Landelijke abortusregistratie 2011 Deze factsheet doet verslag van de abortuscijfers, gebaseerd op gegevens die zijn verzameld voor de Landelijke abortusregistratie (LAR). Als aanvulling hierop wordt ook gebruik gemaakt van de cijfers uit de jaarrapportage Wet Afbreking Zwangerschap van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ, 2013). In 2010 waren de bij de inspectie aangeleverde gegevens niet compleet door het faillissement van een abortuskliniek en registratieproblemen bij een nieuwe kliniek. Om die reden worden de cijfers van 2011 vergeleken met de cijfers van 2009 en niet met die van 2010. Via de Landelijke abortusregistratie zijn data verzameld van 10 van de 16 klinieken. Er is dus sprake van een steekproef. De hieronder gepresenteerde cijfers hebben betrekking op deze steekproef, tenzij anders vermeld. Doordat niet alle registratievragen verplicht zijn en niet alle vragen op dezelfde manier worden geregistreerd, verschilt het aantal casussen (N) dat per vraag is meegenomen voor de analyse. Het LAR-bestand van 2011 bevat 79% (n= 21.807) van alle abortussen bij vrouwen die in Nederland wonen en 79% (n= 3.109) van de abortussen van in het buitenland wonende vrouwen die in Nederland een abortus hebben laten uitvoeren.1
Aantal abortussen In 2011 zijn in Nederland totaal 31.707 abortussen (inclusief overtijdbehandelingen) aan de inspectie opgegeven. Hiervan zijn 3.924 behandelingen uitgevoerd bij vrouwen die vanuit het buitenland naar Nederland kwamen voor een abortus. Het aantal abortussen bij vrouwen die in Nederland wonen was 27.728. Dat is 591 minder dan in 2009. In vergelijking met de laatste jaren lijkt de toestroom van het aantal vrouwen dat naar Nederland komt voor een behandeling geleidelijk steeds verder af te nemen (figuur 1). Een overgrote meerderheid van de abortussen vindt plaats in de abortusklinieken (91,9%). In ziekenhuizen werd 8,1% van de abortussen uitgevoerd. Het aandeel abortusbehandelingen in het ziekenhuis neemt ten opzichte van voorgaande jaren iets toe (IGZ, 2013). Figuur 1.
1
Aantal abortussen bij in Nederland en in het buiteland woonachtige cliënten, 1996-2011
Van 46 abortuscliënten was land van vestiging onbekend.
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
1
Abortuscijfer stabiel Het abortuscijfer2 wordt berekend door het aantal behandelingen bij in Nederland woonachtige vrouwen per jaar te delen door het aantal aanwezige vrouwen in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 44 jaar. Met andere woorden: het aantal abortussen bij het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Vrouwen die buiten Nederland wonen, worden niet meegerekend. In 2011 werd bij 8,7 van elke 1.000 vrouwen van 15 tot en met 44 jaar een zwangerschap afgebroken (IGZ, 2011). Het abortuscijfer blijft sinds 2004 nagenoeg gelijk (figuur 2). Figuur 2.
Abortuscijfer van in Nederland wonende vrouwen (per 1.000 vrouwen van15-44 jaar), 19962011 (IGZ, 2013)
In tabel 1 staan de leeftijdsspecifieke abortuscijfers en abortusratio’s.3 De abortusratio geeft de verhouding aan tussen het aantal abortussen en het aantal bekende zwangerschappen in het betreffende jaar. Voor de totale groep vrouwen die zwanger zijn, geldt dat 13,3% kiest voor een abortus. Ook de abortusratio blijft sinds 2004 stabiel. Zwangere tienermeiden kiezen het vaakst voor een abortus (62%) en vrouwen in de leeftijd 30-34 jaar het minst (6%). Tabel 1.
Abortuscijfer en abortusratio in Nederland naar leeftijdscategorie, 2011
≤ 19 jaar 20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar ≥ 40 jaar Totaal
Abortuscijfer 7,9 14,0 12,8 9,2 6,8 2,9 8,7
2
Abortusratio 62,0 28,4 10,5 6,4 10,6 24,4 13,3
% in de LAR steekproef 14,9 26,5 22,6 16,4 13,0 6,6 100
Het abortuscijfer per leeftijd wordt berekend door het aantal abortussen per leeftijdscategorie te delen door het aantal vrouwen uit die leeftijdscategorie, maal 1000. 3 De abortusratio wordt berekend door per leeftijdscategorie het aantal abortussen te delen door het aantal bekende zwangerschappen (exclusief miskramen), maal 100.
2
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
Demografische kenmerken De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen een zwangerschap afbreken is 27,5 jaar. De meest voorkomende leeftijd is 21 jaar (figuur 3). In 2011 is 17,2% van de vrouwen gehuwd (of had een geregistreerd partnerschap) op het moment dat zij een abortus liet uitvoeren. Drie op de tien (30,4%) woont samen met een partner, 30,2% is alleenstaand, 19,7% woont bij haar ouders en 6,8% woont bij anderen (zoals vrienden/op kamers). Van 12,9% van de vrouwen is hun leefsituatie onbekend. Van de vrouwen die een abortus ondergaat is de helft (49,4%) kinderloos. Meer dan één derde van de vrouwen (38,9%) heeft al eerder één of meerdere abortussen laten verrichten. Figuur 3.
Schatting van het aantal abortussen naar leeftijd (in jaren), 2011
Anticonceptiegebruik In 2011 gebruikte een aanzienlijk deel van de abortuscliënten in het half jaar voorafgaand aan de abortus een anticonceptiemethode (figuur 4). Ongeveer een derde van de vrouwen is zwanger geworden terwijl zij de pil gebruikte (31,7%) en 25,4% gebruikte condooms. Bijna 30% van de vrouwen gebruikte geen enkele vorm van anticonceptie. Na de abortus is slechts 3,7% van de vrouwen van plan om geen anticonceptie te gaan gebruiken. Het aantal vrouwen dat het voornemen heeft de pil te gaan gebruiken stijgt naar nagenoeg 40%. Het aantal vrouwen dat een spiraal wil gaan gebruiken stijgt fors en het aandeel vrouwen dat een condoom gaat gebruiken daalt. Van 9% van de vrouwen is het wel bekend dat zij een vorm van anticonceptie zijn gaan gebruiken, alleen is de methode onbekend. In hoeverre de voorgenomen anticonceptiemethoden ook daadwerkelijk gebruikt worden, is niet bekend.
3
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
Figuur 4.
Anticonceptiegebruik voorafgaand aan abortus en voorgenomen anticonceptiemiddel na de abortus, 2011 (%) 1,2
1
De categorie ‘pil’ is inclusief langwerkende ‘prostageen-alleen’ methoden (minipil, prikpil en implantaat). Overige anticonceptie omvat femcap, pessarium, zaaddodende pasta, schuimpreparaten en de natuurlijke methoden zoals periodieke onthouding en coïtus interruptus. 2
Bij de pil- en condoomgebruiksters is gekeken naar de reden voor anticonceptiefalen (figuur 5). Van de condoomgebruikers zegt 41% dat het condoom heeft gefaald (waaronder scheuren of knappen). Ruim een kwart van de vrouwen (27%) geeft aan dat zij in het half jaar voorafgaand aan de abortus (meestal) geen condoom gebruikte tijdens de geslachtsgemeenschap. Nagenoeg één op de tien (11%) condoomgebruikers heeft het condoom verkeerd gebruikt. Van de pilgebruikers geeft meer dan een derde (38%) aan in het afgelopen jaar toch meestal geen pil (meer) te hebben gebruikt. Bijna een vijfde van de vrouwen (19%) geeft aan dat een fout van henzelf (een zogenaamde gebruikersfout) heeft geleid tot de ongewenste zwangerschap. Eén op de vijf (20%) schrijft de oorzaak van de ongewenste zwangerschap toe aan het falen van de methode. Gezien het feit dat bij correct pilgebruik de betrouwbaarheid van de pil 99% is, zal in werkelijkheid het merendeel van de vrouwen waarschijnlijk toch een gebruikersfout hebben gemaakt. Figuur 5.
4
Reden falen anticonceptie, 2011 (%)
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
Zwangerschapsduur Het gemiddeld aantal weken waarop vrouwen hun ongewenste zwangerschap laten afbreken, is 7,7 weken amenorroeduur (SD= 3.21). Een meerderheid van de vrouwen laat de zwangerschap afbreken in het 1e trimester (91,8%). Daarvan laat 43,0% de zwangerschap afbreken binnen de eerste 6 weken (figuur 6). Bij 8,2% van de vrouwen is de zwangerschap tot in het 2e trimester gevorderd als de vrouw overgaat tot een abortus. De verdeling van abortussen naar zwangerschapsduur over de verschillende duurcategorieën komt nagenoeg overeen met voorgaande jaren. Figuur 6.
1
Abortus naar zwangerschapsduur1, 2011 (%)
Eerste trimester is t/m 12 weken amenorroe, het tweede trimester is van 13 t/m 27 weken amenorroe.
Land van herkomst In 2011 was 36,4% van de abortuscliënten van (autochtone) Nederlandse komaf. Dit percentage ligt lager dan voorgaande jaren (zie Kruijer & Wijsen, 2009). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het percentage waarvan het land van herkomst onbekend is ook veel hoger ligt en dat hierbij wellicht veel vrouwen van autochtone komaf zijn. In tabel 2 is tevens de verdeling te zien tussen eerste en tweede generatie4 vrouwen in elke allochtone groep abortuscliënten. In de traditionele migrantengroepen zoals Marokkanen en Turken is het aandeel eerste generatie vrouwen die een abortus laat uitvoeren lager dan het aantal van de tweede generatie. Hetzelfde is terug te zien onder Surinaamse vrouwen en vrouwen uit de ‘overige groepen’. Bij de andere migrantengroepen is het aandeel eerste generatie vrouwen hoger dan het aandeel vrouwen van de tweede generatie.
4
Eerste en tweede generatie allochtonen worden in de LAR gedefinieerd volgens de CBS-definitie: de eerste generatie bestaat uit vrouwen die zelf in het buitenland geboren zijn, de tweede generatie bestaat uit vrouwen die zelf in Nederland geboren zijn, en waarvan minstens één van de ouders in het buitenland geboren is.
5
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
Tabel 2.
Abortuscliënten naar land van herkomst, met het percentage eerste en tweede generatie allochtone abortuscliënten voor diverse herkomstlanden, 2011
Nederland (aut.) Turkije Marokko Ned. Antillen Suriname Rest Europa Rest Afrika Rest Midden en Zuid Amerika Rest Azië Overig* Onbekend Totaal (n)
Totaal (%) 36,4 3,5 5,5 5,8 9,9 9,0 5,9 1,9 5,5 1,7 14,8 18.696
1e generatie (%) 46,9 43,0 72,5 39,4 85,0 78,2 82,1 87,9 34,4 -
2e generatie (%) 53,1 57,0 27,5 60,6 15,0 21,8 17,9 12,1 65,6 -
In figuur 7 staan voor de herkomstlanden de schattingen van de abortuscijfers gepresenteerd. Net zoals in 2009 (Kruijer & Wijsen, 2009) is het abortuscijfer het hoogst onder vrouwen uit: de Nederlandse Antillen, Suriname, Rest Afrika en Rest Midden- en Zuid-Amerika. Het abortuscijfer voor deze vier groepen varieert tussen de 19,1 en 43,1 per 1.000 vrouwen van dezelfde herkomst. Figuur 7.
Geschat abortuscijfer (per 1.000 vrouwen) naar land van herkomst, 2011
*Overig: Indonesië/voormalig Ned. Indië, Noord-Amerika, Australië/Oceanië en Japan.
In figuur 8 staan de abortusratio’s van de vier grootste immigratiegroepen in Nederland. Zwangere autochtone vrouwen blijken minder vaak voor een abortus te kiezen ten opzichte van de immigratiegroepen. Onder autochtone vrouwen eindigt 9 op de 100 zwangerschappen in een abortus. Onder de allochtone groepen zijn het de vrouwen van Antilliaanse afkomst die het vaakst voor een abortus kiezen (nagenoeg 4 op de 10 zwangere), gevolgd door Surinaamse vrouwen.
6
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
Figuur 8.
Geschatte abortusratio en geboorteratio (per 100 zwangerschappen) naar land van herkomst (eerste en tweede generatie), 2011 (%)
Tabel 3 geeft aan dat de leeftijd van de abortuscliënten voor nagenoeg alle vrouwen gelijk is. Verhoudingsgewijs zijn vrouwen uit de Nederlandse Antillen iets jonger, gemiddeld 25,4 jaar. Het aantal zwangerschapsweken (in amenorroeduur) waarop de vrouwen een zwangerschap laten afbreken, ligt voor alle vrouwen tussen de 7 en 8 weken. De zwangerschap is onder Antilliaanse vrouwen het verst gevorderd als zij overgaan tot een abortus. Van de abortuscliënten is 49,4% kinderloos.5 Het aandeel vrouwen dat al één of meerdere kinderen heeft, is het hoogst onder Antilliaanse vrouwen en het laagst onder vrouwen uit Marokko. Onder nagenoeg alle herkomstgroepen, gebruikt 3 à 4 op 10 vrouwen geen enkele vorm van anticonceptie een half jaar voorafgaand aan de abortus. Onder de Nederlandse vrouwen gebruikt iets meer dan een kwart geen anticonceptie. Een groot deel van de vrouwen die voor een abortus komen, hebben al eerder een abortus ondergaan. Dit aandeel is onder Surinaamse en Antilliaanse vrouwen het hoogst, respectievelijk 54% en 58%. Deze percentages blijven in vergelijking met voorgaande jaren onverminderd hoog. Tabel 3.
Demografische gegevens, zwangerschapsduur en anticonceptiegebruik naar land van herkomst, 2011 gem. leeftijd (SD)
Nederland (aut.) Turkije Marokko Ned. Antillen Suriname Rest Europa Rest Afrika Rest Midden- en ZuidAmerika Rest Azië Overige*
27,9 28,0 27,0 25,4 26,5 27,9 26,7
gem. zwangerschapsduur (SD)
(7,7) (7,2) (6,6) (6,1) (7,0) (6,7) (6,6)
27,2 (6,8) 28,1 (6,8) 28,5 (7,2)
% minstens 1 kind
% eerdere abortus
% geen a.c. gebruik
(2,9) (2,9) (3,2) (3,4) (3,2) (3,3) (3,0)
47,1 51,3 43,6 61,1 58,0 52,0 58,2
29,1 37,3 46,1 57,7 54,2 39,9 53,1
26,8 38,9 34,8 37,4 31,4 38,2 35,6
8,0 (3,0) 7,4 (2,7) 7,6 (3,2)
58,9 51,9 46,9
43,6 38,0 36,5
28,5 38,5 28,3
7,2 7,5 7,6 8,3 8,1 7,9 7,8
* Overig: Indonesië/voormalig Ned. Indië, Noord-Amerika, Australië/Oceanië en Japan.
5
7
niet weergegeven in tabel 3
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
Abortus onder jongeren Het ‘tiener-abortuscijfer’, oftewel het aantal abortussen per 1.000 in Nederland wonende vrouwen jonger dan 20 jaar, was 7,9 in 2010 (zie hiervoor tabel 1). Van de totale groep tienermeiden die in 2011 zwanger was koos 62,0% voor een abortus, meer dan één op de drie meisjes (38%) droeg de zwangerschap uit. Net zoals in de gehele abortuspopulatie, is het abortuscijfers onder tieners het hoogst onder Antilliaanse en Surinaamse meiden. Het abortuscijfer onder Nederlandse abortuscliënten van 15 t/m 19 jaar is het laagst. Hierbij moet echter wel een kanttekening worden geplaatst. Doordat van een groot aantal tieners het herkomstland onbekend is, wordt vooral het aandeel abortus cliënten in de leeftijd van 15-19 jaar van Nederlandse komaf onderschat. Zo had in 2009 nagenoeg 57% van de cliënten een autochtone Nederlandse achtergrond. Doordat het aandeel Nederlandse abortus cliënten wordt onderschat, ligt ook het abortuscijfer onder Nederlandse tiener meiden in 2011 beduidend lager dan in 2009 (4,1 versus 5,3). Het merendeel van de tieners dat een abortus laat uitvoeren is 17 jaar of ouder (77,9%). Iets meer dan één op de tien tieners is 16 jaar (12,4%), 6,6% is 15 jaar en slechts 3,1% is 14 jaar of jonger. De meeste abortuscliënten in de leeftijd jonger tot en met 19 jaar zijn van Nederlandse komaf (tabel 4)
Tabel 4.
Land van herkomst voor abortuscliënten tot en met 19 jaar (%); geschatte abortuscijfer naar land van herkomst, per 1.000 meiden van 15 – 19 jaar, 2011 % land van herkomst abortus cliënten
Geschatte abortuscijfer
Nederland (aut.)
40,7
4.1
Turkije
2,8
6.1
Marokko
4,9
12.4
Ned. Antillen
6,5
39.3
Suriname
11,9
35.5
Rest Europa
5,8
5.3
Rest Afrika
5,8
24.6
Rest Azië
3,7
7.8
Rest Midden- en Zuid-Amerika
2,0
21.9
Overig*
1,3
5.1
Onbekend
14,7
-
Totaal
n = 2.604
7.9
* Overig: Indonesië/voormalig Ned. Indië, Noord-Amerika, Australië/Oceanië en Japan.
Bijna twee derde (63,7%) van de tieners geeft aan dat zij in het halfjaar voorgaand aan de abortus een vorm van anticonceptie gebruikten. Van de meiden die een anticonceptiemiddel gebruikten, gebruikte 55,9% de pil en 39,9% het condoom. Wat betreft de zwangerschapsduur waarop tieners een abortus laten verrichten, zien we dat in vergelijking met de algemene abortuspopulatie een groter percentage dit laat doen in het tweede trimester, namelijk 12,1%. Een op de drie (32,8%) tieners laat een zwangerschap afbreken in de periode t/m 6 weken en 55,1% van de tieners is tussen de 7 en 12 weken zwanger voor de abortus.
8
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
Abortus bij vrouwen wonend in het buitenland In 2011 werden in totaal 3.924 abortussen verricht bij vrouwen die in het buitenland woonachtig zijn en voor de abortus naar Nederland kwamen. Dit is 12,4% van alle behandelingen (IGZ, 2013). In het LAR bestand zijn in totaal 3.109 buitenlandse vrouwen opgenomen. Figuur 10.
Herkomst niet in Nederland woonachtige abortuscliënten, 2011 (%)
In figuur 10 is te zien uit welke landen de vrouwen afkomstig zijn die voor een abortus naar Nederland komen. Bij deze uitsplitsing is ervoor gekozen alleen de drie grootste ‘vestigingslanden’ te presenteren. De meeste abortuscliënten wonen in Frankrijk (40,2%). Daarnaast komt iets meer dan een kwart (27,3%) van de vrouwen uit Duitsland en België/Luxemburg. In de categorie ‘overig’ bevinden zich voornamelijk vrouwen uit andere Europese landen zoals Polen en Ierland. Kijkend naar vrouwen uit Nederland, Frankrijk, België/Luxemburg en Duitsland, hebben de vrouwen uit Duitsland de minste ervaring met een eerdere abortus (24,3%) en vrouwen uit Nederland het meest (38,9%). Voor vrouwen afkomstig uit Frankrijk en België/Luxemburg zijn deze percentages respectievelijk 29,2% en 27,0%. Van de Duitse, Belgische/Luxemburgse en Franse abortuscliënten laat respectievelijk 87,6%, 83,5% en 98,8% de zwangerschap afbreken in het tweede trimester (figuur 11). Bij Nederlandse abortuscliënten is dit percentage slechts 8,6%. Dit verschil heeft te maken met het feit dat in onze buurlanden de mogelijkheid om in het tweede trimester een abortus te ondergaan beperkter is. Bij Duitse en Belgische/Luxemburgse abortuscliënten stijgt het aandeel vrouwen dat hun zwangerschap in het tweede trimester laat afbreken in vergelijking met voorgaande jaren. Figuur 11.
9
Zwangerschapsduur naar land van vestiging, 2011 (%)
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF
Bronverwijzingen 1. Inspectie voor de Gezondheidszorg (2013). Jaarrapportage 2011 van de Wet afbreking zwangerschap. Den Haag: Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). 2. Kruijer, H. & Wijsen, C. (2010). Landelijke Abortus Registratie 2009. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.
Auteurs Maaike Goenee, Charles Picavet en Ciel Wijsen
10
Landelijke abortusregistratie © 2013 Rutgers WPF