Landschappelijke inpassing Oosterhoutseweg 24 Raamsdonksveer Toelichting op landschappelijke inpassing Inrichtingsplan en beheerplan DIJK
stad en land – 2 augustus 2014 – kenmerk DSLohwrdv-01
Rapportnummer: DSLohwrdv-01 Datum: 2 augustus 2014 Contactpersoon opdrachtgever: Mureau Advies namens De heer H.J. Dank Opsteller: Bart van Dijk, DIJK stad en land Bron afbeelding kaft: Mureau Advies
INHOUDSOPGAVE A. TOELICHTING OP LANDSCHAPPELIJKE INPASSING ............................................ 3 1.
INLEIDING .................................................................................................................. 3
2.
BELEIDSCONTEXT ....................................................................................................... 3
2.1
Verordening Ruimte....................................................................................................................... 3
3.
AANPAK ..................................................................................................................... 4
4.
LIGGING PLANGEBIED................................................................................................. 5
5.
VISIE .......................................................................................................................... 6
5.1 5.2
Erfbeplanting als basisidee ............................................................................................................ 6 Verbinding met directe omgeving ................................................................................................. 7
6.
TOELICHTING OP INRICHTINGSPLAN ........................................................................... 7
6.1 6.2 6.3 6.4
De oostzijde: entree....................................................................................................................... 7 De westzijde: gemengde weelderige haag .................................................................................... 8 De noordzijde: beek begeleidende hakhoutbosjes ....................................................................... 9 De zuidzijde: bloesemstruweel en bloemrijke akkerrand. .......................................................... 10
B. INRICHTINGSPLAN EN BEHEERPLAN .................................................................. 14 7.
INLEIDING ................................................................................................................ 14
8.
INRICHTING- EN BEHEERMAATREGELEN ................................................................... 14
8.1 8.2 8.3 8.4
De oostzijde: entree..................................................................................................................... 14 De westzijde: gemengde weelderige haag .................................................................................. 15 De noordzijde: beek begeleidende hakhoutbosjes ..................................................................... 16 De zuidzijde: bloesemstruweel en bloemrijke akkerrand. .......................................................... 16
DIJK Stad en Land
2
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
A. TOELICHTING OP LANDSCHAPPELIJKE INPASSING 1.
INLEIDING
Het perceel aan de Oosterhoutseweg 24 te Raamsdonksveer wijzigt van functie. DIJK stad en land is gevraagd om een plan op te stellen waarbij de nieuwe functies, tegelijk met de planologische wijziging, kunnen worden veilig gesteld. Onderhavig plan betreft de beschrijving van de landschappelijke inpassing van het perceel aan de Oosterhoutseweg 24. Het plan geeft een toelichting op de inpassing en de gemaakte keuzes. Het beschrijft vervolgens, aan de hand van een werkomschrijving en beplantingsplan, hoe de landschappelijke inpassing gerealiseerd wordt. Tot slot wordt in het beheerplan omschreven welke onderhoudsmaatregelen nodig zijn om hetgeen aangelegd in 10 jaar tot een eindbeeld te ontwikkelen. Met dit plan: - worden afspraken gemaakt tussen initiatiefnemer en gemeente Geertruidenberg over aanleg en instandhouding van de nieuwe landschapselementen; - wordt invulling gegeven aan de toepassing van artikel 2.2. van de Verordening ruimte (kwaliteitsverbetering van het landschap); - wordt ingezet op de ontwikkeling en het behoud van natuur waarmee wordt bijgedragen aan de bescherming van de waarden in de groenblauwe mantel; - wordt de ruimtelijke kwaliteit binnen de planprocedure doorlopen. De landschappelijke inpassing legt een verbinding met haar directe omgeving waardoor deze een eigenstandige versterkende betekenis krijgt voor biodiversiteit en landschap. Gekozen is voor een zodanige invulling dat deze optimaal is afgestemd op reeds aanwezige ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.
2.
BELEIDSCONTEXT
2.1
Verordening Ruimte
De Verordening ruimte stelt regels aan o.a. stedelijke ontwikkeling, natuur- en landschap, water, cultuurhistorie en agrarische ontwikkelingen. Om de kwaliteit van het landschap te versterken heeft de provincie Noord- Brabant in de Verordening Ruimte het principe van kwaliteitsverbetering van het landschap geïntroduceerd. Hiermee worden gemeenten verplicht om kwaliteitsbeleid voor het landschap in te voeren. Deze rood- met- groen koppeling omvat dat er uitsluitend ontwikkelingsruimte wordt geboden mits deze gepaard gaat met maatregelen die de kwaliteit van het landschap in brede zin versterken. De maatregel is verankerd in artikel 2.2 van de Verordening Ruimte. In de Verordening Ruimte is het plangebied aan de Oosterhoutseweg 24 aangeduid als groenblauwe mantel. Het plan gebied grenst, aan de noordzijde van het plangebied, aan het riviertje de Donge dat is aangeduid als EVZ.
DIJK Stad en Land
3
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
Groenblauwe mantel De groenblauwe mantel zijn gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone of die deze verbinden. Artikel 6 van de Verordening geeft de regels voor de groenblauwe mantel. Bij het voorliggende initiatief is sprake van afwijkend gebruik voor niet-agrarische activiteiten op een voormalig agrarisch bedrijf. Met betrekking tot voorliggend landschappelijk inpassingplan stelt de Verordening Ruimte de volgende belangrijke regel: - Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Het bestemmingsplan stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Het initiatief leidt tot een kwaliteitsverbetering van het landschap, die voortvloeit uit de landschappelijke inpassing van de locatie.
3.
AANPAK
Een goede landschappelijke inpassing richt zich in de basis op het mitigeren van de effecten van de ontwikkeling op de omgeving. Daarnaast wordt, middels het principe van kwaliteitsverbetering, een aanvullende inspanning gevraagd die zich richt op de versterking van de kwaliteit van de omgeving waarbij de grootte van deze inspanning afhangt af van de omvang van het initiatief. Dit landschappelijk inpassingplan richtte zich niet, in eerste instantie, op het voldoen aan de basisinspanning en aan de aanvullende vereiste landschappelijke kwaliteitsverbetering. Samen met Mureau Advies en de initiatiefnemer (Heer Dank) is nagedacht hoe het functioneren en de uitstraling van het bedrijfsmilieu het beste kan worden ingepast in haar omgeving. Er is nagedacht over wat men vanaf buiten wel en wat men niet wil zien / tonen. Met deze uitgangspunten heeft DIJK stad en land nagedacht hoe het bedrijf te plaatsen binnen de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische context van de plek en haar omgeving. Om te komen tot een hoogwaardig en integraal plan is de locatie vanuit diverse invalshoeken bekeken. De plek, haar omgeving, haar verleden, haar bestemming, haar mogelijkheden en haar onmogelijkheden zijn gewogen en gewaardeerd om heldere en gemotiveerde keuzes te maken. De inhoudelijke en ruimtelijke kwaliteit is gegarandeerd door het zoeken naar synergie en samenhang tussen plangebied en omringend landschap. Het resultaat is een ingetogen, integraal en duurzaam plan waarbij functies en kwaliteiten in balans zijn, elkaar versterken en nooit ten koste van elkaar gaan. Het plan richt zich vooral op ecologie / biodiversiteit, daarnaast op cultuurhistorie en minder op wateraspecten. Door van buiten naar binnen te denken is tot de uitdaging gekomen om, in de enigszins beperkte groene ruimte, het ontbrekende ecologische puzzelstukje te ontwerpen. Waarbij dit puzzelstukje op haar beurt de eigenschappen en identiteit (die de basis zijn geweest voor het ontwerp) van de omgeving versterkt.
DIJK Stad en Land
4
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
4.
LIGGING PLANGEBIED
Het plangebied is gelegen aan de westzijde van de Oosterhoutseweg 24, op een afstand van circa 850 meter ten zuiden van de kern Raamsdonksveer in het buitengebied van de gemeente Geertruidenberg. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van 8.700 m2.
Afbeelding Topografische kaart met ligging plangebied
Luchtfoto plangebied
DIJK Stad en Land
5
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
5.
VISIE
5.1
Erfbeplanting als basisidee
Met de nieuwe bedrijfsfuncties het agrarisch karakter behouden en versterken door middel van de aanleg van een robuuste erfbeplanting. In het open gebied waarin het plangebied gelegen is zijn de erfbeplantingen vrij prominent aanwezig. Sterke opgaande landschapsstructuren ontbreken veelal in het open landschap waardoor een landschappelijke inpassing of erfbeplanting het erf benadrukt door een groene omkadering van het agrarische bouwvlak.
Referentie Luchtfoto typerende landschappelijke inpassing in open agrarisch gebied. Een dergelijke erfbeplanting bestaat doorgaans uit overwegend opgaande beplanting op een doorgaans met afrastering of sloten omgeven stuk grond bij een boerderij. Een erfbeplanting is opgebouwd uit verschillende landschapselementen zoals solitaire bomen, bomenrijen (en lei- en knotbomen), lanen, singels, heggen, hagen, bosjes en boomgaarden. De ligging (de streek), de grondsoort en ook de waterhuishouding zijn bepalend voor de vorm en soortensamenstelling van het plan. Gebruik wordt gemaakt van een variatie aan inheemse (en autochtone) bomen en struiken. Een haag van coniferen of laurierkers (beiden exoot), zoals nu in het plangebied aanwezig, zijn weliswaar “groen” maar dragen weinig bij aan de biodiversiteit. Inheemse bomen en struiken komen van nature in Nederland voor. Hierdoor kunnen meer van de bij ons levende schimmels, wieren, mossen, insecten, vogels en zoogdieren op, in of bij deze planten leven. Inheemse soorten hebben een hogere natuurwaarde. De erfbeplanting: - draagt bij aan een aantrekkelijk landschap en biedt winst voor de natuur - biedt voortplantingsplaats, voedselzoekgebied, schuilgelegenheid en overwinteringsplek voor vogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen en insecten - biedt beschutting tegen wind, regen en zon - biedt voedselzoekgebied aan vleermuizen (Ze jagen op insecten langs de beplanting en rond de schuren).
DIJK Stad en Land
6
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
5.2
Verbinding met directe omgeving
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het riviertje de Donge, aan de oostzijde door de Oosterhoutseweg, aan de zuidzijde door een akker en aan de westzijde door een watergang met daarachter een voormalige zandwinning die langzaam transformeert naar natuur- en recreatiegebied. De directe omgeving van het plangebied is dan ook kansrijk waar het gaat om ontwikkeling van natuur en elke zijde van het plangebied kent haar eigen ecologische dynamiek en potentieel. Ondanks de kleinschaligheid van het plan is getracht een meerwaarde te creëren waar het gaat om biodiversiteit gebaseerd op zowel cultuurhistorische (traditioneel erfbeplanting: hakhout / geriefhout, singelbeplanting, hagen en fruitbomen) als gebiedswaarden (aanwezigheid graanakker en Donge). Het plan legt verbindingen en gaat relaties aan met deze landschappelijke eenheden. Het plan zet in op het verhogen van de biodiversiteit ter plekke en streeft tegelijk naar een samenhangend landschappelijk geheel, waarbinnen het bedrijf goed kan functioneren. Het plangebied functioneert zowel als landschapecologische stapsteen als scharnierpunt voor soorten in de omgeving en het verbindt de 3 landschappelijke eenheden tot een plek met een eigenstandige betekenis voor de biodiversiteit.
6.
TOELICHTING OP INRICHTINGSPLAN
De daadwerkelijke vorm en soortensamenstelling van de erfbeplanting wordt bepaald door: enerzijds de waarde van afscherming / camouflage van de bedrijfsfuncties en gebouwen; anderzijds de waarde van ecologische synergie tussen erfbeplanting en directe omgeving (graanakker, natte natuur, Donge). Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het riviertje de Donge, aan de oostzijde door de Oosterhoutseweg, aan de zuidzijde door een akker en aan de westzijde door een watergang met daarachter een voormalige zandwinning die langzaam transformeert naar natuur- / recreatiegebied. Het plangebied kent 4 verschillende zijden met elk haar eigen dynamiek en ecologisch potentieel. De landschappelijke inpassing geeft elk van de 4 zijden een eigen identiteit / karakteristiek. Ingezet wordt voornamelijk op ecologische waarden en het verhogen van de biodiversiteit ter plekke. De 4 ecologische zijden vormen tevens een samenhangend landschappelijk geheel waarbinnen het bedrijf nog steeds prima kan functioneren. De bomen en landschappelijke omlijsting functioneren als uitstekende geleiding en foerageergebied voor vleermuizen. De 4 landschappelijke zijdes worden achtereenvolgens beschreven:
6.1
De oostzijde: entree
De entree van het plangebied ligt aan de Oosterhoutseweg. Zonder de belangrijke zichtrelatie tussen weg en winkel te verstoren wordt een inheemse gemengde haag en enkele fruitbomen aangeplant om de nu wat schrale aanblik van het perceel te verzachten. De bomen zijn tevens een subtiele verwijzing naar de verkoop van fruit, seizoens- en streekproducten in de winkel.
DIJK Stad en Land
7
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
Referentie fruitbomen
6.2
De westzijde: gemengde weelderige haag
Het westelijk gedeelte van het plangebied functioneert ook in het nieuwe plan als statische opslag, voor campers en caravans. De campers en caravans staan, vanaf de weg gezien, in de luwte en uit het zicht achter de opslagschuur. De andere zijde (west) van het plangebied wordt nu afgeschermd door een hoge coniferenhaag. Deze haag breekt het zicht op de opslagschuur en onttrekt de gestalde caravans en campers aan het zicht vanaf de zandputten (natuur- / recreatiegebied). Aan de westzijde ontbreekt de fysieke ruimte voor een robuuste landschappelijke inpassing. Een waterschapspad van minimaal 5 meter breed dient vrijgehouden te worden voor het beheer van de watergang. De coniferen worden verwijderd en vervangen worden door een weelderige opgaande brede haag bestaande uit gemengde inheemse soorten met een hoge ecologische en landschappelijke waarde. Om het onderhoud te beperken wordt gedacht aan soorten die in min of meer gelijk tempo groeien en soorten die wat losser en hoger uit kunnen groeien. Mogelijk soorten die gecombineerd (gemengd) kunnen worden zijn: - meidoorn - sleedoorn - veldesdoorn - egelantier - vlier - hondsroos - krent - jasmijn - koebraam - gelderse roos - lijsterbes
DIJK Stad en Land
8
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
Referentie gemengde haag Om de haag dicht te houden en de stalling aan het zicht te ontrekken kan de haag opgevuld worden met min of meer bladhoudende en groenblijvende soorten als beuk, hulst en wilde liguster. De haag is geen strak geknipte heg maar kan ruig en hoog uitgroeien. De haag wordt maximaal 1x per jaar gesnoeid. Het eindresultaat is een afwisselende, bloeiende haag. Dit zorgt voor een plek voor vogels; niet alleen door de besdragende struiken, maar ook doordat de haag een goede schuilgelegenheid biedt tegen roofvogels en een geschikte nestgelegenheid.
6.3
De noordzijde: beek begeleidende hakhoutbosjes
Het plangebied grenst direct aan het riviertje de Donge. Het riviertje en haar oevers heeft een status als ecologische verbindingszone (EVZ). Ter plaatse van het plangebied is de ruimte voor riviertje en natuur erg beperkt. Het huidige parkeer- en opslagterrein ligt op slechts enkele meters van de steile oever. Direct aan het water staan inheemse houtopstanden welke op het terrein zijn afgeplant met grote laurierkersen. De laurierkersen worden gerooid. De EVZ wordt meer ruimte geboden door een deel van het verharde terrein op te offeren voor natuur. Parallel aan de Donge wordt een strook verharding verwijderd en de toplaag wordt 0,25 - 0,40 meter afgegraven. De strook wordt daarmee robuuster, schraler en natter waardoor deze gradiëntrijk en gevarieerd kan ontwikkelen. Hiermee worden de voorwaarden geschept voor de ontwikkeling van een natuurlijke beek begeleidende beplanting: hakhout bosjes gevarieerde oeverbegroeiing / weelderige ruigte Een en ander conform het model “nat kralensnoer” uit het voorbeeldenboek Groene Schakels. DIJK Stad en Land
9
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
De inrichtingsmaatregelen (voornamelijk afvoer verhardingen en grondwerk) schept de voorwaarden voor een spontane ontwikkeling. In het beheer wordt vervolgens op een goede natuurontwikkeling gestuurd. Vanwege de sfeer van de plek zal een eerste weinig verdichte beplanting worden aangebracht met els en wilg.
Referentie hakhoutbosje Met name voor vogels is de structuur van het bosje belangrijker dan de soortensamenstelling. Doordat de structuur in de loop van de hakcyclus voortdurend verandert, is hakhout voor veel vogels een aantrekkelijk territorium. In iedere fase zijn er andere soorten te vinden. Kort na de hak zijn de pioniervogels aanwezig, dan de struweelvogels, de struikvogels en tenslotte de boomvogels. Zo huizen er dus om beurten uiteenlopende soorten als de merel, tjiftjaf, braamsluiper, vlaamse gaai, pimpelmees, fazant, wielewaal, matkop, wilde eend, tortelduif en tuinfluiter. Wordt de hakcyclus niet in stand gehouden, dan verdwijnt deze soortenrijkdom. Ook voor het behoud van de rijkdom aan bladmossen, kruiden, varens, insecten en zoogdieren is de hakcyclus belangrijk. Alleen in oude loofbossen wordt een grotere variatie aangetroffen. Dankzij de fasestructuur zijn hakhoutbossen tevens een dynamische verrijking van het landschap. Ze tonen een ongekend rijke variatie aan groen, in de vorm van stobben, ruigten, struiken en bomen. Ze zorgen voor een bont kleurenpalet. Andere doelsoorten voor deze zone zijn met name libellen, dagvlinders, amfibieën en kleine zoogdieren (o.a. marterachtigen).
6.4
De zuidzijde: bloesemstruweel en bloemrijke akkerrand.
Aan de zuidzijde tussen plangebied en akker wordt strook van 12 meter breed en 100 meter lang ingericht als bloesemstruweel - akkerrand. Het bloesemstruweel beslaat circa de helft van de strook (eindresultaat). Het struweel wordt zo aangeplant dat de breedte van het zowel het struweel als de bloemrijke akkerrand varieert tussen de circa 4 en 8 meter. Op deze manier ontstaat op plekken een warme luwte die zeer interessant is voor vlinders. Het struweel bestaat uit één hoofdsoort meidoorn (30%) aangevuld met mengsoorten: DIJK Stad en Land
10
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
-
20 % sleedoorn; 10 % gewone vlier; 10 % spork; 5% wilde lijsterbes 5% gewone aalbes 5% hondsroos 5% wilde roos 5% rozebottel 5% wilde liguster
Het bloesemstruweel kan met een lage plantdichtheid aangeplant worden en kan gecontroleerd opschieten en uitbreiden. Het onderhoud is beperkt, er hoeft slechts om de twee tot drie jaar (stevig) gesnoeid te worden. Het eerste jaar na de snoei heeft het struweel dan weinig tot geen bloei maar daarna zijn er weer twee jaar mooie en fel geurende bloesems. Verspreid in het struweel kan een lijsterbes, vlier of meidoorn uitgroeien tot een klein boompje.
Referentie plantmateriaal bloesemstruweel Behalve voor vlinders en insecten biedt het struweel een bijzonder ecosysteem waar een aantal zeer zeldzame planten- en diersoorten zich thuis voelen. Door het bloesemstruweel te combineren met een gradiëntrijke bloemrijke akkerrand wordt de biodiversiteit extra vergroot.
DIJK Stad en Land
11
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
Referentie dwarsprofiel gradiëntrijke bloesemstruweel met akkerrand Een bloemrijke akkerrand betreft een strook grond langs het akkerland (of weidegrond) waar geen bewerking (of beweiding) plaatsvindt om zo de ecologische waarden van de strook te vergroten. Door te verschralen (maaien en afvoeren) krijgen lastige onkruiden geen kans en biedt de steeds bloemrijker akkerrand op termijn een prachtig gezicht wat de belevingswaarde van passerende wandelaars en fietsers verhoogt. De bloeiende akkerranden zijn een belangrijke voedselbron voor allerlei insecten en na zaadvorming ook voor zangvogels, patrijzen en fazanten. Door subtiel hoogteverschillen in de strook aan te brengen ontstaan drogere en nattere plekken en wordt de strook (gelegen nabij water) ook interessanter voor libelles, juffers, vlinders en mogelijk amfibieën. De ontgraven grond kan gebruikt worden om het bloesemstruweel op aan te planten.
Referentie Bloemrijke akkerrand
DIJK Stad en Land
12
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
Ontwerp landschappelijke inpassing / erfbeplanting
DIJK Stad en Land
13
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
B. INRICHTINGSPLAN EN BEHEERPLAN 7.
INLEIDING
Hieronder worden de aanleg- / inrichting- en beheermaatregelen van de verschillende landschapselementen beschreven. Elk landschapselement heeft een code die correspondeert met een code in de ontwerptekening. Het inrichting- en beheerplan volgt de volgorde uit de hiervoor beschreven toelichting op de landschappelijke inpassing. Achtereenvolgens worden beschreven: - De oostzijde: entree; - De westzijde: camouflage; - De noordzijde: beek begeleidende hakhoutbosjes; - De zuidzijde: bloesemstruweel en bloemrijke akkerrand.
8.
INRICHTING- EN BEHEERMAATREGELEN
8.1
De oostzijde: entree
Code 01 Haag: Eindbeeld: Een 1 meter brede en 1,00 – 1,25 meter hoge haag. Mede ten behoeve van de bloei van de meidoorn kan de haag tijdelijk wat losser (niet strak geschoren) ogen. Aanleg en aanplant: - Verwijderen elementen bestaande situatie - Spitten en bemesten grond - Aanplant haag van meidoorn en haagbeuk met een mengverhouding 50% - 50% (hebben ongeveer dezelfde groeisnelheid); - Dubbele rij, driehoek verband, afstand in rij 30 cm, afstand tussen rijen 30 cm;
- Plantmaat 60-80 cm. Beheer: - In jaar van aanplant indien nodig water geven - Inboet 10% - Scheren 1- 2 x per jaar, na juni (Meidoorn draagt van mei tot juni mooi witte en sterk geurende bloemen). Meidoorn bloeit op eenjarig hout daarom kan ervoor gekozen worden om bepaalde stukken in de haag een jaar te laten doorgroeien. Het daaropvolgende jaar draagt de haag prachtige witte bloemen. De éénjarige scheuten van meidoorn zijn flexibel en laten zich gemakkelijk inkorten. - Het bladafval zorgt voor een goede strooisellaag en kan na het snoeien blijven liggen.
DIJK Stad en Land
14
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
Code 02 Fruitbomen Eindbeeld: Kleine fruitboomgaard met minimaal 3 hoogstam (zoals deze vroeger ook voorkwamen op erven) fruitbomen (oude rassen nader te bepalen initiatiefnemer). Aanleg en aanplant: - Planten in gras met 2 boompalen in verband met wind, met boomband en eventueel boombeschermer. - Plantafstand afhankelijk van soort (rekening houdend met toekomstige kroonprojectie). Beheer: - In jaar van aanplant indien nodig water geven - Om de 2 jaren lichte vormsnoei - Later om de 5 jaar snoei ten behoeve van vorming gesteltakken
8.2
De westzijde: gemengde weelderige haag
Code 03 Gemengde weelderige haag Eindbeeld: Een weelderige opgaande gemengde haag bestaande uit minimaal 5 verschillende soorten. De breedte van de haag (na snoeien) is minimaal 2,50 meter en hoogte van de haag is 3,50 m tot 5,00 meter. Aanleg en aanplant: - Verwijderen coniferenhaag inclusief stobben - Spitten plantstrook - Aanplant dubbele rij, driehoek verband, afstand in rij 1,00 m, afstand tussen rijen 1,00 m - Aanplant binnenste rij (privacy en zichtonttrekking) 50% blad houdende en groenblijvende soorten (20% beuk, 15% hulst en 15% wilde liguster) aangevuld met meidoorn (25%) en sleedoorn (25%). - Aanplant buitenste rij gelijkmatig (gelijke percentages) gemengd sortiment bestaande uit minimaal 5 soorten uit de volgende lijst: meidoorn, sleedoorn, veldesdoorn, egelantier, vlier, hondsroos, krent, jasmijn, koebraam. - Aanplant in een minimale maat 60 – 80 cm. Beheer: - In jaar van aanplant indien nodig water geven - Inboet 10% - Maximaal 1 x per jaar zijkanten snoeien om overlast (bedrijfsvoering, doorgang onderhoudspad Waterschap) te beperken - Eenmaal in 10 – 15 jaar afzetten beplanting
DIJK Stad en Land
15
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
8.3
De noordzijde: beek begeleidende hakhoutbosjes
Code 04 beekdal - hakhoutbosje Eindbeeld: Natuurlijke beek begeleidende beplanting bestaande uit hakhout bosjes met een ruige en gevarieerde onderbegroeiing. Door de hakcyclus varieert het beeld van jaar tot jaar. Aanleg en aanplant: - Rooien laurierkersen - Verwijderen verhardingen strook parallel aan de Donge en afgraven toplaag 0,25 - 0,40 m. (grond gebruiken als walletje ter afscheiding of gebruiken in wal bloesemstruweel conform code 06 - Frezen 10 tot 15 cm van de toplaag - Uitgaan van spontane ontwikkeling - Eventueel aanplant enkele essen, elzen en wilgen Beheer: - Gedurende eerste 3 jaar, 1x per jaar (eind juli / eind september) gefaseerd maaien en afvoeren gras- en kruidachtigen; - Eenmaal in 6 – 10 jaar hakken van een deel van de bomen / het bosje (periode november tot maart) - Overjarige staken afzetten op een stobbe; - Struikachtige als meidoorn en sleedoorn waar mogelijk sparen, evenals de kruidlaag. - Het afgezette hout afvoeren, of voor houtrillen gebruiken (van belang als broed- en vluchtplaats voor vogels en insecten).
8.4
De zuidzijde: bloesemstruweel en bloemrijke akkerrand.
Code 05 bloemrijke akkerrand Eindbeeld: Ruig kruidenrijk grasland. De randen leveren in het voorjaar broed- en schuigelegenheid, in de zomer een hoog voedselaanbod aan insecten en in de winter aan zaden en voldoende dekking. Ze voldoen kortom het hele jaar door voor akkervogels. De akkerranden worden: door zoogdieren en vogels gebruikt als dekking gebruikt als overwinteringsplek voor insecten (grassen zijn belangrijke waardplanten voor vlinders en sprinkhanen); gebruikt voor de voortplanting van weidevogels (jonge vogels zijn aangewezen op insecten die weer afhankelijk zijn van de aanwezige kruiden). Aanleg en aanplant: - Verwijderen begroeiing (landbouwgewas) - Ontgraven bouwvoor - Ontgraven laagtes (minimaal 1:3 vanaf akkerrand en minimaal 1:8 richting bebouwd perceel (flauwe zijde en luwten in bloesemstruweel krijgen meeste bezonning) - Vrijgekomen grond gebruiken voor opbouw walletje in code 06 DIJK Stad en Land
16
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01
- Voorbereiden zaaibed (frezen toplaag 5-10 cm) - Eenmalige inzaai (20-25 kg per ha) met pakket afkomstig uit akkerreservaat met akkerkruiden. (De zaden hiervan blijven lang beschikbaar en zijn een voedselbron voor vogels op het eind van de winter als de granen op zijn. Beheer: - Na inzaai nagaan of zaadmengsel goed opkomt (van belang om de onkruiddruk te beperken). - Onkruid pleksgewijs bestrijden (handmatig met steekvork of handmaaier). - Eerste jaren 1 a 2 keer per jaar maaien en afvoeren. - Als vegetatie dunner wordt is 1x maaien en afvoeren (gelijk met akker) voldoende. Code 06 Bloesemstruweel Eindbeeld: Jaarlijks rijk bloeiend en dicht (ondoordringbaar) struweel bestaande uit overwegend struiken en enkele doorgeschoten bomen. De breedte van het struweel varieert (kronkelende zuidzijde) tussen de 4 meter en 8 meter. De hoogte varieert tussen de circa 1,50 meter en 4,50 meter en loopt vanaf het zuiden (de akkerzijde) geredeneerd op van laag naar hoog (de perceelzijde) . Aanleg en aanplant: - Aanleg walletje met vrijgekomen grond uit code 05 en eventueel code 04. - Aanplant aan binnenzijde (noordzijde tegen perceel: strook 3 meter): 30% meidoorn, 20 % sleedoorn; 10 % gewone vlier; 10 % spork; 5% wilde lijsterbes - Aanplant aan buitenzijde (zuidzijde reststrook tegen bloemrijke akkerrand): 5% gewone aalbes; 5% hondsroos; 5% wilde roos; 5% rozebottel; 5% wilde liguster - Aanplant in rijen, driehoek verband, afstand in rij 1,50 m, afstand tussen rijen 1,50 m - Aanplant in een minimale maat 60 – 80 cm. Beheer: - Gedurende eerste 2 jaar, 1x per jaar (eind juli / eind september) uitsteken en afvoeren gras- en (on-) kruidachtigen; - Om de twee tot drie jaar (stevig) snoeien. - Het afgezette hout afvoeren.
DIJK Stad en Land
17
Augustus 2014/ DSLohwrdv-01