Leer beter te concurreren… of sluit je bedrijf!
Vrijhandelszones zullen in de komende jaren uitgebreid worden, afzetpreferenties voor onze landbouwproducten verdwijnen, en fabrieksovercapaciteit in vele landen neemt toe met als gevolg goedkopere concurrerende producten. Resultaat: Suriname moet in binnen- en buitenland de concurrentie aangaan met bedrijven wiens kosten vele malen lager liggen. Surinaamse bedrijven zullen hun strategie moeten aanpassen om te kunnen concurreren… of hun deuren sluiten.
uriname heeft lang mogen profiteren van de preferentiële behandeling binnen de handelsverdragen met de VS en de EU: wij kunnen bananen, rijst en rum exporteren naar landen wiens importeurs een hogere prijs moeten betalen voor hetzelfde product afkomstig uit een ander land. Onze producten worden zo kunstmatig goedkoper gehouden om ons te ‘helpen’.
S
Met het opzetten van de Noord Amerikaanse Vrije Handelszone (NAFTA) verdween deze preferentie deels vanuit de VS doordat Mexicaanse producten geen heffing meer ondervonden; dit bracht Suriname in directe concurrentie met goedkopere Mexicaanse handelswaar. Met de Caribbean Community (Caricom) en de opkomst van de Free Trade Area of the Americas (FTAA) wordt dit idee verder doorgevoerd voor de gehele regio. Voor wat betreft de EU is de preferentiële behandeling van Afrikaanse, Caribische en Stille Zuidzee landen (ACP) - de Cotonou overeenkomst - verlengt (onder protest van de VS) tot 2008, maar deze zal ook dan wellicht aflopen. Dit komt op het volgende neer: Suriname zal op gelijke voet met de rest van de wereld moeten concurreren. Globalisering heeft nu ook Suriname bereikt. De effecten zien we al: lokale producten verliezen marktaandeel aan buitenlandse goederen (frisdrank, zeep, kip etc), onze bananen, rijst en andere landbouwproducten ondervinden concurrentie van Costa Rica, de VS e.a. die deze producten tegen de helft van onze kosten produceren. Met twintig procent van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw en industrie zal dit desastreuze gevolgen hebben als we geen rekening houden met deze nieuwe realiteit. Verdwenen is het tijdperk waarin wij op basis van subsidies konden concurreren; weg is de tijd waarin wij buitenlandse producten kunnen weren van onze markt. En hoe vechten we terug? Blijven wij ons richten op onze hulpbronnen en commoditeit producten in de hoop dat preferenties, een stabiele macro-economische omgeving en stijgende marktprijzen ons welvarend zullen maken? Of zetten we vraagtekens bij wat we al jarenlang tevergeefs proberen? Dit artikel vormt de introductie van een reeks artikelen waarin we analyseren hoe we de strijd wél kunnen leveren. Suriname op een kruispunt Er wordt gezegd dat Suriname nu op een kruispunt is beland. De rijstsector heeft te kampen met een slechte infrastructuur, hoge inputkosten, en concurrentie van de VS. Marktprijzen zijn eenderde van de productiekosten. In de bananensector werden Surland’s financiën geschaad in 2000 door een prijsverlaging van 24.5% door haar enige afnemer, windschade, én een additionele prijsverlaging van 8% in 2001. Begin 2002 waren de productiekosten tweemaal hoger dan de omzet. Beide sectoren ontvangen nu steun vanuit de EU maar onzekerheid in het Cotonou verdrag en de capaciteit om
Ir. Steven W. Coutinho
© Apura Research - www.apura.org/research
kosten laag te houden blijven de sectoren bedreigen. In de visserij zag SAIL in 2002 én 2003 een daling in de opbrengsten als gevolg van de lagere prijzen die ze moest offreren op de markt door verhoogde concurrentie op de Chinese en Braziliaanse markt; de wereldprijzen daalden in 2001 met 50%. Bijna alle ‘non resource based’ industrieën (frisdranken, textiel, chemische producten, papierproducten en metaalproducten) hebben aan marktaandeel ingeboet ten gevolge van o.a. goedkopere Trinidadiaanse producten. Het bedrijfsleven en de samenleving zijn bruut wakker geschud en maakt haar ogen open in een nieuw tijdperk. Maar in dit tijdperk zijn de traditionele afhankelijkheden van een stabiele koers, subsidies en zelfondermijnende prijzenoorlogen onvoldoende. Wanneer de economie gericht is op het exporteren van natuurlijke hulpbronnen en commoditeit landbouwproducten (zie figuur 1) die elk land ook kan produceren, is er onvoldoende investering in een meer weerbare omgeving welke de strijd zou kunnen leveren in meer robuuste industrieën. We kunnen blijven schuilen achter een e fantasiestatus van ‘17 rijkste land ter wereld’ terwijl om ons heen onze industrieën kapot gaan en wij kwetsbaar blijven. Beantwoorden wij nieuwe vraagstukken met oude antwoorden of met nieuwe? Dit is het échte kruispunt…
Figuur 1. Exportprofiel van Suriname: te afhankelijk van commoditeit exporten?
Figuur 2. Bruto Nationaal Product per inwoner in 2002
Bron: UNSD Comtrade database.
Bron: Economic Intelligence Unit.
Schijnwelvaart? De realiteit van een kwetsbare economie gaat helaas gesluierd onder een schijnwelvaart. “Wij hebben geen probleem,” vertelde een regeringsfunctionaris mij onlangs, ”wij hebben nu 200.000 auto’s op straat rijden terwijl 10 jaar geleden dat er maar 10.000 waren. Wij bouwen immense shopping malls en hebben een florerende gok industrie. Iedereen die komt is verbaasd te zien hoe rijk we zijn.” Laten wij toch maar eens naar de details kijken: Suriname heeft een informele sector die een kwart van het Bruto Nationaal Product (BNP) vormt, het is een van de armste landen van de regio (zie figuur 2), heeft de 13e hoogst fluctuerende output van 143 Wereld Handelsorganisatie (WTO) landen, heeft de laagste 1 investeringsaantrekkelijkheid ter wereld, en ondervind een alarmerende stijging in illegale activiteiten zoals drugssmokkel, witwasserij en illegale goudwinning. De langzame groei in de economie en het resulterende tekort aan banen vormt een van de grootste redenen waarom de regering er zoveel moeite mee heeft om het overheidsapparaat te saneren en waarom in het buitenland woonachtige Surinamers ook niet terug naar hun land kunnen 2: Momenteel is meer dan de helft van de beroepsbevolking in dienst van de overheid (ca. 40.000: een groei van bijna 10% in vier jaar) en wacht de rest van de Surinamers in het buitenland ‘tot het beter wordt’. En waar al die auto’s vandaan komen? Reële BNP is gestegen van SF4.193 miljoen in 1998 naar SF4.725 miljoen in 2003. Gedeeld door het bevolkingsaantal (437,000) komt dat neer op een stijging van SF1.221 per persoon in vijf jaar. Nét niet genoeg voor een auto. De rijkdom die we zien is informeel, soms illegaal en zeer misleidend. De formele economie moet worden ontwikkeld of we eindigen zonder concurrerende industrieën, heel veel auto’s en nog meer drugs. In gesprekken met regeringsleiders, het bedrijfsleven, en het doornemen van jaarverslagen en talloze studies gericht op het ontwikkelen van Suriname, wordt het duidelijk dat de realiteit nog moet dagen en dat de bevolking veel hoop op haar natuurlijke hulpbronnen en op een stabiele ‘macro-economische omgeving’ vestigt. Dán zal Suriname pas rijk worden… Zeventiende rijkste land? De regering stelt dat “de nationale ontwikkeling zijn oorsprong zal vinden in de beschikbare hulpbronnen (…)” en “de exportsectoren die grote potentie hebben in de komende 5 jaar zijn - gezien de investeringen en de natuurlijke en menselijke potentie - dan ook meer de mijnbouwsectoren (…) en de bosbouwsector.“ De Wereldbank heeft ons uitgeroepen tot het 17e rijkste land op aarde” is een veel gehoorde uitspraak.
Suriname ranked last of 140 economies in UNCTAD's FDI Performance Index in 1992-94, 1993-95, and 1999-2001. The inward FDI Performance Index is the ratio of a country's share in global FDI flows to its share in global GDP. 2 IMF country report No.03/356: the authorities agreed with (IMF) staff on the need to rationalize the civil service…however they also emphasized the concern about causing a large increase in unemployment or adversely affecting the country’s social equilibrium 1
Ir. Steven W. Coutinho
© Apura Research - www.apura.org/research
Studies3,4 hebben echter uitgewezen dat in landen met een overvloed aan natuurlijke hulpbronnen, die erg afhankelijk zijn van de export hiervan, de mensen armer zijn als dit wordt uitgedrukt in de capaciteit om goederen en diensten te kunnen kopen (figuur 3). Andere studies hebben uitgewezen dat mineraalarme landen zoals Korea, Botswana, Indonesië en Mauritius sneller groeiden terwijl mineraalrijke landen als Zambia, Verenigde Arabische Emiraten en Guyana een negatieve reële groei per hoofd van de bevolking vertoonden.
Figuur 3. De regressielijn toont een hoge correlatie (-0.66) tussen het percentage van natuurlijke hulpbronnen in de exporten en de Purchasing Power Parity (PPP) per hoofd, 1992. Bron: UN SITC Trade Statistics Data Revision 2.
Deze studies hebben recentelijk een groot draagvlak gecreëerd onder toenemende druk van vele Niet Gouvernementele Organisaties (NGO’s) die landen als Suriname gewoonweg niet zagen vooruitkomen ondanks alle ‘rijkdom’. Een van de gevolgen hiervan was dat de Wereldbank een “Extractive Industry Review” heeft geïnitieerd om haar rol in dit soort projecten te herzien. Zie ook www.eireview.org, Harvard International Review editie: Fall 2004, of onze eigen site www.apura.org - Research. Een stabiele macro-economie? De redenering gaat dat zodra macro-economische stabiliteit behaald kan worden alle firma’s plots competitief zullen zijn. Deze zelfde firma’s blijven concurreren op commoditeit consumentengoederen en basis landbouwproducten. Dit werkte een halve eeuw geleden toen handel bilateraal was; toen spraken we over ‘comparitieve’ voordelen. Een commoditeit is echter een product dat snel geïmiteerd kan worden door anderen en de producent met de laagste kosten wint. Nu moeten we het opnemen tegen Thailand, de VS, India e.a. Onze kosten liggen hoger en we hebben niets ‘speciaals’ om ons product te kunnen differentiëren om zo meer geld te kunnen vragen. We hebben geen ‘competitieve voordelen’. Subsidies en importheffingen zijn dat ook geen voordelen: het is slechts ‘uitstel van executie’ indien wij onze bedrijfsstrategieën niet drastisch anders aanpakken. Volgens industrie reviews, doen consultancy firma’s slechts 10 procent strategie werk en de rest is operationeel management en change management. Het fundament van bedrijfsvoering moet anders: niet hoé we iets doen is belangrijk maar wát we doen. Back to basics: productiviteit en strategische keuzes Er is geen verandering te bespeuren in hoe we de economie benaderen en we blijven stug het zelfde als voorheen proberen. Conventionele oplossingen hebben echter gefaald omdat ze het eigenlijke probleem niet aankaartten. Het ligt niet op macro-economisch niveau terwijl we daar wel naar kijken. Een analogie met natuurkunde kan gemaakt worden: de meeste kennis van het universum is ontstaan door het bestuderen van de kleinste interacties tussen de deeltjes, niet door het gebruiken van de telescoop. In de economie is het noodzakelijk te begrijpen waarom individuele bedrijven opereren op een bepaalde manier en welke strategieën ze hanteren. Alleen door te kijken naar hoe we de productiviteit kunnen verhogen op microniveau worden we als land minder kwetsbaar. Productiviteit is de waarde van de output geproduceerd door een eenheid van arbeid of kapitaal. “De levensstandaard van een land wordt bepaald door de productiviteit. Het staat aan de basis van het inkomen per hoofd van de bevolking (zie figuur 4).” Hoge productiviteit ondersteunt niet alleen hoge inkomensniveaus maar geeft aan inwoners ook de mogelijkheid meer vrije tijd te kiezen i.p.v. meer te werken. Het creëert ook het nationale inkomen dat wordt belast om openbare diensten te 3 4
For a good overview, see Paul Stevens: Resource Impact – curse or blessing? A literature survey, March 2003 Jeffrey Sachs and Andrew Warner: Natural Resource Abundance and Economic Growth. National Bureau of Economic Research, Cambridge, Mass., working paper 5398, December 1995
Ir. Steven W. Coutinho
© Apura Research - www.apura.org/research
bekostigen die op hun beurt weer de levensstandaard verhogen. Het stelt een bedrijf verder in staat hoge sociale standaarden aan te houden die weer de levenstandaard verhogen zoals veiligheid, gezondheid, en milieu impact. Voor wat betreft de landbouwindustrie is het gepositioneerd aan de onderkant van de waardeketen. Om dit concept te illustreren kunnen we kijken naar de waardeketen van een gesneden roos (figuur 5): de waarde toegevoegd door de groeiers valt in het niet in vergelijking met de verkoper die de roos verkoopt aan de eindgebruiker.
Figuur 4. Productiviteit verklaart bijna alle verschillen in Bruto Nationaal Product per hoofd. Bron: McKinsey analyse
Figuur 5. Onderzoek naar de mogelijkheden van voorwaartse integratie. Colombiaanse gesneden bloemen waardeketen Colombia, Miami, Boston, Bron: Interviews in Mexico, Monitor Analyse
Het gemiddelde inkomen dat een werknemer verdient aan de onderkant van de waardeketen zal als gevolg dan ook lager zijn. Het échte geld is te verdienen aan het einde van de keten bij de eindproducten. Als een industrie er toch voor kiest om aan de onderkant te opereren dan moet ervoor gezorgd worden dat het de goedkoopste is. Voor wat betreft onze non resource based industrie (frisdranken, textiel, chemische producten, papierproducten en metaalproducten) die wél levert aan de eindgebruiker, leveren we producten die niet te onderscheiden zijn van de rest en dus door prijsconcurrentie de waarde output ook laag blijft. Op een abstract niveau heeft een bedrijf twee strategische alternatieven om een klantsegment te bedienen: kost leiderschap (low cost strategy) óf differentiatie: het product moet vergelijkbare waarde kunnen leveren tegen lagere kosten
Ir. Steven W. Coutinho
© Apura Research - www.apura.org/research
óf meerwaarde leveren waar de consument bereid is meer voor te betalen. In Suriname probeert men zich te handhaven in het lage kosten segment. Lage kosten gebaseerd op arbeidskosten of toegang tot goedkope grondstoffen zijn effectief op de korte termijn maar niet houdbaar. Lage kosten gebaseerd op hoge orde voordelen in moeilijk te imiteren distributie efficiëntie, sourcing, verwerkingsprocessen of een niche focus op bepaalde consumenten zijn langer vol te houden. Die bezitten wij niet. De huidige bedrijfsinfrastructuur maakt het haast onmogelijk om zo te kunnen opereren: slechte wegen, een onbetrouwbaar elektriciteits- en telecommunicatienetwerk, e.a. Het aankloppen bij ‘Lanti’ voor subsidies zal nu niet meer helpen, evenmin de EU vragen om ons toch nog een paar jaartjes preferentie te geven. Wát we doen moet anders. Tot slot Goed macro-economische management is noodzakelijk als een bedrijf een langdurige stijging in productiviteit wil bereiken. Fiscale en monetaire stabiliteit verzacht de rentevoet en geven investeerders meer zekerheid. Echter, stabiliteit is niet voldoende. Er zijn bedrijven die het goed doen in onzekere tijden, terwijl andere bedrijven ten onder gaan onder de meest structureel sterke economieën. Het vermogen om te kunnen concurreren gaat niet alleen over de macro-economie, het gaat om de strategische keuze die elk bedrijf maakt over hoe het zal concurreren. Globalisatie zorgt ervoor dat Surinaamse bedrijven het moeten opnemen tegen firma’s over de hele wereld. Wij hebben er (onbewust) voor gekozen om binnen dit raamwerk te concurreren in commoditeiten maar daar leent onze omgeving zich te slecht voor om hierin te kunnen winnen. Er is echter wél een manier om dit te doen. Surinaamse bedrijven kunnen zeer zeker winstgevend worden en zich internationaal nog stand houden ook. Ir. Steven Coutinho is werkzaam als management consultant in London waar hij zich richt op het formuleren en implementeren van bedrijfsstrategieën binnen de Investment Banking industrie. Hiervoor richtte hij zich op verscheidene strategie vraagstukken bij oa McKinsey, Johnson & Johnson, KPN en Philips. Hij is cum laude afgestudeerd in Technische Natuurkunde met een additionele studie in Bedrijfskunde. Voor reacties:
[email protected]
Ir. Steven W. Coutinho
© Apura Research - www.apura.org/research