stain gelijk geworden ; want dat woord luidde oudtijds in den lsten naamval stains, in den 2den stainis. Het gemis van eenen buigingsuitgang bij een werkwoord duidt thans aan, dat bet in de gebiedende wjjs staat . 5 . De onverbuigbare woorden zijn natuurljjk altijd eensluidend met hunnen stain ; of liever , bij zulke woorden kan eigenlijk van eenen stain geene sprake zijn . 52 . De onderscheidene verbogen vormen van eon zelfde woord schijnen sours van verschillende stammen gevormd ; b, v . (k) bid, (bij) bidt, (wj) bidden, (ht) bidde, van den stain bid ; maar (ik en h~j) bad van bad, (wry) baden, (gr;j) baadt van bead, 9ebeden van beed. Intusschen zijn bid, bad, bead, beed slechts wijzigingen van eenen en denzelfden stain, die door verschillende oorzaken inwendig (~ 45) veranderingen heeft ondergaan . Dit verhindert echter niet, dat men gemakshalve, bij verkorting, van de verschillende stammen van een woord kan spreken, zonder altijd de eenig juiste, maar omslachtige uitdrukking : verschillende vormen van den stain van een woord to bezigen . 53 . Alle sterke werkwoorden , vele zelfstandige naamwoorden , enkele zwakke werkwoorden , bijvoeglijke naamwoorden en voornaamwoorden hebben stammen met verschillende vormen , b. v. de stain nam verkrijgt in nennen , (wij) namen, genomen de vormen neem , neam en noom ; de stain chip wordt sclaeep in bet my . schepen. 54. De woorden zijn ten opzichte van hunnen vorm en oorsprong vierstarawoorden , middelwoorden, afrdeleide woorden en samengestelde woorden.
derlei :
55 . Een stamwoord is eon woord, dat geene uiterlijke kenteekenen draagt, die bewijzen of doen vermoeden, dat hot van eon ander woord is gevormd . 56 . Eon stamwoord is dus jets anders dan een stem . Het verschilt daarin van een stain , clef bet steeds een woord - is , d . i . op zich zeif eene beteekenis heeft , wet bij een stem niet altijd hot geval is. Vergel. § 50. eon woord , clef door aanh .echting van eenen of of van eene of meer lettergrepen , die zelve geene woorden , meer letterklanken 5 7 . Een
afgeleid woord is
OVER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN.
7
(§ ), zijn, kennelijk van een ander woord gevormd is ; b, v, grootte, grootsch, grootelijks van groot . 58 . Ilet woord, waarvan een ander woord is afgeleid, beet bet grondwoord. Het grondwoord kan een stamwoord zijn , gelijk zand, grondwoord van zandig ; bet kan ook zelf eon afgeleid of een samengesteld woord wezen, gelijk vriendelijk en oudvader, grondwoorden van vriendelrjk-held en oudvader-hjk . 59 . De woordstammen kunnen in de afleiding, evenzeer als in de verbuiging, verschillende veranderingen ondergaan, gelijk b, v, in steedsch en konin/th k, van de stammen stall en koning. 60 . De gezamenlijke vormen , die een zelfde stain , hetzij in de verbuiging , hetzij in de afleiding aanneemt , noemt men een stainrij . Zoo maken sprak , spreek , sprak , spraak , sprenk , sprook eene stamrij uit , omdat zij vormen zijn van eenen en denzelfden stain , die in de woorden gesprek , spreken , sprak , spraak , spreuk , sprookfe voorkomt. 6 . De letterklanken en lettergrepen , door wier aanhechting een woord van een ander woord is afgeleid, heeten voor- of achtervoegsels, naar gelang zij voor of achter bet grondwoord gevoegd worden . Zoo is be- een voorvoeg$el en -lrik een achtervoegsel in bet woord behoorlijk.
62. Door de aanhechting van voor- of achtervoegsels ontstaan n i e u w e woorden ; b. v . konde , hooyte , gezang zijn a n d e r e woorden dan kond, hoop , zany . Vergel . § 47 . 63 . Een middelwoord is een woord, dat door zijn voor- of achtervoegsel hot voorkomen heeft van een afgeleid woord, dock hetwelk niet van een b e k e n d woord gevormd is ; b . v . gezond , Bering , akker , bagel. 64. Men noemt de zoodanige woorden middelwoorden, omdat zij niterlijk tot de afgeleide en innerlijk tot de stamwoorden sehijnen to behooren , en dus eene m i d d e s o o r t uitmaken . Minder goed noemt men ze onechte stammen . Zij houden op middelwoorden to zijn , zoodra hunne afleiding bekend wordt ; alsdan gaan zij in de klasse der afyeteide woorden over. Onechte stam ;nen , of liever onechte stamwoorden , zijn zulke woorden, die bet uiterlijk van stammen dragen , maar bij nauwkeurig onderzoek afgeleid blijken to wezen ; b . v . boer , schoon , zoom. 65 . Swnengestelde woorden zijn woorden, die door de samenvoeging of vereeniging van twee op zich zelve bestaande woorden gevormd zijn ; b . v, veldheer bestaat uit veld en beer, zilversmidswinkel uit zilversniid en win/eel .
TWEEDE IIOOFDS' UK . Over de klinkers en tweeklanken, 66 . Het beschaafde Nederlandsch heeft de zeven volgende klinkers : a, e, i of le , o , u , eu en oe . Zij worden gehoord in va-der , ge-ven , ti-tel, die-nen, bo-de, vu-ren, reu-zen, $toe-len.
In de gewestelijke tongvallen hoort men nog eenige andere klinkers .
8
OVER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEt .
67, De klinkers hebben eigenlijk alleen in opene lettergrepen, of wanneer zij op zich zelve genoemd of uitgesproken worden, met andere woorden, alleen wanneer zij buiten den invloed van een volgenden medeklinker zijn, hun geheel zuiveren, ongewijzigden klank . In geslotene lettergrepen met den vollen klemtoon ondergaan zij door den invloed der volgende medeklinkers altijd eenige , hetzij grootere , hetzij geringere wij ziging . 6 8 . In geslotene lettergrepen krij gen de klinkers hun vollen eisch niet, maar worden slechts onvolkomen uitgesproken , in al die gevallen , waarin geene buitenaf liggende oorzaken zulks voorkomen . Zoo luiden b, v . de a en a in de geslotene lettergrepen day en spel geheel aiiders dan in de opene da-gen en spe-len. 69 . Wanneer een klinker in eene geslotene lettergreep met den vollen klemtoon ten gevolge van de eene of andere oorzaak niet kort wordt afgebeten, dan ondergaat hij integendeel eene geringere of grootere verlenging, wordt iets ranger aangehouden of gerekt ; b, v . de a van dayen in daagsch , de e van spel en in speelech . 70 . Die rekking is nagenoeg onmerkbaar , wanneer de geslotene lettergreep slechts den halven Loon heeft en onmiddellijk volgt op de lettergreep met den vollen klemtoon ; verger, b . v. raad met voorraad. 7 . Het gerekt zijn van een klinker wordt zeer gepast door de verdubbeling van het letterteeken voorgesteld ; b . v. in jaar , reed , oor , vui r enz, Verger . § 2 .
7 . Men heeft dus drieerlei uitspraak van denzelfden klinker to onderscheiden : de volkomene of natuurlijke, de onvolkomene of kort afgebrokene, en de yerekte of verlengde uitspraak. Alleen van de eu bestaat in het beschaafde Nederlandsch geene onvolkomene uitspraak : zie de oorzaak beneden § 98 . 73 . Wanneer het nutteloos is de gerekte van de volkomene of nati&urhyke uitspraak to onderscheiden, of wanneer beide gelijkelijk bedoeld worden, zullen wij de beiderlei uitspraak - kortheidshalve -- de heldere noemen . Met hetzelfde doer zullen wij , in plants van de juiste, maar omslachtige uitdrukkingen : onvolkomen , volkomen , gerekt of herder u i tg e s p r o k e n e klinkers , veelal de beknoptere : onvolkomene, volkomene , gerekte , heldere klinkers , bezigen , zonder daarmede to kennen to willen geene , dat wij w e z e n ij k v e r s c h i e n d e klinkers bedoelen .
74 . Het beschaafde Nederlandsch heeft zes onvolkomen klinkers de
a
in dal, verkorting van de
a
in da-lee ;
i
e
u spel ,
e
if spe-lee
Y
it
o o u
n slot,
Ii
n
II N
n
nis ,
blom,
ii dun ,
a
ii
ii
Ii
II
II
n
n
/
o ,,
n
ii
I
oe ,, bloemen ;
n
n
II
i II fr, niche ;
u
slo-ten ;
n vuren.
75 . De onvolkomene o en de onvolkomene oe worden in het schrift niet onderscheiden, maar beide door hetzelfde letterteeken o voorgesteld . -- Ofschoon men vroeger het ver~
brER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
schil in uitspraak zeer wel had opgemerkt , waren de aard en oorzaak van dat verschil onbekend gebleven, en hield men beide slechts voor verschillende soorten van o's . Be eerste, to weten de o in slot, noemde men de $che7pkorte ; de andere, die in blom, de zachtkorte o . Wij zullen die benamingen , hoewel onjuist , behouden , omdat zij bekend en tevens beknopt zijn. 76 . Be onvolkomene klinkers verschillen onderling niet zooveel als de heldere , en worden daaiom sours verward en verwisseld ; b . v. in rat en rot, pen en pin, pct en pet. Bit geringere verschil, de gelijke schrijfwijze met o, en de onbekendheid met de ware natuur van de zoogenaamde scherpkorte en zachtkorte o zijn oorzaken , dat de onvolkomene oe in zocht , van zoeken , scherp , als de o van slot , wordt uitgesproken ; en dat de uitspraak van vele woorden met o's niet overal dezelfde is . Zoo hoort men b . v. de scherpe o in dol - doyen dikwijls verwarren met de zachte in vol- voile. -Ook heeft de volgende medeklinker grooten invloed op de uitspraak dezer o's en draagt tot de verwarring bij . 77. Uit de vorige §§ is gebleken , dat door onvolkomene en heldere (volkomene en gerekte) klinkers hetzelfde moet verstaan worden , wat in de vier eerste drukken van dit boekje geslotene en opene klinkers heette. - Niet alleen de mindere juistheid dezer uitdrukkingen , maar ook de verwarring , waartoe zij aanleiding gaven , doordien de bekende Fransche benamingen e ferme en e ouvert nagenoeg het omgekeerde beteekenen, heeft mij genoopt de vroegere uitdrukkingen to laten varen . Het ongerief , dat misschien daardoor voor het oogenblik iog bij sommigen zal veroorzaakt worden , kan niet van langen dour zijn .
;s. noemt,
Wanneer eene lettergreep alien klemtoon verliest , of, zooals men het toonloos wordt, dan verliest doorgaans ook de daarin voorkomende
klinker of tweeklank al hot kenmerkende en eigenaardige ; b, de a van paal in dorpel , voor deurpaal , oudt, dorepael ; de a van zeel in leidsel , voor leidzeel ; de 0 van zoon in Jan$en of fanssen ; de ei van heim in Gorkum, voor Gorinc-Iieim . 79 . Niet altijd echter is de klinker in eene toonlooze lettergreep geheel toonloos ; b, v, niet de i in afgodisch , de e in merrie , de u in schaduw. 80 . De toonlooze klinker schikt zich eenigermate naar den aard van den volgenden medeklinker ; men kan dientengevolge van drieerlei toonlooze klinkers spreken, voorgesteld door e, I en u . 8 . Daar de toonlooze klinker, wanneer hij buiten alien invloed van een volgenden medeklinker staat, to weten aan het einde eener lettergreep, door e woddt voorgesteld, b. v, in hooge, alle, wzjze, moet de toonlooze a als de natuurlijke of ongewijzigde toonlooze klinker worden aangemerkt . Men treft dien ook aan voor de tongletters , n , r en t , b, v. in dadel , zonen , kamer,, lemmet . 82 . Vdor keelletters, als g, k en ng, woddt de toonlooze klinker voorgesteld door de I, als zijnde de klinker, die hoofdzakelijk dicht bij de keel woddt gevormd ; b, v, in zandig, monnik, woning . 83 . Tilt de twee vorige §§ volgt, dat de ij in de voornaamw . mijn en zijn, wanneer deze toonloos worden uitgesproken , als eene toonlooze e , maar in het achtervoegsel -iijk als eene toonlooze i is aan to merken, 2
0
OVEIt D KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
84 . Voor de lipletter m zou de u de geschiktste vertegenwoordigster van den toonloozen klinker zijn , omdat de u voornamelijk vooraan in den mond, bij de lippen , gevormd wordt. Het Gebruik wil evenwel ook hier de e gebezigd hebben ; b, v, in asern brasem, wasenz, bezem, deesena, boezem, enz . Alleen in sommige plaatsnamen , als Aalsum , Deutekum, Gorkum, Leersum, Lopper$unn enz . , schrijft men de u . Dit laatste geschiedt, naar het schijnt, zonder uitzondering in Friesche plaatsnamen , als zilmenum , Burum , Dokkum , Eestrum, Firdgum enz . 85. De toonlooze a is wel in de meeste gevallen nit een anderen klinker of een tweeklank ontstaan ; sours echter ontstaat zij als vanzelve tusschen twee medeklinkers ; b . v. in mannelijk , jongeling , gaardenier . In zulke gevallen wordt zij slechts zeer flauw uitgesproken en sours geheel onderdrukt , b . v . in manlijk , naast mannelijk. 86 . Men wachte zich zorgvuldig de toonlooze i en u op dezelfde wijze als de volkomene uit to spreken . De i en tt luiden in eincligen , zondigen , Bergumer Meer , Ezzcmazijl, Rinsumageest enz . geheel antlers , namelijk veel doffer , dan ie in liegen en bedriegen , en u in muren en vuren . s ;,. De gewone tweeklanken , ofschoon door twee verschillende letters voorgesteld , zijn t h a n s ondeelbare klanken , waarin geen der beide geschrevene klinkers kan waargenomen worden . In het beschaafde Nederlandsch komen de volgende voor : al , ei of ij , ui, au en ou . Zij ontstaan , wanneer de mondbuis onder het spreken van stand verandert ; ui b . v, wanneer de mond uit den stand , die tot het uitspreken eener u vereischt wordt , terstond overgaat in dien, welke tot het uitspreken van i wordt gevorderd . 88. De tweeklank ai wordt in het beschaafde Nederlandsch thans alleen nog in het tusschenwerpsel van pijn : ai I gehoord ; vergel . § 4 . 89 . De ie, eu en oe zijn geene tweeklanken, maar gewone klinkers, omdat er onder het uitspreken geene verandering in den stand der mondbuis plants heeft. 90 . Eene bijzondere snort van tweeklanken zijn : aai, ooi, oei en aau, eeu en ieu, van de vorige hierin verschillende, dat er duidelijk een heldere klinker in wordt gehoord . Zij ontstaan, wanneer de mond een oogenblik in den eerst aangenomen stand verwijlt, voor hij overgaat in den stand, die tot het uitspreken van eene i of oe vereischt wordt . Men noemt ze gewoonlijk verlengde tweeklanken .
9 . De verlengde tweeklank aau is thans in de beschaafde uitspraak in au overgegaan, behalve in de tusschenwerpsels aauw en miaauw ; vergel . § 4 . 92 . Daar 0 en oe thans zuivere klinkers , en niet , gelijk vroeger , tweeklanken zijn , kunnen ieu en oei slechts als tweeklanken beschouwd worden. - Het beschaafde Nederlandsch heeft geene drieklanken dan alleen iaauw in het tusschenwerpsel miaauw. Vergel . echter § 4. 93 . Het Nederlandsche klankstelsel is niet altijd geweest, gelijk het
flu
OVER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
is . Het tegenwoordige kan slechts uit bet vroegere volkomen verklaard en begrepen worden . Hier zal echter alleen datgene worden opgegeven , wat voor bet recite inzicht in de hedendaagsche spelling volstrekt onmisbaar is . 94 . Er waren oorspronkelijk slechts Brie klinkers : a , i en u (lees oe) en zes tweeklanken : is , ua , (lees : oea) , - ai , ui (lees : oei) , - au , iu (lees : ioe) . In deze tweeklanken werd aanvankelijk iedere klinker duidelijk gehoord . 95 . De bovengenoemde klanken bestaan in bet hedendaagsche Nederlandsch nog, deels onveranderd , deels veranderd,. De veranderingen bestonden . in eene ver°zachting der uitspraak, b . v. de verandering van ai in ei , van au in ou ; 2 . in eene versterking der uitspraak , b . v . de verandering van i in ij , van u in ui , ook wel breking genoemd ; 3 . in de ineensmelting der twee klinkers van eenen tweeklank tot eenen klinker ; b . v. de verandering van is in a , van u a in Oe , van ei in ee , van ou in 00 . 96 . Het volgt uit den aard der zaak , dat de klinkers , die door de ineensmelting der bestanddeelen van eenen tweeklank ontstaan waren , aanvankelijk steeds - ook in opene lettergrepen - langer worden aangehouden dan de gewone volkomene klinkers ; b . v . de a nit ia , in dc-den , werd langer aangehouden dan de oorspronkelijke g , in da-ten . De vroegere spelling bevestigt zulks ten duidelijkste . Zoo schreef men veelal b . v . dae-den , tae-ren , slae pen ; maar da-then, ja-then , dalen. De klinkers , die uit tweeklanken ontstaan zijn , worden oorspronkelijk large klinkers genoemd , in onderscheiding van de gerekte , d . i. oorspronkelijk korte klinkers , maar die door de werking van een volgenden medeklinker gerekt zijn ; vergel . § 69 . Tegenwoordig is veelal bet onderscheid tusschen de large en de gerekte klinkers in bet beschaafde Nederlandsch niet meer hoorbaar ; wanneer bier van korte en large klinkers gesproken wordt , zien die uitdrukkingen op den oorsprorkelijken toestand, niet op de hedendaagsche ritspraak . Waar onderscheiding noodig is , zullen de large klinkers door den circumflexus worden gekenmerkt : a , e , i , enz . 97. lEt § 94 volgt , dat al onze klinkers en tweeklanken , behalve de meeste a's en is , alsmede ai , au , iou en oei , van lateren oorsprong zijn , en nit andere klanken zijn ontstaan . Voor de spelling is bet noodig den oorsprong der e's . 0's , ei's , ij's en is to kennen . 98 . Dat eu teen oorspronkelijke klinker is , maar ontstaan is uit eene heldere o of e , dock nooit nit een onvolkomen klinker , verklaart waarom er geene onvolkomene a u's bestaan.
Over den oorsprong der e's en o's . 99. Er zijn twee soorten van- leeldere e's en
0's ,
to weten zoogenaamde
zachte en scherpe. Het onderscheid blijkt :
. uit de versehillende wijzen, waarop de twee soorten in sommige gewesten worden uitgesproken ; vergel . § 00 ; 2 . uit de klinkers , waarmede zij knnnen afwisselen , en die bij iedere soon verschillend zijn ; vergel. § 0 ; 3, uit den verschillenden oorsprong der twee soorten ; vergel . § 02
09 .
00 . Het onderscheid tusschen de zackte en de sckerpe e's en o's wordt in de besehaafde uitspraak niet meer in acht genomen ; op vele plaatsen echter is bet in de volksspraak nog duidelijk hoorbaar . Ten aanzien van sommige woorden bestaat onzekerheid en verwarring , daaruit blijkende , dat dezelfde klinkers op de eene plaats zacht, op de andere scherp luiden .
OVER DE KLINKERS EN T9FEEKLANKEN .
2
0 . De zachte heldere e's gaan sours over in onvolkomene e's , b. v. in bevelen -bevel, spelen - spel en wisselen sours of met oorspronkelijke a's en i's, en met eu's ; b . v . in steden - stall , smeden -- smid , sneven - sneuvelen . De scherpe e's daarentegen behouden steeds den helderen klank , wisselen niet of met onvolkomene e's , maar met ei's , b . v. in eek - eik , gereed - bereiden. De zachte heldere o's gaan sours over in onvolkomene o's , zoowel voor eenen als voor meer medeklinkers ; b . v. in goden - god , sloten - slot , logen - le2agen , jokers jeuken. De scherpe o's daarentegen verliezen hun helderen klank alleen, en dat nog bij uitzondering, voor twee medeklinkers of voor een versterkten, d . i, dubbel geschreven medeklinker , b . v . in koopen -- kocht , stooten - stotteren. 02 . De versehillende oorsprong der e's en o's is de oorzaak van het verschil in de uitspraak en in de verwisseling met andere klanken , en maakt dus den grondslag van het onderseheid der beide soorten nit . Het is derhalve natuurlijk en redelijk , wanneer er ongelijkheid in de uitspraak van eenige woorden bestaat, flat de oorsprong flier letters beslissen moet , tot welke snort zij to brengen zijn .
03 . De a en o zijn zacht, wanneer zij uit andere eenvoudige, oorspronkelijk korte k l i n k e r s, scherp , wanneer zij uit t w e e k a n k e n ontstaan zijn . 04 . De zachte a is ontstaan . meestal uit I ; b . v, in scheppn van schap , leden van lid ; 2, dikwijls uit a ; b . v, in steden van stall, vegen van vagen . 05 . De zachte heldere a in knekel(huis) is waarschijnlijk ontstaan, nit u (oe) : knokel (ang. cnuc) , kneukel , knelcel. In de thans verouderde woorden krepel en voetevel, voor kreupel en voeteuvel , heeft flit zeker plaats gehad ; krepel is ontstaan uit kreupel , en flit nit kropel , van kruipen , kroop, gekropen ; en evel nit euvel , goth. zcbils .
06 . De scherpe a is ontstaan . doorgaans nit den tweeklank of , nadat deze vooraf in ei was overgegaan ; b, v. in been uit bain, bein ; 2, in weinige woorden uit den tweeklank iu , nadat deze to voren in Ie was overgegaan ; b, v, in deemoedig , ohd . diumuati ; neet (klinknageltj e) , ook als niet uitgesproken , oudnoordsch laniota . 07 . De zachte b, v, in kogel, lid .
is ontstaan nit den verloren klinker u (lees : (spreek nit : koegel) ; zie § 94 .
heldere o Icugel
oe) ;
08 . De zachte heldere o in komen (oudt . Icoemen) is ontstaan nit we (wi) ; die in dolen waarschijnlijk uit wa van dwalen. De o in zoo (oudt . swa) , is eigenlijk zacht, dock wordt our eene andere reden als scherp beschouwd ; zie § 2 .
De scherpe heldere o is ontstaan , doorgaans nit den tweeklank au, nadat deze vooraf in on was overgegaan ; b. v . in koopen, oudt. kaupon , koopen ; 2 . enkele malen uit al of ei ; b . v. in moot, van goth. maitan (snijden) ; boot, oudnoordsch beitr . 09 .
0 . Daar de scherpe o's en e's ontstaan zijn door de versmelting van een der klinkers van eenen tweeklank in den anderen , behooren zij , volgens § 96, tot de oorspronkelijke lange klinkers en worden dus zees gepast ook in opene
OVER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
3
lettergrepen door de verdubbelde letterteekens ee en oo voorgesteld . Vergel . § 20 en 2 . . In sommige woorden , waarbij , ten gevolge van het uitstootenn van een medeklinker, eene samentrekking van twee lettergrepen heeft plants gehad, komen C's en o's voor , waarin een toonlooze klinker• is weggesmolten ; b. v. in veer (ce-er) voor veder , sneeg ($ne-4i) voor snedig , boom (6o-em) voor bodem. De zoodanige e's en o's stemmen derhalve in acrd en oorsprong overeen met de eigenlijke scherpe e's en o's , zijn evenzeer van natuur lang, en behooren this insgelijks steeds - ook in opene lettergrepen - met het dubbele letterteeken geschreven to worden : vee-ten, snee-get, boo-men (bodems) . 2 . In eenlettergrepige woorden, die op een helderen klinker eindigen, unit de voile nadruk op den klinker, zoodat deze, door Been medeklinker gestuit of beperkt, als vanzelf gerekt wordt . Het is dus natuurlijk, dat de zoodanige woorden , waarin e's of o's voorkomen , met het dubbele letterteeken, als teeken van den gerekten klank , worden geschreven ; b, v. thee, zoo .
3 . Daar de e's en o's in vreemde woorden natuurlijk nooit dan bij vergissing uitgesproken worden met dien eigenaardigen klank, die onze scherpe e's en o's kenmerkt, heeft men ze steeds als zaclat beschouwd en slechts bij uitzondering in eenige weinige woorden sours voor scherp gehouden . Voor zuike uitzonderingen zijn geene geldige redenen to bedenken ; alle behooren dus op denzelfden voet behandeld, en met onze zachte e's en o's gelijkgesteld to worden . - Die e's en o's echter , die in den boezem onzer eigene taal uit eene vreemde of of au zijn ontstaan, b . v, in leek, nit lat . laicus, en in kool, nit lat, caulis, zijn Nederlandsche klanken en werkeiijk scherp . 4 . Aangezien het dubbele letterteeken den gerekten klank moet voorstellen (§ 2), is het natuurlijk ongepast in lettergrepen, die nooit met den gerekten klinker worden uitgesproken, b, v. in het meervoud van het achtervoegsel -held. Daarom heeft men -heden steeds met de enkele e geschreven, ofschoon deze uit ei ontstaan en dus oorspronkelijk scherp is . - Daarentegen is het evenzeer gepast de e's in de achtervoegsels -eel , -eeren, -ees, die voorheen tweeklanken warm en steeds den vollen klemtoon hebben, als scherp to besehouwen , to meet daar het volstrekt ondoenlijk is in elk voorkomend geval met zekerheid to bepalen, of zij oorspronkelijk scherp of zacht warm ; verges . n Ilegeling der Spelling enz, a § 7 6 7 9 , waar dit onderwerp uitvoerig b ehandeld is . 5 . In het achtervoegsel -loos is de o nit ou (au) ontstaan en derhalve van natuur scherp . In goddeloos, liefdeloos e, a, heeft het den vollen klem-
4
ovi
DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
toon ; het staat dus niet gelijk met -heid, -heden, maar moet geacht worden den scherpen klank to behouden . 6. Uit § 03--5 blijkt , dat de uitdrukkingen zachte en scherpe o's en o's niet altijd geheel hetzelfde beteekenen , en alleen to kunnen geven , dat de dusgenoemde klinkers als oorspronkeiijk Tang of als s t e e d s gerekt to beschouwen zijn. 7 . Het onderzoek naar den oorsprong der e's en o's vereischt in vele gevallen groote omzichtigheid en eene tamelijke kennis van de aanverwante talen . Er zijn enkele woorden , waarin O'S en o's voorkomen , wier oorsprong men nog niet heeft kunnen bepalen : het is verstandig dat men haar vooralsnog dien klank blijft toeschrijven, die het gebruik haar heeft toegekend . Tot de zoodanige woorden behooren b . v . heer,, keeren , zweep e . a.
8 . De regels voor het onderkennen der zachte en scherpe e's en o's zijn van tweeerlei aard ; sommige zijn noodwendig algemeen geldig en kunnen door iedereen worden toegepast ; andere zijn nit de waarneming opgemaakt, of laten schijnbaar uitzonderingen toe , die alleen door taalkenners kunnen beoordeeld worden . Die der laatste snort, ofschoon zij niet als afdoende bewijsgronden molten gelden , kunnen evenwel , als hulpregels voor het geheugen , goede diensten bewijzen.
Algemeerl geldige regels voor de z a c h t e heldere e . 9 . . Dc heldere e is (volgens § 04) zacht in alle opene lettergrepen van sterke of ongelijkvloeiende werkwoorden, behalve in Iceeten (genoemd worden) . Voorbeelden zijn : stelen, stal ; nemen, nan ; wegen, woog . Sterk waxen oudtijds ook : helen, hal, (ver)Iaolen ; leneden, knad ; sneven, snaf ; stenen (steunen) , $tan ; teren, tar , ( in verteren) ; weven , waf, geweven .
20. In het e n k e v o u d van den onvolm . yen . tijd der aantoonende wijs van de werkwoorden der 5de klasse , d . i, van die welke vervoegd worden als bijten , is de e scherp , omdat zij oorspronkelijk eene ai was (§ 06') . Men herinnere zich , dat het enkelvoud geen tweeden persoon meer heeft , en dat de vormen gij beet, leedt, schreeft enz . eigenlijk tot het meervoud behooren , ofschoon zij . ook voor het enkelvoud in gebruik zijn . 2 . 2. De heldere `e is (volgens § 04) zacht in woorden , afgeleid van sterke werkwoorden, die niet vervoegd worden als b~jten . Voorbeelden acenneinen van nemen, nam ;
leper
beweging a bewegen, bewoog ;
(land)meter
van liggen, lag ; n meter, mat ;
scheppn (rechter)
eter
/r eten, at ;
genezmng
a
genezen, gems ;
steek, stekkl
a a
Iaeler
n
helen , hal ;
trede
n treden , trail ;
zweer
n zwere z , zwoor.
hevel , hevig , verheven van
Iaegen , icief;
sclaeppen, schiep ; steken, stak ;
22 . De werkwoorden , die vervoegd worden als bijten , hadden oorspronkelijk in het enkelvomi van den onvolm . verleden tijd ai , later ei , in het meervoud en in het verleden deelwoord i . Zij kunnen daarom zoowel afleidsels hebben met de scherpe als met de zachte e (~ 04 en 06') ; b. v. leden , meervoud van lid , komt van lijden ; bleek, bleeker, van blijken .
OVER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
23 . 3 . De heldere e wordt (volgcns § 4) als- zacht aangemerkt in het meervoud van -heid, b . v . in waarheden , grootheden . 24 . 4 . De heldere e wordt (volgens § 3) als zaclzt aangemerkt in woorden, die nit vreemde talen ontleend zijn, uitgezonderd in leek, tat . laicus, volgens § 3, en in thee, volgens § 2 . Voorbeelden beet (wortel), deken (overste), jenever ,
tat. . beta, decanus, juniper, camelu$,
it ii
II
kernel, keten , komeet ,
catena , comets , lilium,
ii
lelie, leveren melis (suiker), menie, meter (el) ,
u ii fr,
livrer, melasse,
'I
tat . minium, ii metruna , n niger ,
neger , peen,
n
panais,
peer piper pro/eel , peterselie, planeet , repel , $alpeter, tegel, zegel, zegen (heilbede), zegen (net) , zemel , zenebladen,
tat, pirum, n piper, a prophets, n
petroselinum,
'
planets,
ii
regula,
a n
sat petrae, tegula,
n u
sigillum, signum,
ii
sagena, simila, senna .
II a
Hulpregels voor de z a c h t e heldere e . 25 . . De heldere a is (volgens § 04) zacht in woorden, waarnaast vormen van dezelfde of nagenoeg dezelfde beteekenis bestaan , in welke eene a of i voorkomt . Uitgezonderd zijn heet - laitte, leelr~k, ook wet lilhjk uitgesproken , en leeder , verouderde vorm voor leer , ladder . Voorbeelden beter degen dwepen edel gretig keep onderhevig revelers spenen stede feting (vogel)
--• oaten , dagge,
oudt, dwapen , /
adel ,
/i gratig , van kappen,
oudt. onderhavig , n n
deze gene geven geleding neef plegen
ravelen , spanen ,
revers scheel , schelen schepen
stall , taling ,
sedert smeden
dit , prods, gift, lid, nicht, -r- plicht, --- rif, verschil, chip sinds , smid,
o TtR DE KLINKERS N TwEkLAN!CJ N . veer (overtocht) van varen , - vagen , vegen belle beven
bidden , bibberen ,
spleten streven tepel zetel zeven
split, stribbelen, ti:p, zitten, ziften .
26 . 2 . De heldere a is (volgens § 0) zacht in woorden , waarin zij met de onvblkornene a afwisselt . Voorbeelden belegeren beleg , leken lekken, beter - bet (in betweter), lepel leppen, bevelen bezel, lezen les, bezem bessem , merle met, nef fens , bezie bei , nevens deken dekken , spelen spel, even e f en , tevens teff'ens, tred, gebeden gebed, treden trek, gebreken gebrek , treek yen, kegel kegge , veers weq, keten kE'ttinq , wegen weven webbe. klepel kleppen , 27 . De heldere a is (volgens § 0) zacht, in woorden , waarin ook wel eu gehoord wordt . Voorbeelden lenen leunen , stenen steunen, tegen teugen, peuluw , peluw veel sneven sneuvelen , veal, speulen , zeven zeuven . spelen 28 . 4 . De heldere a is (volgens § 04) zacht in woorden , die in het Hoogduitsch of Friesch eene onvolkomene e, of die in het Hoogduitsch, Engelsch of Friesch eene a of i , of die in het Hoogduitsch ie hebben , met uitzondering van scheef , hoogduitsch schief, en begeeren , lid, begierde . De gewestelijke Friesche of nit het Friesch achtergeblevene uitspraak biers (bie-en), ien (ie-en) , stien (stie-en) rekent niet merle ; zij bewijst integendeel de scherpte der e . Voorbeelden hd . eszig , weder (het) , edik , hd, gewitter, / weder (tegen) , ii wider., gelb , geel,
OVEI
netel , schepel , veter , ketel, leek , meniq , peet , vezel , ezel , kever , merle (meekrap), Leer , bede , beet , lever , deel (plank en dorschvloer) , egel , greep ,
hd, neszel , n scheffel , n feszel , frieseb tsjettel , lid . a n Ii
bath , mancher , pathe , fase ,
eng, a $s , a chafer , n madder , a lid, F, II
n a
bitte , bisz , biber,, diele ,
II
hemel , henen ,
T
himmel ,
F,
fleet , reef ,
/
hin , nisz ,
schenteren , sclarede, slede ,
n n
suede , streek (landstreek en streep) ,
wemelen ,
n II
zeel ,
wimmeln, sitte, sicher,, sil.
eng, cricket,
krekel , lever , pegel ,
II it
pekel , scheen ,
ii
steviq , streep ,
'I
leniq , levee ,
ii
n
liver, piggin, pickle, thin, stiJ7, strip.
gevel, neder , scheel , smeren , steel (bezem-), stevel , vedel , veder ,
weder (opnieuw) , wezel , zege ,
striclc ,
friesch liniq, n libje,
week (zeven dagen),
risz , schimnern , veel , schritt, vrede,
a echlitten , n schnit , a
hd, n
zede , zeker ,
tar ,
igel , griq',
If
7
DE KEINKERS EN TWEEKLANKEN .
zeven ,
'i
lid,
wike . giebel,
n n
nieder, schielend,
n II n
schmieren, stiel,
» n ,, II
n
stiefel, fiedel, gefleder,, viel, frieden, wieder,
n wiesel ~i $ieq, eieben . ii
Algemeen geldige regels voor de s c h e r p e heldere e . 29 . . De heldere a is (volgens § 06 ) scherp in woorden , waarnaasl vormen bestaan , die dezelfde of nagenoeg dezelfde beteekenis hebben , in welke de tweeklank el voorkomt , of die in sommige gewesten flog met el worden uitgesproken . Uitgezonderd in het achtervoegsel -heden , meerv . van -heid. 3
OVER DE ICLINKLRS
i$
Eli
TWEEI{LANIU N .
Voorbeelden bleik , bleek (plaats om to bleeken) breed (eer)breiden eek eik, vleien , fleemen
geineen , gemeente
gee$elen heel , heelen
gei$elen , heilzaam,
steep teeken scheef
heet (warm) kleen
heft , klein ,
teezen vleesch
kweeken teed
leweiken , leid , meinen ,
meenen
gemeinte,
alreede, gereed, reeder bereiden, scheede - schei, (IJeel)stein, teiken, schei/, teisteren,
- vteisch, weeken (zacht maken) weiken, zeever - zeiver, zweeten zweiten .
30 . Deze regel is natuurlijk niet van toepassing op de zeldzame woorden , waarin de a niet uit of , maar veeleer omgekeerd ei uit o ontstaan is ; b. v. op grenen(hout) in sommige streken greinen uitgesproken . De a is , evenzeer als de ei , in dit woord uit de a van het Deensehe en Zweedsche gran (denneboom) ontstaan ; vergel . § 59 .
3 . 2 . De heldere e is (volgens § ) schelp in lettergrepen , die door samentrekking ontstaan zijn . Voorbeelden ceel , lauurceet gedwee keel (kiel) kwee (appel) kweelen (zingen) teeg leeman leewater leer (ladder) leeren (van leder) mee (bijw.)
- cedel ,
preeken
prediken,
gedwede , kedel ,
ree (voor schepen) slee
- reede,
kwede, kwedelen , ledig ; tedeman ,
snee sneeg steep streelen
- suede,
ledewater , leeder,
tees veel (viool)
- stregelen, teeder, - vedel,
lederen , merle , merle ,
vree veer
- vrede, veder ,
mee (honingdrank) mee (meekrap) - merle ,
- suede,
snedig, - stedig,
onweeren zweeten
onweder, zwedelen .
32 . 3 . De heldere e is (volgens § 4) scherp in de achtervoegsels -eel, -ees en eeren ; b, v, in lcasteelen , Chineezen , regeeren . 33 . 4 . Dc heldere a is (volgens § 2) sclaerp in opene eenlettergrepige woorden . Uitgezonderd in het tusschenwerpsel he ; vergel, § 4. Voorbeelden : kwee , ree , slee (pruim) , thee wee , zee . ,
9
OVER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
Hnlpregel voor de s cii e r p e helciere e, 34 . De heldere a is (volgens § 06 i) scherp in woorden , welke in het Hoogduitsch al of el of in het Engelsch o of oa hebben . Voorbeelden beneenen ,
lid . nein,
bleek(bijv .naamw .), a bleich, n theil, deel (gedeelte) ,
zeem (honing-) , zeep , zeeperig , zweet,
lid, seim, n seife , I, schwei$z .
eed, een , eeniq ,
beer (varken) ,
eng . boar,
/ eid, ,, en, n hero , geen (niet een) , heeseh , F, heiser,, kleed , 'I kleid,
streek (slag, trek), weenen ,
n streich , it weinen,
wees(kind),
n waise,
leenen (ontleenen) , n loan, reede (voor schepen), n road, reep, * n rope, teen (van den voet) , ', toe, weede (plant), ii woad, n sore. zeer , bezeeren ,
Algemeen geldige regels voor de z a c h t e heldere o . 35. l . De heldere o is (volgens § 07) zacht in alle opene lettergrepen van sterke werkwoorden , met uitzondering van loopen en stooten . Voorbeelden zij n : zij boden , bogen , schoten, goten , logen , wogen , schoren ; genomen , gestolen , gewogen . 36 . In het e n k e v o u d van den onvolm . verleden tij d der aantoonende wij s van de werkwoorden der 6de klasse, d . i . van die, welke vervoegd worden als gieten en bzcigen, is de o scherp , omdat zij oorspronkelijk au was (§ 09 I ). 37. Koopen , dat eene scherpe o heeft, behoort niet tot de sterke of ongelijkvloeiende werkw . , maar is een onregelmatig zwak werkwoord. Het maakt dus geene uitzondering op den voorgaanden regel .
38 . 2 . De heldere o is (volgens § 07) zacht in, woorden, afgeleid van sterke werkwoorden ; uitgezonderd die van loopen en stooten , en sommige van de werkwoorden , die vervoegd worden als gieten en buigen . Voorbeelden : sprook, van spreken, speak ; stoken en stoker, van steken, stak. 39. De werkwoorden , die vervoegd worden als gieten en bzcigen , hadden oorspronkelijk in het enkelvoud van den onvolm . verleden tijd au , later ou, in het meervoud en in het verleden deelwoord tt , en kunnen dus zoowel afleidsels hebben met de scherpe als met de zachte 0 , b . v . logen (leugen) en loochenen , van liegen ; slooten en sloten (meerv. van sloi) , van sluiten ; zoogen heeft den klinker van het enkelvoud, zog dien van het meervoud.
40 . 3, De heldere
0
wordt als zacht aangeme kt in woorden van vreemden
20
OVER DE K{JINKERS EN TWEEKLANKEN .
oorsprong . Uitgezonderd zijn (volgens § 3), dezulke, waarin de o uit au is ontstaan, b, v, pons , lair pausa. Voorbeelden abrikoos,
fr . abricot,
olie,
lat.
alkoof,
n
alcove,
olrif,
ii
oliva,
framboos,
a
framboise,
oh/ant ,
n
elephantus, pastor,
horloge,
oleum,
n
horloge,
pastoor,
n
n
ivoire,
personn,
', persona,
kastoor,
'I
castor,
pogen ,
u pungere,
komijn,
'I
cumin,
polemiet (stof),
n polymitus,
kroot,
a
carotte,
pool,
n poles,
mode,
n
mode,
popel, populier,
u populus,
,,
moire ,
roos ,
ii rosa,
stroop,
/r
sirop,
rozemarijn,
n
ros marines,
tronie ,
a
trogne ,
school,
u
schooa .
viool,
n
violon,
sober ,
n
sobrius,
stool,
II
stooa,
synode,
n
synodus,
toon (muziele-) ,
n
tones,
ivoren
moren
(bijv, nw.),
(bij v, nw .) ,
konin ,
lat, cunieulus,
kroon,
rr
corona,
toren,
a
turns,
pool (zanq-),
,,
nota,
troop,
a
thrones,
a
zona .
oker,
/i
ochra,
zone
(aardgordel),
4 . Men heeft tot flu toe kroon , loon (klank) en troop uitgezonderd , op grond eener bedorvene uitspraak , die bij de twee laatste woorden door volstrekt niets is to rechtvaardigen . En wilde men kroonen schrijven , omdat de 0 in corona lang is , dap zou men, om dezelfde reden, ook ooker, persoonen, poopelen, Roome en soober moeten spellers .
Hulpregels voor de z ac h t e heldere o . 42, . De heldere 'o is (volgens § 0) zacht in woorden, waarin zij met de onvolkomene afwisselt, als in holen - hoe? , sloten - slot, broze - bros . Uitgezonderd zijn : koopen - kocht , stooten - stotteren , loopen - bruilo ft , zoogen zoq , toogen - tocht.
Voorbeelden beloven
belofto ,
grove
qrof
blozen
blos,
hertogen
hertoq,
boner •,
klovenier lenoop
kolvenier, lenop,
oter
broos
bros ,
,
2
OVER DE (CLINKERS EN TWEEKLANKEN .
geboden goden loten oorlogen
gebod, god , lot , - oorlog,
koken lazes schotel sloten
- kok, los, - schottel, - slot,
43 . 2 . De heldere o is (volgens § 0) zacht in woorden , waarin zij in de provincie Holland met en afwisselt . De andere tongvallen beslissen in dezen niets ; men denke b . v, aan doozen en gelooven , Geldersch deuzen en geleuven. Voorbeelden -- schreumen, dreug , schromen gent, sprook -- $preulc, goat ` stores - steuren, honing, bong heuning, veulen, feuken, voles foken kenning , to voren --- to veuren, honing waning - weuninq, leugen, loges zeumer,, meulen , zomer moles neat , zoos -zeun . soot (vrueht) 44. 3 . De heldere o is (volgens § 07) zacht in woorden, welke in het Hoogduitsch u of of de onvolkomene o of U, en die in het Engelseh o hebben , behalve in toon (aan den voet) , eng . toe . droog
Voorbeelden drooq,
hopen (verwachten) , food, kloof , kogel , koker, koper (metaal) , spoken, spoor (van een ruiter) , spoor (voetstappen), stoof, over, voor (van het ploegen), voren (viseh) ,
lid . troches, ii hop en, r! Jude , 'i kluft , n kugel , n kocher, u kupfer, n spucken , ', spoon, ,r spur, ri stube, i uber , a furche ,
n forche ,
vroom,
lid . fromm,
bodein, bores, dares, hoos, hopen (verwachten) , hares , boors , koren , oven , pooh, sehoren, sloof (sukkel) , smokes , vogel, zode (gras) ,
eng, bottom, ,i to bore, n thorn, " hose, n to hope, u horn, n corn, ii oven, n poker, n to shore, ii slaves, '
n n
to smoke, yowl, sod.
22
OVER DE KLINKERS EN WEEKLANKEN .
45 . 4. De heldere o is (volgens § 09 2 ) sclterp in toon (van den voet) , omdat zij evenals de a van, teen , nit ai ontstaan is ; vergel . § 34.
Algemeen geldige regels voor de s c h e r p e heldere o . 48. . De heldere o is (volgens § werkwoorden als bijten .
O9) scherp in woorden , afgeleid van
Voorbeelden strook (znw.) , van strl/ken, strooken (werkw.), a strijken,
sloopen, van slijpen (hd . schleifen).
47. De werkwoorden , die vervoegd worden als bijten , hadden oorspronkelijk in het enkelvoud van den onvolm. verleden tijd ai ; deze ai is sours in de scherpe o overgegaan ; vergel . § 09 .
48 . 2 . De heldere o is (volgens § 09 j) scherp in hot achtervoegsel -loos, en in het woord §moot met zijne samenstellingen ; b, v . in goddeloozen, dischgenooten . 49 . 3 . De heldere o is (volgens § ill) scherp in lettergrepen, die door samentrekking ontstaan zijn . Voorbeelden bloohartig, van blonde, oolrjk, uit oodelrjk, boom (in een vat) , ,, bode,,. , zoo , ii zode, door (van een ei), nit doder, 50 . 4. De heldere o is (volgens § 09 i en 3) scherp in vreemde woorden, die in de oorspronkelijke tail au hebben . Voorbeelden kool , moor, onnoozel, pons ,
rat,
eaulus , poover , rat, pauper . n Maurus, ,i nausea, boos, mlat . bauziare, n pau a , known (lief) , ii eausari. 5 . 5 . De heldere o is (volgens § 2) scherp in opene eenlettergrepige woorden, als : qoo, loo, stroo, vloo, zoo en vroo ---in het Middelnederl . vroude, waarvan vroolrjk gevormd is behalve in het tusschenw, o !
Hulpregel voor de s c h e r p e heldere o. ~r2. De heldere o is (volgens § 09 i) scherp in woorden , welke in het Hoogduitsch au, itu of en , of die in het Engelsch of in het Friesch ea hebben .
23
OVER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
Voorbeelden hd . baum ,
boon, doof, doopen, droop, gelooven,
bog, look, 00/, rooken, rooven, toona , tooveren, zoom,
II
tan/en, traum ,
glauben , n gaukeln, i haufen, /
(opeenhooping)
koopen,
taub,
/
goochelen, hoop
a
II kaufen , I, huge , lauch , n auge, F,
Fl Ft /
rauchen , rauben, zaum ,
zaubern , a saum, /
hd, leugnen,
loochenen , toogen, zoogen, boon ,
u
zeuyen,
/i
saugen,
eng, bean,
brood , flood, g-root ,
n
bread,
/
dead, great, to hear,
II
hooren , oor ,
a u ear, sehoof (znw .), a sheaf, stroom , n stream, F, near, zoor , hoop,
friesch heap of keen,
koot, rood, sloot,
n
keat,
n n
read, sleat.
Over den oorsprong van J en ei . 53. De tweeklanken , die door jj en ei worden voorgesteld , zij n van versehillenden oorsprong . is oorspronkelijk eene heldere, meestal lange I, die 54. De tweeklank den klank van ei heeft aangenomen ; vergel . § 95 2, In sommige gewesten heeft die verandering niet plaats gegrepen en luidt ij non steeds als i of Ii . nun , wijn - wiin (lat, vinum) . Zoo was b, v . m~j oorspronkelijk vii , mujn Zie § 24 en 25 . 55. In eenige weinige woorden is de i , welke later in ij is overgegaan , ontstaan nit eene Latijnsche e , gevolgd door een enkelen klinker. Het lat. meta (brandstapel, houtmijt) b . v. werd eerst miit en vervolgens mijt ; lat . Creta (eiland met krijtbergen) eerst kriit , later krijt. 56. De basterduitgang - j , in vreemde of basterdwoorden als abdij , lat. abbatia ; galerij fr . galerie , is ontstaan nit -ia , of -ie , door versmelting der a of a in de voorgaande i ; vergel. § 95 2 . Alleen in Zurkije, Barbarije, Wallachije fr . Turquie, Barbarie, Valachie heeft de sluitende a als afzonderlijke lettergreep stand gehouden . Op overeenkomstige wijze ontstond de ij nit ie in vlijm , doorvlijmen enz . nit de ie van vliem , eene verbastering van lat .-gr, phlebotomzcm ; en in den eigennaam het IJ, blijkens KKrornmen-ie , Dokkumer Be (friesch , le) .
57. De tweeklank el is meestal ontstaan uit andere tweeklanken .
24
OVER DJ KLINKER EN TwEEKLANKEN .
'. De oudste ei's zijn door verzachting ontstaan uit den oorspronkelijken tweeklank al , b, v, in arbeiden , goth, arbaidjan ; verbreiden , goth . braids ; bereiden, Both, garaidjan ; keil, goth, hail . Vergel . § 95 i . 2 . In oorspronkelijk vreemde woorden ontstond ei nit de Latijnsche en Fransche tweeklanken ae , al , ei , of en ee ; b. v, in keizer , lat. Caesar ; palei&, fr, palais ; balein, fr, baleine ; lanaprei, fr, lamproie ; karwei, fr, corvee . 58 . In een aantal woorden ontstond ei uit ag, eg en aj, doordien de g en j stom werden ; b, v, in meid, van maagd , wide, van zegde, Mei, van lat, maws. 59 . In eenige weinige woorden is ei ontstaan uit a , gevolgd door eene , of nit e gevolgd door eene n ; b . v. in veil (klimop) , oudt. vaele ; feilen nevens falen , van lat. fallere ; einde uit ende ; peinzen oudt . pensen , van fr. penser . Neemt men in aanmerking, dat de en n die twee medeklinkers zijn , welke in het Fransch mouilleering ondergaan , waarbij dan de voorgaande klinker in een tweeklank op i verandert , b. v. in betail , bouillir , peindre , coigne , dan wordt het waarschijnlijk , dat de her bedoelde verandering door deze medeklinkers is veroorzaakt . 60 . In marcepain, ital . marzapane ; porcelein (groente en snort van aardewerk), ital . porcellana , en in het achtervoegsel -teit, lat. -tas , -tatis , is ei ontstaan nit a ; vergel . § 30, In. pastei , fr. pdtd , en p laveien , fr . waver , nit e.
Algemeen geldige regels voor de f . 6, . De Ij komt (volgens § 54) voor in de woorden , die in sommige gewesten met de keldere i worden uitgesprflken ; b, v, in bijl, biil, zijl (sluis) - ziil . 62 . 2 . De IJ komt (volgens § 5) voor in alle sterke werkwoorden, waarin men dezen klank hoort , b?j ten , beet , gebeten ; uitgezonderd in scheiden (§ 57 ) . 63 . De sterke werkwoorden der 5de klasse , waarin thans de tweeklank ii gehoord wordt , hadden oudtijds eene lange heldere i , als bijten , oudt . bitan ; lijden , oudt. lidan ; dock scheiden luidde oorspronkelijk skaidan en behoort dus tot eene andere klasse .
Kulpregels voor de U . 64 . De ij komt (volgens §54-56) voor in de achtervoegsels -ij, en -/$ ; b, v. in bakker-~j, $childertj, artsentj, azijn, dolftjn, parades, matrijs . Uitgezonderd zijn hamei, palei, sclaalmei en rammeien ; de persoonsnamen labbei , klappei en lakkei ; vervolgens die , waarin ei nit a , ae , at, ee (§ 57 2 ) of eg (§ 58) ontstaan is, b . v. galei, fr, galee en galere ; karwei (werk), fi • . corvee ; scharlei , ohd, scaralega ; saeristein , fr, saCristain ; palais , fr., palais ; balein , fr, baleine. Abdrj en akelei volgen het Lat, abbatia en aquilegia , niet het Fransch, abbaie en ancolie .
25
b 'ER Dfl I LTNI ERS EN TWEEKLANK N .
65 . 2 . Men treft (volgens § 54) de ij aan in de vreemde woorden , die in de oorspronkelijke taal i hebben . Voorbeelden bijbel , lat . biblia, lijm , a limu$, n lines, lijn (linie), n mica, mijt (count), ohj f , n oliva, p~jl, ti pilum , schrijn(werker), t/ scrinium tr Vices, wijk , cjfer , mist, cifera, fr . eidive, andijvie , ana $ , t anis, n briser,, brijzelen , chijl , t/ chyle, fijn , n fin, gijl (brouwerswoord, hetzelfde als chijl), n chyle, n carvi, karwij (zaad) , konfijt, n con/it, mijl , t/ mile,
miijn (goud-) , f . mine, Nijl , lat. Nilus . Parijs , fr . Paris, pr'is (waarde) , ti prix, tI prise, prijs (buit) , profijt, n profit, rijst, n riz, chagrin, segrijn (leer) , ti stj felen , n safer,, stijl (schr~j tijger , II tic/re t/lijm, , n thym, tr?: p , a tripe, venijn , II venin, vijg , t figue , vijver , tt vivzer,, vijzel , a vi, wijn , n vin.
f) , II style,
66 . 3 . Men treft (volgens § 55) ii aan in de woorden , die in het Latijn
e hebben , namelijk : kr&t, fat . Greta ; mr'jt (/lout-) , fat, meta ; tapijt, fat . tapetum ; venijn, tat . venenum ; doz'ijn, mist, docenum ; cijns, fat, census ; spijs fat, species. 67 . 4 . De lj komt (volgens § 54) voor in de woorden die in het ngelsch en Frieseh i hebben . Voorbeelden wise, eng, pine , wijs , eng, pijn (boom), pipe , zw~jn , ti swine. II prijken , rij k , rijp , wijd , wijf, wijn ,
t, bright,
rich, ii ripe , tI wide , II wife , n wine , t
i, bijbel , bhjde, drjk ,
friesch Ii, n bibel, it blide, n diik , 4
OTER DE EIINKERS EN TWEEKLANKEI .
fjn,
friesch fin, II augriislik, n idel,
afgrijzen, ijdel, ijver, krijg, li/k , lijn (touw),
I fiver, II II
n
lust,
kriig, laak, line,
a lust,
mij, mijn (bez, vnw .) njjd, pijn , prijs ,
II II I/
a lI
miin , nidig , pine, prn ,
? • .9m , rijst , $ch?jf , 843k , slim , /k ,
twij fel ,
friesch riim , It rust , 'I sclaiif , N sliik, N slum , n tiid, II twivel,
vlijtig , II vlitig , w-ijten (ver-) , it witen, zjde (stof) , u side, zijde (kant) , N side , zijl (sluis) , ti sill , zijn (bez . vnw .), n shin .
Algerneen geldige regels voor de ei, 88. . Men treft (volgens § 54 en 57) ei aan in de woorden, welke met then tweeklank uitgesproken worden in de gewesten , waar de j als i luidt, b, v . klein, Overijs . klein. 69. 2 . De tweeklank el kom t (volgens § 57 en 59) voor in de achtervoegsels -keid (goth . haidus), -lei (oudfransch hey) en -teit (tat. -tas, tatis) ; b, v, in waarheid , velerlei , majesteit. 70 . 3 . Men treft (volgens § 58) ei aan in de woorden, waarin de tweeklank nit ag, eg of ai ontstaan is . -Voorbeelden akelei, lei , meier , hang,eil,
tat . aquilegia , n majus , ti major, . ht, segel, scharlei , ohd, scaratega , zeis , u seganse , blein, ags, blegen, klei, It claeg , wei (kui) , if kwaeg , fell (wischdoek) nit vegel, van vegen heining, uit kageninq,
kei , keilen , lei , meld, pelt, rei , slei (hamer), steil , tell, brein, dwell,
van keg ; ii kegelen, H II maagd, ii pegel, n rege, n slag, it stegel, n tege l , oudt . bregen, n dwegel .
OVER DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
27
Hulpregels voor de ei . in. l . Men treft (volgens § 59) el aan in woorden, waa •i n de tweeklank zich ontwikkeld heeft uit een klinker voor eene of voor eene n, welke door een anderen medeklinker gevolgd wordt . Voorbeelden eiland, Ieilen, veil (klimop), veil (te koop), deinzen , erode,
onl . gland, nevens falen, oudt . vaele, onrd . fair, onl . thinsan , goth, andeis ,
geinster, heinde, kleinzen, peinzen, veinzen ,
oudt . ginster, n hende, II klensen, ti pensen, a vensen .
72 . 2 . De tweeklank ~l komt (volgens § 57 en 59) voor in de woorden van vreemden oorsprong, die in het Fransch al, el, ol, a of ee of in het Latijn of Italiaanseh a of ae hebben . Voorbeelden bei, cichorei,
feil, feit,
f. . baie, chicoree, 'I 't faillir, n fait, ti fontaine, / [/glee en galere, / grain , 'I haquenee , n Romain , n sacristain, n capitaine, it corvee, ,t ehatelain, ti lagztiai , a lamproie , u livree, I, palms , n pale,
paveien, plaveien, fr . pave, (aardewerk), porselein n porcelains, pleizier, plezier, ~t plaisir, n poiree, prei (ui), 't proie, prei (gas), refrain, a refrain, seizoen , it saison, rt tiretaine, tiretein , train , n train, vallei, ,, vallee.
Iontein, galei, [/rein , hakkenei , Romein , sacristein, kapitein, balein, lat. balaena, karwei (werk), keizer, n Caesar, kastelein, , n majus , TY[ei la/eel , meier , n major . lamprei , livrei , marcepein , ital. marzapane, paleis , n porcellana. porcelein (groente) , pastei, , die in de vert) el aan in de woorden 73 . 3 . Men treft (volgens § 57 waarbij echter het hedendaagsche of nieuwe wante talen al of ei hebben ; goth, haithi. Hoogduitsch niet in aanmerking komt ; b, v, heide,
28
ovER DE MEDEKLINKERS .
74. Het Nieuwhoogduitsch kan daarom niet in aanmerking komen , omdat het den tweeklank , die nit de volkomen i ontstaan is , insgelijks met ei schrijft ; b. v. n/ c, nhd . reich.
Over het letterteeken le, T~. Het samengestelde letterteeken le heeft twee waarden . In echt IN ederlandsche woorden stelt het een heldere i voor , die uit een tweeklank lit of la is ontstaan ; in bastaardwoorden client het ter aanduiding van een heldere i en y in lettergrepen, die bij afwisseling gesloten en open zijn, b . v. in
republiele -- republie-ken , fr, republique ; proseliet -proselie-ten, lat.-gr . proselytus. 76 . Daar ie in Nederlandsche woorden vroeger een tweeklank voorstelde , en nog hier en daar als tweeklank (i-e of ie-e) luidt , stelt het een to lang gerekten /clank voor om in toonlooze lettergrepen to kunnen gebezigd worden . Daarom schrijft men to recht meestal afgodisch , fabrikant, niet a fgodiesch , fabriekant, gelijk wet nooit prediekant. Alleen in woorden , die op ie eindigen , als olie enz . , wordt ie in eene toonlooze lettergreep geduld , omdat men op sommige plaatsen oli-e enz . uitspreekt .
DEI DE IOOFl)STtIK . Over de medeklinkers, i; ; .
De medeklinkers worden ten opzichte van de veranderingen en onder-
linge verwisselingen, die zij in de verbuiging en vervoeging ondergaan, in vier soorten verdeeld , namelijk in
vaste letters. 8 . De halfklinkers
half/clinkers , vloeiende letters , sisletters
en
zijn de j en de w . Men noemt ze aldus, omdat zij
na aan /clinkers verwant zijn ; namelijk de j aan de l, en de w aan de u, of eigenlijk aan de oe ; zie § 80 . 79 . Het letterteeken j stelt niet altijd eenen medeklinker voor ; in den tweeklank ij toch is het de /clinker i, op eene bijzondere wijze geschreven . Zie boven § 25 en 54 . 80 . De verwantschap der w met de u (oe) en daardoor met o en u, die nit u (oe) ontstaan zijn, verklaart de verandering van hwa in hoe ; swat, eng. sweet (in zoet) ; kwemen in komen ; swa in zoo ; twisschen in te$$chen ; twister in zuster . 8 . De
vloeiende letters
zijn de
en n . Zij komen voor in hot woord 82 . De 83 . De
sisletters zijn de s vaste letters worden
de volgende ;
tongletters niolenaar .
en
r,
en de
newsletters m
en z . verdeeld in lip-, tong- en keelletter$. Zij zijn
29
OVER DE MEDEKLINKERS .
Ontplo, ngsgeluiden .
Schurin989eluiden.
haste letters .
Zacht of luidend.
Scherp of niet luidend.
Zacht of luidend.
Scherp of niet luidend .
Lipletters .
b
p
V
f
Tongletters .
d
t
g
eh en h
Keelletters.
k
84. Men noemt deze letters vaete, in onderscheiding en tegenstelling van de vloeiende ; voorheen noemde men ze stomme letters, eene vertaling van lat . muta (stom) . 85 . De gebruikelijke uitdrukking stomme letters is in dit geval, om meer dan eene reden to verwerpen, vooral omdat wij eenige letters hebben, die werkelijk stom zijn, d. i, die wel geschreven, maar niet uitgesproken worden ; b . v . de h in than .
86 . De eh en h zijn oorspronkelijk eene en dezelfde letter, die oudtijds met het letterteeken h geschreven , maar als eh uitgesproken werd ; b . v, in naht, lees : nacht. Later is de klank eh aan het begin der edit Nederlandsche woorden in den klank h overgegaan . Chri$tus, chaos, cMjl zijn geene edit Nederlandsche woorden . 87. Dit verklaart, hoe het komt, dat geen Nederlandsch woord met eh begint, en dat de h alleen aan het begin van een woord worrt aangetroffen . -- De achtervoegsels -haft, -haftiq en -heid, die uitzonderingen schijnen to waken, waren oor , spronkelijk op zich zelve bestaande woorden ; haft en haftiq, afgeleid van haven (in handhaven), beteekenden hebbende, bezittende ; heid beteekende persoon, toestand of hoedanigheid. De woorden op -haft, -haftiq en -heid zijn dus eigenlijk samenstellingen gelijk brandhout, weeshuis enz.
88 . Het geluid der meeste klinkletters, b . v, dat der b, bestaat uit twee bestanddeelen : uit een grondgeluid en een bjgeluid. Het bijgeluid bestaat in een zacht gebrom, dat in het strottenhoofd woodt voortgebraeht, en dat men reeds kan doen hooren , voor men nog den medeklinker zelven uitspreekt ; bij andere, b . v, bij de p, wordt dat bijgeluid gemist . 89 . Het strottenhoofd is het boveneinde der luchtpijp, en is meest bekend onder den naam van adamsappel.
30
OVER DE MEDEKLINKERS .
90 . De medeklinkers , die bestaan uit een grondgeluid , vergezeld van het btjgeluid, worden luidende, de andere, zonder het bijgeluid, worden niet luidende genoemd . 9 . Daar de niet luidende in den regel krachtiger worden uitgesproken dan de luidende, noemt men de eerste doorgaans scherpe, de luidende in tegenstelling zachte medeklinkers . 92 . Twee medeklinkers , tusschen welke Been ander onderscheid bestaat, dan dat de eene met het bijgeluid, luidend of zacht, de andere zonrer het bijgeluid , niet luidend of scherp wordt uitgesproken , heeten verwante medeklinkers . 93 . Er zijn vijf paren van verwante medeklinkers
• enp, v en f, • en ch, • en t, z en s. De vijf voorgaande : b, v, g, d en z, zijn zacht of luidend ; de vijf volgende : p, f, eh, t en s, scherp of niet luidend. 94. De g werd oudtijds uitgesproken als de Friesehe g, en als de Fransehe in gant, guerre . Zij was toen niet verwant aan de oh maar aan de k, die eene niet luidende en dus scherpe letter is, in welke zij sours overging . Zoo ontstond heks nit hage. De k kan gerekend worden met de flauwe g, die in de letterverbinding ng, b . v. in (h ti) zingt, dringt, voorkomt, een zesde paar verwante medeklinkers uit to waken . Pergel . beneden § 238 . 95 . Wanneer in dit boekj e in het algemeen van de verwante medeklinkers gesproken wordt, dan is die uitdrukking als eene verkorting van de zes paren van verwante medeklinkers to beschouwen, waarmede natuurlijk niet to kennen wordt gegeven, dat eene letter van het eene paar, b . v . b verwant is aan eerie van een ander paar, b . v . aan s. 96 . De halfklinkers, j en w, en de vloeiende letters, , m, n en r, gain in eene gewone, natuurlijke uitspraak van het bjgeluid vergezeld, en behooren dus tot de luidende of zachte medeklinkers . -- De h daarentegen is gewoonlijk niet luidend, en moet derhalve tot de scherpe medeklinkers gerekend worden . 97 . De scherpe medeklinkers zijn bijgevolg slechts zeven in getal : p, f, t, s, k, ch en h. Zij komen alle voor in de uitdrukking het kof-s-chip, 98 . De onderscheiding in zachte en scherpe medeklinkers geschiedt, omdat zij invloed heeft op de spelling van een groot aantal woorden ; alleen ten opzichte van de h is het onverschillig to weten, dat zij scherp is . 99 . De medeklinkers , die aan het begin van een woord voor den klinker of tweeklank staan, heeten beginletters ; die, welke aan het einde achter den klinker of tweeklank staan , heeten sluitletters . De medeklinkers tusschen twee klinkers of tweeklanken in een zelfde afgeleid of middelwoord worden tus-
OVER DE MEDEKLINKERS.
3
$chenletters genoemd . In het woord drinkers b, v, zijn d en r beginletters, n en k tusschenletters , en r en s sluitletters . 200 . Er bestaat een aanmerkelijk onderscheid tusschen de uitspraak van beginletters en die van sluitletters . De beginletters sluiten zich nauw aan den volgenden klank (klinker of tweeklank) aan ; deze begirt er mede . De sluitletters daarentegen zijn innig verbonden aan den voorgaanden klank , die als 't ware in de sluitletters eindigt . Men hoort het onderscheid bij eene vergelijking van ka-baal met kwab-aal, van zee-plant met zeep-loon, van voor-staan met eerst-aanwezig. 20 . De tusschenletters breken door hun geruisch den klank der klinkers voor een oogenblik of en verdeelen zoodoende de woodden in lettergrepen . Is er geene tusschenletter tusschen twee opeenvolgende lettergrepen, gelijk b . v . in zee-eena' en kwee-appel, dan moet de stem een oogenblik ophouden . Men noemt dit min of meer onaangename stuiten der stem eene gaping of hiatics .
202 . Wanneer er slechts eene tusschenletter is, die op gewone wijze worrt uitgesproken , dan behoort zij tot de volgende lettergreep en heeft de uitspraak van eene beginletter. De voorgaande lettergreep is dan open , b . v, in dagen, dat als da-gen luidt en waarin de klinker zijn gewone, normale uitspraak behoudt . Wordt de tusschenletter echter met bijzonderen nadruk uitgesproken , zoodat men ze dubbel schrijft , dan oefent zij invloed op de voorgaande lettergreep. Deze eindigt dan als 't ware in den medeklinker, heeft al de eigenschappen eener geslotene lettergreep , en is dus als gesloten to beschouwen . Zoo luidt b . v . de eerste lettergreep van potters als pot , de tweede als' ten , ofschoon de t inderdaad slechts eenmaal worrt uitgesproken . Vergel . § 2 . 203 . Letterjroepen(consonantengroepen)zijn opeenvolgingen van medeklinkers, die reeds v a n o u d s bijeenbehoorden en dientengevolge als 't ware samengesmolten zijn . Zij moeten onderscheiden worden in beginnende en sluitende lettergroepen . Zoo zijn zw, str, spl beginnende groepen in zwaar, streek, spleet ; daarentegen zijn is , lk, its sluitende groepen in kaars, balk, koorts . De laatstgenoemde worden natuurlijk tusschenletters, wanneer het woord van achteren verlengd woort, b. v, in kaarsen, balken, koortsen . 204. Sleehts in schijn worden lettergroepen sours in tweeen gescheiden, to weten bij het zoogenaamde afbreken of verdeelen der woorden in lettergrepen ; b. v . wanneer men kaar-sen bat-ken koort-sen schrijft . In zulke gevallen heeft er eehtcr slechts voor het oog eene scheiding plaats, niet in de uitspraak, evenmin als een dubbel geschreven medeklinker, by. de l in balken, door zulk eene scheiding werkelijk in tweeen verdeeld wordt ; vergel . § 202 .
205 . Die medeklinkers, waartusschen vroeger 'een klinker wend aangetroffen welke eerst in betrekkelijk later tijd is uitgestooten, gelijk b, v . in abt, middelni . abbet, ooft, mnl, ovet, vormen geene eigenlijke lettergroepen .
8f
OVER D
MEDEICLINICI RS .
206 . Wranneer in de verbuiging en samenstellinq een medeklinker of eene groep van medeklinkers eenen of meer medeklinkers achter zich krijgt, dan smelten deze laatste niet met de voorgaande samen . Zoo maken b, v, de s van den 2den naamv . , de t van den 3 de° pets . , de d van het verl, deelw. , en de z van zenuw geene groep uit met de q van oog, in (de$) ooys, (hij) beoogt, (beefs) beoogd, oogzenuw. Het beurtelings of en aanwezig zijn verhindert de samensmelting. Om dezelfde reden maken de t en de q geene lettergroep uit in Aagt, verkorting van A atha. 207 . Bij afleidingen heeft men tweeerlei achtervoegsels to onderseheiden . Zij kunnen bestaan uit een medeklinker° of eene groep, namelijk -t, -s, -'it ; of uit eene lettergreep, die met eenen of meer medeklinkers begint, ale -de, -te, -se, -eel, -sera, -zaam, -schap, -stet. Die der eerste soon vereenigen zich met voorgaande medeklinkers tot eene groep, indien er namelijk geen klinker is uitgestooten ; die der laatste blijven to innig met den volgenden klinker verbonden om zich z66 nauw aan den voorgaanden medeklinker aan to sluiten , ale bij eene groep ondersteld words . Zoo heeft men groepen in bruiloft, van loopen ; klacht van klagen, vorst van voor ; maar niet in hoog-te, snail-se, zaag-eel . 208 . De nauwe vereeniging openbaart zich duide jk in sommige woorden, die door achtervoeging van t en s gevormd zijn , t. w . door de verandering van de voorgaande sluitletter ; b . v . in gracht voor graft ; bruiloft voor bruidloopt ; reeks voor reeks, van het verouderde rege, dat ook rei beefs opgeleverd ; vergel . 0 . 209. Het achtervoegsel -sch, dat bijvoegl . naamv . vormt, moet her ale een afleidsel der tweede snort worden beschouwd, omdat het meestal door eene toomlooze a words gevolgd ; -sche, -schen , -$cher.
20 . De bijwoorden , door achtervoeging van eene s gevormd , ale shags, reeds, langs enz . , zijn eigenlijk 2de naamv . Die woorden moeten daarom , ten opzichte hunner vorming, als verbuigingen , niet als afleidingen beschouwd worden ; alleen in fluke , voor vlugs , maken k (g) en s eene groep uit . 2 . Het verschillend gebruik van een medeklinker ale begin-, tusschen- of sluitletter, alsmede de nabijheid van een anderen medeklinker kan oorzaak zijn, dat hij niet op de gewone wijze wordt uitgesproken , en zelfs in een anderen medeklinker overgaat of geheel onderdrukt words. Zoo luidt b, v, de g verschillend in gjroot, zeggen, day, daggeld en dranq, in jacht en klacht is zij in eh overgegaan ; slit leide en wide, voor legde en zegde, is zij geheel verdwenen . 22 . Van de 3 , w en h bestaat slechts eenerlei uitspraak ; van alle overige medeklinkers drieerlei : de gewone (of normale) , de gewzjzigde en de versterkte, 23 . Een luidende medeklinker wordt op de gewone of normale wijze uitgesproken , wanneer zijn grondgeluid van het bij geluid vergezeld gaat , zoodat hij zacht klinkt ; b, v, de b en d in btj en char .
OVER DE MEDESLINI E S .
3
24. Een niet luidende medeklinker wordt gewoon of normaal uitgesproken, wanneer hij niets van zijne eigenaardige scherpheid verliest en volstrekt Been bijgeluid aanneemt, b.v . de p en t in paa7 • en toon. 25 . Een luidende medeklinker wordt gewr~zigd uitgesproken , wanneer lief bijgeluid geheel of nagenoeg geheel onderdrukt wordt ; b . v, de b en d in : Tob toch niet altijd zoo, Hij had toen enz., welke uitdrukkingen bijna, dock niet geheel en al, luiden als : Top toch niet altijd zoo, Hrj hat toen enz . 26 . Een niet luidende medeklinker wordt gew'ijzigd , wanneer hij niet met de gewone scherpte wordt uitgesproken ; sours hoort men dan ook iets van het b-igeluid, dat de luidende medeklinkers kenmerkt . Gewijzigd is b, v, de in laatband en de f in $tofdoek, welke woorden bijna , dock niet volkomen, als laadband en stovdoek luiden . 27 . Bij de verwante medeklinkers bestaat het wijzigen der uitspraak derhalve hierin , dat de zachte verscherpinq , de seherpe verzachting ondergaan . Met andel e woorden : bij de verwante medeklinkers bestaat de wijziging in eene toenadering tot de tegenovergestelde snort . 28 . Wanneer een der zachte verwante medeklinkers zoozeer wordt verscheipt, of een der seherpe zoozeer wordt verzaclat, dat hij geheel en al gelijklnidend wordt met zijn verwanten medeklinker , dan zegt men , dat hij daarin overgaat . Zoo gain de d in brandka$t en de g in draagstoel over in t en eh in den mond van sommige lieden , welke die woorden als brantkast , draachstoel uitspreken . 29 . Een medeklinker heeft de versterkte uitspraak, wanneer hij als tusschenletter zoo krachtig wordt uitgesproken, dat hij invloed oefent op de voorgaande lettergreep, deze sluit en to gelijker tijd de volgende begint, b, v, in hebben, bidden , liggen . Vergel. § 202 . 220 . Het geluid der j, w, v en z is zoo zacht, dat het, althans in de beschaafde uitspraak, voor geene versterking vatbaar is . Alleen hoort men dikwijls groove, grower, uitspreken ; door minder beschaafden ook : zij lazzen, genazzen, wazzen, voor zij lawn, genazen, waren .
De oh is wel degelijk voor versterking vatbaar ; het Gebruik wil echter de verdubbeling van lief letterteeken niet . Zie beneden bij de spelregels . 22 . Beginletters hebben in den repel de gewone of normale uitspraak ; de g, v en z echter liden, als beginletters gebezigd, na een der verwante medeklinkers verscherpinq ; b, v, in dat gaat, op voor$praak, rood zand, hetwelk nagenoeg luidt als : dat chaat, op foorspraak, root sand. 222 . Zachte verwante medeklinkers ondergaan, als sluitletters gebezigd, in den repel verscherpinq, en worden sours opzettelijk als de verwante seherpe uitgesproken our to laten hooren , dat zij als sluitletters moeten beschouwd worden .
34
OVER DE MEDEKLINKERS .
Zoo zal men sours aart-appel uitspreken als men toonen wil, dat men niet aar-dappel zegt. 223 . Het onderscheid tusschen de altijd zeer zachte uitspraak der v en z aan het begin van, eerie lettergreep en de verscherpte aan het einde, is zoo groot en in het oog loopend, dat de laatste meer op de gewone uitspraak der fen s, dan op die der v en z gelijkt . Daaraan is het toe to schrij ven, dat de v en z, aan het einde eener lettergreep steeds door f en s vervangen worden , b, v, in dief en huffs , voor diev-dieven , huiz-IIuizen .
224. Wanneer men in aanmerking neemt hetgeen boven in 220 aangaande de zachtheid der V en z is gezegd, dan kan de verwisseling met f en s geene verwon= Bering baren . 225 . De f en s, die de plaats van eene v en z bekleeden, heeten onecht. Er zijn Bus tweeerlei f en s : de echte f en s, en de onechte, die in de plaats der v en z komen. 2243 . Daar de V en z aan het einde eener ; lettergreep in de onechte f en s overgaan, zoo kunnen zij alleen aan het begin eener lettergreep staan, b . v. in vu~cr, ziek, be-ven , vree-zen.
227 . Wanneer een der zaclate verwante medeklinkers met een volgenden $cherpen tot eene lettergroep samensmelt, dan gaat hij steeds in den verwanten seherpen over ; b, v, de g van dragen, de v van dr~jven en de z van kiezen veranderen in eh, f en s in de woorden draclat, drift, /cost (in de uitdrukking to trust en to keur) . Hieruit volgt, Bat in eene lettergroep, waarvan de eindletter tot de scherpe verwante medeklinkers behoort, ook de voorgaande medeklinker insgelijks scherp is, al zij het ook, Bat hij volgens de afleiding zacht zoo moeten zijn. 228 . De n nadert voor de p, b en m tot de In ; verkrijgt voor de k en de bijna stomme g een geheel eigenaardigen klank ; en wordt als sluitletter aehter de toonlooze a bijna stom a b, v . in aanbeeld, inplanten, onmogel-jk, denken , brengen . 229 . Men handelt in strijd met de beschaafde uitspraak, wanneer men in de woorden aan de n en de o den gewonen klank geeft en beide even duidelijk last hooren . als ding, ring, tang, zingen
230. De letters, die in de uitspraak dikwijls geheel of nagenoeg onderdrukt worden, zijn voornamelijk de halfklinkers j en w, en de keelletters, behalve de k . 23 . De j wordt als tusschen- en sluitletter geheel onderdrukt ; b, v, in zaai-en, oorspronkelijk za jen ; en zoo ook in zaai, zaait, voor zaaj, zaajt. 232 . De w wordt als tusschen- en sluitletter slechts flauw gehoord, maar toch niet geheel onderdrukt, gelijk blijkt uit de vergelijking van a en nu met uw en
OVER E MEDEKLINKERS .
35
duw, ruw, sluw, welke laatste woorden jets langer zijn dan de bejde eerstgenoenlde . 233 . De d js onderdrukt jn leer (ladder) uit leeder, jn weerlichten ujt wederliclaten, jn ool-,jk ujt oodehjk, jn door en dooier ujt dod~r, jn ooievaar ujt oodebaar enz . - Hjerujt blijkt de onjuistheid der spelling dojer, oojevaar enz . 234. Wanneer eene letter niet moor uitgesproken , maar took nog geschreveu wordt, dan noemt men hot letterteeken atom. 235 . De h is stow achter de t in thans en althans . 236 . De eh is 8tom achter de echte s (zie boven § 225) in hot midden en aan hot einde der woorden ; -- b, v, menschen, tusschen, visch, val$ch worden uitgesproken als mensen , tussen , v Ls , vale . 237. Het uitspreken der oh is in dit geval eon verkeerd en leelijk aanwensel, dat geheel strijdig is met de beschaafde uitspraak .
238 . De g is nagenoeg atom achter de n in hot midden en aan hot einde der woorden ; b, v, in bang, banger, banget. Zij heeft dan nog eon zweem van harm oorspronkelijken klank overgehouden ; vergel. § 94 . 239. Sommigen beschouwen doze g als geheel stow en ng derhalve als eon saulengesteld letterteeken (§ ) . Dat zulks ten onrechte geschiedt, blijkt nit de woorden koninklijk, jonkheer, gemengd, verlangd, zingt, waarin de g, geheel of bijna tot k verscherpt, duidelijk gehoord wordt .
240 . De ch en g zijn natuurlijk niet atom, wanneer de sch slechts toevallig tusschenletter wordt, on de g slechts toevallig achter de n komt ; b, v, in veer-eehuit,
in-gang.
TWEEDS AIWEELING. DE SPELLING .
EEIISTE IIOOFDSTUK . Over de spelling in 't algemeen, 24. De spelling is dat gedeelte der Spraakkunst, dat de regels bevat, die bij let schrij yen de keus der letterteekens moeten bepalen , indien bet schrift aan hare beide vereischten , doelmatigheid en regelmatigl~eid, zal beantwoorden . 242 . Er zijn tweeerlei spelregels : bijzondere en algemeene. De bijzondere regels bepalen bet gebruik der bijzondere letters of bet spellers van bijzondere klassen van woorden ; de algemeene zijn de grondbeginselen of grondregels , waarop de bijzondere regels berusten en waaruit zij als 't ware voortvloeien . 243 . De algemeene spelregels zijn gegrond op de natuur en de bestemming van bet schrift, en zijn in meerdere of mindere mate voor alle talen geldig . 244. Schrjven is door zichtbare teekens (letterteekens) aanduiden, uit welke bestanddeelen of letterklanken een woord bestaat. Een geschreven woord is dus als 't ware de of beelding van bet gesproken woord . 245 . Het doel van het schrijven is : den lezerr in staat to stellen om zich den bedoelden woordklank en tevens zijne beteekenis to herinneren . 246 . Het schrijven beantwoordt aan zijn doel, wanneer de lezer uit bet schrift gemakkelijk en met zekerheid kan opmaken, welk woord de schrijven heeft willen voorstellen . 247 . Het is duidelijk, dat dit oogmerk alleen bereikt wordt, wanneer bet schrift de gewone normale uitspraak voorstelt ; de of beelding van de toevallige uitspraak zou uit Karen aard de herkenning van bet woord moeielijk makers . 248 . Door de toevallige uitspraak wordt bier verstaan de gewijzigde uitspraak, die een gevolg is van bet- samentreffen van woorden, hetzij in rede, hetzij in samenstelling ; b . v . de uitspraak cheld, voor geld, in daggeld, dat als dachcheld luidt. Vergel . § 2, 25, 26, 22, 222 .
OVER, DE SPELJING IN 'T ALGEMEEN .
37
249. Uit de bestemming van het sehrift vloeien noodwendig twee grondregels voort : de Regel der beschaafde Uitspraak en de Itegel der Geltjkvormigheid. De eerste beoogt de herkenning van den woordklank, de tweede de herkenning der beteekenis . 250 . Daar het geschreven woord de of beelding van het gesprokene moet zijn, wordt de keus der letterteekens in de eerste plaats door de uitspraak bepaald . Niet alle mensehen echter spreken even goed en duidelijk ; welopgevoede lieden spreken doorgaans beter flan minder bevoorrechte . Men noemt de wijze, waarop beschaafde lieden uitspreken, de Beschaafde Uitspraak . zij is het gansehe land door nagenoeg dezelfde . 25 . Eene uitspraak , die niet overeenstemt met de algemeene beschaafde uitspraak , maar eigen is aan alle of aan de meeste bewoners eener zelfde plaats of landstreek, noemt men eene plaatselQjke of gewestel'idke uitspraak, of dialect . 252 . Sommige mensehen spreken eenige letters in 't geheel niet of slechts gebrekkig nit . Iemand, die alle letters behoorlijk uitspreekt, heeft een zuivere uitspraak.
253 . Het is natuurlijk, flat men zich in het schrijven niet moet richten naar eene gebrekkige of plaatselijke uitspraak ; daardoor toch zou het sehrift niet algemeen verstaanbaar zijn . Het sehrift, zal het aan zijne bestemming beantwoorden , moet derhalve de beschaafde uitspraak voorstellen . 254 . De grondregel der Beschaafde Uitspraak luidt als volgt a) Duid in het schrijven van een woord iederen letter/clan/c, die in eene beschaafde en zuivere uitspraak gehoord worm, door het daarvoor vaetgeetelde letterteeken aan, en b) tries, wanneer de uitspraak nit harm aard onduidehjk is (vergel . § 222 en 223) , het naastbjkomende letterteelcen. 255 . De strenge toepassing van dew grondregel is niet voldoende voor de onderkenning van het woord , flat men wil voorstellen en trap daaraan zelfs hinderlijk zijn . Voorbeelden . Aan den eersten grondregel is voldaan, wanneer men rei, veilen, sloten en helm schrijft, ofschoon men rij, vijlen, $looten en heelen kan bedoelen. De regel leidt er toe, flat men hoofdeel, mistap, poddeksel, oochtand, vroechpreek, dansaal, topaeil, drij fsand, zooleer, toetsteen schrijft, wanneer men hoofd-fleet, mis-stag, pot-deksel, oogtand, vroey preek, daps-zaal, top-zeil, drijf-zand, zool-leer, toets-steep wil voorstellen . op die wijze wordt wel de woordklank juist afgebeeld, maar de herinnering van de beteekenis moeielijk gemaakt. 256 . De duidelijkheid, de herkenning van het woord en de herinnering van zijne beteekenis, wordt bevorderd, wanneer de schrijven zorgt : . flat de lezer de stamwoorden, zooveel doenlijk is , voor oogen krijgt onder denzelfden vorm , waaronder hij ze ook elders aantreft ; 2 . flat uit den vorm der afgeleide woorden blijkt, van welk grondwoord zij gevormd zijn, indien namelijk flit grondwoord op zich zelf nog in de taal in gebruik is en dan dezelfde beteekenis heeft als in het afgeleide woord ; 3 . flat in $amengestelde woorden, de vorm der deelen zooveel mogelijk onverminkt blijft, indien die deelen op zich zelve nog als woorden in de taal bestaan en dan dezelfde beteekenis hebben als in de samenstelling .
3$
OVER DE SPELLING IN 'T ALGEMEEN .
Men schrijft om deze redenen wand, dog, goed, vi g, omdat dezelfde woorden, verbogen zijnde, met d en g voorkomen : wanders, doggen, goede, vlzcgge. Men schrijft vijlsel en verteiding, om aan to duiden, dat deze woorden van vijlen en leiden, niet van veilen en lijden gevormd zijn . 257 . De duidelijkheid wordt n i e t bevorderd, wanneer men in afgeleide en samengestelde woorden aan de grondwoorden den oorspronkelijken vorm geeft, indien de uitspraak zich stellig daartegen verzet, of indien het grondwoord in de taal niet meer op zich zelf bestaat, of buiten de afleiding of samenstelling eene geheel andere beteekenis heeft . Voorbeelden . Het zou voor de duidelijkheid nadeelig zijn, indien men volgens de afleiding andbacht, baccalauri, brandsteen, geroept, heerberg, heertoog, paarlemoeder, rijnsch, verknoopt, weeroude, wijngaard, wijrook^ schreef , in plaats van ambt, bakelaar, barnsteen,gericcht, herbefg, hertog, paarlemoer, rinsch, verknocht, wereld, wingerd, wierook . 2.S . De tweede grondregel, die de herinnering der beteekenis beoogt, heet de Regel der gehjkvormigheid . Hij luidt aldus Geef, zooveel de uitspraak toelaat , aan een zelfde woord en aan ieder deel ; waaruit het bestaat ,
steeds denzelf ten vorm, wanneer daardoor de laerkenniiig
en juiste opvatting van het woord kan bevorderd worden . De laatste voorwaarde maakt het noodzakelijk den regel in twee deelen to splitsen, waarvan hot eerste de woorden in hun
gelaeel, het laatste hunne
bestanddeelen betreft . De regel wordt dan a) Schrz~f hetzelfde woord, zooveel de uitspraak en de verbuiging o f vervoeging toelaten, steeds met dezelfde letters ; b) geef in afgeleide woorden aan het grondwoord en in samengestelde aan de samenstellende deelen ,
zooveel de uitspraak toelaat, steeds dienzelfden vorm,
waaronder zij buiten de afleiding en samenstelling voorkomen ; wet to verstaan, indien de grondwoorden of deelen nog als afzonderlzjke woorden in gebruik zjn en dan dezelfde beteekenis laebben als in de afgeleide
of samengestelde
woorden .
259 . Overeenkomstig het voorschrift a) spelt men flag, des flags, ten dage, dagen ; glad, gladde, gladder, gladst ; zeg, zegt, gezegd, zeggen niet dach, des dachs ; glat, glatst ; zech, zecht, gelijk oudtijds wet placht to geschieden . 260. Overeenkomstig het voorschrift b) schrijft men vijlsel van vijlen ; verteiding van verleidee ; raadzaam van raad, door aanhechting van zaam ; hoofddeel nit hoofd en fleet ; niet veilsel, verlijden, raat$aam, hoofdeel, omdat de juiste opvatting door de laatste schrijfwijze zou belemmerd worden. 26 . Het voorschrift b) ontraadt to spellers' weereld voor wereld, Decidsch voor Dei~sch, diedsch voor dietsch, begicht voor biecht, omdat deze spelling, hoewel door de afleiding geboden, tegen andere repels aandruischt, en de woorden weer (man), died of quid (yolk), gien (zeggen) niet meer in gebruik zijn, zoodat de beteekenis door het wijzen op de grondwoorden niet duidelijker gemaakt, maar veeleer verduisterd zou worden . 262 . De bepaling „ zooveel de uitspraak toelaat " is aan beide deelen gemeen en spelt den geheelen repel onder dien der Beschaafde Uitspraak . Zij verbiedt to schrijven : ambacht voor ambt ; heertoog voor hertog ; paarlemoeder voor paarlemoer ; gezoekt, gekoopt, voor,gezocht, gekocht enz ., omdat die vormen met de uitspraak in strijd en daardoor onduidelijk zijn . 263 . Men zie vooral niet voorbij , flat de gestelde repel grootendeels dezelfde is, als die, welke men gewoonlijk den Repel der Afleiding noemt . Immers, onder meer, schrijft hij ook voor, de afleiding in acht to nemen, De benaming Repel der Gelijkvormigheid
ova DE SPELLING IN 'T ALGEMEEN .
39
verdient echter de voorkeur : vooreerst omdat zij , op de bedoeling van den regel zinspelende, zijne strekking beter uitdrukt, en ook het in a) bedoelde omvat, hetwelk door den naam Repel der Afleidinq buitengesloten wordt ; en vervolgens, omdat men deze laatste uitdrukking noodig heeft als de benaming van een anderen regel, die werkelijk uitsluitend op de afleiding gegrond is . 264 . De opvolging der drie overige grondregels is niet zoo volstrekt noodzakelijk als die der twee genoemde . De Regel der Afleidinq en der Analogie beoogen slechts regelmatigheid en vermijding van willekeur ; de Repel der Weliuidendlceid, tracht bovendien to voorkomen, dat de spelling op de uitspraak nadeelig werkt . - Deze regels zijn derhalve gegrond op bet redelijke beginsel, dat ook in de spelling eener taal orde en regelmaat moet heersehen .
265 . De Repel der Afeidinq bepaalt de spelling der grondwoorden , voor zooverre deze door de uitspraak onbeslist wordt gelaten . Hij wordt toegepast, wanneer een zelfde geluid door twee verschillende teekens kan voorgesteld worden , b, v, door a of ee , o of oo, el of ii , d of t , g of eh, en luidt aldus B-ij de keus der gelijkluidende letterteekens be$list de oudere worm uit den tl,:jd , toen de flu gelijk geworden lclanken noq duidelijk onderscheiden konden worden, narnelijlc in die gevallen, waarin geene andere regels die keus onraadzaam maken .
266 . Volgens dezcn regel schrijft men b . v . deelen (gedeelten) met twee e's, delen (planken en dorschvloeren) met eene e, omdat die twee woorden oudtijds zeer verschillend luidden Bails enn dhil. Daarentegen volgt men hem bij het voegwoord want, Bat oudtijds wanda luidde en Bus eene d zon moeten hebben, daarom niet op, omdat zulks de duidelijkheid toch niet zou bevorderen, maar slechts noodeloos eene uitzondering zou maken op den algemeenen, gemakkelijk toepasbaren regel, Bat onverbuigbare woorden scherpe sluitletters hebben . 267 . De repel kan daarom gevoeglijk Repel der Afleidinq heeten, omdat de oudere vorm van een woord natuurlijk allereerst van de afleiding of hing. 26g . De Repel der Analogie bepaalt de spelling van woorden ,
die niet
geheel onder het bereik der drie vorige regels vallen . Hij moet strekken om de regelmatigheid to bevorderen en luidt aldus Waar de drie bovengenoemde repels zwijgen, handelt men overeenkomstiq de analogie ,
dal wil zeggen :
de woorden , icier spelling noch door de uitspraak,
noch door de gel-ijkvornziglzeid, noch door de afleiding wordt bepaald, worden op dezelfde wijze geschreven als andere, wier ware spelling met zekerheid bekend is, en die oogenschijnl /c op dezelfde wijze gevormd z'zjn . 269 . Volgens dezen repel schrijft men b . v . dorpsschool, varkenssnuit, omdat men dorpshuis, dorpskerk, varkensooq, varkensworst enz. ; zegt en spelt . flO. De
Repel der TVelluidendheid,
wederom eene aanvulhng der vorige
regels, moet strekken om wanklanken to voorkomen en luidt aldus JVaar twee of nzeer spellingen in gebrnik zijn , van welke geene zich door een der vroeger opgegeven regels geheel laat rechtvaardiyen, i$ die to verkiezen, welke de Beeclaaafde Uitspraak het best vertegenwoordiyt en het mint aanleidinq geeft tot eene onwelluidende uitspraak .
40
ov DE SPELLING IN ; T ALGEMEN .
Volgens dozen regel is de schrijfwijze : than$, bjkan$, Par-ij$che, Prie~che, wijste, handje enz . to verkiezen boven de spelling thands, bijkant$, Parijs$che, 'riessche, wijsste, handtjen enz . 27. Onwelluidend klinken in elke taal alle klanken en woordvormen, waaraan hot oor of in hot geheel niet, of niet in die omstandigheden gewend is . Zoo worden niet slechts de Fransehe klanken o en oeu, in encore en coeur , onwelluidend geacht in de gewestelijke uitspraak van Nederl . woorden als jaar, tafel (jaor , taofel), jaartje, tafeltje (joeurtje, toeufeltje), maar ook de gewone klanken ei, o2& en oo in Meheir, vleisch, koupen, mouder, blood, good,, voor mijnheer, vlee$ch, koopen, moeder, blood, good. Vreemd en daarom onwelluidend zijn de gewestelijke vormen tooms, boterham$, teekenings, kippes, pontes enz ., daarentegen niet ooms , bruigom$, lepels , huisjes, enz, waaraan men gewoon is . 272. De toepassing der beginselen, in de grondregels geleerd, is ondoenlijk in die gevallen, waarin zij eene veel omvattende wijziging der gebruikelijke spelling ten gevolge zou hebben . Door iedereen erkende en aangenomen regels, die de spelling bepalen van eon groot aantal woorden, of van dezulke die, our zoo to zeggen , in elken volzin terugkeeren , al zij hot ook dat zij door geenen der grondregels volkomen worden gereehtvaardigd , behooren geeerbiedigd to blijven, zoolang hot gebruik niet vanzelf verandert . 273 . Uit de vorige § vloeit voort, dat men zich sours to richten heeft naar hot heerschend Gebruik, d, i . naar de wijze van handelen, die door kiesche schrijvers eenparig gevolgd wordt, ook dan wanneer zij tegen de uitspraak aandruischt ; namelijk, wanneer dat gebruik steunt op goede gronden, d, i, op eene vroegerc uitspraak of op regels, geldig in den tijd toen hot gebruik ontstond . 274. Volgens dit beginsel is de spelling thans met cone h door hot gebruik gewettigd, en zou thands met eene d hot ook wozen, indien men algemeen zoo schreef, omdat men in hand eene h en eene d hoort, zoodat die schrijfwijze eenmaal op goede gronden steunde . Daarentegen is do spelling Dingsdag, voor Dinsdag, door hot Gebruik niet gorechtvaardigd, omdat zij nit misverstand is voortgekomen . 2 ~r. . Uit hot vorenstaande volgt, dat or ten opzichte van de uitspraak drieerlei wettige spelling bestaat ) eene spelling geheel overeenkomstig de uitspraak, n a a r of v o ge n s de uitspraak, d . i, geheel en al door den Bogel der Beschaafde Uitspraak voorgeschreven ; b, v, die van al, bas , bast enz . , welke woorden met onze letters niet antlers zouden kunnen geschreven worden ; 2) cone spelling niet geheel v o g e n s de uitspraak , dock ook niet met haar in strijd , maar met haar v e r e e n i g b a a r, doordien de ware gebruikelijke uitspraak, ten gevolge van den wederzijdschen invloed der letters op elkander, van zelve volgt . Tot doze snort van spelling behooren b . v. werelddeel, $taatdame, geenszin$ ;
3) eene spelling gedeeltelijk volstrekt s t r ij d i g on o n v e r e e n i g b a a r met de uitspraak, maar door eon wettig Gebruik volstrekt gewild en gerechtvaardigd ; b, v. die van menschen, tusschen, thans, veertiq enz .
4
ovER DE SPELLTNG IN i T ALGEME N .
276 . De Leer der Spelling onderstelt, dat de woordklanken gegeven zijn, dat wil zeggen, dat men de woorden, die men schrijven wil, met hunne eigenschappen en de wijze, waarop zij gevormd zijn, behoorlijk kept . Zij heeft this niet to bepalen , hoe eon woord moot worden gevormd ,
maar alleen,
hoe eon woord, haar door de uitspraak en de afleiding geleverd, moot worden gesehreven . 277' . De spelling der vreemde woorden on bastaardwoorden, d, i . van woorden, door v r e e m d e talon geleverd, volgt beginselon, gedeoltelijk versehillend van die , welke voor de echt Nederlandsche woorden golden . Die woorden vereisehen uit dien hoofde eeno afzonderlijke beschouwing . De bastaardui t gan ge n evenwel , dat wil zeggen , die uitgangen van vreemde woorden , welke naar o n s t a a e i g e n g e w ij z i g d zij n, volgen natuurlijk de Nederlandsche regels . 2'S. Trokt men do grondregels (in § 254, 258 , 265 , 268 , 270 on 272) bij eon , dan verkrij gt men voor hot schrijven van Nederlandsche woorden hot volgende
AlgeYneen voorselirift . a) Schr~jf achtereenvolgens al de letterteekens, die naar hot, aangenomen gebruik de bestanddeelen van den . woordklank vertegenwoordigen , in dezelfde orde, waarin zij daarin op elkander volgen ; b) kies, waar do uitspraak niet besli$t, dat letterteeken, dat door de a/teidinq of de analogie woodt aangewezen, althans indien die lceus niet strekken zon om de welluidendheid of de duideljkheid to benadeelen ; on e) laat de samenstellende deelen van hot woord onge$chonden, zooveel zulks met de uitspraak is overeen to brengen, en zelfs tegen de uitspraak aan, wanneer hot Gebruik hot volstrekt wil .
2'79. De bijzondere spelregels zijn slechts nadere bepalingen van de wijze, waarop hot Gebruik de bestanddeelen der woordklanken door middol van de aangenomen letterteekens wil vertegenwoordigd hebben . Dat gebruik was aanvankelijk slechts eon o n b o w u s t uitvlooisel van onze eigenaardigo uitspraak, hetwelk , niet altijd regelmatig to work gaande, derhalve door de wetenschap bestuurd en van onregelmatigheden gezuiverd moot worden . 280 . De bijzondere spelregels hebben, volgens § 278, ' in do eorste plaats to boron , hoe de samenstellende deelen der woorden, d, i . de stammen, de uitgangen en de voor- on achtervoegsels , op zich zolve genomon , door de letterteekens voorgesteld worden, en vervolgens, welko veranderingen door de verbuiging, afleiding en samenstelling dien deelen noodwondig worden geeischt . 6
42
REGELS VOOR DE KLINKER N TWEET LANI N .
T`VEEDE 00FDSTUK .
Regels voor de klinkers en tweeklanken . I.
Regels voor de stamlettergrepell (Tie lllet tooriloos zllp .
2S . De volkomen of fielder uitgesproken klinkers, behalve de I en de scherpe e en o worden in opene lettergrepen door het enkele letterteeken voorgesteld ; b, v, in da-len , 8e-den , bo-gen , rnu-ren , keu-ze , boe-ken . Korter uitgedrukt : Heldere klinkers worden in opene lette-rgrepen niet verdubbeld . 282 . Daar 0U . en oe nooit dubbel geschreven worden, gelden deze samengestelde letterteekens en voor enkele en voor dubbele teekens . 253 . De gerekte klinkers , d . i, heldere klinkers in gesloten lettergrepen, worden behalve de I, en en oe, en de u voor eerie w, door het verdubbelde letterteeken voorgesteld ; b . v. in kaal, beeld, Icoorts, zuur . Antlers uitgedrukt : Heldere klinkers worden in gslotene letlergrepen verdubbeld, behalve de I, en de u voor eerie w . 284 . Dat de u voor eerie w niet wordt verdubbeld, is slechts schijnbaar eerie uitzondering . De u heeft dan niet dien gerekten klank, die, gelijk b . v . in nzcr, inner, veer, door het dubbele letterteeken wordt aangeduid ; het verschil moet aan hare verwantschap met de w toegeschreven worden . 255 . De Iaeldere I, zoowel de vollcomene in opene lettergrepen, als de gerekte in geslotene , wordt altijd door het samengestelde letterteeken le voorgesteld ; b . v . in die-nen, lie-ver, dienst, lie/de ; uitgezonderd in het toonlooze achtervoegsei -isch . Korter uitgedrukt : Men schrtjft attrjd le, behalve in I et achtervoegsel -inch. 2S0 . De scherpe heldere a en o worden altijd, zoowel in opene als in geslotene lettergrepen , verdubbeld ; b . v. in bee-nen, boonen , been , boon .
287 . De oorzaak, waarom ie en de scherpe a en o uitzonderingen maken op den regel in § 28 is daarin gelegen, dat die klinkers, nit tweekianken ontstaan zijnde, aanvankelijk overal en in sommige streken cog, ook in opene lettergrepen , den gerekten klank hadden ; vergel . § 9G . De spelling met ie, Ce en oo is daardoor volkomen gerechtvaardigd ; zie § 2 . 288 . Uit § 283 en 286 volgt, dat de letterteekens ee en oo niet altijd dezelfde waarde hebben ; nu eens stellen zij een blootelijk gerekten, maar oorspronkelijk korten, dan eens een oorspronkelz k langen klank voor . 289. De onvollconiene klinkers, als a, e, I enz . worden altijd door enkele letterteekens voorgesteld ; b, v . in bad, dek, zin, slot, dun, vol . 290. Men bezigt de Grieksche y, die steeds den klank eerier gewone enkele i heeft, behalve in worrden nit het Grieksch ontleend, ook in sommige oude Nederlandsehe
REGELS VOOR DE KLINKERS EN TWEEKLANKEN .
43
familienamen b . v. in Hcydecoper, Hsygens enz. Die gewoonte is alleszins to billijken ; dock niet to rechtvaardigen is hot gebruik der iZ met stippen, wanneer doze den klank eerier i of y zou moeten voorstellen . Eerie spelling b, v . als Sluijter, voor Sluiter of Sluyter, stelt noodwendig den klank Slu-ijter of Slu-eiter voor ; zij behelst derhalve eerie onwaarheid en is even willekeurig en verkeerd, als die van Klniter of Fluiter, voor Sluiter, zijn zou . De verkeerdheid loopt slechts minder in hot oog. 29 . De gewone tweeklanken , als ei, au, ou worden gesclreven met de twee letterteekens , die de twee standen aanwijzen , welke de mond onder hot uitspreken aannecmt ; de ij allcen maakt cone ultzonderlng . Vergeh § 87 y 24 en 25 . De verlengde tweeklanken worden geschreven met hot dubbele teeken van den klinker, waarmede zij beginners , gevolgd van hot teeken , dat den stand aanwijst, waarin de mond overgaat ; b, v. aal, eeu . \vergel . § 90 . 292 . De verlengde tweeklank aau klinkt in hot oor der meeste beschaafde Nederlanders onaangenaam ; de Regels der Beschaafde Uitspraak on der Welluidendheid eischen daarom hare vervanging door an , dat den bedoelden klank beter voorstelt ; b. v, in blauw, flauw, nauw enz. 293 . Tusschenwerpsels vallen natuurlijk niet onder den vorigen regel ; men zal naar gelang der omstandigheden an I aau! miauw! of miaauw! schrijven. Vergel. § 4 . 294 . Dc tweeklank, die ontstaat, wanneer de mond van den stand van e in dien van i overgaat, wordt op twee wijzen voorgesteld : door ij on door ei . 295 . Men bezigt ij om den tweeklank voor to stellen , die uit cone i, ie of cone Latijnselie e onstaan is ; vergel . § 54--56 . 296 . Men bezigt ei om den tweeklank voor to stellen, die ontstaan is uit ai , eg , ag, aj of cone e voor de n, on de Lat . , Fr . of Ital . klanken a, ae, ai, of, a on ee ; vergel . § 57--60 .
II.
P egels voor de toorilooze lettergrepeil , de buigingsuitgangen en de voor- en achtervoegsels .
297. De toorilooze lettergrepen zijn in den repel voor- of achtervoegsels of buigingsuitgangen ; zelden zijn hot stamlettergrepen, die alien klemtoon verloren hebben . Is dit laatste editor hot geval , gelijk b . v, bij gctard in de samenstelling wingerd, dan wordt zulk cone lettergreep als eon voor- en achtervocgsel behandeld . 29S . Eon toorilooze klinker wordt door e voorgesteld, behalve in de achtervoegsels -ig, -inq en -ik, in liet achtervocgsel -um van sommige plaatsnamen ; verge] . § 8-84 .
-li k,
en in den uitgang
299 . Even verkeerd als hot is, in -lijk den ij- of ei-klank to laten hooren, evenzeer is hot verkeerd bet woord rijk in samenstellingen als volkrijk, woordenrijk enz ., met de toorilooze i, volkrik, woordenrik, nit to spreken, alsof hot eon bloot achtervocgsel ware .
44
REGELS VOOR DE TOONLOOZE LETTERGREPEN ENZ .
300 . Dat men den toonloozen klinker in kievit, ken eis en vonnis door i, en niet, gelijk behoorde, door e voorstelt, is hieraan toe to schrijven, dat men ook kieviet zegt, en dat het achtervoegsel -is (of -nis) in andere woorden , als beteekenis, geheimenis, getacigenis, niet toonloos is, maar duidelijk met i words uitgesproken . De spelling met i is derhalve in overeenstemming met den Regel der Gelijkvormigheid . 30 . Achtervoegsels, die of altijd of sours den vollen klemtoon hebben, namelijk -eel, -eer, -ees, -ief, -ie .i, -ier, -iet en -loos, worden, wanneer zij den vollen of den halven soon hebben, steeds met ee, ie en oo gesch reven ; b, v. kasteelen , juweelen , regeeren , waardeeren , G'hineezen , Portugeezen, substantieven, motieven, republielcen, fabrielcen, tuinieren, warmoezieren, Jezuieten,
Zie § 4 . 302 . Wanneer de genoemde achtervoegsels alien klemtoon verliezen en geheel of bijna toonloos worden uitgesproken, schrijft men sleehts een enkelvoudigen klinker : b . v, haste/emn, juwelier, motiveeren, republikein, fabrikant, Jezuitisme . Zie § 4 . 303. Achtervoegsels , die nooit den vollen klemtoon hebben , namelijk -heden, -isch en -uw, worden met een eukelen klinker geschreven ; b, v . waarheden, goedheclen , afgodisch , Indiscla, sclaaduw , zwaluw . Het Gebruik maakt in -l-tjk eene uitzondering, b . v . in gemalckeljk, vergoeliken . Zie § 4 . 304 . De uitgang -ie, in menie, merrie, olio, tralie, salie enz ., words, hoewel nagenoeg toonloos, met Ie geschreven . 305 . In sommige streken spreekt men ie tweelettergrepig uit, namelijk als i-e, en zegt oli-e enz . De spelling met ie words derhalve door die uitspraak evenzeer gerechtvaardigd, als de onderscheiding van ie en ij, die ook op eene gewestelijke uitspraak berust . Israeheten, Mennonieten, goddeloozen, kinderloozen .
306 . Daar de ij in de beschaafde uitspraak uitsluitend den ei klank voorstelt, is zij ongeschikt our een i-klank voor to stellen . De Beschaafde Uitspraak eischt dus de spelling kofCe, fabrielc, koliek, kroniek, inuziek, traoiele enz . Over de spelling Januari, .hebruari, Juni en Juli zie beneden bij de bastaardwoorden . 307 . Sommige woorden eindigen zoowel op g als op ie en worden daarom op twee wijzen geschreven ; b . v, harmonie en harmonij , poe'zie en poez(j, ;nelodie en melod(j . -- De vormen op ij worden uitsluitend door dichters gebezigd ; in proza zij n zij ongepast.
DERDE IIOOFDSTUK, Regels voor de nletlcklinkers . 305. Men bezigt (volgens den Regel der Uitspraak § 235) als beginletters die medeklinkers, die in de uitspraak gehoord worden ; behalve in veertig, vW°tit , zestirg , zeventig en in to zamen , welke woorden met v en z , niet
REGELS VOOR DE MEDERLINKERS .
45
f en s, geschreven worden . Om die reden behoort men to spellen : samenkorrast, samenspraak , samenstellen , saezenstelling enz . 309 . De gebruikelijke schrijfwijze zamenkomst, zamenspraak enz, met z berust op eene verkeerde beschouwing . Het eerste lid in deze en alle dergelijke samenstellingen is niet het eenvoudige zarnen, maar een vorm, ontstaan nit de bijwoordelUke uitdrukking to zamen, die eerst in tsamen overging en vervolgens de t afwierp . Derhalve is sane in samenkomst enz . inderdaad een antler woord dan zamen in gezamenlijk, en steunt de scherpe uitspraak met s op een goeden grond. -- Daarentegen zou het verkeerd zijn to samen to schrijven, hetgeen niets anders kan beteekenen dan to to zamen, met het verdubbelde voorzetsel . 3® : Men bezigt (volgens den Regel der Gelijkvormigheid, § 258) in verbuigbare woorden als sluitletter$ die medeklinkers, die in de uitspraak gehoord worden, wanneer zij in de verbuiging, afleiding of samenstelling eenen klinker achter zich bekomen . Uitzonderingen maken de v en z, die, sluitletters zijnde , door de onechte f en s vervangen worden (§ 223 en 225) . Men schrijft b. v, schub , load , droog met b , d en g , omdat men schubben , laden, droger zegt ; en zand en $tof met d en f, omdat men in de afleidsels zandig en sto ferig eene d en f hoort. 3 . De schrijfwijze draai-jen, brei-jen, boei jen, hooi-jen, bui-jen e nz . is in strijd met dew regel, en dus eene onregelmatigheid . In de onverbogen vormen thaai, brei, boei, hoof, bui wordt geene j gehoord noch geschreven ; er bestaat dus . geene reden om in de verbogene eene j to schrijven ; to minder char men zulks achter de ij in bij-en, vlij-en enz ., die in hetzelfde geval verkeeren, xooit gedaan heeft . In vele woorden strijdt de j tegen de afleiding ; b . v . in dooijer of dojer, ooVevaar of oojevaar, breijen, broeijen, roeijen, rooijen, luijen e. a . Men schrijft dus regelmatig : dooier, ooievaar, baaien, l r•e ien, broeien, hooien, buien, vermoeien, glooiing, schoeiing enz. 32. Ten aanzien van de verbuigbare woorden, die in de laatste lettergreep den klinker ur of een der tweeklanken au, eeu of ieu hebben, wil het Gebruik, op grond der uitspraak en der afleiding, anders gehandeld hebben . Reeds de onverbogen vormen worden met eene w geschreven, die bijna zonder uitzondering tot de stamlettergreep behoort ; zij blijft nit lien hoofde ook in de verbogene . Men schrijft daarom regelmatig fiauw -- fkeuwe, eeuw - eeuwen , nieuw - nieuwe. 33 . Iemand en niemand hebben eene d tot sluitletter, omdat zij voorheen geheel als voornaamwoorden verbogen werden en in den derden en vierden naamval iemanden en niemandera luidden . Het achtervoegsel -erd in lomperd, leelijkerd eindigt insgelijks op d, omdat het eene verzwakking is van -card, hetwelk in het meervoud somtijds -garden maakt ; bastaar•den en bastaards, Spanjaarden en Span/cards . 34. Men bezigt (volgens den Regel der Uitspraak, § 254) in onverbuigbare woorden als sluitletter$ die medeklinkers, die in de uitspraak gehoord worden, en kiest van de verwante medeklinkers de scherpe, behalve in nog (tot hiertoe, daarenboven) ; b, v . In niet, ooit, voort, want, om.trent, af, of, tocle, dock (maar) , node (en niet, ook niet) , sedert , pas , ?nits , als . 35 . Bij de onverbaigbare woorden ziet het Gebruik niet op de afleiding of den ouderen vorm . Mien schrijft b . v. want, omicent, mits, met, ofschoon de afleiding wand, omtrend, raids, med, zou eischen . De scherpe uitspraak der sluitletters rechtvaardigt die schrijfwijze volkomen, char het wijzen op de afleiding die woorden niet duidelijker zou maken .
40
REGELS VOOR DE MEDEKLINKERS .
36. De onderscheidende spelling van flog (tot hiertoe, daarenboven) en noch (en niet), is onmisbaar voor de duidelijkheid . Schrijft men de beide woorden met eene ch, dan weet de lezer niet terstond hoe hij een zin als : Die man heeft noch geld, nosh vrienden, moet opvatten, als bevestigend of als ontkennend ; welke onzekerheid invloed heeft op de uitspraak . Is de bedoeling bevestigend ; gelijk bij flog, dan moet er op geld en vriendem meer nadruk gelegd worden, dan in het tegenovergestelde geval . De onderscheiding van andere gelijkluidende woorden, als digt en dicht, ligt en licht, is nutteloos . De ware beteekenis flier woorden is, zoo men niet opzettelijk duister wil zijn, zonder moeite uit den zin op to waken, zoodat de taalregels daar niet behoeven verkracht to worden . 37 . De onverbuigbare woorden en woordvormen op u nemen de w niet als sluitletter achter zich, b . v . ~c, flat, aiU (tusschenwerpsel) ; evenmin koa', zoo, samentrekkingen van koode, zoude ; en host, verkorting van hood. 35 . Door onverbuigbare woordvormen heeft men iets antlers to verstaan dan door onverbuigbare woorden ; het zijn v o r m e n vale verbuigbare woorden, die niet voor verdere verbuiging vatbaar zijn. Zoo zijn b . v. Gods en heeft onverbuigbare voranen van de verbuigbare woorden God en hebben . 39. Men schrijft op grond van een wettig gebruik eene stomme eh achter de echte
s
. aan hot einde van bijvoeglijke naamwoorden , als valscla, trotscla, schuinscla, met uitzondering van bits, spits, blots, dra$, dwars , wars , paars , kras, los , ros , flets, W8, alsook gewis ; 2 . aan het einde van alle woorden , die in het Hoogdultsch op seh, in het Frieseh op sk eindigen, als rnensch, lid . menscla, fr . minsk ; visch, lid . fisch ; (kik)vorsch, fr. frosk ; alsmede in tusschen, fr . tusken . Doze eh blijft, wanneer het woord afleidingsaehtervoegsels of buigingsuitgangen bekomt, als in wensclaehjk, menschen ; behalve in vleezen en vleezig van vleesch. 320 . De bijvoeglijke naamwoorden (ledig),
loos, vies, voor, vuns
en
boos, broo$
wr~s
(bros), clwaas, grr~s, lens
nemen geene eh aan, omdat de s
daarin onecht is ; men zegt booze, booze, dwaze enz . 32 . Men schrijft op grond van een wettig gebruik eene stomme h achter de t in thans en altlaans , nit to hande en al to lzande (§ 274) ; dock niet in nochtans nit flog dan . 322. Tusschenletters, verdubbeld ,
behalve de eh, worden achter onvolleomen klinkers
(§ 2 en 202) ;
b . v, in
bakken , beklcen , bileken ; maar niet in
lachen, echo , lichaanz . 323 . Tusschenlettere worden in drie gevallen niet verdubbeld . met achter heldere klinkers en tweeklanicen .
Men schrijft dus geeselen,
pr~iselijk, oefenen ; niet geesselen, prijsselrjk, oeffenen ;
ItEGELS VOOR DE MEDEKLINKERS .
47
2, niet in toonlooze klinker$, behalve in kennissen en vonnissen ; vergel . § 300 . Men schrijft dus engelen, beteren, perziken ; niet engellen, beterren, perzikken ; . niet wanneer er twee of meer tussehenletters zijn, als in mas-ten, vor-step, 3 lid-den , man-den . 324. Reeds boven, in § 22, is aangemerkt, dat er geese eigenlijke verdubbeling plaats heeft, wanneer ten gevolge van verbuiging, afleiding of samenstelling twee gelijke medeklinkers bijeenkomen . Op zulke gevallen zijn deze repels natuurlijk niet van toepassing ; b . v .' niet op de onvolm . yen . tijden der zwakke ww ., als baad-de, haat-te ; op de afleidingen met -lift , als adel-i jlc, middel-lijk ; op samenstellingen, als werelddeel, dru/c-klcnst, melt-kan enz . 325. De s wordt in kennissen en vonnissen waarschijnlijk daarom verdubbeld, omdat -nie in al de overige woorden niet toonloos is en dus de verdubbeling der s behoeft ; vergel. § 300 . 326 . Sedert de eh achter de s in het midden en aan het erode der woorden stoni geworden is, en seh de waarde van eene gewone s heeft gekregen, wordt doze laatste door eene voorgevoegde s verdubbeld, b . v. in was-schen, vis-schen . 327 . Het Gebruik verwerpt de regelmatige verdubbeling der eh , b . v . in lachchen kachchel,, lichchaam, en de verdubbeling door de vervoeging van eene g is strijdig met de wetter, die de lettergroepen beheerschen . Daarom is de schrijfwijze lachen, lichcaam, boehel, kuchen de minst onregelmatige . Zij is bovendien in overeenstemming met de gebruikelijke spelling van Mechelen, Vechel, Zwichern, Joche7n, Kochem, Lochem, echel, echo, welke woorden nooit met geh geschreven worden . De bewering, dat men lachen zonder niet kan speller is eene drogreden, waarvan ieder, die de zoogenaamde klankmethode kept, de ongegrondheid zal inzien . 328 . Bij het onderwij s kan men dezen r~gel stellen : Een klinker heef t voor eene Ci steeds den onvolkomen klanlc, behalve in Rachel, Michiel en loochenen . - De vreemde, bij ors ongebruikelijke eigennamen, als dc/lab , Acheron, ]Wicha, Rachab, zijn evenmin als andere vreemde woorden aan de Nederlandsche spelregels onderworpen . 329 . De keelletter, die zich voor eene t bevindt, welke steeds in het woord blijft, steeds onmiddellijk op de keelletter volgt en tot dezelfde lettergreep behoort, wordt zonder op de afleiding to letter, door eh voorgesteld ; b . v. in dracht, jacht, klacht, ynacht, slacht, in slachten en geslacht (in de beide beteekenissen), in echt, plecht, recht, slecht, echter, in dicht en licht (in de beide beteekenissen) in plecht, gewicht, gezicht, ~,iedroclzt, toclet, lucht, vrucht enz . 330 . De repel is daarop gegrond, dat de t en de voorgaande keelletter in de bedoelde gevallen eene lettergroep uitmaken (Zie § 203), wier bestanddeelen dezelfde natuur hebben . Dit blijkt hieruit, dat een voorgaande heldere klinker de onvolkomene uitspraak aanneemt ; vergel. dragen -- dracht, j4gen - jacht, - toper - tocht enz . 33 . Ook in de woorden achter en echter, uit after en efter ontstaan, voorheen eft, ofschoon thans altijd tweelettergrepig, heeft dezelfde ineensmelting plaats gehad ; de verandering van f in ch strekt ten bewijze . 332 . De g b lij f t ° . In de regelmatige vervoeging der werkwoorden, wier stam op eene g eindigt, en 2 ° , in de zelfst . naamwoorden, door achtervoeging van -te gevormd van bij voegl, naamwoorden op g uitgaande ; b, v, in (Iiij on gr;i) draagt, jaagt, leegt, legt, zegt ; laagte, leegte, droogte, hoogte enz .
4$
REGELS v00K DE MDEKLINKERS .
333. De regel steam op § 206 en 207 . $et beurtelings of en aanwezig zijn van den persoonsuitgang t b . V . in drayeyz, drtu q, draagt, weyen, weeg, weeyt, verhindert de samensmelting, gelijk daaruit blijkt, dat men niet hij dracht of drayt, en wee/It of weyt zegt . De t in laayte, leegte, verbindt zich niet met de voorgaande g , omdat zij altijd tot de volgende lettergreep behoort ; antlers zouden die woorden lachte, lechte luiden . 334. De verkorte eigennaam Aayt behoort (volgens § 205) eene g to hebben, dewijl er eon klinker is uitgestooten, die zich• nog heden ten loge in den vollen vorm Ayatha vertoont . De uitspraak Aagt, niet Ac/it, bewijst, dat hier geene samensmelting van de g met de t plaats heeft . 335 . De onregelmatige onvolm, verl, tijden en deelwoorden bracht, gebraclat, moclzt, gemoclzt en placht, van brengen, mogen en plegen, eischen volgens den repel in § 329 de eh . In die vormen heeft de tijdsuitgang -de (-te) de -e verloren , ten gevolge waarvan de overblij vende t zich aan den voorgaanden medeklinker heeft aangesloten . Bracht, placht en mocht stain voor brachte, plachie en mochte, en doze vornien weder voor bragde of brengde, plagde of pleegde, en moogde, gelijk de analogie van zengde, leegde en zoogde zou medebrengen . 336 . Bij de woorden op s eindigende, volgt men den Repel der Gelijkvormigheid, en laat, zooveel met de uitspraak is overeen to brengen, de afleiding golden, b, v . in
des bloods , van blood ; prods, van gind(er) ; girls,
van fr . quitter ; loods(rnan) van looden
(peilen) ; foods, van fr, loge, met de
zaclite g ; gutsen van gieten ; knots, van knot/en ; sleetsch, van slijten ; rots, van fr, roche, met de scherpe eh . Wanneer de afleiding onbekend of onzeker is, of de beteekenis niet opheldert, eisclit de Rege der Uitspraak de scherpe letters ts, b,
v, in kaats,
$chaat$, schet$ enz . 3_ 7 . Uit de overige § vloeit de volgende practisclie repel voort Wanneer de s door eene tongletter wordt voorafgegaan, din is doze de scherpe t, uitgezonderd in den 2naamval der woorden op d, in de bijwoorden, door aanhechting van s van woorden op d gevormd ; en eindelijk in girls
en foods in de beide beteekenissen als loodsman on als houten gebouw .
338 . De Fransche eh en e, die oudtijds als tell (tsj) en is luidden, zijn in hot Nederlandsch dikwijls in is overgegaan ; maar de g, die toen den klank van dg (dzj) had, fr, is hij ons ds geworden . Daarom sehrijft men : flits, koets, rots, toots, toorts van fleche, couche, roche, touche, torches plaats en rantsoen, van fr . place, rancon, met ts ; doch foods, van fr . loge, met ds.
VIERDE I00FDSTUK . Repels voor de verbogene woorden . 339 . De veranderingen, die hij de ~erbuigbare woorden in de samenhangende rode ondergaan, zijn (volgens § 44) inwendige on uitwendige veranderingen . De meeste zijn door de uitspraak duidelijk genoeg kenbaar en behoeven dus geene
RGELS VOOR D} VE,BOGENE w00RDEN .
49
afzonderlijke spelregels. In enkele gevallen echter kan de keus der letters door de uitspraak twijfelachtig worden gelaten , zoodat char bijzondere regels noodig zijn, welke de keus bepalen . 340 . Bij de inwendige veranderingen , die (volgens § 45) meestal bestaan in verwisselingen of wijzigingen der klanken (klinkers of tweeklanken), sours ook in hot invoegen of uitstooten van medeklinkers, is de Regel der Uitspraak toereikend our de spelling to bepalen, on worden de bijzondere regels voor de klinkers on tweeklankon (Afd . II. Hoofdst. II) zonder uitzonderingen toegopast . Zoo boron de uitspraak on de genoemde regels, hoe men b . v. goof - gaf,, drink - drank, graaf - groef moot schrijven, on dat men in dims, voor dies, 26en nv, van die, eene n in to voegen , daarentegon uit bracht, van brengen, eene n nit to laten heeft . 34 . Bij de uitwendige veranderingen, die (volgens § 40) bestaan in hot achtervoegen van letterklanken of lettergropen , neemt men behalve den Regel der Uitspraak ook dien der Gelijkvormigheid in acht, on last men, zooveel de uitspraak on de algemeene regels voor de klinkers en medeklinkers zulks dulden, den woordstam onveranderd . Zoo sehrijft men b . v . (des) hoed s, rug-s, (hiy) bind-t, lig-t met dezelfde medeklinkers, die in hoeden, ruggers, linden on liggen voorkomen . 342 . Bij de uitwendige veranderingen heeft men twee hoofdsoorten van buigingsuitgangen to onderscheiden . 343, De buigingsuitgangen der eerste hoofdsoort bestaan uit omen of moor medeklinkers, of uit cone lettergreep, die met eon medeklinker begint, als -d, -st, -de. 344 . De buigingsuitgangen der tweede hoofdsoort zijn lettergrepen, die uit eon klinker bestaan , of met eon klinker beginners , b, v . -e, -er, -es. 345 . De buigingsuitgangen der eerste snort zijn l, de meervoudsuitgang •s ; b, v . in ouder-s, lepel-s ; 2, do naamvalsuitgangen -s, -r en -n ; in b, v. doze-s man-s, die-r vrouw, de-n stal ; 3, de uitgang van den overtre enden trap -st ; b, v, in hang-st , grofst ; 4 . de persoonsuitgangen -t on -n ; b, v, in (h'ri) loop-t, (w~i) hoorde-n, (g2 i) Iaoorde-t, (z') gaa-n, (opdat z~/) hoore-n, (indien wj) gave-n ; 5, de tijdsuitgang -de, on zijne bijvormen -te en -t ; b . v, in hoor-de, straf to , koch-t ; 6, de uitgang van hot verleden deelwoord der zwakke werkwoorden -d en zijn bijvorm -t ; b, v . gehoor-d, gestraf4. 346 . De buigingsuitgangen der tweede soon zijn 7
50
REGELS VOOR DE VERBOGENE WOORDEN.
. de meervoudsuitgangen -en, -ers en -eren ; b, v, in dag-en, kind-ers, lied-eren , oh-en , trali-en ; 2, de naamvalsuitgangen -e, -er, -es en -en ; b . v, in (den) mane-e, goed-e min-er , onz-es , zijn-en ; 3, De uitgang van den vergrootenden trap -er, b, v, in hoog-er ; 4 . de persoonsuitgangen -en en -e (van den late" persoon der a a n t o on e n_ d e Wij s) ; b, v, in (ik) zegg-e , meen-e (aantoonende wij s in deftigen stijl), (wij en zj) hoot-en ; 5, de modusuitgang der a a n v o e g e n d e (wenschende en voorwaardelijke) wij s -e ; b, v, in (opdat ik) zegg-e , meen-e , (hj) hoot-e , (wij) hoore-n, (q •) hoot-et, (indien ik) gav-e , war-e , (w/) war-en ; 6, de uitgang -end van het tegenwoordige deelwoord en die van de zoogenaamde onbepaalde wijs -en ; b, v, in loop-end, gev-end, loop-en, gev-en . 347. De uitgang -st van den overtreffenden, en -or van den vergrootenden trap worden hier, ouder gewoonte, nog tot de buigingsuitgangen gebracht, omdat men ze daarbij zoeken zal . Zij behoorden eigenlijk bij de achtervoegsels vermeld to worden, dear de vergrootende en overtreffende trappers nieawe afgeleide woorden zijn, die zelve verbuiging ondergaan . 34S . De buigingsuitgangen der eerste snort worden in den regel achter den o n v e r a n d e rd e n stain gevoegd , met inachtneming der volgende bijzonderheden . . Wanneer de stain op a eindigt, b, v. ra , ga , sta , den wordt de a verdubbeld , behalve in eigennamen ; b, v. in eegaas , rags , gears , staat , mast . 349 . 2 . Eigennamen, die op heldere klinkers uitgann, verdubbelen die klinkers niet, meat plaatsen een uitlatingsteeken (') voor de s van het meervoud en van den tweeden naamval ; b, v . aria's, Hebe's, Rinaldini'$ . 350 . 3 . De s van den tweeden naamval wordt achter eigennamen, op eenen sisklank uitgaande , Weggelaten en door het weglatingsteeken vervangen ; b, v. .Tezus' geboorte, Marnix' psalmber~jming . 35 . 4, De uitgang -s van den tweeden naamval neemt eene toonlooze e voor zich, en gaat daardoor in de tweede snort van uitgangen over, achter stammers, die op eon sisklank of op -st eindigen , b. v, in huiz-es, vleesch-e8, geest-e8, onz-e8. 352 . 5, De tijdsuitgang -de verandert in -e achter de scherpe medeklinkers (§ 97), b, v . in hoop-te, straf-te , juich-te, meek-te, mis-te, doch niet achter de onechte f en s (§ 223 en 225) ; b, v, niet in leef de, vrees-de, van levee, vreezen .
REGELS VOOR DE VERBOGENE WOORDEN .
5
Be seh geldt her voor eene echte s ; b, v, in . wisch-te , wasch-te (vergel . § 236). 353 . 6 . De persoonsuitgang -t blijft achterwege, w anneer. de stain reeds op t eindigt, b . v. in (h~j en gij) eet, haat, niet eet-t, haat-t . 354 . 7 . De uitgang -d vormt de verleden deelwoorden der zwakke werkwoorden , wier stammers uitgann op tweeklanken en op n i e t scherpe medeklinkers, met uitzondering van d, Voorbeelden : gevloeid, gedraaid ; getobd, gevraagd, gesteld, genoemd, gemeend, gehoord, geduwd . De -d komt ook achter de onechte f en s, omdat doze eigenlijk zacht zijn ; b. v. in geleefd, gevreesd, van levee, vreezen . 355 . 8 . De uitgang -d der verleden deelwoorden verandert in -t achter de scherpe medeklinkers (§ 97) ; b . v . in gehoopt,, gedacht, gestraft, gemaakt, gemist . De seh geldt ook her voor eene echte s ; gevischt, gevorscht, behalve in gevleeschd . Vergel . § 39 Z . 356 . 9 . De uitgang -d of -t der verleden deelwoorden wortt weggelaten achter stammers, die op d of t eindigen . Men schrijft b, v, gemeld, gehaat, niet gemeldd , gehaatt . 357 . Onregelmatigheden . De naamvalsuitgang -s neemt in die-n-s en wie-n-s eene n voor zich . 2. In zeide en leide (van loggers) is de g van den stain in I (zie § 58), in wish, moest (voor wit-te, moot-te) is de t van den stain in s overgegaan . Het was oudtijds eon doorgaande regel, tat d, t en th voor eene andere d, t of th in s overgingen . Zoo ontstond waarschijnlijk last, nit laad-t, van laden.
3 . De tijdsuitgang -de is tot -t verkort, met gelijktijdige verminking van den stain, in de onregelmatige werkwoorden : bracht, voor brag-de uit breng-de ; dacht, voor dak-te uit denk de ; docht, voor dok-te uit dunk-de ; kocht, voor troop-de ; zocht, voor zoek-de ; wrocht, voor work-de ; moeht, voor mooq-de . Bij placht, plachten, voor plag, plagen, is de t ten onrechte achtergevoegd . 4 . De tijdsuitgang -de worth in den gewonen stiji weggelaten in hot enkelvoud van den onvoim . yen . tijd der werkwoorden , wier stain eindigt op d of t, voorafgegaan door eon onvolkomen klinker ; alsmede in legqen en zeggen : ik redde, zette, wij reddeden of redd'en, zetteden of zett'en : lei, zei, voor leide, zeide . In kunnen en zullen verliest de tweede persoon in bet meervoud bovendien zijne e : ik kon, hzj kon, wij konden, gij kondt, zzj konden ; / zou, n zou, n zouden, n zoudt, n zouden .
52
REGELS VOOR DE VERBOGENE WOORDEN.
358. Wanneer achter eene geslotene lettergreep een uitgang der tweede hoofdsoort gevoegd woi'dt, dan sluit de medeklinker, waarop zij eindigt, zich aan de volgende lettergreep aan en krijgt zoodoende de waarde van eene beginletter ; vergel . § 200 en 202 . Hieruit vloeit het volgende voort 359, l . De onechte f en s veranderen in v en z ; b . v . in boef - boe-yen, huffs - huizen . 360 . 2 . Indien de stain eindigt op eenen medeklinker,
voorafgegaan door een dubbelen klinker, dan wordt de stamlettergreep open, en de enkelvoudige klinker treedt dientengevolge in de plaats van den dubbelen (§ 28), uitgezonderd bij de scherpe a en o (§ 286), b . v, in naa-ten, ma-ken, qe=ven, 6a-zen , vu-ren , van maat , mask , qeef , bans , vuur ; dock niet in bee-nen, boo-nen, van been, boon. 36 . 3 . Indien de stain een onvolkomen klinker heeft en op slechts eenen medeklinker eindigt, dan wordt de medeklinker verdubbeld (§ 322) ; b . v . in ballen, drukken, dikke, stella~e . Zoo ook de s achter de toonlooze I in kennissen en vonnissen (§ 323 2 en 325) . 362. Wanneer eon opene stamlettergreep , die op een helderen klinker of tweeklank eindigt, door een uitgang der tweede snort gevolgd wordt, dan moet, ter vermijding van de gaping (zie § 20), de zwakke toonlooze e van den uitgang voor den sterkeren klank der stamlettergreep wijken : behalve achter eene heldere a of I (f e) en een tweeklank op I . Voorbeelden . Gaa-n, slag-n, stag-n, doe-n, voor c/a-en , $la-en, sta-en, doe-en ; daarentegen : thee-en, wee-en, zee-en, knie-en, diie-en, baai-en, lei-en, hoof-en, buff-en, boef-en . Alleen hot werkwoord zie-n, voor zie-en, volgt de analogie der werkwoorden gaan, $laan enz . - In na-der, voor• na-er, wordt de gaping door eene ingelaschte d weggenomen , omdat de samentrekking der twee lettergrepen, waardoor de klank naar ontstaat, voor het gehoor bet onderscheid tusschen naar en na(d)er zou ophefen . 363. De gemakkelijke overgang van eene heldere e en i tot de toonlooze e, welke klinkers alle drie geheel achter in den mond gevormd worden, is oorzaak, dat er geen stuiten of ophouden der stem plaats heeft, dat er genne gaping ontstaat . Daarom veranderen de klinkers van vloo, zoo (zode), koe, roe (roede) in het meervoud in tweeklanken op is vlooi-en, zooi-en, koei-en, roei-en .
364 . Wanneer een stain, die op eene toonlooze e eindigt, eon uitgang der tweede hoofdsoort achter zich krijgt, dan wijkt de toonlooze a van den stain voor de e van den uitgang ; b . v. in zonde --- zonden, bl'de - bl,jder . 365 . Dat het her de eerste e, de a van den stain is, welke wordt weggelaten, blijkt nit blijd-st, blood-st, van blijde, blonde ; en vooral nit afeidingen als zond-ig en zond-aar van zonde, bloodaard van blonde.
REGELS VOOR DE VERMOGENDE WOORDEN .
53
366 . Uit de voorgaande §§ 362 365 volgt, dat hot meervoud der woorden, eindigende op de toonlooze lettergrecp ie, als olio, tralie , tronie enz . , de stomme of toonlooze e verliest en dus op i-en (ie)i) uitgaat : olie'n (oil-en), tralie'n , tronie'n ; terwij l bij die op de heldere i (ie) de uitgang onverminkt blijft, b . v, kniee'n (knie-en) harinoniee'n, reliquiee'n enz . ; on zoo ook geniee'n, meerv . van genie (zjenie), naast genie'n, meerv. van genius (genius).
VIJFDE HOOFDSTUK . egels voor do afleiding .
36 . Uit den Repel der Gelijkvormighoid (§ 258) volgt, dat de algemeene repel voor hot schrijven der afgeleide woorden aldus zal moeten luiden Geef, zooveel de uitspraak toelaat, aan de grondwoorden den vorsn, dien z-tj buiten de afleiding als 0]) zich zelve staande woorden hebben, en aan de voor- en achtervoegsels den vorm, Aaaronder z-r~j zich in de mee$te gevallen kennelijk vertoonen .
368 . Daar de Spelling (volgens § 276) den vorm , d. i . de afleiding der woorden als bekend onderstelt, en de spelling der grondwoorden en voor- en achtervoegsels op zich zelve genomen in de voorgaande repels geleerd is , zoo volgt, dat bier alleen repels behoeven gegeven to worden voor die gevallen, waarin eon achtervoegsel de spelling van hot grondwoord wijzigt . 369. Voorvoegsels hebben geenen invloed op de spelling van hot grondwoord . Men schrijft b . V . ontzinken met de z van zinken, ofschoon men ontsinken uitspreekt. De reden is hierin to zoeken , dat alle voorvoegsels vroeger op zich zelve bestaande woorden geweest zijn, zoodat men daarbij eigenlijk met samenstellingen to doers heeft, en daarom ook de repels voor de samenstellingen volgt . flier geldt de repel in § 50 . 370 . De inwendige veranderingen, die de grondwoorden in de afleiding sours ondergaan, zijn, evenals bij stammers in de verbuiging (vergel . § 340), door de uitspraak kenbaar genoeg ; b, v de overgang der a van stand in de e van bestendiq : de verandering van jong tot jeuq in jeugdiq . 3~. De beperking n zooveel de uitspraak toelaat u, voorkomende in den algemeenen repel in § 367, noodzaakt our tweeerlei afleiding to onderseheiden eene kennel'rke on eene verholene . 372 . De afleiding is voor iedereen kennelijk, wanneer in bet afgeleide woord bet grondwoord in zijn gewonen of nagenoeg gewonen vorm on in zijne gewone beteekenis voorkomt. Voorbeelden : zaagsel, dagelijksch, stekel, dronkenschap, rijkdom behooren tot de kennelijk afgeleide woorden, omdat iedereen kan inzien, dat doze woorden van zaag, dap, steken, dronken en rijk gevormd zijn .
54
REGELS VOOR DE AFLEIDING.
37 3 . De afleiding is vE "liolen , wanneer zij alleen voor den taalkundige met zekerheid kenbaar is , niet voor het algemeen , doordien het grondwoord of buiten gebruik geraakt, of van beteekenis veranderd is , of in sterk veranderden vorm in het afgeleide woord voorkomt . Voorbeelden . De afleiding van duzt-sch, gees-t is verhoken, omdat de grondwoorden en gijzen buiten gebruik zijn . Evenzoo is de afleiding van tccchtverholen, omdat het grondwoord (tiers) , tong, getogen, than$ de beteekenis van e i d e n niet meer heeft . De afleiding van ooievaar, schielijk, vorst, zindeh j is verhoken, omdat de grondwoorden oode, 8c/tier, voor en zin, op zich zelve staande, een anderen vorm hebben . duid (of died,)
374 . Bij eene verholen afleiding is het aanduiden van den eigenlijken vorm des woords voor de duidelijkheid geheel nutteloos en sours zelfs nadeelig (vergel . § 257) . Daarom wordt de spelling der zoodanige woorden geheel beheerscht door den Regel der Uitspraak en de algemeene regels voor de klinkers en medeklinkers, in Afd . II, Hoofdstuk lI en III gegeven . Men schrijft ze, zonder zich our de afleiding to bekommeren ,
met geene andere letters dan die, welke in de uitspraak gehoord worden ; b, v, schielijk, bisdom, niet schierl-jk bisschopdom, ofschoon zij van sclzier en bi$schop gevormd zijn . 37 5 . Ook de spelling der meeste kennelijk afgeleide woorden is door de uitspraak duidelijk genoeg aangegeven ; b . v, die van zandiq, steilte, winderig enz. Er zijn echter gevallen, waarin het twijfelachtig kan wezen, of een achtervoegsel op de, sluitletter van het grondwoord invloed oefent of niet, en welke invloed zulks is. Dit maakt hot noodzakelijk de achtervoegsels in drie hoofdsoorten to onderseheiden . 3~6 . De achtervoegsels, der eerste hoofdsoort bestaan nit looter medeklinkers ; het zijn : -d, -t en -s, en -sch en . st in zelfst. naamwoorden . 377 . Het achtervoegsel -sch (sche) in bijvoegl . naamwoorden, ofschoon sours nit looter medeklinkers bestaande, moet tot de tweede snort gerekend worden, omdat bet dikwijls eene a achter zich neemt : -sche, -$then, -$cher . - De -st van den overtreffenden trap, waarvan reeds bij de verbuiging gesproken is, verkeert in hetzelfde geval . Vergel. § 347 . 378 . De achtervoegsels -d en -s oefenen geenen invloed op den sluitmedeklinker van het grondwoord, en laten toe hot algemeene voorschrift in § 278 to volgen . Voorbeelden : deug-d, maag-d, van deuSl(ea), maag ; lood-s, van looden (peilen) ; gid-s , van fr. pid(er) ; daag-s , slaag-s , van daSl(en) , slaq(en) ; Slut-s, van Slieten enz. Vergel . § 336 338 . 379 . Oudtijds had -s het vermogen our eene voorgaande g to verscherpen, en eene voorgaande eh, d en t to doers verdwijnen ; b. v. in reeks voor rege, vos voor vochs, . volgen$ voor vokpnds ; kis voor lit . 380 . De weinige afgeleide zelfstandige naamwoorden met -seh en -st als b . v, mensch van man, vor-st van voor, laten voor de spelling geene twijfelingen to beslissen over .
REGELS VOOR DE AFLEIDING.
55
381. Het achtervoegsel -t vereenigt zich met de sluitletter van het gl'ondwoord tot cene lettergl'oep. vel'scherpt die en doet een voorgaanden helderen klinker in een onvolkomenen ovel'gaan; h. v. driicht van dragen, (ge)w~cht v.tn wegen, (brui)loft van l66pen. Vergel. § 329 en 330. 382. De achtervoegsels del' tweede hoofdsoort hestaan uit eene of meer lettergl'epen, die met eenen medcklinker heginnen; b. v. -de, -se, -te, -lei, -sehap, -hande, -hartig. In hoeverl'tl -seh tot dcze soort behool't, zie hoven § 377. 383. Onder de achtervoegsels dezer soo1't bevinden zich ve1'scheidene, die v1'oeger op zich zelve staande wooorden waren of het nog zijn, te weten: -baal', -dom, -haft, (-haftig), -hande, -heid, -lei, -lijk, -loos, -schap en -zaam. De woorden, met zoodanige achtervoegsels gevo1'md, zijn dus eigenlijk samenstellingen. Zij worden echter als ajleidingen beschouwd, omdat de oorspronkelijke heteekenis del' aangehechte woorden eene zoo groote uithreiding en wijziging heeft ondergaan, dat het yolk ze niet meer herkent. 384. Ret achtervoegsel -baar is het bnw. baar in bam' geld; -hande is de oude meervoudsvorm van hand; -loos is het bnw. 100s in looze noot, noot zonder pit of kern. 385. Ret achtervoegsel -ting wordt door sommigeu ten onrechte voor een dergelijk woord aangezien. Ret he eft dezelfde beteekenis als -ing in kon-ing, edel-ing ,. en is hetzelfde achtervoegsel als dit, met eene euphonische -I; -ling is ontstaan uit doing. Dat de wool'den op -ling geene samenstellingen zijn, blijkt onder andere ook uit § 415.
386. De medeklinkers van de meeste achtervoegsels del' tweede hoofdsoort oefenen geenen invloed op den sluitmedeklinker van het grondwoord, doordien zij als beginletters worden uitgesproken en zich dus niet aan dien voorgaanden medeklinker aansluiten (vergel. § 200 en 207). Het grondwool'd hlijft derhalve hij de aanhechting 'van een achtervoegsel dezer 800l't meestal onveranderd, zoodat de algemeene regel voor de afleiding gegeven: elk deel wordt overeenkomstig zijne natuul' geschreven, op weinige, in de uitspraak duidelijk hoorhare uitzonderingen na, ook hier geldig is. Men schrijft b. v. hoog-te, menig-te, zaag-sel, voed-ater, valsch-heid; niet hooch-te, zaach-sel, voet-ster, vals-lteid, omdat de grondwoorden op g, d, seh eindigen. 387. De overgang van
V
en z, die hier altijd sluitletters worden, in de onechte feu
s, b. v. in weef'-sel vau weven, lees-baar van lezen, is een gevolg van een regel zouder uitzonderingen, en kau dus niet als eeue eigenlijke uitzondering op den voorgaanden regel worden beschouwd. 388. Evenmin kan men tot de uitzonderingen rekenen die gevallen, waarin het grond. woord voor een achtervoegsel, der soort in § 383 opgenoemd, in den verbogen toestand voorkomt; b. v. in krijg-s-haftig, al-ler-hande, menig-er-lei, kind-s-heid, waarin krijg, al, menig en kind in den tweeden naamval staan. Men heeft hier eigenlijk te doen met samenstellingen, gelijkstaande met kinds kind , allergrootst enz. 389. Kindsheid, toestand van een kind, is ook in de spelliug, evenzeer als in zijne beteekenis, ouderscheiden van kindsch-heid, toestand van iemand , die kindsch is geworden.
56
REGELS VOOR DE AFLEIDING .
390. De achtervoegsels -lei en -hande zijn eigenlijk vrouwelijke z elfst . naamv . in den 2den naamv. Zij eischen daarom ook een 2den naamv . voor zich, die op -er eindigt, b . v . in eenerlei, velerlei, allerhande, twintigerlez, honderderlei . In vele woorden wordt eene d ingelascht, b . v. in vierderlei , vijfderlei enz. Daar die d echter tegen de afleiding aandruischt, behoort zij niet ingevoegd to worden, waar bet gebruik niet eenparig handelt en dus niet in tweeerhande , drieerhande, tweeerlei, drieerlei . - Voor de schrij fwijze achtderlei, die men wel eens aantreft, bestaat hoegenaamd geene reden ; bet moet natuurlijk acht-erlei wezen, op dezelfde wijze als 'een-erlei, twintig-erlei. 39 . De veranderingen, die bet grondwoord ondergaat, en die dus uitzonderingen maker op den regel in § 2 7 8 , behoeven , voor zooverre zij nit de uitspraak zelve duidelijk kenbaar zijn, geene afzonderlijke regels . Daartoe behoort, behalve de inlassehing der d in vele woorden op -lei en -hande, ook de verandering van ng in nk , b, v, in jonkheid van gong , in de woorden op 4ijk, en in sommige verkleinwoorden, waarvan beneden (§ 400) zal gehandeld worden . 392, ook de of kapping der toonlooze e bij de woorden , welke daarop eindigen, is door de uitspraak kenbaar ; b, v. bij bhjde, bode, blonde, in blijdschap, boodsclzap, bloodl eid , gewoonlijk blooheid. 393. Boodschap (opgedragen last) versehilt van bode$chap (ambt van een bode), waarin men ter onderscheiding van bet eerstgenoemde de e behouden heeft . - Ook in willeloos is de a van den ouderen vorm wille, thans meestal wil,, gebleven .
394. Twee achtervoegsels dezer snort, to weten -je en -ken, waarmede de verkleinwoorden gevormd worden , ondergaan zelve veranderingen , die afhankelijk zijn van bet grondwoord, waarachter zij gevoegd worden ; die veranderingen echter zijn alle door de uitspraak kenbaar . 395 . Het achtervoegsel ;je, dat in hofVie, mug Vie, doek je, lath -je enz. onveranderd voorkomt, neemt ter versterking der zoo zachte j in sommige woorden eene t of eene p voor zich en verandert zoodoende in -tje en -pje . 396, -Je verandert in -tje, l, wanneer bet grondwoord eindigt op een klinker of een tweeklank ; b. v, in Naa-tje, knie-tje, ei-tje, kooi-tje, tobbe-tje enz . ; 2 . wanneer bet grondwoord eindigt op eene vloeiende letter, behalve de m b, v. in aal-t a etoel-t e buii-t e 200n-,e, tuin-t a li 'n-fje haar-tje, lepel-tje, degen-tje, deem-tje, item-tje enz. 397. Ten onrechte schrijven sommigen hand-tje, bond-tje, enz., voor hand;ie, hond-je. De d is kraclitig genoeg om de j to steunen, zoodat deze bier de versterking door de t niet noodig heeft . 398 . -Je verandert in -pje achter een grondwoord op eene m, wanneer er geene toonlooze e achtergevoegd is ; b, v, in raam pje, boor~a pje, bloem pje, pruina-pje, bezerrc pje, bodem-pje, balm pje, worm pje enz. S99 . De grondwoorden , behalve sommige op -lug, blij ven in den regel
REGELS VOOR DE AFLLIDTNG .
57
onveranderd, dock in vele gevallen wordt voor hot achtervoegsel eene toonlooze e ingelascht . Pit heeft plaats , Wanneer het grondwoord eindigt op eene b, op ng, of op eene vloeiende letter, onmiddellijk voorafgegaan door een onvolkomen klinker ; -je verandert dan volgens § 396 in -tje. Dit heeft b . v . plaats in slabb-e-tje, ring-e-tje, spell-e-tje, kamm-e-tje, blomm-e-tje, mane-e-tje, steer-e-tje enz . 400 . Wanneer -ng voorafgegaan wordt door eene toonlooze I, dan verandert ng in nk ; b, v, in winterkonink je, rottinic ;je, spierink ,je, van koning, rotting, spaering . 40 . Wanneer de voorlaatste lettergreep van een grondwoord op -ing en -ling b . v. de lettergrepen de en pe in wandeling en doopeling, toonloos is, dan krijgen deze achtervoegsels den halven teen en is de i dus niet toonloos . Aldus blijft ng onveranderd , maar er wordt volgens den repel in § 399 eene toonlooze e ingelascht ; b. v . in wandeling-e-tje, doopeling-e-tje .
402 . De verkleinwoorden worden bij voorkeur gevormd van stammers, waarin heldere klinkers voorkomen . Voorbeelden blaadje, glaasje, paadje, raadje, staafje, vaatje, van had, glas enz . ; speetje, scheepje, van spit, schip ; lootje, slootje, minnegoodje, van lot,, slot, enz. ; dock men zegt : gebedje, dalletje, slagje, hofje, dagje en .daagjes, stadje en steedjes, dakje, vooral afdakje, en daakjes, tredje en treedjes ; de lange vormen zijn inzonderheid in het meervoud gebruikelijk, en men maakt onderseheid tussehen gatje En gaatje . Tong-en werpt to voren -en of en maakt jongetje ; vader, moeder, papa en mama makers behalve, de regelmatige vormen ook flog vaartje, m.oetje, paatje en naaatje ; - breeder, zuster, meld , leder, veder en weder makers broertje, zu je, meisje, lecrtje, veertje, weertje .
403 . De woorden, eindigende op eene g, voorafgegaan door een onvolkomen klinker, hebben tweeerlei norm : op -je en op -e-tje ; men zegt vlag je en vlag i-e-tje, big;je en bigg-e-tje, rug -je en rugg-e-tje . - Van bloe»z bestaan drie vormen : de regelmatige bloempje, en de onregelmatige bloemetje en blommetje. 404 . Het achtervoegsel -ken verandert in -sken achter de woorden op g en k, ng en nk ; b . v, in vlag-sken, boek-s/cen, fang-then , ding-sken, bank-sken . De s diem her om de ineensmelting der k van het achtervoegsel met de ng of . de k van het grondwoord en zoodoende de uitspraak fangken (tankers), dlngken (dinken) , boekken , bankken to voorkomen, 405 . De woorden op d, en op vloeiende letters, voorafgegaan door een onvolkomen klinker, eischen de inlassching eener toonlooze e, b . v . in bedd-e-ken, kind-e-ken, Icon-deken, mann-e-ken . 406 . Dat men oudtijds het achtervoegsel -je, (-tje, -pje) met eene n schreef : -j~n, -peen, -tjen, kan geene reden zijn om dit thans flog to doers, flu de n in de beschaafde uitspraak niet meer, vooral niet meer in het meervoud, gehoord wordt . Niemand tech zegt : hondjens, katjens, kopjens . Wil men volstrekt naar oud gebruik to week
58
REGELS
vooR
DE AFLEIDING.
gaan, en daarom -jen spellen, dan bestaat er evenveel reden om den isten en 4den op Q, den 2den op ens en den 3den op en to laten eindigen, gelijk in nog vroegeren tijd plaats had . - Het achtervoegsel -ken daarentegen vormt verkleinwoorden van een ouderwetschen en deftigen vorm, in den bijbel- en kanselstijl in gebruik . Het is daarom alleszins gepast daarin de n to behouden , to meer daar zij in allenyskeas en zachtkens nog duidelijk gehoord wordt . - In dagelijkschen stijl echter laat men ook her de n achter boek$ke, penningske enz . weg. fly .
40'7. Van een anderen aard dan de wijziging van hot grondwoord of liet achtervoegsel is de invoeging eener toonlooze e in de woorden op -hjk, -loos, r en het gewaande achtervoegsel -Zing, l-ing ; b . v, in beminnelzjlc, stedehjk, hertogehjk, goddehjk, goddeloos, zinneloos, hoveling, schepeling . In de meeste gevallen is lief in de uitspraak hoorbaar, of er werkelijk eene e wordt ingevoegd of niet, in sommige echter hangt zulks van de willekeur des schrijvers af . Er zijn dus drie soorten van woorden to onderscheiden : ) die, welke de inlassehing der e gebiedend vorderen ; 2) die, waarin zij stellig niet plaats vindt ; en 3) die, waarbij de invoeging van de willekeur der schrijvenden afhangt . 408 . De achtervoegsels -lijk, -llng en -loos semen ter verbinding niet lief grondwoord cone toonlooze e voor zich, behalve in de vier volgende gevallen ) niet, wanneer hot grondwoord op een klinker of eon tweeklank eindigt this niet in zede-hjk, cede-hjk, zede-loos, rede-loos, ellende-Zing, kwa-lrjk, oo-ZJk, vroo-hjk, drie-Zing, zaai-Zing, krui-Zing (voor kruide-Zing) ens . Uitgezonderd zijn vrj-e-hjk en moei-e-hjk en verfoei-e-hjk, sevens moei-lzjlc en ve7 foci-l-ljlc ;
2) niet, wanneer het grondwoord eindigt op of r, of op cone n, voorafgegaan door een volkomen klinker of tweeklank ; this niet in bil-hjk, gevaar-lrjk, eer-hjk, pijn-lijk, gewoon-hjlc, ondoen-hjk, tal-loos, heil-loos, eer-loos, toon-loos, hour-Zing , teen-Zing , groen-Zing ens . ;
3) niet, wanneer hot grondwoord eindigt op eene toonlooze lettergreep ; dus niet in adei-l-rjk, middel-hjk, eigen-hjk, open-l-zjk, bestendig-lrjk, koninkhjk, bodem-loos , regeering-loosheid enz . ; 4) niet, wanneer lief grondwoord eindigt op cone g, die als eh wordt uitgesproken ; this niet in genoeg-lijk, gevoeg-lijk, hetig-hjk, ondraag-lijk, ontzag-hjk , ongezeg-Zjk enz . 409 . Het woord wille-loos is geese uitzondering op de uitzondering n' 2 . Ilet is gevormd van wille, den verouderden vorm van wil. 40 . De invoeging der e hangt van de willekeur der schrijvenden af, wanneer hot grondwoord eindigt ) op cone n, voorafgegaan door eon onvolkomen klinker ; b . v . in mans-e-hjk on man-hjk, berninn-e-hjk on bennin-hj/c, zinn-e-hjk en zin-lrjk enz . ; 2) op cone onechte f on s,
b, v, in $terf e-hjk, lief e-hjlc, qra f e-hjk,
REGELS VOOR DE AFLEIDING .
59
nevens sterf-hjk , lief ltjk , graaf l?jk enz . ; in dwas-e-lrjk , verkiee-e-lrjk, vrees-e-hjlc, prijs-e-l'~jk, nevens dwaas-hjk, verkie$-lrjk, vrees-hjk, prjs-hjk ; 3) op nk, ontstaan uit ng ; b . v, in aanvank-e-l-~jk, a fhank-e-hjk, oorspronk-e-list , nevens aanvank-risk, ofhank-lrjk, oorspronk-hjk . Van koninklijh bestaat slechts een vorm, omdat de laatste lettergreep van hot grondwoord toonloos is ; vergel. § 408 ; 4) in de woorden moei-e-hjk en vet foei-e-lrjk, nevens moei-lijk en vet foei-hjk . 4 . De vormen met de ingevoegde a zijn in proza het meest in gebruik, die zonder in de poezie . 42 . Nevens be nneling bestaat ook banlinj en balling, in welt laatste woord de n aan de volgende gelijk geworden is . 43 . Men onderscheidt door de spelling zinneloo$ (verstandeloos) van zinloo$ (zonder goeden zin) en zindelijk (rein, of op reinheid gezet), alle drie gevormd van zin . 44. Een aantal bUwoorden, thans gelijkluidend met het bijvoeglijke naamw ., waaraan zij verwant zijn, namen voorheen ter onderseheiding het achtervoegsel -risk aan, als geduriglijk, valschei /c . Acht men die achtervoeging in bijzondere gevallen ook nu nog verkieslijk, dan gaan V en ng niet in f en nk over ; b. v. niet in grovelijk, 0
gestrengelijlc .
45 . De verscherping der v, z en ng tot f, s en nk in de woorden op -list en stet felijlc, lie felijk, huisel(jk, aenvc kelijk, ofschoon zij char beginletters zijn, is hieraan toe to schrijven, dat deze woorden eigenlijk tot de samenstellingen behooren ; bij die op -ring, welke echte afleidingen zijn, b . v . in sterveling, brijzeling, jongeling, heeft die verscherping niet plants .
-loos, b . v. in
46. De achtervoegsels der derde hoofdsoort bestaan uit lettergrepen , die met eon trinket beginners ; b, v . -e, -en, -erd, -egge, -aard,-aehtig . 47 . Hot achtervoegsel -aard en de beide achtervoegsels -aehtig waren oorspronkelijk op zich zelve bestaande woorden . Hot eerste is hot bijv . nw . hard, dat zijne h heeft afgelegd en sours tot -erd is verzwakt ; -aehtig is van tweeerlei aard, naar gelang het den klemtoon al of niet heeft . In bet eerste geval is -aehtig hot bijv . nw. ha/fig , van hot verouderde haft, in het tweede bet bijv, nw . aehtig, van ac/It , in den zin van gedaante, voorkomen . De woorden op -aard en -aehtig zijn this eigenlijk samenstellingen, en vereisehen daarom eene andere behandeling dan de overige achtervoegsels der derde hoofdsoort . 48 . Wanneer eon achtervoegsel der derde hoofdsoort gevoegd wordt aan een grondwoord, dat op eene geslotene lettergreep eindigt, dan hecht de slaitende medeklinker, behalve bij -aard en -aehtig, zich aan het achtervoegsel en krijgt zoodoende de waarde van cone beginletter ; vergel . § 200, 202 en 358 . Hieruit vloeit hot volgende voort 49 . ) De onechte f en s veranderen in v en z ; b . v . in van de werkwoordelijke stammers
yeef
en
lees .
ge-vet, le-zer,
60
REGELS VOOR DE AFLEIDING.
420 . 2) Indien hot grondwoord eindigt op eenen medeklinker, voorafgegaan door eon dubbelen klinker, dan wordt de voorgaande lettergreep open, en treedt dientengevolge de enkelvondige klinker in de plaats van den dubbelen (~ 28), uitgezonderd bij de scherpe a en o (volgens § 286) ; b, v. in ma-ker, verge-ving, van de' werkwoordelijke stammen maak, vergeef.
42 . 3) Indien bet grondwoord eon onvolkomen klinker heeft en op slechts eenen medeklinker eindigt, dan wordt de medeklinker verdubbeld (volgens 322) ; b, v. in bakker, drukking, van de werkwoordelijke stammen bilk, Brick .
ZESDE IIOOFDSTUK . Over de samenstellingen in 't algemeen . 422. Samenstellingen of $amengestelde woorden zij n woorden , bestaande nit eene vereeniging van woorden , die ook op zich zelve in gebruik zijn of zulks voorheen warm ; b, v . Iauisdeur, nit de algemeen gebruikelijke woorden huffs en dear ; weergeld, uit het verouderde weer (man) en geld.
423 . Sommige samenstellingen, wier laatste deel of woord diem ore een greet aantal samenstellingen to vormen, worden sores ills afleidingen besehouwd . Dit heeft plaats, wanneer de beteekenis van het laatste deel zoozeer gewijzigd en uitgebreid is, Bat het yolk die beteekenis niet meer vat en er geen bepaald begrip meer aan hechten kiln . Niet zelden is dan Bat laatste deel van vorm veranderd en ills afzonderlijk woord niet meer in gebruik . Hiertoe behooren de woorden op -aerd, -achtig, -bear, -door, -halve, -hande, -heicl, -lei, -lijh, -loos, -$chap, -wege, -zaam, en -zips ; b . v. allerhande, waarin men het woord hand (liehaamsdeel) niet meer herkent ; waarachtig, uit waarhaf tig ; rijkdo.ai, nit r,jk en het verouderde deem (load, van doen afgeleid) ; blijdschap, uit blijde en het verouderde $chap (gedaante) . Vergel . § 384, 385 en 47 . 424 . Men noemt de hier bedoelde woorden samenstellingen ills men hunnen vorm bedoelt, miler afleidingen, ills men op hunne beteekenis ziet . 425 . De vereeniging of verbinding van woorden tot een samengesteld woord gesehiedt met het doel ore een nieuw begrip nit to drukken , versehillende van de sore der begrippen, die door de afzonderlijke woorden aangeduid worden . Zoo beteekent b, v . hoe/still noch een hoof, noch een eigenlijken still. Een kleinkind verschilt van een klein kind ; het kiln een volwassen man wezen . 426 . Er zijn twee hoofdsoorten van samengestelde woorden : eigenljke of echte samenstellingen en oneigenlzjke samenstellingen of samenkoppelingen.
427 . Een woord is eene eigenhjke samen$telling, wanneer de onderlinge betrekking der vereenigde woorden of deelen zoodanig is , Bat de zin verbroken wordt, ills men de woorden scheidt . Zoo leveren de uitdrukkingen : het read huffs, een man in vrouwen kleeren, eene kost school houden, eene preek beurt waarnemen, veer raadhuis, vrouwenkleeren, ko$tschool, preekbeurt, geen ver-
OVER BE S AMENSTELLINGEN IN T ALGEMEEN .
6
staanbaren zin op, doordien een der samenstellende deelen daarin buiten alle verband staat en los in de lucht hangt . 428 . Wanneer men eene eigenkjke samenstelling in hare deelen oplost, dan moot men, om eenen goeden zin to behouden, of een der deelen van voren veranderen , of nieuwe woorden bij- of tussehenvoegen , en bovendien de deelen meestal omzetten : b . v, gouddraad - gouden dread of araad van good, driehonderd = driemaal honderd, godmensch _ goddel-rjk, month of God en month, scheepstimmerwei f _ wenf out sclaeven to timineren , vooralsnord = zoowel to voren al$ nit nog, vierhoek = figuur met vier hoeken , elkander elk den andere of elk de anderen , beeldhouwen = een beeld of beelden houwen , buikspreken _ met of in den buik epreken , kielhalen als onder de Idol door halen, prijsgeven pr~is (lospr-ijs) geven .
429 . Een woord is eene oneigenhjke samenstelling, eene samenkoppeling, wanneer hot uit eene vereeniging van woorden bestaat , die , ontbonden wordende, dezelfde volgorde behouden, en alsdan wel eon tinder begrip dan hot bedoelde uitdrukken, dock cvenwel zonder bij- of tusschenvoeging van andere woorden Been onzin opleveren ; h . v, booswicht , volwassen manspersoon, die alle deugd met voeten treedt, verschillend van boos wicht, klein kind, bepaaldelijk een meisje, cat stout is ; iets goedmaken (herstehen), verschillend van iets good maken , hot zoo maken , cat hot good woort . 430. Dat zoodanige vereenigingen van woorden (koppelingen) inderdaad samenstellingen zijn, blijkt bij vole nit de verbogen naamvallen . Kleinkind b, v. kan in den lsten en 4den nv. van hot enkelvoud als cone opeenvolging van los staande woorden (Iclein kind) aangezien worden, loch nit de andere naamvallen, b . v. des kleinkinds, kleinkinderen, blijkt, cat men met eene samenstelling to coon heeft, dewijl klein, bij gemis der uitgangen en en e onmogelijk tot kinds en kinderen zou kunnen behooren en dus los in de lucht zou hangen . 43. Alle samenstellingen, zoowel oneigenhjke als elgc,nhjke, bestaan ult do verbinding van twee deelen , die leden genoemd en door de uitdrukkingen eerste en tweede lid onderscheiden worden ; b . v, boezem-vriend en vrtj-laten .
432 . Elk lid eenen samenstelling kan zelf samengesteld zijn, en nit eene vereeniging van woorden bestaan, die reeds voor de verbinding bijeen behoorden ; dock altijd blijkt de samenstelling eene verbinding van sleehts twee leden ; b . v. timmermans-winkel, avond-maeltijd, timmermans-we7ktnid, godsdienst-oefening, avond-godsdienstoefening . In telenr-stoning (van to lenr stellen) en in-derdaad (voor in de cited) kunnen to bij lour en dee bij dead niet worden gemist, dock zij maken blijkbaar goon derde zelfstandig lid in de samenstelling nit . Zoo is desnietteinin op doze wijze ontstaan : te-min(der), niet-temin, des-niettemin . 433. Hot eerste lid eenen samenstelling verandert in de redo niet, maar behoudt steeds denzelfden voren, in welke betrekking hot samengestelde woord Pn nv. (des) in den zin ook voorkomt. Zoo luidt b . v, grootvader in den 2" groot-vaders , in den 4den (den) ,grootvader in hot mv, grootvaders , niet (des)
62
OVER DE SAMENSTELLINGEN IN ' T ALGEMEEN .
grooten vaders , (den) grootenvader, grootevaders . Alleen de samengestelde voornaamw ., als deyene, dergenen enz. , die alle oneigenlijke samenstellingen
zijn, maken uitzondering . 434 . Er is geene reden denkbaar om to dezen aanzien bij hoogepriester eerie uitzonde~ ring to maken en (des) hoogenpriesters enz . t o schrijven, zooals men vroeger wel deed . 435 . Pat eerie opeenvolging van woorden eerie samenstelling uitmaakt, blijkt ) voor het verstand uit de beteekenis ; 2) voor het oor uit de uitspraak, en 3) voor het gezieht uit de schrijfinjze. 436 . ) Eerie opeenvolging van woorden maakt eerie samenstelling uit, wanneer zij een begrip voorstelt, dat slechts door eerie onischrij ving op eerie andere wijze kan uitgedrukt worden ; b, v, tlzee~,ioed, benoodigcllleden om thee to drinken ; theedoek, dock om het gewassehen theegoed of to drogen . 437 . Het Nederlandsch, dat zoozeer als eenige andere taal het vermogen bezit om samenstellingen to vormen, gaat daarbij met wijze spaarzaamheid to week en koppelt niet samen, wanneer de opeenvolgende woorden onverbonden hetzelfde begrip uitdrukken . Daarom vormt het Nederlandsch geene samenstellingen met stoffelijke bijvoegl, naamv . . Zoo zegt men niet goudenhorloge, voor goucien horloye, niet aardenbaan, voor garden baan of aardebaan . Ook zijn samenstellingen als gymnasiaalonderwiis, proportionaalpasser enz . , voor yymnasiaal onderwijs , proportiepasser , strijdig met ons taaleigen . 438 . 2) Eerie opeenvolging van woorden maakt eerie samenstelling uit, wanneer op het eerie wooed zooveel meer en op het andere zooveel minder nadruk gelegd wordt, dat de klemtoon van het eerie dien van het andere overheerscht en de uitspraak zooveel versneld wordt, dat de stem geene tusschenruimte tusschen de woorden overlaat ; zie ook § 39 . Het gezegde blijkt duidelijk bij eerie vergelijking van kleznkind, grddtmeester enz ., met een klein kind, een groot meester .
439. Samenstellingen zijn derhalve, blijkens de versnelde uitspraak en den versterkten klemtoon, dollelcervel, edelryesteente, zoetemeik ; nieuwjaar enz . 440 . Natnurlijk worden hier die gevallen niet medegerekend, wanneer op eenig wooed, dat men bijzonder wil doen uitkomen, de nadruk gelegd wordt, gelijk o. a . bij tegenstellingen plaats heeft . De uitspraak wordt dan ook niet versneld, maar veeleer vertraagd ; b . v . als men zegt : Hij is wel een meester (bans) , maar geen yroot meeste r in zijn arnbacht ; Ik bedoel geen yrdot, mace een heel klein kind.
44 . Het duidelijkst blijkt de samenstelling bij woorden , wage de klemtoon verplaatst is, d . i . gelegd wordt op het wooed , dat gewoonlijk slechts een ondergeschikten toon heeft ; b . v, hddgaltaar, grddtschrift, kleinschrift enz ., verschillend van een laooy dltaar, een zeer yroot echrI2ft enz. 442 . Uit den vorm der woorden , dus ook uit de uitspraak , blijkt dat eerie geheele klasse van uitdrukkingen tot de samenstellingen behoort, to weten die , waarin een wooed in een verouderden verbuigingsvorm wordt aangetroffen ; b, v, goedsmoeds, blootshoofds, welke uitdrukkingen volgens de hedendaagsehe regels goeden moeds, blooten hoofds zouden moeten luiden . De bijvoegl. naamw .
OVER DE SAMENSTELLINGEN IN 'T ALGEMEEN .
63
goed en hoot komen daarin voor in den verouderden sterken 2(& nv, goeds, Moots , die voorheen gebruikelijk was , toen men des goeds mans , der heiliger kerken, des heiligs sacraments zeide, voor des goeden mans, der heilige kerk, des heiligen sacraments. Bat goeds en Moots buiten samenstelling in goeden, blooten hadden moeten veranderen, bewijst dat men bij uitdrukkingen als goedsmoeds en blootshoofds met samenstellingen to doen heeft . 443 . 3) De woorden, die eene samenstelling uitmaken, worden in het sehrift vereenigd , hetzij aaneengeschreven , hetzij door het koppelteeken verbonden b . v, kerkdeur, Java-co e. 444 . Ilit de voorgaande § volgt, dat de Spelling niet alleen to bepalen heeft, hoe de samengestelde woorden moeten worden gespeld , maar ook , en wel in de eehste plaats, welke uitdrukkingen samenstellingen zijn en daarom aaneengeschreven moeten worden .
ZEVENDE HOOFDSTU[C Regels voor het herkennen der samengestelde woorden. 445 . De regels voor het herkennen der samengestelde woorden kunnen tot twee rubrieken gebracht worden . De eerste omvat die gevallen , waarin de samenstelling reeds uit het bloote begrip van woord voortvloeit, en -daarom terstond in het oog springt, doordien de uitdrukking, onverbonden gesehreven, onzin is . De tweede rubriek omvat die gevallen , welke meer oplettendheid vereischen, doordien de uitdrukking, ook niet als samengesteld beschouwd, toch een verstaanbaren zin heeft, 446. I. Daar samenstellingen woorden zijn, d . L spraakgeluiden met eene verstaanbare beteekenis, zoo volgt, dat elke opeenvolging van woorden, waarin, als zij onverbonden gesehreven werden, een woord niet bij de overige passen, maar los in de lucht hangen en dus geene beteekenis hebben zou, als eene samenstelling to beschouwen is en derhalve aaneengeschreven moet worden . Uit de vorige § volgt, dat aaneen to schrij ven zij n 44'7 . ) Alle uitdrukkingen, waarbij , als men ze oploste, invoeging, om . netting met of zonder vormverandering zou moeten plaats hebben ; vergel, § 427 en 42$ ; b . v . badplaats, plaats om to baden ; bloeddorst, dorst naar bloed ; boomvrucht, yacht eens booms ; allerlie fst, de of het liefste van alien ; brandsclaoon, schoon als een brand (d . i. zwaard) ; koorddansen, op een koord dansen ; kaartspelen, met kaarteri spelen ; handhaven = met of in de hand haven (houden) enz.
G4
REGELS v00R IIET HERRENNEN DER SAMENGESTELDE w00RDEN .
448 . Eene bijzondere klasse der bovenbedoelde woorden zijn de uitdrukkingen , door middel van eon achtervoegsel van op zich zelve staande woorden gevormd, b . v, broodbakker van brood bakken . Daar het achtervoegsel -er het werkw, baklcen tot een zelfst. nw, herleid heeft , kan lief voorwerp langer voorwerp blij ven , maar moet het noodwendig met bakker worden : broodbalclcer, of met een voorzetsel aehteraan treden : Tot deze snort van uitdrukkingen behooren
brood
niet
v erbonden
bakker van brood .
Een aantal zelfst, nw, op -er, -ster, -ing en je of -tje, als blauw(die blauw verft), houthakker, droogscheerder, kleermaker, lconsenwever, achtenveertiger, (van 48 ponden of jaren) ; wafelbakster, turftonster, huisbe449 . a)
verver
waar$ter ; houtverkoopin[/ , landverlauring ; vergeet-m-ij-nietje , evenveeltje . 450, b)
hebbende),
Vele bijvoegl . naamw, op
-ig
en
-sch,
als
viervoeti[/
(vier voeten
zeshoeki[/ , eenz~'jdig, stjfhoofdig, alledaagsclz , bjderhandscla , groot-
scheep$ch . 45, c) Alle bijwoorden, op de zoogenaamde bijwoordelijke -s uitgaande (zie § 20) ; als b r~jkan(t)s , buitend~;jks , des[/elijk$ , dikwirjls , noclatans (van no[/ dan), rechtstreelcs, telkens (van to elken), enz .
452 . Evenzoo behooren aaneengeschreven to worden : bijtijds, bruitentijds, intijds, tegoeds (of to goed), terloops, tersiuiks, tever,geefs (of vergeefs) . De bijwoordelijke s verandert reeds een alleenstaand zelfst . of bijv . naamw. i n een bijwoord, b . v . daays, deels, rechts, links. De woorden tijds, loops , stuuiks, enz, zouden dus reeds op zich zelve bijwoorden zijn, waardoor de voorzetsels bij, in, to enz, overtollig zouden wezen . 453 . 2) Alle zelfst, nw . , voorafgegaan door een bepalend woord, dat in de redo onverbogen blijft ; b, v, [/rootvader, grootvorst , my. grootvaders , groot44en nvy den dolleman spele~a , hoogtijd vieren), vorsten ; dolleman , hoo[/t?jd (in den omdat [/root, dol en lion[/ in de rede niet passen, als men gescheiden [/root enz . sehrijft. Vergel, boven § 429 . . 3) De uitdrukkingen, waarin woorden voorkomen met spraakkunstige 454
vaders, den dolle man
vormen, die niet meer op zich zelve staande in gebruik zijn ; als droogsvoets, nitenshuis, metterdaad ; dewijl drooys voets, buiten 'shuis, met ter chid met de hedendaagsehe taalregels niet meer zijn overeen to brengen (§ 442) . Hlertoe behooren 455 . a) de uitdrukkingen, waarin het eerste lid in den sterken mannelijken of onzijdigen 2`'en nv . voorkomt, als goedsmoeds, blootsvoet$, droogsvoets, blootsenz . 45( . b) de uitdrukkingen, bestaande nit een voorzetsel, gevolgd door een sterken mannelijken of onzijdigen 2den nv., als : binnenshuis, buitenshni$, binnenshoof is , laeelhnid$ , luidskeels (ook luidkeel$)
lands , bnitensland$ , binnensmonds , binnen$rand$ , binnenstrjcls , ondershands , voorshands,
enz.
65
REGELS VOOR HET HERKENNEN DER SAMENGESTELDE WOORDEN .
457, c) de uitdrukkingen, waarin de d van hot lidwoord van bepaaldheid door den invloed van den slotmedeklinker van hot voorgaande voorzetsel tot t verscherpt wordt of met dien medeklinker ineensmelt , als metterdaad, mettertijd, metterwoon, uitermate . 45 8 . d) de uitdrukkingen , bestaande uit een zelfst, nw . , dat bepaald wordt door der, des en wes , verouderde vormen van de voornw . die en wet, hetzij beide eene bijstelling (appositie) uitmaken, als : derhalve, dermate, destjd$,
hetzij hot eeiste door hot tweede geregeerd wordt, als de$bevoegd, deskundige, wes halve . 459 . e) de uitdrukkingen, bestaande uit een bijvoegl, n aamw . i n den sterken op -er, gevolgd van eon zelfst . nw. , in oneigenlijken zin genomen , als allerwegen, gewapenderhand, langzamerhand, gelukkigerwijze, toevalligerw'i,'jze ; --hand en wijze worden in doze woorden bijna als achtervoegsels opgevat . 2den fly .
460 . Een 2de nv . op -er klinkt, uithoofde van zijne overeenkomst met de zeer gewone vormen van den vergrootenden trap, minder vreemd dan die op s in Moots, goods, heels, enz . Dit sehijnt de reden to zijn, waarom hot Gebruik de verbinding niet noodig acht, wanneer hot zelfst . naamw . zijne eigenlijke beteekenis behoudt, als in onverr •i chter zake, ozcder gewoonte, zaliger gedachteniss enz. Hieruit is hot ook to verklaren, waarom met luider stem, in alter ijl, to gelijker tijd, niet aaneen geschreven worden, meer wel inderdaad,, waarin dead niet in den eigenlijken zin wordt opgevat . 46, II, Uit hot begrip van samen~jesteld woord, als uitdrukking van een nieuw begrip, volgt, dat eene vereeniging van twee woorden, in welke een van beide, of beide hunne gewone beteekenis hebben afgelegd, zoodat de zin der vereenigde begrippen cone andere is, dan die, welken de bloote som der op elkander volgende deelen zou medebrengen, samengestelde woorden zijn , b, v . t oslaten , snelschrijven , huishouden ; verschillend van los laten , snel schrrjven, (een) huffs houden (niet verkoopen) .
462 : Dear lange woorden , inzonderheid dezulke die uit drie of meer woorden zijn samengesteld, moeielijk to overzien zijn, is hot niet raadzaam de samenkoppeling vender uit to strekken dan volstrekt noodig is . Daarom is hot doelmatig drie of moor opeenvolgende woorden , ofschoon zij strong genomen eene koppeling zouddn behooren nit to maken , gescheiden to laten , indien twee daarvan , op zich zclve staande , d . i . buiten de bedoelde samenstelling, vaneengescheiden blijven . Zoo schrijft men onverbonden b, v . to lour stelien, in acht nemen, in stand houden, hoowol de beteekenis flier uitdrukkingen niet reehtstreeks uit de vereeniging der woorden volgt, on de zelfst . naamw. teleurstelling, inachtneming on instandhouding, als eigenlijke samenstellingen, volstrekt aaneengeschreven moeten worden ; zie § 449 . - Daarentegen schrijft men aaneen de woorden aaneen'jgen , achteraankomen , achteruitkrabbelen , dooreenhaspelen, ineensrnelten enz ., omdat aaneen, achteraan, achteruit, dooreen, 9
66
REGELS VOOR RET xERKENNEN DER SAMENGESTELDE WOORDEN.
ineen reeds samenstellingen zijn, die het oog gewend is to zien . De pier bedoelde uitzondering is niet van toepassing op voegwoorden , als niettemin, niettegenstaande, nademaal enz. 463 . Wanneer er onder de opeenvolgende woorden
een voorkomt, dat in
sommige gevallen verbuiging ondergaat of eene bepaling bij zich neemt, dan is zulks een teeken, dat het woord als zelfstandig, als op zich zelf bestaande, en niet als lid eener samenstelling beschouwd wordt ; in die gevallen heeft dus geene koppeliny plaats . Geene koppelingen derhalve zijn : verkeerd vinden en pr~js stellen , omdat men ook zegt verkeerd e r en v e e t verkeerd e r vinden, en pr i of 4 o 0,9 e n pr]s op j e t s stellen . Men schrijve volgens bovengenoemde regels aaneen 464 . ) Alle werkwoorden met zoogenaamde sclzeidbare en onscheidbare voorzetsels, d, i. met voorzetsels , die bijwoorden geworden en dus van beteekenis veranderd zijn , als onderyaan , ondergadn , overblijven , overwinteren enz . 465 . Een voorzetsel gait in een bijwoord over, als zijne beheersching verzwegen woort ; vergel. b. v . onder in de uitdrukking de zon is onder d . i. onder den yezichteinder .
466 . 2) Een aantal werkwoorden, verbonden met een zelfst, of bijv, naamw . of een bijwoord van wijze, in welke de beteekenis der genoemde woorden of van het werkw . zelf is gewijzigd als : yadeslaan, pr syeven, raadpleyen, rechtspreken, waarne?nen, waar$chuwen, waarzeyyen, yelrjkstaan, yelrjlcstellen, yevanyennemen, yoeddoen, yoedmaken, yoedvinden, hooyaclatwn, kwjtraken, kwijtschelden, liefhebben, loslaten, vr~jlaten, schadeloosstellen, yrootspreken, harddraven, hardrijden, liefkoozen, snelschrjven, voortyaan, voortvaren, voortvloeien, weldoen enz . 467 . Wanneer echter het eerste woord een zelfst . nw . is, dat eene bepaling bij zich nemen k a n , dan is zulks volgens § 463 een bewijs, dat er geene samenstelling plaats heeft. Daarom blijven b .,v . acht yeveu en ac/It slain, staat maken, prijs stellen, brood bakken , klompen maken enz . gescheiden, dewijl men zegt : ac/It o p jets yeven, y e e n e
acht op jets slain, yeenen $tact op jets maken, hooyen prijs op lets stellen, yoed brood bakken, nette klompen maken . Zoo ook blijven die bijvoegl . naamw. en bijwoorden op zich zelve stain, die van bijwoorden vergezeld kunnen zijn of in een der trappen van vergelijking kunnen stain, zonder dat de beteekenis der uitdrukking wezenlijk verandert ; b, v. yoed (beter, de of het beste, zeer yoed) vinden, maken ; hoot' (hooyer, )Iet hooyst, zeer hoot') achten, enz ., verschillend van yoedvinden (raadzaam achten), yoedmaken (vergoeden), hooyachten (eerbied hebben) enz .
468 . 3) de bijvoeglijke naamwoorden vergezeld van de bijwoorden. , wel, vol,, en al in de beteekenis van zeer of yeheel ; b . v. welbespraakt, welzaliy, volmaakt, volkomen, alyoed, aloud, alwrjs enz ., vermits die bijwoorden her in eene gewijzigde beteekenis stain . Hetzelfde geldt ook van zeer, alsmede van
hoot' en edel, Wanneer (leze woorden in titels als bij woorden gebraikt worden . Daarom schrijft men het regelmatigst : Weledel, ll'eledelyeboren, Hooywelyeboren,
REGELS VOOR HET HERKENNEN DER SAMENGESTELDE WOORDEN .
67
Hooggeboren, Edelachtbaar, Grootedelachtbaar, Zeergeleerd, Hooggeleerd, Weleerwaard, Hoogeerwaard, Zeergestreng enz . 469 . Samenstellingen met het zelfst. voornaamw al, als : alvermogend, alwetend, alziend, behooren tot de eigenlijke samenstellingen, dewijl bij eene ontbinding der deelen al in apes zou moeten veranderd worden : apes wetend, apes vermogend. almachtig is gevormd van almacht (vermogen om apes to doen) . 470 .
De benamingen
van
kleuren, nit twee bijvoegl . naamw, bestaande,
wanneer zij samengenomen eene afzonderlijke snort van kleur, en niet maar eene nuance eener kleur uitdrukken ; b . v, zwartbont, roodbont , blauwzwart, bruinzwart enz ., alsmede laooggeel, lichtbruin, donkerrood enz ., verschjllende van licht bruin, donkey rood enz., welke ook de trappen van vergelijking en bijwoorden toelaten : lichter, het lichtste bruin, zeer donkey rood enz . 47 . 4) De voornaamwoorden, degene, diggene, hetwelk, dezulke en dezelfde, dewijl daarin, een der leden of alle beteekenis verloren heeft, b, v, het in hetwelk,
of zijne beteekenis heeft gewijzigd, b, v,
gene in degene, hetwelk
niet, gelijk gene, naar jets verwijderds wijst. 472 . Een wordt nooit aan een volgend woord verbonden : men schrijft een zeifde . 473 . In mijns gelijke, zijns gelijke, haars gelijke enz. behouden de beide woorden geheel en al hunne beteekenis . Er is dus evenmin reden om mijns enz . aan gelijke to hechten, als om mijner aan gedenhen to verbinden in de uitdrukking : Wit mjeer gedenken ; oudt . Wil mijns gedenken. 474 . De gebruikelijke verbinding van mijn en beer in den beleefdheidstitel Mijnheer steunt op goeden grond , daar mijn in die samenstelling zijne beteekenis verloren heeft, en om die reden in de overeenkomstige woorden Mevrouw en Mejufrouw tot me verzwakt is . Het meervoud Mijne Heeren kan niet als samenstelling beschouwd worden, vermits mijne daarin, strijdig met het vereischte van samengestelde woorden, zijne verbuiging behoudt . 475 . 6) De bijwoordelijke uitdrukkingen, bestaande uit twee bijwoorden, waarvan het eene , ten gevolge der vereeniging, zijne beteckenis gewijzigd heeft, als : weleer, veeleer, dusver of dusverre, hoever of lzoeverre, zoover of zooverre, zoolang ,
evenlang, evenzeer, zoozeer ,
evenveel , lzoeveel , . zooveel enz . ; versehil-
lend van veel eer , hoe ver , zoo lang , zoo zeer enz . 476 . 7) De bijwoordelijke uitdrukkingen, waarin het tweede lid een voorzetsel is, 'dat als bijwoord gebezigd en dus van beteekenis veranderd is (vergel . § 46 en 465), kortom, linksom, middenin, nabrj , rechtsom, rechtuit, rondom, conduit, achteraan , achterin , achterop , achterover , achteruit , bovenaan , bovenop, bovenuit, onderaan, onderin, onderuit, tusschenin, vooraan, voorin, vooronder, voorover, vooruit, voortaan enz . Zoo ook de omzettingen , van sommige hiertoe behoorende bijwoorden, als bjna, intusschen, omtrent, die omzettingen zijn van nabij , tusschenin , trendom , d, i, rondom . 477 . Ook of was oorspronkelijk een voorzetsel en verkeert dus in hetzelfde geval ; derhalve insgelijks : achteraf, , kortaf, linksaf, rechtsaf, vooraf enz .
68
REGELS VOOR IIET HEItKENNEN PER SAMENGESTELDE WOORDEN .
478 . Wanneer een waar voorzetsel door een bijwoord voorafgegaan wordt, behouden beide woorden hunne eigene beteekenis, en zou bet verbinden ten onrechte plaats hebben, daarom schrijft men gescheiden : midden in den tiUit&, boven op den zolder, bet water liep er onder uit. 479 . 8) De uitdrukkingen, bestaande uit de bijwoorden van plaats bier, daar en waar, wanneer doze, gepaard met eon in bijwoord veranderd voorzetsel, de waarde hebben van eon voornaamwoord , dat door eon voorzetsel beheerscht wordt, als : hieraan (aan dit), hierctf (van dit), daardoor (door dat), daarmede (met dat) , waartoe (tot hetwelk) enz . 480 . Ten opzichte van de bijwoorden ergens, nergens, overal en er, tot hetzelfde doel met een voorzetsel vereenigd, maakt hot gebruik eene uitzondering . Men schrijft gescheiden : ergens aan, nergens door, overal bij, er bij, er van, er zit enz ., hetgeen daaraan is toe to schrijven, dal zoodanige uitdrukkingen met overal, ergens en nergens alleen in gemeenzamen stUl voorkomen en meer gesproken dan gescheiden worden ; en dat er meestal door tusschenstaande woorden van zijn voorzetsel gescheiden is : Men had er nooit aan gedacht; Hij zozs or in dot geval loch toe besloten hebben. 48 . 9) De bijwoordelijke uitdrukkingen, die bestaan uit eon voorzetsel, gevolgd a) van eon zelfstandig naamwoord, dat in die verbinding nooit eon bepalend woord bij zich neemt, wanneer of dit zelfst . naamw, of hot voorzetsel zijne beteekenis wijzigt, als achterwege, onclerweg, overeind, li(geval (door eon toeval), integencleel, inzonderheid enz . ~) van eon bijwoord of eon bijvoeglijk naamwoord, wanneer eon der gonoemde woorden of wel de voorzetsels zelve hunne beteekenis hebben gewijzigd ; als : overdwars , overlang , overlaid, opnieuw , vanhier , vandaar , vanwaar, vooravaar, voorzeker, voorgoed (verschillend van van bier, van daar, van waar, voor zeker, voor geed, in welke laatsto uitdrukkingen de beide bijeenbehoorendo woorden hunne kracht behouden) . C . van de zelfstandige voornaamwoorden al en eon : bovenal (boven alles), vooral , overal , aaneen , achtereen , /neon , dooreen , ondereen , opeen , uiteen . 482 . Hot voorzetsel to maakt bier natuurlijk eene uitzondering, zoowel
wanneer hot alleen staat, als wanneer hot met den 3 5e nv. der ldwoorden de en hot tot ter en ten is samengesmolten . Eene der gewone functies tech van to is joist bet vormen van bijwoordelijke uitdrukkingen, terwijl andere voorzetsels zulks slechts bij uitzondering doen . Men schrijft daarom gescheiden to huffs, to land, ter zee, ten hove, to zoelc, to beige, to oizreclet of ten onrechte, ten eerste enz . 483 . In terstond en terug worden stond en rug niet meer in hunne eigen-
lijko beteekenis opgevat ; die uitdrukkingen zijn derhalve ale samenstellingen to beschouwon en aaneen to schrijven .
REGELS VOOR HET HERKENNEN DER SAMENGESTELDE WOORDEN.
69
484. Van bet voorzetsel bij geldt nagenoeg hetzelfde als van te . In de uitdrukkingen bij beslzcit, bij missive, bij eene verordeniny, bij reglement, heeft bet nog de beteekenis van door, die echter vroeger veel gebruikelijker was dan thans . Het kan dus niet geacht worden in de uitdrukkingen als bij toeval, bij erfenis, enz . zijne eigenlijke beteekenis afgelegd to hebben ; men schrijft daarom gescheiden : bij toeval, bij erfenis, bij gebrek, bij loting enz. Bijgeval echter wordt aaneengeschreven, omdat geval char de min gewone beteekenis van toeval heeft. 485 . 0) De praepositionale uitdrukkingen tegenover, random, niettegenstaande en ingevolge . 486 . De overige , bestaande uit een voorzetsel, gevolgd van een zelfst . nw ., blijven in overeenstemming met § 463 gescheiden, omdat dit zelfst . nw . zelf eene bepaling eischt, bestaande nit een 2den naamv . of uit een antler voorzetsel met zijne eigene beheersehing ; b . v. in geval van nood, naar mate van zijne bekwcuz nheid ; en zoo ook door middel van, nit hoofde van, in overeenstemming met, in betrekkinq tot enz., terwijl men zegt ingevolge dezen nood, niet van dezen nood of dezes noods . Derhalve ook : wit kracht, door toedoen, door bemiddeling, naar gelang, naar l'uid, op hoop, in spijt, ten spijt, ten behoeve, ten gevalle , ten aanzien , ten overstaan , ten aanhooren , ten aonschouwe e enz . 487 . Natuurlijk kan er nog minder sprake zijn van die woorden aanzen to schrijven, wanneer bet zelfst, nw . een lidw., voornaamw . of bijv. nw. bij zich heeft ; b . v. als men zegt : naar d e mate zijner bekwaamheden, door bet kr a c h tip s t e middel van overrediag, in v o l k o m e n e overeenstemming met zijne bedoelingen, in n a u w e betrekkinq tot uw welzijn enz . In zulke gevallen behoudt ieder woord zijne eigene waarde, en vervalt bet begrip van een samengesteld voorzetsel geheel . Zie bier echter naarmate in § 49. 488 . ) Alle uitdrukkingen, die de waarde van eon voegwoord hebben, en waarin de beteekenis van ieder deel niet volkomen d nidelij k uitkomt ; b, v . alhoewel, alsmede, alsof, brjaldien, dewzjl, derhalve, doordien, evenals, ingeval, naarmate, nademaal , tenwcxre, tenzzj ,
hoezeer, Iaoewel, zooals , zoodat, zoowel
enz, en zoo ook daarenboven, daarentegen, desniettegenstaande, desniettemin, dientengevolge. 489. Wanneer ieder deel zijne eigene kracht kennelijk behoudt, worden zij niet verbonden . Daarom schrijft men gescheiden : niet alleen . . . . moor ook, nu eens . . . . dan eens, vanhier dot, vandnar dot, den dot . Zoo scheidt men ook : zootang als, zoodra als ; want zoolang en zoodra zijn alleen reeds als voegwoorden in gebruik, en derhalve, wanneer zij door als gevolgd worden, veeleer als bijwoorden dan als voegwoorden to besehouwen . Vergelijk b . v . Zoolang bij ziek is, ken van de zaak niets komen, met : Hij zel afwezig blijven, zoolang als zijn broeder ziek is . 490. Wanneer nadat en voordat een bijwoord ter versterking voor zich bekomen, worden voor en na, volgens § 463, van dot gescheiden : long voor dot, long na dot. 49 . Uit § 487 en 488 volgt, dot hot voegwoord naarmate ook door bet schrift onderscheiden is van de bijwoordelijke uitdrukking near mate : Hij werd nederiger, naarmate zijn aanzien steep. Hij zal near mate (of near de mate) van zijne diensten beloond worden . 492 . 2) De tusschenwerpseis /eelaas en eilieve worden aaneengeschreven, en to recht, omdat lags, mni. laes, lacy, op zich zelf verouderd is, en lieve niet moor als eon vocatief (aanspraak) gedacht wordt . Daarentegen behoort och hoewel hot voegw .
of char
of,
de verouderde beteekenis van indien heeft, gescheiden
70
DE SPELLING DER SAMENGESTELDE w00RDEN .
geschreven to worden , vermits antlers de constructie der ti olgende woorden niet to rechtvaardigen is ; vergelijk b, v. : Och, of (indien) q yntj gelooven wildet 7 (hoe zou ik m-ri verheugen) .
ACIITSTE HOOFDSTUK . De spelling der samengestelde woorden . 493 . Uit den Regel der Gelijkvormigheid (§ 258) volgt, dat de algemeene repel voor het spellen der samengestelde woorden aldus zal moeten luiden Geef, zooveel de uitspraak toelaat, aan de samenstellende deelen den vorm, (lien zJ buiten de samenstelling als op zich zelce staande woorden hebben .
494 . De beperking n zooveel de uitspraak toelaat ii noodzaakt tweeerlei samenstelling to onderseheiden : eene kennel-jke en eene verholene . 495 . Eene samenstelling is voor iedereen kennelijk, wanneer de woorden, waaruit zij is samengesteld , in hunnen gewonen of nagenoeg gewonen vorm voorkomen en hunne beteekenis voor iedereen verstaanbaar is . Voorbeelden . Huishuur, kamerdienaar, lanchnan behooren tot de kennelijke samenstellingen, omdat iedereen kan inzien, dat zij uit de bekende woorden kuis, hun7 •, kamer en dienear bestaan . Ook leiboom, scheikunde, voor leidboom, scheidkunde, en dergelijke behooren er toe, omdat de vormen lei-en, schei-en, voor leiden, scheiden, algemeen bekend zijn. 496 . De samenstelling is verholen , wanneer zij niet voor alleen voor den taalkundige met zekerheid kenbaar is, samenstellende leden, of wel beide, hetzij buiten gebruik weinig bekende beteekenis of een sterk veranderden vorm
't algemeen , maar doordien een der zijn, hetzij eene hebben .
Voorbeelden . Verholene samenstellingen zijn : meineed (onheilige, zondige eed), leidsel voor leidzeel, hertog voor heirtoog (heir-leider) , ooievaer voor oodebaar (volgens een oud bijgeloof : schataanbrenger) . 497 . wanneer eene samenstelling onkenbaar is geworden, dan verandert het woord niet zelden geheel van beteekenis . Dit heeft b . v . plants gehad bij dorpel, eigenlijk deurpaal ; wereld (uit weer, d. i . man, en wide, ouderdom, leeftijd) eindelijk mans- of menschenteef i jd.
49S. Bij eene verholene samenstelling is het aanduiden van den eigenlijken vorm der leden geheel nutteloos en sours zelfs voor de duidelijkheid nadeelig, gelijk nit sommige voorbeelden in de twee vorige § § blijkt . Daarom wordt de spelling der zoodanige woorden geheel beheerscht door den Repel der Uitspraak en de algemeene repels voor de klinkers en medeklinkers , in Afd . II, Hoofdst . II en III gegeven . Men schrijft ze, zonder zich our hunne samenstelling to bekommeren , met gehne andere letters dan die in de uitspraak gehoord worden. B, v, dorpel, herberg, wereld, niet deuipaal, heirberg, weeroude .
DE SPELLING DER SAMENGESTELDE w00RDEN .
7
499 . Ook de vorm van verreweg de meeste kennelijke samenstellingen, blijkt duidelijk genoeg nit de uitspraak . Zoo is b, v, van bewaarschool, kerkdeur, leesgezelschap, oorkussen enz, goon tweeerlei spelling denkbaar . 500 . Het tweede lid eener samenstelling wordt steeds op dezelfde wijze geschreven , als wanneer hot woord op zich zelf staat, b, v . (erf) good als hoed-goederen , (timmer)werf als werf werpen , (huur)huis als huffs-huizen .
50 . Het eerste lid eener kennelijke samenstelling blijft in den regel onverminkt, en wordt evenzeer op dezelfde wijze als buiten de samenstelling gespeld ; b, v . erf(good) als er f, huis(genoot) als huffs , krankzinnigen(gesticht) als krankzinnigen enz . Er bestaan to dozen aanzien sleehts vies uitzonderingen ) bij de woorden op eene toonlooze e ; 2) bij de onzij dige woorden , wier meeiw . op -ers of -eren uitgaat ; 3) bij werkwoorden, wier eerste lid eene onbepaalde wijs is ; en 4) bij woorden eindigende op eene d, voorafgegaan door eon volkomen klinker of een tweeklank . 502 . ) De woorden, uitgaande op eene toonlooze e, die buiten eene samen stelling sours onderdrukt wordt, verliezen doze e, wanneer zij in eene samenstelling als eerste lid voorkomen . Dit heeft b, v . plants in 'aardbewoner, eerbewijs, reisbe$chrijving, eindbesluit, z~jdgeweer enz . , omdat men evenzeer, aard, eer, refs, eind, (weder)zjd(s), als aarde, eere, seize, erode, zjde zegt .
503 . De woorden echter, die buiten samenstelling de e niet kunnen missen, als bode, liefde, rode, undo behouden de e ; b . v. in bede/ii i$, liefdegaven , redevoering, vredejaar. 504 . Ook de woorden op e, die als eerste lid dienen moeten our de stof aan to duiden , waaruit lets vervaardigd is , behouden de e , als aarde in aardebaan (baan vas aarde) aardewerk, rogge in roggebrood, tarwe in tarwerneel enz . Vergel . § 437 . 505 . 2) De woorden , die in hot meerv. op -ers of -eren eindigen , werpen in den repel hot eigenlijke meervoudsteeken -s of -n af ; b . v, eieren in eierkorf, kalver •s in kalverrnarkt,, raderen in raderwerk, Icleederen in k/ceder- of kleermaker enz. Men zegt echter ook kleerenmaker (niet kleeremaker, vergel. § 520) .
506 . 3) De werkwoorden in de zoogenaamde onbepaalde wijs werpen de n af, wanneer zij hot eerste lid van een samengesteld werkwoord zijn ; b . v . spelen en ruilen in spelevaren en ruilebuiten . 507 . 4) De stammen , eindigende op cone d, voorafgegaan door een helderen klinker of tweeklank, onderdrukken die d in samenstellingen, welke tot de dagelijksche spreektaal behooren ; b, v, rijd(en) in rrj(school) , w~jd(en) in wijbisschop, wrjwater, leid(en) in leiboom, selieid(en) in sclaeikunde enz.
508 . In vole samenstellingen worden tusschen hot eerste en hot tweede lid letters ingevoegd, die schijnbaar ter verbinding van de beide leden moeten dienen on daarom niet geheel ten onreclite verbindingsletters genoemd worden .
72
DE SPELLING DER SAMENGDSTELDE WOORDEN .
Zoo b, v . eene a in ossevel, eene s in liefdesverklaring, de lettergrepen en en er in ganzenei en eierschaal . 509 . De verbindingsletters waren oorspronkelijk deelen van het eerste lid, dat in de samenstelling of onder een thans verouderden vorm, of in verbogen toestand voorkWam . Zoo hebben b, v, wieg en wil de verouderde vormen wiege en wile in wiegelied en willekeur ; in Prinsenhage en kr?jgsman zijn en en s teekens van den 2den nv . ; in raderwerk is er het teeken van het meervoud . 50 . In sommige gevallen strekken n en s ter bevordering der welluidendheid , b, v. in geitenoog en leidsman. 5 . Sommige woorden zijn gedachteloos naar bestaande modellen met verbindingsletters gevormd ; b, v, vr~jheidsliefde naar vaderlandsliefde, dock fersnzan naar kindskind; paardestaart naar het vroegere paardemarkt ( voor paardensnarlct, waarin e de verouderde uitgang van het meervoud is) ; hoenderboutje naar hoenderhok, ofschoon vr-ijheid en dochter vrouwelijk , en paard en hoes in paardestaart en hoenderboutje natuurlijk enkelvoudig zijn . 52 . Langs dezen weg is de verbindings-s ook achter vrouwelijke woorden het teeken van den 2den naamv . geworden ; b, v. in eershalve, zielsverdriet, vronwspersoon, zonsonderyany. - De e in hondekop , paardestaart enz . , de lettergreep er in eierschaal (vroeger eischaal,), hoenderboutje enz . hebben natuurlijk geene beteekenis . 53 . Verschillende omstandigheden hebben samengewerkt om to waken, dat het thans onmogelijk is in elk voorkomend geval over den waren aard der verbindingsletters to oordeelen , en met zekerheid to bepalen , of zij al dan niet met recht in eon woord voorkomen . 54 . Om de reden , in de voorgaande § opgegeven , zullen hier onder verbindingsklanlcen of verbindingsletters verstaan worden elke klank of elke letter, die niet tot het eerste lid behoort, wanneer dit onverbogen is . Dus b . v . de e in dageraad, de s in hondstand, de lettergrepen el en en in schorteldoek en mensclienmin, omdat de stammen der eerste leden thans day, lzond, schort en rnensch luiden . 55 . De verbindingsklanken in samenstellingen zijn -e-, -n-, -s-, -el-, -enz en -er-. 56 . De uitspraak leert in de meeste gevallen duidelijk genoeg, wanneer in eon woord verbindingsletters voorkomen, en welke . Er zijn sleehts twee gevallen (lenkbaar, waarin men in onzekerheid kan verkeeren, namelijk ) ten aanzien eener fl achter eene toonlooze e, b, v, in beestemarkt of beestenrnarlct ; en 2) ten aanzien eener s, wanneer hot tweede lid met s of z begint, b, v . in dorp$clanit of dorpssehuit, varkenziekte of varkensziekte . 57. De oorzaken der bedoelde onzekerheid zijn daarin gelegen, dat men de n achter eene toonlooze 0 steeds zeer flauw nitspreekt, en niet zelden geheel onderdrukt, en dat
DE SPELLING DER SAMENGESTELDE w00RDEN,
73
eene s met eene volgende s of z ineensmelt, zoodat er slechts een sisklank gehoord wordt ; b . v . in inisslag en geenszins. 58, Uit de voorgaande § volgt, dat de Spelling slechts repels behoeft to geven ten aanzien van lief gebruik der verbindings-n achter eene toonlooze e, en der verbindings-s voor een woord dat met s of z begint, 59 . Doordien de verbindingsletters oorspronkelijk buigingsuitgangen waren, kunnen zij alleen , voorkomen in woorden , wier eerste lid een verbuigbaar woord is . Woorden , wier eerste lid tot de onverbuigbare woorden behoort, d, i . een bij woord , een voorzetsel of een tussehenwerpsel is , hebben nooit verbindingsletters, zelfs niet wanneer de welluidendheid zulks zou kunnen vorderen . Zoo zegt men b . v, medeer fgenaam, niet n edenerfgenaam .
NEGENDE HOOFDSTUK . Repels voor lief gebruik (ier verbindings-n . 520 . )e verbindings-n heeft verschillende waarden . Zij kan dienen ) als welluidendheidsletter ; 2) achter zelfstandige naamw . , als teeken van den 2den nv . en als teeken van het meerv . ; 3) achter bij voeglijke woorden , als teeken van den 2den, 3den of 4den naamval. De verbindings-n als welluidendheidsletter. . 52 . Wanneer twee klinkers in een woord onmiddellijk op elkander volgen, dan ontstaat er eene gaping (hiatus), dat wil zeggen, de stem moet dan een oogenblik ophouden, b, v . in zee-eend, kwee-appel, verg . § 20, Dit altijd min of meer onaangename stuiten der stem heeft niet plaats, wanneer een medeklinker tussehenbeiden treedt . De h evenwel, die eene zeer verzwakte eh is, ofsehoon nog altijd een medeklinker, woort niet toereikend geacht, om de gaping tussehen twee klinkers aan to vullen . Daarom schreef men voorheen, ook in den l sten nv. : den oorlog, den hoed. 522 . [lit de vorige § volgt deze repel . wanneer in eene samenstelling eene toonlooze e voorkomt, gevolgd door eenen klinker of eene h, dan woort ter vermijding van den hiatus eene verbindings-n ingevoegd ; b, v . in duivenei, eendenei, ganzenei, galgenaas, geitenoog, bruggenhoofd, dassenhaar, dassenhol, hondenhok, slakkenhuisje, beukenhaut, eikenlaout enz,, tenware door de inlas 0
74
REGELS -VOOR HET GEBRUIK DER VERBINDINGS-n .
sching der n vormen zouden onstaan , waarvan het oor niet gewend is , en die derhalve nog onwelluidender zouden klinken . 523 . Tot de uitzonderingen in de vorige § bedoeld, behooren de woorden, waarvan nooit een vorm op n voorkomt : derhalve alle, die beginners met het bijw . mede en met een zelfst. naamw., dat of geen meerv . heeft als minne (liefde), vrede enz ., of dat in het meerv. eene s aanneemt, als (stad$)bode, mode, my. bodes, modes . Men zegt derhalve medearbeider, medeerfgenaam, minnehandel, vredehandel, bodeambt, modeartikel .
De verbindlngs-n als teeken van den 524 . Oudtijds was het aantal woorden , die in den
2den v .
2den - %T
-n of -en
namen, veel grooter dan tlians ; men zeide niet alleen des heeren, des des harten enz. , maar ook des propheten , des soldaten, des leeuwen , enz . Er behoorden ook vrouwelijke toe, als garden, der eeren, der kercken ,
der sonnen .
aan-
menschen, des beren
enz . , der Vandaar dat men voorheen een aarde, eer, kerk, zon
aantal samenstellingen had, waarvan het eerste lid in den 2dell nv, stond, eindigende op -en, b, v. sonnenschijn, manendacle, eerenprys. Thans echter client de verbindings-n slechts zelden om een cde" nv, tlit to drukken , en wordt zij, op weinige gevallen na, als het teeken van het meervoud opgevat . Pit heeft zonder uitzondering plants bij vrouwelijke woorden, sedert de s ook bij deze in samenstellingen het teeken van den 2 d en n v. i s geworden . Vergel . § 52 . 525 . De verbindings-n komt voor als teeken van den 2" e" rv, in
's-Graven-
deel, 's-Gravenhage, 's; Gravenland, 's-Heerenberq, 's-Ilertogenbosch, MtjnsHeerenland , Prinsenhage .
526 . Ofschoon hart nog des harten maakt, komt het in samenstellingen met het enkelvoud alleen in den vorm harte voor ; b . v, in hartedief, hartelust, hartewensch . Bij harten- denkt men aan een meervoud ; b . v . in hartenzes, hartenvrouw enz .
De verbindings-n achter zelfst . iiaamw. als teeken van het meervoud . 52T. Ten opzichte van het getal van het eerste lid eener samenstelling kunnen vier gevallen plants hebben . I) het eerste lid brengt noodwendig de voorstelling van een meervoud mede ; b, v . in heldenschaar, eikenlaan ; II) het eerste lid vertegenwoordigt noodwendig een enkelvoud ; b, v. in kerse$teen , tinnegieter , tarwemeel .
III) het eerste lid is , to gelijker tjd, voor tweeerlei opvatting vatbaar, kan en als enkely . en als meervoudig gedacht worden ; b, v . in kurketrekker , mutsebol.
REGELS VOOR HET GEBRUIK DER VERBiNDINGS-n .
75
IV) het eerste lid kan, bij afwisselinq, flu een enkel- dan een meervoud voorstellen ; b, V . in schapevleeech en schapenvleesch . 528 . Bij de woorden, bedoeld in n. 3 die to gelijkertijd voor tweeerlei opvatting vatbaar zijn, moeten twee gevallen onderseheiden worden . Het woord kan in dagelijksch gebruik zijn, of tot de meer zeldzame behooren . In bet eerste geval staat de spelling nagenoeg vast, in bet laatste is zij nog dobberend . [lit de twee vorige § g vloeien de volgende regels Voort 529, I . Men schrijft achter eene toonlooze a eene n als teeken van bet meerv, in al die woorden , waarin bet eerste lid noodwendig de voorstelling van een meervoud medebrengt ; b. v, in beeldengalerij, bessensap, biezenkistje, boekenkast, boekenrek, boekenstalletje, brievenbesteller, brievenpost, brillenslijper, broekenstof (en broekstof ), dennenwoud, dievenbende, druivennat, druiventros, duitendief, duiventil, eendenkooi, eikenbosch, engelenkoor, glazenmaker, grappenmaker , hanengevecht, helden chaar,. hemdenlinnen, hertenkamp, hoedenmaker, ijpenlaan, jodenbuurt, Icaarsenmaker, kieerenmaker (en kleermaker) kousenwever, mandenmaker, messennaaker, mu,7genzifter, muizenval, paardensmid, plantentuzn, pottenbakker, pottenka$t, pruilcenmaker, pruimentaart, rozenkrans, sigarenfabriek, snaren$peeltuiq , stoelendraaier , stokkenknecht , uilenvlucht, woordenboek , woordenlijst, zondenregister, enz . , omdat bij die woorden steeds aan eene veelheid
wordt gedacht , en b, v, eene kast , waarin , onder andere dingen , een boek wordt geborgen, geene boeke- nosh boekenkast beet, nosh een grofsmid, die voor eigen gebruik een mes vervaardigt, dientengevolge een messe- of messenmaker wordt . 530 . Naar luid van dezen repel behoort men ook zedenkunde, zedenleer, sterrenkunde, sterrenwichelaar to schrijven . De gebruikelijke spelling zedeleer enz . laat zich met de hedendaagsche richting in de taal niet meer overeenbrengen, gelijk uit de jongere woorden plantenkunde, volkenkunde, warenkenni$ en dergelijke blijkt .
53. II . Men schrijft zonder n de woorden, wier eerste lid noodwendig een enkelvoud voorstelt ; b, v. in bijleman (sappeur) , bakkebaard , brilleglas , bruggegeld, druivepit, eikeblad, galgebrok, hertebee$t, lampeglas, messescheede, mollevel, notedop, pfpekop, pruimesteen, ruggemerg, slippedrager, spillebeen, tinnegieter enz . 532 . Zulke woorden bekomen natuurlijk wel eene ii, wanneer deze, volgens § 522, voor de welluidendheid geeischt wordt, b . v, geitenoog, ganzenei, brillenhzcisje enz . 533 . Uit § 529 en 53 volgt, dat vele zelfstandige naamw . als eerste leden van samenstellingen stellig nu eens in bet enkelvoud, dan eens in bet meervoud behooren to staan ; zoo b . v. paard in paardekop, paardestaart, en paardenmarkt, paardenkooper .
534. In de samengestelde woorden op -boom, wier eerste lid reeds op zich zeif als benaming van den boom gebezigd wordt, staat dit lid natuurlijk in
76
REGELS VOOR HET GEBRUIK DER VERBINDINGS-n .
hot enkelvoud . Zij worden daarom zonder n geschreven : berkekoom, denneboom, eikeboom, lindeboom enz .
535 . De spelling berkenbooin enz, zou owerstellen, dat berken enz, een stoffelijk bijvoegl . nw . was, en samenstellingen met stoffelijke bijvoegl . nw, zijn strjdig met den aard onzer taal ; vergel. § 437 . 536 . III, Bij vole samenstellingen denkt men doorgaans niet aan de beteekenis van ieder lid afzonderlijk en wordt hot woord eigenlijk niet moor als samenstelling opgevat. Zoo b . v . brillehuisje en p~~penlade, waarbij niemand aan de eigenlijke beteekenis van huisje en lade denkt. Daarentegen zijn er, wier beide leden wel degelijk afzonderlijk in hot oog gehouden worden . Pit heeft namelijk altijd plaats bij samenstellingen, die dienen moeten om to kennen to geven , tot welke snort hot bedoelde voorwerp of de bedoelde stof behoort. Is hot eerste lid dan eon persoons- , dier- of voorwerpsnaam , dan zijn er stipt genomen twee gevallen mogelijk : hot kan in hot enkel- on in hot meervoud stann . Zoo zijn b, v, boerezoon on matrozepalc, oppervlakkig beschouwd , goede woorden , als aanduidende een zoon van een boor, een pak van eeut matrons . Zoodoende echter miskent men de eigenlijke beteekenis dier woorden. Boer on matrons vertegenwoordigen hier non geheelen stand van mensehen , waarop nadrukkelijk gewezen wordt . Daarom is de meervoudsvorm, die den geheelen stand aanwijst, her de eenig gepaste . Boerenzoon on nzatrozenpak beteekenen juist hetgeen bedoeld wordt ; namelijk eon jongmenseh uit den boerenstand, en eon pak zulke kleeren als de matrozen dragon . it men niot uitdrukkelijk op de snort wijzen , dan bezigt men zulke samenstellingen niet, mar andere woorden ; in dit geval b, v, knaap, jongen of jongeling, pa/c, kleeding of kleeren .
Samenstellingen als de besehrevene hebben derhalve hot eerste lid in den meervoudsvorm ; zij moeten duidelijkheidshalve in drie soorten onderseheiden worden . Het eerste lid is ) een persoonsnaam, 2) non diernaam , of 3) een voorwerpsnaam . 537 . ) Samenstellingen, wier eerste lid eon gemeene persoonsnaam (geen eigennaam) is , hebben , volgens § 536 , dit eerste lid in den meervoudsvorm . Voorbeelden : Bodenloon , boerenbedr-jf, boerendochter, boerenhofstede, boerenwoninq, boevennet, dievenlantaarn, heerendienst, heerenhuis, heerenknecht, heldenarm, /I ldendaad, heldenmoed, maagdenhart, ynaa,qdenwas, maagdenschenner, matrozenhoed, matrozenlied, matrozenpak, meidendienst, meidendracht, menschenbloed, mensehenkind, menschenmoorder, slavenaard, slavenarbeid, slavendienst,
REGELS VOOR HET GEBRUIK DER VERBINDINGS-n .
77
slavenwerk, soldatenkind, soldatenvrouw, studentenhaver, studentenlied, vor$ten• kroon,
vorstentelq,
vorstenzoon,
vrouwenhand,
vrouwenhenzd,
vrouwenkleed,
vrouwenrok, enz. 538 . De welluidendheid doet ook her harm invloed gelden ; verg . § 27 . De genoemde woorden toch vormen hors meervoud uitsluitend met en, zoodat de S in die samenstellingen het meervoud niet vertegenwoordigen kan . Daarentegen nemen dezulke, die hun meervoud of alleen met s of met s en n beide vormen, als : jongen - jongens, kok - Icoks, meisje - meisjes, knecht - knechts en knechten, man - mans en manners, ofccier - ofzciers en flcieren, smid -- smids en smeden e nz. i n zulke samenstellingen doorgaans de s aan : jongenspak, jongenswerk, knechtsdienst, knechtslivrei, kOksmaat, kokswerk, kuzperrsambacht, kzcipersboor, manslzand, mansrok, meisjeskleeren, meisjesstem, o tiers-epai&let, officiers-uniform, sergeantsvrozcw, smidslcnecht, smidswerk, smidswinkel . Ook zijn buitengewoon lange woorden niet welluidend, en worden daarom zooveel doersljk vermeden .
o
539. De samenstellingen met s behooren veelal tot den dagelijkschen stijl . Komt ten samengesteld woord alleen in meer deftigen stijl voor, dan heeft het eerste lid den meervoudsvorm op en, als mannenmoed, o ciereneer, knechtenaard . 540 . Uit de twee vorige § § volgt, dat de regel in § 537 aldus nader bepaald moet worden : De samenstellingen, wier eerste lid een
en- of
tweelettergrepige
persoonsnaam is, alsmede do drielettergrepige vrouwennamen op
-in,
b. v .
koningin, hertogin, hebben bet eerste lid in den meervoudsvorm . 54 . Door deze nadere bepaling worden uitgesloten de woorden van meer dan twee lettergrepen, als : jongeling, kweekeling, komediant, muzikant, predikant, en dergelijke, ofschoon zij hun meervoud door achtervoeging van on makers . Men zegt niet : jongelingendroomen, jongelingenjaren, komediantenvrouw, predikantencostuz&m , predikantenzoon, maar met s : komediantsvrouw , predikantscostuzcm , predikantszoon enz . Alleen de meerlettergrepige vrouwennamen op -in, als koningin, hertogin, makers uitzonderingen . Zij volgen de analogie van boerin : koninginnenkroon enz ., omdat de vormen koningins, hertogins, enz, ongehoord en daarom onwelluidend zijn ; vergel . § 27 . - Nog schrijve men Lieve-Vrozcwenkerk en Lieve-Vrozzwenbedstroo, omdat die woorden, ofschoon het begrip van een enkelvoud vertegenwoordigende, voorheen naar de zwakke verbuiging van vrorwe gevormd zijn en in de beschaafde uitspraak de n, als teeken van den genitief, kennelijk hebben behouden . 542 . De samenstellingen, wier eerste lid eon diernaam is, en welke overdrachtelijk gebruikt worden om liehaamsdeelen en handelingen van mensehen aan to duiden, die overeenkomst hebben met lichaamsdeelen en werkingen van dieren, hebben volgens § 536 het eerste lid in hot meervoud, vermits dit op de geheele diersoort wijst . B, v . apengeziclet, menschelijk aangezicht' met trekken, gelijk de apen hebben ; apenliefde, liefde of vertoon van liefde, welke, gelijk die der apen voor hunne jongen, schadelijk is voor haar voorwerp ;
verder
apenbakke$ , apenkuur, hazenlip, hazenmond , hazen$laap, katten-
kwaad, kattenmuzielc, kippenborst, kreeftenganq, paardenvoet (misvormden voet van een mensch),
$lakkenganq, stierenkop (norsch of hoofdig mensch, als 't
ware met eon kop zooals stieren hebben) , vossenstreek enz.
78
REGELS VOOR HET GEBRUIK DER VERBINDINGS-n .
M3 . Men moet niet uit het oog verliezen, dat het tweede lid her altijd in zijne eigenlijke beteekenis genomen wordt : hazenmonden en -lippen b. v . zijn werkelijk monden en lippen, dock van menschen . 544 . Tot de samenstellingen, in § 542 bedoeld, behooren niet die woorden , welke in den eigenlijken zin lichaamsdeelen of werkingen van dieren aanduiden, als bullepees, hanekam, (een) ganzelever, paardekop, paardestaart,
mollepoot, ossetong, vossevel enz . ; ook dan niet , wanneer zij overdraehtelijk gebezigd worden, om zaken aan to duiden , welke met die lichaamsdeelen of werkingen eenige overeenkomst hebben ,
zonder echter werkelijke lichaams-
deelen of werkingen to zijn . Voorbeelden :
bullepees (geene pees, maar dik
touw om to slaan), hanekam , kattestaart (geene kam of staart, maar bloemen),
hanepoot (leelijk gevormde letter), hane$chree (kleine afstand, als eene schrede van een haan), haneveer (twistziek mensch, eigenlijk soldaat van de beruclite bende van ruiters ,
die haneveeren droegen), paardestaart (sieraad op eenen
helm) enz . 545 . De hier bedoelde woorden zijn van de vorige gemakkelijk to onderscheiden . Het tweede lid verandert bij de overdracht merle van beteekenis , terwijl het in de vorige zijne eigenlijke beteekenis behoudt . Een paardestaart, in den zin van sieraad, is geen staart, maar een paardenvoet is altijd een voet. 546 . Samenstellingen, wier eerste lid een voorwerpsnaam is, die de snort van dingen aanduidt, voor welke de zaak, door het geheele woord bedoelde bestemd is, hebben volgens § 536, bet eerste lid in den meervoudsvorm ;
b, v, eksteroogenzalf, insectenpoeier, kleerenborstel, kolenemmer, lippenpomade, pijpenlade, tandenzeep enz . 547 . Woorden, de huishouding betreffende, verkrijgen door het invoegen eener n, die veelal in 't geheel niet, of althans nauwelijks hoorbaar uitgesproken wordt, een stiff en deftig voorkomen, strijdig met hunne beteekenis . Om die reden is bij zoodanige woorden de enkelvoudsvorm to verkiezen, waar de beteekenis zulks maar eenigszins toelaat . Daarom schrijve men het eerste lid van zulke alledaagsche woorden in het enkelvoudr, als de bedoelde zaak telkens slechts voor den voorwerp client : b . v . flesschebakje, om eene flesch op to zetten, kurketrekker, pzjpewroeter, prz&ikebol, hoededoos enz . Waar het enkelvoud echter geheel tegen de natuurlijke opvatting strijdt, is de meervoudsvorm onvermijdelijk, b . v . in jlesschemek, kzcrkenmandje, pijpenlade enz . 548. De samengestelde benamingen van planters, wier eerste lid een diernaam is, verdienen afzonderlijke melding. Men moot ze in twee soorten onderscheiden . Zij zijn of overdraehtelijk gebezigde namen van lichaamsdeelen, gelijk b . v. ganzetonq, hetwelk behoort tot de woorden, in § 544 bedoeld, of zij geenn to kennen, dat de plant in de eene of andere betrekking tot eene diersoort staat, als slangenkruid . Verg . § 546 . In het eerste geval is natuurlijk de enkelvoudige vorm, zonder n, in het tweede de meervoudige met ri to verkiezen ; b . v. ganzetonq, ganzevoet, kattestaart, paardestaart, slangekop, enz . ; daarentegen big,enkruid, duivenkervel, eendenlcroos, geitenblad, hazendistel, kattendoorn, koeijnenblad, muizengerst,'paddenstoel enz. 549. De samengestelde namen van boomers, wier eerste lid de vrucht aanduidt, die zij opleveren, of de bloem die zij voortbrengen, hebben het eerste lid in den enkelvoudsvorm ; b. v. besseboom, druiveboom, kerseboom, kastanjeboom, oranjeboom, rozeboom, syringeboom enz .
79
BEGEL9 VOOR HET GEBRUIK DER VERBINDINGS-fl.
550 . De woorden abrikozeboom, pereboom enz . kunnen op twee wijzen opgevat worden, namelijk as boom, die abrikozen oplevert, of als boom, die zelf ook abrikoos, peer enz. genoemd wordt. Ook draagt de boom den naam, al levert hij nooit eene abrikoos of peer op . De vorm van hot enkelvoud is dus hier verkieslijk, to meer omdat doze woor • den tot de dagelijksche taal behooren . Vergel . § 547 . 55 . Er zijn ook woorden, wier beteekenis niet altijd dezelfde is, maar die bet eene oogenblik op een enkel-, bet andere op een meervoud zien , terwijl daarbij flog aan een derde geval moot gedacbt worden, waarin men aangaande bet ware geval in onzekerheid verkeert . Het zijn dezulke, wier eerste lid de herkomst of de bestemming aanwijst van hetgeen door bet geheele wooed bedoeld wordt . Eene hoeveelheid vleesch, leder of haar b, v, kan afkomstig zijn van een of meer dieren . In hot eerste geval zal men zich juist uitdrukken door geitevleesch, schapeleder, in hot tweede door geitenvleesch, schapenleder to schrijven ; men zal spreken van eene ganzelever, maar van een pastei van ganzenlever . Ook kan hot geval zich voordoen , dat men aangaande de herkomst in bet onzekere is. 552 . In gevallen van onzekerheid kiest men bij de bedoelde woorden dien vorm , die met de meest gewone beteekenis overeenkomt . Het onderscheid tusschen dagelijksche en meer deftige woorden kan tot de beslissing bijdragen . Zoo zal men bij de huishoudelijke woorden schapevleesch, geiteleder gewoonlijk r
aan den enkelvoudigen vorm zonder n de voorkeur geven . Daardoor wordt echter niemand hot recht betwist om, als hij zulks noodig acht, schapenvleesch to spellen . Natuurlijk zal men omgekeerd to week gaan, waar de beteekenis gewoonlijk hot begrip van hot meervoud medebrengt . Zoo zal men in gewone gevallen aan kippenloop, paardenstal, zwanendrift, enz, de voorkeur geven boven kippeloop , paardestal , al liep or ook goon enkele kip in de loop on al ware de stal maar voor eon paard ingericht . Dock wie dit laatste in eon bijzonder geval volstrekt wil doen uitkomen, sehrijve alsdan paardestal.
De verbindings-n achter bijvoeglijke woorden . 553 . Alle samenstellingen, waarvan hot eerste lid eon bijvoeglijk wooed is, zijn oorspronkelijk koppelingen . Zij zijn in twee hoofdsoorten to onderseheiden, naar gelang hot laatste lid een zelfst, naamw . of eon werkwoord is . 554 . Wanneer hot laatste lid eon zelfst, nw, en hot wooed in zijn geheel genomen insgelijks eon zelfst, nw, is, b, v, bij hoogeprie$ter, hoogeschool, yrootvader, kleinkind, dan wordt hot bijvoeglijke wooed aangemerkt als in den sten
naamval voorgevoegd to zijn en blijft hot dien naamvalsvorm onveranderd behouden , in welke .betrekking de geheele samenstelling ook to staan kome . Van de inlassehing eener n in woorden als blindeman, hoorgepriester, hoogeschool, wittebrood, roodekool, zoutevisch enz, kan derhalve goon sprake zijn .
$U
REGELS VOOR HET GEBRUIK DER VERBINDINGS-n .
555 . Goeclenday, als benaming van een middeleeuwsch wapentuig, maakt eene nitzondering. Dit woord is eene koppeling van den groet : Goeden day!, waarin de beide woorden in den 4den naamv . stag, en de n dus door de etymologie geeischt wordt . 556 . Wanneer lint laatste lid een zelfst, naamw . , maar het woord in zij n geheel genomen een bijwoord of een voegwoord is, dan staat de gansche uitdrukking in den 2den of in den 4den naamval , en dan heeft het eerste lid den vorm, dien geslacht en naamval eischen . Daarom schrijft men yrootendeels en meerendeels, samentrekking van ineererendeels (2de naamval onzijdig), dew(il (4de naamval vrouwelijk) . 557 . Wanneer lint laatste lid een werkwoord is, dan staat het bijvoeglijke woord in den regel praedicatief, hetgeen zeggen wil, dat lint thans onverbuigbaar is. In dit geval kan er geen sprake zijn van lint inlassehen eener n, die niet reeds tot den stain van lint bijvoegl, naamw . behoort . Men zegt steeds yoedmaken, onversehillig of men eenen misstap, eene foot of een verli-es goedmaakt. 558 . De samenstellingen yoedenday-, yoedennacht-, yoedenmoryenzeyyen enz . verkeeren in een antler geval . Goed is daarin het attribuut van day, nacht enz., welke woorden in den 4den naamv. stain en de overeenstemming van lint adjectief yoed vorderen .
TIENDE HOOFDSTUK . Regels voor lint gebruik der verbindings-s. 559. Men kan alleen in twijfel stain, of in eene samenstelling al dan niet eene verbindings-s aanwezig is, wanneer lint tweede lid begint met eene s of met eene z, die scherp (als s)
woodt uitgesproken ; b, v. in dorpsschout,
varkensziekte, baatzuchtiq . Wanneer de z zaeht klinkt, gelijk in hondenziekte, geelzucht, waterzucht, sal niemand lint aanzijn eener
s
(hondenziekte, water-
zucht) vermoeden . 560. Bij het stellen der regels voor de inlassching eener s zal men in het oog moeten houden, dat ss en sz op zich zelve geene welluidende klanken zijn, zoodat de inlassching eener s, waar zij voor de uitspraak kan worden gemist, en door de beteekenis of regelmaat niet gevorderd wordt, niet verkieslijk is . Men kan derhalve als algemeenen regel stellen, dat de s alleen dan behoort ingelascht to worden, wanneer de noodzakelijkheid ten duidelijkste blijkt . 56 . Dc verbindings-s heeft versehillende waarden . Zij kan dienen ) als welluidendheidsletter ; 2) achter zelfst. naamw. , als teeken van den 2den nv . , en als teeken van lint meerv . ; 3) achter bijvoegl, woorden, als teeken van den 2den nv.
8
U GELS v0OR HST G] BRUIK DER iTERBINDINGS-S .
De verbindings-s als welluidendheidsletter . 562 . De verbindings-$ wordt door de welluidendheid alleen gevoegd achter stammen van werkwoorden ; b, v . in leidsvrouw , scheidsman . Daar zij natuurlijk geene beteekenis heeft en slechts om den wille der uitspraak ingevoegd wordt, behoeft zij achter werkw. noon ingelascht to worden, wanneer het tweede lid met eene s of z begint ; b . v, niet in smeeksclcrift, hebzucht . Er kan dus ook geen sprake zij n van haar in to voegen in leid$tar of leidster, ofschoon men leidsman en leidsvrouw zegt .
De verbindings-s achter zelfst . naamw, als teeken van den 2den naamval . 563. De verbindings-s treedt als teeken van den 2 aeri naamval in samenstellingen niet slechts achter mannelijke en onzijdige substantieven , als in timmerman$gereedschap, bakkersoven, levensbericht, kindskind, maar ook achter vrouwelijke, als zuster$kind, dochtersman, stadspoort, vr-jheidsboom, zielsverdriet enz. vergel. boven § 52 . 564. Het onderseheid der geslachten kan derhalve geenen revel aan de hand doen, en men zal eeniglijk to letten hebben op de analogie en op de betrekking, welke inderdaad die van den genitief van het enkelvoud moet wezen .
565 . Daar men volgens den bovengestelden algemeenen revel met de s spaarzaam moet zijn, kan zij alleen dan gewettigd worden, wanneer uit andere overeenkomstige samenstellingen duidelijk blijkt, dat het woord in de betrekking van den teen nvy de s verlangt. Zoo leeren b, v, de woorden bakker$nering, bakkersoven, balcker$winkel, dorpsbestuur, dorpsherberg, dorpsleeraar, krjgsmansdeugd, krjgsmanseed,sergeant$rang, $ergeantsuniform, sergeantsvrouw, stadsmuur •,
$tadspoort, stad$wal, voller$ambacht, voller$kuip ,
varkensoog,
varlcensvleesch, varkensribbetje, veiligheidskaart, vr-jheidsliefde, zuinigheidsmaatregel , landschapshui$ , land$chap$vergaderinq , burger$chap$rechten , vriend-
enz . , dat de woorden bakker, dorp, krjgsman , o, cier , sergeant, stall enz. , en die op -heid en $chap in de betrekking van den teen f ly . de s vorderen , en dat men derhalve ook bakkersschotel (houten werktuig) , dorp$schap$band
school, krijgsmansstand, landsschapsschrzjver, $ergeantsstrepera, stadsschout, varken$ziekte, waarheid$zucht to
spellen heeft.
566. Dat men wel degelijk op de onderlinge verhouding der deelen heeft to letten, blijkt uit landschapschilders, waar landschap een meervoud landschappen vertegenwoordigt, en dus niet in den 2den naamval van het enkelvoud voorkomt . Niemand zal dan ook op de gedachte komen om landschaps$childer to schrijven, dan in eene beteekenis, die niet in gebruik is en die overeenkomen zou met landschaps$chrijver .
8
REGELS V00 HET GEBRUIK PER VERBTNDINGS-S .
De verbindings-s achter zelfst . nw. als teeken van het meervoud . 587. In de samenstellingen, wier eerste lid een zelfst, naamw, is, dat op -ier eindigt en de beteekenis van een meervoud heeft, lascht men eene verbindings-s in ; b, v, o ciersvereeniginq , kanonnierskazerne , pontonnierskompagnie enz . 568 . De dubbele s (ss), en evenzoo sz, is moeielijk nit to spreken achter eene vloeiende letter l, m, n en r, wanneer zij voorafgegaan wordt door eene toonlooze e . Daarom behouden de zelfst, naamw, op -el, -em, -en en -er steeds den enkelvoudigen vorm, ook waar de beteekenis dien van het meervoud zou vereischen , b, v. in appelnaand, bezembinder, wagenmaker, letterzetter, enz .
De verbindings-s als teeken van den 2den naamval achter bijvoeglijke woorden . 569. Wanneer het eerste lid een bij voeglijk wooed is , hetzij een bij voeglijk naam- of voornaamwoord, hetzij een onbepaald telwoord, dan kan de s alleen het teeken zijn van den 2den naamv., in welken naamval alsdan ook het tweede lid staat, b, v. in blootshoofds . 570 . Ook her is alleen dan onzekerheid denkbaar, wanneer het tweede lid met s of z begint. Men kan b, v, een oogenblik weifelen tussehen de spelling goedschiks en goedsschiks. Wanneer men echter bedenkt, dat de geheele nitdrukking wel een zoogenaamde genitivus absolutes is , overeenkomende met blootshoofds, droogsmonds, maar dat het Gebruik reeds in sommige dergelijke uitdrukkingen, als veeltrids, luidkeels , heelhuids , droogvoets (nevens heelshuids) de s kennelijk heeft uitgestooten, dan zal men geene afdoende reden zien om , in strijd met de Welluidendheid , een wooed to bezwaren met eene s, die voor de duidelijkheid niet gevorderd wordt . 5 7 l . Antlers is het gelegen met woorden , waarin zin het tweede lid is , voorafgegaan door een bepalend wooed , als alleszins, eenigszins enz. De z heeft daarin hare verseherping to danken aan de s van het eerste lid . Blijft deze weg , dan herneemt zij noodwendig haar zachten klank ; men verkrijgt dan alle-zips, geen-zips enz., wat tegen de gebruikelijke uitspraak strijdt. De s is derhalve in al die woorden volstrekt onmisbaar, daarom schrijve men zlleszins , eenigszins , geenszin$ , veelszins .
DE SPELLING DER BASTAARRDw00RDEN.
$3
ELFDE HOOFDSTUK . De spelling der bastaardwoorden .
~ ;2 . Even als ieder beschaafd yolk , bezigen wij een aantal woorden, die niet in den boezem onzer eigene taal ontstaan, maar uit andere talen ontleend zijn . Die vreemde woorden vervallen vanzelve in drie klassen : ) de zoodanige , die geheel Nederlandsch geworden , als het ware met het voile burgerreeht begiftigd en genaturaliseerd zijn ; 2) de woorden, die geheel vreemd zijn gebleven ; en 3) de woorden, die tusschen deze beide soorten in staan, d, i, de eigenlijk gezegde bastaardwoorden . 573 . De eerste klasse bestaat nit dezulke, die, hun vreemden vorm geheel en al hebben afgelegd, in klemtoon zoowel als in klank, aan echte Nederlandsche woorden gelijk zijn geworden, en wier afleidsels op Nederlandsche wijze gevormd zijn . Deze sehij nen geene uitheemsche bestanddeelen , geene vreemde voor- nosh achtervoegsels to bevatten, en onderscheiden zich in niets van oorspronkelijke Nederlandsche woorden dan door hunne of komst en het Bemis van Nederlandsche verwanten in opklimmende lime . 574. Tot de zoodanige behoort b . v . kerk, gr. xv~caxos . Dit woord verschilt in vorm niet van beck, merle en werk ; het heeft edit Nederlandsche afstammelingen : kerkje kerksch, kerkelijk, moederkerk, kerkdeur enz ., maar x& o ;, het grondwoord waarvan xvQt xxos gevormd is, ligt buiten het Nederlandsche taalgebied . 575 . Het grootste aantal der tot deze klasse behoorende woorden is eenlettergrepig, als : aas (gewicht), ark, beest, bezcrs, boei, tires, brief, bcl (open brief), dom(kerk), feest, fijn enz . 576 . Een groot aantal andere is tweelettergrepig met den klemtoon op de eerste lettergreep , onverschillig of deze reeds in den oorsponkelijken vorm den klemtoon had of dien eerst in het Nederlandsch gekregen heeft . De tweede lettergreep is dan meestal geheel of nagenoeg teonloos , waardoor zoodanige woorden het voorkomen hebben van Nederlandsche woorden met een achtervoegsel . Hiertoe behooren : bijbel, duivel, engel, fakkel, Icamer, kamfer, kanker, keizer, kerker, ketter, kevie, kluister, lelie, monnik, mosterd enz . 577. Verplaatsing van den klemtoon is geschied bij deken (decauus) , kansel, kelder, kernel, kerel, keten , kezcken, kolder, schotel s venster, vijver , zegen (vischnet) , zolder en andere . Deze woorden en die in de vorige § komen in vorm overeen met de edit Nederlandsche teugel, hamer, naaister, lomperd, koude, merrie . 578. Zeldzaam zijn de tweelettergrepige, die, gelijk beschuit, bestel en vernis, het voorkomen hebben van eeht Nederlandsche woorden met voorvoegsels, als bedroq, vernal. Andere gelijken weder op andere wljzen naar eeht Nederlandsche woorden ; zoo hebben balcelaar en kandelaar denzelfden vorm als kakelaar en wandelaar. Weder andere hebben den schijn van samenstellingen, als aatmoes, altaar, bisschop, leipaard, meerkat, pelgrim, die uiterlijk niet verschillen van aalkorf, aldaar, aschschop, rijpaard enz . 579 . De tweede klasse bestaat uit woorden , wier uitspraak en klemtoon niet in het geringste veranderd of gewijzigd is, en die juist zoo als in de vreemde taal worden uitgesproken . Hiertoe behooren b, v, facto, incognito,
84
DE SPELLING DER BASTAARDw00RDEN .
jure, contra , pro , ergo , idem , item , puncturri, anno , datum , primo , secundo, medio, ultimo, grammatica, logica, physica, centrum, layp®tenusa, praesens, praeteritum , participium , banco , bon , bruto , franco , netto , tarry , debet , credit, spadille, quadrille, whist, hombre, misere, a d'autres, budget, bonbon, bureau, boogie, conservatoire, cadeau, douche, eau de Cologne, joujou, shawl of chdle, savoir-vivre, carte-blanche, $ouper, diner, vaudeville enz . 580 . De derde klasse bestaat nit woorden , die in de uitspraak eene geringere of grootere wijziging hebben ondergaan, welke echter niet voldoende is our hun hot aitheemseh voorkomen geheel to ontnemen . Zoodanige woorden zijn door die wijziging gerukt nit de taal, waartoe zij oorspronkelijk behoorden, en zijn in zekeren zin Nederlandseh geworden ; dock hot overblijfsel van de vreemde uitspraak of van den vreemden vornl verhindert, ze gelijk to stellen met edit Nederlandsche woorden en ze in de eerste klasse to rangschikken . Zij behooren dus eigenhjk eenigermate aan twee talon , waarom men ze niet ongepast bastaardwoorden kan noemen . 58 . Wanneer woorden der tweede klasse op Nederlandsche wijze worden verbogen of den Nederlandsehen uitgang bekomen, al blijft hun vorm voor hot overige onaangetast, dan treden zij natuurlijk in de klasse der bastaardwoorden ; b . v . boogie-s, bon-s, claium-s, item-s', paternoster-s, doctor-s, of doctor-en, bona-etje, cadeau-s, cadeau-tjes, itempje$ , militair-en, militair-e macht enz . 582 . De veranderingen ,
die de eigenlijke bastaardwoorden ondergaan
hebben, bepalen zich in den regel tot hot uiteinde van hot woord . Sours worrt de uitgang slechts gewijzigd, b, v . in lime, lat, linen ; olio, lat, ole-atin ; Citroen, fr, citron ; meloen, fr, melon . Hot afwerpen of wijzigen van den uitgang heeft niet zelden ook eene wijziging der voorgaande lettergreep ten gevolge, b . v, in titel, lat, titulus ; vocaal, lat, vocalist sigaar, sp, cigarro . -- Somtijds editor bepaalt de geheele verandering zich tot de wijziging van de uitspraak der eindlettergreep, zonder cat zulks eene verandering in de spelling teweeg. brengt ; b . v, in o, icier, fr, of/icier 583 . Bij woorden, nit levende talon ontleend, heeft echter niet zelden ook eene wijziging in hot lichaam van hot woord plants ; b, v, in grenadier en genie, waarin niet slechts de uitgangen ier en ie antlers klinken dan in ft . grenadier en genie, maar ook de g van gre en de e van get - vermicelli worrt bij ons uitgesproken als verniiselli, zelden als in hot Italiaansch vermitsjelli .
584 . Dergelijke wijzigingen zijn editor niet toereikend our in alle gevallen aan eon vreemd woord hot voorkomen van den deli t Nederlandseh to gouda . Niet zelden blijft or desniettegenstaande eon vreemde klank in over, b, v, in genie, logement, enz . ; zoo ook in artikel, titel, titer, die, our geheel Neder-
DE SPELLING DER BASTAARDw00RDEN, landsch to
kunnen heeten,
in
85
artijkel, t~jtel en sijter hadden behooren to
veranderen , gelijk onder andere bij b7jbel , vu ter, ttjger heeft plaats gehad . 585 . Zelfs het zoo gebruikelijke cijfer kan niet als volkomen vernederlandscht be • schouwd worden, vermits de f van het Lat . cifra niet in v is overgegaan, en de nitgang fer wel achter onvolkomene, als b . v. in biaf'er, kefer, dof er, d fer, maar nooit achter heldere klinkers of tweeklanken voorkomt . In dit geval took treft men alleen ver aan, b. v. in braver, gever, Never, grover, zz&iver, ijver, stijver enz. 586 . In de meeste gevallen blijft de klemtoon van het bastaardwoord zijn vreemden oorsprong verraden . Zelden toch treedt de klemtoon in meerlettergrepige woorden op de eerste lettergreep over, waardoor zij, gelijk aalmoes, altaar, kandelaar, olifant, het voorkomen van Nederlandsche samenstellingen, of, gelijk ketel, schotel, venster, van Nederlandsche afleidingen verkrijgen . Blijft de klemtoon op de tweede of derde lettergreep rusten, als b . v . in probleem, publiek, orkdan, diaken, epistel, convocatie, executie, dan worden zij terstond als vreemde woorden herkend . Ten gevolge van een en antler onderkent men oogenblikkelijk diameter, circulatie, evangelist enz . alss vreemde woorden. 587 . Ook nog op eene andere wijze openbaart zich de vreemde herkomst en natuur der bastaardwoorden, namelUk uit de onmogelijkheid om op Nederlandsche wijze afleidsels to vormen. Wanneer men het verkleinend achtervoegsel uitzondert, dat zelfs achter woorden der tweede klasse kan treden, b . v . in bureautje, assessort~e, dan is men doorgaans genoodzaakt van de zoogenoemde basterdaehtervoegsels gebruik to maken . Tiran of tyran b . v. levert niet op : tiransch, tirannelijk, tiranschap, nook het werkwoord tirannen, maar tiranniek, tirannie, tiranniseeren ; souverein niet souvereinschap, maar souvereiniteit. Dikwijls komt daarbij de oudere, minder sterk gewijzigde norm weder to voorschijn ; b . v . in apostolisch of apo$toliek van apo$tel ; diaconie, diaconaal, van diaken ; of Never apo$toliek, diaconie, diaconaal zijn niet afgeleid van apostel en diaken, maar zijn de overgenomen vreemde woorden apostolicus, diaconia, diaconalis, gelijk systematische en syntactisch niet in den boezem onzer taal gevormd zijn van systeem en syntax, maar van de bijvoeglijke naamwoorden systematicus, syntacticus . 588. Zelfs woorden, die men antlers tot de eerste klasse zou brengen, blijven op deze wijze van hunne vreemde herkomst getuigen ; b, v . abt, doordien het niet abdesse, maar abdis, lat . abbatissa , geef't ; foul door foutie f , klant door klandizie, cirkel door circulatie en circulaire, cel door cellulair ; cent zelfs door centesimaal. 589 . De spelling der woorden , die stellig tot de eerste klasse behooren, levert weinig zwarigheden op. Die woorden worden beschouwd als genaturaliseerd, als geheel verdietscht,
en met hot voile burgerrecht begiftigd . Zij
worden daarom als oorspronkelijke Nederlandsche woorden geschreven . Niemand spelt thans meer
caars, caart, clear, clooster, coster, coucen, cruis, groupe,
persic, punct, train, troupe, enz . Derhalve schrijve men ook sieren en singel met cone s, en troop zonder h . 590 . De woorden cedel (samengetrokken ceel), ceder en cijns, ofschoon volkomen Nederlandsch van klank , behouden de e, die hunne vreemde herkomst verraadt ,
omdat zij steeds met e zijn geschreven , en uit dien hoofde onder
den vorm seel, seder en sijns bezwaarlijk herkend zouden worden . 59 . De spelling van de woorden der tweede klasse levert in het geheel geene bedenking op . Hot ligt in den aard der zaak, dat vreemde woorden, die in de uitspraak geenerlei wijziging hebben ondergaan , hunne oorspronke-
86
DE SPELLING DER BASTAARDw00RDEN .
lijke spelling , de zichtbare voorstelling hunner uitspraak, onveranderd behooren to behouden 592 . Tot deze klasse van woorden behooren ook de namen der maanden Januari, Februari, Juni en Juli, lat. Januarii, Januari, enz ., welke laatste schrijfwijze, met i, voor ii, de meest gebruikelijke was . De gewone spelling Januarrj enz ., afkomstig uit den tijd toen ij flog als i luidde, is in strijd met de gewone uitspraak . 593 .
Veel grooter zijn de bezwaren, verbonden aan het bepalen van de
spelling der woorden, die de derde klasse uitmaken . Daaromtrent toch zijn de gevoelens zoo verdeeld, dat men bezwaarlijk volkomene overeenstemming bij twee sehrijvers ontdekken zal . Wanneer men echter niet in de bijzonderheden treedt, dan kan men in het zoozeer verschillend gebruik twee hoofdrichtingen onderseheiden , die , van twee tegenovergestelde uitersten uitgaande, nagenoeg lijnrecht tegen elkander inloopen . Men kan ze gevoeglijk de vroegjere en de latere richting noemen . 594 . De vroegere richting heeft zich tot beginsel gesteld, dat de bastaardwoorden over het algemeen hunne oorspronkelijke spelling behooren to behouden . Zij wil alleen de uitgangen overeenkomstig het Nederlandsche spraakgebruik gewijzigd hebben, en maakt geene uitzonderingen dan alleen ten opzichte van die woorden, welke, onder alle standen der maatsehappij in gebruik, doorgaans op Nederlandsche wijze geschreven worden . 595 . Deze richting onderstelt derhalve in den lezer de kennis der vreemde spelling en uitspraak, en duldt vele uitzonderingen ; dock deze zijn geene noodwendige nitvloeisels van het aangenomen beginsel, maar worden alle door buitenliggende omstandigheden veroorzaakt. 596 . De latere richting heeft zich ten doel gesteld de spelling der vreemde woorden zoodanig in to richtnn, dat de Nederlander de kennis der vreemde taal voor de juiste uitspraak ontberen kan . Zij gnat echter uit van de valsche onderstelling, dat men alleen dan recht heeft een vreemd woord to bezigen, wanneer het geschikt is om zoo geschreven to worden ; u dat de lezende Nederlander, toegerust met de kennis van de spelling en uitspraak zijner eigene tail, aan de doode letter de levende uitspraak kan teruggeven en zich de beteekenis herinneren, n 597 . Ook deze richting heeft hare uitzonderingen, doordien de onderstelling geheel valsch is, vermits wij een aantal vreemde woorden bezigen, wier klank niet kan worden afgebeeld, indien men ooze letters uitsluitend op Nederlandsche wijze wil uitspreken, terwijl vele, in Nederlandsch gewaad gestoken, volstrekt onherkenbaar worden . D oze uitzonderingen vloeien nit het aangenomen beginsel zelf voort . 598 . Beide riehtingen hebben hare eigene voor- en nadeelen, die, onderling vergeleken , de keus op de oudere richting doen vestigen.
D
SPELLING DER BASTAARDw00$DEN .
87
599 . De oudere richting beveelt zich door de volgende voordeelen aan ) De spelling der vreemde woorden en bastaardwoorden behoeft niet gezocht en eerst door nieuwe, afzonderlijke regels bepaald to worden . Zij is g e g e v e n : wit hot hoofddeel der woorden aangaat , door de vreemde spelling ; wit de uitgangen betreft, door de gewone Nederlandsche spelregels . 2) De vreemde spelling stelt natuurlijk steeds de juiste uitspraak voor, hetgeen de Nederlandsche in vole gevallen slechts zeer gebrekkig kan doen . De ware uitspraak van sherry, clzocolade, machine, genie, ingenieur, sergeant, patrouilleeren, compaynon, wordt slechts onjuist en plomp voorgesteld door sjerrie, sjokolade, ma$jine, zjenie, inzjenieur, $erzjant, patroeljeeren, kompanjon of kompanion . 3 . De oorspronkelijke spelling blijft wijzen op de etymologie der woorden, Zij behoudt dus al de voordeelen, die eene verwijzing op de etymologie kan opleveren voor alien , die de vreemde tail verstaan ; en dozen maken de meerderheid uit dergenen , die zich hot meest van vreemde woorden en bastaardwoorden bedienen . ; 4) De oudere richting brengt uit zich zelve genne uitzonderingen merle de bestaande zij n gevolgen van hot G ebruik , van oorzaken buiten hot stelsel zelf gelegen . Zij kan dus met hot volste recht gezegd worden van een beginsel nit to gain , dat, op zich zelf genomen , consequent zou kunnen toegepast worden 600 . Be voordeelen der nieuwere richting bestaan moor in schijn din in werkelijkheid . In vole gevallen is hot volstrekt ondoenlijk den vreemden klank met Nederl. letters voor to stellen, terwijl bij hot schrijven toch altijd eenige kennis van de vreemde tail of hot zoeken in een woordenboek onmisbaar blijft . Zij kan derhalve hot beoogde doel niet bereiken en eischt - dit is hot grootste bezwaar hot aannemen van een aantal willekeurige regels . De oudere richting is derhalve de verkieslijkste ; zij stelt den volgenden regel. 60 Basterdwoorden , ontleend nit talon , die hot Latij nsehe , d, i. her hetzelfde als hot Nederlandsche, letterschrift bezigen (vergel . § 3), worden op de oorspronkelijke wijze geschreven, voor zooverre hunne uitspraak onveranderd is gebleven . Waar doze echter gewijzigd is, en de oorspronkelijke spelling tot eene ongewone uitspraak aanleiding geven zou, wordt de spelling in zooverre op Nederlandsche wijze veranderd . Zoo schrijft men b, v. ofcier en procureur evenals in hot Fransch ; dock lit, articulu$ en fr, fait veranderen in iirtikel en feit, omdat wij de uitspraak flier woorden gewijzigd hebben . 602 . De wijziging der uitspraak en spelling heeft meestal plaits aan hot einde der woorden, b, v, in advocaat, lit . advocates ; detain, lit, decanu$ ;
88
nE SPELLING DER BASTAARDWOORDEN.
publiek, f . publique, en is veelal het gevolg van de noodzakelijkheid our het woord op Nederlandsche wijze to verbuigen . 603 . De wijziging aan het einde der woorden bestaat doorgaans in het of kappen der laatste lettergreep, ten gevolge waarvan dikwijls eene wijziging in de spelling der voorlaatste noodzakelijk wordt . Zoo is b . v . praefix het Lat . praefizwin, evangelist het Lat . evanyelista, publicist hot Fransche publicists, trompet het Fransche trompette. Daar de klinker in de voorlaatste lettergreep der genoemde vreemde woorden geene verandering in de uitspraak ondergaat, blijven praefix, evangelist, publicist en trompet voor het overige onveranderd . Antlers is het, wanneer advocates, particula, problema en pcbligue de laatste lettergreep verliezen . De a en a moeten alsdan in advocaat en probleem noodwendig verdubbeld worden ; de u van particula gnat in de toonlooze a over, en dit maakt weder de verandering van e in k noodzakelijk, waardoor de vorm partikel ontstaat ; de uitgang -ique most na afwerping zijner e bij ons -iek worden : pcbliek. 604 . In sommige woorden schijnt de verbastering van den uitgang niet op deze wijze verklaard to kunnen worden . Zoo. mat de vorm societeit zich schijnbaar evenmin van lat . societas als van fr . societe afleiden . In zulke gevallen most men in het oog houden , dat Latijnsche woorden niet altijd in den lsten nvv zijn overgenomen, maar dat dikwijls een verbogen naamval ten grondslag ligt . Dit heeft plants bij societeit, majesteit, sextant enz . , lat . societas - societatis, maje$ta$ - majestatis , sextans - sextantis, enz., vanhier de t in deze en dergelijke woorden . Ook de meervouden tanyenten, secanten, van tanyens en secans, zijn op deze wijze to verklaren . 605 . Niet altijd echter is de laatste lettergreep van het vreemde woord afgeknot ; dikwijls is alleen de uitspraak veranderd . Zoo zijn b. v. palms, lagzcais, so2cverain, livrde, general,, profit, overgegaan in : paleis, lakei, souverein, livrei, generaal, profijt enz .
606 . Door de genoemde en dergelijke veranderingen zijn de zoogenaamde b a s t e r d u i t g a n g e n -aal , -aan , -ant, -ant, -eel , -eeren , -set , -ent , -et, , -iek, -iel, -iet, -tin , -ijt, -oen, -oor, -uut en andere ontstaan . Zij worden geheel op Nederlandsche wijze geschreven en verbogen ; alleen de uitgangen -air en -oir der Fransche bij voeglijke naamwoorden behouden , volgens bestendig gebruik, hunne of en al, b, v, in militair, stationnair, transitoir, executoir enz . 607 . Ter voorkoming van misverstand zij aangemerkt, dat hier gesproken wordt van u i t g a n g e n in het algemeen , d. i, van klanken , waarop woorden uitgaan, en niet van a c h t e r v o e g s e l s (siufxen), d. i . bepaalde uitgangen, die achter bestaande woorden gevoegd worden our nieuwe woorden to vormen . Niet al de genoemde uitgangen zijn achtervoegsels, of zijn het altijd . Zoo zijn -ant en -iet achtervoegsels in optimaat'en Israeliet, maar niet in praecipitaat en chrysoliet. Een achtervoegsel -set bestaat niet, evenmin als -noon, -anthroop of -troop achtervoegsels zijn. 608. Het basterdaehtervoegsel -aadje is nit het Fransch ontleend, ten tijde dat -aye in die taal nog, op Italiaansche wijze, als aadzje luidde . De uitspraak heerschte toen ook bij ons, maar kon slechts gebrekkig in Nederlandsch sehrift worden uitgedrukt ; vandaar de versehillende schrijfwijzen : pelyrimaedse, pelyrimayie, pelyrimaedje . Thans, nu wij in dat en alle dergelijke woorden, evenmin als de Franschen, eene d laten hooren, is de spelling pelyrimaadje, stellaadje enz . buiten alle verhouding met de uitspraak geraakt, terwiji zij sours aanleiding geeft, dat zoodanige woorden geheel letterlijk overeenkomstig hen vorm worden uitgesproken . Daar de uitspraak der g als zj toch plants vindt in de woorden genie, loyement, gage, yelei, horloye enz., en dus bij ons in geenen deele onbekend is, bestaat er inderdaad geene reden meer our de zonderlinge spelling -aadje to behouden . Men schrijve derhalve : bagage, lekkaye, pelyr •-image, slijtaye, $tellaye, stoffaye, tuiyage enz . ; en evenzoo : page . Zoo vervalt ook vanzelf de ongelijkheid in de spelling van passaadje en pasagier• enz .
DE SPELLING DER BASTAARDWOORDEN .
89
609 . Veranderingen in hot lichaam flier woorden , ter voorkoming eener ongowone uitspraak, hebben bijna uitsluitend in Fransche woorden plaats . Zij bestaan voornamelijk in hot weglaten der accenten, b, v . in yenie, inyenieur, fr . genie, ingcnieur, waarin do Fransche e voor de toonlooze e heeft plaats gemaakt . Zoo is ook de Fransche uitspraak der g in yarnizoen , yuitare voor do gowono Nederlandsche geweken . Daarom mat men de u uit gitaar enz, weg. Om gelijke reden schrijft men pleizier of plezier voor plaizier, on seizoen voor $aizoen , dowijl de ai op de Fransche wijze uitgesproken , in doze woorden niet moor in gebruik is . 60. De spelling der woorden, ontleend uit vreemde talon, die eon ander letterschrift hebben, dan hot Latijnsche , kan vooralsnog niet bepaald worden ; alleen die, welke van Griekschen oorsprong zijn, makes eene uitzondering .
6, De woorden uit hot Grieksch ontleend, zijn meestal door hot kanaal van hot Latijn tot onze konnis gekomen on worden daarom op dezelfdo wijze als in hot Latijn uitgesproken on geschrovon ; b . v, systema, evanyelie, oeconomie, Macedonia, GJiinon, Plato, Tkrasybulus, Aegypte, Aristides ; niet susteema, euangelie, oikonomie, Makedonie, Kimoon, Platoon, Thrazuboelo$, Aiyuptos, Aristeideee . 62 . Uit dozen regal volgt, flat Grieksche woorden met ph en c baboons geschreven to worden, en flat de spelling met f en k, als onregelmatig, to verwerpen is . 63 . Voor hot gebruik van f en k is geese enkele verdedigbare reden aan to voeren . Dat ph als f, en flat C voor eene e , i on y als s , maar in elk ander geval als k uitgesproken wordt, is aan hot beschaafde publiek genoegzaam bekend, terwijl hot yolk zelden Grieksche woorden bezigt. De mogelijkheid om ph ten onreebte als p nit to spreken kan niet als eene geldige reden voor hare vervanging door f besehouwd worden . Hot Nederlandsch toch maakt geese uitzonderingen op algemoene regols , wanneer die uitzonderingen alleen hot vormijden eener verkeerdo uitspraak ton doel zouden hebben . Zoo schrijft men niet beedelen, cataalogu$, odeeon, spectaator om to voorkomen, flat men bedelen, cataloyus, Odeon, spectator zegt . 64 . Do y, welke bij ons als i wordt uitgesproken, client in Grieksche woorden tar vervanging der v, die eehter in hot Grieksch zelf den klank a voorstelde . Wannoer y in geslotene lettergrepon den klank der heldere i zou moeten hebben, dan wordt zij door ie vervangen, b . v . in tier, synoniem enz. , voor lyr, synonym. - De ie blijft in overeenstemming met § 285, ook wanneer de lettergreep in do verbuiging open wordt :
liens , synoniemen . 65 . De uitgangen der aan hot Grieksch ontleende woorden volgon, evenals die van andere basterdwoorden, do Nederlandsche spelling ; vergel . § 60'x . Zoo schrijve men bioyraaf -- biografen, telescoop - telescopes, dukes diakenen, a roliet -- ae'rolieten. 66 . Van de woorden op -ie, -isclz on eaten behoudt hot voorgaando gedoelte den vreemden vorm, men schrijve this geoyraphie, yeoyraphi8clz, photographie, photoyraphisch , photoyrapheeren , enz . 2
DE SPELLING DER BASTAARDWOORDEN .
90
67. De algemeen gebruikelijke woorden teleyra fist, teleyrafzsek en teleyrafeeren maken uitzonderingen op den vorigen regel, dewijl zij niet gelijk tefegraphie enz., geacht kunnen worden onmiddellijk uit het Grieksch to zijn overgenomen, maar as afleidingen van tefeyraaf moeten beschouwd worden . 65. In § 596 is reeds opgemerkt, dat vele basterdwoorden geheel op Nederlandsche wijze geschreven worden ; lief is echter ondoenlijk tot in de bijzonderheden to bepalen, welke dit zijn . Sleelits in lief algemeen laat zieli de volgende regel stellen 69 . Uitdrukkingen ,
bepaaldelijk meer door hoogere standen gebezigd of
betrekking hebbende op personeri en verlioudingen , tot die standen behoorende ; benamingen van voorwerpen van weelde ; termen , uitslnitend gebruikelijk in wetenschappen, of in kunsten en beroepen die eene wetenscliappelijke voorbereiding vereischen ,
worden geschreven overeenkomstig de boven opgegeven
regels . Benamingen daarentegen van alledaagsche voorwerpen ; uitdrukkingen van denkbeelden , onder alle standen gangbaar, namen van taken , voorkomende in ambachten en beroepen, door minkundigen uitgeoefend, worden, zooveel de uitspraak het toelaat, op Nederlandsche wijze geschreven . Voorbeelden . Men schrijft meestal overeenkomstig de vreemde spelling : dejeuneeren, soz'peeren, incommodeeren, receptie, feficitatie, discretie, canape, candelaber (of candelabre), lorynet, specerij, vermicelli, macaroni, morilles, plzilosophie, ph?/sica, loyica, categoric, magonnerie, loge, concreet, abstract, scrupel, lancet, pincet, bistouri, aquarel, pose, $ilhouet, photoyraphie, tachyyraaf enz . ; daarentegen du/that, biljart, billet, kapel,, kapelaan, knaster, kamfer, kapitaal, karakter, karwats, kwartaal, kwartier, kazerne, lcasteel, kastelein, likeur, ons (gewicht), kamperfoelie, peter$elie, postiljon, stukadoor, kastrol, karkas, foods (houten gebouw), penseel, vermiljoen, traktaatje, traktement enz. 620. Met het oog op de onderscheiding sehrijve men advocaat, evenzeer met eene e als procureur, gelijk bij dit laatste woord gewoonlijk geschiedt. Die woorden toch duiden personen can uit den aanzienlijken stand ; en reeds de goede smack eischt die spelling in de combinatie : N.N. , Advocaat en .Procureor . 62 . Uit de voorgaande § volgt, dat er vreemde woorden kunnen gevon'den worden, die, allengs meer en meer bij het algemeen in gebruik komende, na verloop van tijd de Nederlandsche spelling zullen aannemen . 622 . De poezie is uit Karen card afkeerig van het gebruik van eigenlijk vreemde, woorden , als niet passende in hoo p eren still . Die woorden den lialve , die in de poetische taal voor goed zijn aangenomen, zijn daardoor vanzelf als Nederlandsche gestempeld . Zoodanige° zijn :
safer,
zefir
of zefi'er
poezie (of poez~i), nimf, poij ier, poesie, nymf ,
enz. De analogie zou de vreemde spelling
porphier, sapp/tier, zephyr of zephier
vereischen ;
dock zij hebben van onze
dichters het burgerrecht verkregen , dat hun aanspraak geeft op de inheemsche spelling . 623 . Tot de woorden, die de Nederl . spelling volgen, behooren ook die, welke in onze taal hunne beteekenis gewijzigd hebben, en daardoor inderdaad eigenlijk Nederlandsch geworden,zijn . Zoo schrijft men to reclit :
dokter, (voor
DE SPELLING DER B ASTAARDWOORDEN .
9
geneesheer), komn2ies (voor beambte bij de belastingen, fr . douanzer), komedie (voor schouwbu g), lokaal (voor vertrek, zaal), spektakel enz . ; ofschoon men daarnevens, bij eene andere opvatting dier woorden, de echte spelling behoudt in doctor (als wetenschappelijken titel ook in andere faculteiten), commies (voor ambtenaar aan eon der ministerienof bij de posterijen, f . comnais), coynedie (snort van drama), locaal (bij v, nw .) , de Spectator, enz . Zoo is feet evenzeer raadzaam kritiek (hachelijk) to onderscheiden van critiek (oordeelkunde) on critisch (oordeelkundig) . 624. Ten gevolge van den invloed, dien feet zoo uiteenloopend gebrnik op de woorden oefent, is er sours een verschil ontstaan tusschen de spelling der stamwoorden en hunne afleidsels, b . v. bij canon (regel), canoniek en kanunnik ; Iclasse, classis en classicaal ; krediet en credit ; koeriei' en courant ; konserf en conser•v atief; her en lyrisch ; klerlc en . clericaal ; seicioo en securiteit ; orgel (d pxvoa') en organist (minder gewoon orgelist), enz . 625 . Wij bezigen eenige Latijnsche bastaardwoorden, die in dubbelen vorm in de taal bestaan en op twee versehillende wijzen worden geschreven, doordien de eene vorm onmiddellijk nit hot Latijn ontleend is, terwijl de andere middellijk, uit feet Franseh, tot ons is gekomen . In die gevallen is de Latijnsche vorm de wetenschappelijke, de Fransehe de gewone en dagelijksche . Hierop grondt zich feet verschil in spelling van praesens en present, van praeses en president, van p•a eparaten en preparatieven, van oeconomie en economie, phoenix en feniks , dioece$e en diocese, procurator en procurer, secunde en seconde, nurnrner en nommer ; fundament en fondement, familie en famielje, subject en sujet (als in een slecht of gemeen sujet,), enz . 626. Dat wij bij wetenschappelijke benamingen aan de Latijnsche en Latijnsch-Grieksche vormen de voorkeur geven, blijkt o . a. ook daarnit, dat wij overeenkomstig hot oorspronkelijke Grieksche woord ,'i usec in chernie eene 0 nitspreken en sehrijven, en niet eene i, gelijk ft . chiuzie zou medebrengen . Daarom sehrijve men acuseiek met eene u en hgpotenusa met eene t, dewijl de regelmatige Latijnsche vormen dier woorden (acustica en hypotenrcsa) die letters hebben . De gewone spelling : acoustiek en hgpothenusa steunt op de Fransehe schrjjfwijze : acoustique en hypothenuse, van welk laatste woord de spelling in hot geheel goon navolging verdient en bepaald verkeerd is . -- De niet geheel ongewone spelling autheur, uuehoriteit en cathegorie, voor aeteur, autoriteit of auctoriteit en categoric heeft volstekt mots ter verontschuldiging, evenmin als die van de eigennamen Anthonius en Margaretha voor Aetonius on Margareta .
TWAALTDE AOOFDSTUK .
Over
feet
verd~elcn tier woorden in lettergrepen .
62g . Hot leerstuk aangaande de verdeeling der woorden in lettergrepen .geeft hot antwojd op de vraag : tot welke lettergreep moeten, blj feet afbreken van een woord, de tusscjeenletters gerekend worden 7 tot de voorgaande of tot de volgende lettergreep ? Bij hot beantwoorden dier vraag heeft men de vreemde woorden on bastaardwoorden van de edit Nederlandsche of to zonderen , on bij doze laatste weder Qnderscheid to maken tusschen verbogene , afgeleide on samengestelde woorden .
92
OVER HET VERDEELEN PER WOORDEN IN LETTERGREPEN .
628. Onder afgeleide woorden zijn hier ook begrepen de zoogenaamde middelwoorden ; zie § 63 . Zij worden geheel als de overeenkomstige woorden van bekenden vorm behandeld en vereischen dus geene afzonderlijke regels ; trouwens zoodra hunne etymologie bekend wordt, houden ze op middelwoorden to zijn en gaan zij in de klasse der afleidingen over . 629 . De seheiding der lettergrepen is geenczins iota willekeurigs, maar liangt in iedere taal ten naawste samen met hare eigenaardige uitspraak en spelling . Hot Nederlandsch gnat daarbij van de twee volgende grondbeginselen uit 630 . I._ Hot Nederlandsch laat ongaarne cone volgende lettergreep met eon klinker aanvangen, maar sehroomt niet eene voorgaande open to laten . Het eerste blijkt onder andere nit cla-yen, beve len, achepen, slo-ten, van dug, bevel, sch'ap, slot, nit de ingelaschte d, k en n in bevrirj(d)en, belij(d)en, na(d)er, bi(k)er van brj , kooi(k)er van (eenden)kooi, weldoe(n)er, opzie(n)er enz . ; hot tweede nit lei-band (voor leidband), schei-kunde, gelui, kwa-l-rjk, schie-lrjk, van leid(en) , $cheid(en) , luid(en) , kwaad, schier. 63 . II. Het Nederlandsch laat, bij hot scheiden der lettergrepen, in overeenstemming met den Itegel der Gelijkvormiglieid (~ 258) in afgeleide en saniengestelde woorden den vorm der deelen zooveel niogelijk ongesehonden . Uit de twee genoemde'grondbeginselen vloeien de volgende regels room 632. Wanneer in niet samenyestelde woorden tusschen twee opeenvolgende lettergrepen slechts eon niedeklinker voorkomt, dan behoort doze tot de tweede lettergreep ; b . v, in dra-yen , e-ten , ho pen , u-ren , za-lig , zea-se m enz . 633. Ook in de woorden, waarin eene oh voorkomt, behoort doze tot de volgende lettergreep : la-then, e-cho, rs-chel, bo-chel, k i-then . Door doze woorden, gelijk sommigen willen, aldus to scheiden : lath-en, ech-o, enz . voegt men eene tweede taalfout bij de reeds bestaande . Wie echter vreest zoodoende tot de uitspraak la-then aanleiding to germ, die vermijde in zijn schrift de scheiding, wat meestal wel doenlijk is . 634 . Wanneer er twee opeenvolgende tusschenletters voorkomen in woosden , die n i e t s a m e n g e s t e d zijn, noeh afgeleid door middel van eon aehtervoegsel, dat, gelijk -de, -ate, met eon medeklinker begint, dan behoort de eerste tussehenletter tot de voorgaande, de tweede tot de volgende lettergreep ; b. v, in bul-ten , lael-der, kas-ten , inel-ken, bul-tig , van-yen , bren-yen, zcn-gen en . 635 . Sommigen, die ng als eon samengesteld letterteeken beschouwen, verdeelen aldus : tang-ei, breng-era, zing-en enz. Doze wijze van scheiden echter is niet alleen in strijd met hot beginsel in 630 uitgedrukt, maar ook met den regel in de vorige §, vermits ng wel degelijk twee medeklinkers zijn ; verge] . § 238 en 239 . 636 . In samengestelde woorden blijft iedere letter in hot woord , waartoe zij behoort. Men sclieidt daarom aldus : eer-ambt, kwab-aal , mein-eed, uit-eon, voor-uit, al-ov , reel-al .
OVER HET VERDEELEN PER WOORDEN IN LETTEROREPEN .
93
637. Daar de verbindingsletters, volgens § 509, als bestanddeelen van hot eerste lid to besehouwen zijn, blijven zij natuurlijk bij hot eerste lid . Men scheidt derhalve aldus : eerzderz-ei, goners-oog, wolfs-tai, varkens-oorerz enz . . 638. De woorden met (onscheidbare) voorvoegsels behooren, wat hunne beteekenis aangaat, tot de de samengestelde
woorden ,
afgeleide,
dock wat hunne vorming betreft, tot
en worden uit dien hoofde bij de verdeeling in
lettergrepen als samenstellingen behandeld : be-dwelm,en, ge-dragon, her-overen, on-eons , ont-erven , wan-orde enz. 639 . Al onze voorvoegsels be- , er-, et-, ge-, her-, ont-, oor-, ver- en wan- zijn oorspronkelijk op zich zelve bestaande woorden geweest ; de daarmede gevormde woorden zijn dns eigenlijk samenstellingen . Dat die voorvoegsels flu niet moor, althans niet onder dien vorm, als op zich zelf staande woorden gebezigd worden en eene veel algemeener beteekenis hebben aangenomen, dan zij oorspronkelijk hadden, is de oorzaak, dat de Nederlandsche spraakkunst de daarmede gevormde woorden tot de afleidingen breng t. 640 . Ook de woorden gevormd door de aanhechting van eon der achtervoegsels in § 423 opgenoemd, zijn, wat hunne vorming aangaat, samenstellingen, en volgen daarom bij de verdeeling in lettergrepen den repel der samengestelde woorden, in § 636 uitgedrukt . Men scheidt nit dien hoofde aldus : bast-aard, dronk-aard, grr~s-aard, woest-aard, wreed-aard, aap-aclatig, wit-achtig, partr~-schap, rnoei-zaam enz . . 64t . Bij de afgeleide woorden met achtervoegsels, die geheel nit medeklinkers bestaan of er mode beginners, blijft lief grondwoord in zijn geheel en woddt hot aehtervoegsel geheel afgeseheiden . In overeenstemming hiermede scheidt men aldus : klacle-fen van lclach-t, slack-for van slacle-t, deug-den van deug-d, loon-son van tool-s, lief-de , hoop-te, vre-ale, vee-te, sinid-se, vteeschelrjk, ei-scleen, groot-ste, neee-ste, gedwee-ste, naai-ster, vrj-ster, bak-ster . 642 . Alleen de woorden nags-te en bes-te (voor na-ste en be-ate) zijn uitzonderingen op den vorigen repel . 643 . Uit dozen repel vloeit ook voort, dat de t, p en s, die in sommige verkleinwoorden voor de achtervoegsels je en -ken worden ingelascht, bij doze achtervoegsels behooren to blijven, en dat men aldus afscheide : stool-tje, noon-tje, boo~np je, bloevap je, jong-ske(n), penning-ske(n), nook-ske(n) . De onvermijdbare spelling van woorden als Lvamaatjee
Daatje, Haafje, Kootje, papaatje,
enz, brengt evenwel vanzelve mode, dat men aldus verdeelt
i)aat je, Koot je, papaat- je . 644. Dat men verstandig handelt en de duidelijkheid bevordert door zoodoende hot grondwoord geheel of to zonderen, blijkt uit de vergelijking van oor-tje ~klein oor) en oortje (geld-swaarde), van boor-tje (buurman) en bi&urt je (kleine bu-urt), roe-tje (kleine roe) en reef je (kleine root) van zee-tje (kleine zee) en zeet je (zitje) . 645 . Bij de afgeleide woorden met achtervoegsels, welke met eon klinker
94
OVER HET VERDEELEN DER WOORDEN IN LETTERGREPEN .
beginners, als -er, -ier, -iq, golden de regels, opgegeven in § 632 en 634 . Pat wil zeggen : , eene enkcle tusschenletter en de laatsto van twee tusschenletters woort, ofschoon tot hot grondwoord behoorende, bij de volgende lettergreep gevoegd ; b . v, in verra-der, meinee-diq , tui-pier, tocla-tiq, zon-dig enz . 646 . Ook de samengestelde v oorden, wier vorm geheel onkenbaar geworden is, volgen dozen regal ; dus : we-raid, niet weer-old, ofschoon nit weer en aid, lieverd, niet lief er'd, ofschoon -erd hetzelfde woord is als -aard in grijsaard. 6 . Wanneer in eon niet kennelijk afgeleid of samengesteld woord drie of vier medeklinkers bijeenstaan, dan worden or zooveel bij (e volgende lettergreep gevoegd, als zich gezamenlijk airs hot begin van een woord of cone lettergreep laten uitspreken . Men scheidt diatom aldus : aiiab-ten, erw-ten, $char f-tiq , vor-$ten, WOr-Stan, e'n-sfiq, ven-stet, bor-Stet, enz . ; niet ar'n-bten, er-wten, schur ftiq, enz ., omda.t bten, wten, ftiq niet of moeielijk uit to
brengen is . 648. Ofschoon ts, blijkens de verouderde schrUfwjzen tsamen, tsidderen enz, zeer goad aan hat begin van een woord uitgesprokea kaa worden , zoo geeft de tail door hot onderdrukken der t in $a;nen, sic,deren enz, duidelijk genoeg to kennen, dat zij thins game lettergreep met t~ wil begonnen hebben . Daarom brake men aldus af : art-sen, koort-sen, schert-sen enz . . 649 . In vreemde woorden en eigennamen, abrilcoos, leproos, agrimonie, A raham, Adriaan, enz . , waarin cone vista letter door cone vloeiende gevolgd worrt, gnat men , blijkens de uitspraak,, near hot vreemde spraakgebruik to work, en brengt men de beidc medeklinkers tot do volgende lettergreep, zoodat men scheidt : a-brikoo$, ie proos, A-brakasz, enz .
DERTIENDE HOOFDSTUK, Over hot gebrnik van hot koppelteeken,
650 . Wanneer hot werkelijk aaneenschrijven der laden van eon samengesteld woord, volgens de regels in Hoofdstuk VII, tot cone verkeerde opvatting aanleiding zou gevon , of eon woord opleveren zou van con to vreemd en zonderling voorkomen, of dat uit hoofde zijner lengte moeielijk to overzien ware , dan is hot raadzaam de deelen door eon koppelteeken to voreenigen . 65 . Volgens dit beginsel zal men hot koppelteeken bezigen : I, in sommige samenstellingen, wier eerste lid eon bijvoeglijk naamwoord is ; II, in samenstellingen, waarin eigennamen voorkomen ; III, in fuels samengesteld met bastaardwoorden .
OVER HET GEBRUIK VAN FtET KOPPELTEEKEN.
95
652 . Men bezigt het koppelteeken, wanneer een bijvoeglijk woord, betzij een bijvoeglijk naamwoord, een lidwoord of een voornaamwoord, alleen betrekking beeft op het eerste lid eener volgende samenstelling, en niet op bet woord in zijn geheel genomen ; als in bolvormiye-driehoeksmetiny, dolle-hondsbeet, oude-kleerkoop, ijzeren-spoorwey, 's-Grazenhaye, Mjne-Heerenland, Lieve-Vrouwenkerk, St .-Elizabethsga$thui$ . 653 . Het is duidelijk, dat b . v. ijzerenspoorwey aaneengeschreven, volgens § 437 niet zou deugen, en dat ijzeren spoorwey, vaneengeschreven, iets anders beteekenen zou dan men bedoelt ; namelUk een wey, geheel van ijzer, niet een weg met ijzeren spore . 654 . II . De samenstellingen met cigennamen, wier leden men bet best met bet koppelteeken vereenigt , zijn de vier volgende soorten 655 . ) Dc benamingen van koopwaren, waarin hot eerste lid de naam is van de land streek of de plaats , die de waar oplevert , of vanwaar zij uitgevoerd worrt ; b, v . Java-kofCe, Moezel-win, Manilla-siyaren . 656 . 2) De zelfstandige naamwoorden, waarvan hot eerste lid eon bijvoeglijk naamwoord is, gevormd van eon eigennaam ; als Berl-~jnsch-blauw, Engelschzout, Pruisisch-zuur enz . 657 . 3) De geographische eigennamen, bestaande nit een eigennaam en eon bijvoeglijk naamwoord of eon bijwoord ; als Groot,-Brittannie, Nieuw-Zeeland, Noord-Ilolland, Achter-Indie, Beneden-Eyypte . 658 . 4) De bijvoeglijke naamwoorden , bestaande nit de vereeniging van twee bijvoeglijke naamwoorden , die van eigennamen afgeleid zijn ; as Enyelscla-Russisch, Indisclz-Europeesch, Indo-Germaan$ch . 659. Hot koppelteeken wordt niet gebezigd, wanneer hot tweede lid der samenstelling een gemeen zelfstandig naamwoord is ; als Noordzee, Oosteryoo, Salland, Reuzengeberyte enz . . 660 . III. Ten gevalle der duidelijkheid heeht men de leden der volgende soorten van samengestelde titels met eon koppelteeken aaneen ) die uit twee bastaardwoorden bestaan, als adjunct-commies, adspirantingenieur, procureur-crimineel ; 2) die bestaan uit eon Nederlandsch woord en eon bastaardwoord , wanneer beide titels zijn , of hot laatste eon bijvoeglijk naamwoord ; als kapiteinkwartierlszeester, staten-yeneraal ; kapitein-yeweldiger, raad-pen$ionaris, auditeurmilitair enz.
A
nNHaNcsr,L .
Aanmerkingen, bijvoegsels, ophelderingen enz . Ofschoon hot op verre na niet altijd mogelijk is zich do beteeBij § . kenis van eon woord duidelijk voor den geest to stellen, zoo heeft er bij hot uitspreken of hooren van eon woord, al is zijne beteekenis ook flog zoo abstract, toch altijd eene working van hot denkvermogen plaats . Pit blijkt onwedersprekelijk, wanneer men uitdrukkingen vergelijkt, die nagenoeg dezelfde beteekenis hebben . Zoo verkrijgen b . v. de woorden : Hett kind is zes jaar, eene geheel andero bedloeling door de invoeging van pas of al : Ilet kind is pas, of hot, is al zes Saar ; on iodor gevoolt, dat Hier is de brief jots antlers beduidt dan I jer is eeiz brief. Alhoewel men zich bij de woordjos pas, al, de on eon op zich zelve onmogelijk eene voorstelling kan maken, de wijziging, die zij aan den zin geven, bowijst voldingend dat zij met eene working van hot denkvermogen gopaard gaan . De aard der working van hot donkvermogen , die or bij hot uitspreken of hooren van eon woord plaats hceft , is zeer verschillend , zelfs bij eon on hotzolfde woord . Dikwijls bestaat dat denken in niet moor clan in hot zich bewust zijn , dat men , zoo noodig, zich eene voorstelling zou kunnen maken of do beteekenis moor of minder duidelijk zou weten to omschrijvon . Dit is hetgeen ik her versta door aan jets denken, in onderscheiding van jets denken, over iets denlcen, enz . Ontbreekt hot bodoelde bewustzijn, dan heoft or plaats, hetgeen men gowoon is to noemon eon woord niet verstaan . Bij § 2 . - De mooning, dat eon dubbel g o s c hi r e v e n medeklinker dubbel iii t g e s p r o k e n woodt, is cone lang gokoestorde dwaling , waartoe hot schrift en de uitdrukking verdubbeliny nanleiding hebbon gegeven . In padden , vlapgen , bakken , ballen enz . , hoort men slechts eene d, g, k on l,
97
AAN IANGSL .
tie echter met wat meer nadruk uitgesproken wordt dan in paden, vlayen, taken en balen . Zelfs wanneer twee gelijke medeklinkers, die tot twee versehillende woorden behooren , bij elkander komen , dan smelten zij ineen ; b, v. de twee d's en g's van hoed en dorst, dag en geld, in bloecldorst en dayyeld ; vergel . § 2 . - De spelling padden , vlayyen enz . , met twee ti's en g's is this , streng genomen , onjuist, evenzeer als die van load, eed enz ., waarin slechts eene a en a gehoord worden . Om de uitspraak Bier woorden julst voor to stellen , zou men eigenlijk eenvoudige letterteekens : d, g, a, e, moeten hebben , die door eenig diacritiseh teeken , een streepj e of accent, van de gewone d, g, a en e onderscheiden waxen . Bij § 3 . - Het oplossen of verdeelen der woorden in lettergrepen is eigenlijk slechts eene kunstbewerking, jets onnatuurlijks, dat in het gewone spreken nooit plaats heeft, en dat vergeleken kan worden bij het ontleden van een nlenschelijk liehaam met het doel om de deelen nauwkeurig to leeren kennen . Wanneer men natuurlijk spreekt, dan hangen alle lettergrepen van hetzelfde woord aaneen . Bij § 33 . - Uit deze § en de Aanm . op § 2 volgt, dat een medeklinker met zelden tot twee lettergrepen behoort, b, v, de dubbele b in hebben (heben) . Voorheen ontkenden sommigen zulks ten onreehte , en beweerden, dat het slechts ten aanzien der eh, b, v, in lachen, lichaarn enz, kon plaats hebben . Bij § 66 . Het onderscheid tusschen de klinkers ontstaat hierdoor, dat ieder meer bepaaldelijk in een bijzonder g e d e e t e v a n d e n m o n d en bij een bijzonderen stand van de k e e l en de m o n d h o t e uitgesproken wordt . De a wordt hoofdzakelijk gevormd in het midden van den mond ; de f geheel achteraan bij de keel ; de u (oe) geheel vooraan met vooruitstekende lippen . Men noemt daarom de i wel eens den keel-, de oe den lipklinke-r . Bij § 6$ . - Een klinker blijft onvolkomen, wanneer de mondbuis niet geheel en al dien stand kan aannemen , die voor de volkomene uitspraak vereischt wordt. Spreekt men de volkomene en de onvolkomene klinkers achter elkander uit : I - i , e - e, a - d , o - o , u - i~, oe - o, dan gevoelt men daidelljk, dat de onvolkomene slechts in het aehterste gedeelte van den mond worden gevormd, terwijl voor de volkomene de geheele mondbuis ten beschikking moet stann . Daar men nu geneigd is om den mond reeds vooraf eenigermate in den stand to brengen die voor het uitspreken van eene volgende letter vereischt wordt, is een volgende medeklinker derzelfde lettergreep de oorzaak, dat de voorgaande klinker onvolkomen blijft, wanneer er voor den spreken geeee redenen bestaan om hem zijn vollen eisch to geven . De voor3
98
AANHANGS L .
naamste reden om dit to does is de gewoonte om in andere vormen van hetzelfde woord den klinker volkomen helder uit to spreken ; b, v . in plant, keel, bong, omdat platen, kelen, bogen heldere klinkers hebben . Zie ook de Aanmerking op § 77 i) . De neiging onl met den mond do stem als 't ware voorait to loopen verklaart tallooze versehijnsels in de taal ; wij hebben er o . a, bet ontstaan onzer e's, o's, U's en eu's aan to danken . Bij § 75 . Dat do scherpkorte o als eone onvolkomene o, de zachtkortc ids eene onvolkomene oe to besehouwen is, blijkt o, a . hieruit, dat do eerstgenoemde dikwijls eone heldere o sevens zich heeft, de laatstgenoemde alleen bij uitzondering . Zoo treft men do scherpkorte en de heldere o aan in gebod geboden, god - goden, grof -grover, lof - loom, stof - bestoven, bedrog bedrogen, zog --- zogen, kok - koken, hol - holes , kocht - koopen, los -loozen, genot - genoten, slot - sloten, snot. - gesnoten, brok - gebroken, stoic -= gestoken enz . De heldere o ontbreekt daarentegen bij de zachte o in dof - dof er, mo,f - rnojen (mast grc f), bok - bokken (mast kok), vol voile (mast hol), bos -- bosses , iizosck -- vnosschen (mast los) , lot bone
(mast
slot) ,
enz .
Bij § 87 en 90 . -- Van belang is hot op to merken, dat in de gowone tweeklanken : al , ei of ij, ui, an en ou, geone der beide in hot schrift aangeduido klinkers , noch in de verlengdc : aai, ooi, eeu on ieu, de laatste klinker gehoord woodt. Slechts, wanneor men na hot volledige uitspreken van den tweeklank do steal nag aanhoudt, ontstaat er eene i of oe ; b, v. ui-i-i, ou-oe-oe.
Bij § 95 . ^- Eon tweeklank is voor drieerloi verandering vatbaar l . Eon der beide bestanddoolen kan verzacht worden . Dit heeft plants gehad bij ei en ou uit al on au aismedo bij IC, welke klinker oadtijds algomoen on flu flog in sommige strekon als 5 woodt nitgesproken on uit ia, of iu (ioe) ontstaan is . 2 . De eersto klinker kan den twoodcn gehecl verzwelgen on daardoor long worden . Dit heeft plants gehad bij de scherpo volkomene e, b, v. in heat, nit hell en dit nit haft ; bij been = leis = lain ; bij de scherpe heldere o, b . v, boom = boon lanai,, rood = rood = rind ; bij de Angelsaks. a nit al on au, b, v, in brie = lain en l rm = baum, . 3 . De tweedo klinker kan den eorsten verzwelgen on lang warden . Dit heeft plants gehad in roPr goth . vans, in sluiten van suntan, welk woord eerst sloten luidde, en vervolgens sluiten geworden is,
AANHANGSEL.
99
Het eon en antler verklaart, hoe b, v, viur, dlur (frieseli fjoer en djoer) twee vormen : vuur en vier, dun?' en dier konden opleveren . Bij § 04 . - De onvolkomene en de zachte heldere e ontstonden uit a, wanneer cone i of j volgde : b, v . in bed nit badi, in ei uit ai, in veers nit farm, in heir nit hay jis . De onvolkomene en de zachte heldere e ontstonden uit i, wanneer -eene a volgde ; b . v, in zwemmen nit swimman, in helpers uit hilpan, in given nit ,giban, in bode nit bida. Bij § 07 . - In den tweeklank ou, oorspronkelijk au, is de o nit a ontstaan , omdat doze door u gevolgd word . Bij § 28 . - a) De i lie3ft sours de verandering ondergaan, die brekinrg genoemd wordt, waardoor zij in hot Angelsaksiseh in eo en in hot Oudnoordsch in ii; is overgegaan . Voorbeelden : ags . fool-u (veil) = goth, flu , meek (milk) = goth . milulcs, teolian (telen, werken) = osaks, titian, seofon (zeven) _ goth, sibun ; oudn, fi'bl (veil) = gotli . ,flu , sibfun (zeven) = Both . sibun ; biorh (berk) = lid . Birke . I)e Angels . eo en de Oudn, i~ bewijzen derhalve hot vroegere bestaan eener i . b) De i en u hebben in hot Gothiseh voor de h en r eene breking ondergaan, waardoor zij in al en au zljn veranderd . Voorbeelden : raihts (recht) = ohd. ri/ct, slailats (slecht) hd, $chl-icht, waitli$ (ding) = ohd . 'ild, wairdus (waard) = lid . TVirth, stairno (stir) = lid . Gestirn ; sautlas (ziekte) = lid. Siccht, fan/co (vos) = lid . Fucks, faurhts (vreesaehtig) = lid, Furcht, baurr~s (burg) = hd . Bur,q . IIet Gothiseh bewijst this in doze gevallen niets ten opziehte van de natuur der e's en O ' S . TEN KATE , SIEGENBEEK en WETLAND hebben ~ieh literdoor sours laten miSleiden . c) De Angelsaksisclic e is of uit a of nit i ontstaan, b, v, end (einde), goth . andeis, fell (vel) = goth, fill . De Ang, e is ontstaan nit a, b, v, in viii = vaan, of zij is eene verzaehting van oe, b . v . in bee = bookers, of van au, b. v, in scEna (sehoon) = Both, shauns . Docli nooit is de Angels . e of e = al, waaruit volgt, dat cone Angels . e ten bewijze kan strekken van de zaelitheid eener Hollandsche e, die dap of nit a of nit i moot ontstaan zijn. d) De Oudnoordsche ® is ontstaan uit a door den invloed eener volgende u (oe) ; b, v . in stopull = stapel, klogun = klaclzt, ma ,qr = maa/ . Eene Oudn . d bewijst derhalve de zaclitheid eener Nederlandsehe e . Bij § 34. - a) De tweeklank al word in hot Oudhoogduitsch en Oudnoordscli ei en in hot Angelsaksiseh a, of ae . Voorbeelden : stein (steep) = goth, stains, soil (zeel) = goth, sail, meizan (snijden) = goth, maitan ;
00
AANIIANGSEL .
goth, saiwcda , tth (steep) goth . (eeuw) = goth, aivs , sevol (ziel) (deelen) gotli, dailjan, sae (zee) goth, saiw8 . b) Do hier genoenide Angclsaksisclio a is in lief Engelsch in 0 of oa overgegaan . Voorbeelden : bone (been) goth, lain , stone (steep) = Both. stains, rope (touw) goth . raip, token (teeken) gotli, taikns, broad (breed) = goth, braids, oath (eed) = goth . aith$ . Dc Engelsche 0 en oa kunnen derlialve strekken our to bewijzen, dat eene Nederlandselie e nit al ontstaan en this scierp is . Bij § 44 . - De a) Angelsaksisehe, aisniede do Engelsehe 0 is dooigaans both . giuith, nit u ontstaan, b, v, in hot (liol) = goth, bins, gold (goud) goth, naino, God (God) = goth, guth ; sours nit a, b, v . in soma (naarn) Iona vaan, bona haan ; doeh noon nit an. Eene Angelsaksiselie en Engelsche o kan des ten bewijze strekken, dat eene Nederl. 0 nit ' ontstaan en derlialve zaeht is . b) De klankverzaehting der u (oe) wordt in bet -Joogduitseh door ii, in bet Angelsaksisch en Noordscli door y (lees uu , niet i) voorgesteld . Voorbeelden : lid. /cribuunien, kluges, Burger, Fithze, van krwnrn , kliug, Burg, Fuz ; ags, cynin,q (koning), 9ylden (gouden), cpu (kunne), C88 (his), van osaks . tuning, gotli, giulth, osaks, cunni en cius ; oudnoordseli hyija (hullen) , kyn ang,
cv
stains, daelau
(kunne)
, Icyssa (kussen), van goth, huujan, Iciunni, osaks, De Hoogthiitsehe U en de Angelsaksische en Oudnoordsehe y wijzen derhalve in woorden, die bij ons 0 hebben, op eene oorspronkelijke it . Het Angelsaksisch selirijft wel eens y in de plants van i en lo ; doch zuiks kan bij bet onderzoek naar de nataur onzei c's en 0's geene onzekerheid it op eene zaehte o wijst in de woorden, die bij ons o baron, char y hebben , en y I of eo op eene zaelite e in die woorden , waaiin hij ons e gehoord wordt . d) In bet- dialect, dat oudtijds in de hertogdornrnen fielder en Kleef wend gesproken, wisselde de zaelite volkornene 0 dikwijls of met de a of al, hetgeen maakt, dat de Theutonista van GER . VAN )EI SCHUEREN, kanselier van Clove, somtijds ten bewijze kan strekken , dat eene Nederlandsehe o zaeliL is . Voorheelden : af/jiaden afqoderi , iait8cctp bood8chap, laiven - boveiu , apen open, c)
aver
over .
Bij § 52 . - a) Dc tweekiank au word in bet Angelsaksisch a of ea, en in bet Oudhoogduitsch doorgaans on . Voorbeelden : hcnan (hoonen) goth . chirpjaiu, ne d (nood) goth, nauths ; cage (oog) haunjan, d&an (doopen) goth, e houpit = goth, augo, eat (ook) goth, auuk, eadig (rijk) goth, auudags ; goth, augo , oak (ook) goth, auk . (hoofd) = gotli . hazu7ith, ozuya (oog)
AANHANGSEL .
0.
b) De tweeklank an wend in lief Oudfriesch a of e, on hieruit ontstond in het Nieuwfriesch ea . Voorbeelden : dad, den (flood) = goth, dautIi , ak, oak (ook) = Both . auk, Mm, beam (boom) = lid . Baum . De oudfr . a en e, en de nfi . ea bewijzen dcrhalvc in woorden, die o hebben, de scherpte deter letter : b, v. ofri, slat, nfr . dent, bewijst flat de o in sloot scherp is . c) De klankverzachting der an wordt in lief Hoogduitsch door au en en, en in hot Oudnoordsch door ey voorgesteld . Voorbeelden : lid . Baume, Krauter, s(UUgen, leu[jnen, van Baum, Kraut, saugjan, laugnjan ; onrd . Ereyr, goth . frauja (beer) ; - ster/ta (stooten), goth. stautan, bleydhz (blooheid) van tlaudlcr . +g ene o, beantwoordende aan lid, an of en, of onrd, ear is derhalve nit an ontstaan . Bij § 77 . - a) De medeklinkers worden op verschillende wijzen in soorten verdeeld ; namelijk ten opzichte van de veranderingen en onderlinge verwisselingen, waarvoor zij in do verbuiging en afleiding vatbaar zijn ; ten opzichte van de wijze, waarop zrj door de spraaktuigen worden voortgebraclct ; en eindelijk ten opzichte van hot spraaktuig, flat voornamelijk bij hunne voortbrenging werkzaam is . b) Voor hot uitspreken der medeklinkers, behalve de h, is hot noodig, flat de mondbuis ergens vooraan, in hot midden of achteraan -- of gesloten of vernauwd wordt, of flat eon spraakdeel in trilling wordt gebracht. Men heeft uit dien hoofde, ten aanzien der w~jze van vor'rninq drieerlei medeklinkers : sluitingsgeluiden, scle-uringsgeluiden en ratelgeluiden . c) De sluitingsgeluiden ontstaan door de mondbuis ergens to sluiten ; zij zijn tweeerlei : neusgeluiden en ontplo, ng$geluiden, naar gelang de opgesloten adorn door de neusholte of door de plotseling geopende smiting ontkomt . d) Dc neusgeluiden ontstaan , wanneor de mondbuis gesloten en hot weeke gehemelte neergelaten wordt, zoodat de neusholte voor den adorn toegankelijk is : b . v. de Ut. e) De ontplo, ngsgeluiden ontstaan , wanneor de mondbuis gesloten is , e . bet opgetrokken weeke gehemelte den adorn verhindert in de neusholte to komen . De adorn wordt flan in de mondbuis moor of minder ineengeperst, zoodat er bij hot openen der suiting oene soon van ontplo, ng plants heeft ; b, v, bij de p en b . I ) )e sclcuringsgeluiden ontstaan , wanneor de adem door de engte der vernauwde mondbuis wordt gedreven, zoodat bij, langs de wanden der engte schurende, eon geruisch veroorzaakt, b . v, de v en f. g) De h is oak eon schuringsgeluid, maar waarbij geene vernauwing der mondbuis plants heeft ; zij wordt achter in de keel gevormd .
02
AANHANGSEL,
h) De ratelgeluiden ontstaan, wanneer eenig spraakdeel in trilling komt ; . v, de gewone r, waarbij de tong trilt . i) Het sluiten en vernauwen der mondbuis , dat voor bet uitspreken der medeklinkers gevorderd wordt, en de neiging der sprekers, waarvan in do Aanm . op § 68 gesproken . is, verklaren lief ontstaan der orlvolkornen klinkers in gesloten lettergrepen . Lieden, die zoogenaamd brouwen, been ;en niet de tong, maar bet wecke gehemelte in trilling . De flauwe , nauwelijks hoorbare Frresehe r voor ten anderen nredeklinker, b . v, in born (kind) , vender (in hot oor van den vreemdeling : bon, vedder), ontstaat door eene zacbte trilling der stembanden . Bij § 83 . - a) Ten opziehte van hot spraakdeel, dat de smiting of vernauwing veroorzaakt, of dat in trilling komt, zijn de medeklinkers insgelijks drieerlei : lip-, tong- en keelletter$ . Dc lipletters worden voortgebracllt door de lippen geheel of nagenoeg to sluiten : bij de fongletters is vooral hot voorste gedeelte der tong werkzaam ; de keelletters ontstaan op verschillende wijzen in of bij de keel. b) Lipletters zijn niet sloehts de b, p, v en f, als zoodanig ollder de vaste letters vermeld , maar ook do m on w ; - tongletter$ , belralve de d on t, ook de z en s, de on n, on de gewone r ; keellettcrs, behalvo k , g, eh en h, ook de j en de r der brouwenden . Bij § 88 . - Bij hot uitspreken der meeste medeklinkers is hot strottenhoofd bijna gesloten, zoodat do uitstroonrende adorn de stembanden duet trillen, on or in de keel eene snort van zacht gobrom ontstaat ; b, v . bij do b en v. Hot ontplo, ng$- of hot schuringsgeluid is als hot grondgeluid, lint zachte gobrom als eon b r(gelnid to beschouwen . Bij sommige medeklinkers editor staat de stemspleet geheel open, zoodat de stembanden nice trillen kunnen . Alsdan kan hot brommend bijgeluid niet worden voortgebracht ; b . v. niet bij de p on t. Bij § 9 . --- Doordion hot strottenhoofd bij de niet luidende medeklinkers geheel openstaat, kan de adorn uit de borst vrijclijk in den mond stroomcn en bier sterker inecngeperst of krachtiger door de engte heengedreven worden, dan bij nagenoeg geslotene stemspleet kan goschieden . De niet luidende medeklinkers kunnen dientengevolge met moor kraeht worden uitgosprokon clan do luidende on werkelijk gesehiedt zulks doorgaans . Dit versohil in kracht is de oorzaak, dat men de luidende ook zaclate, de niet luidende in tegcnstelling sche~pe medeklinkers noemt . Bij § 92 . - Hot brommend bijgeluid der zackte medeklinkers schijnt in
AANHANGS L.
08
onze taal tot nog toe onopgemerkt to zijn gebleven , doordien het bij het gewone spreken nauwelijks hoorbaar is . Hieraan is het toe to schrijven , dat men het onderscheid tusschen de lnidende en de niet lnidende medeklinkers alleen bij de verwante heeft opgemerkt , waarbij het natuurlijk meet in het oog springt . Men kan het bijgehlid evenwel zoozeer versterken, dat het duidelijk hoorbaar wordt, en het zelfs voortbrengen, voor men den medeklinker werkelijk uitspreekt, b, v. bij de b . Doch alsdan is het ook onmogelijk eene selaerpe letter, b . V. de p nit to spreken ; wit men zttlks, dan m oet het brommen eerst ophouden . bij § 96 . -- De half klinkers en de vloeiende letters kunnen op tweeerlei wijze, luidei/d en niet, lnidend, worden uitgesproken . In den regel zijn zij luidend en blijft het bijgeluid alleen bij een onnatuurlijk driftig spreken achterwege. Pit veroorzaakt die wijze van spreken, die men het spreken op sc/lerpe;z toon noemt .
W00RDENLIJST VOOR DE VOCAALSPELLING .
Verkortingen : ags . = Angelsaksisch, eng . = Engelsch, fr . = Fransch, fri . -_ Friesch, goth . = Gothisch, gr . = Grieksch, hd. = Nieuwhoogduitsch, it . = Italiaansch, Japan = Japaneesch, mhd . = Middelhoogduitsch, mlat . = Middeleeuwsch Latijn, mnl. = Middelnederla.ndsch, ohd . -_ Oudhoogduitsch, ofri. = Oudfriesch, onl . Oudnederlandsch, onrd . = Oudnoordsch, osaks . = Oudsaksisch, oudt . = oudtijds, sp . = Spaansch, zwab . _ Zwabisch, zw. = Zweedsch . De cijfers verwijzen near de § van den tekst . Aalgeer -geeren, zie geer (speer) . aambei, zie bei . abdij , let . abbatia, 56 . abrikoos, -kozen, fr . abricot, 40 . afgrijzen, zie grijzelen . akelei, let . aquilegia, 70 . alkoof, -koven, fr . alcove, 40 . allerlei, zie -lei . allerwegen, zie wegen . amerij, itit Ave Maria, 56 . andijvie, fr . endive, 65 . anijs, fr . anis, 65 . apotheek, apotheken, let . apotheca 24 en 40 . arbeid, goth . arbaiths, 73 . azijn, let . acinus, 65 . balein, fr, baleine, 72. batterij, fr . batterie, 64 . bede, hd . Bitte, 28 . beek, beken, lid . Bach, 2$ . been, beenen, lid . Bein, 34.
beer, (verscheurend flier) , beren , ohd . birin (berin) , 28. beer, (schuldeischer en schuld), hetzelfde woord als het vorige . beer, (varken), beeren, ohd . pair, 34. beer, (waterkeering), hetz . w . als het vorige . beer, (stet van een muur), beren, van het sterke werkw . beren (dragen) . beet, bete, lid . Bisz, 28 . beet (wortel), beten, let . beta, 24 . begeeren, goth . gairnjan, 34 . begijn, fr . beguine, 65. bei, fr, bale, 72. beide, ohd. beide, 73 . beiden (toeven), beitjan, 73 . beierd, baaierd, 57 . beitel, in de streken, wear ij als i luidt, uitgesproken als beitel, 68 . beker, osaks . biker, 28 . bekoren, ags . gecostan, 07 . Zie Aanm . op § 44, a.
05
WOORDENLTJST,
belegeren an leger. belijden (bekennen), niet van lijden, maar van het verouderde lijen, mnl . lien, 54 . beloken (gesloten), verl, deelwoord van het sterke ww. beluiken, 35 . beloven, goth . lubains, 44.
bode, ags . boda,07. Zie Aanm. op § 44, a. bodem, eng, bottom, 07 . Zie Aanm . op § 44, a . bodem (van een schip), ang . bytme . Zie Aanm . op § 44, b . bogen (roemen), ags . bogen, 07 . Zie Aanm. op § 44, a.
beneden, zie neder . benijden, zie nijd.
bombazijn, fr. bombasin, 64 .
bereiden, goth . garaids , 73 .
bong, bogen, ags . bogs, 25 . Zie Aanm .
beeen (dragen) ,
veroud, sterk ww. bar,
op § 44, a .
breen, geboren, stain van ontberen en
boogaard, van boom, zie dit woord .
van beer (stut) , 9 .
boom (gewas) , boomen, lid . Baum, 52 .
berijden, sterk ww . ,
bereed, bereden
enz . 62 .
boom (bodem), boomen, samentr . van bodem, 49 .
besteden, van stad, 25 . bete, osaks . biti , 64' .
boon, boomen, eng. bean. Zie Aanm, op §52, a .
beter, betweter, goth . bats, 28 .
boor, borers, zie borers .
betoog, betoogen, zie toogen .
boos, booze, mlt . bauziare, 50.
beven, osaks . bivon, 28 .
boot (vaartuig) , booten, onrd . beitr, 09 z
bever, hd. Biber, 28 . bezem, ags . bism, 28 .
boot (halssieraad), hetzelfde w . als het
bezie, bes, goth, basi, 28 en 26.
borers, ags . borian, 25 . Zie Aanm, op § 44, a .
bezig, ags. bisgu, 28.
vorige .
bijbel, let . biblia, 65 .
boter, lid. Butter, 44 .
bij (voorzetsel) , mnl. bi, 54,
bogen, van be en over, goth . ufar, 44 .
bij (insect), ohd, bia, bi, 54 .
breed, breede, goth . braids, 34 .
bijster, bijzig, ohd . bison, 54 .
bregen, bij KILIAAN , grondw. van brein,
Meek (witachtig) ,
ags . bregen . Zie Aanm . op § 28, c . breien, (breiden), ags . bregdan, 70.
Meeker, hd, bleich,
34 . Meek (pleats om to bleeken), van hetz, w .
brein, uit bregen, 70.
bleekerd (wijn) , Bleichert, 34 .
brigantijn, fr, brigantin, 64 .
blei (witvisch), Teuthonista bley, 73.
brij, ohd . pri, 54.
blein (blear), ags . blegen, 70 .
brijzelen, fr. briser, 65 .
blijde (verheugd), mnlL blide, 54 .
brood, brooders, onrd . braudh, 52.
blood, blonde, onrd . bleydr, 09 . Zie
broos, broze, bros, 42 . cede!, fr, cedule, 24 .
Aanm, op § 52, c . Moot, bloote, ags . bleat, 09 . Zie Aanm . op § 52, c . blooten (van de wol ontdoen) ; doorgaans
ceder, tat . cedrus, 24 . ceel (huur-) , ceelen, samentrekk . van cede!, .
plooten), van het voorgaande bijv . nw .
cherubijn, fr. cherubin, 24 en 64,
Moot .
chiji, fr . chyle, 65 .
blozen, blos, eng . blush, 07,
cichorei, fra chicoree, 72, 4
06
'OORDENLIJ$T .
rajfer, mlat . cifra, 65 . cijns, lat, census , 66 . deeg, goth. daigs, 34. deel (plank en dorschvloer), delen, ohd . dil, 28 . deel (gedeelte), deelen, goth . dails, 34 . deemoed, ohd . diumuati, 06 2 . Deen, Denen, Denemarken, onrd . Danr, 04 2 . deesem, ohd . deismo, 34 . dege(ter), degelijk, ags . thiglig, 28. degen, oudt. dagen, dagge, 25. deinzen, onl . thinsan, 7 . deken (dek), van dekken, dak, 25 . deken (overste), lat . decanus, 24 . deken, ohd . taren, 28 . deze, dit, ohd . diser, 25 en 28. dij, ohd . dioh, 54 . dijen, ohd . dihan, 54. dijgen, hetz. w. als dijen. dijk, ags, dic, 54. doder, (dooier van een ei), waarvan door eene samentrekking is, ohd . tutarei, 44. dogen, deugen, deugd, ohd . tugund, 43 en 48 . dolen, dwalen, 08 . dolfijn, lat . delphinus, 64. dood, dooden, goth . dauths, 52 . doof, doove, lid . taub, 52 . doogen, doogen, gedoogen, oudfriesch days. Zie Aanm . op § 52 , b. doopen, hd. taufen, 52. door (van een ei), dooren, samentrekking van doder, . door, doozen, zwab . tause, 52 . dooven, onrd . deyfa. Zie Aanm . op § 52, c. doyen, doom, eng . thorn, 09 . Zie Aanm . op § 44, a . dozijn, mlat . docenum, 66 . dreef, dreven, ohd. trio, 28. drevel, ohd . tribil, 28 . droog, droge, ohd, trukan, 44.
droom, droomen, hd . Traum, 52 . droopen, ohd, traufjan, 52 . dweil, nit dwegel, 70 . dwepen, oudtijds dwapen, bij KILIAAN dwaepen, 25 . edel, adel, 25. edik, lid. Eszig, 28 . eed, eeden, goth . aiths, 34. eega, nit ee, goth, aiws, en gade ; dus samengesteld nit het eenlettergrepige ee en gade, 34 en 2 . eek, eeken, eik, 29 . een, eene, goth, sins, 34 . eeren, goth. aistan, 34 . egel, ohd . igel, 28. ei, ags . aeg, 70 . eigen, ohd. eigen, 73. eik, ohd. eih, 73 . eikel, ohd, eichila, 73 . eiland, nit ei, goth, ahwa, (water), en land, 70. einde, nit ende, 7 . eischen, ohd, eiscon, 73 . ekel, waarvoor men gewoonlijk hekel zegt, bij KIL . eckel, ackel (walging), 25 . evel, euvel, 05 en 03. even, goth . ibns, 28 . ezel, goth. asilus, 28. everzwijn, ags, eofor. Zie Aanm, op § 28, a . feil, fr. faillir, 72 . fell, (dweil, doek om to vegen) nit vegel van vegen, 70 . feit, fr, fait, 72 . feitel, ohd, phaitel, 73 . femelen, KILIAAN fimelen, 25 . fijn, fr . fin, 65 . fijt, in het Friesch en bij KILIAAN fijk, waarschijnlijk het lat, flcus, (gezwel),65 . fleemen, van vleien, 29. fleerecijn, vledercijn, 34 en 64 . fluwijn, fr . fouine, 64 . fonfein, fr, fontaine, 72 .
WOORDENLIJST:
07
goden, meerv . van god, goth . guth, 42 . goo, Oostergoo, Westergoo, Henegou,
galei, fr . galee en galere, 72. geboden, my . van gebod, 42 .
wen, goth. gawi, gen. gaujis, 52.
gedoogen, zie doogen. gedwee, oudt, gedwade en gedwede, .
goochelen, hd. gaukeln, 52 .
gee!, gele, ohd . giliwi, 26 . geen, geene, oudt . neg-een . Zie een .
goon, gore, van het mhd . sterke ww .
geep (visch), gepen, ohd . chaps, 26 .
goot, goten, ohd . gussi, 44 .
geer, geeren, onrd . geir, 34 .
gordijn, fr. courtine, 6xL
geer (schuine lap in een kleed), hetz . w.
greep (load van grijpen), grepen, man-
geren, gar enz . 38 .
nel . lid . . Gruff, 28.
als het vorige . geeren, (schuin loopen) , van het vorige w .
greep (handvatsel), grepen, vrouw ., hd . Gruff, 28 .
geese!, hd . Geissel , 34. geheim, zie heimelijk .
grain, fr . grain, 72 .
geil (bijv . naamw .), ohd. geil, 73 . geinster, ttit genster, bij KILIAAN, 7 .
grepen (hout), zw . gran (denneboom),04 2 .
geit, goth . gaits, 73 .
gretig oudtijds gratig, 04x4
en verge! . 30 .
geleding, van lid, 25 .
grijs, osaks . grisa, 54.
gelooven, hd . glauben, 52 .
grijzelen, ags . grislic, 54 .
gemeen, gemeene, goth . gamains, 34. gemelijk, ags . gamo! (oud, bejaard) 2 .
groot, groote, eng. great . Zie Aanm . op
gene, ginds, 25 .
grove, van grof, 42 .
genegen, verlL deelw . van nijgen, 9 .
hakkenei, fr . haquenee, 72 .
§52,a.
generen, goth . nasjan, 04 2 .
harpij, fr. harpie, 64 .
genezen, ohd . ganisan, 28 .
hede (grof vlas) , friesch hide, 28 .
genooten ,
meerv, van genoot ,
onrd .
nautr, 48 . gereed, gereeder, bereider, 29 . gerijf, wanspelling voor gene! : geten, veroud . sterk ww ., gat, gaten, gegeten, nog voorkomende in vergeten, 9 . getij, van het veronderde tien, waarvan flu nog togen, getogen, 62 . gevel, ohd. gibe!, 28 . geweer, geweren, zie weren . gewezen, yen . deelw . van wezen, 9 . gewoon, osaks, gewun, 44 . gij, mnl. ghi, 54 . gij! (brouwersw . voor chijl), 65. gijzel, gijzelaar, ohd . gisal, 54 . gloren, eng, to glare, ofri, glisa, ags . glisnian wijzen op een sterk werkw .,88 .
heden, nit hi, dat ook in ohd . hi-naht (hedennacht) voorkomt, en dag, 25 . heel, heele, heelen, goth . hails, 34 . F heep (hakmes), hepen, lid . Hippe, 28. heer (aanzienlijk man), heeren . De oudere vorm is tot heden toe onzeker . heesch, heescher, lid . heiser, 34 . heet, heete, lid . heist, 34 . heeten, goth . haitan, 34 . hei (t,usschenwerpsel), ohd . hei, heia,73 . -heid (achtervoegsel) , my . -heden, goth . haidus ; dock zie § 4. heide, goth. haithi, 73 . heiden, ohd . heidan, van het vorige woord . hei!, goth . hails, 73. heimelijk, ohd . heimilih, 73 . heimpje, ohd . heimilo, 73 . heinde, uit hedde bij KILIAAN, 7 .
yY00RDENLIJST.
08
(schrik .. schrikkelijk), met ij om de ge-
heining, van haag, 70. hekel (werktuig), ohd . hachel, 28 .
westelijke uitspraak, 6 .
hekel (af keer) , zie eke! .
ivoren, lat . ebur, 40 .
helen (verbergen), oudtijds sterk werkw .
jasmijn, fr . jasmin, 64 . jegens, ohd . gagan, 28 .
blijkens verholen, 9 . hemel, lid. Himmel , 28 .
jenever, lat, juniperus, 24 .
henen , ohd . hinana , 28 .
jokers, jeuken, hd, jucken, 44 .
herout, mlat . heraldus , 24 .
jolen, deensch Jul, 44.
hertooen, my . van hertog , 42 .
Jood, Joden, hd. Jude, 44 .
bevel, van bet sterke ww . heffen, 2 . hevig, onrd . hofugr . Zie Aanm . op 28,
kapitein, fr . capitaine, 72 . c, .
karwei (werk) , fr. corvee, 72 .
hij, mnl . hi, 54 .
karwij (zaad), fr. carvi, 65 .
honig of honing , ags . hunig, 07 .
kastelein, mlat. castellanus, 72 .
hoog, hooge, ags. heag . Zie Aanm, op
kastoor, -oren, lat . castor, 40 .
§
kedel, grondw . van keel, kiel, hd . Kittel,
52, a .
hoonen, goth . haunjan, 52 . hoop (blijde verwachting), ags . hops. Zie Aanm, op § 44, a . hoop (menigte) , hoopen, hd . Haufen,52. hooren, goth . hausjan, 52 . boos (water- of windhoos), hoozen, onrd . ausa, 52 .
28 . keel (overkleed), keelen, gowoonlijk kiel, samentrekking van bet vorige w . . keel (lichaamsdeel) , kelen ,
ags . ceole .
Zie Aanm . op § 28, a . keel (in de bouwk .) , hetz . w. als bet vorige . keel (roode kleur), hetz . w. als bet vorige .
boos (kous) , hozen , eng. hose, 44 .
keen, kenn, Teuthon . kyn, kin , 28 .
hoovaardig, van hoog .
keep, kepen, van kappen, 25 .
hoozen (water scheppen), onrd . ausa,52 .
keerin (wenden) , ags . cerran, heeft dus waarschijnlijk eerie zachte e, zie Aanm .
hopeloos, zie hoop (blijde verwachting) . hopen (verwachten) ,
ags . hopian, Zie
Aanm . op § 44, a.
op 28, c ; donh bet gebruik wil keeren . keet, keten, ags . cete, 96 . Zie Aanm . op
ijdel, ohd . ital, 54 .
§ 28, c. kegel, an kegge, 26 . kei, bij KILIAAN ook kegel, 70 .
ijf, ohd . iwa, 54,
keizer, lat . Caesar, 72 .
ijk, ijken, lat . icere, 65 .
keker, lat . cicer, 24.
ijlen (zich spoeden), ohd . ilan, 54 .
kernel, lat . camelus, 24.
ijlen (boners zinnen zijn), samentr . van
keper, ags . cip, 28 .
horen, hoorn, eng. horn. Zie Aanm . op 44,
a.
ijdelen, zie ijdel . us (bevroren water), ohd . is, 54. ijselijk, van ijzen .
kerel, onrd karl, 28 . kern (vegen), mnl, kerren en kirren, 25 en 26 .
ijver, friesch fiver, 67 .
ketel, goth . katils, 28 .
ijzel (bevroren regen), van ijs.
keten , ketting, lat . catena, 24 . kever, ags . ceofor, 96. Zie Aanm . § 28, a.
ijzen (van schrik koud worden) ; ofschoon gevormd van bet verouderde eis, eiselijk
kevie (kooi), lat . caves, 24 .
WOORDENLIJST .
kleed, kleederen, hd. Kleid, 34 . kleen, kleene, klein, 29 . klei, ags . claeg, 70 . kleinzen, uit klenzen, 7 .
09
koozen (kouten), in lief koozen, lit, causari, 50 . kreek, kreken, ags, crecca . Zie Aanm, op § 28, c.
kleven, ags . clifian, 28 .
kregel, ohd. chrigil, 28. kreits, ohd, kreiz, 73 .
klepel, van kleppen, 26 . klijven, ohd, kliban, 54 .
krekel, eng . cricket, 28 .
kloof, kloven, lid . Kluft, 44 .
krepel, kreupel, kropel, 05 .
kloot, volgens het gebraik klooten . De
krijg, van krijgen, zw, en sterk ww . 62 .
oudere vorm is onzeker . klooven, ags . cleafan . Zie Aanm . op § 52, a .
krijt (kring), mnl, trite, 54 . krijt (snort van aarde) lit. Creta, 66 . kroon, kronen, lit . corona, 40 .
klovenier, kolvenier, 42 .
kroot, kroten, fr, carotte, 40 .
kneden, oudt, sterk werkw . knad, knaden
kwede, grondw, van kwee, lid . Quitte,28 .
enz . 9 . kneep, knepen, ha . Kniff, 28 .
kwedelen, grondwoord van kweelen, goth . quithan, 28 .
knekel, kneukel, knokkel , 42 .
kwee (vrueht), kweeen, samentrekk, van
knook, knoken, knok, ags . cnuc, 44 . knoop, knoopen, ofri, cnap . Zie Aanm .
kweeken, oudt, kweyken, 29. .
op § 52, b . knoopen, van knoop . kogel, hd . Kugel, 44. koken, ags . cueccan, 44. koken, ags . cover. Zie Aanm, op § 44 , a . komeet, lit . comets, 24 en 40 . koomenij, voor koopmannij, 64 .
kwede, 3 en 33 . kweelen (zingers), samentrekk, van kwedelen, vroeger verward met kwelen, . kween (onvruchtbare koe), kwenen, goth . gino, 28 . kwelen, verond, sterk ww . kwal, kwalen, gekwolen, waarvan kwaal en kweelen gevormd zijn, 9 .
komfoor, -foren, fr . chauffoir, 40 .
kwezelen, ags. cwissan, 28 .
komijn, fr. cumin, 40 en 64.
kwijl, kwijlen, bij
konfijt, fr . comfit, 65. konijn, lit . cuniculus, 40 en 64 .
KILIAAN
quijlen en
quielen, hetwelk den oorsprong den ij nit i schijnt to bewijzen, 54 en 6 .
koning, ohd, chuning, 44 .
kwijnen, ags . cwinan, 45 .
kool (brandstof), kolen, ags . col. Zie Aanm .
kwijt, kwijten, fr . quiter, 65 .
op § 44, a . kool (spijs), koolen, lit . caulis, 50 .
kwispedoor, -doren, port . cuspideira, 3 .
koon, koonen, onrd. kaun, 52 .
labbei, bij KILIAAN labbaaye, 06' .
koopen, hd . kaufen, 52 . koon, koren, lit . chorus, 40.
lakei, frr laquais, 72 .
koper, lid . Kupfer , 44 . koren (grain), ags . corn . Zie Aanm . op
latijn, lit . latinus, 65 .
§ 4, a. koren (spuwen), Teuthon, cairen . Zie Aanm . op§44,4.
lamprei, ags . lampreda, fr. lamproie,72 . lede (van liever-), oudt . lieverlade, 25 . ledekant, fr . lit de camp, 24. leder (gelooide huid) , ohd . lidar, 2 . ledig, ohd, lidig, 28 .
llO
WOORDENLIJST.
leed, beleedigen, hd. Leid, 134. leeder, ohd hleitra, verond. w., waarvan leer, (ladder) eene samentrekking is. leek, leeken, lat. laicus, 106'. leelijk, nit leedlijk, van leed. leem, leemen, ohd. leim, 134. leenen, eng. to loan Zie Aanm. op § 134, h. leep, leper, lat. lippus, 124. leer (ladder), leeren, samentrekk. van leeder, 11I. leeren (bijv.nw.), samentr. van lederen, 111. leeren (ww.) goth. laisjan, 134. " leewater, samentr. van ledewater, 111. leger, hd. Lager, 128. lei (~teenen blad), nit laag, 170. -lei (achtervoegsel), ofranseh ley (soort), 172. leiden (<
lood, looden, eng. lead. Zie Aanm. op § 152, b. loof, lof, goth. lubs, 142 en 144. loog, loogen, hd. Lauge, 152. look, looken, hd. Lauch, 152. Loo, 151. loom, lome, lomer, ags. loma. Zie Aanm.
Op § 144, a. loon, loonen, goth. laun, 152. loop (onde korenmaat), loopell, ang.leap, 116. Zie Aanm. op § 152, b. loopen, hd. laufen, 152. -loos (achtervoegsel), -looze, goth. -Iaus, 152. loos (Ie dig) , looze, hetz. w, als het vorige achterv., 152. loos (listig), looze, ags. leas, 152. loot (scheut), loten, lot, 142. loten, mv. van lot, loterij, 142. loven, lof, 152. lozen, lossen, 142. magazijn, fl'. magazin, 1640. majesteit, lat. majestas, 172. malvezij, fro malvoisie, 164. Olarsepcin, ital. marzapane, 172. matrijs, fl'. matrice, 164. Olede, Olet, hd. mit, 126 en 128. mede, Ineekrap, eng. Inadder, 128. mede (honingdrank), ohd. In;tu. 128. mededoogen, zie Inede en doogen. meilicijn, lat. Inedicina, 164. mee, samentrekk. van Inede, Inet, 111. mee, meekrap, samentr. van mede, 111. mee (honingdrank), samentr. van mede, 111. meel, melig, onrd. Olio!. Zie Aanm. op § 128, a. Ineenen, hd. Ineinen, 134. Ineer (telwoord), goth. mais, 1340. Ineer (waterplas), meren, goth. marei 1128. mees, Ineezen, hd. Meise, 134. Mei, lat. Inajus, 172. meid, uit maagd, 170.
WOORD NLIJ$T .
meier, let. • major, 72 .
nijver, uit in ijver .
meineed, ohd . meineid, 73.
nood, nooden, goth . nauths, 52.
meisje, van meld .
noode (ongaarne), van oode, onrd . audh,
melis (suiker), fr. melasse, 24.
52 .
menie, let. minium, 28 .
noodigen, van nood.
menig, goth. manage, 28 .
Noor, Noren, age . Normen . Zie Aanm .
meren (een schip vastleggen), marren,25 .
op § 44, a.
meter, let . mater, 28 .
noot (zang-), noten, let . note, 40.
mij , mnl . mi, 54 .
soot (aanteekening) , notes, let . nota,40 .
mijl, fr . mule, 65 .
soot (vrucht) , notes, hd . Nusz, 44.
mijmeren, vergelijk Mimir, en Mimis-
noozen (waarvan) onnoozel, let, nausea,
bron, 54 . mijn (bezitt. voorn.), miin, mine, 65 .
50 . reopen, nopijzer, 42 .
mijn (groeve), fr . mine, 65.
olie, let . oleum, 40 .
mijnen (mijn roepen) van mijn.
olifant, let. elephantus, 40 .
mijt (insect), ohd . mina, 54 .
olijf, let. olive, 40.
mijt, houtmijt, let . mete, 66.
onderhevig, onderhavig, 25 .
mijt (must) , let . mite, 66 .
onnoozel, zie noozen.
mode, fr . mode, 40 .
ontberen, zie heren.
cooker, ohd . muhhan, 44 .
onweeren, samentrekking van onwederen,
moles, hd . Mi hle, 44 . moor (volksnaam) mooren , let, maurus, 50 .
. ood (in kleinood en ooievaar, oodebaar),
mores (bijv . nw .), van het vorige woord.
goth . aud, 52 . oog, oogen, lid. Auge, 52 . oolijk, van oode, goth . auths, .52 .
moot, mooten, goth . maitan, 09= .
oom, oomen, age . earn, Zie Aanm, op
seder, ohd. nidar, 28.
§ 52, a. oonen (een lam werpen), age . eanian. Zie
moor (geweven stof) fr, moire, 40 .
neef, seven, nicht, 25. seen, beneenen, lid. nein, 34 . seep, nepen, hetzelfde ale kneep . neet (nagel in eene schaar), neeten, onrd . hniota, 06 2 .
Aanm . op § 52 , a . oor, ooren, goth . auso, 52 . oorlogen, mrv . van oorlog, ohd', urlugi en urlagi, 42 en 44 .
neet (ei van zeker insect), neten, lid . Nisz, 28.
oorveeg, -vegen, van vagen, dat oudt .
negen, age . nigon, 28 .
oven, age . ores. Zie Aanm. op § 44, a .
neger, let, niger, 24 .
over, goth . ufar, 44.
neigen, ohd . hneigjan, 73 .
paleis, fr. palais, 72 .
netel, age . netele. Zie Aanm . op § 28, c.
paradijs, let . paradises, 64.
nevel, ohd . nibal, 28 .
partij, fr, parti en partie, 64.
sevens nit in even.
pastei, fr, pate, 72.
nering, goth . nasjan, 28 .
pastoor, pastoraal, pastorij, let, pastor,
nijd, ohd. nid, 54 .
ook slaan, beteekende 25 .
40.
2
w00RDENLIJST .
patrijs, lat . perdix, 64.
prevelen, lat, parabolare, 25 .
paveien, gewoonlijk plaveien, fr, pave,
prij, (kreng, ook een scheldwoord) , mlat
72 .
preda, 55 .
peen, penen, fr . paresis, 24 .
prijkeii, eng, bright, 67.
peer, peren, lat . pirum, 24 . pees, fri, pus , pies , 28,
profit, fr. profit, 65 .
peet, peters, hd . Pathe, 28 .
rabbijn , fr . rabbin , 74.
pegel, eng . piggin, 28 .
radijs, fr. radis, 64 .
prijs, fr . prix en prise, 65 .
pei (grof kleed), goth . paida, 73.
ravelijn, fr . ravelin , 64.
peil (diepte), samentrekk . van pegel, 70 . peilen (de diepte onderzoeken), van peil .
razijn, rozijn, fr, raisin, 64 .
peinzen, . nit penzen, 7 .
rede (zielsvermogen en redevoering), goth . rathjo, 28 .
pekel, eng. pickle, 28 .
reden (oorzaak) , hetzelfde woord .
peluw, peuluw, eng. pillow, 27 en 28 .
reden (in de wiskande), hetzelfde woord .
peper, lat . piper, 24 . peter, lat. pater, 24 .
reeee (voor schepen), eng . road . Zie Aanm .
peterseli, lat . petroselinum, 24 .
reeder, van (be)reiden, 29 .
pij, wanspelling voor pei .
reederij van reeder .
pijl (geschnt), lat. pilum, 63 .
reef, revere , rif, 25 .
pijn, ohd. pins, 54 .
reep, reepen, goth . raip, 34.
pijp, eng . pipe, 67 .
reet, reten, hd . Risz, 28 .
planeet, lat . planets, 24
refrain, fr, refrain, 72 .
plaveien, zie paveien.
rege (waarvan rei) bij KILIAAN, ohd, ge-
plegen, plicht 28 .
op § 34, b .
rigi, 28 .
plooten, hetz. w. als blooten . pogen, lat . pungere, 40.
repel, lat, regula, 24 .
pokers, zie pook .
rei (vereeniging van dancers en zangers,
polemiet, (zekere geweven stof) , lat, polymitus, 40 .
regen, goth . rign , 28 . koor) samentrekk . van rege, 70 . reiger, ohd. reiher, 73,
poliep, poliepen, lat . polypus,40 en 75 .
reiken, ohd . reihjan, 73 .
pook, pokers, eng. poker, 44 .
rein, ohd. hreini, 73 .
pool (aspunt), polen, lat . polus, 40 .
refs (tocht), ohd, reisa, 73 .
pons, poozen, lat . pausa, 50.
reizen (eene rein doers), ohd, reisen , 73 .
poover, lat . pauper, 50.
repel, deensch Rakke, 28 .
populier, lat . populus , 40 .
rekenen, goth . rahnjahn, 28.
porselein (aardewerk), frr porcelaine, 72 .
repel, ohd . rifil, 28 .
porselein (groente), ital . porcellana, 72 .
revelers, bij KILIAAN ravelen, 25.
poten (planters). Teuthonista paten . Zie
revers, van reef
Aanm . op § 44, d. predikant, lat . praedicare, 24 . preeken, samentrekking van prediken, . prei (ui) , hd. Porree, fr, poireau, 72 .
rij (op eene rechte lijn geplaatste reeks), bij KILIAAN rife, rijghe . van het sterke ww, rijgen, 62 . rijk, ohd, richi, 54 .
WOORDENLIJST .
3
rijm, ohd . hrim, 54 .
schijf, ohd . sciba, 54.
Rijn (rivier), ohd, rin, 54.
schoof, schooten , ags . sceaf. Zie Aanm.
rijp (hoedanigheid van vruchten), eng . ripe, 67. rijp (hetzelfde als rijm), rijpen, ohd . hrifo, 54 . rijs (scheut), van rijzen, sterk ww . 62 .
op § 52, a. school (leerschool), scholen, lat . schooa, 40 . school, samenscholing, ags . scolu . Zie Aanm. op § 44, a.
rijst, fr, riz ;' 65.
schoon, schooner, goth . skauns, 52 .
rijzen (opgaan), sterk vw . 62 . robijn, fr . rubine, rubis, 64.
schoot , schoten ,
romein, fr, romain, 72.
schoot, (van een kleed), schooten, goth .
rommelzoo, samentrekk . van -zode, . rood, roode, onrd, raudr, 52 . roof (op eene wond), rovers, ohd, hruf,44 . roof (diefstal, met geweld gepleegd), zie rooven. rook (hooistapel), Token, van het veroud. sterke werkw . rekan, rak enz. 38 .
schot , scheut ,
lid .
Schusz, 44 .
skauts, 52. schoot, (van een zeil), schooten, ags . sceatline. Zie Aanm . op § 52, a . schoren, eng. to
shore. Zie Aanm . op
§ 44, a. schotel, (bakkerswerktuig), ohd . ovenscuszil, 44 .
rooven, hd . rauchen, 52 .
schotel (bekend tafelgereedschap), lat . scu-
room, afroomen, ags, ream . Zie Aanm . op § 52, a .
schrede, lid. Schritt, 28 .
roos, rozen, lat, rosa i 40 .
schrijn (kast, in schijnwerker), lat, scri-
rooven, lid . rauben, 52 .
nium, 65. schromen, schreumen, onrd . skruma,
rozemarijn, lat, ros marinus, 40 . rozijn, fr . raisin, 40 en 64.
tella, 40 .
44 .
sacristein, fr. sacristain, 72 .
sedert, sinds , 25 .
salpeter, lat . sal petrae, 24 .
rein, semen , ofr . reign, 72 .
satijn, fr. satin, 64 .
seizoen, fr . raison, 72.
scharlei, ohd . scarlagea, 70.
segrijn, Fr . chagrin , 72 .
scheede, ohd, sceida, 34 .
selderij , ft . celeri, 72 .
scheef, scheeve, Theuton, scheyff, 34 .
seraphijn, fr . seraphin, 72.
scheel (bijv. naamw .), scheler, ohd . schilh, 28.
serpentijn , fr . serpentine, 72y
scheen, schepen, ags, scina, 28 .
sfeer, iferen, lat, sphaera, 24 . sijfelen, lat . sibilare, 65 .
scheiden, goth, skaidan, 34 .
sijsje, eng. siskin,' 54 .
schepen, verschillen, 25 .
slede lid . Schlitten , 28.
schemeren, lid. schimm(ern, 28.
slee (pruim), sleeen, 33 .
schepel, hd . Scheffel, van het sterke ww . scheppen, 2 . schepen (rechter), van het sterke ww. scheppen, 2 . schepen, mrv, van schip, 25 .
slee, samentrekk, van slede, . sleep, sleepers, Teuthonista sleyp,' 34 . sleepers (doers slepen), Teuthonista sleyi pen, 34 : slepen (gesleept worden), ags . slipan,28k 5
114
WOORDENLIJST.
siegel, slagel, 125. slei (hamer), uit slage, 170. slijk, ohd. slih, 154. slijm, ohd. slim, 154. sloof (sukkel), sloven, eng. sloven. Zie Aanm. op § 144, a. sloof (voorschoot), slooven, ohd. slauf, 152. sloop (overtrek van een kussen), sloopen ohd. slauf, 152. sloopen, hd. 5chleifen, 146. sloot, slooten, friesch sleat. Zie Aanm. op § 152, h. sloten, mrv. van slot, 142. smeden, van smid, 125. smeeken, ohd. smeichan, 134. smeren, ags. smirian, 128. smoken, eng. to smoke, 144. snede, hd. Schnitt, 128. snedig, van snede. sneeg, sneege, samentr. van snedig, 111. snees (twintigtal), sneezen, ohd. sneise, 134. sneven, oudt. sterk ww., snaf enz. 119. snood, snooder, onrd. snaudr, 152. sober, lat. sobrius, 140. soja, japan. sojoe, 140. speer', speren, ohd. spirilin, 128. specerij, fro epicerie, 124 en 164. specie, lat. species, 124. speek, 'speeken, (staaf in een wiel, niet te verwarren met spaak, handboom), hd. Speiche, 134. speen, spenen, oudt. spanen, 125. speet, speten, spit, 125. spel, spelen, ohd. spil, spilon, 128. spelemeien, voor spelemeiden, ohd. gameit, 173. spijs, lat. species, 166. spleet, spleten, split, 125. spook, spoken, hd. spucken, 144. • poor (teeken), sporen, onz. hd. Spur, 144.
spoor (werktuig om aan te sporen), sporen, vr., ags. spura, 144. sporen, aansporen, ags. spurnan, 144. spreiden, ohd. spreitan, 173. sprook, sproken, van spreken, 135. stede, van stad, 125. stedig, stadig, 125. stee, samentrekk. van stede, 111. steeg (stug), steeg-er, samentrekk. van stedig, 111. steeg (kleine straat), stegen en steegen, ohd. stiga en steiga, 128 en 134. steek, van steken, stak, gest~ken, 121. steen, steenen, goth. stains, 134. steel (handvatsel), stelen, ohd. stil, 128. steegel, waarvan steil, ohd. steigal, 134. steigen (doen stijgen), causat. van stijgen, bij KILIAAN. steiger (toestel om te stijgen), van steigen. steigeren, als 't ware zich doen stijgen, van steigen. steil (bijv. naamw.), satnentrekk. van steegel, 170. stekel, van steken, stak enz. 121. stenen, (steunen), oudt. sterk ww. 119. stevel, ohd. stiful, 128. steven, ags. stefn. Zie Aanm. op § 128, C. stevig, eng. stiO', 128. stijgen (opgaan), sterk ww. 162. stijl (schrijfwijze), lat. stilus, 165. stijl (paal), lat. stilus, 165. stoken, van steken, 138. stoof, stoven, hd. Stube, 144. stool, stolen, lat. stoia, 140. stoomen, eng. to stearn. Zie Aanm. op § 152, a. stoop, stoopen, ohd. stauf, 152. stooten, goth. stautan, 152. storen, eng. styrian. Zie Aanm. op § 144, h. stoven, eng. to stove, 144. streek (uitgestrektheid en streep), vr., streken, hd. Strich, 128.
w00RDENLIJST.
streek (listige handeling) , mane . , streeken, hd. Streich, 34. streelen, samentrekk . van stregelen, . streep, streeen, eng. strip, 28 . stregelen, grondw . van streelen, ohd . strigil, 28 . streeen, stribbelen, 25 . strijd 7 van het sterke ww. strijden , 62 . stroo, ohd. straw, 52 . strook, strooken, van strijken, 46 . strooken (overeenstemmen) , van strijken 46. stroom, stroomen, ohd. straum, 52 . stroop, stroperig, fr. sirop, 40 . stroopen, ohd . straufen, 52 . suikerij , hetz. w. als cichorei, 72 . synode, lat . synodus, 40. tapijt, lat. tapetum, 66 . teeder, ags . tat, taedhre . Zie Aanm . op § 34, a . teef, teven, plaid . tiffe, 28. teek (insect) , teken, hd . Zicke, 28 . teenen, goth . taikns, 34 . teen (rijsje), teenen, goth . taikns, 34 . teen (lichaamsdeel ook toon), teenen, eng . toe, 34. teer, teere, samentrekk . van teeder, . teer (vloeibaar pik) , teren (met teen bestrijken), bij KILIAAN terre en tarre, 25 . teezen, ohd. zeisan, 34 . tegel, lat. tegula, 24. tegen, wit to jegen. tell, nit tegel, 70. teisteren, ohd . zeisan, 34 . -teit (achtervoegsel), lat . -tas, -tatis,59. telen, ags. tilian, 28. teling, taling, 25 . tepel, van tip, 25. term, verteren, oudt. sterk ww, tar, taren enz ., 9. termijn, lat. terminus, 64 .
U5
terpentijn, lat . terbenthinus , terebinthinus, 64. tevens, teffens, nit to even. thijm, lat . thymum, 65. thee, lat. thea, 2 . tijd, ags . tid, 54. tijger, fr. tigre, 65 . tijk (geweven stof), in de landprov . tiik, 6 . tiretein (geweven stof), fr, tiretaine, 7 . tong (bong), togen, hd . Zug, 44 . toogen, lid zeugen. Zie Aanm . op § 52, c . toom, toomen, hd . Zaum , 52 . toon (teen) , toonen, ags, taa, 45 . toon (zangtoon), toners, lat, tonus , 40. toonen, voor toognen, van toogen . tooveren, hd, zaubern, 52. toren (hoog gebouw) , lat. turns, 40. toren (gemoedsaandoening) , toorn, ags . torn . Zie Aanm . op § 44, a . trede, van het sterke ww . treden, trad, enz . 2 . treek, treken, van trekken, trok enz,2 . trein, frr train, 72 . trijp, fr . tripe, 65 . tronie , fr . trogne , 40. troop, tronen, lat . thronus, 40. troopers (lokken), waarschijnlijk zooveel als vertrQuwen inboezemen, en dap van trouw, trouwen ; goth . trauan, 52 . twijfel, ohd . zwifal, 54. twijg, ohd . zwig, 54 . twijn, ohd, zwinal , 54 . uitweiden, zie welders. vallei, fr. vallee, 72. vedel, ohd, iidula, 28 . veder, onrd . fidhr, 28 . veede, veete, ohd. faida, 34 . veeg, veege, onrd . feigr, 34. veel, vele, goth . flu, 28 . veem, veemen, ohd . feim, 34. veers, venen, ook yen, goth . fani, 28 .
6
WOORDENLIJST .
veer (overtocht), veren, van het sterke ww . varen, voer, 2 . veer, veeren, samentrekk. van veder, . veete, zie veede. vegen, vagen, 25 . veil (te koop) , ohd . feil , 73 . veil (klimop) , oudt . vael, 59. veilen (te koop bieden), van veil (te koop) . veilig, Teuthonista veyligh, 73 . veinzen, nit venzen, 7 . venijn, lat . venenum, fr, venin, 6 en 64. verdedigen, verdadigen, 25. verholen, yen . deelw. van het veroud. sterke ww. verhelen, 34 . vermeeren, van meer. verwaarloozen, zie -loos (achtervoegsel) . veter, ofri. fitera (binders) , 28 . vezel, lid. Fase, 28. vijg, fr. figue, 65. vijl (werktuig om to vijlen) , ohd . fila , 54 . vijlen (met de vijl werken) , van vijlL vijver, lat. vivarium, 65. vijzel, fr . vis , 65 . vleesch, vleezig, lid . Fleisch, 34. vlegel, lat . flagellum, 24 . vleien (prijzen), goth . thlaihan, 34. vlijen (voegen) , Teuthon . vlijhen, 54 . vlijen, verbastering van vliem, gelijk dit van lat . phlebotomum, 56 en 66 . vlijt, ohd . flit, 54. vloo, vlooien, eng. flea. Zie Aanm . op §52,x . vloot, vloten, ags, flotan, Zie Aanm. op § 44, a . vogel, Both . fugls, 44 . volen, veulen, ohd. fulo , 44 . voor (greppel) , lid . Furche , 44. voor (voorzetsel) , lid . fur, 44, voren (visch), lid . Forche, 44. voren (te), zie voor. voos, voozer, ohd, fowjan, faujan, 52 .
vrede, ohd. fridu, 28. vreezen, goth . fraisan, 34 . vrij, ohd . fri, 54 . vrijen, goth, fri-jon, 54 . vroolijk, van het oude vroude, 09. vroom, ohd. frum, 44 . weder (hamel), lid . Widder, 28 . weder (tegen) ohd, widar, 28 . weder (opnieuw), ohd . widar, 28. weder, lid. Gewitter, 2 . wee, goth . wai, 34 . weedom, van wee. weede (plant), lid. Waid, 34 . weegbree, hd. Wegebreit, 34 . week (zeven dagen), weken, ags . wic, I28 . week (zacht), weeker, lid . weich, 34. weenen, lid. weiden, 34 . wees, lid . Waise, 34. wegen, mv, van weg, goth . wigs, 28. wei (van melk) , ags . hwaeg, 70. weide, ohd . weida, 73 . weiden (in de weide gaan of doers gaan, oudt . ook jagen en dwalen), ohd . weidon, 60 . weigeren, ohd . weigaron, 73 . weft (tarwe), goth . hwaitei, 73 . weitasch, van weiden, (jagen), 73 . welig, ohd . wilih, 28 . wemelen, lid . wimmeln, 28. wereld, van ohd . wir, 28 . weren, goth. warjan, 28 . weten, wist, 25. weven , sterk werkw . 9 . wezel, ohd . wisala, 28 . wijd, ohd . wit, 54. widen, ohd . wihian, 54. wijf, ohd . wip, 54 . wijk, lat. vicus, 65. wijf, ohd. hwila , 54. wijn, lat . vinum, 65 . wijn (bijv. naamw.), ohd, wisi, 54. wijs, wijze (zelfst . naamw .), ohd . wisa,54. wijsgeer, zie begeeren.
WOORDENLIJST .
wijten, ohd. wizen, 54 . wijwater, van wijden . woven, ags . wunian, 44. wreed, wreeder, onrd . wreidhr, 34. wreken, sterk ww . wrak, gewroken ,9 . wrevel, ohdL frafali, 28 . wrijten, ags . writan, 54 . zede, lid . Sitte, 28 . zee, goth . saiws, 2 en 34 . zeef, zeven, ziften , 29 . zeel, zelen, ohd. sil, 28. zeem (honig), lid. Seim, 34 . zeem (leder) zeemen, onrd . seimr, 34 . zeep, hd . Seife, 34. zeer, zeere, eng . sore . Zie Aanm . op § 34, b . zeever, lid . Seifer, 34 . zege (overwinning) , ohd . sign, 28 . zegel, waaruit zeil ontstaan is , onrd, sigla, 28 . zegel (cachet), let . sigillum, 24. zegen (vischnet), let. sagena, 24 . zegen (heilbede), let, signum24. Zie zegenen . zegenen (oorspronkelijk het teeken van een kruis maken), let. signare, 24 . Zeger (eigennaam = Victor) , van zege . zeiken, ohd. seihjan, 73 . zeil, van zegel, 70 . zeis, zeisen, samentrekk. van ohd, seganse, 70 . zeker, lid . sicker, 28. zemel, let, simile, 24 . zeneblad, let . senna, 24 . zenuw, eng . sinew, 28. zetel, van zitten, 2 . zeven, zeuven, ohd . sibun , 27 en 28 .
7
zij, mnl. si, 54 . zijd (in wijd en zijd), ags. sid, 54 . zijde (stof), ags . side, 54. zijde (karat), ags . side, 54 . zijl (sluis), in de landprov . ziil, 6 . zijn, mnl. sun, sine, 54. zijpen, sterk ww. 62 . zijsje, zie sijsje. zode (gras-), eng. sod . Zie Aanm. op § 44, a. zomer, ohd . sumar , 44 . zone (aardgordel), let . zone, 40 . zoo, goth . swa en swe , 08 . zoo, ook zooi, (kooksel), samentrekk . van zoode, . zoode, zoo (kooksel), goth . sauths, 52, zoogen, ohd . saugjan, 52 . zooi, zolen, goth. sulfa, 44. zoom, zoomen, lid . Saum, 52 . zoon, zonen, goth . sunus, 44. zoor, zoode, e ng. to sear . Zie Aanm, op § 52, a . zwedelen, van zwade, 3 . zweelen, samentrekk . van zweaeTeiC zweemen, onrd. sweima, 34. zweep, zwepen, ags . swig, 28 . zweer, my. zweren , van het sterke werkw. zweren, zwoor enz. (pijn lijden), 2 . zweeten, lid. Schweisz, 34 . zweren (eigenlijk pijn lijden), zwoor, gezworen, sterk ww . 9 . zweren (eenen eed doers), sterk ww . zwoer gezworen, 9 . zweren, eng. swift, 28 . zwezerik, ags . swaes, ohd . swas, 28 . zwijmen, ohd . suiman, 54. zwijn, ohd . sum, 54 .