Brandmeldcentrale BSL8C Gebruikershandleiding deel A Bedieningshandleiding
Gebruikershandleiding van de Brandmeldcentrale BSL8C Gebruikershandleiding van de Brandmeldcentrale BSL8C ............................................................................ 2 1
Algemeen....................................................................................................................................... 3 1.1
Beschrijving............................................................................................................................ 3
2
Opbouw van de brandmeldcentrale .................................................................................................. 4
3
Bediening algemeen........................................................................................................................ 5
4
Bediening voor alle voorkomende bedrijfstoestanden ......................................................................... 6 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.3 4.3.1 4.3.2 4.2.2 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.5 4.6 4.7 4.8 4.8.1
5
Testen en revisie .......................................................................................................................... 11 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.2 5.2.1 5.2.2
6
De rusttoestand van de brandmeldcentrale ............................................................................... 6 De alarmtoestand.................................................................................................................... 6 Alarmweergave ................................................................................................................... 6 Uitzetten van de akoestische signalering ............................................................................... 6 Uitlezen van het alarmgeheugen........................................................................................... 6 Herstellen alarm van een meldergroep .................................................................................. 6 Storingstoestand ..................................................................................................................... 7 Storingsweergave................................................................................................................ 7 Uitzetten van de interne akoestische signalering .................................................................... 7 Storingsmeldgroepen........................................................................................................... 7 Uitschakelen c.q. inschakelen van delen v.d. centrale ................................................................. 8 Uitschakelen c.q. inschakelen van een meldgroep .................................................................. 8 Uitschakeling c.q. inschakeling van de hoofdmelderuitgangen ................................................. 8 Uitschakelen c.q. inschakelen van de externe alarm uitgangen ................................................ 8 Vertraagde hoofdmelderuitgang ............................................................................................... 9 Hoofdmelderuitgang in tweegroepsafhankelijkheid................................................................... 10 Uitlezen van de alarmtellerstand............................................................................................. 10 Bediening van een stuurgroep................................................................................................ 10 Uitschakelen c.q. inschakelen van een stuurgroep................................................................ 10 Testen van de brandmeldcentrale functies............................................................................... 11 Testen van de hoofdmelderuitgangen ................................................................................. 11 Testen van de externe alarmering ...................................................................................... 11 Testen van de interne zoemer/lampentest........................................................................... 11 Testen van een meldgroep................................................................................................. 11 Revisie ................................................................................................................................. 12 In revisie schakelen van een meldgroep .............................................................................. 12 Het beëindigen van de revisie ............................................................................................ 12
Noodbedrijf .................................................................................................................................. 13
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 2 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
1
Algemeen De brandmeldcentrale vormt de kern van elke brandmeldinstallatie. Hierop worden alle onderdelen van het systeem aangesloten, zoals handbrandmelders, automatische brandmelders en alarmgevers. Het systeem wordt bediend via het bedieningspaneel van de brandmeldcentrale. Daarnaast kunnen doormeldsystemen en overige aan te sturen voorzieningen zoals branddeuren, luchtbehandelingsystemen en blusinstallaties worden aangesloten.
1.1
Beschrijving De BSL8C is een modulair opgebouwde, microprocessorgestuurde brandmeldcentrale. Op de BSL8C kan men maximaal 8 vrij programmeerbare meldergroepen aansluiten. Door deze eigenschappen is de brandmeldcentrale uitermate geschikt voor kleine brandmeldsystemen. Op de BSL8C kunnen ionisatie-, en optische rookmelders, thermische melders en/of handmelders worden aangesloten. De brandmeldcentrale registreert brandmeldingen. Deze kunnen automatisch worden doorgemeld naar de brandweer via de hoofdmelderuitgang. Tevens is het mogelijk via de software bewaakte sturingen uit te voeren. Bijvoorbeeld het sluiten van branddeuren, het openen van rookluiken, het uitzetten van airconditioning. Voor deze sturingen is groep 8 gereserveerd. Deze kan m.b.v. een optionele uitbreidingskaart als stuurgroep worden geprogrammeerd. Tevens beschikt de brandmeldcentrale standaard over de mogelijkheid om via een digitale uitlezing (twee digits) de exacte plaats van de brandhaard te lokaliseren. Opmerking: voor melderidentificatie dient er in elke melder een extra module (nummergever) geplaatst te worden. Het voordeel van melderidentificatie is dat het tijdbesparend werkt voor de hulpverlenende instanties, daar niet alle melders van de groep gecontroleerd dienen te worden. De centrale heeft verder bijzondere kenmerken zoals: het testen van het alarm criterium, éénmansrevisie, automatische dubbelcheckgroepen, het opslaan van alarmen in chronologische volgorde, automatische diagnosetest, vertraagde hoofdmelderuitgang etc. Door automatische dubbelcheckgroepen beperkt men het aantal valse alarmen. Komt de eerste keer het alarm binnen dan zal de groep dit registreren maar nog niet doormelden. Op dat moment gaat een wachttijd lopen. Is het alarmcriterium na afloop van deze wachttijd nog aanwezig dan pas wordt het alarm verwerkt. In de eenmansservice-mode worden proefalarmen in een bepaalde meldergroep automatisch hersteld. Het resterende deel van de installatie blijft tijdens deze onderhoudswerkzaamheden volledig in werking. De elektronische alarmteller registreert het totaal aantal alarmen welke binnen zijn gekomen. De actuele alarm tellerstand kan worden opgevraagd m.b.v een druk op de "TELLER/GEHEUGEN" knop. De brandweer kan via de hoofdmelderuitgang gealarmeerd worden. Activering van de hoofdmelderuitgang kan tweegroepsafhankelijk plaatsvinden. De centrale bezit de mogelijkheid om 10 van deze tweegroepsafhankelijkheden te programmeren. Alle aan de centrale gekoppelde meldergroepen zijn middels een tweedraadssysteem aan de centrale gekoppeld. Door deze twee draden vloeit een continue ruststroom waardoor kort- of aardsluitingen en/of draadbreuken direct worden herkend. De spanningsverzorging van de brandmeldcentrale vindt plaats m.b.v. netspanning en back-up accu's. Het bijladen van de accu's vindt automatisch plaats en is temperatuur gecompenseerd. Uitval van de net- of accuspanning heeft een storing tot gevolg; de werking van de centrale wordt echter niet beïnvloed.
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 3 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
2
Opbouw van de brandmeldcentrale De brandmeldcentrale BSL8C bestaat uit 2 modulen, de centrale verwerkingsmodule en de weergavebedieningsmodule, deze zijn met elkaar verbonden via een flatkabeL De centraleverwerkings module is opgebouwd uit een processor gedeelte, de gestabiliseerde voeding, een acculaadprint, de relais voor verzamelmeldingen en een bewakingscircuit voor de externe verbruikersaansluitingen. Deze module is op een montageplaat bevestigd voor in de standaard BSL8C kast. De weergave-bedieningsmodule bestaat uit een uitleesdisplay, een toetsenbord met de bijbehorende autorisatiesleutel. Deze module is standaard ingebouwd in de deur van de behuizing. Standaard wordt een gelakte stalen wandbehuizing toegepast, welke beschikt over een afsluitbare deur. De behuizing biedt voldoende plaats aan twee noodstroomaccumulators.
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 4 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
3
Bediening algemeen De bediening van de brandmeldcentrale is toegankelijk wanneer men een autorisatiesleutel heeft. Door de autorisatiesleutel 90 graden met de klok mee te draaien kan de gebruiker (systeembeheerder) de centrale bedienen. De in alarm te bedienen opties (resetten van de slowwhoop, het starten van de vertragingstijd en het oproepen van de alarmteller toestand) zijn zonder sleutel te bedienen. Afhankelijk van hun functie zijn de toetsen met verschillende kleuren (4 stuks) aangegeven. Hieronder worden de kleuren en functies van de toetsen nader besproken. •
De witte toetsen voeren een directe actie uit, b.v. het uitlezen van de alarmteller door het indrukken van de "TELLER GEHEUGEN" toets.
•
De zwarte toetsen selecteren een optie. Deze optie kan nu bewerkt worden door een functietoets in te drukken. Bijvoorbeeld het uitschakelen van een hoofdmelder door achtereenvolgens de zwarte toets "HOOFDMELDER" en hierna de groene toets "AAN/UIT" in te drukken.
•
De groene toetsen zijn functietoetsen, welke een eerdere bediening uitvoeren, b.v testen van een meldergroep door het indrukken van de toets "TESTEN" .
•
De rode toetsen "VERTRAGING" zijn een uitzondering. Dit wordt nader besproken in het menu "VERTRAAGDE HOOFDMELDERUITGANG".
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 5 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
4
Bediening voor alle voorkomende bedrijfstoestanden
4.1
De rusttoestand van de brandmeldcentrale De rusttoestand van de brandmeldcentrale wordt weergegeven door het branden van de led "IN BEDRIJF" in het veld "SYSTEEMTOESTAND" . Afwijkingen van de rusttoestand, zoals storing, alarm etc. worden aangegeven door het branden c.q. knipperen van de leds (verzamelmelding of individuele melding). Zijn delen van het brandmeldsysteem niet in bedrijf (b.v. hoofdmelder uitgeschakeld) dan wordt dit kenbaar gemaakt door het knipperen van de groene in bedrijf led.
4.2
De alarmtoestand
4.2.1
Alarmweergave Registreert de alarmcentrale een alarmcriterium dan is de weergave hiervan als volgt.
4.2.2
•
De led "ALARM" in het "SYSTEEM STATUS" veld licht op.
•
De zoemer zal een intermitterend geluidssignaal weergeven.
•
De slow whoops C.q. sirenes worden geactiveerd.
•
De led "HOOFDMELDER" in het veld "BRANDWEER" brandt (zie ook punt 4.5 vertraagde hoofdmelder). In het geval dat de hoofdmelderuitgang geprogrammeerd is als twee-groepen afhankelijk, licht deze led pas op nadat de alarmmelding van de tweede groep ontvangen is.
•
De bijbehorende rode alarmled van de groep licht op.
•
Het nummer van de meldergroep, van de eerste alarmmelding, word digitaal op het display (met decimale punt als eerste alarm kenmerk) getoond.
Uitzetten van de akoestische signalering Door het bedienen van de toets (minstens drie seconden inhouden) "HERSTEL/TEST" in het veld n “AKOEST ALARM" wordt de externe alarm uitgang (b.v. slow whoop, sirene) uitgeschakeld. Bij binnenkomst van een nieuw alarm wordt de externe alarmuitgang opnieuw geactiveerd en kan op de hierboven beschreven wijze gedeactiveerd worden.
4.2.3
Uitlezen van het alarmgeheugen Bevinden zich meerdere groepen in alarm, dan wordt naast de individuele optische statusweergave per groep m.b.v een rode led, ook de eerste geregistreerde alarmmelding digitaal op het display getoond. De andere alarmmeldingen worden opgeslagen en kunnen met behulp van het indrukken van de toets "TELLER/GEHEUGEN" in het veld "BEDIENING" opgevraagd worden. Bij het indrukken van de "TELLER/GEHEUGEN" toets verschijnt de actuele alarmtellerstand, bij het loslaten van de toets verschijnt de volgende alarmmelding met het groepsnummer, eventueel voorzien van een meldernummer. Uitschakeling van .een meldergroep welke zich in alarm bevindt, heeft tot gevolg dat deze uit het alarmgeheugen wordt gewist zodat deze niet meer wordt weergegeven.
4.2.4
Herstellen alarm van een meldergroep Door het uitschakelen van de meldergroep welke zich in alarm bevindt wordt deze groep hersteld; de individuele rode alarmled van deze groep wordt gedoofd en de digitale aanwijzing in het display wordt verwijderd. Was alleen deze meldergroep in alarm, dan doven tevens de leds "ALARM" in het veld "SYSTEEM STATUS" en "DOORMELDING" in het veld "BRANDWEER". Waren er echter meerdere meldergroepen in alarm dan wordt automatisch de volgende in alarm verkerende groep weergegeven (zie ook punt 4.2.3). Voor het in- c.q. uitschakelen van een groep zie punt 4.4.1.
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 6 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
4.3
Storingstoestand Elke storing welke optreedt in het brandmeldsysteem wordt als volgt aangegeven. De led "STORING" in het veld "SYSTEEM STATUS" licht op. De zoemer zal een ononderbroken toon weergeven. Tevens zal het oplichten van de storingsled in een van de velden de exacte lokalisering van de storing mogelijk maken.
4.3.1
Storingsweergave De hierna genoemde storingen worden op de volgende wijze weergegeven. •
"INT STORING" in het veld "SYSTEEMTOESTAND": als bij de zelfdiagnose een hardwaredefect is ontdekt. Door het uitlezen van de foutcode door een servicetechnicus kan de fout worden gelokaliseerd.
•
"STORING/UIT" in het veld "BRANDWEER": bij storing van een hoofdmelder , of de verbindingsleiding naar de uitgang toe.
•
"STORING NET" in het veld "VOEDING": bij netuitval c.q. defecte netzekering.
•
"STORING BATTERIJ" in het veld "VOEDING": bij lege noodstroom accu's, defecte noodstroomaccu-zekering of storing aan de bekabeling naar de noodstroom accu's.
•
"STORING 24V EXT" in het veld "VOEDING": bij storing aan externe spanningsverzorging c.q defecte zekering
•
"AARDSLUITING" in het veld "VOEDING": kortsluiting van de aardverbinding bij een module.
•
"STORING/UIT" in het veld "AKOEST.ALARM": bij storing aan de externe alarmuitgangen, of de verbindingsleidingen hiernaar toe.
•
Storingen van de meldgroepen {draadbreuk of kortsluiting} worden in de velden "MELDGROEPEN" met knipperende leds van de betreffende groepen weergegeven.
N.B.: Het oplichten van de hierboven beschreven leds geeft een storing aan, het knipperen van dezelfde leds geeft een afschakeling weer. 4.3.2
Uitzetten van de interne akoestische signalering Door het bedienen van de toets "HERSTEL/TEST" in het veld " AKOEST.ALARM" schakelt de zoemer uit. Bij de binnenkomst van een nieuwe storing wordt de interne zoemer opnieuw geactiveerd en kan op dezelfde wijze worden gereset. Wordt de interne akoestische signalering niet hersteld dan wordt deze automatisch na 15 minuten hersteld. Zolang echter de storing nog aan staat, wordt in tijdsafstanden van ca. 15 minuten het akoestisch signaal kort geactiveerd.
4.2.2
Storingsmeldgroepen Het is mogelijk om op de brandmeldcentrale storingsmeldingen aan te sluiten. Hiertoe dient men bij de inbedrijfsname de betreffende meldgroepen te programmeren als storingsmeldgroepen. Het verwerken van de signalen afkomstig van zo een meldgroep is ongeveer gelijk aan die van een gewone alarmmeldgroep, met het onderscheid dat bij het registreren van het alarmcriterium (storingsmeldcontact geactiveerd), niet "ALARM" maar "STORING" wordt doorgemeld. Het herstellen van een storingsmelding volgt door het uitschakelen van de betreffende groep.(zie ook punt 4.4.1)
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 7 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
4.4
Uitschakelen c.q. inschakelen van delen v.d. centrale
4.4.1
Uitschakelen c.q. inschakelen van een meldgroep Door indrukken van het meldgroepnummer (1 t/m 8) in het veld "MELDERGROEPEN" wordt de te schakelen groep geselecteerd. Met de toets "AAN/UIT" wordt de geselecteerde groep uitgeschakeld. De led van de meldgroep geeft de uitschakeling weer door constant te knipperen. Het opnieuw bedienen van de "AAN/UIT" toets heeft tot gevolg dat de meldgroep weer wordt ingeschakeld. De led van deze meldgroep gaat uit.
4.4.2
Uitschakeling c.q. inschakeling van de hoofdmelderuitgangen Door het bedienen van de toets "HOOFDMELDER" in het veld "BRANDWEER" (selectie) en het hierna bedienen van de toets "AAN/UIT" (functie) wordt de hoofdmelderuitgang uitgeschakeld. Door het knipperen van de led "STORING/UIT" in het veld "BRANDWEER" wordt deze toestand weergegeven. OPMERKING: IS DE HOOFDMELDER UITGESCHAKELD DAN WORDT EEN ALARMMELDING NIET VIA DEZE HOOFDMELDERUITGANG DOORGEMELD. Wordt de toets "AAN/UIT" opnieuw bediend, dan wordt de hoofdmelderuitgang weer ingeschakeld, de led "STORING/UIT" in het veld "BRANDWEER" dooft, meldingen worden nu wel weer doorgemeld via de hoofdmelderuitgang. Uitschakeling van hoofdmelderuitgang is niet mogelijk in de alarmtoestand.
4.4.3
Uitschakelen c.q. inschakelen van de externe alarm uitgangen Door het bedienen van de zwarte toets "EXTERN" in het veld "AKOEST.ALARM" (selectie) en het daarna bedienen van de toets "AAN/UIT" (functie) wordt de externe alarmering uitgeschakeld. Door het knipperen van de led "STORING/UIT" in het veld "AKOEST.ALARM" wordt deze toestand weergegeven. Bij een alarmmelding worden de hierop aangesloten alarmeringen niet geactiveerd. Wordt de toets " AAN/UIT" opnieuw bediend dan wordt de externe alarmering weer ingeschakeld.
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 8 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
4.5
Vertraagde hoofdmelderuitgang Door een melding vertraagd door te melden naar de brandweer krijgt de gebruiker de kans om bij een alarm van een automatische groep de situatie in ogenschijn te nemen en zelf te bepalen of de brandweer moet uitrukken. Wordt na binnenkomst van een alarm de "HERSTEL/TEST" knop bediend dan vindt de doormelding eerst plaats nadat de voorgeprogrammeerde interventietijd is verlopen. Tijdens de interventietijd knippert de led "VERTRAGING" in het veld "BRANDWEER". Wordt de "HERSTEL/TEST" toets niet bediend binnen 1 minuut, dan treedt de zogenaamde dodemansschakeling in werking. Hierdoor vindt directe doormelding naar de brandweer plaats. Vertraagde doormelding is alleen toepasbaar indien aan de volgende criteria is voldaan. . • •
als de vertragingstijd bij de inbedrijfsname van de brandmeldcentrale door de technicus is geprogrammeerd als de vertragingstijd aan staat (dagsituatie)
Om de vertragingstijd in te schakelen draait men de sleutel in de autorisatiestand (90 graden naar rechts) en bedient men de toets "VERTRAGING" in het veld "BRANDWEER" . Is de vertraging actief dan brandt de led "VERTRAGING" in het veld "BRANDWEER" (dagsituatie). Wordt de toets "VERTRAGING" nogmaals bediend dan is de vertragingstijd niet actief en de led "VERTRAGING" is gedoofd (nachtsituatie). Een binnenkomend alarm wordt direct doorgemeld. Alarmmeldingen van handmelders of alarmmeldingen afkomstig van tweegroepen afhankelijke automatische melders worden direct doorgemeld naar de brandweer.
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 9 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
4.6
Hoofdmelderuitgang in tweegroepsafhankelijkheid Is de doormelding via de hoofdmelderuitgang geprogrammeerd als zijnde tweegroepsafhankelijk, dan zal de doormelding naar de brandweer pas plaatsvinden op het moment dat twee groepen welke samen als tweegroepsafhankelijk zijn geprogrammeerd zich in alarm bevinden. Het programmeren (max. 1 0 stuks) van tweegroepsafhankelijke groepen gebeurt voor de inbedrijfsname.
4.7
Uitlezen van de alarmtellerstand De som van alle geregistreerde alarmmeldingen kan weergegeven worden door de toets "TELLER/GEHEUGEN" in het veld "BEDIENING" in te drukken. Zolang men de toets indrukt ziet men de alarmtellerstand.
4.8
Bediening van een stuurgroep De bediening van een stuurgroep (als de extra print (optie) is ingebouwd) is hetzelfde als de bediening van een meldgroep.
4.8.1
Uitschakelen c.q. inschakelen van een stuurgroep Door het indrukken van de "STUURGROEPTOETS" 8 in het veld "MELDGROEP" wordt de stuurgroep geselecteerd. Door het indrukken van de toets "IN/UIT" wordt de stuurgroep uitgeschakeld, de storingsled geeft deze uitschakeling aan. Door het nogmaals indrukken van de toets "IN/UIT" wordt de stuurgroep weer ingeschakeld, de storingsled gaat uit en de stuurgroep is weer actief.
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 10 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
5
Testen en revisie
5.1
Testen van de brandmeldcentrale functies Alle belangrijke onderdelen worden automatisch in korte afstanden getest. De resultaten worden beoordeeld en storingen welke worden geconstateerd worden direct aangegeven. Tevens is het mogelijk om de belangrijkste functies manueel te testen. Om de test manueel uit te voeren dient de autorisatiesleutel in de horizontale stand te staan. BELANGRIJK: TESTEN DUREN ZOLANG DE TOETS WORDT INGEDRUKT. MET HET LOSLATEN VAN DE TOETS WORDT DE LOPENDE TEST AFGEBROKEN. DOOR HET OPNIEUW BEDIENEN VAN DE TEST TOETS START DE TESTPROCEDURE OPNIEUW.
5.1.1
Testen van de hoofdmelderuitgangen Door het bedienen van de toets "HOOFDMELDER" in het veld "BRANDWEER" (selectie) en het hierna indrukken van de toets "TESTEN" (functie), checkt men of het uitgangscircuit een draadbreuk en kortsluiting herkent.. Eerst wordt een draadbreukcriterium gesimuleerd. Gecheckt wordt of dit als storing wordt herkend. Op het display verschijnt dan een "U" (voor onderbreking). Hierna wordt het kortsluitcriterium gesimuleerd, in het display verschijnt een "S" en weer wordt er gekeken of dit als storing wordt herkend. Als laatste wordt er getest of de doormelding functioneert. Dit wordt weergegeven door een "A" in het display en het knipperen van de led "DOORMELDING" . Let op: de daadwerkelijke doormelding vindt niet plaats.
5.1.2
Testen van de externe alarmering Door het bedienen van de toets "EXTERN" in het veld "AKOEST.ALARM" (selectie) en het hierna indrukken van de toets "TESTEN" (functie), checkt men of het uitgangscircuit een draadbreuk en kortsluiting herkent. De aangesloten externe alarmeringen (slow whoop, sirene) worden geactiveerd om er zeker van te zijn dat de externe alarmeringen daadwerkelijk naar behoren functioneren. De externe alarmering blijft geactiveerd totdat de gebruiker de knop "TESTEN" niet meer indrukt.
5.1.3
Testen van de interne zoemer/lampentest Zolang als de toets "HERSTEL/TEST" in het veld "AKOEST.ALARM" wordt ingedrukt worden de interne zoemer en het optische alarm en de storingsweergave geactiveerd. Tevens wordt de lampentest uitgevoerd. Een defecte optische weergave kan hierdoor snel worden gelokaliseerd.
5.1.4
Testen van een meldgroep De te testen meldgroep wordt geselecteerd door ingave van het groepsnummer via het toetsenbord. Door het indrukken van de toets "TESTEN" wordt gecheckt of de groep een storing- c.q. alarm criterium herkent en als dusdanig verwerkt. Eerst wordt een draadbreukcriterium gesimuleerd. Gecheckt wordt of dit als storing wordt herkend. Dit wordt weergegeven door een "U" in het display. Hierna wordt een kortsluitcriterium gesimuleerd. Dit wordt weergegeven door een "S" in het display. Tenslotte wordt gecheckt of een alarmcriterium wordt herkend en de verwerking hiervan correct is. Functioneert alles naar behoren dan wordt dit weergegeven door het oplichten van de bijbehorende optische statusleds, tevens verschijnt er een “A" in het display. Wordt de test langer dan 10 seconden uitgevoerd dan resulteert dit in een echt alarm. Opmerking:
Bij een testalarm worden de hoofdmelderuitgangen en de externe alarmeringen niet geactiveerd, wel wordt de alarmtellerstand bijgewerkt.
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 11 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
5.2
Revisie Bij het in revisie schakelen van een meldgroep wordt enerzijds de verwerking van een binnenkomend alarm geblokkeerd en anderzijds wordt het geregistreerde alarm van de zich in revisie bevindende groep optisch aangegeven en na 8 seconden automatisch hersteld. Door deze maatregelen kunnen alle melders van deze groep welke zich in revisie bevinden getest worden op hun alarmcriterium. Alarmen van andere meldgroepen worden niet beïnvloed door de in revisie verkerende groep. Wordt een alarm geregistreerd van een andere meldgroep, dan wordt automatisch de zich in revisie bevindende groep uitgeschakeld.
5.2.1
In revisie schakelen van een meldgroep Door het in drukken van de te testen meldgroep (selectie) en het hierna bedienen van de "REVISIE" toets (functie), wordt de meldgroep in revisie geschakeld. Er kan zich altijd maar één meldgroep in revisie bevinden; alle andere meldgroepen verwerken alarmen en storingen op de normale wijze. De meldgroep welke zich in revisie bevindt wordt optisch weergegeven door het branden van de storingsled van deze groep. Tevens brandt de led "REVISIE" en knippert de "IN BEDRIJF" led in het veld "SYSTEEM STATUS". De groene "IN BEDRIJF" led knippert omdat er een uitschakeling heeft plaats gevonden (immers een meldgroep in revisie verwerkt een alarm niet).
5.2.2
Het beëindigen van de revisie Om een zich in revisie bevindende groep weer in de normale bedrijfstoestand te schakelen, dient de meldgroep eerst uitgeschakeld en hierna ingeschakeld te worden.
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 12 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL
6
Noodbedrijf De brandmeldcentrale voert in korte tijd verschillende automatische testen uit. In deze tests worden de meeste functies getest. Word bij deze test een fout geconstateerd die de brandbeveiliging kan beïnvloeden, dan gaat de centrale in noodbedrijf over. Deze bedrijfstoestand word aangeduid door het knipperen van "NOODVOEDING" in het veld "SYSTEEM STATUS" en ook wordt het interne storingssignaal geactiveerd. Het storingssignaal kan uitgeschakeld worden door de autorisatiesleutel te bedienen. Een verdere bediening van de centrale is niet mogelijk. De storing kan alleen door servicepersoneel opgelost worden.
Ook in deze bedrijfstoestand is zeker gesteld dat de alarmen van een brandmelder worden herkend en als verzamelmelding en separate melding optisch worden
Gebruikershandleiding BSL8C
Pagina 13 van 13
BRANDMELDCENTRALES.NL