HL0644N01B Pag. 1/11
MD644 Conventionele brandmeldcentrale Lastenboekbeschrijving
LIMOTEC nv Bosstraat 21 B- 8570 VICHTE Tel +32 (0) 56 650 660 www.limotec.be
MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 2/11
Inhoud 1.
ALGEMEEN....................................................................................................................................... 3
2. DE BRANDDETECTIECENTRALE ............................................................................................................ 4 2.1. OPBOUW VAN DE CENTRALE ....................................................................................................... 4 2.2. BEDIENING VAN DE CENTRALE ..................................................................................................... 4 2.3. VISUELE AANDUIDINGEN OP DE CENTRALE ................................................................................. 5 2.3.1. VISUELE AANDUIDINGEN PER LUS ........................................................................................ 5 2.3.2. ALGEMENE VISUELE AANDUIDINGEN ................................................................................... 5 2.4. INGANGEN & UITGANGEN ........................................................................................................... 5 2.4.1. UITGANGEN - ALGEMEEN...................................................................................................... 5 2.4.2. UITGANGEN – PER LUS .......................................................................................................... 6 2.4.3. INGANGEN - ALGEMEEN........................................................................................................ 6 2.5. VOEDING EN NOODVOEDING....................................................................................................... 6 3.
HET HERHAALBORD ......................................................................................................................... 6
4.
VOCALE TELEFOONKIEZER ............................................................................................................... 7
5.
AUTOMATISCHE BRANDDETECTOREN ............................................................................................ 7 5.1. OPTISCHE ROOKDETECTOR .......................................................................................................... 8 5.2. THERMISCHE DETECTOR............................................................................................................... 8
6.
HANDBRANDMELDERS .................................................................................................................... 8
7. ACOUSTISCHE ALARMMIDDELEN ....................................................................................................... 9 8. VISUELE ALARMMIDDELEN................................................................................................................. 9 9. DEURMAGNETEN................................................................................................................................. 9 10. LEIDINGEN ......................................................................................................................................... 9 11. AANSLUITEN EN INDIENSTSTELLEN ................................................................................................. 10 12. OPLEVERING .................................................................................................................................... 11 13. OPLEIDING GEBRUIKER.................................................................................................................... 11 14. ONDERHOUDSCONTRACT ............................................................................................................... 11
MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 3/11
1. ALGEMEEN Huidige aanneming omvat de levering, de plaatsing en de indienststelling van een automatische branddetectie-installatie die voldoet aan de hierna beschreven voorschriften. Bijkomend bij dit lastenboek dient de installatie uitgevoerd te worden conform:
De voorschriften van de lokale brandweer. Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.R.E.I.). Het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.). De Belgische normen hier van toepassing (NBN S21-100 en zijn addenda).
De installatie in al haar onderdelen (in het bijzonder branddetectiecentrale en de automatische branddetectoren) dient op datum van aanbesteding te beschikken over het EGconformiteitscertificaat en dient BOSEC gecertificeerd te zijn. De voorgestelde installatie zal de aangeduide lokalen permanent bewaken tegen brand en zal verdeeld worden in lokalisatie-groepen, waarvan het getal en de verdeling bepaald zijn in het bijgevoegde lastenboek. De bij het lastenboek gevoegde plannen geven enkel een aanduiding van de te beschermen lokalen. De juiste positie van de brandmelders zal bepaald worden door de onderschrijver. Het hierna beschreven systeem is een conventioneel detectiesysteem met lussen, dit is een systeem met identificatie van de lus. De gebruikte procedés en toestellen moeten aan de striktste veiligheidsnormen voldoen. Met dit doel moeten alle voorzorgen genomen worden om:
De storingen tot een strikt minimum te herleiden. Men zal dus alleen componenten gebruiken die aan vervroegde veroudering weerstaan. Een gemakkelijke toegang te verlenen aan de onderdelen en verbindingen. De herstellingen te bespoedigen en de mogelijkheid te bieden delen van de installatie uit te schakelen.
Al het materiaal zal standaard, courant, nieuw en van eerste kwaliteit zijn. Een oorsprongscertificaat zal kunnen gevraagd worden bij de levering en zal moeten bewijzen dat de fabricagedatum geen jaar verstreken is. Al het aangeboden materiaal en in het bijzonder de automatische branddetectoren, de handbrandmelders en de branddetectiecentrale zullen afkomstig zijn van één en dezelfde constructeur. De onderschrijver dient bij de materiaalvoorstelling een gedetailleerde omschrijving van de voorgestelde installatie en een volledige documentatie in verband met de voorgestelde materialen te geven.
MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 4/11
2. DE BRANDDETECTIECENTRALE 2.1. OPBOUW VAN DE CENTRALE De conventionele branddetectiecentrale is opgebouwd overeenkomstig de Europese Normen EN54-2/A1 en EN54-4/A1/A2. Bovendien is de centrale BOSEC gecertificeerd in combinatie met de optische en de thermische branddetectoren. De centrale heeft als doel het vroegtijdig melden van het ontstaan van een brand door middel van automatische rook- en/of warmtedetectoren en het waarschuwen van de verantwoordelijke in verband met een mogelijk gevaar door middel van handbrandmelders. De centrale is een compact en eenvoudige detectiesysteem, ingebouwd in een kunststof behuizing. De behuizing bevat het bedieningsfront, de voeding en de noodstroombatterijen en alle elektronica voor het inlezen van de detectielussen en voor het aansturen van de uitgangen. De centrale is standaard uitgerust met 4 detectielussen en is niet uitbreidbaar. Elke detectielus beschikt over een individuele aanduiding voor « Brand », « Storing » en « Uit dienst » en een bedieningsdruktoets voor het uit dienst plaatsen van de detectielus. Elke lus dient afgesloten te worden met een eindelusweerstand. Het detectieprincipe is op het stroomverbruik van de detectielus gebaseerd. Een toestandswijziging van één of meerdere detectoren wijzigt het totale stroomverbruik en resulteert in een alarm- of een foutmelding. De centrale is uitgerust met 2 bedieningsniveaus. Beide niveaus worden met behulp van een sleutelschakelaar « Bediening » ingesteld:
Bedieningsniveau 1: enkel de druktoetsen « stilte » en « Test LED » zijn beschikbaar. Bedieningsniveau 2: de druktoetsen « Reset », « Sirenes uit » en de druktoetsen voor het individueel « Uit dienst » plaatsen van de detectielussen zijn eveneens beschikbaar.
2.2. BEDIENING VAN DE CENTRALE Het bedieningsfront van de brandmeldcentrale is standaard uitgerust met:
Een sleutelschakelaar « Bediening » voor het selecteren van het gewenste bedieningsniveau. Een druktoets per detectielus voor het « Uit dienst » plaatsen van de lus. Een druktoets « Stilte » voor het stoppen van de interne waarschuwingszoemer in de centrale. Een druktoets « Reset » voor het herwapenen van de centrale. Een druktoets « Sirenes uit ». Deze druktoets heeft een dubbele functie en laat toe om enerzijds de sirenes, aangesloten op de overwaakte uitgang, uit dienst te plaatsen en anderzijds om deze sirenes, na een brandalarmmelding, stop te zetten. Een druktoets « Test Led » voor het nazicht op goede werking van de ingebouwde waarschuwingszoemer en van de LED-aanduidingen op het bedieningsfront van de centrale.
MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 5/11
2.3. VISUELE AANDUIDINGEN OP DE CENTRALE Het bedieningsfront van de brandmeldcentrale is standaard uitgerust met: 2.3.1. VISUELE AANDUIDINGEN PER LUS
Rode LED « A »: licht op bij detectie van een brandalarm in de detectielus. Gele LED « F »: licht op bij detectie van een storing (open-kring of kortsluiting) in de detectielus. Gele LED « 0/1 »: licht op bij het uit dienst plaatsen van de detectielus.
2.3.2. ALGEMENE VISUELE AANDUIDINGEN
Rode LED « Brandalarm »: licht op bij detectie van een brandalarm in één of meerdere detectielussen. Rode LED « Sirenes aan »: licht op bij aansturing van de sirenes en dooft terug na bediening van de druktoets « Reset » of na bediening van de druktoets « Sirenes uit ». Gele LED « Storing sirenes »: licht op bij detectie van een onderbreking of een kortsluiting in de bekabeling van de sirenes aangesloten op de overwaakte uitgang. Gele LED « Algemene storing»: licht op ingeval van een technische storing. Gele LED « Uit dienst »: licht op bij het uit dienst plaatsen van één of meerdere detectielussen of bij het uit dienst plaatsen van de sirenes. Groene LED « In bedrijf »: licht op bij het onder spanning plaatsen van de centrale. Gele LED « Noodvoeding »: licht op ingeval van een storing in de noodvoeding. Gele LED « Netvoeding »: licht op ingeval van een storing in de netvoeding. Gele LED « Bediening »: licht op van de centrale in bedieningsniveau 2 geplaatst wordt. Gele LED « Stilte »: licht op bij bediening van de druktoets « Stilte » en dooft terug ingeval van een nieuwe melding op het systeem of na bediening van de druktoets « Reset ». Gele LED « Sirenes uit »: licht op bij het uit dienst plaatsen van de sirenes.
2.4. INGANGEN & UITGANGEN De centrale dient uitgerust te zijn met de onderstaande in- & uitgangen: 2.4.1. UITGANGEN - ALGEMEEN
1 overwaakte sirene-uitgang 500mA. 1 dubbel spanningsloos wisselcontact (3A/230Vac) « Algemeen alarm ». 1 spanningsloos wisselcontact (1A/30Vdc – fail-safe) « Algemene storing ». 1 transistor uitgang « Algemeen alarm » (50mA inductief – 80mA resistief) voor het aansturen van een extra relaiscontact. 1 transistor uitgang « Algemene storing » (50mA inductief – 80mA resistief) voor het aansturen van één of meerdere herhaalborden of voor het aansturen van een extra relaiscontact. 1 transistor uitgang « Voedingsfout » (50mA inductief – 80mA resistief) voor het aansturen van een extra relaiscontact.
MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 6/11 2.4.2. UITGANGEN – PER LUS
1 transistor uitgang per lus (50mA inductief – 80mA resistief) voor het aansturen van één of meerdere herhaalborden of voor het aansturen van een extra relaiscontact per lus.
2.4.3. INGANGEN - ALGEMEEN
1 ingang « Storing bekabeling geluidsmiddelen » voor het aansluiten van een externe overwaakte uitgang. 1 testingang voor het aansturen van de alarm- en/of sirenerelais. Deze ingang kan verbonden worden met de evacuatieschakelaar van een aangesloten herhaalbord. 1 ingang voor de externe bediening van de stiltefunctie vanop afstand.
2.5. VOEDING EN NOODVOEDING De brandmeldcentrale wordt aangesloten op het lichtnet. Het geheel functioneert op een spanning van 27V. Deze basisspanning wordt met behulp van aansluitpunten op de klemmenrij van de centrale ter beschikking gesteld. Een secundaire voedingsbron bestaat uit een set onderhoudsvrije loodbatterijen en laat een autonomie van 24u toe bij eventuele stroomonderbrekingen. Enkel de installatie voor automatische detectie mag op de noodvoeding aangesloten worden. De centrale bevat één voedingsoverwaking. Teneinde de autonomie van de centrale te garanderen voert de voedingsoverwaking de volgende controles uit:
Spanningscontroles: zodra de netspanning onderbroken is, wordt de technische storing « Storing netvoeding » op de centrale aangestuurd. Na het wegvallen van de netspanning zijn de noodstroombatterijen in staat om de centrale gedurende 24 uur te laten verder werken. De batterijen worden stelselmatig ontladen van zodra zij de voeding van het systeem overnemen. Op het einde van de autonomie naderen de batterijen de totale ontlading. Dit wordt gemeld door de technische storing « Storing noodvoeding ». Batterij temperatuur: teneinde de levensduur van de batterijen te optimaliseren, wordt de batterijlaadspanning bepaald in functie van de temperatuur. Interne batterij weerstand: teneinde de autonome werking van de centrale te verzekeren, moeten de batterijen in goede staat zijn. Een veroudering van de batterijen kan de vooropgestelde autonomie van de centrale gevoelig verminderen. Ingeval van verouderde of defecte batterijen neemt de interne weerstand toe. De voedingsoverwaking controleert om de 3 uur de interne weerstand. Een te hoge interne weerstand wordt gemeld door de technische storing « Storing noodvoeding ».
3. HET HERHAALBORD Het herhaalbord is uitgerust met een rode LED per lus voor de alarmmelding, een gele LED voor ‘stilte’ en ‘algemene storing’ en een groene LED voor ‘in bedrijf’. Het herhaalbord is standaard uitgerust met een stiltetoets en een evacuatieschakelaar.
MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 7/11
4. VOCALE TELEFOONKIEZER De branddetectiecentrale wordt gekoppeld met een microprocessor gecontroleerde telefoonkiezer, geschikt voor het versturen van spraak- en/of tekstboodschappen via een standaard analoge telefoonlijn naar een vast telefoontoestel of naar GSM. De telefoonkiezer is uitgerust met vier ingangen. Elke ingang verstuurt één gesproken en/of tekstboodschap naar één of meerdere telefoonnummers uit een lijst die maximaal acht nummers kan bevatten. Elk nummer wordt maximum 10-maal opgebeld. Bij het ontvangen van een oproep kan een bevestiging naar de telefoonkiezer teruggezonden worden. Deze bevestiging zorgt voor het volledig of gedeeltelijk stopzetten van de alarmcyclus. De boodschappen worden opgenomen via een ingebouwde microfoon en zijn te beluisteren via de ingebouwde luidspreker. De SMS-tekstberichten worden via het klavier geprogrammeerd. De programmatie is menugestuurd en beveiligd via een installateurcode. De telefoonkiezer bevat een logboek met een lijst van de laatste 64 uitgevoerde meldingen en bedieningen. Alle gegevens worden in een niet-vluchtig geheugen opgeslagen zodat deze behouden blijven na een spanningsuitval. Het toestel werkt op een 12Vdc voedingspanning en wordt hiervoor op de secundaire spanning van de branddetectiecentrale aangesloten.
5. AUTOMATISCHE BRANDDETECTOREN De automatische branddetectoren dienen te beschikken over een EG-conformiteits-certificaat en dienen BOSEC gecertificeerd te zijn in combinatie met de branddetectie-centrale. Het te gebruiken type branddetector dient bepaald te worden in functie van het doel van de te bewaken ruimten. De branddetectoren mogen geen enkel onderdeel bevatten dat kan oxideren, roesten of slijten door de normale temperatuur- en vochtigheidsomstandigheden waarin zij zijn opgesteld. De detectoren mogen geen alarm veroorzaken door:
Normale variaties in de toestand en samenstelling van de lucht. Normale trillingen van het plafond waaraan zij zijn bevestigd. Statische elektriciteit.
De detectoren moeten het alarmsignaal behouden tot het door handbediening op de branddetectiecentrale gewist wordt. Op dat ogenblik moeten ze zich automatisch terug in rusttoestand plaatsen, met dien verstande dat de oorzaak van de brandalarmmelding verdwenen is. De gevoeligheid van iedere detector moet vooraf ingesteld zijn in de fabriek om een uiterste bedrijfszekerheid te bieden en om iedere aanpassing door niet gespecialiseerd personeel te vermijden. De detectoren moeten uitgevoerd worden met een elektronische beveiliging tegen diefstal. Bij het wegnemen van een detector dient op de branddetectiecentrale een storingssignaal in werking te treden. De sokkel dient voor alle detectoren dezelfde te zijn, zodanig dat de detectoren allen onderling verwisselbaar zijn. Ze dienen ontworpen te zijn voor een tweedraadssysteem.
MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 8/11
Al de detectors moeten de mogelijkheid tot het aansluiten van een externe afstandsindicator bezitten.
5.1. OPTISCHE ROOKDETECTOR De optische rookdetector is uit samengesteld een witte, zelfdovende polycarbonaat behuizing. De werking van de optische rookdetector is gebaseerd op het lichtverstrooiingsprincipe. De optische rookdetector is uitgerust met een analysekamer met IR-LED, die gepulseerd wordt aangestuurd. De ingang van de analysekamer heeft de vorm van een labyrint, zodat alle externe lichtinval wordt uitgesloten. Bij het binnendringen van zichtbare rook in de detector zal de gepulseerde IR-straal op de fotodiode gereflecteerd worden. Na het detecteren op de fotodiode herhaalt de IR-LED iedere 2 seconden het gepulseerd signaal. Indien de fotodiode gedurende 3 opeenvolgende pulsen het signaal ontvangt, zal het alarm geactiveerd worden. De detector is uitgerust met een witte LED die rood oplicht ingeval van alarm.
5.2. THERMISCHE DETECTOR 6. De thermische detector is samengesteld uit een witte, zelfdovende polycarbonaat behuizing. 7. De thermische detector is uitgerust met 2 thermistoren, waarvan één blootgesteld is aan de omgevingstemperatuur en snel reageert op temperatuurschommelingen. De andere thermistor bevindt zich in een afgesloten ruimte, waardoor hij minder gevoelig reageert op temperatuurstijgingen. In normale omstandigheden bevinden beide thermistoren zich in thermisch evenwicht met de omgevende lucht. 8. Ingeval van brand zal de temperatuur gemeten door de blootgestelde thermistor snel stijgen, waardoor het thermisch evenwicht verbroken wordt en er een alarm gegenereerd wordt. 9. De thermovelocimetrische detectoren schakelen naar de alarmtoestand ingeval van een ontoelaatbare temperatuurstijging en bij het overschrijden van de vast ingestelde alarmdrempel. 10. De thermo-maximaal detectoren schakelen naar de alarmtoestand bij het overschrijden van de vast ingestelde alarmdrempel. 11. De detector is uitgerust met een rode LED die oplicht ingeval van alarm.
6. HANDBRANDMELDERS De drukknoppen zijn aangesloten op afzonderlijke lussen met een maximum van 10 drukknoppen per lus. De drukknop voldoet aan de Europese Norm EN54-11 en dient uitgevoerd te zijn in rode, zelfdovende kunststof (ABS). De drukknop dient voor de manuele melding bij het vaststellen van een brandgevaar. In rust wordt een microschakelaar ingedrukt gehouden door een flexi-element. Het indrukken van het glaasje moet kunnen met de blote hand, zonder dat er ook maar enig gevaar bestaat op verwondingen. Het moet mogelijk zijn de goede werking van de drukknop te testen zonder het glaasje te breken, noch de drukknop te demonteren, noch gebruik te maken van speciaal gereedschap. MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 9/11
7. ACOUSTISCHE ALARMMIDDELEN Evacuatiesirene uitgevoerd in rode, onbrandbare PVC. De geluidssterkte bedraagt minimaal 111dB op 1 meter. De sirene werkt op 24Vdc en het stroomverbruik zal niet meer dan 40mA bedragen. De tonaliteit van de sirenes moet aanpasbaar zijn.
8. VISUELE ALARMMIDDELEN Goed zichtbare optische afstandsindicators moeten geïnstalleerd worden bij de belangrijkste toegangen tot de verschillende lokalen, zodat de plaats van de brandhaard bepaald kan worden zonder mogelijke verwarring. Het signaal voor de afstandsindicators wordt rechtstreeks van de detector gehaald zonder tussenkomst van de branddetectiecentrale. De afstandsindicators zijn uitgerust met een rode ingebouwde led om een duidelijk optisch signaal te krijgen.
9. DEURMAGNETEN Teneinde een vlot intern verkeer te verzekeren worden de branddeuren open gehouden door een vastzetinrichting. In geval van een brandalarmmelding op de branddetectiecentrale sluiten de deuren het compartiment af. De bediening gebeurt door een in de centrale ingebouwd relaiscontact dat de voeding van de deurmagneten onderbreekt, zodat de deur automatisch kan sluiten. De deurmagneten zijn voorzien van een manuele ingebouwde onderbrekingsknop. In functie van het type deur kan de magneet gemonteerd worden op een voetstuk, geschikt voor vloerof wandmontage. De deurmagneten werken op 24Vdc en hebben een kleefkracht van 490N.
10. LEIDINGEN Alle leidingen en bedradingen, nodig voor het uitvoeren van de installaties en om een perfecte werking toe te laten, behoren tot de aanneming. Behalve de volgende bepalingen is de elektrische installatie conform het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.R.E.I.) en de specifieke besluiten met betrekking tot sommige types van gebouwen. Bovendien moet zij verwezenlijkt zijn volgens de regels van goed vakmanschap. De leidingen dienen enkel voor de automatische detectie-installatie. Zij zijn verscheiden van de leidingen gebruikt voor andere doeleinden. De kabels hebben de geschikte kenmerken voor het voorkomen van een spanningsval die de correcte werking van het systeem niet meer verzekert. Om deze correcte werking te verzekeren moeten de kenmerken van de geleiders beantwoorden aan de technische eisen vastgelegd door de leverancier van het systeem. De geïsoleerde geleiders en elektrische kabels van een automatische branddetectie-installatie moeten slechts van het vuurbestendige type zijn (NBN C 30-004 F3) of beschermd door een omhulsel dat dezelfde bescherming (NBN 713-020 – Rf 1h) biedt voor zover ze geplaatst zijn in niet bewaakte lokalen of voor zover de storing der transmissielijnen tussen de detectoren en de detectiecentrale niet wordt gesignaleerd. MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 10/11
De kabels die dienen voor de « niet in positieve veiligheid ondergeschikte beveiligingen » moeten van het type F3 zijn overeenkomstig de norm NBN C30-004. Alvorens de werken aan te vatten, moet de aannemer een uitvoeringsplan voorleggen met aanduiding van leidingen, trek- en aansluitdozen, toestellen, enz. die hij voorneemt te plaatsen. Na de uitvoering van de installatie en voor de voorlopige oplevering, bezorgt de aannemer een stel uitvoeringsplannen van de installaties, zoals ze werkelijk uitgevoerd worden, aan de bouwheer.
11. AANSLUITEN EN INDIENSTSTELLEN Bij de indienststelling moeten alle automatische branddetectoren individueel getest worden met een speciaal testtoestel. Alle handbrandmelders worden tevens met een daarvoor bestemd toestel getest. Verder wordt nagegaan of de juiste meldingen naar de centrale doorkomen en als de juiste sturingen worden uitgevoerd. De indienststelling van de branddetectie-installatie, de koppeling van de onderlinge onderdelen, de aansluiting van de aankomende leidingen in de centrale en het testen van alle apparatuur zal geschieden in samenwerking met en door de fabrikant of zijn bevoegde vertegenwoordiger. Een verslag hieromtrent zal opgemaakt worden.
MD644 lastenboekbeschrijving
HL0644N01B Pag. 11/11
12. OPLEVERING Huidige automatische branddetectie-installatie dient opgeleverd te worden. De bevoegde brandweerdienst moet verwittigd worden van de datum van de oplevering en zal oordelen of haar aanwezigheid noodzakelijk is. Het nagaan of de automatische detectie-installatie conform is aan de bepalingen van huidig lastenboek geschiedt door een bevoegde instelling die hiervoor is uitgerust, dit in de aanwezigheid van de exploitant of de eigenaar en de installateur. Bij de opleveringsproeven is de afstelling van de installatie identiek aan die welke voorzien is voor de werkelijke exploitatie van de installatie. Die afstelling stemt overeen met de vermeldingen welke voorkomen in de handleiding van de fabrikant betreffende de verschillende onderdelen van de automatische installatie. De oplevering zal tenminste betrekking hebben op de volgende punten:
Conformiteit van de installatie met huidig lastenboek. Het geheel van de werking van de installatie. Beproeving van ten minste 20% van de detectoren per lus of net, met behulp van een inrichting die werd aanvaard in gemeenschappelijk overleg tussen de persoon die de oplevering doet en de fabrikant. Meting van het elektriciteitsverbruik van de installatie, om het te vergelijken met de capaciteit van de secundaire bron en bepaling van de tijd gedurende dewelke de installatie kan werken terwijl ze door deze secundaire bron wordt gevoed. Nazicht, in voorkomend geval, van de doeltreffendheid van de transmissie naar een centraal bewakingsstation of naar een territoriaal bevoegde brandweer.
De resultaten van de keuring worden vastgelegd in een geschreven verslag.
13. OPLEIDING GEBRUIKER De aannemer zal instaan voor een behoorlijke opleiding van de gebruiker van het systeem in het Nederlands. Deze opleiding moet voltooid zijn voor de voorlopige oplevering.
14. ONDERHOUDSCONTRACT Om de prestaties, geëist door huidig lastenboek, bij te houden, moet de installatie minstens éénmaal per jaar onderhouden en nagezien worden door de fabrikant of door zijn bevoegde vertegenwoordiger. Verplicht aan de inschrijving toe te voegen, voorstel voor onderhoudscontract (contract met standaardomwisseling van alle rookmelders door melders terug op punt gesteld in de fabriek over een periode van ten laatste 5 jaar) welke eventueel gegund zal worden aan de inschrijver na het verstrijken van de voorziene waarborgtermijn.
MD644 lastenboekbeschrijving