Gebruikershandleiding Brandmeldcentrale
MD 2400
ELVA Security – 03 886 66 56 – Puurs
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
HG2400N03A Pag. 1/20
MD2400
BEKNOPTE HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER MET DIRECTE AANSTURING VAN DE EVACUATIESIRENES
Bosstraat 21 - 8570 Vichte E-mail : sales@limotec.be www.limotec.be
Tel: +32 (0)56 650 660 Fax: +32 (0)56 70 44 96
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 2/20
INHOUDSTAFEL:
1. NORMEN EN KEURINGEN ............................................................................................................ 3 2. BESCHRIJVING VAN DE MD2400 CENTRALE ......................................................................... 3 3. DE BEDIENINGSCONSOLE ........................................................................................................... 4
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
3.1. OVERZICHT : ............................................................................................................................... 4 3.2. BESCHRIJVING : ......................................................................................................................... 4 3.2.1. Het LCD-display .................................................................................................................... 4 3.2.2. De groepsaanduidingen ......................................................................................................... 6 3.2.3. De sleutelschakelaar “EVACUATIE” .................................................................................. 6 3.2.4. De sleutelschakelaar “BEDIENING” .................................................................................. 7 3.2.5. De basisfuncties ..................................................................................................................... 7
4. WAARSCHUWING - EVACUATIE ................................................................................................ 8 5. BEDIENINGEN BIJ BRANDALARM ............................................................................................ 9 6. BEDIENINGEN BIJ STORING ..................................................................................................... 13
7. BEDIENINGEN BIJ VOORALARM............................................................................................. 16 8. HET IN EN BUITEN DIENST PLAATSEN VAN BRANDMELDERS ..................................... 17
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 3/20
1. NORMEN EN KEURINGEN De LIMOTEC MD2400 analoog, adresseerbare brandmeldcentrale is opgebouwd overeenkomstig de Europese Normen EN54 en EN60950, in combinatie met de Apollo XP95 analoog, adresseerbare brandmelders en het volledige gamma Apollo XP95 input/outputmodules. 2. BESCHRIJVING VAN DE MD2400 CENTRALE
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
De LIMOTEC MD2400 analoog, adresseerbare brandmeldcentrale is een detectiesysteem met identificatie van de brandmelders. De MD2400 brandmeldcentrale bezit een maximale basiscapaciteit van 16 netten en kan via het MD2400 token-ring netwerk en de bijhorende masterslave configuratie onbeperkt uitgebreid worden.
De MD2400 brandmeldcentrale is decentraal opgebouwd en is samengesteld uit een bedieningsconsole, die door middel van een seriële verbinding met de centrale verwerkingseenheid verbonden wordt. Via deze seriële bus kunnen maximum 8 bedieningsconsoles, 8 herhaalborden, 8 paneelprinters en 16 uitbreidingsrelaisprinten op afstand opgesteld worden. De decentrale opbouw van de centrale laat tevens toe de netkaarten op verschillende lokaties in het gebouw aan te brengen.
Elke netkaart ondersteunt de volle 126 adressen van het XP95 adresdomein en kan volgens het principe van de open- of de gesloten lus met de brandmelders verbonden worden.
De MD2400 centrale verwerkingseenheid omvat de hoofdprocessorkaart, de netkaarten, de relaiskaarten en de basisvoeding voor het systeem. De verschillende onderdelen van de MD2400 centrale verwerkingseenheid zijn gemonteerd in een plaatstalen kast met volle deur. De MD2400 centrale verwerkingseenheid kan in een technisch lokaal van het gebouw opgesteld worden. Alle bekabeling van de MD2400 brandmeldcentrale wordt op de centrale verwerkingseenheid aangesloten.
De MD2400 bedieningsconsole is uitgerust met alle noodzakelijke onderdelen voor de uitlezing van de diverse alarm- en storingsmeldingen, de opvraging van systeemgegevens, het uitvoeren van de basisfuncties en voor het instellen van enkele systeemparameters. De MD2400 bedieningsconsole wordt op een permanent bewaakte lokatie opgesteld en is met behulp van een seriële verbinding en een voedingslijn met de MD2400 centrale verwerkingseenheid verbonden.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 4/20
3. DE BEDIENINGSCONSOLE 3.1. OVERZICHT : Display
Scrolltoetsen
Menufunctie stoetsen
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
Groepsaanduidingen
Escape
Sleutelschakelaar “EVACUATIE”
Sleutelschakelaar “BEDIENING”
Entertoets
Backspace
Status LEDs
Basisfuncties
3.2. BESCHRIJVING :
3.2.1. Het LCD-display
Het MD2400 LCD-display visualiseert naast het waakscherm en een informatieve lijn met de actuele status van het systeem, eveneens het evenementenscherm met alle alarm- en storingsmeldingen van de MD2400 brandmeldcentrale en de verschillende menufunctieschermen voor het analyseren en instellen van de diverse systeemparameters ¾ HET WAAKSCHERM
Datum
Lokatie
Type Brandmeldcentrale
Het bijenhuis 15 juli 2007 Brandmeldcentrale MD2400 In bedrijf – Geen meldingen
Informatieve lijn
Het waakscherm verschijnt zodra er geen alarm- en storingsmeldingen op de MD2400 brandmeldcentrale aanwezig zijn. De centrale bevindt zich in rust. MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 5/20
¾ HET EVENEMENTENSCHERM BRANDALARM [1] Paviljoen 3 Stock BRANDALARM [4] Paviljoen 12 Secretariaat
1/3 3/3
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
Het evenementenscherm geeft de informatie van maximum 2 meldingen weer. Elke melding omvat twee tekstlijnen. De alarmmeldingen hebben altijd voorrang op de vooralarm- en de storingsmeldingen.
De bovenste 2 tekstlijnen vermelden de gegevens van de eerst binnengekomen melding. De onderste 2 tekstlijnen geven de informatie van de laatst binnengekomen melding weer. Met behulp van de “scroll”toetsen kunnen de tussenliggende meldingen op de bovenste tekstlijnen van het scherm weergegeven worden. De eerste tekstlijn vermeldt de soort melding (vb. ‘BRANDALARM’), het netnummer waartoe de melder behoort (vb. [4] is netnummer 4) en de naam van de groep waartoe de melder behoort (vb. Paviljoen). De tweede tekstlijn vermeldt het melderadres (vb. 3), de plaatsomschrijving van de detector in alarm (vb. stock) en het volgnummer van de melding (vb 1/3 is de eerste melding van in totaal 3 meldingen). Het melderadres is noodzakelijk voor het individueel in- en buitendienst plaatsen van brandmelders. De vooralarm- en de storingsmeldingen worden op een identieke manier weergegeven. VOORALARM [1] Paviljoen 3 Voorraadruimte VOORALARM [1] Paviljoen 3 Voorraadruimte
1/1
DETECTOR OPEN [1] Paviljoen 3 Voorraadruimte DETECTOR OPEN [1] Paviljoen 3 Voorraadruimte
1/1
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
1/1
1/1
HG2400N03A Pag. 6/20
¾ DE MENUFUNCTIESCHERMEN Met behulp van de menufunctieschermen kunnen onder andere één of meerdere brandmelders buiten dienst geplaatst worden, het evenementen geheugen uitgelezen worden en de systeemtijd ingesteld worden. Het menufunctiescherm wordt actief van zodra een menufunctietoets (F1, F2, F3 en F4) ingedrukt wordt.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
Met de escape-toets (ESC) kan tussen de verschillende schermen geschakeld worden.
3.2.2. De groepsaanduidingen
Alle automatische branddetectors, handbrandmelders, evacuatiebedieningen en technische controles die op de MD2400 brandmeldcentrale zijn aangesloten, kunnen in maximaal 64 groepen worden ingedeeld. Een groep omvat een specifiek deel van de aangesloten melders op het systeem. Een groep kan samengesteld zijn uit :
De automatische rook- of warmtemelders van een specifiek deel van het gebouw. De handbrandmelders van het gebouw of van een gedeelte van het gebouw. De evacuatiebedieningsposten van het gebouw. De technische controles.
Elke groep bezit een individuele controlelampje voor brandmelding, technische storing en buiten dienst. De controlelampjes van de eerste acht groepen worden standaard op de bedieningsconsole gemeld. De controlelampjes van de overige groepen kunnen op een afzonderlijk paneel gevisualiseerd worden. Het is aanbevolen om een lijst met een gedetailleerde beschrijving van de groepsinhoud naast de brandmeldcentrale te voorzien.
3.2.3. De sleutelschakelaar “EVACUATIE”
Met behulp van de sleutelschakelaar “EVACUATIE” worden de geprogrammeerde evacuatiesturingen onmiddellijk geactiveerd en wordt overgegaan tot de evacuatie van alle personen die in het gebouw aanwezig zijn.. Na het terugdraaien van de sleutelschakelaar wordt de evacuatie gedesactiveerd.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 7/20
3.2.4. De sleutelschakelaar “BEDIENING” De MD2400 brandmeldcentrale is uitgerust met twee bedieningsniveaus. Beide niveaus worden ingesteld met behulp van de sleutelschakelaar “BEDIENING”.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
In het eerste bedieningsniveau (sleutel “BEDIENING” in de stand “0”) kunnen enkel de groene bedieningstoetsen “STILTE” en “TEST LED” samen de algemene bedientoetsen (F1 tot F4; de scrolltoetsen; de escapetoets “ESC” en de toetsen van het numeriek toetsenbord) bediend worden. In het tweede bedieningsniveau (sleutel “BEDIENING in de stand “1”) worden eveneens de oranje bedieningstoetsen “RESET”, “EVACUATIE VERTRAGING” en “SIRENES STOP/UIT DIENST” beschikbaar.
3.2.5. De basisfuncties
De belangrijkste bedieningstoetsen van de basisfuncties zijn de druktoetsen “STILTE” en “RESET”. ¾ DE DRUKTOETS “STILTE”
• Deze druktoets is steeds beschikbaar. • Deze druktoets stopt de interne waarschuwingszoemer in de brandmeldcentrale. Indien de druktoets “STILTE” wordt bediend met de centrale in het tweede bedieningsniveau dan worden de evacuatiesirenes eveneens stopgezet. • Indien het systeem het afschakelen van de evacuatiesirene met de druktoets “STILTE” toelaat (instelbaar via programmatie), kunnen de evacuatiesirenes ook met de sleutelschakelaar “BEDIENING” in de stand “0” eveneens worden stopgezet. Raadpleeg hierover uw installateur.
¾ DE DRUKTOETS “RESET”
• Deze druktoets is enkel beschikbaar in bedieningsniveau 2. • Na het bedienen van de druktoets “RESET”, worden alle meldingen en sturingen op de MD2400 brandmeldcentrale gewist. De centrale keert terug in de rustpositie.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 8/20
4. EVACUATIE : “EVACUATIE” is het bevel gegeven aan het geheel van de personen die in een bepaalde plaats verblijven, om deze plaats te ontruimen. De MD2400 brandcentrale met directe aansturing van de evacuatiesirenes activeert na elke alarmmelding de evacuatiesirenes in het gebouw. Er is met andere woorden geen tijdsverschil tussen het waarschuwen van de verantwoordelijke en de evacuatie van het gebouw.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
De LIMOTEC MD2400 analoog, adresseerbare brandmeldcentrale meldt door middel van automatische rook- en warmtedetectors en de in het gebouw opgestelde evacuatiesirenes een begin van brand aan het geheel van de personen aanwezig in het gebouw. Het gebouw kan eveneens door het bedienen van een (rode) handbrandmelder worden ontruimd. De evacuatie van het gebouw kan op volgende manieren :
• Manueel met de standaard aanwezige evacuatiesleutelschakelaar “evacuatie” op het front van de bedieningsconsole.
• Manueel met de optionele bedieningsposten “evacuatie” in het gebouw. • Automatisch na eender welke alarmmelding van een rook-, warmte- of handbrandmelder.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 9/20
5. BEDIENINGEN BIJ BRANDALARM
Een melding van “brandalarm” meldt een begin van brand in het gebouw. Een onmiddellijke inspectie van de gemelde locatie is noodzakelijk.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
Hoe een melding “brandalarm” herkennen op het front van de bedieningsconsole ? 1. De rode controlelampen “BRANDALARM” lichten op. 2. Op het LCD-display verschijnt op de eerste en op de derde tekstlijn de melding “BRANDALARM”
1. Begeef u naar de dichtstbijzijnde bedieningsconsole of herhaalbord van de LIMOTEC MD2400 brandmeldcentrale. 2. De evacuatiesirenes worden aangestuurd.
3. Accepteer de melding “brandalarm” door op de groene druktoets “STILTE” van de bedienings-console of van het herhaalbord te drukken.
Het indrukken van de stiltetoets heeft volgende gevolgen : ¾ De interne waarschuwingszoemers van de bedieningsconsoles en van de herhaalborden stoppen. ¾ Indien het systeem het afschakelen van de evacuatiesirene met de druktoets “STILTE” toelaat (instelbaar via programmatie), worden de evacuatiesirenes stopgezet. Raadpleeg hierover uw installateur.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 10/20
4. Het stopzetten van de evacuatiesirenes :
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
¾ Plaats de sleutelschakelaar “BEDIENING” op de stand ‘1’.
¾ Druk opnieuw op de druktoets “STILTE”.
5. Lees op de tweede en/of de vierde tekstlijn van het LCD-display op de bedieningsconsole de informatie met betrekking tot de lokatie van de brandalarmmelding en begeef u onmiddellijk ter plaatse.
6. Ingeval van een werkelijke brandhaard of enig ander gevaar :
EVACUATIEPLAN UITVOEREN.
OPMERKING : De evacuatiesirenes kunnen met behulp van de sleutelschakelaar “EVACUATIE” opnieuw in werking gezet worden
Ingeval van een valse alarmmelding Î ga verder met het vervolg van deze procedure.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 11/20
7. De laatste valse alarmmelding kan buiten dienst geplaatst worden. Een buiten dienst geschakelde brandmelder is volledig geïsoleerd van het systeem en kan geen enkele melding meer genereren. Het buiten dienst plaatsen van een brandmelder kan enkel op een MD2400 bedieningsconsole uitgevoerd worden. Routine :
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
¾ Plaats de sleutelschakelaar “BEDIENING” op de stand ‘1’.
¾ Druk op een willekeurige menufunctietoets (F1-F4) of op de druktoets “ESC” tot het menufunctiescherm op het display verschijnt. ¾ Druk op de menufunctietoets F1 : Menufunctie “IN/UIT DIENST”. ¾ Druk opnieuw op de menufunctietoets F1 : Menufunctie “DETECTOR”. ¾ Druk opnieuw op de menufunctietoets F1 : Menufunctie “LAATSTE MELDING”. ¾ De laatst opgetreden melding sinds de laatste bediening van de druktoets “RESET” verschijnt op het scherm.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 12/20
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
¾ Met behulp van de menufunctietoets F2 “UIT” kunnen de tien laatst opgetreden meldingen automatisch buiten dienst geplaatst worden. Telkens de menufunctietoets F2 wordt ingedrukt wordt één melder buiten dienst geplaatst. De eerste melder die buiten dienst wordt geplaatst is de detector die het laatst een melding genereerde.
8. Druk op de toets “RESET” en verwittig de servicefirma voor het nazicht van de valse melding. 9. Plaats de sleutelschakelaar “BEDIENING” in de stand ‘0’.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 13/20
6. BEDIENINGEN BIJ STORING
Een melding van “storing” meldt een technische storing van de MD2400 brandmeldcentrale, de aangesloten melders of van de bekabeling tussen de verschillende onderdelen van het systeem. Een inspectie van de gemelde storing is noodzakelijk.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
Een begin van brand zal nooit een storingsmelding op de MD2400 brandmeldcentrale veroorzaken. Hoe een melding “storing” herkennen op het front van de bedieningsconsole ? 1. De gele controlelamp “ALGEMENE STORING” licht op. 2. Afhankelijk van de aard van de storing lichten één of meerdere gele controlelampen “STORING”, “SYSTEEMSTORING” of “STORING VOEDING” op.
1. Begeef u naar de dichtstbijzijnde bedieningsconsole of herhaalbord van de LIMOTEC MD2400 brandmeldcentrale.
2. Accepteer de melding “storing” door op de groene druktoets “STILTE” van de bedieningsconsole of het herhaalbord te drukken.
De interne waarschuwingszoemers in de bedieningsconsoles en in de herhaalborden stoppen.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 14/20
3. Lees op het display van de bedieningsconsole of van het herhaalbord de aard van de storing (eerste en derde tekstlijn) en de lokatie van de storingsmelding (tweede en/of vierde tekstlijn) af. Begeef u ter plaatse voor een controle van de storingsmelding. 4. Contacteer de verantwoordelijke van de brandmeldcentrale voor verdere acties.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
5. Ingeval van een brandmelderstoring, kan de laatst gemelde storing buiten dienst geplaatst worden. Een buiten dienst geschakelde brandmelder is volledig geïsoleerd van het systeem en kan geen enkele melding meer genereren. Het buiten dienst plaatsen van een melder kan enkel op een MD2400 bedieningsconsole uitgevoerd worden. ENKEL STORINGEN VAN AUTOMATISCHE BRANDMELDERS, HANDBRANDMELDERS, EVACUATIEBEDIENINGSPOSTEN EN TECHNISCHE CONTROLES KUNNEN BUITEN DIENST GEPLAATST WORDEN
¾ Plaats de sleutelschakelaar “BEDIENING” op de stand ‘1’
¾ Druk op een willekeurige menufunctietoets (F1-F4) of op de druktoets “ESC” tot het menufunctiescherm op het display verschijnt. ¾ Druk op de menufunctietoets F1 : Menufunctie “IN/UIT DIENST” ¾ Druk opnieuw op de menufunctietoets F1 : Menufunctie “DETECTOR” ¾ Druk opnieuw op de menufunctietoets F1 : Menufunctie “LAATSTE MELDING” MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 15/20
¾ De laatst opgetreden melding sinds de laatste bediening van de druktoets “RESET” verschijnt op het scherm. ¾ Met behulp van de menufunctietoets F2 “UIT” kunnen de tien laatst opgetreden meldingen automatisch buiten dienst geplaatst worden. Telkens de menufunctietoets F2 wordt ingedrukt wordt één melder buiten dienst geplaatst. De eerste melder die buiten dienst wordt geplaatst is de detector die het laatst een melding genereerde.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
Lokatie van de menufunctietoetsen F1 en F2.
6. Druk op de toets “RESET”.
7. Plaats de sleutelschakelaar “BEDIENING” in de stand ‘0’.
8. Contacteer indien nodig uw servicefirma.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 16/20
7. BEDIENINGEN BIJ VOORALARM
Een melding van “vooralarm” meldt een te hoge vervuilingsgraad van een automatische rookmelder.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
Hoe een melding “vooralarm” herkennen op het front van de bedieningsconsole ? 1. De gele controlelamp “ALGEMENE STORING” licht op. 2. De gele controlelamp “STORING” van de individuele groepsaanduiding licht op.
Een melding van “vooralarm” vereist een interventie van de bevoegde servicefirma. Volg de procedure “BEDIENINGEN BIJ STORING” voor de afhandeling van de vooralarmmelding.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 17/20
8. HET IN EN BUITEN DIENST PLAATSEN VAN BRANDMELDERS Alle brandalarmen, evacuatiemeldingen en technische storingen worden op het evenementenscherm van de bedieningsconsole gevisualiseerd. De eerste en de derde tekstlijn vermelden de aard van de melding (vb. ‘BRANDALARM’). 1/1 1/1
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
BRANDALARM [1] Paviljoen 3 Stock BRANDALARM [1] Paviljoen 3 Stock
De technische storingen worden onderverdeeld in “melderstoringen” en “algemene storingen”. Melderstoringen worden veroorzaakt door een technisch defect van een automatische rook- of warmtemelder, een handbrandmelder, een evacuatiebedieningspost of een inleesmodule van een technische controle. De verschillende displayteksten die een melderstoring op het evenementenscherm aanduiden zijn: ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
DETECTOR OPEN : Technisch defecte of niet aanwezige melder. DETECTOR KORT : Technisch defecte of niet aanwezige melder. VOORALARM : Vervuilde rookmelder. DET.TYPE FOUT : Foutief meldertype. DUAL ADRES : Dubbele adressering.
De algemene storingen melden de niet-melder gebonden, technische storingen. De verschillende displayteksten die een algemene storing op het evenementenscherm aanduiden zijn : ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
BATTERIJFOUT LAGE BAT.SPANNING FATALE BATTERIJFOUT NETSPANNINGSFOUT ALG.VOEDINGSFOUT CONF.FOUT NETPARAM. SIRENEKRINGFOUT STORING ALGEMENE FOUT PERIFERIEFOUT SYSTEEMFOUT TOKENFOUT DEFECT SIRENE DEF.FLITSLICHT
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 18/20
De algemene storingsmeldingen kunnen niet buiten dienst geplaatst worden. 1. Noteer voor het opstarten van de buiten dienst routine het melderadres en het netnummer waartoe de melder behoort. Netnummer
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
BRANDALARM [1] Paviljoen 3 Stock BRANDALARM [1] Paviljoen 3 Stock
Melderadres
1/1 1/1
Menufunctietoetsen F1 – F4
Escape-toets Scrolltoesten
Reset
2. Plaats de sleutelschakelaar “BEDIENING” in de stand ‘1’.
3. Druk op een willekeurige menufunctietoets (F1-F4) of op de druktoets “ESC” tot het menufunctiescherm op het display verschijnt.
4. Druk op de menufunctietoets F1 : Menufunctie “IN/UIT DIENST”. 5. Druk opnieuw op de menufunctietoets F1 : Menufunctie “DETECTOR”.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
Enter
HG2400N03A Pag. 19/20
6. Druk op de menufunctietoets F2 : Menufunctie “DETECTOR” Op het display verschijnt : “Opzoeken van net …”
7. Breng met behulp van de menufunctietoetsen F1 “Vorige” en F2 “Volgende” of met de scrolltoetsen het gewenste netnummer op het scherm.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
Met behulp van de druktoets “ESC” kan voor het opzoeken van het gewenste net naar het evenementenscherm geschakeld worden. Daarna wordt de buiten dienst routine vanaf stap 1 hernomen. 8. Bevestig met behulp van de menufunctietoets F3 “OK” of met de entertoets “↵”.
Op het display verschijnt : “Opzoeken van net …” “Geef detectornummer in :”
9. Voer met behulp van het numeriek toetsenbord het melderadres in en bevestig met de entertoets “↵”. Op het scherm verschijnt het melderadres, de melderomschrijving en de melderstatus “IN DIENST” of “UIT DIENST”.
Met behulp van de druktoets “ESC” kan voor het opzoeken van het gewenste melderadres naar het evenementenscherm geschakeld worden. Daarna wordt de buiten dienst routine vanaf stap 1 hernomen. 10. Druk voor het buiten dienst plaatsen van de geselecteerde melder op de menufunctietoets F2 “UIT”. Druk voor het in dienst plaatsen van de geselecteerde melder op de menufunctietoets F1 “IN”.
11. Met behulp van de scrolltoetsen kunnen de aanliggende melderadressen opgeroepen worden en met behulp van de menufunctietoetsen F1 en F2 inof buiten dienst geplaatst worden. 12. Druk op de menufunctietoets F4 “TERUG” : ¾ 1x : indien melders van hetzelfde net in- of buiten dienst geplaatst moeten worden en herneem bovenstaande routine vanaf stap 9. ¾ 2x : indien melders van een ander net in- of buiten dienst geplaatst moeten worden en herneem bovenstaande routine vanaf stap 7.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
HG2400N03A Pag. 20/20
13. Beëindig de buiten dienst routine door het resetten van de MD2400 brandmeldcentrale met behulp van de oranje druktoets “RESET”.
EL 03 V w 8 A w 8 S w 6 ec .e 6 u lv 6 rit a. 56 y be
14. Plaats de sleutelschakelaar “BEDIENING” in de stand ‘0’.
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale