Editie 04/2009
LASTENBOEKBESCHRIJVING VENTILATIESYSTEEM XTRAVENT DOMO® Nota aan de voorschrijver De beschrijving voor mechanische toevoer en afvoer is te integreren in het deel elektriciteit De beschrijving voor doorvoer is op te nemen in het deel binnenschrijnwerk
1. Algemeen
Gezond en energiezuinig ventileren op basis van mechanische toevoer en mechanische afvoer via een centraal ventilatiesysteem met warmteterugwinning (WTW).
2. Werking
Het balansventilatiesysteem XTRAVENT DOMO® is ontwikkeld voor het centraal afzuigen van de gebruikte lucht in de vochtige ruimtes van een woning en inblazen van verse lucht in de droge ruimtes van de woning (slaapkamers, leefruimte, bureau,..) en maakt deel uit van het energiebesparende ventilatiesysteem D+®. De goede werking van het systeem D+® wordt slechts gegarandeerd wanneer de drie op elkaar afgestemde componenten aanwezig zijn :
Toevoer
XTRAVENT DOMO® ventilator voor mechanische toevoer in combinatie met regelbare toevoerventielen
Doorvoer
25m³/h bij 2Pa of deurrooster type Silendo 50m3/h bij 2Pa voor een gesloten keuken of deurrooster type 461
Afvoer
XTRAVENT DOMO® ventilator voor mechanische afvoer in combinatie met regelbare afvoerventielen
Editie 04/2009
3. Ventilatie-unit 3.1. Stille en zuinige gelijkstroomventilatoren De constant flow regeling zorgt ervoor dat de ventilator harder of zachter gaat draaien om zijn vast ingestelde luchthoeveelheid te behalen. Met hun fluisterstille werking hebben zij één van de laagste geluidsniveaus op de markt. Ventilatiecapaciteit [m3/h] Geluidsvermogen van de ventilatie-unit [dB(A)]
150 29,5
300 44,3
De ventilatoren voor toevoer en afvoer hebben een totaal maximum debiet van 300 m³/h bij een opvoerhoogte van 160 Pa. Toerental: max. 3000 toeren/min. De ventilatoren zijn EC gelijkstroomventilatoren en hebben bijgevolg een zeer laag elektrisch verbruik. Ventilatiecapaciteit [m3/h] Opgenomen elektrisch vermogen [W]
100 18-22
150 29-50
225 72-98
300 144-169
3.2. Hoogrendement warmtewisselaar Voor de overdracht van de warmte van de afvoerlucht op de koudere toevoerlucht maakt de Xtravent Domo gebruik van een kunststof tegenstroomwarmtewisselaar. Dankzij dit principe kan een thermisch rendement van meer dan 95% gehaald worden. Met andere woorden: bij een buitentemperatuur van 0 graden en een binnentemperatuur van 20 graden, wordt de toegevoerde lucht voorverwarmd tot ca. 19 graden. De kunststof warmtewisselaar is gemakkelijk uitneembaar via het frontpaneel. 3.3. Filters: F7 voor toevoer en G3 voor afvoer De verse buitenlucht wordt gefilterd door een F7 fijnstoffilter die standaard meegeleverd zit in het toestel. Door de F7-filter worden ook fijn stof en pollen tegengehouden voor een gezonde luchttoevoer. Optioneel kan een koolstoffilter bijgeplaatst worden. De afgevoerde, vervuilde lucht uit de woning wordt gefilterd door een G3 groffilter alvorens de warmtewisselaar te kruisen. Een filterindicatielampje op de unit informeert de bewoner wanneer de filters aan vervanging toe zijn. De filters zijn gemakkelijk bereikbaar en te vervangen door het openen van de filterklep. 3.4. 100% zomerbypass standaard, automatisch en gefilterd De ventilatie-unit is standaard voorzien van een zomerbypass. Tijdens de zomer wanneer warmteterugwinning niet wenselijk is, wordt de frisse nachtlucht binnengeblazen door de F7 filter, en niet door de warmtewisselaar maar langs de warmtewisselaar geleid via een bypass-klep. Deze gefilterde bypass wordt automatisch ingeschakeld en zorgt zo voor nachtelijke afkoeling van de woning. 3.5. Vochtdetectie Automatische schakeling van de ventilatoren naar een hogere stand bij te hoge relatieve vochtigheid van de afvoerlucht (bv door nemen van een douche). Gedurende een half uur of 1 uur (= instelbaar) blijft de ventilator in deze stand draaien om vervolgens weer terug te keren naar de vorige stand. 3.6. Bioritme voor intelligente sturing van bypass en ontdooicyclus Vier temperatuursensoren meten binnen- en buitentemperatuur waardoor het systeem een optimaal tijdstip kan kiezen voor ontdooiing of bypass. 3.7. Draaimodule voor installatiegemak Een handige draaimodule maakt een snelle wijziging van een linkse naar een rechtse uitvoering mogelijk, zelfs in de laatste fase op de werf.
Editie 04/2009
3.8. Condensafvoer Het kant-en-klaar waterslot is zeer eenvoudig te monteren en los te maken voor service en onderhoud. Diameter 20 mm.
4. Montageframe
Een apart montageframe wordt gemonteerd in de ruwbouwfase. Het volledige leidingnetwerk kan worden aangelegd en aangesloten op het frame. Omdat het binnendeel pas bij de oplevering wordt geplaatst, worden beschadigingen, vervuiling en diefstal voorkomen.
5. Ventielen voor toevoer en afvoer
Het ventilatieventiel is ontwikkeld voor de luchttoevoer en de luchtafvoer van mechanische ventilatiesystemen in de woningbouw. Na plaatsing van het systeem worden de ventielen voor toevoer en afvoer door de installateur ingeregeld op het juiste debiet met behulp van een anemometer.
6. Kanalen De toevoer en afvoer op de ventilatorunit hebben een diameter van 166/180 mm. Voor de luchtverdeling wordt gebruik gemaakt van het EasyDuct leidingssysteem, bestaande uit luchtverdeelboxen, vaste platte kanalen (200 x 60 mm) en flexibele instortleidingen in diameter 90, 70 en 50 mm.
7. Regeling
Door middel van een driestandenschakelaar met radiografische bediening (standaard meegeleverd) kan de ventilator in lage, normale of hoge stand gezet worden.. Hierdoor kan men ventileren in functie van de noodzaak. Bij afwezigheid kan de gebruiker de ventilatoren in de laagste stand laten draaien. De radiografische bediening heeft geen elektrische bekabeling nodig.
8. Locatie van de unit Om het theoretisch rendement van de warmtewisselaar zo goed mogelijk te benaderen in de praktijk, is het ten zeerste aangeraden de ventilatorunit met warmtewisselaar te plaatsen in een verwarmde ruimte binnen het beschermd volume van de woning, of toch minstens in een geïsoleerde ruimte. Wanneer het toestel opgesteld staat in een niet-geïsoleerd deel van de woning zal veel warmte verloren gaan aan de omgeving en het toestel, waardoor weinig warmte overblijft voor de opwarming van de toevoerlucht.
9. Dakdoorvoer of geveldoorvoer
De toevoer van verse buitenlucht naar het toestel en de afvoer van vervuilde lucht uit het toestel wordt gerealiseerd met geïsoleerde leidingen in diameter 180 mm. Deze doorvoer kan gebeuren door het dak of door de gevel. De geïsoleerde leidingen worden aangesloten op een dakdoorvoer of een geveldoorvoerrooster. Toevoer en afvoer liggen minstens 3 meter van elkaar verwijderd, of elk aan een andere zijde van de nok van het dak.
Editie 04/2009
10.
Onderhoud
10.1. Onderhoud door gebruiker De unit is voorzien van een filterindicatielampje. Als de filter vervangen moet worden zal er een rode led in het bedieningpaneel aan/uit knipperen. De voeding uitschakelen alvorens de filters te vervangen. Het toestel mag niet zonder filters worden gebruikt. 10.2. Onderhoud door installateur 10.2.1. Uitnemen en reinigen van het warmtewisselaarblok (1x per 3 jaar) De voeding uitschakelen en de kunststof warmtewisselaar demonteren. De wisselaar kan gereinigd worden met warm water en niet-agressief reinigingsmiddel. Naspoelen met warm water en goed laten uitdrogen voor terugplaatsen in het toestel. 10.2.2. Reinigen van de ventilatoren (indien vervuild) De ventilatoren moeten worden gereinigd indien deze zijn vervuild. Ventilator reinigen met perslucht of een harde borstel. Voorkom beschadiging van de schoepen. Gebruik géén water voor het reinigen.
11.
Maatvoering en gewicht
12.
Elektrische aansluiting
Xtravent Domo: 706 x 780 x 565 mm (Breedte x hoogte x diepte) Installatiebreedte incl. bochten: 1060 mm Voor service en onderhoud voor het toestel 500 mm ruimte beschikbaar houden Toevoerventiel: diameter 100 of 125 mm Afvoerventiel: diameter 100 of 125 mm Esthetisch rooster voor toevoer en afvoer XD1: 152 mm x 152 mm, aansluiten met diameter 80 tot 140 mm Het toestel bestaat uit 3 delen van elk minder dan 25 kg: montageframe 12 kg, binnenwerk 23 kg, kap 4 kg. Totaal gewicht: 39 kg.
Aansluitspanning: 230V/50 Hz dmv snoer met aardingsstekker
Editie 04/2009
13.
Gegevens voor invoer in de EPB-software
Editie 04/2009