LANDSCHAPPELIJKE INPASSING BEDRIJVENTERREIN LAARAKKER‐ECOFUELS AAN DE VEENWEG TE WELL 30 november 2012
Inleiding Het Gelders Genootschap heeft een eerder concept van deze landschappelijke inpassing beoordeeld en op 6 november 2012 een advies uitgebracht, zie bijlage 1. In dit advies worden enkele aanbevelingen gedaan ten aanzien van de landschappelijke inpassing. Deze zijn in voorliggende notitie verwerkt. Een tekening van de landschappelijke inpassing inclusief soortenlijst is bijgevoegd als bijlage 2.
Huidige situatie Laarakker en Ecofuels In 2006 is naast het bestaande bedrijventerrein de biovergistingsinstallatie gebouwd. Daarna is aan de noord‐ en een klein deel van de westzijde een aarden wal van ca. 3,5 meter hoogte aangelegd, welke vooral beplant is met klimop (Hedera helix). Deze wal ontneemt vanuit de aanwezige openbare wegen het zicht op aanwezige materialen en/of transportmiddelen (verrommeling van het beeld) nabij de gebouwen en installatie van Ecofuels. De oostzijde is niet van begroeiing voorzien.
Uitgangspunten landschappelijke inpassing Voor de invulling van de landschappelijke inpassing rondom het terrein zijn de onderstaande uitgangspunten te hanteren: ‐de inpassing heeft als primaire functie het verbeteren van de visuele beleving van het bedrijventerrein vanuit het zicht van de gebruikers van de openbare ruimte in de nabijheid; ‐de inpassing dient op een wijze gerealiseerd te worden die past in de omgeving, waarbij met name aandacht voor de soortkeuze van beplanting gewenst is (inlands loofhoutsoorten); ‐de inpassing mag het open karakter van dit jonge ontginningslandschap niet verstoren; ‐de individuele visuele aantrekkelijkheid van de te verwerken soorten is vanwege de grote afstand tussen aanplant en passant ondergeschikt aan de functie; ‐er kan door juiste soortkeuze (zo mogelijk vogelwaardplanten); een verbetering van de ecologische waarde van de omgeving van het bedrijventerrein bereikt worden, hetgeen bijdraagt aan een positieve invloed op het aangrenzende natuurgebied; ‐volledige visuele afscherming van de bedrijfsgebouwen in alle seizoenen is vanwege de beschikbare inheemse planten (veelal bladverliezend) en de hoogte/massa van die gebouwen onmogelijk en ook niet wenselijk.
Inpassing De langs de westzijde van het bedrijventerrein aanwezige onverharde weg is beplant met eiken, de meest voorkomende boomsoort langs wegen in de directe omgeving. Dit is tevens de hoofdhoutsoort in het aangrenzende natuurgebied. Het is daarom een logische keuze om deze boomsoort ook als ‘ruggengraat’ van de noodzakelijke landschappelijke beplanting aan de noord‐ en oostzijde te kiezen. Daarmee wordt een voortzetting van dit beeld, min of meer haaks op deze weg, gerealiseerd. Aan de zuidzijde is dit reeds eerder gerealiseerd. Door de bomen aan de voet van het aanwezige talud (noordzijde) in een onregelmatige rij binnen de plantstrook te planten zullen hun kronen vrij snel een groene massa boven de kruin van het talud vormen. Op deze wijze wordt, in combinatie met de groene massa van het beplante talud aan deze noordzijde, het zicht op de aanwezige installaties goeddeels ontnomen. Door verbreding van de plantstrook ter hoogte van de knik in de aarden wal (oostelijke deel) en verdichting van de aanplant in deze bredere strook wordt deze afscherming versterkt. Aan de oostzijde van het bedrijventerrein zijn de bomen ook in enkele groepen te planten, waarbij er ter plaatse van de oostelijke punt van het talud rekening mee te houden is dat er ruimte moet blijven om het aanwezige waterbassin te bereiken voor onderhoud. Omdat de ecologische waarde van het beplantte talud beperkt is, is het gewenst om deze waarde middels aanplant van struweelvormende (vogelwaard)soorten te verbeteren. Daarbij wordt er voor gekozen om deze soorten groepsgewijs tussen de aan te planten eiken aan te brengen, verdeeld over het talud tot op de top van de aarden wal. Hiermee wordt voorkomen dat deze heesters in hun groei in conflict komen met de uitgroeiende kronen van de geplante eiken. Daarnaast zullen de op de wal groeiende planten (vanwege de hoogte van de wal) al snel een bijdrage leveren aan de visuele afscherming van de gebouwen vanuit de openbare wegen. Aan de kant van het bedrijventerrein worden geen heesters geplant omdat dit geen bijdrage levert aan de visuele beleving vanuit de omgeving. Verder is het van belang om soorten te kiezen die het onderhoud van deze struweelgroepen niet onnodig moeilijk maken. Denk hierbij ook aan werkzaamheden die het overgroeien van de heesters door de aanwezige klimop moeten voorkomen; men moet dus bij de planten kunnen komen om ze periodiek vrij te zetten. Woekerende en uitlopervormende soorten zijn in deze situatie niet gewenst (talud bekleed met grondfolie en beplant met klimop).
Beplantingsplan Voor de groepsbeplanting en onderbegroeiing wordt gekozen voor de inheemse soorten die een bijdrage leveren aan de verbetering van de ecologische waarde. Te denken is aan hazelaar, sleedoorn, boskriek, rode kornoelje, gelderse roos, hulst, kardinaalshoed, en vuilboom. Door verwerking van deze combinatie zal op niet al te lange termijn aan het gewenste beeld invulling gegeven worden, zonder de problemen van het ‘blijver‐wijker‐systeem’ over de eigenaar van het bedrijventerrein af te roepen. De bomen zullen op een onderlinge afstand van 7 tot 12 meter geplant worden, zodat ze soms als solitair zonder onderlinge concurrentie uit kunnen groeien tot volwaardige bomen met een volwassen kroon, maar daarnaast in andere situaties (onder meer het verbrede gedeelte) met hun kronen in elkaar groeien en daarmee een grotere massa vormen in het landschap. Dunning voor vrijstelling van de individuele bomen is hierbij dus niet nodig. De onderbegroeiing zal een onderlinge plantafstand van circa 1,5 meter hebben. Door de groepsgewijze aanplant is dunning van de onderbegroeiing na enige jaren mogelijk zonder verlies van waarde, terwijl de individuele planten ruim uit kunnen groeien. Het plan voorziet in de aanplant van 45 zomereiken (Quercus robur) en circa 1000 stuks verschillende soorten heesters. Op de in bijlage 1 bijgevoegde tekening staat het aantal aan te planten soorten. De bomen worden uiteraard voorzien van boompaal en –band. Waar nodig worden maatregelen getroffen om wildschade te voorkomen. Gunhoek Groenvoorzieningen Oirloseweg 12 5808 BN Oirlo Theo Zegers Bijlage 1: Advies Gelders Genootschap, d.d. 6 november 2012 Bijlage 2: Landschappelijke inpassing, Bureau Verkuylen, versie 3, d.d. 30‐11‐2012, blad 3
Advies Landschappelijke inpassing bedrijventerrein Laarakker Ecofuels 6 november 2012 Initiatiefnemer: Adviseurs initiatiefnemer: Gelders Genootschap:
Dhr. Laarakker, Laarakker Ecofuels Dhr. E. van den Branden, Colsen, energy, water & environment Dhr. R.J. Verkuylen, bureau Verkuylen Ir. A.J.G. Weijs
Aanleiding Voor het bedrijf Laarakker Ecofuels is een landschappelijke inpassing opgesteld bij een wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van een uitbreiding van het bouwblok. Gemeente Bergen heeft aan Gelders Genootschap gevraagd de landschappelijke inpassing onafhankelijk te beoordelen. Tijdens een locatiebezoek is door de heer Laarakker uitleg gegeven over de bestaande situatie op het terrein en de voorgenomen uitbreidingsplannen. Dit voorliggende advies is gebaseerd op de bevindingen ter plaatse en de aangeleverde tekeningen en beschrijvende tekst ten behoeve van de landschappelijke inpassing. Daarnaast zijn een aantal aanbevelingen ten aanzien van de nieuwe en de te vervangen bebouwing opgenomen in het advies. Situatie Het bedrijf Laarakker Ecofuels ligt aan de Veenweg in Well en grenst direct aan het nationaal park de Maasduinen. De bebouwing van het bedrijf ligt ongeveer 400 meter van de Veenweg af. De toegangsweg vanaf de Veenweg tot aan de bedrijfsbebouwing bestond vroeger uit een zandweg met daarlangs aan beide zijden een rij forse eiken. De zandweg bestaat nog steeds en wordt als recreatieve route door het nationale park de Maasduinen heen gebruikt. Naast de zandweg is vanaf de Veenweg enkele jaren geleden een nieuwe asfaltweg aangelegd als nieuwe ontsluiting van het bedrijf. Het bedrijf aan de Veenweg is van oudsher een agrarisch bedrijf dat in de loop van de jaren is uitgebreid tot het bedrijf wat er nu ligt. Het bestaat uit een tweetal grote loodsen ten behoeve van groenteverwerking, een werkplaats, een kantoorgebouw (in de oude omgebouwde paardenstal), een materieelstalling, silo’s en bebouwing voor Ecofuels en een waterzuiveringsinstallatie. Op het terrein staat naast de bedrijfsbebouwing nog een bedrijfswoning uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Deze is middels een tuin met opgaand groen ruimtelijk gescheiden van de overige bedrijfsbebouwing. Aan de noordzijde van het terrein ligt een forse grondwal die is beplant met Hedera en aan de zuidzijde is een aantal jaren terug een houtwal aangeplant. Zowel de grondwal als de houtwal zijn over de gehele lengte van het bouwblok doorgetrokken. De uitbreidingsplannen van het bedrijf bestaan uit het vervangen van de waterzuiveringsinstallatie door een nieuwe, het bouwen van een nieuwe werkloods en op termijn het vervangen van de bedrijfswoning. Waardering huidige situatie De silo’s en bebouwing van Ecofuels (zie E op de door de heer van den Branden aangeleverde kaart) wijken in vorm en hoogte af van de bebouwing die doorgaans voorkomt in het landelijke gebied. De hoeveelheid bebouwing op het bedrijf is aanzienlijk. De bebouwing staat geclusterd en ver van de openbare weg, waardoor de invloed ervan qua beleving vanaf de Veenweg minimaal is. Om de bebouwing vanaf de Veenweg aan het zicht te onttrekken is een lange en forse grondwal opgetrokken die is beplant met Hedera. De beplanting met Hedera zorgt weliswaar
voor een groene uitstraling van de grondwal, maar verzacht niet het kunstmatige effect dat het cultuurtechnische element heeft in het landschap. Daarnaast volgt de grondwal nu geen logische lijn in het landschap, maar de functionele grens van het huidige bouwvlak. Hierdoor zit er een vanuit het landschap bezien onlogische knik in de grondwal. Vanaf het zandpad dat als recreatieve fietsroute wordt gebruikt, wordt de bebouwing het meest beleefd. De bedrijfswoning met opgaande beplanting ontneemt het zicht op het grootste gedeelte van de bedrijfsbebouwing. Ook de houtwal die aan de zuidzijde is aangeplant zorgt ervoor dat de bestaande materieelstalling niet volop in het zicht ligt, maar dat er afwisseling tussen bebouwing en beplanting wordt beleefd. Deze wordt daarom als waardevol aangemerkt. Vanaf de zandweg liggen de bebouwing en de silo’s van Ecofuels wel volledig in het zicht. Deze bebouwing met bijzondere functie heeft een aan de functie gerelateerde vorm en is uitgevoerd in gedekte kleuren. De eikenlaan langs het zandpad is zeer waardevol omdat deze een structurerend landschapselement vormt in het jonge ontginningslandschap en daarnaast het zicht vanaf de Veenweg op de bebouwing (met inbegrip van de bebouwing en silo’s van Ecofuels) grotendeels ontneemt. (Zie bijlage foto 1) De westzijde van het erf is onbeplant en vanaf de Veenweg in zuidelijke richting (Tuindorp) is er zicht op de achterzijde van het bedrijf. Met name de lichtgrijze bestaande onderhoudwerkplaats valt op vanaf de weg. De overige bebouwing heeft gedekte kleuren en vormt een samenhangend geheel met de groene achtergrond van de eikenlaan en het nationaal park de Maasduinen. (Zie bijlage foto 2) Reactie op het aangeleverde voorstel voor landschappelijke inpassing A. Uitgangspunten De uitgangspunten die benoemd zijn in het landschappelijke inpassingsplan bieden een goede basis voor een goede landschappelijke inpassing van het bedrijf. Enkele opmerkingen ten aanzien van de geformuleerde uitgangspunten: - Bij punt twee wordt gesteld dat de soortenkeuze dient te worden afgestemd op de omgeving. Aanvulling op dit punt is dat moet worden uitgegaan van enkel inheemse soorten. - In het laatste uitgangspunt wordt gesteld dat volledige visuele afscherming van de bedrijfsgebouwen in alle seizoenen onmogelijk is. Daarbij wordt opgemerkt dat volledige visuele afscherming van alle bedrijfsgebouwen naast onmogelijk ook ongewenst is. Doel is om met nieuwe beplanting het beeld van een samenhangend en afwisselend geheel van bebouwing en beplanting te creëren. Bezien vanuit de omgeving. De beoordeling van de situatie ter plaatse levert een aanvulling op de reeds geformuleerde uitgangspunten op: 1. Het kunstmatige effect dat de cultuurtechnische grondwal heeft in het open landschap dient te worden verminderd. 2. Het beeld van de opvallende lichtgrijze (bestaande) onderhoudwerkplaats dient met beplanting verzacht te worden. B. Inpassing en beplantingsplan Voor de leesbaarheid van het onderdeel inpassing dient deze aangevuld te worden met een tekening en verwijzingen in de tekst naar de tekening.
Doel van de aanplant van zowel de struiken op de grondwal als de bomen aan de voet van de grondwal is het verbeteren van de visuele beleving vanuit de omgeving. De keuze voor het planten van bomen aan de zuidzijde van de grondwal in het onderdeel inpassing roept daarom vragen op. De twee aanvullende uitgangspunten die zijn geformuleerd leveren concreet een wijziging op ten aanzien van het voorstel. Het kunstmatige effect van de cultuurtechnische grondwal kan worden verminderd door de bomen juist aan de noordzijde van het talud te planten. Dat wil zeggen aan de Veenwegzijde van de grondwal. Daarnaast wordt met een rij bomen langs het talud die op gelijke afstand van elkaar staan de knik in de grondwal versterkt. Aanbevolen wordt om de bomen in groepjes te planten, en ter plaatse van de knik een zwaarteaccent toe te passen. Door een van de boomgroepen aan de oostzijde van het erf te situeren worden zowel de opvallende onderhoudwerkplaats als de nieuwe bebouwing voor de waterzuiveringsinstallatie vanaf de Veenweg gedeeltelijk aan het zicht ontnomen. Zie bijlage 2. De keuzes die gemaakt zijn in de onderdelen inpassing en beplantingsplan ten aanzien van het aanplanten van struiken op het talud zijn goed onderbouwd, zo ook de soortenkeuze en de keuze om de struiken in groepen aan te planten. Aanbevelingen ten aanzien van de nieuwe bebouwing A. Werkplaats De heer Laarakker heeft aangegeven zonnepanelen te willen plaatsen op de nieuw te bouwen werkplaats. Aanbevolen wordt de zonnepanelen mee te nemen in het ontwerp van de nieuw te bouwen werkplaats en te integreren in de architectuur van het gebouw. Ga daarbij uit van een kleurstelling die zoveel mogelijk overeenkomstig is met het achterliggende dakvlak (zwart, antraciet of donkergrijs). Plaats de zonnepanelen geheel binnen het vlak van het dak en hanteer dezelfde hellingshoek als de hellingshoek van het dak. Plaats de panelen regelmatig op een horizontale lijn met overige elementen in het dak. Voor een goede landschappelijke inpassing van de werkplaats dient te worden uitgegaan van gedekte donkere kleuren (zwart, antraciet of donkergrijs) voor zowel de gevels als het dak, als ook voor elementen als roldeuren e.d. B. Vervanging van de bedrijfswoning Ga voor de vervangende bedrijfswoning uit van representatief gebouw met een informele uitstraling passend bij de landelijke omgeving. In een landelijke omgeving past een robuust enkelvoudig hoofdvolume met een lage gootlijn en afgedekt met een stevige mansardekap of zadelkap. Voor de materialisering, kleur en detaillering wordt aanbevolen uit te gaan van gedekte, natuurlijke materialen, zoals bakstenen in roodbruin- en bruintinten en rode of antracietkleurige gebakken pannen in een matte uitstraling. Andere materialen zijn ook mogelijk, als de uitstraling ervan overeenkomstig is. Geef het geheel een zorgvuldige en sobere detaillering mee, in lijn met de detaillering van de van oorsprong in de omgeving voorkomende bebouwing. In bijlage 3 zijn een aantal referentiebeelden opgenomen. Conclusie Afgezien van wat kleine aanpassingen draagt het voorgestelde inpassingsplan voldoende bij aan de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein aan de Veenweg 4 in Well. Ir. A.J.G. Weijs
Bijlage 1: Foto’s vanuit de omgeving
Foto 1
Foto 2
Foto 1
Foto Foto 2 2
Bijlage 2: Schematische weergave van beplanting met boomgroepen ten noorden van de grondwal.
Bijlage 3: Referentiebeelden voor te vervangen bedrijfswoning (bron: www.bouwenbijboerderijen.nl en archief gelders Genootschap)