Le français, l’avenir d’une langue vivante L’approche néerlandaise Première conférence débat
Faire rebondir le français dans les collèges et lycées Maison Descartes, 3 mars 2010
Ta b l e d e s m a t i è r e s | I n h o u d s o p g a v e Introduction | Inleiding............................................................................................................................1 Programme |Programma..........................................................................................................................2 Participants | Deelnemers........................................................................................................................3 Biographie des intervenants | Biografieën sprekers......................................................................................6 La Table Ronde pour le français.................................................................................................................8 De Ronde Tafel Frans ..............................................................................................................................9 Le choix de la qualité: plan d’action de la Table Ronde pour le français | Kiezen voor kwaliteit : beleidsplan Ronde Tafel Frans ..............................................................................................................................10 Le niveau de compréhension orale en langues étrangères au cours des années | Het niveau van de luistervaardigheid in de moderne vreemde talen door de jaren heen...........................................................13 Le projet LinQ français-allemand et l’enquête SLO | LinQ Frans Duits en het onderzoek van de SLO...................17 La Table Ronde pour l’allemand et le Duitsland Instituut Amsterdam | De Ronde Tafel Duits en het Duitsland Instituut Amsterdam ...........................................................................................................................19 Statistiques sur les choix de langues dans le secondaire | Overzicht taalkeuze VO...........................................20
Introduction | Inleiding Baisse du niveau de français des élèves à la sortie du secondaire. Baisse d’intérêt pour cette langue dans les filières professionnelles (MBO/HBO) ainsi que pour les études de français à l’université. Baisse d’effectifs dans les formations de professeurs de français. Tel est le constat établi depuis une dizaine d’années par les experts néerlandais sur le terrain. Ce souci est en partie partagé par nos collègues pour l’allemand alors même que l’apprentissage de plusieurs langues étrangères demeure un enjeu primordial de la construction européenne et que la reconnaissance et l’impact du Cadre européen commun de référence pour l’apprentissage des langues se traduisent à différents niveaux. Pour aller de l’avant et s’adapter aux exigences actuelles, il est impératif d’analyser la situation présente dans son ensemble, de comparer les initiatives mises en place par les différentes parties prenantes et avant tout d’instaurer entre elles un dialogue constructif autour de l’enseignement du français aux Pays-Bas. C’est ce que vous propose la Table Ronde pour le français en 2010. En vous remerciant d’avoir répondu à l’invitation de participer à cette première conférence débat Faire rebondir le français dans les collèges et lycées, nous vous souhaitons une après-midi fructueuse. Enfin, nous vous convions dès à présent le 23 juin pour le second volet consacré à la formation des professeurs et en octobre prochain pour la dernière conférence relative aux universités. La Table Ronde pour le français Een niveaudaling van het Frans van middelbare scholieren. Een achteruitgang in de interesse voor deze taal, zowel bij de beroepsopleidingen (MBO/HBO) als binnen de universiteiten. Dalende studentenaantallen aan de lerarenopleidingen Frans. Dat is wat de Nederlandse experts op dit gebied de afgelopen tien jaar hebben moeten constateren. Onze collega’s Duits ervaren voor een groot gedeelte dezelfde problemen, zelfs nu het leren van meerdere vreemde talen een fundamenteel streven is van de Europese eenwording en de erkenning en de uitwerking van het Europees Referentiekader voor moderne vreemde talen zich op verschillende niveaus uiten. Om vooruitgang te boeken en te kunnen voldoen aan de eisen van vandaag, is het noodzakelijk de huidige situatie in zijn geheel te analyseren, om initiatieven genomen door verschillende betrokken partijen te vergelijken en bovenal tussen deze partijen een constructieve dialoog te openen rond het onderwijs Frans in Nederland. Dit is dan ook exact wat de Ronde Tafel Frans u voorstelt in 2010. Wij danken u zeer hartelijk voor uw positieve antwoord op de uitnodiging deel te nemen aan dit eerste debat “Faire rebondir le français dans les collèges et lycées” en wensen u een vruchtbare middag toe. Tot slot willen wij u graag wijzen op de volgende bijeenkomst (23 juni) die gewijd zal zijn aan de problematiek rond lerarenopleidingen en op de laatste bijeenkomst in deze reeks waarin de situatie binnen de universiteiten ter sprake zal komen (oktober). De Ronde Tafel Frans Conception du dossier: Anièce Heijnen-Lawniczak et Coralie Gainza, Frans-Nederlandse Academie Document imprimé le 1er mars 2010
1
P r o g ra m m e | P r o g ra m m a
A partir de 13.15
2
Accueil | Ontvangst
13.30 – 13.40
Ouverture et mot de bienvenue | Opening en welkomstwoord
13.40 – 14.00
L’enseignement du français aux Pays-Bas: état des lieux et perspectives Het onderwijs Frans in Nederland: huidige situatie en perspectieven Jan van Thiel, manager des examens scolaires CITO | manager schoolexamens CITO
14.00 – 14.20
Le français aux Pays-Bas: un regard international | Een internationale kijk op het Frans in Nederland Jean-Pierre Cuq, président de la Fédération Internationale des Professeurs de Français | voorzitter van de Fédération Internationale des Professeurs de Français
14.20 – 14.40
Pause | Pauze
14.40 – 16.30
Echanges entre le panel d’experts et les participants | Debat tussen het panel en de zaal
16.30 - 17.30
Cocktail | Afsluitende borrel
Montessori Lyceum Amsterdam
Aler
Blache
Bos
Boucharel
Brink
Canton
Chatot
Cuq
de Boer
de Jongh
Drey
El Hmadaoui
Faure
Folkers
Gonzales
Gorter
Goulmy
Groenen
Hamzaoui
Heebing
Heijmans
Heijnen
Herrlitz
Trees
Séverine
Hetty
Christine
Jos
Jos
Christiane
Jean-Pierre
Jacqueline
Mariette
Myriam
Abdelilah
Annick
Marieke
Sonia
Helen
Charlotte
Guusje
Layla
Sonja
Linda
Anièce
Wolfgang
Ronde Tafel Duits
Frans-Nederlandse Academie
Hogeschool Arnhem
Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie
De Lingeborgh scholen VO-Zaltbommel
Hogeschool Inholland , TV5 Monde
ROC Deventer
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Directie Internationaal beleid
Europaschool Amsterdam
Uitgeverij Noordhoff & Anna van Rijncollege
Maison Descartes
Islamitische Scholengemeenschap Ibn Ghaldoun
Utrecht Stedelijk Gymnasium
Winford College Amsterdam
Oosterlicht College -Nieuwegein
Fédération Internationale des Professeurs de Français (FIPF)
Universiteit van Amsterdam
SLO-Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
Hogeschool Arnhem
Het Nieuw Lyceum
Heerenlanden College Leerdam
Europees Platform
Organisatie
Voornaam Naam
Voorzitter
Adviseur Hoog Onderwijs & Taal
Docent
Docent
Docent
Docent
Docent
Senior beleidsadviseur
Docent
Uitgever Grandes Lignes en docent
Cursus coördinator
Docent
Docent
Docent
Docent
Voorzitter
Docent
Docent
Docent
Docent
Coördinator Frans/ Frankrijk
Docent
Functie
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
s.gonzalez@europaschool. esprit-sg.nl
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
Email
Amsterdam
Utrecht
Arnhem
Utrecht
Zaltbommel
Zoeterwoude
Deventer
Den Haag
Amsterdam
Nieuwegein
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Amsterdam
Nieuwegein
Nice
Amsterdam
Nieuwegein
Nijmegen
Bilthoven
Leerdam
Haarlem
Amsterdam
Adres
Pa r t i c i p a n t s | D e e l n e m e r s
3
4
Jabri
Kockelkoren
Kroes
Last
Le Breton
Leenders
Libeaut
Llorens van der Erve
Lucas
MacquartMartin
Mallez
Mars
Mathieu
Mesnier
Molenaar
Schokking
Schulte Nordholt
Spataro
Stammer
Stroes
Thoraval
Touha
Sarah
Annelies
Laura
Alike
Cécile
Esther
Catherine
Patricia
Francoise
Catherine
Isabelle
Tinie
Beatrice
Lionel
Bep
Bien
Cara Ella
Elena
Barbara
Maarten
Martine
Amale
Docent
Docent
Docent en uitgever
Docent
Docent
Attaché voor Franse taalonderwijs
Docent
Docent Vmbo/Havo/ Wvo
Directrice
Directrice
Docent
Docent
Docent
Docent
Cursus coördinator
Docent
Uitgever VO
Secretaris
Docent
Pallas Athene college-Ophemert
Hogeschool van Amsterdam
Docent
Docent
Vereniging van Leraren in Levende Talen sectie Frans:voorzitter; SintVituscollege Bussum:docent
Hogeschool van Amsterdam
Da Vinci College
Uitgeverij Malmberg
Amstelveen College
Hogeschool van Amsterdam
Franse ambassade
Kennemercollege -Heemskerk
Het Schoonhovens College
Maison Descartes, Ambassaderaad voor culturele zaken
Theleme International
Hogeschool Arnhem
Het Barlaeus Gymnasium-Diemen
Open schoolgemeenshap Bijlmer
Alliance Francaise Den Haag
Taalleermethoden-Ermelo
Uitgeverij Malmberg
Ronde Tafel Frans
De Werkplaats Kindergemeenschap, VO
Bitlhoven
a.touha@pallasathenecollege. nl
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
b.molenaar-van.de.werff@ hva.nl
lionel.mesnier@diplomatie. gouv.fr
b.mathieu@kennemercollege. nl
[email protected]
isabelle.mallez@diplomatie. gouv.fr
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
Ophemert
Amsterdam
Bussum
Aerdenhout
Purmerend
s’Hertogensbosch
Amstelveen
Amsterdam
Amsterdam
Heemskerk
Utrecht
Amsterdam
France
Arnhem
Diemen
Amsterdam Z.O
Den Haag
Ermelo
s’Hertogensbosch
am.kockelkoren@glazenkamp. Nijmegen net
[email protected]
5
ToussaintDekker
Tunijc
van Campen
van den Akker
van den Veen
van der Harst
van Die-Mels
van Dijk
van Dongen
van Eekeren
van Eeten
van Leeuwen
van MeerWaller
Van Schaik
van Thiel
Vena
Verrips
Welgraven
Westerhof
Zijlstra
Alie
Ivana
Martina
Arie
Petra
Carla
Sandra
Petra
Inger
Mariette
Siem
Janine
Christine
Joop
Jan
Elisa
Annie Claire
Erika
Tilly
Liesbeth
Katholiek scholengemeenschap Hoofddorp
Educatieve Hogeschool Amsterdam
Koninklijke Scholengemeenschap Apeldoorn
Uitgeverij Thieme Meulenhoff
Docent en auteur
Docent
Docent
Responsable pédgogique
Docent
Docent
Directeur
Docent
Docent
Uitgever
Docent
Docent
Docent
Docent
Docent
Docent
Uitgever
Docent
Directeur en docent
VLLT sectie Frans: vice-voorzitter
Fusion, languages without borders
Cito: Manager schoolexamen;
Kennemer Lyceum -Overveen
De Werkplaats Kindergemeenschap, VO
Bureau Directeur Alliance Française des Pays-Bas
Vakcommunity Frans, De Digitale School
Gerrit van der college- Amsterdam
Frans-Nederlandse Academie
Koninklijke Scholengemeenschap Apeldoorn
Volksuniversiteit
Uitgeverij Noordhoff
Theresialyceum
School of Education Amsterdam
Bonaventuracollege-Leiden
Vereniging van Leraren in Levende Talen sectie Frans
[email protected]
[email protected]
e.welgraven@ thiememeulenhoff.nl
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
janine.vanleeuwen@student. hu.nl
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
martina.vancampen@ inholland.nl
[email protected]
[email protected]
Amsterdam
Apeldoorn
Zutphen
Amsterdam
Leiden
Utrecht
Zwolle
Overveen
Bilthoven
Zuidwolde
s’Hertogensbosch
Amsterdam
Utrecht
Apeldoorn
Naarden
Groningen
Tilburg
Amstelveen
Leiden
Den-Haag
Biographie des intervenants | Biografieën sprekers
M. Arie van den Akker a fait ses études de français ainsi que ses études de Littérature générale à l’Université Radboud de Nimègue. Depuis 1988, il est enseignant de français au lycée Thérésia à Tilburg. Il est actif dans plusieurs domaines liés à l’enseignement du français: membre de plusieurs groupes de référence et co-auteur de la méthode de littérature pour le français, Metropool. Il fut par ailleurs chargé de différents projets dans le domaine de l’informatique pour la méthode D’Accord éditée chez Malmberg. Après avoir suivi une formation au CIEP à Sèvres, il est devenu examinateur du Delf scolaire.
Arie van den Akker
Arie van den Akker heeft Franse Taal- en Letterkunde en Algemene Literatuurwetenschap gestudeerd aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Sinds 1988 is hij werkzaam als docent Frans op het Theresialyceum te Tilburg. Daarnaast is hij op verschillende terreinen actief: hij heeft in verschillende klankbordgroepen gezeten en hij is co-auteur van de literatuurmethode “Metropool” voor het vak Frans. Verder heeft hij verschillende projecten op ICT gebied voor “D’Accord” van Malmberg gedaan. In Sèvres heeft hij een cursus gevolgd om Delf-examinator te worden.
Après avoir été pendant des années professeur de français dans l’enseignement secondaire aux Pays-Bas, Séverine Blache est depuis deux ans chargée de projets à la Plateforme Européenne - internationalisation dans l’enseignement. Elle est entre autres impliquée dans l’organisation des examens du DELF scolaire et dans le projet LinQ qui vise à promouvoir l’enseignement du français et de l’allemand en primaire et en secondaire. En ce qui concerne le primaire, il s’agit d’introduire l’enseignement précoce du français et de l’allemand et en secondaire le but est d’améliorer la qualité et le rendement des cours. Pour atteindre ses objectifs, LinQ mise sur la formation continue des enseignants, crée des réseaux d’écoles et les accompagne sur toute la durée du projet.
Séverine Blache
Séverine Blache is een aantal jaren werkzaam geweest als docente Frans in het middelbaar onderwijs. Sinds 2008 is zij verantwoordelijk voor projecten bij het Europees Platform – internationalisering in het onderwijs. Ze houdt zich bezig met de organisatie van de Delf scolaire examens en daarnaast met het project LinQ, dat het Frans en Duits wil stimuleren in het primair en voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs heeft het project Linq concreet tot doel om het vroeg vreemdetalenonderwijs voor Frans en Duits te promoten en in het voortgezet onderwijs de kwaliteit en het rendement van de lessen te verhogen. Om deze doelen te verwezenlijken, legt LinQ de nadruk op de training van docenten en heeft het een netwerk van scholen opgezet om hen gedurende het hele project te begeleiden.
Jos Canton a été professeur de français dans le secondaire avant de se vouer à la recherche. Actuellement il fait partie de l’équipe des langues vivantes au sein de SLO, institut qui développe les programmes d’études et qui est chargé de l’introduction du CERL dans les programmes.
Jos Canton
6
Jos Canton heeft lange tijd tijd gewerkt als leraar Frans in het voortgezet onderwijs voordat hij zich ging bezig houden met onderzoek en advies. Op dit moment is hij werkzaam bij de Stichting Leerplanontwikkeling en werkt onder andere aan de aanpassing van het Nederlandse vreemdetalen curriculum aan het Europees Referentiekader.
Ancien instituteur, puis professeur de collège, certifié de lettres classiques, agrégé de grammaire et docteur en linguistique, Jean-Pierre Cuq a longtemps enseigné en Afrique du Nord. Maître de Conférences puis Professeur de didactique du français langue étrangère à l’Université Stendhal-Grenoble-3, il y a été pendant six ans directeur du Centre Universitaire d’Etudes Françaises pour étrangers (CUEF), puis directeur de l’UFR des Sciences du Langage. Il a été de 1998 à 2006 Professeur de didactique du français langue étrangère à l’Université de Provence, Aix-Marseille-1. Il est depuis Professeur de didactique du français langue étrangère à l’Université de Nice-Sophia-Antipolis. Auteur d’environ 70 publications dont 3 livres internationalement reconnus, il a assuré la direction de la publication du Dictionnaire de didactique du français langue étrangère et seconde de l’ASDIFLE, association de recherche dont il a été le président. Depuis juillet 2008, Jean-Pierre Cuq est président de la Fédération Internationale des Professeurs de Français (FIPF), qui rassemble 80 000 professeurs regroupés dans 180 associations sur les cinq continents.
Jean-Pierre Cuq
Jean-Pierre Cuq, onderwijzer en later docent, is gediplomeerd in “lettres classiques”, gespecialiseerd in grammatica en gepromoveerd in de linguïstiek. Hij gaf lange tijd les in Noord-Afrika. Als universitair docent en vervolgens hoogleraar didactiek van het Frans als Vreemde Taal aan de Université Standhal-Grenoble-3, was hij 6 jaar lang directeur van het Centre Universitaire d’Etudes Françaises pour étrangers (CUEF) en later van het UFR des Sciences du Language. Van 1998 tot 2006 was hij hoogleraar in de didactiek van het Frans als Vreemde Taal aan de Université de Provence, Aix-Marseille-1. Vanaf 2006, vervult hij deze functie aan de Universiteit Nice, Sophia-Antipolis. Jean-Pierre Cuq is auteur van 70 publicaties waaronder 3 boeken die internationale bekendheid genieten. Hij begeleidde eveneens de publicatie van het Dictionnaire de didactique du français langue étrangère et seconde van de ASDIFLE, een onderzoeksorganisatie waarvan hij tevens de voorzitter is. Sinds juli 2008 is Jean-Pierre Cuq de voorzitter van de Fédération Internationale des Professeurs de Français (FIPF), die 80.000 docenten bijeenbrengt in 180 verschillende verenigingen, verdeeld over 5 continenten.
Jan van Thiel fut professeur de français dans l’enseignement secondaire aux Pays-Bas pendant plus de 10 ans avant de rejoindre le CITO (Institut Néerlandais d’Evaluation en Education) à Arnhem en tant que concepteur d’examens de français. En 1996, il devint chef de projet des examens audio-visuels et est, depuis 2003, manager des examens scolaires auprès du CITO. Actuellement, il dirige en priorité le groupe de travail chargé de la conception des examens audio-visuels pour les langues modernes étrangères et pour le Néerlandais. Expert dans le domaine de l’évaluation des langues étrangères, il intervient régulièrement lors de congrès (entre autres ceux de la FIPF). Membre de la section de français de l’Association des professeurs de langues vivantes depuis 2004, il est également membre du comité directeur de la Stichting Frans aux Pays-Bas.
Jan van Thiel
Jan van Thiel werkte ruim 10 jaar als docent Frans in het voortgezet onderwijs voor hij in dienst trad bij CITO, Instituut voor Toetsontwikkeling in Arnhem als toetsconstructeur van toetsen Frans. In 1996 werd hij projectleider van de (kijk- en) luistertoetsen en sinds 2003 is hij manager schoolexamens. De belangrijkste productgroep waaraan hij nu leiding geeft is het team dat de kijk- en luistertoetsen Moderne Vreemde Talen en Nederlands produceert. Op diverse congressen (o.a. FIPF) heeft hij bijdragen geleverd op het gebied van toetsing van vreemde talen. Sinds 2004 is hij lid van het Sectiebestuur Frans van Levende Talen en bestuurslid van de Stichting Frans in Nederland.
7
L a Ta b l e R o n d e p o u r l e f r a n ç a i s
A l’initiative de la section de français de l’Association des professeurs de langues vivantes (VLLT/SBF), de la Frans Nederlandse Academie et de l’Association des Romanistes des Universités néerlandaises (SRNU), la Table Ronde pour le français fut fondée au mois de septembre 2005.
Objectif L’objectif de la Table Ronde pour le français est double : • stimuler l’intérêt pour la langue française et faire accroître le nombre de Néerlandais apprenant le français aux Pays-Bas, quelle que soit la forme d’enseignement choisie. • contrôler la qualité de cet enseignement (stimulation et maintenance) dans tous les secteurs de la société néerlandaise. Pour atteindre cet objectif, la Table Ronde vise à réunir toutes les instances chargées de l’enseignement du français dans tous les secteurs et à tous les niveaux, ceci pour chaque groupe cible aux Pays-Bas.
Méthode de travail Les participants de la Table Ronde se retrouvent périodiquement (4 ou 5 fois par an) pour, au delà d’un échange d’informations et de conseils, soutenir ou entreprendre projets et activités dans la mesure où ceux-ci relèvent d’un intérêt commun. Le comité directeur de la Table Ronde se compose de représentants des trois organismes fondateurs.
Actions La Table Ronde organise en 2010 une série de conférences sous la bannière Le français, l’avenir d’une langue vivante. L’approche néerlandaise. Pour obtenir un aperçu le plus complet possible de la situation de l’enseignement du français aux Pays-Bas et pouvoir par la suite apporter quelques pistes d’amélioration future, la Table Ronde donne successivement la parole aux acteurs issus des trois principaux domaines de cet enseignement. Les Prix d’excellence de la Table Ronde ont été attribués pour la première fois en 2009 aux étudiants des formations de professeurs de français. Ces prix initiés par Noortje Jacobs-Hessing (ancienne présidente du Bureau de français de la VLLT) récompensent les meilleurs mémoires de fin d’études (1er et 2nd degré) sur décision d’un jury d’experts. Lorsqu’en 2008 divers distributeurs de programmes câblés menaçaient de supprimer les émissions de TV5Monde, la Table Ronde apporta son soutien à TV5Monde en sensibilisant le public au moyen d’une pétition et en dialoguant avec les responsables de programmation concernés.
Participants Actuellement les représentants des organisations suivantes jouent un rôle actif dans la Table Ronde pour le français: Sectie Frans Levende Talen, Frans Nederlandse Academie, Ambassade de France, Maison Descartes, Europees Platform, Vakcommunity Frans, VLLT platform 1e graads opleidingen/Frans, MBO- en HBO- Netwerk docenten Frans, Alliances Françaises.
8
D e R o n d e Ta f e l F r a n s
Op initiatief van het Sectiebestuur Frans van de Vereniging van Leraren in Levende Talen (Levende Talen/SBF), de Frans-Nederlandse Academie en de Vereniging Romanisten Nederlandse Universiteiten (VRNU), is in september 2005 een Ronde Tafel Frans van start gegaan.
Doel De RTF heeft een tweeledige doelstelling: • het bevorderen van de belangstelling voor het Frans en de toename van het aantal Nederlanders dat Frans leert in de verschillende vormen van onderwijs in Nederland. • het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van het onderwijs Frans in alle sectoren van de Nederlandse samenleving. Om dit te bereiken wil de RTF tot afstemming komen tussen alle instanties belast met het onderwijs Frans in alle sectoren en op alle niveaus voor alle doelgroepen in Nederland.
Werkwijze De deelnemers aan de RTF komen periodiek bij elkaar (4 à 5 keer per jaar) om elkaar te informeren en eventuele gezamenlijk te ondernemen activiteiten of acties te bespreken. Er is een stuurgroep van de RTF die bestaat uit de vertegenwoordigers van de in de inleiding genoemde initiatiefnemers.
Acties De RTF organiseert in 2010 – 2011 een drietal conferenties om te komen tot een overzicht van situatie van het Franse onderwijs in Nederland en vervolgens aanbevelingen te doen tot verbetering. In 2009 zijn de eerste Prix TRF uitgereikt op initiatief van Noortje Jacobs-Hessing (oud-voorzitter van LT/SBF). Deze Prix d’excellence zal jaarlijks worden toegekend aan studenten van de lerarenopleidingen Frans die hiervoor hun afstudeerscriptie indienen. Toen in 2008 TV5Monde van diverse kabels dreigde te verdwijnen, heeft de RTF deze zender gesteund met een handtekeningenactie en met bezoeken aan de programmaraden.
Deelnemers Op het ogenblik zijn vertegenwoordigers van de volgende organisaties actief betrokken bij de RTF: Sectie Frans Levende Talen, Frans-Nederlandse Academie, Franse Ambassade, Maison Descartes, Europees Platform, Vakcommunity Frans, VLLT platform 1e graads opleidingen/Frans, MBO- en HBO- Netwerk docenten Frans, Alliances Françaises.
9
K i e z e n v o o r k w a l i t e i t : b e l e i d s p l a n Ro n d e Ta f e l F ra n s
Choix de la qualité: plan d’action de la Table Ronde pour le français
Situatieschets | Situation actuelle Het onderwijs van het Frans wordt momenteel geconfronteerd met twee grote problemen | L’enseignement du français aux Pays-Bas est actuellement confronté à deux problèmes majeurs : 1. Le niveau de français et d’allemand atteint par les élèves sortant de l’enseignement secondaire a baissé ces dix dernières années. C’est ce qui démontre une étude faite par le CITO (voir également ‘vakdossier Frans/Duits du SLO). Het uitstroomniveau voor Frans en Duits van leerlingen uit het VO is de afgelopen 10 jaar gedaald. Dit is onomstotelijk gebleken uit een studie van het CITO (zie ook vakdossier Frans/Duits van het SLO). 2. En même temps, et déjà depuis quelques années, un nombre trop restreint d’étudiants choisit le français dans l’enseignement supérieur. Tegelijkertijd is er al jaren een zeer gering aantal studenten dat in het hoger onderwijs voor Frans kiest.
Oordeel | L’avis de la TRF Ad 1) Cette perte de qualité est regrettable, voire dangereuse pour les raisons suivantes | Het kwaliteitsverlies is onwenselijk om de volgende redenen : 1. Si les élèves (et leurs parents) constatent que les connaissances acquises à l’école ne suffissent guère pour se débrouiller dans la langue cible, à plus long terme cela ceci pourrait amener à une remise en question de l’utilité de l’apprentissage du français/de l’allemand. L’image du français comme matière au collège/lycée en souffrira. Wanneer leerlingen/hun ouders merken dat ze met de opgedane kennis zich maar heel beperkt kunnen redden in de doeltaal, kan dit op de lange termijn leiden tot vragen over het nut van het leren van het Frans/Duits. Dit schaadt het aanzien van het vak. 2. Puisque les formations de professeurs du second degré sont ouvertes aux élèves ayant un diplôme de Havo et que le niveau a donc baissé, il n’est actuellement pas possible (même si cela reste souhaitable !) d’amener l’ensemble des élèves au niveau C1 à la fin de leur formation. Aangezien tweedegraads-lerarenopleidingen ook werken met Havisten waarvan het instroomniveau de afgelopen jaren is gedaald, is het momenteel niet mogelijk alle tweedegraads-docenten tot een uitstroomniveau op C1 te brengen, hetgeen wel wenselijk is. De kwaliteit van de leraren is dus ook in het geding. 3. Le manque d’intérêt pour des études de français dans l’enseignement supérieur pourrait partiellement résulter de la baisse du niveau dans l’enseignement secondaire. D’une part parce que les élèves ont été moins stimulés (les ouvrages littéraires ont été lus avec beaucoup de peine et dans les pays francophones, on n’a pas réussi à s’exprimer convenablement). D’autre part un grand nombre d’étudiant pourrait abandonner les études de français en cours de route à cause du niveau ‘trop élevé’ dans l’enseignement supérieur. Een lager niveau in het VO kan mede oorzaak zijn van het afnemen van de belangstelling voor een Frans gerelateerde opleiding in het hoger onderwijs. Enerzijds omdat leerlingen minder geprikkeld zijn geweest in het VO (literaire werken maar met veel moeite kunnen begrijpen, minder succeservaringen in Franstalige landen met de opgedane kennis). Daarnaast kan het de uitval in het hoger onderwijs vergroten omdat het niveauverschil steeds moeilijker te overbruggen is. Ad 2) 1. Si, à terme, on ne réussit pas à augmenter le nombre d’étudiants inscrits en français dans le supérieur, de plus en plus de cours seront donnés dans le secondaire par des professeurs non qualifiés. Ce qui devrait avoir pour double répercussion de baisser le niveau d’enseignement du français et donc celui des connaissances acquises par les élèves dans le secondaire. Wanneer er op termijn niet meer studenten Frans (HBO en WO) bijkomen, zullen de lessen Frans steeds vaker door niet bevoegde docenten worden gegeven. Dit kan zeer kwalijke gevolgen hebben voor het niveau van het onderwijs in het VO dat al onder druk staat. 10
2. Le nombre très restreint d’étudiants de français dans l’enseignement supérieur pourrait contribuer également à une complète remise en question de l’opportunité de proposer le français: à quoi bon en effet proposer une matière au programme du collège/lycée si elle n’est pratiquement pas choisie/poursuivie ensuite dans l’enseignement supérieur. Het zeer geringe aantal studenten Frans in het WO kan op termijn ook de vraag naar het nut van het aanbieden van het vak Frans in het VO aanwakkeren. Waarom zou je immers nog in het VO eenvak aanbieden dat door hoegenaamd niemand wordt gekozen in het hoger onderwijs.
Aanpak | Plan d’action • Analyser la situation à tous les niveaux et proposer des solutions pour remédier à cette perte de connaissances de la langue. Op alle niveau’s zal er getracht moeten worden een kwaliteits-inhaalslag te maken. • Parallèlement, tout doit être entrepris pour rendre le choix du français plus attrayant et cela également à tous les niveaux de son enseignement. Tegelijkertijd moet er nog meer worden ingezet op het aantrekkelijk maken van de keuze voor Frans in alle typen onderwijs.
1) VO | Enseignement secondaire Ce que nous souhaitons atteindre à terme (dans 5 à 10 ans) | Wat willen we op termijn (over 5 à 10 jaar) bereiken: Niveau / Niveau Uitstroomniveau Havo / Niveau de sortie du Havo: B1+ pour la compréhension orale et écrite | B1+ voor luister- en leesvaardigheid B1 pour l’expression orale et écrite | B1 voor spreek- en schrijfvaardigheid Uitstroomniveau VWO / Niveau de sortie du VWO: B2 pour la compréhension orale et écrite | B2 voor luister- en leesvaardigheid B1+ pour l’expression orale et écrite | B1+ voor spreek- en schrijfvaardigheid Aantrekkelijkheid / Attractivité De quoi a-t-on besoin? Comment y réussir ? | Wat is daarvoor nodig? Hoe denken we dit te kunnen bereiken?
2) HBO Lerarenopleidingen | Formation des professeurs du 2nd degré Ce que nous voulons obtenir d’ici 5 à 10 ans | Wat willen we op termijn (over 5 à 10 jaar) bereiken: Niveau / Niveau A la fin de la formation, le professeur doit maîtriser le niveau C1 Een beginnend docent moet de taal op minimaal C1 niveau beheersen. Aantrekkelijkheid / Attractivité De quoi a-t-on besoin? Comment y réussir? Wat is daarvoor nodig? Hoe denken we dit te kunnen bereiken?
3) WO | Enseignement supérieur en universités Ce que nous voulons obtenir d’ici 5 à 10 ans | Wat willen we op termijn (over 5 à 10 jaar) bereiken: Niveau / Niveau Aantrekkelijkheid / Attractivité De quoi a-t-on besoin? Comment y réussir? | Wat is daarvoor nodig? Hoe denken we dit te kunnen bereiken?
11
Vervolgtraject | Suite du projet Après avoir rédigé un document de base d’un accord commun, la procédure à suivre sera | Wanneer er een basisdocument tot stand gekomen is, dienen de volgende stappen gezet te worden: 1. Contacter la Table Ronde pour l’allemand afin d’évaluer la possibilité d’une action commune | Ronde Tafel Duits benaderen om te zien of er gezamenlijk kan worden opgetreden. 2. Prendre contact avec le ministère de l’Education | Contact zoeken met ministerie van OCW.
Enkele ideeën voortgekomen uit de bijeenkomst (RTF januari 2010) voorafgaand aan de conferentie op 3 maart, op basis van bovenstaande uitgangspunten: Wanneer het aandeel van het mondeling bij het eindexamen groter wordt en daar landelijke afspraken over komen (inhoud en bijzitters anders scholen) zal dat direct consequenties hebben voor de opzet van de lessen Frans. Gebleken is dat het alleen netjes volgen van welke methode dan ook niet genoeg productieve (mondelinge) vaardigheden bijbrengt. Iedere docent zal dus naast zijn methode ook vrije opdrachten aan moeten bieden die er voor zorgen dat een leerling zich ook in een niet geleide situatie kan redden. Op het gebied van de methodes moet er meer consolidering aangeboden worden. Leerlingen bouwen nu (bij gebrek aan herhaling leerstof) te weinig parate kennis op. Bovendien ervaring met direct contact met native speakers blijkt van essentieel belang (bv. via internationale uitwisseling en/of met assistants de langues). Op het moment dat in ieder leerjaar drie uur Frans kan worden aangeboden, is de volgende stap dat de eisen voor het eindexamen weer in fases opgeschroefd kunnen worden. Dit gegeven zal op zich voldoende moeten zijn om een kwaliteitsverbetering in de lessen te kunnen verkrijgen. Om de aantrekkelijkheid van het vak te vergroten kan overwogen worden om een deel van het CE te laten bestaan uit ‘civilisation/cultures francophones’, waarvoor ieder jaar een nieuw dossier wordt aangeleverd (op dezelfde wijze als dat nu gebeurt voor Aardrijkskunde en Geschiedenis). Dit alles houdt in dat de opzet van het Examen op de schop moet. Daar staat tegenover dat zo’n opzet meer in de richting gaan van het ERK en van examenvormen als DELF, Cambridge enz.
12
H e t n i v e a u va n d e l u i s t e r va a r d i g h e i d i n d e moderne vreemde talen door de jaren heen Alma van Til, Levende Talen, 2007 Er wordt alom geklaagd over het niveau van de leerlingen voor de moderne vreemde talen. Verstonden de leerlingen vroeger inderdaad beter Frans, Duits of Engels of zien de klagers het gewoon te somber in? En hoe zit het met het niveau van de toetsen. Worden van jaar tot jaar wel dezelfde eisen gesteld? Cito heeft de resultaten op de Kijk- en Luistertoetsen van de afgelopen 11 jaar op een rijtje gezet. In dit artikel wordt daar verslag van gedaan.
De aanleiding Elke maand februari wordt er op Cito koortsachtig gerekend. We stellen dan de normen vast voor de Kijk- en Luistertoetsen. In principe worden er sinds 1994 steeds dezelfde eisen gesteld. Maar als blijkt dat het gemiddelde cijfer onder de 6,2 duikt, passen we de norm aan. De eisen worden dan versoepeld. In 2006 was dat nodig voor bijna alle talen en schooltypes. Dat heeft ons aan het denken gezet. Is er sprake van een structurele niveaudaling? Passen onze toetsen nog wel bij de leerlingen van nu? Om hier antwoord op te krijgen hebben we een onderzoek uitgevoerd. In dit artikel worden de resultaten gepresenteerd. We willen daarmee inzicht geven in hoe het op dit moment gesteld is met de luistervaardigheid Frans, Duits en Engels in het voortgezet onderwijs.
Vier prangende vragen De volgende vier vragen moesten ons een precies beeld geven van de situatie: 1 Zijn de Kijk- en luistertoetsen over de jaren heen steeds even moeilijk? 2 Zijn de eisen die we aan de leerlingen stellen over de jaren heen nog vergelijkbaar? 3 Hoe staat het precies met het niveau van de leerlingen? 4 Hoe presteren leerlingen van verschillende schooltypes ten opzicht van elkaar? Om een antwoord te krijgen op deze vragen is een groot aantal berekeningen uitgevoerd. Jammer genoeg konden we de resultaten op de toetsen niet rechtstreeks met elkaar vergelijken. Dat komt omdat niet elke toets precies even lang en even moeilijk is. Maar omdat we over veel afnamegegevens beschikken, kunnen we wel schatten hoe de toetsen zich onderling tot elkaar verhouden. Omdat we met schattingen werken, kunnen we echter niet voor de volle honderd procent garanderen dat we hier de waarheid presenteren. Een tweede reden om ons bescheiden op te stellen bij de presentatie van de resultaten heeft te maken met de manier waarop we scholen werven voor het verzamelen van afnamegegevens. Scholen zijn niet verplicht om deze gegevens op te sturen, zoals komend jaar het geval zal zijn bij de landelijke eindexamens. Ze doen mee op basis van vrijwilligheid. Het aantal scholen in onze steekproeven varieert van 10 tot 50. En omdat we niet helemaal zeker weten of deze scholen representatief zijn, moeten we een slag om de arm houden. Kortom, helemaal perfect zijn onze data misschien niet, maar we denken dat het geheel toch voldoende robuust is om in ieder geval trends te kunnen signaleren. Overigens zijn de toetsen op vmbo KB-niveau bij dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Met uitzondering van Engels beschikken we over te weinig afnamegegevens om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Vraag 1: Zijn de Kijk- en Luistertoetsen over de jaren heen steeds even moeilijk? In het onderzoek hebben we de toetsen van vóór de invoering van onderwijsvernieuwingen (tweede fase, vmbo) vergeleken met de toetsen die daarna zijn afgenomen. Daarbij hebben we de leerlingen uit 2006 als uitgangspunt genomen. We hebben eerst geschat hoeveel vragen deze leerlingen gemiddeld goed zouden hebben bij toetsen ‘van vroeger’. Dit zijn de Mavo D-toetsen vanaf 1996 tot en met 2002 en de havo en vwo-toetsen vanaf 1996 tot de invoering van de tweede fase. In onderstaande grafieken zijn dit steeds de lichtgekleurde balkjes. Daarnaast hebben we een schatting gemaakt van het aantal vragen dat leerlingen correct zouden beantwoorden bij de ‘nieuwe toetsen’. Dit zijn de vmbo GT-toetsen (vanaf 2003) en de havo- en vwo-toetsen van ná de tweede fase (zie het donkergekleurde balkje in onderstaande grafieken).
13
80% 70% 60% 50%
mavo D-toetsen
40%
vmbo GT-toetsen
30% 20% 10% 0%
Frans
Duits
Engels
Percentage goed beantwoorde vragen
Het gemiddeld aantal vragen dat de havoleerling uit 2006 goed zou beantwoorden bij havotoetsen van vóór en na de tweede fase 80% 70% 60%
havotoetsen vóór de tweede fase
50% 40%
havotoetsen tweede fase
30% 20% 10% 0%
Frans
Duits
Engels
Het gemiddeld aantal vragen dat de vwoleerling uit 2006 goed zou beantwoorden bij vwo-toetsen van vóór en na de tweede fase
Percentage goed beantwoorde vragen
Percentage goed beantwoorde vragen
Het gemiddeld aantal vragen dat de vmbo GTleerling uit 2006 goed zou beantwoorden bij toetsen Mavo D en toetsen vmbo GT
80% 70% 60%
vwo-toetsen vóór de tweede fase
50% 40%
vwo-toetsen tweede fase
30% 20% 10% 0%
Frans
Duits
Engels
Uit de grafieken blijkt dat het geschatte percentage goed beantwoorde vragen het hoogst is bij toetsen die zijn afgenomen na de invoering van onderwijsvernieuwingen. Het ziet ernaar uit dat de toetsen die vóór deze periode zijn afgenomen moeilijker zijn dan de toetsen die in het vmbo en in de tweede fase zijn gebruikt. Uitzondering op deze ontwikkeling zijn de toetsen voor Engels op havo- en vwo-niveau. Het niveau van deze toetsen blijft door de jaren heen min of meer constant. Maar bij de andere vakken lijkt er sprake te zijn van een trend naar steeds makkelijker toetsen. Bij de vergelijking tussen de Mavo D toetsen enerzijds en de vmbo GT toetsen anderzijds ligt dat overigens voor de hand. De vmbo GT-toetsen bestaan immers uit een GT-deel en een overlapdeel dat ook wordt afgenomen op KB-leerlingen. We zorgen er daarom ook altijd voor dat het overlapdeel relatief makkelijk is. Bij het berekenen van de moeilijkheidsgraad van de totale toets is dit natuurlijk van invloed. Door de manier waarop de grafieken zijn ingedeeld lijkt het erop dat de trend naar makkelijker toetsen samenhangt met de invoering van onderwijsvernieuwingen. Dat is bij de overgang van mavo D naar vmbo GT ook het geval, zoals hierboven is uitgelegd. Bij havo en vwo Frans en Duits is de oorzaak minder eenduidig. Het is niet zo dat het geschatte percentage goed beantwoorde vragen abrupt toeneemt bij toetsen uit de tweede fase. Er lijkt eerder sprake te zijn van een geleidelijke ontwikkeling naar steeds eenvoudiger toetsen. Vraag 2. Zijn de eisen die we aan de leerlingen stellen over de jaren heen nog vergelijkbaar? Om deze vraag te beantwoorden hebben we de normen vanaf 1996 tot nu overgebracht op de eindtoets van 2006. Vervolgens hebben we uitgerekend tot hoeveel procent onvoldoendes dat zou leiden voor de leerlingen uit 2006. De resultaten zijn weer afgebeeld in onderstaande grafieken. Daaruit kan men bijvoorbeeld afleiden dat het toepassen van de normen voor Frans havo uit 1996 op de eindtoets van 2006 volgens de schattingen zou leiden tot 60 procent onvoldoendes.
14
10 0
1996
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
0
2006
10
Engels
20
2005
20
Duits
30
2004
Engels
30
Frans
40
2003
40
50
2002
Duits
2001
50
60
2000
Frans
1999
60
70
1998
70
80
1997
80
Percentage onvoldoendes
Percentages onvoldoendes volgens de normen van 1996 tot nu op de eindtoets 2006 havo
90
1996
Percentage onvoldoendes
Percentage onvoldoendes volgens de normen van 1996 tot nu op de eindtoets 2006 vmbo GT
80 70 60 50
Frans
40
Duits
30
Engels
20 10
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
0
1996
Percentage onvoldoendes
Percentage onvoldoendes volgens de normen van 1996 tot nu op de eindtoets 2006 vwo
Als we de grafieken met elkaar vergelijken dan lijkt het erop dat we voor Frans en Duits steeds lagere eisen stellen aan de leerlingen, met name bij vmbo GT en havo. Concreet komt het op het volgende neer. Als we in 2006 de normen niet hadden aangepast voor vmbo GT en havo, dan zou dat tot een onacceptabele situatie hebben geleid. Want het handhaven van de eisen uit 1996 zou volgens schattingen ertoe leiden dat meer dan de helft van de leerlingen een onvoldoende zou halen op de eindtoets Kijk- en luistervaardigheid Frans of Duits. Ook bij vwo Frans en Duits zien we dat het geschatte percentage onvoldoendes toeneemt bij het toepassen van normen uit eerdere jaren. Maar de verschillen tussen 1996 en 2006 zijn niet zo groot als bij vmbo GT en bij havo. De eerlijkheid gebiedt ons overigens te zeggen dat de gekozen schaal de verschillen tussen de jaren wat uitvergroot weergeeft. Het verlagen van de norm met één scorepunt leidt soms al tot 10 procent minder onvoldoendes. Dat komt omdat veel leerlingen zich rond het gebied tussen zakken en slagen bevinden. Dus als de norm dan één puntje opschuift zijn daar al gauw veel leerlingen bij gebaat. De eisen die we stellen voor Engels blijven door de jaren heen wel min of meer constant. Alleen in 2005 en 2006 heeft een kleine versoepeling plaatsgevonden voor Engels vmbo GT.
Vraag 3. Hoe staat het precies met het niveau van de leerlingen? Om de niveaus van de leerlingen uit verschillende jaren met elkaar te kunnen vergelijken, hebben we geschat welk eindcijfer ze zouden halen op de eindtoets 2006. De resultaten van deze berekeningen zijn weer in onderstaande grafieken te vinden. Er valt bijvoorbeeld uit af te lezen dat de gemiddelde havoleerling Duits uit 1996 vermoedelijk bijna een 8 zou halen als hij de eindtoets van 2006 gemaakt zou hebben en de adviesnorm uit dat jaar zou zijn toegepast. De grafieken hebben alleen betrekking op havo en vwo. De grafieken van vmbo GT waren wat lastiger te interpreteren, omdat de leerlingbestanden van vóór 2003 zowel leerlingen uit mavo C als uit mavo D bevatten. Daarom zijn ze niet in dit artikel opgenomen. Als we de grafieken bekijken valt op dat het geschatte eindcijfer van de gemiddelde leerling uit 1996 bij Frans en Duits systematisch hoger ligt dan dat van de gemiddelde leerling uit 2006. De verschillen zijn bij havo echter groter dan bij vwo. Volgens de schattingen zouden de havoleerlingen van 11 jaar geleden zo’n anderhalve punt hoger scoren op de huidige eindtoetsen Frans en Duits dan de leerlingen van nu. Bij vwo komt het geschatte verschil ongeveer uit op één punt. Deze uitkomsten lijken erop te wijzen dat de niveaudaling voor Frans en Duits bij havo groter is dan bij vwo. Voor Engels blijft het niveau van de leerlingen over de jaren heen min of meer constant.
15
Gemiddeld eindcijfer leerlingen uit 1996 tot nu volgens de eindtoets havo 2006
Gemiddeld eindcijfer leerlingen uit 1996 tot nu op de eindtoets vwo 2006 10
8 Frans Duits
7
Engels 6
Gemiddeld eindcijfer
Gemiddeld eindcijfer
9
9 Frans
8
Duits 7
Engels
6 5
5
2006
2004
2002
2000
1998
1996
2006
2004
2002
2000
1998
1996
Vraag 4. Hoe presteren leerlingen van verschillende schooltypes ten opzicht van elkaar? Wat we in feite wilden weten was of de gemiddelde mavo D-leerling van 11 jaar geleden even goed was in Frans en Duits als de gemiddelde havoleerling van nu. Om dit na te kunnen gaan hebben we een geheim vmbo GT-onderdeel afgenomen bij havoleerlingen. De resultaten van deze extra afname zijn weergegeven in onderstaande grafieken. Op de verticale as staat een vaardigheidsschaal afgebeeld en op de horizontale as zijn de leerlingpopulaties van 1996 tot nu weergegeven. Daarbij geldt, net als bij de vorige onderzoeksvraag, dat de groep mavoleerlingen zowel uit C- als uit D-leerlingen bestond. Luistervaardigheid Frans bij populaties van verschillende schooltypen
Luistervaardigheid Duits bij populaties van verschillende schooltypen 2,5
vaardigheidsschaal
vaardigheidsschaal
2 1,5 1 0,5 0
1,5 1 0,5 0
2006
2005
2004
2003
2002
havo
2001
2000
1999
1998
1997
1996
2006
mavo/vmbo GT
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
havo
2
mavo/vmbo GT
De grafieken tonen aan dat havoleerlingen beter lijken te presteren dan mavo- of vmbo GT-leerlingen uit hetzelfde leerjaar. Dat is natuurlijk geen verassing. Als we de havoleerlingen van 2006 echter vergelijken met de mavoleerlingen van 11 jaar geleden dan lijkt het erop dat deze twee groepen voor Duits bijna even vaardig zijn. Voor Frans is de afstand tussen beide groepen wat groter dan bij Duits, maar de prestatiegemiddelden komen al wel aardig bij elkaar in de buurt.
Conclusie Het lijkt erop dat degenen die klagen over de dalende prestaties bij Duits en Frans gelijk hebben. Het geschatte niveau van luistervaardigheid daalt voor deze twee talen bij alle onderzochte schooltypen. De toetsing sluit aan bij deze trend. Niet alleen lijken de Kijk- en luistertoetsen voor Frans en Duits door de jaren steeds makkelijker te worden, ook lijken er steeds lagere eisen te worden gesteld. Het enige dat door de jaren heen vrijwel niet verandert, is het aantal leerlingen dat zakt voor de Kijk- en luistertoetsen Frans en Duits. Over het algemeen ligt het percentage onvoldoendes volgens onze adviesnormen niet boven de 35 procent. Daardoor lijkt het alsof er niets aan de hand is. Maar de resultaten van het onderzoek bevatten serieuze aanwijzingen dat er wel degelijk sprake is van niveaudaling bij Frans en Duits. Bij Engels is de situatie heel anders. Bij dit vak lijken de vaardigheidsniveaus min of meer constant. De vraag is natuurlijk waar de daling bij Frans en Duits door wordt veroorzaakt. En of we als samenleving een dergelijke ontwikkeling moeten accepteren. Op deze vragen geeft dit artikel geen antwoord. Maar wellicht heeft u als talendocent daar wel ideeën over.
16
L i n Q F ra n s D u i t s e n h e t o n d e r z o e k va n d e S L O Een van de aanbevelingen in het SLO vakdossier Frans Duits dat als thema had de achteruitgang in niveau bij die talen in het voortgezet onderwijs was om het LinQ project voort te zetten. Gelukkig heeft het ministerie van OCW middelen gevonden en het Europees Platform in staat gesteld dit nuttige project verder te sturen. Onder voorwaarde dat onderzoek gedaan zou worden naar het rendement en dat de factoren die verbetering van de vaardigheden bij de leerlingen bewerkstelligen konden worden doorgegeven aan het veld. De deelnemende scholen hebben elk een eigen plan om het niveau voor Frans en Duits te gaan versterken. Die plannen lopen uiteen al naargelang de visie en de aard van de scholen. Er doen gymnasia mee in het project, maar ook categoriale VMBO’s. Wij gaan er echter van uit dat overal de nadruk ligt op communicatieve taalverwerving. Om aan het einde van het traject te kunnen aangeven of er meer leerrendement is bereikt, stellen onderzoekers van SLO voor om metingen te doen bij de deelnemende leerlingen op 3 momenten tijdens het traject. We meten telkens 2 vaardigheden: luistervaardigheid en de mondelinge vaardigheid. Om het gebruik van de doeltaal te stimuleren bieden wij de luistervaardigheid geheel in de doeltaal aan, dit gezien er gebruikt wordt gemaakt van toetsen van de internationale certificaten van het Goethe Institut en CIEP (DELF scolaire). Het onderzoek gaat de prestaties van deelnemende leerlingen gedurende 2 jaar volgen en maakt daarbij gebruik van toetsmateriaal dat samengesteld is uit 2 verschillende elkaar opvolgende ERK niveaus. Het niveau schuift na iedere meting een niveau op. Zo hopen wij een ontwikkeling in de prestaties van de deelnemers kunnen laten zien, in vergelijking met leerlingen die niet deelnemen aan het project (de controlegroep). De gegevens van de controlegroep zullen wij uitsplitsen naar vergelijking op schoolniveau (op voorwaarde dat de school een controlegroep kan leveren) en gemiddeld (alle controlegroepen samen gerangschikt naar leerjaar en schooltype). De nulmeting mondeling Frans heeft tussen 24/11 en 17/12/2009 op de volgende scholen plaatsgevonden: 24/11 Beekvliet gymnasium St Michielsgestel
24/11 Carolus Borromeus college Helmond
26/11 SG Ibn Ghaloud Rotterdam
3/12
Canisius college Nijmegen
3/12
Stedelijk Gymnasium Nijmegen
8/12
RSG Wieringerlant Wieringerwerf
9/12
Atlas College Hoorn
15/12 Veluws College Apeldoorn
17/12 Chr college Groevenbeek Ermelo De toets werd individueel afgenomen door een native speaker Frans, duurde ong. 10 minuten en bestond uit de volgende onderdelen: - korte kennismaking - een monoloog over een onderwerp naar keuze: de leerling krijgt een paar minuten de tijd om een onderwerp uit een lijst van 10 te kiezen waarover hij/zij wil praten (A2). Op A1 niveau moet de leerling 3 korte vragen kunnen formuleren aan de hand van een lijst van Franse woorden voor alledaagse onderwerpen naar eigen keuze (A1). - Bij A2 een korte conversatie over een thema (familie, hobbies, vrienden, films, huisdieren e.d. ) en bij A1 een rollenspel samen met de native ondervrager. Bij de beoordeling werd in eerste instantie gekeken of de leerling aan de eisen van de opdracht voldeed: - kan hij/zij een monoloog van min. 1 minuut houden - begrijpt hij/zij alle vragen, en waren de antwoorden niet beperkt tot ja/nee - is de leerling in staat voldoende informatie tijdens de conversatie te geven. Voor het vaststellen van het taalniveau (A1 of A2 al naargelang het leerjaar) is gekeken naar een aantal indicatoren.
Woordenschat Leerling beschikt over voldoende basisvocabulaire om over vertrouwde onderwerpen te kunnen praten, zoals familie, huis, hobby, vakantie, dagelijks leven, eetgewoontes. Leerling kan zeggen of hij/zij iets wel of niet leuk of mooi vindt (j’aime bien..., je déteste....). Bij A1 mogen basiswoorden zoals het benoemen van tijden, dagen van de week, maanden, getallen, namen van familieleden, basiskleuren geen probleem vormen, evenals de meest gebruikte vraagwoorden (qui, qu’est-ce que, où, quand, pourquoi, quel (âge), ....etc) en enkele frequentiewoorden (toujours, souvent, quelquefois....).
17
Grammatica Leerling kan hele zinnen maken. Leerling gebruikt een paar eenvoudige connectoren zoals et, ou, mais, ...(A1). Leerling probeert de Franse zinsbouw te hanteren (positie werkwoord), al lukt het niet altijd. Bij A2 gebruikt de leerling af en toe ook de passé composé; hij/zij kent ook meer connectoren zoals l’année/la semaine prochaine, passée, aujourd’hui, hier, demain, ...).
Interactie Leerling begrijpt de vragen zonder moeite. Leerling gaat in op de vragen en beperkt zich in zijn antwoorden niet tot oui/non of losse woorden. Leerling probeert tijdens het gesprek zelf initiatief te nemen en vertelt door. Leerling praat niet in het Nederlands.
Fluency Leerling moet zich niet steeds onderbreken om na te denken, ook in het midden van zinnen er vallen geen stiltemomenten in zijn productie (A2).
Uitspraak Vooral letten op klanken die in het Frans verschillen van het Nederlands, zoals de neusklanken, bijv. ã e en de chuintantes t.o.v. van de Nederlandse s en z klanken. Klinkers worden niet op z’n Nederlands uitgesproken.
Strategieën Als een leerling een woord niet weet, blokkeert hij/zij zich niet, maar: - probeert het woord te omschrijven - geeft in het Frans aan dat hij het woord niet weet en probeert het op een andere manier te zeggen - gebruikt een ander woord in de plaats. Eerste bevindingen Veelvoorkomende woorden (voor beschrijving van alledaagse situaties) bleken niet in de parate kennis aanwezig. Voorbeeld: in een land als Nederland zou het Franse woord voor fiets voor iedereen toch bekend moeten zijn; het tegenovergestelde bleek waar te zijn! Verder viel het ons op dat slechts weinige leerlingen die we op A2 niveau ondervroegen, gebruik maakten van de verleden tijd. Leerlingen van het derde of vierde leerjaar hadden veel woorden en uitdrukkingen die ze in de brugklas of tweede hadden ‘gehad’ niet meer in hun actieve woordenschat. Ze hadden bijv. moeite om de Franse woorden voor links, rechts, rechtdoor te gebruiken. In klassen waar een Franstalige taalassistent actief was (in één geval pas sinds 3 maanden) waren de leerlingen beter gewend aan gesprekssituaties en waren de resultaten van de test opvallend hoger dan in de traditionele klassen. Soms weten leerlingen niet hoe ze zich op een monoloog moeten voorbereiden. Ze beginnen met de eerste zin en gaan daarna niet meer verder. Daarvoor is regelmatig training nodig. Leerlingen lijken weinig getraind in het gebruik van compensatiestrategieën, wellicht doordat ze gewend zijn om meteen de vertaling te krijgen. Hoe zou een leerling zich het beste kunnen voorbereiden? Consolideer oude kennis door deze te laten gebruiken in nieuwe taalgebruiksituaties Volg niet altijd de leergang naar steeds nieuwe kennis, maar slijp oude kennis vaker in zodat het vaardigheid wordt. Zet, als dat mogelijk is, native speakers in, of gebruik zelf consequenter de doeltaal in de klas.
18
L a Ta b l e Ro n d e p o u r l ’ a l l e m a n d e t l e D u i t s l a n d I n s t i t u u t A m s t e r d a m D e Ro n d e Ta f e l D u i t s e n h e t D u i t s l a n d I n s t i t u u t A m s t e r d a m
De Ronde Tafel Duits biedt verenigingen en organisaties die belangstelling hebben voor het schoolvak Duits in Nederland een discussieforum waar informatie en meningen kunnen worden uitgewisseld over de problemen van en de vernieuwing in het onderwijs Duits in Nederland. Deelnemers aan de Ronde Tafel Duits zijn bijv. de sectie Duits van Levende Talen, de Vereniging van lerarenopleiders Duits (VLOD), de Vereniging van Germanisten aan Nederlandse universiteiten (VGNU), het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA), het Goetheinstitut Amsterdam, de werkgroep Deutsch macht Spaß en de Digischool Duits. Bij de organisatie van de Ronde Tafel Duits heeft het DIA een belangrijke taak. De Ronde Tafel Duits brengt advies uit over de kwaliteit van vernieuwingsprojecten die vanuit het ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap financieel worden gesteund en door het DIA worden geadministreerd.
Het Duitsland Instituut Amsterdam (DIA) werd in 1996 opgericht met als doel de kennis over Duitsland in Nederland te vergroten. Het instituut heeft zich sindsdien ontwikkeld tot hét nationale kenniscentrum voor het contemporaine Duitsland. In opdracht van het ministerie van OCW voert het DIA momenteel een onderzoek uit naar de beleving van het vak Duits onder Nederlandse scholieren.
Belevingsonderzoek Duits In 1993 heeft een onderzoek door het Clingendael-Instituut voor veel ophef gezorgd onder iedereen die betrokken is bij het vak Duits in Nederland. Het resultaat van dit onderzoek werd ook in de media breed uitgemeten. Het bleek dat Nederlandse jongeren een uitermate negatieve beeldvorming ten aanzien van Duitsland en de Duitse taal hadden en een geringe kennis over het land. Ongeveer vijftien jaar later lijkt dit stadium gepasseerd en berichtten de kranten in de zomer van 2006 dat de Duitsers inmiddels de favoriete buren van Nederlanders waren. Het vak Duits in het voortgezet onderwijs wordt echter nog steeds vaak geassocieerd met lastige naamvallen en vervelende rijtjes. Het belang van de Duitse taal voor de Nederlandse economie, zoals vastgesteld door de DuitsNederlandse Kamer van Koophandel en Fenedex (2007), is blijkbaar nog niet doorgedrongen tot de scholieren die bij de keuze van hun vakken en profielen het Duits maar al te snel links laten liggen. Maar spelen carrièrekansen überhaupt een rol in de selectie van keuzevakken? Is misschien niet de leuke docent een veel belangrijkere factor in het geheel? En hoe goed moet je het land kennen om een weloverwogen beslissing ten aanzien van het leren van de taal te maken? Deze en andere vragen maken deel uit van de vragenlijst, die het DIA heeft ontwikkeld voor hun belevingsonderzoek naar het vak Duits. Op vier scholen hebben leerlingen in klas 3 en 4 in het kader van een pilot-enquête vragenlijsten ingevuld. Op basis van de eerste uitslagen worden de vragenlijsten aangepast en vervolgens aan 1.064 leerlingen uit de derde klas en rond de 500 leerlingen uit de vierde klas voorgelegd en ingevuld. Daarnaast zullen kwalitatieve interviews worden afgenomen onder leerlingen uit klas 3 en 4 (met en zonder Duits in hun pakket) en onder studenten van het vak Duits om meer helderheid te krijgen over keuzefactoren onder scholieren en over hun zicht op het vak Duits. De uitkomsten zullen in samenwerking met de Kamer van Koophandel en na gesprekken met leden van VO-Raad en MBO-Raad nog voor de zomer worden gepresenteerd. Daarnaast wil het DIA op basis van de resultaten van dit onderzoek ook concretere wensen en eisen formuleren ter verbetering van het onderwijs Duits op Nederlandse scholen. Wilt u op de hoogte worden gehouden van het Belevingsonderzoek Duits? Neem dan contact op met de onderwijsafdeling van het DIA (
[email protected];
[email protected]). De resultaten van het onderzoek verschijnen te zijner tijd ook op www.duitslandweb.nl
19
Statistiques sur les choix de langues dans le secondaire O v e r z i c h t t a a l ke u z e V O 2010 Vaknaam
Schooltype
vmbo
Frans BB (scholen digitaal)
vmbo
Frans BB (scholen schriftelijk)
vmbo
Frans KB (scholen digitaal)
vmbo
Frans KB (scholen schriftelijk)
vmbo
Frans
vmbo
Scholen
6
leerlingen
73
2009 Scholen
12
2008
leerlingen
Scholen
leerlingen
150
9
51
2
91
2007 Scholen
leerlingen
2006 Scholen
leerlingen
11
84
13
83
16
136
20
229
29
233
24
251
24
206
Frans CSE GL en TL
546
6.860
578
7.355
614
8.219
615
8.961
620
9.409
havo
Frans 1,2
580
12.762
589
12.217
567
9.684
577
9.522
576
9.249
vwo
Frans 1,2
582
16.988
574
9.387
578
9.203
579
8.800
580
8.532
vwo
Frans (os)
vwo
Frans 1,2 (ns) 178
1.242
177
1.380
277
3.376
285
3.576
vmbo
Duits CSE BB (scholen schriftelijk)
11
143
22
172
32
251
vmbo
Duits BB (scholen digitaal)
126
875
134
669
133
739
vmbo
Duits CSE KB (scholen schriftelijk)
128
1.583
137
1.606
275
3.152
vmbo
Duits KB (scholen digitaal)
137
1.958
134
1.548
174
2.146
vmbo
Duits (vmbo-B)
vmbo
Duits
vmbo
Duits CSE GL en TL
820
25.202
933
24.632
862
26.195
861
26.846
867
26.781
havo
Duits 1,2
576
19.150
590
18.562
588
14.069
576
13.289
579
12.923
havo
Duits 1,2 (scholen digitaal)
8
251
vwo
Duits 1,2
572
20.481
571
8.991
573
8.502
573
8.241
574
7.838
vwo
Duits (os)
vwo
Duits 1,2 (ns) 526
27.303
535
29.169
vmbo
Engels CSE BB (scholen schriftelijk)
31
866
77
2.837
90
3.848
vmbo
Engels BB (scholen digitaal)
473
22.156
476
21.764
473
22.872
vmbo
Engels CSE KB (scholen schriftelijk)
450
25.555
517
28.985
537
29.693
544
30.414
549
29.039
vmbo
Engels (vmbo-B) (scholen digitaal)
65
3.765
vmbo
Engels
vmbo
Engels CSE GL en TL
924
56.393
928
55.215
949
56.278
942
55.880
942
54.393
havo
Engels
603
58.249
607
54.451
602
52.912
595
50.977
596
49.022
vwo
Engels
588
39.590
589
40.915
593
38.561
592
36.051
597
34.569
vwo
Engels (os)
vwo
Engels (ns)
vmbo
Spaans CSE BB
2
46
1
50
1
5
2
6
vmbo
Spaans CSE KB
1
5
2
6
1
5
2
6
vmbo
Spaans
vmbo
Spaans CSE GL en TL
36
279
30
236
40
383
35
283
34
243
havo
Spaans 1,2
61
849
70
955
64
772
62
774
63
698
vwo
Spaans
79
1.344
69
784
70
693
67
562
57
509
vwo
Spaans (os)
vwo
Spaans (ns)
2005 Vaknaam
Schooltype
Scholen
leerlingen
14
117
2004 Scholen
leerlingen
2003 Scholen
leerlingen
2002
2001
Scholen
leerlingen
Scholen
leerlingen
743
11.508
784
11.320
vmbo
Frans BB (scholen digitaal)
vmbo
Frans BB (scholen schriftelijk)
vmbo
Frans KB (scholen digitaal)
10
112
vmbo
Frans KB (scholen schriftelijk)
17
131
vmbo
Frans
vmbo
Frans CSE GL en TL
644
9.080
658
9.331
786
9.544
havo
Frans 1,2
572
8.962
751
8.733
571
8.639
565
8.691
591
9.373
vwo
Frans 1,2
575
8.088
578
7.698
571
7.827
579
7.718
472
9.460
vwo
Frans (os)
52
164
vwo
Frans 1,2 (ns)
127
1.799
257
5.138
21
183
21
178
35
263
197
838
vmbo
Duits CSE BB (scholen schriftelijk)
194
1.692
213
1.954
223
2.149
vmbo
Duits BB (scholen digitaal)
vmbo
Duits CSE KB (scholen schriftelijk)
295
3.492
303
3.331
601
4.709
vmbo
Duits KB (scholen digitaal)
vmbo
Duits (vmbo-B)
vmbo
Duits
vmbo
Duits CSE GL en TL
864
26.204
849
25.493
1.064
24.714
havo
Duits 1,2
567
11.947
574
11.588
572
havo
Duits 1,2 (scholen digitaal)
vwo
Duits 1,2
563
7.456
577
6.911
568
vwo vwo
982
34.699
1.041
33.349
10.769
564
10.089
587
12.530
7.275
571
7.428
469
11.234
Duits (os)
61
258
Duits 1,2 (ns)
128
1.755
442
30.731
vmbo
Engels CSE BB (scholen schriftelijk)
539
30.036
546
33.213
549
34.171
vmbo
Engels BB scholen digitaal)
vmbo
Engels CSE KB (scholen schriftelijk)
551
27.184
552
27.358
927
28.912
vmbo
Engels (vmbo-B) (scholen digitaal)
vmbo
Engels
vmbo
Engels CSE GL en TL
942
52.820
931
52.464
810
45.640
havo
Engels
597
47.288
588
48.792
575
vwo
Engels
595
33.517
588
31.967
584
vwo
Engels (os)
vwo
Engels (ns)
1.173
82.643
1.255
81.100
42.411
585
41.989
610
41.461
30.825
589
29.359
485
27.115
79
535
128
5.798
vmbo
Spaans CSE BB
vmbo
Spaans CSE KB
vmbo
Spaans
vmbo
Spaans CSE GL en TL
42
347
46
437
49
515
havo
Spaans 1,2
63
634
58
605
50
vwo
Spaans
60
546
71
773
50
vwo
Spaans (os)
vwo
Spaans (ns)
56
722
69
771
330
64
1.062
79
981
322
60
700
57
672
2
4
7
33
N o t e s | A a n t e ke n i n g e n