Sofie Sergeant en rozemarijn Dumon vormingScentrum HanDicum
“Waarom graag in de maat, als je weet dat het ook anders gaat.”
Leerkrachtenbundel een uniek muzikaal avontuur
een uniek muzikaal avontuur
Een project van vormingscentrum Handicum. Een samenwerking van personen met en zonder handicap.
Abimo
Met dank aan Nele Vervaeck voor haar inspirerende en muzikale bijdrage.
ST[_a
Inhoudsopgave inleiD Ding leS 1 : 1.1 1.2 1.3 1.4
2 1 Deel i Beleving Luisteren en Tekenen Tentoonstelling Introductie thema ‘mensen met een handicap’
HoofDStuk tuk
4
leS 2: HoofDStuk tuk 1 Deel ii 2.1 Anders-zijn 2.2 Ik teken ik 2.3 Woordspin ‘Handicap’
7
Les 3: hoofdstuk 1 deel III 3.1 Mensen met een handicap 3.2 Prinses Waarom achter de schermen: mensen met en zonder handicap 3.3 Muziek: Het waarom zo warm-lied
9
leS 4: 4.1 4.2 4.3 4.4
2 14 Navertellen met eigen woorden Doordenkertje: schrappen wat niet past Bewegingsoefening: trillen van kop tot teen Kringgesprek over verrassingen met creatieve verwerking 4.5 Muziek met floepende sokken HoofDStuk tuk
leS le S
8: Hoof oofDS DStuk tuk 5 Deel ii 8.1. Vrolijke muzikaaltjes 8.2. Bewegingsopdracht: Danslabo
p.
24
leS 9: HoofDStuk tuk 6 9.1 Kringgesprek: een beetje raar 9.2 Voor kinderen uit de kleuterklas: tekenopdracht 9.3 Voor kinderen uit de lagere school: Collage 9.4 Kringgesprek: praatziek 9.5 Zeg eens ‘euh’
26
leS 10: HoofDStuk tuk 7 10.1 Muziek: luisteropdracht 10.2 Doordenkertje: Waarom? 10.3 Muziek: Waarom is een mooi begin 10.4 Complimentjes
28
11: extraatjeS voor eerSte en tweeDe leerjaar 30 11.1 Fantasie-opdracht: hoe gaat het verhaal verder? 11.2 Kruiswoordraadsel Het prinSeS waarom-Spel a anSluiting bij leerplan
34 37
nawoorD 44 leS
5: 5.1. 5.2 5.3 5.4
3 Kringgesprek over vliegen en vrijheid Stemoefening met wind en storm Bewegingsopdracht draaikolk Muziek: blije en droevige muziek
leS
6: HoofDStuk tuk 4 6.1 Vraaggesprek ‘uitgeblust’ 6.2 Sloom bewegen op de muziek 6.3 Muziek: sloom zingen
HoofDStuk tuk
leS 7 HoofDStuk tuk 5 Deel i 7.1. Verbinden: Windhoosje en het doosje 7.2 Prinses Waarom brengt rust met een mooi maar betoverend hoog wijsje
17
20
Praten met kInderen
Samen muzIek maken met zang en InStrumenten
22
Bewegen en danSen
CreatIef BeeLdend werk
doordenkertjeS
Inleiding Vormingscentrum Handicum vzw wil door het organiseren van verschillende activiteiten, zowel gericht naar mensen zonder als mensen met een beperking, meebouwen aan een inclusieve maatschappij waar persoonlijke diversiteit gewaardeerd wordt. Handicum werkt vanuit een emancipatorisch denkkader waarbij wij mensen met een beperking erkennen als actieve burgers met eigen keuzes, rechten en plichten en met groeimogelijkheden. Enerzijds bieden we door het organiseren en begeleiden van vormingsactiviteiten ondersteuning in de persoonlijke groei van personen met een beperking. Anderzijds willen we mensen zonder beperking uitdagen om mensen met een beperking te leren kennen en te leren appreciëren als medeburgers. Wij gaan uit van de stelling dat mensen met een beperking in onze samenleving een belangrijke rol op te nemen hebben. Zij maken onze samenleving boeiend en rijker. Wij kunnen van hen leren en omgekeerd. Vanuit deze visie ging Handicum in 2007 van start met Prinses Waarom. Muzikanten met en zonder verstandelijke beperking, een verteller, tekenaars met en zonder verstandelijke beperking ontwierpen samen het prentenboek ‘Prinses Waarom’ met CD voor jonge kinderen. Het verhaal, de muziek, de illustraties werden geschreven en ontworpen door de muzikanten, de verteller en de illustratoren. Dit proces van samenwerken en creatief denken door mensen met en zonder verstandelijke beperking werd begeleid door Handicum. We fotografeerden, filmden en beschreven het proces en onze werkwijze. We willen dit materiaal gebruiken in deze bundel voor leerkrachten en ouders. Zo ziet het publiek hoe tekenaars en muzikanten samenwerken op een gelijkwaardige manier. Ze zien hoe mensen met hun talenten aan de slag gaan en dat de handicap er wel is, maar niet op de voorgrond treedt. En zo leren kinderen – op speelse wijze – dat mensen met een handicap niet zo ‘anders’ zijn dan we op het eerste gezicht zouden denken. de vier werkvormen die in deze handleiding zijn beschreven, staan hiernaast, nl. Praten met kinderen, Samen muziek maken met zang en instrumenten, Bewegen en dansen, Creatief beeldend werk en doordenkertjes
Elke methodiek is meermaals uitgewerkt in de verschillende lessen. Terwijl juf of meester, papa of mama de opdracht voorleest of vertelt, volgt het kind mee op de tekening. Dan wordt de opdracht besproken en uitgevoerd. Alle opdrachten kan je met één kind of in groep uitvoeren in de klas of thuis. Elke opdracht is geschikt voor kinderen van 2e kleuterklas tot 2e leerjaar, mits de nodige aanpassingen. In deze bundel geven wij u enkele tips en voorstellen om de opdrachten aan niveau en leeftijd van de kinderen aan te passen. We hebben verschillende thema’s uitgewerkt die het verhaal volgen. De leerkracht is vrij om de lessen los van elkaar of in een andere volgorde te behandelen. We raden wel aan om de volgorde van de opdrachten binnen de thema’s te respecteren omwille van de opbouw en de afwisseling in werkvormen. In deze bundel geven we naast de opdrachten ook theorie en achtergrond. Deze informatie is reeds in eenvoudige taal geschreven, maar moet eventueel aangepast worden aan de voorkennis en het niveau van de doelgroep. Ook bij het thema ‘mensen met een handicap’ krijgen kinderen de kans hun eigen emoties en gedachten te uiten en bespreekbaar te maken. We kiezen in deze bundel om te praten over mensen met een handicap en dus om het recente maar abstracte woord ‘beperking’ niet te hanteren. Voor de inhoud van dit thema hebben we ons gebaseerd op het lessenpakket van Gehandicaptenwerking Krekenland. Achteraan in de bundel vindt u het hoofdstuk ‘Aansluiting bij het Leerplan’. Hierin hebben we de belangrijkste leerdoelstellingen uitgeschreven, waaraan we met deze bundel willen werken. Wij wensen u alvast veel succes met het prentenboek en deze bundel, zowel bij u thuis als in de klas. Mocht u vragen of opmerkingen hebben, dan kan u ons contacteren op: Vormingscentrum Handicum scHoolstraat 3 9960 assenede t: 09 344 98 92 e:
[email protected] www.Handicum.be Wij raden u tot slot ook de website www.allemaalanders.be aan. Deze gaat ook over diversiteit en recht op verschil
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les 1 Hoofdstuk 1 deel 1
1.1 beleving De kinderen luisteren naar de muzikale intro van het eerste hoofdstuk zonder dat ze ingelicht worden over het boek. De leerkracht1 vraagt aan de groep waaraan die introgeluiden hen doen denken. De antwoorden worden getekend en/of neergeschreven (naargelang niveau en leeftijd) op werkblad 1. 1.2 luiSteren en tekenen Dan luisteren de kinderen naar het eerste hoofdstuk van de luistercd. De kinderen tekenen daarna wat ze gehoord hebben op het A3 werkblad 2. Zo krijgt de leerkracht zicht op hoe goed ze geluisterd hebben, wat ze onthouden – begrepen hebben en met hoeveel fantasie en creativiteit ze het beluisterde in beeld omzetten. Daarna luisteren de kinderen nogmaals naar het eerste hoofdstuk en mogen ze – terwijl ze luisteren – nog details toevoegen of bijkleuren. tentoonStelling 1.3 De kinderen hangen hun tekening aan de muur: dicht bij elkaar. De leerkracht stelt enkele vragen en peilt zo naar hoeveel aandacht ze besteed hebben aan details en precisie. Mogelijke vragen zijn: • Wie heeft het kasteel getekend? Staat er een balkon op? • Wie heeft een bril op de neus van Prinses Waarom gezet? • Wie heeft een pyjama en pantoffels getekend? • Heeft er iemand een roze waaier getekend? • Heeft er iemand aan het kroontje gedacht? Of aan de zweetdruppel? • Is er iemand die een prachtig landschap/uitzicht rond het kasteel heeft getekend? introDuctie tHema ‘menSen met een HanDicap’ 1.4 Dan stelt de leerkracht het prentenboek voor. De kinderen vergelijken hun tekening met die van het prentenboek. Daarmee vertelt de leerkracht dat de tekeningen gemaakt zijn door mensen met een handicap. De leerkracht geeft als afsluiter een opdracht mee met de kinderen waarin staat:
1. Waar we in deze bundel schrijven over ‘de leerkracht’, geldt dit evenzeer voor ouders die thuis met het boek werken. Als we schrijven over ‘de kinderen’ of ‘de groep’, kan je net zo goed met 1 kind werken.
We werken momenteel in de klas rond het boek ‘Prinses Waarom’, dat gemaakt is door mensen met en zonder handicap. We zullen in de les praten en leren over personen met een handicap. Dit vertellen we aan uw kind over de verschillende handicaps: personen met een verstandelijke/mentale handicap
Dit zijn mensen bij wie een deel van de hersenen minder goed werkt. Ze begrijpen de dingen niet zo goed, ze kunnen veel dingen leren maar veel trager. personen met een lichamelijke handicap
Deze mensen kunnen zich moeilijker bewegen. Sommigen hebben hulpmiddelen nodig om zich te verplaatsen. Wie zijn benen niet kan gebruiken, kan krukken of een rolwagen gebruiken. personen met een visuele handicap
Als je een blinddoek om hebt, kan je niets zien. Bij een blinde is dat altijd zo. Sommige mensen zijn niet helemaal blind, zij kunnen nog een beetje zien. personen met een auditieve handicap
Dit zijn mensen die slecht horen of doof zijn. Een slechthorende persoon kan niet alles horen. Een dove persoon kan niets horen. Ze gebruiken gebarentaal om met anderen te spreken. noot: Sommige mensen hebben meerdere handicaps, bvb. een verstandelijke handicap en slechtziendheid. Dan spreken we over een meervoudige handicap.
Daarom zouden we u willen vragen om ook thuis met uw kind te praten over het thema ‘mensen met een handicap’. Kent u iemand met een handicap, of hebt u een familielid dat beroepshalve met deze mensen in aanraking komt? Heeft uw kind contact met mensen met een handicap? Wij zouden dat op de achterkant graag lezen. Zo kunnen we in de klas verder werken op wat uw kind al kent en weet. Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking! Vriendelijke groeten, De leerkracht
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Beste ouders,
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les 2 Hoofdstuk 1 deel 2
Vooraleer deze les begint leest de leerkracht de brieven van de ouders na om te weten hoe er thuis wordt gekeken naar mensen met een handicap en hoe dicht of hoever dit thema staat van het kind. Bij het begin van de les kan de leerkracht hoofdstuk 1 van het verhaal nog eens laten horen aan de kinderen. Achtergrond voor de leerkracht, te vertalen naar de kinderen bij wijze van introductie: Het verhaal ‘Prinses Waarom’ is geschreven vanuit het idee dat samenwerking tussen verschillende mensen niet gemakkelijk is, maar wel de boeiendste weg. Samen muziek maken, elkaar ontmoeten, hoe verschillend we ook zijn… is leerrijk voor alle partijen. In dit project hebben we ervoor gekozen samen te werken met mensen met en zonder handicap. Deze ontmoeting en samenwerking geven sowieso wat ‘storm’: moeilijke momenten en uitdagingen. Wij pleiten dan ook voor deze storm en gebruiken hiervoor de stem van het prinsesje dat zich verveelt en verlangt naar beweging en avontuur. anDerS-zijn 2.1 De leerkracht toont werkblad 3 (in A3). De foto’s op dit werkblad tonen dat mensen verschillen van elkaar. Leerlingen benoemen de verschillen. Een handicap hebben is één manier van anders zijn dan anderen. Het is belangrijk om de handicap van een persoon als slechts één aspect van deze persoon aan te duiden. In andere aspecten vb. haarkleur kan de persoon met een handicap dan weer gelijk zijn aan anderen. Daarom spreken we ook niet over een ‘gehandicapte’ maar over een ‘persoon met een handicap’. ik teken ik 2.2 De kleuterleidster geeft elk kind het werkblad 4. De 4a-versie is bestemd voor kleine kinderen en toont de spiegel waarbinnen de kinderen zichzelf kunnen portretteren.. De 4b-versie is quasi blanco en bestemd voor grotere kinderen. Er zijn wasco’s, potloden, stiften aanwezig. Vooraan in de klas staat een spiegel. De opdracht luidt : teken jezelf. De kinderen kunnen – samen met de leerkracht – af en toe naar de spiegel komen om te kijken naar de vorm van hun gezicht, kleur ogen, kleur haar…. Als alle tekeningen af zijn, gaan de kinderen in een kring zitten. Elk stelt zichzelf voor aan de hand van zijn/haar tekening. Op die manier kunnen de kinderen zien dat iedereen verschillend is.
Woordspin: Waaraan denk je als je het woord ‘handicap’ hoort?
Een woordspin is een handige manier om te voelen wat er leeft in een klas over een bepaald onderwerp, wat ze er al over weten en waar nog meer uitleg over nodig is. Je vertrekt vanuit de kennis die reeds in de klas aanwezig is en speelt daarop in. Bij deze woordspin is het belangrijk om reeds van bij het begin de juiste terminologie te gebruiken. Indien er oneerbiedige woordenschat gebruikt wordt, is dit het moment om hen een juist taalgebruik aan te leren. Er kan eventueel gecategoriseerd worden in een ‘goed’ en ‘slecht’ woordgebruik. Voorbeelden van ‘slecht’ woordgebruik: mongooltjes, debielen, achterlijk, gehandicapt. Voorbeelden van goed woordgebruik: persoon met een handicap, verstandelijke handicap, motorische handicap, beperking. Het is belangrijk aan te halen dat personen met een handicap uniek zijn, net zoals elk van ons (zie vorige opdracht). Werkwijze: De leerkracht schrijft de term ‘handicap’ op het bord. Gedurende enkele minuten sommen de leerlingen alles op waaraan ze denken bij het lezen of horen van die term. De leerkracht noteert dit op het bord. A anpassing voor kleuters: De leerkracht kan de antwoorden van de kinderen via tekeningen op het bord weergeven. Een gewoon kringgesprek is ook mogelijk om te peilen naar de voorkennis van de kinderen.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
2.3 Woordspin ‘handicap’
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les 3 Hoofdstuk 1 deel 2
3.1
mensen met een handicap
Uit de brainstorm destilleert de leerkracht een ordening. Dit is ons voorstel (zie werkblad 5): personen met een verstandelijke/mentale handicap
Dit zijn mensen bij wie een deel van de hersenen minder goed werkt. Ze begrijpen de dingen niet zo goed, ze kunnen nog wel veel dingen leren maar veel trager. personen met een lichamelijke handicap
Deze mensen kunnen zich moeilijker bewegen. Sommigen hebben hulpmiddelen nodig om zich te verplaatsen. Wie zijn benen niet kan gebruiken, kan krukken of een rolwagen gebruiken. personen met een visuele handicap
Als je een blinddoek om hebt kan je niets zien. Bij een blinde is dat altijd zo. Sommige mensen zijn niet helemaal blind, zij kunnen nog een beetje zien. personen met een auditieve handicap
Dit zijn mensen die slecht horen of doof zijn. Een slechthorende persoon kan niet alles horen. Een dove persoon kan niets horen. Ze gebruiken gebarentaal om met anderen te spreken. noot:
Sommige mensen hebben meerdere handicaps, bvb. een verstandelijke handicap en slechtziendheid. Dan spreken we over een meervoudige handicap. Aanvullend kan de leerkracht een aantal vragen stellen aan de leerlingen : • Ken je mensen met een handicap? • Kan je daarover vertellen? Ken je hem/haar al lang? Zie je hem/haar vaak? Praten jullie vlot met elkaar? Wat denk je zoal als je met hem/haar optrekt? • Waardoor kan je een handicap krijgen? • Gaan kinderen met een handicap ook naar school? • Kunnen mensen met een handicap werken? • Wat zou je ervan vinden als er een kind met een handicap in de klas zou zitten?
De leerkracht toont de film ‘Prinses Waarom achter de schermen’ waar ook muzikanten en illustratoren met een verstandelijke handicap op te zien zijn. De leerkracht zet – na de film – onderstaande informatie op een rij. Natuurlijk zal de leerkracht deze informatie anders brengen bij kinderen dan bij iets oudere kinderen. De basisuitleg blijft gelijk: oorzaken:
De hersenen van mensen met een verstandelijke handicap werken niet zo goed. Het is vaak niet precies bekend waardoor dat komt. Wat we wel weten is dat er iets mis kan gegaan zijn tijdens de groei van de hersenen in de buik van de mama. Ook bij de bevalling kan het zijn dat de hersenen niet voldoende zuurstof krijgen. Een verstandelijke handicap kan ook veroorzaakt worden door een ziekte. En als je hoofd een hele zware klap krijgt tijdens een ongeval, kan dat slecht zijn voor de hersenen. wat is een verstandelijke handicap:
Tegenwoordig gebruikt men de term ‘verstandelijke’ handicap. Het woord zegt het al een beetje: het wijst op een tekort aan verstandelijke mogelijkheden. Zo kunnen ze minder goed denken, onthouden, leren, doordat hun hersenen minder goed functioneren. En het gaat niet enkel om leren lezen, schrijven, rekenen maar ook over leren lopen, fietsen, sociale omgangsvormen, regels. Mensen met een verstandelijke handicap hebben meer tijd en hulp nodig om iets te leren. Sommige kinderen moeten heel lang oefenen in het tanden poetsen of in het aantrekken van een trui. Maar iedereen kan iets leren. Sommigen kunnen goed zwemmen, timmeren, muziek spelen, in de tuin werken, zingen…
3.3
muziek : waarom zo warm-lied
Achtergrond voor de leerkracht, te vertalen naar de kinderen ter introductie van de muzikale opdracht: De illustratoren van het prentenboek zijn mensen met een handicap. Ook de cd met het luisterverhaal de muziek is door personen met en zonder handicap gemaakt. Het was niet gemakkelijk om met zoveel verschillende mensen samen muziek te maken en te zingen. Sommige mensen zingen hoog, andere laag. Het was een zoektocht naar hoe je verschillende instrumenten mooi kan laten samenklinken. Sommige mensen zingen luid, anderen stil. Soms zingt iemand een beetje vals, dan moet je beslissen of deze persoon wel of niet mag meezingen. Bij samenspelen of zingen is het vooral belangrijk om goed te luisteren naar elkaar. Zo kan je hetzelfde ritme houden en dezelfde melodie zingen. De leerkracht deelt nu werkblad 6 uit. Op het werkblad staat de tekst en de melodie van het ‘waarom zo warm lied’. De kinderen houden het klaar om mee te volgen.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
3.2 Prinses Waarom achter de schermen: mensen met en zonder handicap
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
10
De leerkracht laat het verhaal horen vanaf het begin, en geeft aan wanneer het lied ‘Waarom zo Warm’ begint. (Het lied begint in track 1, na 3’00’’) De kinderen luisteren aandachtig. De leerkracht geeft de structuur van het lied aan. • • • • • • • •
intro met klarinet strofe 1 refrein strofe 2 refrein strofe 3 refrein slot
De leerkracht kan nu, afhankelijk van het niveau van de kinderen, de melodie en de tekst van de strofes en/of het refrein aanleren. Bij jongere kinderen raden wij aan om enkel het refrein aan te leren en enkel in groep te zingen, het is niet de bedoeling dat elk kind individueel de melodie en de tekst kan zingen. Het samen zingen, luisteren naar elkaar en naar de cd staan centraal. Daarnaast willen we met deze muzikale opdracht de les luchtig afsluiten. Als het meezingen toch te moeilijk blijkt, kan de leerkracht de kinderen ook ritmestokjes laten maken in de vorm van prinsessen- en prinsenstokjes: met roze watten, sterretjes… en hen dan ritmisch laten meetikken op het ritme:
11
Hoofdstuk 2
Bij het begin van de les kan de leerkracht hoofdstuk 1 van het verhaal nog eens laten horen aan de kinderen. Daarna luisteren de kinderen naar hoofdstuk 2 terwijl de leerkracht de illustraties toont. navertellen met eigen woorDen 4.1 De leerkracht vraagt aan de kinderen om het verhaal opnieuw te vertellen, in eigen bewoordingen. Ze zorgt ervoor dat alle kinderen iets vertellen over wat ze zich nog herinneren. DoorDenkertje: ScHrappen wat niet paSt 4.2 Korte samenvatting en achtergrond voor de leerkracht, te vertalen naar de kinderen toe: Prinses Waarom staat op haar balkon en tuurt in de verte. Ze ziet een blauwe eik en krijgt zin in een ochtendlijke picknick. Als ze onder de boom zit, wordt haar aandacht getrokken door een hoopje aarde, dan de mol en daarna door allerlei voorwerpen die uit de grond floepen. Nu gaan we eens kijken of jullie nog weten welke voorwerpen door de mol naar buiten worden gegooid. Voor de kleuterklassen leest de juf het stukje nog eens extra voor uit het boek: “Plots floepte… een doosje.” Op werkblad 7 doorkruisen de kinderen die voorwerpen waarvan zij denken dat ze niet door de mol naar buiten worden gegooid. Onderstaande opdrachten zijn creatief van aard. De leerkracht kan kiezen om de opdrachten allemaal te organiseren of er één of twee uit te kiezen. bewegingSoefening: trillen van kop tot teen 4.3 Korte samenvatting en achtergrond voor de leerkracht, te vertalen naar de kinderen toe: Prinses Waarom is een zeer nieuwsgierige meid en houdt van uitdagingen en verrassingen. Ze ziet het trillende doosje en trilt zelf van spanning. De leerkracht vraagt aan de kinderen om te gaan rechtstaan en afzonderlijk te laten trillen: • voeten • schouders • knieën • hoofd: mond, ogen • heupen
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
12
4.4 K ringgesprek over verrassingen met creatieve verwerking De leerkracht start een kringgesprek met de openingsvraag: houd je van verrassingen? Bijkomende vragen kunnen zijn: wat zijn leuke verrassingen en wat zijn geen leuke verrassingen? De leerkracht legt terug de link naar het verhaal met de vraag: “Wat zou er in het doosje kunnen zitten? Zouden jullie het durven openmaken?” Dan deelt de leerkracht werkblad 10 uit waarop een plan van een doosje staat getekend. De kinderen knippen dit plannetje uit, eventueel met hulp van de juf. Daarna vouwen en plakken ze het geheel tot een doosje. In het daartoe bestemde kadertje schrijven of tekenen de kinderen wat er volgens hen in het doosje zit. Als de kinderen te jong zijn om dit doosje uit te knippen, kan je ook een ander doosje (luciferdoosje, botervlootje…) gebruiken en dan versieren.
4.5 Muziek met floepende sokken Nodig voor deze opdracht: een xylofoon of een ander muziekinstrument, een zak met een aantal sokken. 1. De leerkracht start de volgende creatieve opdracht met enkele vragen: “De mol gooit van alles uit zijn hol naar buiten. Op de cd hoor je een geluid wanneer iets naar buiten floept. Wie herinnert zich nog welk geluid dit was? Welk instrument wordt hier bespeeld? (antwoord = xylofoon) Wie kan dit geluid nabootsen?” 2.De leerkracht zoekt samen met de kinderen naar een geluid dat hierop lijkt, of een ander geluid dat kan uitbeelden dat iets uit het hol gegooid wordt. Als er geen xylofoon of ander instrument voorhanden is, kan er met de stem gewerkt worden. Na een experimenteerfase kiest de leerkracht één duidelijke klank, die alle kinderen samen oefenen. 3.Iedereen gaat in een kring zitten. De leerkracht leest voor uit het boek en laat een pauze bij elk voorwerp dat in het verhaal naar buiten floept. In die pauze maken de kinderen het afgesproken geluid. 4.De leerkracht toont de zak met sokken. De leerkracht haalt er één sok uit en maakt hierbij het afgesproken geluid. Vanaf dan is het aan de kinderen om het geluid te maken telkens de leerkracht een sok in de lucht gooit. Wanneer de kinderen dit onder de knie hebben, kan één kind de rol van de leerkracht overnemen. Eventueel kan ook in kleine groepjes of per twee gewerkt worden.
13
Hoofdstuk 3
De leerkracht herhaalt kort wat er in de eerste hoofdstukken is gebeurd. Dan luisteren de kinderen naar hoofdstuk 3 van het verhaal terwijl de leerkracht de illustraties toont.
5.1 K ringgesprek over vliegen en vrijheid Korte samenvatting en achtergrond voor de leerkracht, te vertalen naar de kinderen toe: In dit hoofdstuk gaat het over vliegen, opluchting, inspiratie. Ter inleiding organiseert de leerkracht een kort kringgesprek met volgende richtvragen: - Wie heeft er al eens gevlogen (vliegtuig, grote kermismolen…) of wie heeft er al eens op een hele hoge toren naar beneden gekeken? - Wat zie je dan? De leerkracht kan het andere perspectief illustreren met werkblad 11. - Als je echt zou kunnen vliegen: hoe zou dat voelen denk je? (kriebeling in de buik, gevoel van lichtheid, vrijheid…)
Stemoefening met wind en storm 5.2 In het verhaal hoor je de wind waaien wanneer Windhoosje de prinses meeneemt in de lucht. De leerkracht gaat samen met de kinderen op zoek hoe je de wind kan nabootsen met de stem. Je kunt een zacht briesje nabootsen, een geweldige storm of de wind die langs de daken fluit. Een aantal ideeën: het woord ‘woei’ kan de wind uitbeelden, je kunt luid blazen zonder stemgeluid of zacht fluiten met getuite lippen. Maak nu met alle kinderen een ‘windorkest’. Verdeel de kinderen in groepen en laat elke groep een ander windgeluid maken. Spreek af om op de dynamiek te letten. Laat de wind stilletjes beginnen en laat de storm aanzwellen. De leerkracht is dirigent en duidt aan welke groep wanneer ‘waait’ en wanneer de storm gaat liggen.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les 5
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
14
5.3 Bewegingsopdracht Draaikolk Nodig materiaal: een veertje of een herfstblaadje van een boom voor elk kind. 1.De leerkracht maakt ruimte in de klas zodat alle kinderen vrij kunnen bewegen en rondlopen. Alle kinderen komen in een kring staan en de leerkracht geeft alle kinderen een veertje van een vogel. De leerkracht vertelt: “Een veertje is heel licht, en is gemakkelijk op te tillen door de wind. Jullie mogen nu proberen het veertje in de lucht te laten zweven door ernaar te blazen. Probeer ervoor te zorgen dat het veertje niet op de grond valt.” 2.Laat de kinderen daarna goed kijken hoe jij een veertje in de lucht blaast, en hoe het naar beneden dwarrelt. Laat de kinderen met hun lichaam nabootsen hoe het voelt om zo licht te zijn en rond te dwarrelen. Je kunt op de tippen van de tenen lopen, de armen laten rondzweven, sierlijk rondhuppelen. Gebruik hier lichte muziek die deze bewegingen stimuleert (bijvoorbeeld muziek uit de film ‘Le fabuleux destin d’Amelie Poulain’) en laat hen even improviseren met deze bewegingen. Betrek alle kinderen en laat hen interessante bewegingen van elkaar nadoen. 3.In het verhaal neemt Windhoos de prinses mee in zijn draaikolken. De leerkracht vraagt aan de kinderen: “Wat is een draaikolk? Hoe ziet dat eruit?” Om de kinderen te tonen hoe een draaikolk eruit ziet, kan de leerkracht stevig roeren in een hoog glas water. Laat de kinderen nabootsen hoe het zou zijn als een draaikolk hen meevoert in de wind. Je kunt bijvoorbeeld rond je as draaien en met je bovenlichaam ronddraaien. 4.Laat de kinderen de muziek uit het verhaal horen (hoofdstuk 3, 1’09”) en laat hen improviseren met de bewegingen die ze geleerd hebben. Stimuleer hen om af te wisselen tussen ‘zachtjes zweven’ en ‘draaikolk’.
Muziek: Blije en droevige muziek 5.4 De leerkracht laat de kinderen opnieuw luisteren naar hoofdstuk 3. Voordat de kinderen beginnen te luisteren vertelt de leerkracht: “Prinses Waarom is blij dat windhoos haar meeneemt om te vliegen maar daarna wordt ze droevig omdat ze helemaal alleen achtergelaten wordt. Dat kan je horen in de muziek. Luister goed wanneer de muziek droevig wordt.” (De muziekverandering kondigt zich aan vanaf 2’44”: je hoort de majeur toonaard naar mineur overgaan nadat de verteller zegt: “De prinses zat nu helemaal alleen in een bos”).
1
Hoofdstuk
De leerkracht herhaalt kort wat er in de eerste 3 hoofdstukken is gebeurd. Dan luisteren de kinderen naar hoofdstuk 4 van het verhaal terwijl de leerkracht de illustraties toont.
vraaggeSprek prek ‘uitgebluSt ’ 6.1. De leerkracht opent het gesprek met de vraag “Wat is er aan de hand met de Muzikaaltjes Puf, Hikkiewendysnik en Fikske?” Daarna kan de leerkracht doorvragen: “Klinkt hun muziek mooi?” “Welke muziek vind je zelf mooi / niet mooi?” Volgende vragen zijn voor kinderen eerste en tweede leerjaar: “Waarom is het leven van de Muzikaaltjes banaal?” “Wat betekent dat woord?” “Waarom zijn ze zo sloom?” De Van Daele verklaart ‘banaal’ als: hinderlijk alledaags, weinig hoogstaand. In het verhaal van Prinses Waarom geloven de Muzikaaltjes niet echt in zichzelf. Ze zien alleen wat ze niet kunnen. De prinses zal hen – samen met Windhoos – letterlijk nieuw leven inblazen en hen terug de moed en de sjwoeng geven om samen mooie muziek te maken. Het gesprek eindigt met deze vragen: “Heb jij soms geen zin om ook maar iets te doen?” “Overkomt het je ook wel eens dat je je verveelt? Wat kan jou helpen?” “Wat kan jou helpen om weer fit te worden?” “Hoe zou prinses Waarom de muzikaaltjes kunnen helpen?”
6.2.
bewegingSopDracHt: Sloom bewegen op De muziek 1. De kinderen luisteren naar De Droevige Muzikaaltjes. (track 4, op 0,40 sec) 2. De leerkracht laat de kinderen meeklappen op de muziek. Zo merken ze het trage ritme. De Muzikaaltjes spelen niet echt in de maat, ze spelen slordig, ze zingen een beetje vals. 3. De kinderen proberen daarna traag mee te stappen met de muziek. De leerkracht vraagt hen naar beneden te kijken, de schouders te laten hangen… een heel slome, vermoeide indruk te maken terwijl ze door de ruimte bewegen.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
16
6.3. Muziek: Sloom zingen 1.De leerkracht leert de kinderen de tekst van het refrein. Let op de uitspraak van het woord ‘banaaltjes’. Leg de kinderen eventueel nogmaals uit wat het woord betekent. “Wij zijn de muzikaaltjes, tralatralatrala, ons leven is banaaltjes, tralatralatrala”. 2.De leerkracht leert de melodie met de tekst aan de kinderen. Zing samen met de kinderen, en let erop dat het traag en sloom gezongen wordt. 3.De kinderen zingen nu mee met de cd, terwijl ze sloom rondstappen zoals in de vorige opdracht. Laat hen met hun stem en bewegingen overdrijven dat ze moe en verveeld zijn.
17
Hoofdstuk 5
De leerkracht herhaalt kort wat er in de eerste 4 hoofdstukken is gebeurd. Dan luisteren de kinderen naar hoofdstuk 5 van het verhaal terwijl de leerkracht de illustraties toont.
7.1 Verbinden: Windhoosje en het doosje De leerkracht laat de kinderen met eigen woorden vertellen wat er in hoofdstuk vijf gebeurt. De leerkracht benadrukt dat Windhoosje door prinses Waarom terug in het doosje wordt gelokt. De leerkracht deelt daarna werkblad 11 uit. Hierop staat Windhoosje bovenaan afgebeeld en het doosje onderaan. Beide elementen zijn verbonden door 3 draden die kriskras door elkaar lopen. De kinderen onderzoeken welke de juiste weg is voor Windhoos om terug naar zijn doosje te gaan.
7.2 Prinses Waarom brengt rust met een mooi maar betoverend hoog wijsje De leerkracht vertelt: “Windhoosje vliegt rond als een vrije vogel in de lucht. De prinses heeft hem echter nodig en lokt hem naar beneden, met een liedje waar de wind helemaal rustig van wordt. We gaan nu samen dat liedje leren”. 1. De leerkracht leert de melodie en de tekst aan de kinderen aan. Het lied begint na 0’30’’. 12
werkblad
2. Als alle kinderen het liedje kunnen zingen, komt iedereen in de ruimte staan. De leerkracht geeft hen de opdracht om te bewegen zoals de wind zou rondvliegen, zachtjes zwevend hoog in de lucht. (Verwijs naar de bewegingsopdracht uit les 5 indien deze al uitgevoerd is.) 3. De leerkracht toont aan de kinderen hoe ze hun bewegingen kunnen afbouwen wanneer de wind rustig wordt. Laat de kinderen dit oefenen. Daarna krijgen de kinderen de opdracht goed te luisteren naar de muziek die de leerkracht zal zingen. De kinderen moeten uitbeelden hoe de wind eerst heerlijk rond waait en zachtjesaan rustig wordt en gaat liggen. Zorg eventueel voor kussentjes zodat de kinderen gemakkelijk kunnen gaan liggen.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les 7
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
18
4. Voor de oudere kinderen kan de klas nu in twee groepen verdeeld worden. De ene groep beeldt windhoosje uit die gaat liggen, de andere groep zingt het liedje tot alle windhoosjes op de grond liggen. Het is belangrijk dat de zingende groep zijn best doet om heel zacht en lief te zingen, ze moeten proberen de andere groep te betoveren en zachtjes in slaap te zingen. 5. Na deze oefening, laat de leerkracht alle kinderen neerliggen en leest hij volgende relaxatieoefening voor. Neem hiervoor de tijd. “Je mag nu helemaal rustig worden, en je ogen sluiten. Beeld je in dat je in een gezellig doosje ligt, helemaal zacht, met jouw lievelingsknuffels naast je of jouw lievelingsdekentje. Adem nog eens diep in, en blaas de laatste wind zo lang je kunt naar buiten. Wiebel eens goed met je benen. Laat ze nu heel stil liggen. Je bent niet meer zo licht als de wind, maar je voelt hoe je benen zwaarder worden en zich zacht in het doosje nestelen. Voel nu met je handen aan je buik en voel hoe lekker warm je buik is. Adem nog eens diep in, en voel hoe je buik omhoog gaat. Blaas alle adem er weer uit met een diepe zucht. Voel je hoe je rug tegen de grond raakt? Wiebel nu zachtjes en traag heen en weer met je hoofd. Voel hoe je ene oor de grond raakt, en daarna je andere oor. Til nu je hoofd een klein beetje op, en voel hoe zwaar het weegt. Nu mag je je ogen voorzichtig weer open doen. Rek je eerst helemaal uit, en kom daarna weer uit je doosje.
1
Hoofdstuk deel 2
De leerkracht herhaalt wat in de eerste 5 hoofdstukken gebeurd is. 8.1. vrolijke muzikaaltjeS De kinderen luisteren naar het liedje op de cd (cd track 5 - 4’00’’). Daarna zingen ze het na, samen met de leerkracht. werkblad 12 8.2.
bewegingSopDracHt: DanSlabo
Danslabo is een methodiek waarbij de groep op een gestructureerde manier een groepsdans creëert. De methodiek is oorspronkelijk ontwikkeld voor kinderen en is ook toepasbaar bij personen met een verstandelijke handicap.2 1.muziek beluisteren De kinderen komen in een kring zitten en de leerkracht laat het lied van de vrolijke muzikaaltjes horen. De kinderen luisteren naar de muziek en ontleden samen met de leerkracht uit hoeveel verschillende deeltjes de muziek bestaat. Bij de start van de muziek hoor je deel 1, de leerkracht toont 1 vinger. Bij het volgende deel met blokfluit toont de leerkracht 2 vingers. Toon weer 1 vinger wanneer het eerste deel terugkomt. Je kunt de muziek bijvoorbeeld als volgt indelen: • • • • • •
deel 1: zang deel 2: blokfluit deel 1: zang deel 3: xylofoon + accordeon deel 1: zang deel 4: instrumentaal einde met verschillende instrumentjes
Bij jongere kinderen kan de structuur eenvoudiger gemaakt worden door bijvoorbeeld simpelweg af te wisselen tussen deel 1 ‘zang’ en deel 2 ‘instrumentaal’. De danslabo-methode werd ontwikkeld in de jaren ’80 door CBK (Creatief Begeleidingscentrum Krekenland) samen met CBDF (Centrum beter Bewegen Dans- en Feestcultuur). 2.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
20
2. improviSatieronDe Bij elk deel van de muziek wordt een andere beweging gemaakt. Er is telkens één kind dat een beweging voordoet en de groep doet dit na. Wanneer het volgende deel in de muziek begint, toont een ander kind een andere beweging. Dit wordt herhaald tot alle kinderen aan bod gekomen zijn. 3. creatie van een nieuwe DanS De leerkracht bespreekt met de kinderen welke bewegingen interessant en leuk waren voor de groep en goed bij de muziek passen. Kies daarna welke beweging voor welk deel gebruikt zal worden. Laat de groep zoveel mogelijk zelf beslissen. Zorg er als leerkracht voor dat ieders stem gehoord wordt. 4. toonmoment van De nieuwe DanS De leerkracht toont voor welke bewegingen gemaakt worden bij welk deel. Daarna wordt de muziek weer opgelegd en dansen de kinderen de nieuwe dans. Laat de kinderen eventueel ook meezingen als de dans herhaald wordt.
21
Hoofdstuk 6
De leerkracht herhaalt kort wat er tot hoofdstuk 5 in het verhaal gebeurt. Daarna luisteren de kinderen naar hoofdstuk 6 terwijl de leerkracht de tekeningen toont. In deze les willen we het thema ‘anders zijn’ nogmaals aansnijden. 9.1 K ringgesprek: een beetje raar De leerkracht leidt in en stelt een aantal vragen: Lanterfant komt uit het struikgewas terwijl Prinses Waarom en de muzikaaltjes muziek spelen. Ze stoppen met spelen en kijken hem aan. Waarom kijken ze hem zo aan? Wat is er zo vreemd aan Lanterfant? (mogelijke antwoorden: hij is een jongen, maar hij draagt wel een rokje, hij spreekt met een vreemde, hoge stem, hij loopt op hoge hakken, hij kan niet stoppen met praten en de anderen luisteren niet naar hem, hij komt hen storen) Daarna gaat de leerkracht dieper in op het thema kledij: Lanterfant is een jongen, maar hij loopt op hoge hakken en hij draagt een rokje. Wat zijn typische jongenskleren? Wat zijn typische meisjeskleren? Wat vind jij mooi? Mogen meisjes en jongens elkaars kleren dragen? Stoort het jou als iemand rare kleren draagt? 9.2 Voor kinderen uit de kleuterklas Op werkblad 13 staat een tekening van Lanterfant. De kinderen kleuren de tekening met hun lievelingskleuren. 9.3 Voor het eerste en tweede leerjaar: collage ‘mooi en raar’ De leerkracht brengt modetijdschriften mee. De kinderen zoeken naar foto’s van meisjes- en jongenskleren en maken hiermee twee collages op het werkblad 11 a en b. op werkblad a maken de kinderen een collage van kleren en kleuren die ze mooi vinden, op het werkblad b maken ze een ‘rare’ persoon. Benadruk dat het hier om persoonlijke smaak gaat. Niet iedereen vindt hetzelfde mooi of raar, iedereen is anders.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les 9
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
22
9.4
k ringgeSprek: praatziek
Lanterfant ziet er niet alleen een beetje anders uit, hij praat ook heel veel, terwijl niemand echt naar hem luistert. • Stoort het jou als iemand veel praat? • Wat kan je doen als iemand de hele tijd praat? • Hoe ga je daar mee om? • Waarom praat iemand zoveel? 9.5
zeg eenS ‘euH’
Duidelijk praten voor een groep is niet altijd gemakkelijk. We oefenen vlot praten, met het spelletje ‘zeg eens euh’. Eén kind vertelt zolang mogelijk over de kleren die hij vandaag aanheeft, zonder ‘euh’ te zeggen. De andere kinderen luisteren aandachtig en steken hun hand op als de spreker ‘euh’ zegt. De persoon die zijn hand opstak wordt nu de spreker. In de kleuterklas kan deze oefening vereenvoudigd worden door de kinderen gewoon te laten vertellen over hun kleren, zonder het verboden woord ‘euh’. Het is belangrijk dat de andere kinderen goed luisteren.
23
Hoofdstuk 7
De leerkracht laat de kinderen kort vertellen wat er tot nu toe in het verhaal gebeurd is. Daarna luisteren ze naar het vervolg van het verhaal.
10.1 Muziek: luisteropdracht In de ‘bosband’ hoor je verschillende dieren die meespelen. Luister opnieuw naar de muziek. De leerkracht helpt de kinderen met luisteren: Hoor jij 1. een eekhoorn die “yoik” zegt. 2. een eekhoorn die een tak als drumstel gebruikt? 3. een eekhoorn die schudt met een knapzak vol zaadjes? 4. een kikker die kwaakt van vreugde? 5. de belletjes van Lanterfant die er op los rinkelen? 6. het tellen van slome rupsje? De leerkracht kan hier de volgende vragen stellen: • Tot hoeveel telt de rups? • Tel verder tot 20. • Tot hoeveel moet een dirigent tellen voor het liedje begint? (antwoord: meestal wordt er tot 3 of tot 4 geteld.) Sloom rupsje vergist zich en telt per ongeluk tot 12. 10.2 Doordenkertje: Waarom? De leerkracht stelt een aantal vragen: “We zijn aan het einde van het verhaal gekomen. De titel van het verhaal is ‘Prinses Waarom’. • Waarom heet de prinses ‘Prinses Waarom’? • Verzin allemaal een Waarom-vraag waar je het antwoord NIET op weet. (bv. Waarom zijn de bananen krom?). In het eerste en tweede leerjaar kan de leerkracht de vragen op het bord schrijven. • Verzin in groep een antwoord op elke vraag. (bv. Omdat ze anders niet in je brooddoos passen).
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Les 10
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
24
10.3 Muziek en vraaggesprek: Waarom is een mooi begin! Het laatste liedje in het verhaal, heet ‘Waarom graag in de maat’. tekst en melodie: werkblad 12 De leerkracht leert de tekst en het lied aan. Daarna gaat de leerkracht samen met de kinderen in gesprek over de betekenis van de tekst. Waarom is een mooi begin, van een nog mooiere zin. Het is goed om vragen te stellen. Zo leer en ontdek je veel. Waarom hoef ik niet altijd te snappen. Er is geen antwoord op elke vraag. Soms zijn er meerdere antwoorden mogelijk. Als ik bij jou soms wat adem mag tappen Soms kan iemand anders je een idee geven, soms is het goed om even uit te blazen bij elkaar, zonder reden. Waarom graag in de maat, als je weet dat het anders gaat. Soms is het leuk om eens anders te doen dan normaal, bv. om eens lekker vals te zingen, bv. om buiten de lijntjes te kleuren, om rare kleren aan te doen, om een koe opzettelijk groen te kleuren. Iedereen is wel een beetje anders op een manier. Wat er ook van zij, wat er ook van zij, jij bent een maatje van mij Lanterfant bij voorbeeld heeft zo zijn eigenaardigheden, zijn talenten maar ook zijn kleine kantjes. Als iemand je vriend is, dan neem je ook die kleine kantjes erbij.
10.4 Complimentje We gaan elk om beurt voor de spiegel staan. Zeg wat er aan jou speciaal of anders is. De anderen mogen jou een complimentje geven. Iets wat zij aan jou speciaal, mooi, uniek, bijzonder vinden.
2
fantaSie- opDracHt: Hoe gaat Het verHaal verDer? Prinses Waarom komt aan het einde van het verhaal terug aan de eikenboom met de rommel van de mol. Tussen de rommel ziet ze een gele tennisbal die op en neer springt. Wat zou er verder gebeuren in het verhaal? inDiviDueel
Teken of schrijf een vervolg aan het verhaal. in groep
Maak in groep een vervolg aan het verhaal. Om beurt vertellen de kinderen een zin of een stukje verhaal. Een ander kind vertelt hierop verder. De leerkracht kan het verhaal op het bord schrijven, terwijl de kinderen overschrijven. Een andere mogelijkheid is om de verschillende stukjes verhaal met een microfoon op te nemen daarna te beluisteren. figuurlijk - letterlijk In het verhaal wordt er vaak ‘figuurlijk’ gesproken. De figuurlijke betekenis van een uitdrukking of gezegde is ‘niet letterlijk’ dat wil zeggen ‘bij wijze van spreken’. Voorbeeld: ‘Jij bent blind zeker’ betekent niet dat de persoon niet kan zien. Het betekent: ‘Kan je niet uitkijken?’. We geven enkele voorbeelden van gezegden uit het verhaal. Kan jij uitleggen wat de schrijver hiermee bedoelde?
je schrikt je straks een bult daar is geen speld tussen te krijgen
er geen doekjes om winden een steen verleggen
erg schrikken Dit betekent dat een redenering zo correct is, dat je er niets tegenin kan brengen. Soms (zoals in Prinses Waarom) wordt het gebruikt om aan te duiden dat iemand zo druk aan het woord is, dat niemand anders er tussen kan komen. de waarheid vertellen, direct naar de kern van het verhaal gaan iets betekenen, iets belangrijks doen in je leven
kruiSwoorDraaDSel (met De moeilijke woorDen uit De voetnoten
…) werkblad 13
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Extra
1e & 2e leerjaar
2
werk blad
1
Aan wat doen deze geluiden jullie denken?
ÚA3
2
werk blad
2
werk blad ÚA3
Meyvaert Pascal
3
viso Mariakerke
Meyvaert Pascal
viso Mariakerke
Meyvaert Pascal
a b
ÚA3 Ú A3
werk blad
werk blad
perSonen met een auDitieve HanDicap
Ú
Dit zijn mensen die slecht horen of doof zijn. Een slechthorende persoon kan niet alles horen. Een dove persoon kan niets horen. Ze gebruiken gebarentaal om met anderen te spreken. MPI SPERMALIE
perSonen met een viSuele HanDicap
Als je een blinddoek om hebt kan je niets zien. Bij een blinde is dat altijd zo. Sommige mensen zijn niet helemaal blind, zij kunnen nog een beetje zien.
perSonen met een licHamelijke HanDicap
Ú
Ú
Deze mensen kunnen zich moeilijker bewegen. Sommigen hebben hulpmiddelen nodig om zich te verplaatsen. Wie zijn benen niet kan gebruiken, kan krukken of een rolwagen gebruiken. Ú
Dit zijn mensen bij wie een deel van de hersenen minder goed werkt. Ze begrijpen de dingen niet zo goed, ze kunnen nog wel veel dingen leren maar veel trager.
perSonen met een perS verStanDelijke/mentale HanDicap ver
“Waarom moet het vandaag toch zo wárm zijn? Waarom is hier nergens een fontein? Refrein:
Waarom, o waarom word ik door de zon verblind? Waarom, o waarom is er vandaag geen zuchtje wind? Waarom niet een beetje, waarom o waarom, niet een ietsiepietsiebeetje storm?
Waarom druppelt het zweet vanonder mijn kroontje? Ik voel me een gestoomd prinsessenboontje! Waarom zelfs niet een béétje verkoeling? Wat is hiervan – potverdorie – de bedoeling? Ik wil zo graag een beetje, een piepklein mini-scheetje, een ietsiepietsiebeetje storm… Ja, ik bestel vandaag zeer plechtig een beetje, een mini-scheetje storm.”
31 Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
werk blad
werk blad
Schrap wat de mol NIET naar buiten gooit en kleur de rest.
werk blad
ÚA3
!
werk blad
kijken van boven naar benenden
10
3 Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
werk blad
emaal alleen. m toch niet hel prinses Waaro Gelukkig was s wa and gel ze es en ook In het bos waar kikker, vogeltj eekhoorn, een woonden een mannetjes. ’. e, maar slome ‘De Muzikaaltjes lf hze drie vriendelijk zic en nnetjes noemd De muzikale ma mos, en in het zachte s zat te bekom e. Ter wijl de prinse zagerig deuntj een g lin tse hoorde ze plo rker, s: rd sterker en ste aar voor haar neu Het geluid we zikaaltjes zom n drie kale Mu en plots stonde trala trala zikaaltjes, trala “Wij zijn de Mu trala trala. aaltjes , trala Ons leven is ban 9
7
10
Mijn naam is Puf, het is geen klucht, ik spreek altijd met een zucht. Ik voel mij nooit eens opgelucht.
. snik ndy e hik ewe nik. ikki n met d onder s H z en re Ik b n gebo zingen e t Ik b n nooi a en k
sk e Fik ben nikske . ls , ik ikke ik heb aar va n E kke, en m i En ng alle i Ik z
ze : Samen zongen een beetje lucht. adem, geef ons pe zucht. We zijn zo buiten de hik en een die s met boertjes, val wij gen zin Zo : bril t je wijze O prinsesje me , als je wil?” Kun jij ons helpen
9 10
-geluiden. d – geen zaag nends. duidelijkhei niets span voor alle verwacht je toon en – banale dag zeurderige eeld: op een om hoort een s. Bijvoorb daag Prinses Waar alle of ig gewoon Banaal = akel
werk blad
11
werk blad
12
Lanterfant de olifant
13
werk blad
a b
1
werk blad
werk blad
1
1
teken of schrijf een vervolg aan het verhaal. Ze keek naar de kapstok: die lag stil. Ze keek naar de geruite sok: die lag ook stil. Ze keek naar de knalgele tennisbal: die sprong zachtjes op en neer.
Zou ze? Zou ze de bal …? Waarom? “Waarom niet?”
18
18 Het is algemeen geweten dat prinsessen graag het laatste woord krijgen.
1 Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
werk blad
werk blad
1
1. Diersoort dat in dit verhaal optreedt als dirigent. 2. Naam van prinses die veel vragen stelt en nieuwsgierig is. 3. Het verhaal begint met een veld dat gloeiend licht te trillen of te ‘…’. 4. Een lengte kan overzwemmen in het zwembad. 5. Knaagdiertje met mooie pluimstaart 6. Lanterfant loopt op hoge ‘…’. 7. Als je geen haar hebt, ben je ‘…’ 8. Vrucht van de eik 9. Een stevig, groene en langwerpige boon die ook wel slaboon of sperzieboon wordt genoemd. 10. Vissen leggen in één keer heel veel eitjes. Hoe noemen we deze massale ‘worp’ ? 11. Moeilijk kunnen kiezen. Eerst piekeren en niet rap kunnen beslissen. 12. In Prinses Waarom blaast Windhoos op een bepaald moment met windkracht ‘…’ 13. Hoe de lucht eruit ziet. 14. Haarkleur van prinses Waarom 15. Als muzikanten samen muziek maken en dingen uitproberen dan noemen we dat ook wel op z’n Engels... 16. Ronddraaiende stroom in het water
1
3
Oplossingen
1. Diersoort dat in dit verhaal optreedt als dirigent. 2. Naam van prinses die veel vragen stelt en nieuwsgierig is. 3. Het verhaal begint met een veld dat gloeiend licht te trillen of te ‘…’.
B D
R
Z
I
I
K
O
L
D
E
R
E
N
A
M M
E
N
K
0
N T J
5. Knaagdiertje met mooie pluimstaart 6. Lanterfant loopt op hoge ‘…’.
P
7. Als je geen haar hebt, ben je ‘…’
T
E
I
T
E
R
I
N
S
E
S
S
E
N
B
O
O
U
I
T
S
C
H
I
E
T
E
N
E
8. Vrucht van de eik
10. Vissen leggen in één keer heel veel eitjes. Hoe noemen we deze massale ‘worp’ ?
A
A
4. Een lengte kan overzwemmen in het zwembad.
9. Een stevig, groene en langwerpige boon die ook wel slaboon of sperzieboon wordt genoemd.
A
K K
W
I
E
E
Y
K
E
N
F
E
K
E
W
11. Moeilijk kunnen kiezen. Eerst piekeren en niet rap kunnen beslissen.
H
W
O
I
E
A
12. In Prinses Waarom blaast Windhoos op een bepaald moment met windkracht ‘…’
O
N
N
R
13. Hoe de lucht eruit ziet. 14. Haarkleur van prinses Waarom 15. Als muzikanten samen muziek maken en dingen uitproberen dan noemen we dat ook wel op z’n Engels... 16. Ronddraaiende stroom in het water
R N
O
O
O
L
K
S
C
D H
H
A
O A
K
O
A
O
A
S
L
K
E
N
M
L P
U
P
S
N
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
werk blad
Aansluiting bij het leerplan
In de leerkrachtenbundel, behorend bij het prentenboek Prinses Waarom, hebben we gewerkt aan onderstaande doelstellingen, te vinden in de nieuwe leerplannen voor kleuter- en lager onderwijs eerste graad. We hebben de belangrijkste punten hieronder belicht zodat de leerkracht de bundel, de opdrachten en de methodieken kan situeren in haar/zijn jaarplan. U zal merken dat elke opdracht in deze bundel verschillende doelstellingen voor ogen heeft. Telkens gaat het om een combinatie van werken aan visie en mensbeeld, creativiteit, expressie en taal. Met het prentenboek en de leerkrachtenbundel hopen wij de eigen spontane creativiteit en expressie van leerlingen aan bod te laten komen. Wij maken hierbij een onderverdeling in drie groepen: muziek, drama en beweging. Op de volgende bladzijden hebben we deze specifieke doelen uitgeschreven.
Daarnaast werken we doorheen de opdrachten ook aan taal begrijpen en formuleren. Kinderen zullen doorheen de opdrachten een beluisterd verhaal proberen begrijpen en relaties leggen. Ze worden als het ware ondergedompeld in de muzikaliteit, rijkdom, ritme, schoonheid en zeggingskracht van taal. We dagen hen uit om te luisteren, ermee te experimenteren en er plezier aan te beleven. We maken onze doelstellingen hieronder ook wat concreter. De kinderen krijgen door de opdrachten de kans om stil te staan bij zichzelf, bij zichzelf en de ander en bij zichzelf in de wereld. Tijdens de kringgesprekken leren we de kinderen deel te nemen aan een gesprek en de bereidheid te tonen om naar elkaar te luisteren. De kringgesprekken geven de kans aan de kinderen om op een veilige manier hun eigen verhaal te doen. Ze geven ruimte aan eigen onderzoek, eigen vraagstelling en voor creatieve verwerking. Wij bieden de kinderen voldoende gelegenheden om tijdens de leeractiviteiten met elkaar om te gaan, samen te werken. De leerkracht zorgt ervoor dat de wijze van omgaan met elkaar besproken wordt. De thema’s ‘respect voor anders-zijn’ komen expliciet aan bod en leren de kinderen op vrij vroege leeftijd dat waarden, normen, ideeën en stijl variëren in diverse (sub-)culturen. De kinderen worden geconfronteerd met verschil en met de rijkdom van die diversiteit.
45
In Prinses Waarom worden kinderen geconfronteerd met schriftelijke en mondelinge taal. Taalgebruik is een vorm van interactie. Zowel de spreker, de schrijver en de luisteraar, de lezer zijn actief. We dagen via verschillende opdrachten de kinderen uit om samen te werken om zo tot een goede communicatie te komen. Via het prentenboek, de cd, de filmbeelden en de leerkrachtenbundel willen wij taal stimuleren op verschillende gebieden: - Taalgebruik voor het kind en de groep We willen kinderen stimuleren om taal te gebruiken om hun mening kenbaar te maken, om op te komen voor hun idee en hun ervaringen te delen. - Sturen en leiden We willen kinderen leren om opdrachten zelfstandig te interpreteren en uit te voeren. Doorheen verschillende opdrachten zullen kinderen uitgedaagd worden om samen te werken en initiatief te nemen. - Verwoorden van ervaringen Vaak nodigen we de kinderen uit om iets te beschrijven, met aandacht voor detail. In hun vertellen, vragen we hen om gebeurtenissen te ordenen. In kringgesprekken vragen we kinderen om verschillen en overeenkomsten te bespreken, om hierbij hun meningen en emoties te uiten. - Argumenteren Kinderen zoeken naar oplossingen voor problemen. Ze proberen verklaringen en oorzaken te zoeken. - Vooruitkijken en voorspellen We vragen aan kinderen zich te verplaatsen in een personage en mogelijke oplossingen / beweegredenen / alternatieven te bedenken. Daarnaast laten we de kinderen ook vervolg breien aan het verhaal en krijgen ze kans om hierbij hun fantastisch vermogen in te zetten.
- Interpreteren van en zich verplaatsen in anderen Kinderen worden uitgenodigd om goed te luisteren naar de ervaringen van anderen en het te begrijpen. Door zich te leren verplaatsen in de situatie van anderen, leren ze de gevoelens en reacties van anderen herkennen. - Verbeelden We vragen hen om met denkbeeldige situaties aan de slag te gaan: om mee verhalen te bedenken, te vertellen, uit te beelden, … We laten hen experimenteren met rijm, woordspelingen en creatief taalgebruik.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Taal
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
46
Muziek 1. Ritmiek: uitgaande van een muzikale bron
2.2.7 ontwikkelen een toenemende stembeheersing
1.1.
2.4 Zingen De kinderen: 2.4.1. komen tot samen aanzetten en zingen van een lied
Ruimte De kinderen verkennen de ruimte: op muziek door de zaal bewegen, overal durven komen, er ook een eigen plek vinden
3. Muziek beluisteren 1.2. Basisbewegingen De kinderen kunnen: 1.2.1. ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren, herkennen en nabootsen 1.2.2. vaststellen dat klanken, beelden en bewegingen elkaar wederzijds beïnvloeden 1.2.3. op een speelse manier de beluisterde ritmes omzetten in de juiste beweging 1.3. Muzikale tegenstellingen De kinderen: 1.3.1. nemen muzikale tegenstellingen waar en zetten ze om in beweging. 1.4. Muzikale vorm De kinderen: herkennen nieuwe en gekende melodieën en drukken dit uit met beweging. 1.5. Expressie De kinderen kunnen: 1.5.1. vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven hun eigen expressiestijl tonen 1.5.2. respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot de eigen en de andere culturen 2.
3.1 Luisteren en onderscheiden De kinderen kunnen: 3.1.2 klanken, geluiden, stilte en stemmingen in beluisterde muziek ervaren en herkennen 3.1.3 ritme in beluisterde muziek en liedjes ervaren, herkennen en nabootsen 3.1.4 verschillende muzikale elementen herkennen (tempo, toonhoogte, geluidssterkte, herkomst, maatsoort, timbre of klankkleur, articulatie, ritme en vorm) 3.1.5 signalen, functie en sfeer van beluisterde muziek of liedjes ervaren en herkennen, en alleen of in groep reproduceren 3.2 herkennen van een extra-muzikale inhoud De kinderen kunnen: 3.2.1. hun fantasiebeelden naar aanleiding van het beluisteren van muziek verwoorden. 3.3.beleven De kinderen kunnen: 3.3.1. bewegen op muziek, het muziekstuk dramatiseren, erbij tekenen of schilderen of het misschien zelfs begeleiden met muziekinstrumenten.
Stemvorming en zingen 4.Werken met instrumenten
2.2. Stembeweeglijkheid, articulatie en spraakorganen De kinderen: 2.2.3 kunnen met plezier een toenemend vermogen tot experimenteren en improviseren ontwikkelen met klank, stem of instrument 2.2.6 luisteren naar een voorgezongen eentonig geluid en nemen het over
4.2.Expressie De kinderen kunnen: 4.2.3. kunnen een instrument correct hanteren door te imiteren.
47
3. Emotionele houding en gedrag 1.2. Publiek De kinderen kunnen: 3.2.7. vertrouwen op hun expressiemogelijkheden en durven hun eigen expressiestijl tonen.
4.
Verbale communicatie
1.2.11 stelwlen bewegingen en houdingen voor. 1.2.12 spelen in op de beweging van een andere kleuter. 2. Ruimte 2.2 Expressie imiteren
4.1. Dialoog De kinderen kunnen: 4.1.1. de verhaalinhoud beknopt en chronologisch verwoorden
De kinderen: 2.2.4 bootsen een beweging of houding na in de ruimte
4.2. mening uiten De kinderen kunnen: 4.2.1. eigen belevenissen, ervaringen, gedachten, gevoelens, handelingen verwoorden.
3. Tijd
Beweging 1.
Lichaam
2.2. Expressie experimenteren De kinderen: 1.2.1. bewegen spontaan mee met het totale lichaam, uitgelokt door geluiden, klanken, verhalen, gebeurtenissen. 1.2.2. ervaren bewegingsplezier.
creatieve vormgeving
De kinderen: 1.2.8. bewegen hun bewegingen af op de muziek, op de geluiden, … 1.2.9. voeren (na een gegeven opdracht) alleen of samen met anderen bewegingen en houdingen uit. 1.2.10.kiezen bewegingen of houdingen.
3.1
Impressie (receptiviteit)
De kinderen: 3.1.1 nemen eenvoudige ritmes en ritmische motieven waar. 3.1.2 herkennen en reageren op klanken en geluiden van verschillende duur, sterkte, tempo, ritme en maat. 3.1.3 vergelijken duur, sterkte, tempo, ritme en maat. 3.2
Expressie experimenteren
De kinderen: 3.2.1 kunnen spontaan meebewegen op muziek.
Leerkrachtenbundel Prinses Waarom
Drama
Nawoord
Ik deed de deur achter me dicht, veegde mijn voeten voor het laatst, rolde mijn mat op, stopte de sleutel in de brievenbus. Dat was een laatste kus over de drempel heen. Toen kon ik met gestrekte pas de straat aan… Uit: ‘Gedichten voor gelukkige mensen van Bart Moeyaert Querido, gedicht ‘Zevenmijls, p. 7’’
Terwijl we het project ‘Prinses Waarom’ afronden, geeft dit gedicht perfecte ondertiteling aan ons gevoel. Lange tijd hebben we met een grote ploeg in het kasteel van prinses Waarom hard gewerkt. We hebben haar tot leven gebracht, haar ideeën ingeblazen, muziek voor haar verhaal ontworpen… Een zekere lichtheid voelen we, omdat we mogen loslaten. Nog wat checken, controleren en regelen, maar het is nu aan anderen om met onze prinses aan de slag te gaan. We voelen ook een lichte melancholie omdat het een beetje afscheid is. Afscheid van een proces dat we doormaakten met een fijne groep mensen van allerlei pluimage: mensen met verschillende talenten, diverse achtergrond en mogelijkheden. We eindigen graag met een hartelijk dankjewel aan alle medewerkers, muzikanten en illustratoren voor hun immense inzet, inspiratie en betrokkenheid. We hopen dat u als lezer – samen met de kinderen – evenveel plezier zal beleven aan het creatieve werk als de makers zelf.