landbouw-service M A G A Z I N E
N ummer 1 - 20 09
Impressie Agrifuture 2008
Zaadbehandeling in maïs
Vlaams herstelplan land- en tuinbouw 2009
Verslag Nationaal Congres Landbouwservice
> verbondsnieuws
IN H OUD VOORWOORD verbondsnieuws Nationaal Congres Landbouwservice 2008 Agrifuture Mecacost: project kostprijsberekening Landbouw-Service zorgt voor steun door hervorming van de suikermarkt
C O L O F ON landbouw-service
“Landbouw-Service” is een periodieke nieuwsbrief voor de leden van de Nationale Centrale Landbouw-Service, de enig erkende beroepsvereniging voor aannemers van land- en tuinbouwwerken, loonsproeiers, handelaars in veevoeders en in meststoffen. Copyright: Nationale Centrale Landbouw-Service is niet aansprakelijk voor het gebruik van de informatie in deze publicatie. Citeren mag mits bronvermelding. Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Bosch, Algemeen Secretaris Nationale Centrale Landbouw-Service, Spastraat 8, 1000 Brussel, tel.: 02/238.06.33, fax : 02/238.04.41, e-mail:
[email protected]
2
/ Landbouw-service
3
4 7 9 9
SOCIALE ACTUALITEITEN Lonen Sociale onderhandelingen
10 10
SECTORNIEUWS Brandstofproblemen: bacterien
11
TECHNIEK Zaadbehandeling in maïs: Een efficiënte gewas beschermingsmethode, maar behandelings- en zaaitechniek voor verbetering vatbaar!
12
LANDBOUWNIEUWS Boeren weerbaar maken tegen marktschommelingen Herstructurering suikerindustrie is succes Zwendel in landbouwmachines Vlaams herstelplan land- en tuinbouw 2009 Herstel van landbouwmarkten nog niet voor morgen DOSSIER MILIEU Verfijning van de metingen van het nitraatresidu op land- en tuinbouwpercelen Vlaams parlement bepaalt regels voor ggo-teelt Vlaamse aanpak coëxistentie is evenwichtig Mechanische Onkruidbestrijding Nieuwe reglementering vakbekwaamheid voor beroepschauffeurs Europa verbruikt onredelijk veel water Europees parlement hervormt regels over pesticiden Ecologiepremie uitgebreid
15 16 16 17 19
20 21 22 25 26 27 28 29
IKKB Sectorgids voor Aannemers van land- en tuinbouwwerken is gevalideerd door het FAVV!
30
FINANCIEEL De financiële crisis en maatregelen voor KMO’s BEA wordt KMO-portefeuille
31 32
UITSMIJTER Crisis? Doe uw prijs eens omhoog
33
landbouwbeurs van libramont
34
v e r b o n d s n i e u w s <
VOORWOORD De Nieuwsbrief van Landbouw-Service heeft een metamorfose ondergaan. Zo zijn we geëvolueerd van een gecopieerd blaadje tot een heus magazine. Een magazine, speciaal voor de leden van Landbouw-Service, aannemers van land- en tuinbouwwerken en toeleveranciers aan de landbouw. We wensen u alvast veel leesgenot. Laat gerust uw commentaar en suggesties weten bij het secretariaat. Het Nationaal Congres van Landbouw-Service van 18 december 2008 is al weer even achter de rug. Toch kijken we met een goed gevoel terug op dit evenement. Het verslag met foto-reportage komt uitgebreid terug in deze editie. Ook in 2009 hebben we enkele studie-avonden georganiseerd voor de leden. Eén van de onderwerpen die daar aan bod kwamen, waren de sociale onderhandelingen binnen het paritair comité 132. Het was zeker geen simpele oefening om een mandaat te krijgen van de achterban, om zo een sociaal akkoord te kunnen onderhandelen met de vakbonden. Het relaas en de conclusies van deze onderhandelingen worden verder behandeld. Steeds meer krijgen we te maken met de milieuproblematiek. Dat heeft dan weer zijn gevolgen voor de menselijke gezondheid. De technologische evolutie van landbouwmachines en trekkers staat in het teken van een lagere milieubelasting. Maar is dat ook wel nodig? We gaan naar steeds schonere machines, naar situaties waarbij de lucht die uit een motor komt schoner is dan de lucht die er in gaat. En daar worden massa’s geld in geïnvesteerd. Geld dat uiteindelijk ook wordt doorgerekend aan de aankopers van landbouwmachines en trekkers. Hogere kostprijs, maar toch hoor ik meer en meer dat er op het terrein een moordende concurrentie is. En dat de prijzen lager en lager worden. Zoiets kan toch niet blijven duren. Daarom heeft Landbouw-Service in samenwerking met het Waalse Gewest een programma ontwikkeld om kostprijzen te berekenen. U leest er meer over in deze nieuwsbrief. We hopen zo dat u ook voor uw situatie de juiste prijs zal kunnen berekenen. Graag nodigen wij u ook uit op onze studiedag op 27 juli 2009 tijdens de landbouwbeurs van Libramont. Tot dan!
Johan VAN BOSCH Algemeen Secretaris Landbouw-Service
[email protected]
Landbouw-service /
3
> verbondsnieuws
Op 18 december 2008 organiseerde Landbouw-Service haar Nationaal Congres in de zalen van Kinepolis te Brussel. Aansluitend ging de derde editie van Agrifuture door, dat Landbouw-Service organiseerde in samenwerking met Fedagrim.
Congres
T
ijdens het Congres werd de werking van vier jaar Landbouw-Service onder de loep genomen. Daarbij kwamen volgende speerpunten aan bod:
• individueel dienstbetoon: leden kunnen steeds op het secretariaat terecht met vragen. Er worden ongeveer 200 ledenvragen per jaar behandeld.
• communicatie met de leden: tussen 2004 en 2008 heeft Landbouw-Service 14 Nederlandstalige nieuwsbrieven gepubliceerd en 12 Franstalige nieuwsbrieven. In 2008 werd ook gestart met de nieuwsberichten per e-mail.
Het Congres was tevens de ideale gelegenheid om de leden te informeren over een aantal dossiers.
• voorlichting en ledenactiviteiten: Tussen 2005 en 2008 werden 27 voorlichtingsvergaderingen voor de leden gegeven. Deze gingen door in Roeselare en Geel. Voor Wallonië ging het over 13 vergaderingen, in Gembloux en Libramont. • andere activiteiten: de leden werden ook uitgenodigd op andere evenementen, zoals bezoek aan de werktuigendagen, studiereizen naar Claas, JCB, busreis naar SIMA te Parijs, banketten in Diksmuide, Limburg en Gelbmoux
4
/ Landbouw-service
Nationaal
Breedtevergunningen Het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 legt in artikel 32 bis de afmetingen en massa’s vast van voertuigen: • lengte: maximum 12 m voor een enkelvoudig voertuig, en 18,75 m voor een combinatie • hoogte: maximum 4 m • breedte: maximum 2,55 m, het voertuig beschikt dan over een proces verbaal van goedkeuring (PVG) • Wanneer het voertuig (getrokken of zelfrijdend) niet tegelijk voldoet aan de hogergestelde grenzen, dan krijgt men een proces verbaal van benaming (PVB).
Een landbouwvoertuig is toegelaten onder dekking van: • PVG voor tractoren, aanhangwagens en tractoren die uitrusting dragen (met afwijking op het PVG, formulier 78/4) • PVB voor zelfrijdende machines en getrokken machines (met remmen) Indien de afmetingen van de landbouwvoertuigen en trekkers afwijken van de regels (breedte van 2,55 m of 3 m voor landbouwers die het traject hoeve-veld volgen, maar dan wel slechts 30 km/u mogen rijden), dan vraagt u een vergunning uitzonderlijk vervoer aan. Het formulier kan gevonden worden op de website. Het dient vergezeld te zijn van een document voor ondertekende aansprakelijkheid, een copie van het PVB of de afwijking op het PVB of PVG (copie), met foto met afmetingen en aslasten. Let wel op: de vergunning uitzonderlijk vervoer is alleen mogelijk voor ondeelbare stukken. Er kan geen vergunning worden aangevraagd voor effectieve vervoersactiviteiten en bij grondverzet, dan is de maximale breedte dus 2,55 m.
v e r b o n d s n i e u w s <
Landbouwservice 2008
Diesel Het Ministerieel Besluit van 6 mei 2008 tot wijziging van het MB van 27 oktober 2005 (Belgisch Staatsblad van 28/05/2008 art. 35 § 2) bepaalt onder meer dat: • Land- en tuinbouwtractoren voorzien van een gelijkvormigheidsattest met een eenmalige keuring en ingeschreven onder landbouwtrekker(TL), mogen voor alle werkzaamheden rij-
den met gemerkte diesel (rode) DUS ook in grondverzet en vervoer voor derden.
Rijbewijzen In samenwerking met de landbouworganisaties Boerenbond en FWA heeft Landbouw-Service in 2006 het landbouwrijbewijs of rijbewijs G kunnen realiseren. Enkele nieuwe regels:
• landbouwgetuigschrift T of rijbewijs B voor het besturen van een landbouwtractor zal niet meer geldig zijn voor het traject hoeve-veld. • Voor alle trajecten in het kader van landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of visserij-activiteiten moeten de chauffeurs, geboren na 1 oktober 1982 in het bezit zijn van een rijbewijs G of rijbewijs C (of C+E voor trekker en aanhangwagen) • Chauffeurs van landbouwtractoren en landbouwmachines, die geboren zijn vóór 1 oktober 1982 zijn vrijgesteld van een rijbewijs.
Tachograaf Via de Europese loonwerkersorganisatie CEETTAR heeft Landbouw-Service er voor gezorgd dat landbouwvoertuigen Landbouw-service /
5
>
> verbondsnieuws
Programma 2009-2012 Tijdens het Congres werden ook enkele actiepunten voor de komende jaren besproken. Zo zal Landbouw-Service blijven investeren in de communicatie met de leden. Dit gebeurt zowel via een e-mail-service, als via nieuwsbrieven en een nieuwe website. Daarnaast zal Landbouw-Service op geregelde tijdstippen enkele ledenactiviteiten en studiedagen organiseren. Tevens worden een aantal ledenvoordelen ontwikkeld, zoals een CD met modellen en contracten die door de bedrijven in de sector kunnen gebruikt worden. In 2011 bestaat LandbouwService 50 jaar. Ook dit zal gevierd moeten worden.
Tijdens het Congres werden volgende bestuursmandaten vastgelegd voor de periode 2009-2012. Voor de Nationale Beroepsvereniging van Aannemers van Land- en Tuinbouwwerken vzw
Voor de Nationale Beroepsvereniging van Handelaars in Meststoffen vzw
Voorzitter: Jan Stultiens – Kessenich
Voorzitter: Lionel Vanneste – Wevelgem
Ondervoorzitters: Gérard Bini – Meux Marc Wullen – Leisele
Ondervoorzitters: Geert Broekx – Bree Carla Gijsels – Wiekevorst
Bestuurders: Geert Broekx – Bree Emiel Cornelis – Berlaar Arlette Heyerick – Nazareth Eddy Patfoort – Alveringem Jean Steenwinckels – Landen Lionel Vanneste – Wevelgem Emmanuel Deflandre – Scry-Tinlot Jean-Marie Nix – Welkenraedt Bernard Saintenoy – Rouveroy
Bestuurders: Herman Delcroix – Nieuwmoer Gilbert Lacroix – Battice
Voor de Nationale Beroepsvereniging van Loonsproeiers en Sproeistoffenhandelaars vzw Voorzitter: Jean-Marie Nix – Welkenraedt Ondervoorzitters: Christel Spincemaille – Oostrozebeke Toon Vanden Berghe – Rollegem Bestuurders: Geert Broekx – Bree Carla Gijsels – Wiekevorst Maurice Godefroid – Oudenaarde Johan Hertogs – Arendonk Evelien Vandemaele – Lendelede Lionel Vanneste – Wevelgem Gilbert Lacroix – Battice Dominique Rolot – Winenne André Stragier – Tubeke
6
/ Landbouw-service
Voor de Nationale Beroepsvereniging van Handelaars in Veevoeders vzw Voorzitter: Herman Delcroix – Nieuwmoer Ondervoorzitters: Lionel Vanneste – Wevelgem Gilbert Lacroix - Battice Uiteindelijk werden ook de bestuursmandaten voor de Nationale Centrale Landbouw-Service gekozen. Dit zijn de voorzitters en ondervoorzitters van de vier beroepsverenigingen. Nationaal Voorzitter: Lionel Vanneste uit Wevelgem. Ondervoorzitters: Jan Stultiens – Kessenich Gérard Bini – Meux Bestuurders: Marc Wullen – Leisele Jean-Marie Nix – Welkenraedt Christel Spincemaille – Oostrozebeke Toon Vanden Berghe – Rollegem Geert Broekx – Bree Carla Gijsels – Wiekevorst Herman Delcroix – Nieuwmoer Gilbert Lacroix - Battice
geen digitale tachograaf nodig hebben als ze maximum 40 km/u rijden. De Europese Commissie had eerder de limiet vastgelegd op 30 km/u.
GMP Landbouw-Service heeft kunnen bereiken dat loonwerkers zijn vrijgesteld van GMP voor zover hun vervoer gekoppeld is aan het loonwerk en ze in orde zijn met de IKKB-Standaard Secundair Transport. Het vervoer is een ondergeschikte activiteit aan het landbouwwerk op het land. GMP is dus wel verplicht bij vervoer dat niet gekoppeld is aan het loonwerk. Er werd een akkoord bereikt met OVOCOM (dit is de beheerder van GMP) over: • het bijhouden van rittenstaten • reinigingspocedures • inachtname van categorie-indeling De audit gebeurt dan om de drie jaar, het betreft de audit IKKB-Standaard en Secundair Transport. Er is wel een tussentijdse audit nodig voor het Secundair Transport.
IKKB Iedere loonwerker en toeleverancier aan de landbouw valt onder het Koninklijk Besluit betreffende de autocontrole en de meldingsplicht. De industrie (VEGEBE, VBT, Belgapom, IKM, graansector, suikerbieten en dierlijke productie) vragen certificatie onder de IKKB Standaard Primaire Productie. Bedrijven kunnen zich aanmelden bij Vegaplan via de website www.vegaplan.be. Zij dienen dan een certificeringsinstelling te kiezen. De bijdrage aan Vegaplan voor de certificatie van de IKKB Standaard en de Gids Aannemers Land- en Tuinbouwwerken bedraagt: • 30 euro per jaar voor de leden van Landbouw-Service • 80 euro per jaar voor de niet-leden
Vertegenwoordigingen Lionel Vanneste en Johan Van Bosch be nadrukten tijdens het Congres het belang van een sterke beroepsorganisatie, zoals het belang van overal een voet tussen de deur te hebben. We hebben het dan
over de vertegenwoordigingen. LandbouwService is onder meer vertegenwoordigd in volgende organisaties en instanties: • Paritair Comité 132, Sociaal Fonds OTLTW, EduPlus, Mission Wallonne des Secteurs Verts • OVOCOM • Vegaplan • Hoge Raad voor Zelfstandigen en KMO • UNIZO • FAVV: Raadgevend Comité en Keuring Spuittoestellen • Volsog • Mestbank • Strategische Adviesgroep voor Landen Tuinbouw • CEETTAR Daarnaast is er geregeld overleg met Boerenbond, ABS, FWA, Fedagrim, Agri madis, SAV, Febetra, Belgapom, Vegebe, Synagra, diverse controlediensten (douane en politie), diverse ministeries en kabinetten.
agrifuture 3 Loonwerkers staan voor huizenhoge uitdagingen
D
e financiële crisis, met daar bovenop de recessie gaat niet aan de landen tuinbouw voorbij. ”De suikerherstructurering heeft ook heel zware gevolgen voor het loonwerk. Het grote areaalverlies is voor veel loonbedrijven een ramp en dwingt de loonbedrijven tot nieuwe zware investeringen zonder iets te kunnen recupereren van de nog niet-afgeschreven machines, wat zal leiden tot een slecht bedrijfsresultaat de eerstvolgende jaren,” aldus Lionel Vanneste, voorzitter van Landbouw-Service. 250 mensen, onder hen heel wat loonwerkers, kwamen hem en een plejade sprekers beluisteren op AgriFuture 3, het jaarlijks reflectiemoment over onze landbouw, op 18 december 2008 georganiseerd door LandbouwService en Fedagrim in Kinepolis Brussel, dat in het teken stond van de mechanisering en loonwerkersproblematiek. “Professionalisme wordt letterlijk levensnoodzakelijk”, zo verklaarde Jan
Landbouw-service /
7
>
> verbondsnieuws
>
Packo, voorzitter van Fedagrim, “omdat we ons geen amateurisme kunnen veroorloven in de productie van voedsel (…). Landbouw-Service en Fedagrim hebben hierin een belangrijke rol te spelen. Hun taak is het de diverse schakels in de voedselproductieketen optimaal met elkaar te verbinden en een ontmoetingspunt te zijn waar kennis wordt uitgewisseld en netwerken worden verstevigd of gevormd.” Van de woordvoerder van Land bouwkrediet, Henri Vankerkoven kregen de talrijke aanwezigen te horen dat ze zich wat zijn bank betreft geen zorgen hoeven te maken. Voor Landbouwkrediet blijft kredietverstrekking in de landbouw de kernactiviteit bij uitstek. Dat is maar goed ook, want diverse gastsprekers uit de sector van de landbouwuitrusting kwamen vertellen dat onze landbouwers in de komende jaren forse uitdagingen zullen moeten trotseren. N a m e n s h e t C e n t r e Wa l l o n d e Recherches Agronomiques presenteerde Olivier Miserque een gloednieuwe – en straks ook meertalige - internet-tool die de landbouwer helpt de gebruikskosten van landbouwmachines en dus ook het rendement van zijn investering te bere-
8
/ Landbouw-service
kenen (http://mecacost.cra.wallonie. be). Nuttig, want dat de loonwerker zal moeten investeren staat wel vast. Een eerste uitdaging is van structurele aard: onze landbouwbevolking vermindert in aantal, de gemiddelde boer is ook ouder dan enkele jaren geleden en we zien dat de landbouwbedrijven slinken in aantal maar steeds groter in oppervlakte worden. Dit zal de verdere mechanisering, en de opkomst van steeds sterkere, productievere, maar ook gemakkelijker te onderhouden machines vergen, die ondanks alles gemakkelijker zijn in het gebruik. Een tweede uitdaging: de Europese doelstelling om 10% van olie of diesel tegen 2020 te vervangen door biobrandstoffen zal ons dwingen tot een hogere productiviteit van de teelt van biogewassen. Er zal tot vijfmaal meer land naar deze teelt moeten gaan. Dat is niet alles: de machines zullen ook duurder worden als gevolg van de Europese regelgeving, onder meer betreffende de uitstoot van stikstofoxide (NOx).
Door het toegenomen belang van de elektronica en hydraulica lijken ook de onbemande, geheel gerobotiseerde machines sneller een realiteit te worden dan men tot voor kort geneigd was te denken. Voor de sproeimachines is één van de prioriteiten precisielandbouw. Onder meer het inschakelen van GPS-technologie zal de boer helpen ieder stuk van zijn akker de juiste hoeveelheid mest of insecticide te geven, wat het gebruik ervan aanmerkelijk zal verminderen. Landbouw wordt meer dan ooit een hoogtechnologische bedrijvigheid.
Mecacost project kostprijsberekening L
andbouw-Service heeft in samenwerking met het Waalse Gewest en de Centre Wallon de Rechterches Agro nomiques van Gembloux een instrument ontwikkeld om kostprijzen van landbouwmachines en tractoren te berekenen. MECACOST laat toe om de gebruikskost te berekenen van meer dan 380 tractoren en landbouwmachines. Een nieuwe investering wordt in eerste instantie vanuit technisch standpunt bekeken, toch is ook de rendabiliteit ervan een belangrijke factor die in rekening moet worden gebracht vooraleer te beslissen tot aankoop. Zo kan op voorhand het geheel van kosten verbonden aan het gebruik van een machine berekend worden. Dit omvat zowel de vaste kosten (afschrijvingen, intresten, taksen en verzekering), als de
variabele kosten (zoals onderhouds- en herstellingskosten en brandstofkosten, voor zelfrijdende machines en tractoren). MECACOST is zeer gemakkelijk in gebruik, het is in een viertalige versie beschikbaar. In een eerste stap kan u de machines selecteren waarvoor u een berekening wilt uitvoeren (met eigenschappen en opties). Vervolgens worden de parameters die nodig zijn bij de berekening voorgesteld. Deze kunnen door de gebruiker worden gewijzigd, bij voorbeeld de aankoopprijs van de machine, het jaarlijks gebruik of vermogen,… Daardoor wordt de berekening aangepast aan elke specifieke situatie. Het resultaat wordt dan voorgesteld onder vorm van tabellen en grafieken die kunnen worden afgeprint. Het rekenmodel gaat
nog verder en laat onder meer toe ook de gebruikskost te berekenen van een combinatie van meerdere tractoren en machines die samen gebruikt worden, rekening houdend met de arbeidskost. MECACOST helft u om een optimale keuze van machines te realiseren, in functie van uw eigen situatie. Dat laat toe niet alleen de niet-verantwoorde investeringskosten te beperken, maar eveneens om de machines onderling en machinecombinaties te vergelijken.
Voor meer informatie:
i
U kan dit rekenmodel gebruiken via internet: http://mecacost.cra.wallonie.be
Landbouw-Service zorgt voor steun door
hervorming van de suikermarkt H et Agentschap voor Landbouw en Visserij, afdeling Markt- en Inkomensbeheer heeft op 30 juni 2009 herstructureringssteun suikerbieten aan de betrokken telers en loonwerkers betaald. De suikerbiettelers, die hun leveringsrechten voor het verkoopseizoen 2008/2009 aan een of meerdere fabrieken van de groepen ISCAL SUGAR en/of TIENSE SUIKERRAFFINADERIJ NV geheel of gedeeltelijk hebben afgestaan in het kader van de Europese herstructurering van de suikersector, hebben een eenmalige betaling ontvangen. Ook aan de loonwerkers die in 2007 zaai- en/of oogstwerkzaamheden hebben verricht in opdracht van die suikerbietentelers, zal herstructureringssteun worden verleend. Dit steunbedrag zal door het Agentschap voor
Landbouw en Visserij worden betaald. De landbouwers die leverden aan Iscal Sugar of de Tiense suikerraffinaderij, zullen 42,90 EUR per ton afgestane leveringsrechten ontvangen. Voor de loonwerkers is het steunbedrag afhankelijk van de aard van de werkzaamheden (zaai of rooi), de afgestane hoeveelheid leveringsrechten van de betrokken landbouwer en de fabriek waaraan geleverd werd: • wanneer de landbouwer alle leveringsrechten heeft afgestaan, bedraagt de steun maximaal 85,62 euro per bewerkte hectare suikerbieten bij levering aan de suikerfabriek van Iscal Sugar en 76,55 euro per bewerkte hectare suikerbieten bij levering aan de suikerfabriek van de Tiense suikerraffinaderij. • wanneer de landbouwer een deel van de leveringsrechten heeft afgestaan, wordt het maximale steunbedrag proportioneel verminderd. Deze steun kwam er dankzij de inzet van Landbouw-Service en CEETTAR.
Landbouw-service /
9
> SO C I A L E A C T U A L I T EI T EN
Lonen Technische landen tuinbouwwerken (132.000)
01/04/2009
Lonen > Cat. 1A
€ 7,92
> Cat. 1B
€ 9,66
• Anciënniteit vanaf 5 jaar (+€ 0,05)
€ 9,71
• Anciënniteit vanaf 10 jaar (+ € 0,15)
€ 9,81
• Anciënniteit vanaf 15 jaar (+ € 0,25)
€ 9,91
> Cat. 2
€ 10,15
• Anciënniteit vanaf 5 jaar (+ € 0,05)
€ 10,20
• Anciënniteit vanaf 10 jaar (+ € 0,15)
€ 10,30
• Anciënniteit vanaf 15 jaar (+ € 0,25)
€ 10,40
> Cat. 3
€ 10,67
• Anciënniteit vanaf 5 jaar (+ € 0,05)
€ 10,72
• Anciënniteit vanaf 10 jaar (+ € 0,15)
€ 10,82
• Anciënniteit vanaf 15 jaar (+ € 0,25)
€ 10,92
> Cat. 4
€ 11,75
• Anciënniteit vanaf 5 jaar (+ € 0,05)
€ 11,80
• Anciënniteit vanaf 10 jaar (+ € 0,15)
€ 11,90
• Anciënniteit vanaf 15 jaar (+ € 0,25)
€ 12,00
> Cat. 5
€ 12,90
• Anciënniteit vanaf 5 jaar (+ € 0,05)
€ 12,95
• Anciënniteit vanaf 10 jaar (+ € 0,15)
€ 13,05
• Anciënniteit vanaf 15 jaar (+ € 0,25)
€ 13,15
Vergoedingen Vergoeding op verplaatsing
€ 14,40
Huisvestingsvergoeding
€14,40
Scheidingsvergoeding per verplichte overnachting
€ 7,79
Nachtwerk • in de winteruurregeling (tussen 22u en 6u)
+20 %
• in de zomeruurregeling (tussen 23u en 7u)
+20 %
10
/ Landbouw-service
Sociale onderhandelingen Op 1 juni 2009 bereikten werkgevers (LandbouwService) en werknemers (ACV, ABVV, ACLVB) een sociaal akkoord binnen het paritair comité 132 – Technische land- en tuinbouwwerken. Dit akkoord geldt voor de periode 2009-2010.
H
et waren moeilijke onderhandelingen, gelet op de moeilijke economische situatie van onze sector.
Belangrijkste is dat er voor het jaar 2009 een eenmalige nettopremie van 125 euro wordt betaald aan de werknemers in de vorm van ecocheques, maaltijdcheques, cadeaucheque of een combinatie er van. Vanaf 2010 wordt een premie van 250 euro per jaar betaald. Deeltijdse arbeiders hebben recht op het maximumbedrag, vermenigvuldigd met het aantal effectief gepresteerde en gelijkgestelde dagen tijdens de referteperiode, gedeeld door 260. Elke effectieve dagprestatie telt voor één dag, ongeacht de duur van de prestatie. Voor wat betreft de risicogroepen, zal een technische werkgroep bekijken om een pilootproject uit te werken in het kader van het industrieel leerlingenwezen (deeltijds werken, deeltijds leren), en dit voor de beroepen chauffeur landbouwvoertuigen en technieker/onderhoud. De sociale partners zijn ook overeengekomen om een vergoeding in te voeren van 5 euro per dag bij langdurig ziekte. Vanaf de vijfde maand wordt dan deze vergoeding toegekend gedurende een periode van 4 weken wanneer de arbeider meer dan 1 jaar in dienst is, 13 weken vanaf 5 jaar dienst en 26 weken vanaf 10 jaar dienst. De werkgevers kunnen deze bijdrage recupereren bij het sociaal fonds. Een dossier dat we jaren hebben kunnen tegenhouden, is tijdens deze onderhandelingen niet gelukt. De syndicale premie wordt in 2009 opgetrokken van 104 naar 115 euro, voor 2010 naar 125 euro en voor 2011 naar 135 euro. Belangrijk is wel dat deze syndicale premie niet rechtstreeks wordt betaald door de werkgever, maar wel door de reserves van het sociaal fonds. Uiteraard werden ook een aantal CAO’s verlengd, zoals de CAO Flexibiliteit die toelaat dat arbeiders 65 uren per week mogen werken met een maximum van 12 uur per dag en mits recuperatie zodat een gemiddelde arbeidsduur van 38 uren per week op jaarbasis gerespecteerd wordt. Ook de CAO’s Vorming en Brugpensioen werden verlengd.
SE C T ORNIEUWS <
Brandstofproblemen bacteriën
Onze Nederlandse zusterorganisatie CUMELA heeft een onderzoek gedaan bij 660 leden omwille van problemen bij de huidige generatie dieselolie. Zo heeft meer dan een vijfde van de bedrijven al problemen met de dieselolie en dat aantal zal oplopen als er niets verandert.
H
et ontzwavelen is de bron, maar de verplichte toevoeging van biobrandstof versnelt het process en zorgt ook nog eens voor dichtslibbende filters.
Wat voor problemen ondervinden de bedrijven dan met de brandstof? Het dichtslibben van het brandstoffilters (opslag 58 % en machinefilter 57 %) is het meest genoemde probleem. Bacteriegroei is met 50 % een goede derde. De problemen met het brandstofsysteem (24 %) en het minder presteren (28 %) van de machine zijn ook te herleiden tot dezelfde bron: bacteriegroei in de tank. Een flink aantal Nederlandse loonwerkers heeft brandstofonderzoek laten verrichten. De resultaten bevestigen het beeld: in 63 % van de gevallen werd bacteriegroei geregistreerd. Daar staat tegenover dat bij 29 % van de monsters de brandstofkwaliteit in orde zou zijn. Bij die bedrijven zou je kunnen constateren dat het niet aan de kwaliteit van de brandstof zelf ligt, want die voldoet aan de gestelde criteria (zoals
vor EN 590), maar dat de problemen elders ontstaan, bij voorbeeld in de tank van de machine. De derde oorzaak die bij het brandstofonderzoek werd gevonden, is te veel water (19 %). Juist dat is weer de bron voor bacteriegroei. Bij dit alles past de kanttekening dat problemen in de tank niet per se op het bedrijf zelf ontstaan. In het traject van fabriek tot bedrijf kan het ook misgaan. Door natuurlijk ademen kan bij voorbeeld (condens)water in de tank komen. En wie zegt dat de transporttrailer altijd vochtvrij is. Een belangrijke opmerking: een deel van de dichtslibbende filters wordt veroorzaakt door witachtige, vettige aanslag. Dat duidt op het stollen van biologische oliën. Dat moet u los zien van de bacteriegroei. Over de verklaring van wat het precies is, wanneer, waarbij en hoe het precies ontstaat, werd geen helder antwoord gevonden. In de enquête is ook gevraagd welke oorzaken de brandstofleveranciers geven voor de problemen. Het is treffend te zien
dat 44 % van de (vaak lokale) brandstofleveranciers opgeeft dat het door de toevoeging van biocomponenten komt. De kwaliteit van de opslag is nummer twee (20 %). Onvoldoende brandstofkwaliteit scoort toch ook nog 16 %, maar vaak met de toevoeging dat de kwaliteitsnorm als onvoldoende wordt aangemerkt door de toevoeging van biocomponenten. Ook een erkenning dat problemen zijn terug te voeren op brandstofkwaliteit. Wat uiteindelijk opvalt is dat het probleem bij alle moteren en alle soorten brandstof voorkomt. Dat geeft 58 % aan. Dat het andere deel expliciet moderne motoren noemt, klopt, omdat moderne motoren fijnere filters hebben, die eerder dicht gaan zitten. De problemen komen niet alleen voor bij trekkers, landbouwmachines en grondverzetmachines, maar ook bij vrachtwagens en bedrijfswagens. Dat onderstreept dat het probleem ook speelt bij witte diesel.
Landbouw-service /
11
> T ve Er CH bo NIE n dKs n i e u w s
MAÏS Zaadbehandeling in
Een efficiënte gewasbeschermingsmethode, maar behandelings- en zaaitechniek voor verbetering vatbaar!
12
/ Landbouw-service
V
oor een landbouwer die zijn maïs wil beschermen tegen insecten en schimmels blijft de zaadbehandeling nu en in de toekomst een erg belangrijke gewasbeschermingsmethode. Het grote voordeel is dat zeer efficiënt wordt omgegaan met de actieve stof. Slechts een kleine hoeveelheid middel aangebracht op het zaaizaad is in staat om een aantal ziekten en plagen in maïs effectief te bestrijden, met een vlotte kieming en opkomst van het gewas en een goede bescherming van de jonge planten tot gevolg. Een aantal middelen zoals Mesurol (methiocarb), Gaucho (imidacloprid), Poncho (Clothianidin) en Cruiser (thiamethoxam) wordt toegepast als vogelafweermiddel en/of tegen insecten waaronder ritnaalden, bladluizen en fritvlieg. Daarnaast worden fungiciden zoals Maxim en Flowsan gebruikt tegen kiemschimmels. Het afgelopen jaar is gebleken dat bij zaadbehandeling ook nadelige effecten kunnen optreden indien deze niet goed wordt uitgevoerd en er bovendien gezaaid wordt met pneumatische zaaimachines. In de regio Baden-Wurtemberg in het zuidwesten van Duitsland trad in 2008 bijensterfte op tijdens de zaaiperiode van maïs. Er werd een direct verband vastgesteld met maïszaad dat onzorgvuldig behandeld was met de werkzame stof clothianidin en dat werd ingezaaid met pneumatische zaaimachines. De zaai gebeurde in deze periode onder een samenloop van alle “worst case “omstandigheden: een late zaai van de maïs, een vroege bloei van het koolzaad, droog,
schraal en winderig weer tijdens de zaai, onzorgvuldig behandelde zaaizaadpartijen en het veelvuldig gebruik van pneumatische zaaimachines die alle ontstane stof rechtstreeks in de lucht blazen. Ondanks de “worst case” omstandigheden van dit incident, betekende het voor Bayer CropScience en Syngenta het startsein om het totale proces van zaadbehandeling tot de uitzaai van behandeld zaad onder de loep te nemen. Dit met als doel een herhaling van dergelijke incidenten in de toekomst absoluut te voorkomen. De aandacht van beide bedrijven richt zich enerzijds op de toepassingstechniek bij de zaadbehandeling en anderzijds op de zaaimachines.
Afspraken met de behandelende zaadfirma’s Met de zaadfirma’s worden duidelijke afspraken gemaakt rond: • de kwaliteit van de uitgangspartij (goed gekalibreerd, geschoond en stofvrij); • het verplicht toepassen van een hechtmiddel tijdens de toepassing van de middelen; • het veilig werken met de middelen (bescherming toepasser); • de regelmatige controle van de behandelde partijen om te verzekeren dat de stoffractie beneden een bepaald niveau blijft. Deze afspraken moeten waarborgen dat zo weinig mogelijk stof tijdens het zaaien van de behandelde partijen vrijkomt. Verwacht wordt dat deze handelswijze en een regelma-
tige controle bij het opzakken van het behandelde zaad, moet toelaten dat een belangrijk gedeelte van de potentiële “emissie” wordt weggenomen.
Aanpassing van de zaaimachines Daarnaast dringen beide bedrijven erop aan dat ook aanpassingen worden doorgevoerd bij bepaalde types zaaimachines om risico’s op incidenten nog meer terug te dringen. Voor het zaaien van maïs wordt een drietal systemen gebruikt: mechanisch, pneumatisch en pneumatisch met vacuüm. Bij dit laatste type wordt het zaad neergelegd in de zaairij met behulp van onderdruk. Dit systeem blaast zijn overtollige lucht (met daarin mogelijk stof afkomstig van het zaad en actieve stof) naar boven toe, met risico op drift in de richting van aangrenzende percelen en eventuele bloeiende akkerranden. In een aantal Europese landen (Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk, en Duitsland) is het al verplicht om dit type zaaimachines uit te rusten met zogenaamde deflectors. De deflectors zorgen ervoor dat de overtollige lucht naar de grond gericht wordt in plaats van naar boven. Deze aanpassing met deflectors wordt nu of in de zeer nabije toekomst standaard geleverd op de nieuwe machines (A mazone, Gaspardo, Kverneland, Monosem) . Tevens zal een “aanpassingskit” te verkrijgen zijn bij de importeur om zelf de (eenvoudige) aanpassing uit te voeren op bestaande zaaiapparatuur. De voorraad van deze kits kan echter vooralsnog beperkt zijn. Landbouw-service /
13
>
> T E C H NIE K
>
Tips bij het aanpassen van een zaaimachine Met enige handigheid kan de noodzakelijke aanpassing zelf worden aangebracht. Een aantal gouden regels moet worden gevolgd: • De adapter voor de luchtuitlaat moet voorzien worden van een opzetstuk voor de bevestiging van de flexibele slang – alle openingen moeten zorgvuldig afge-
dicht worden bijv. met silicone. • De flexibele slangen moeten vastgehecht en naar de grond gericht worden • Het materiaal moet voldoende stabiel zijn en de binnenwand moet zo vlak mogelijk zijn • De grootte van de buis moet aangepast zijn aan de capaciteit van de lucht-
stroom – een vrije luchtcirculatie moet mogelijk blijven om de optimale werking van het zaai-apparaat te waarborgen. • De aanpassingen zijn erop gericht om de luchtsnelheid bij de uitstoot te beperken – dit wordt bereikt, hetzij door de luchtopening te vergroten,
Uitgestoten lucht wordt tot dicht boven de grond geleid via een spiraalbuis • Grootte van de buis: 1250 mm binnenzijde moet zo vlak mogelijk zijn. • Afhankelijk van het type apparaat (capaciteit van het ventilator systeem = aantal rijen/zaaipijpen) kan de luchtstroom via verschillende opzetstukken verdeeld worden in secundaire stromen - alle stromen moeten naar het grondoppervlak worden geleid. • De locale aanpassing van de slangenbuizen zal afhankelijk zijn van het type apparaat.
Voorbeeld van een algemene aanpassing van een maïs zaaimachine kan worden aangebracht op verschillende apaaraattypen. Luchtuitlaat nog niet aangepast Noodzakelijke aanpassing en grootte van de luchtuitlaat verschilt al naar gelang fabrikant, type en productiejaar.
Adapter voor de luchtuitlaat De adapter vor de luchtuitlaat moet voorzien worden van een opzetstuk voor het bevestigen van de slang (let op de juiste diameter). De vereiste constructie hangt erg af van het ontwerp van het apparaat. Gebruik als constructie materiaal bij voorkeur aluminium.
14
/ Landbouw-service
LANDBOUWNIEUWS <
Boeren weerbaar maken tegen
hetzij door het aantal slangen te verdubbelen. • Na de aanpassing moet de afdichting van het systeem en de windsnelheid bij de uitlaat van de machine getest worden. Ook de zaaifunctie dient gecontroleerd te worden.
Zowel Bayer CropScience als Syngenta adviseren om de pneumatische zaaimachines met vacuüm reeds in de loop van 2009 aan te passen zoals boven omschreven. Kijk erop toe dat deze deflectors worden meegeleverd, als u een nieuwe zaaimachine koopt. Het is in ieders belang (maïstelers, loonwerkers en de gewasbeschermingsindustrie) om de actieve stof die op het zaaizaad zit op de juiste plaats te laten terechtkomen! Dit is in het belang van • Een goede werking van het middel • Een goede bescherming van diegene die zaait (loonwerker of landbouwer) • Het milieu Beide bedrijven hopen met deze oproep het startsein te geven voor een actieve aanpassing van de pneumatische zaaiapparatuur voor maïs (met vacuüm), zodat in 2010 alle zaaimachines in België waar nodig zijn uitgerust met deflectors om zodoende een bijdrage te leveren aan het veilig en milieubewust zaaien van behandeld maïszaad.
Bron: Product Stewardship initiatief Bayer CropScience en Syngenta: Aanpassing zaaimachines maïs (pneumatisch systeel met vacuüm).
marktschommelingen V
laams minister-president Kris Peeters roept de onderzoekswereld op om mee na te denken over oplossingen die de Vlaamse landbouwers meer weerbaar kunnen maken tegen de scherpe prijsschommelingen in de markt. Dat zei Peeters woensdag bij de voorstelling van het Witboek Landbouwonderzoek, waarvan hij het eerste exemplaar kreeg. Het Witboek is opgesteld door het Platform voor Landbouwonderzoek. Daarin zijn de universiteiten, hogescholen, onderzoekscentra, de landbouwsector en de overheid vertegenwoordigd. Op basis van een analyse van de landbouwevoluties op mondiaal vlak legt het Witboek een aantal prioriteiten vast voor het landbouwonderzoek. Die moeten er toe bijdragen dat de Vlaamse landbouwsector competitief blijft. In een toespraak verwees Peeters naar de recente voedselcrisis, die de wereld opnieuw bewust heeft gemaakt voor het belang van voedselproductie en landbouwonderzoek. Door de huidige economische crisis is de aandacht hiervoor afgezwakt, “deels omdat we nu zelfs het compleet tegenovergestelde meemaken. In sommige sectoren zoals de melkveesector of de varkenssector, worden we vandaag de dag geconfronteerd met zeer lage prijzen”, zei Peeters. Maar dat betekent volgens de minister van landbouw niet dat de problemen van de baan zijn. “Van zodra de economische crisis is weggeëbd, zullen de voedselprijzen opnieuw de hoogte inschieten. We moeten landbouwers weerbaarder maken tegen schommelingen in de markt. We mogen niet het risico lopen dat landbouwers hun bedrijf noodgedwongen moeten stopzetten in periodes van lage prijzen”, zei de minister. Hij riep de onderzoekswereld op om “mee te denken en om op korte termijn een aantal creatieve oplossingen uit te werken”. Naast een toenemende competitieve druk en een druk van milieu en klimaat zal de
landbouwer steeds meer geconfronteerd worden met “de volatiliteit van de omgeving”, stellen de onderzoekers. De boer vangt noodgedwongen de schokken op van een internationaal grillige markt en moet zich hiertegen zien te wapenen. Het Witboek maakt gewag van een transitie van de landbouw waarin “oude assen van stedelijke en rurale ruimte, van materiële en niet-materiële productie en hoofd- en nevenstromen zullen integreren”. Ook in de landbouw evolueren we volgens de onderzoekers naar een kennisproductie met een aantal prioritaire onderzoeksdomeinen: de benutting van het genetisch potentieel van planten en dieren, een transparantere agrovoedingsketen, de maatschappelijke opwaardering van voeding, het verder ontwikkelen van multifunctionele landbouw en de optimalisatie van productiefactoren zoals arbeid, kapitaal, kennis en land. Hoewel Boerenbondvoorzitter Piet Vanthemsche bij wijze van kritische noot een oproep deed aan de academische wereld om ook de discussie rond bio- en gentechnologie niet uit de weg te gaan, bleek uit het aansluitend panelgesprek dat het Witboek vooral een betere samenwerking tussen de verschillende onderzoeksactoren teweeggebracht had. Dit moet de kennis over landbouw nog beter laten doorstromen, luidde het engagement van de onderzoekers.
Landbouw-service /
15
> LANDBOUWNIEUWS
Herstructurering suikerindustrie is succes Door de herstructurering van de Europese suikerindustrie heeft de sector in verschillende etappes afstand gedaan van in totaal 5,8 miljoen ton quotum. Daarmee wordt de oorspronkelijke doelstelling van zes miljoen ton heel dicht benaderd. “Het is verheugend dat we ons ambitieuze doel bijna gehaald hebben”, zegt eurcommissaris voor Landbouw Mariann Fischer Boel.
I
n 2006 keurden de landbouwministers van de EU een ingrijpende hervorming van de Europese suikersector goed. Daardoor werd een regeling die bijna veertig jaar grotendeels ongewijzigd was gebleven, in overeenstemming gebracht met de hervormingen van het Europees landbouwbeleid in andere sectoren. De kernelementen van de hervorming waren een daling met 36 procent van de gegarandeerde minimumprijs voor suiker, een gedeeltelijke compensatie voor landbouwers en de oprichting van
een herstructureringsfonds dat de minst rendabele producenten ertoe moest aanzetten om de sector te verlaten. Uiteindelijk heeft het herstructureringsproces het Europees quotum voor suiker en isoglucose verlaagd tot 14 miljoen ton, waarvan 13,3 miljoen ton suiker. De suikerproductie van de EU vindt nu grotendeels plaats in achttien lidstaten, terwijl er dat voor de hervorming nog 23 waren. Bijna 70 procent van de huidige productie is volgens de Europese Commissie afkomstig van de zeven lidstaten met de
hoogste suikeropbrengsten. De suikerprijs in de EU vertoont een dalende tendens. Maar dat was ook de doelstelling van de hervorming, aldus Fischer Boel. “Een duurzamere productie en duurzamere prijzen beloven onze telers een goede concurrentiepositie”. De Commissie vindt het alvast niet nodig een verplichte onttrekking van suiker op te leggen voor het huidige verkoopseizoen. Op basis van een eerste beoordeling wordt verwacht dat dit ook volgend seizoen niet nodig zal zijn.
> al g e m e e n
ZwendeL in landbouwmachines
T
wee Ieren en een Brit zijn begin mei 2009 veroordeeld door de correctionele rechtbank van Brugge voor een grootschalige zwendel in landbouwmachines. Het kopstuk van de bende kreeg zeven jaar celstraf. In 2006 en 2007 stalen ze meer dan twintig voertuigen in Nederland en België. De gestolen voertuigen verscheepten ze naar Ierland en probeerden ze daar te verkopen. De bende had het vooral gemunt op peperdure en soms splinternieuwe opleggers, tractoren, kraantauto’s en bulldozers. De zaak ging aan het rollen toen op 2 april 2007 twee gestolen landbouwmachines werden gevonden in een loods in Knokke. Eén man kon toen opgepakt worden. Op basis van huiszoekingen en telefoonverkeer konden later ook de andere bendeleden worden opgepakt.
16
/ Landbouw-service
Vlaams herstelplan
land- en tuinbouw 2009
Productie moeilijk bij te sturen in land- en tuinbouw Zoals heel wat andere sectoren binnen de Vlaamse economie ondervindt de Vlaamse land- en tuinbouwsector de nadelige gevolgen van de wereldwijde recessie. Het is vooral de wereldwijde terugval van de vraag (de consumptie) van voedingsproducten die ernstige gevolgen heeft voor onze zeer exportgerichte Vlaamse land- en tuinbouw.
Het (hopelijk tijdelijk) terugvallen van de wereldwijde vraag naar producten wordt in verschillende productiesectoren opgevangen door een tijdelijke vermindering van de productie, gepaard gaand met een tijdelijke werkloosheid van de werknemers. (bijvoorbeeld chemiebedrijven die de productie gedurende een tweetal maanden stilleggen).
In de land- en tuinbouwsector is dit heel wat moeilijker. Melkkoeien blijven melk geven en de melk kan slechts beperkt in duur gestockeerd worden. Het is zeer moeilijk in de land- en tuinbouw het aanbod op korte termijn bij te sturen zodat ondanks de verminderde vraag, het aanbod constant blijft, met als logisch gevolg extra druk op de prijsvorming. Dit geldt evenzeer in de varkenshouderij waar ingrijpen in het aanbod slechts met enige vertraging kan gebeuren. Varkens zijn slechts commercialiseerbaar als ze hun optimaal slachtgewicht hebben bereikt.
Landbouw-service /
17
>
> L A NDBOUWNIEUWS
>
Maatregelen op Vlaams niveau De maatregelen die op Europees niveau worden genomen zullen pas met enige vertraging hun effect ressorteren. Vandaar dat het belangrijk is dat er onmiddellijk financiële middelen in de sector kunnen gepompt worden. Het meest realistische daarbij is dat een aantal betalingen, daar waar mogelijk vervroegd worden. Er zal in totaal voor diverse maatregelen 20 miljoen euro versneld uitbetaald worden. 1 Maatregelen in het kader van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
• Versneld uitbetalen van de VLIF-kapitaalpremies. Er wordt een bedrag van 7,5 miljoen euro aan kapitaalpremies vervroegd uitbetaald in maart. Het gaat om uitbetalingen voor om en bij de 3000 dossiers. De normale betalingstermijn voor deze kapitaalpremies was voorzien voor het najaar. • Tijdelijke welwillende houding t.o.v. het aanhouden van de 35% norm wat de voorwaarde van het te behalen inkomen uit de landbouw betreft. Omwille van de crisis kunnen landbouwers tijdelijk in de problemen komen om deze norm te halen. • Soepelheid wat de termijn om investeringen uit te voeren betreft. Normaal krijgt men twee jaar de tijd. De huidige economische malaise kan ingeroepen worden om deze termijn verantwoord te verlengen. • Sneller beslissen van de investeringsdossiers • Sneller beslissen van de waarborgdossiers • Terugschroeven van een aantal eisen i.v.m. de verplichting van hypothecaire inschrijving bij grote investeringen van 60% naar 40% van de geschatte waarde van de onroerende goederen. Dit betekent een vermindering van 33% aan hypotheekinschrijvingskosten. • Soepelere toekenning van uitstel van aflossing • Binnen verantwoorde grenzen zal proportionele steun in de melkveehouderij mogelijk worden. Het komt er op neer dat melkveebedrijven met het oog op de zachte landing van het melkquotumsysteem, in vesteringssteun kunnen krijgen voor investeringen binnen hun milieuvergunning maar die hun huidig quotum kunnen overschrijden. • De grondgebondenheid is als voorwaarde voor nieuwe dossiers in de vleesveehouderij weggevallen sinds 1.1.2009, deze eis zal ook wegvallen als permanente voorwaarde voor lopende dossiers. Hierdoor worden bedrijven die overschakelen naar een nieuwe ge bedrijfssituatie. 2
Melkquotaregeling
Bij de opmaak van het stappenplan melkveehouderij met het oog op de afschaffing van de melkquotaregeling in 2014-2015 was er afgesproken dat samen met de betrokkenen in de sec-
18
/ Landbouw-service
tor, de marktevolutie nauwgezet zou opgevolgd worden, het stappenplan permanent zou geëvalueerd worden en desnoods bijgestuurd. Het stappenplan is recent geëvalueerd. Daaruit blijkt dat, omwille van de vrij slechte situatie op de zuivelmarkt en het resultaat van de ‘Health Check’ van het Europees landbouwbeleid, zowel de landbouworganisaties als de zuivelnijverheid verwachten dat de verhandeling van quota sterk zal terugvallen. Een bijkomende daling van de quotumprijs bij verkoop aan het quotumfonds is dan ook noodzakelijk. Daarnaast wordt nagegaan of, en zo ja welke elementen er in de huidige reglementering zitten die op bedrijfsniveau een verdere kostenbesparing of het realiseren van een hogere kwaliteit van de melkproductie, belemmeren. Er zal hieromtrent zo snel mogelijk een wijziging van de melkquotaregeling aan de Vlaamse regering worden voorgelegd. 3
Versnelde uitbetaling van een aantal premies
• Versneld uitbetalen van de zoogkoeienpremies: volgende week, op 13 februari om precies te zijn, wordt aan 1590 landbouwers de zoogkoeienpremie vervroegd uitbetaald voor een bedrag van 4 miljoen euro. Normaal was deze uitbetaling pas voorzien voor einde maart. • Versneld uitbetalen van subsidies voor landbouwmilieumaatregelen: eind april zullen voor 12.000 dossiers subsidies voor landbouwmilieumaatregelen vervroegd worden uitbetaald voor een totaal bedrag van bijna 8 miljoen euro. Normaal was deze uitbetaling pas voorzien voor eind juni. 4 Snelle uitvoering van de op Europees niveau besliste maatregelen
• Snelle uitvoering van de beleidspunten waarover in het kader van de Health Check een beslissing dient genomen. • Nog deze legislatuur zal een aanpassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling ingediend worden, zodat maximaal gebruik kan gemaakt worden van de extra modulatiemiddelen (o.a. voor de verhoging van de steun voor de vestiging van jonge landbouwers) en de extra middelen die beschikbaar komen in het kader van het Europees herstelplan. 5
VLAM richt zijn actieterrein meer op de export
Om onze inspanningen op de buitenlandse markten te versterken zal VLAM de opdracht krijgen om zijn activiteiten meer af te stemmen op exportgerichte acties. Er zal hieromtrent nauw samengewerkt worden met FIT in het kader van het samenwerkingsprotocol tussen FIT en VLAM.
Herstel van landbouwmarkten niet voor morgen
Europese maatregelen Vooral maatregelen op Europees niveau zijn aangewezen, willen ze voldoende markteffect teweegbrengen. Op de laatste Europese Raad van landbouwministers werden een aantal maatregelen beslist voor de zuivelsector, die de afgelopen weken met zeer sterke prijsdalingen wordt geconfronteerd. Op de Europese Landbouwraad werd reeds beslist dat er vanaf 22 januari opnieuw beroep kan gedaan worden op uitvoersubsidies voor kaas, boter en melkpoeder. Bovendien zal vanaf 1 maart boter en melkpoeder in interventie worden opgekocht om de markt te verlichten. Daarnaast heeft de Europese Commissie aangekondigd om in het kader van een Europees Herstelplan voor het Europees Plattelandsbeleid extra financiële middelen uit te trekken. Het gaat om een bedrag van 500 miljoen euro voor de ganse Europese Unie. De Europese Commissie hoopt dat deze middelen nog dit jaar kunnen ingezet worden. De middelen kunnen aangewend worden voor maatregelen in de land- en tuinbouw op het vlak van een aantal nieuwe uitdagingen: klimaat, biodiversiteit, alternatieve energie, waterbeheer. Ook zijn middelen mogelijk voor herstructureringsmaatregelen in de zuivelsector. De lidstaten dienen de Europese Commissie tegen 30 juni 2009 onder de vorm van een wijziging van hun Programma voor plattelandsontwikkeling mede te delen op welke manier ze deze extra middelen zullen inzetten. De nodige voorbereidingen zijn getroffen om nog tijdens deze legislatuur een gewijzigd Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling bij Europa in te dienen, om aanspraak te kunnen maken op deze extra Europese middelen.
Minstens tot 2010 weegt de economische crisis op de prijzen van de meeste landbouwproducten. Dat voorspellen experts van de Europese Commissie. Vooral duurdere producten, zoals melk en rundvlees, voelen de impact van de crisis. Vanaf het volgende decennium stijgen de prijzen wel weer structureel, door onder meer de stijgende vraag naar voedsel en de populariteit van biobrandstof.
I
n haar prognoses tot 2015 verwacht de Europese Commissie dat de prijsvorming voor graan op korte termijn nauwelijks zal opveren, en dit voornamelijk als gevolg van een lagere vleesconsumptie. Op middellange termijn ogen de perspectieven wat rooskleuriger dankzij de opmars van bio-ethanol, de integratie van de nieuwe lidstaten op de Europese markt en gunstige prijsontwikkelingen op de wereldmarkt. De prijzen zullen volgens de Commissie wel een eind onder de recordnoteringen van een jaar geleden blijven. Vorig jaar daalde de vleesconsumptie in de EU met 2,2 procent tot gemiddeld 85,1 kg per capita. Door de economische recessie is er niet meteen beterschap op komst. Op wat langere termijn zouden de productie en consumptie van varkensvlees weer stijgen, maar aan een lager ritme dan de voorbije tien jaar als gevolg van hoge voederprijzen en de concurrentie van kippenvlees. De stijging van de export met 29 procent die vorig jaar gerealiseerd werd, krijgt dit jaar geen verlengstuk. Dat heeft onder meer te maken met Russische invoerbeperkingen. Het goedkopere kippenvlees heeft veel minder te lijden onder de crisis, maar toch zal de export vanuit de EU de komende jaren opnieuw dalen spijts de stijging van vorig jaar. Daardoor dreigt de EU opnieuw netto importeur te worden, net zoals het geval was in 2007 na het afsluiten van handelsakkoorden met Brazilië en Thailand. De productie van rundvlees zal volgens de prognose van de Commissie tegen 2015 dalen met bijna vijf procent. De invoer zou daarentegen met ongeveer zestig procent toenemen. Over de melkprijzen valt op korte termijn niet veel goed nieuws te verwachten. Ondanks de quotumuitbreiding neemt de Europese productie nauwelijks toe. De komende jaren zou die in ieder geval ruim onder de quota blijven, waardoor de afschaffing van deze productierechten in 2015 amper een impact zal hebben op prijs en productie. De kaasproductie in de EU zou vanaf 2011 weer een stabiele groei kennen om tegen 2015 een volume te bereiken van 9,9 miljoen ton, een stijging van 10 procent in vergelijking met vorig jaar. Ondanks de huidige recessie zou het landbouwinkomen binnen zes jaar 7,5 procent hoger zijn dan in het goede boerenjaar 2007. Die stijging is volledig voor rekening van de landbouwers in de nieuwe lidstaten die hun inkomen met ongeveer 50 procent zien stijgen. Voor alle andere boeren wordt een gemiddelde daling van 2,9 procent verwacht. De prognoses van de Commissie zijn omgeven met heel wat onzekerheden. Zo is het onder meer koffiedik kijken hoe lang de economische crisis nog blijft aanslepen en wanneer de Doha-ronde afgerond wordt.
Landbouw-service /
19
> dossier milieu
Verfijning van de metingen van het nitraatresidu op land- en tuinbouwpercelen
Sinds twee jaar wordt er een langzame verbetering van de waterkwaliteit vastgesteld. De verontreiniging van het oppervlaktewater door nitraten uit agrarische bronnen neemt af. Één van de instrumenten om landbouwers te stimuleren zijn de staalnames van het nitraatresidu op de akkers, graslanden en tuinbouwgronden. Aangezien er een variatie bleek te zijn tussen de verschillende analyseresultaten van het nitraatresidu, heeft Vlaams minister Hilde Crevits een evaluatie laten uitvoeren. Ze neemt een aantal maatregelen om de grondstaalnames nitraatresidu te verfijnen en accurater te maken. Staalnames nitraatresidu goede stimulans voor landbouwers In het water mag er Europees gezien niet meer dan 50 mg nitraat per liter water zitten. In 2008 is het percentage meetplaatsen met minstens een overschrijding van de 50 mg nitraat per liter water, dat tot 2006 op 42% bleef staan, gedaald tot 32%. De verontreiniging daalt. De daling heeft zeker te maken met de gewijzigde
20
/ Landbouw-service
landbouwpraktijken, rekening houdend met het nieuwe Mestdecreet. Vastgesteld werd dat de land- en tuinbouwers wel degelijk rekening hebben gehouden met deze metingen van het nitraatresidu. Vermits deze goede resultaten ook terug te vinden zijn in het water is het instrument van de metingen van het nitraatresidu van onschatbare waarde.
Verfijning van de staalnames op de landbouwgronden In het kader van de decretaal voorziene evaluatie van het systeem op basis van 3 meetcampagnes is een vrij grote variatie vastgesteld tussen de analyseresultaten op het nitraatresidu van de verschillende labo’s. Het compendium dat staalname en analyse van de gronden regelt, dateert van de vorige legislatuur en blijkt niet
DOSSIER MILIEU <
afdoende te zijn. Grondstalen nemen en analyseren vergt een uiterste precisie om tot goede vergelijkbare resultaten te komen. Daarom gaf Vlaams minister Hilde Crevits onmiddellijk de opdracht om dit instrument te evalueren. Na overleg met de Mestbank, de wetenschappers, de proefcentra van de tuinbouw en het referentielabo VITO stelt minister Hilde Crevits de volgende maatregelen voor: • De methode van grondstaalname en analyse, beschreven in het compendium worden verfijnd en gestandardiseerd. • Het compendium wordt aangepast tegen einde van februari. • De erkenning van labo’s zal gepaard gaan met een audit. • De erkende labo’s zullen gevolgd en bijgestaan worden door VITO. • De staalnemers moeten een opleiding volgen met een praktijkproef. • Het GPS-systeem voor de opvolging door de Mestbank van de staalnemers wordt verder geoperationaliseerd. Tijdens de nitraatresiducampagne zal er controle zijn op de staalnemers. Gezien de vastgestelde grote variabiliteit van de testresultaten in het verleden zullen in afwachting van de uitvoering van de voorgestelde maatregelen de boetes, die betaald werden in 2007 terugbetaald worden aan betrokkenen. Voor de testresultaten in 2008 worden geen boetes opgelegd. Evenwel worden bedrijven, die te hoge nitraatresidu’s hadden als risicobedrijven beschouwd. Zij zullen speciaal worden opgevolgd door de Mestbank, door middel van een verplichte audit, de verplichting een bemestingsplan en bemestingsregister op te stellen en de verplichting van het nemen van bijkomende nieuwe stalen op hun kosten dit najaar. Verder zal het Mestdecreet onverkort worden gehandhaafd. Tevens wil de minister dat het systeem van de nitraatresidubepaling terug op kruissnelheid komt in 2009. Een eerste versie van een ontwerp van besluit voor de erkenning van labo’s zal klaar zijn half maart, waarna het de procedure tot goedkeuring door de Vlaamse Regering kan volgen. Vlaams minister Hilde Crevits heeft tevens overlegd met de landbouworganisaties, die het op het veld moeten waar maken. In een nieuw uitvoeringsbesluit zal een nieuwe grenswaarde van het nitraatresidu worden bepaald. Daarin wordt vastgesteld vanaf welke correct gemeten nitraatresiduwaarde er boetes en administratieve maatregelen zullen worden opgelegd. Deze sancties en maatregelen worden toegepast op de staalnamecampagne van 2009. “De methode van staalnames is een goede manier om landbouwers te sensibiliseren om doelmatig te bemesten. Dit merken we aan de vooruitgang van de waterkwaliteit. Toen werd vastgesteld dat er variaties waren tussen de verschillende stalen heb ik onmiddellijk de opdracht gegeven om de manier van staalnames te verfijnen om de meetonzekerheid te verkleinen. Met die meetonzekerheid wordt rekening gehouden bij het bepalen van de nitraatresiduwaarden waarvoor er boetes opgelegd worden en andere administratieve maatregelen. Ik wil in dit dossier blijvend overleggen met de landbouworganisaties, mijn administratie en met de wetenschappers. Het bepalen van het nitraatresidu is de hoeksteen van het mestbeleid”, besluit Vlaams minister Hilde Crevits.
Vlaams parlement bepaalt regels voor
ggo-teelt
Het Vlaams parlement heeft op 3 april 2009 een decreet goedgekeurd dat de basis moet vormen voor een reglementering rond het telen van genetisch gewijzigde gewassen. Het decreet moet de keuzevrijheid waarborgen tussen genetisch gewijzigde landbouw, conventionele en biologische landbouw.
Het decreet heeft de volgende doelstellingen: • de keuzevrijheid tussen genetisch gemodificeerde gewassen, conventionele gewassen en biologische wassen vrijwaren op het niveau van de landbouwer • de economische schade in een conventioneel of biologisch gewas voorkomen die zou kunnen voortvloeien uit de toevallige aanwezigheid van toegelaten genetisch gemodificeerde planten of delen van planten. Het telen van genetisch gewijzigde organismen (ggo’s) is in hoofdzaak een Europese aangelegenheid. Europa bepaalt immers welke ggo’s er wel en welke er niet gezaaid mogen worden. De lidstaten mogen wel voorwaarden opstellen om te voorkomen dat er vermenging tussen ggo’s en niet-ggo’s optreedt. Het goedgekeurde decreet vormt het raamwerk voor die teeltvoorwaarden. Zo zal de Vlaamse regering buffers kunnen opleggen om vermenging te voorkomen. Dat moet wel nog via uitvoeringsbesluiten geregeld worden. Er komt ook een schaderegeling voor het geval er toch ooit vermenging komt. Oppositiepartij Groen! stemde tegen en vindt het decreet “een gemiste kans”, omdat er onvoldoende garanties zouden zijn dat vermenging voorkomen wordt. “Het is duidelijk dat de Vlaamse regering hiermee kiest voor de belangen van de agro-multinationals en niet voor de belangen van de familiale landbouwers en bioboeren”, zegt Groen!parlementslid Vera Dua. Vlaams Belang onthield zich bij de stemming. Volgens Vlaams Belang-parlementslid Frans Wymeersch krijgt de Vlaamse regering immers teveel “carte blanche”. Landbouw-service /
21
> dossier milieu
Vlaamse aanpak coëxistentie
is evenwichtig
Het Vlaams parlement heeft het coëxistentiedecreet goedgekeurd. Vijf jaar lang hebben politici, ambtenaren, adviesraden en belangenorganisaties zich met opmerkelijke toewijding gebogen over het verstandshuwelijk tussen transgene en conventionele gewassen. Bij beleidsmedewerkster Cindy Boonen van het departement Landbouw en Visserij peilden we naar de ankerpunten van de nieuwe wetgeving. Iedere EU-lidstaat werkt een eigen coëxistentiewetgeving uit. Wat is de filosofie achter die aanpak? Cindy Boonen: De teeltomstandigheden in Europa zijn sterk verschillend. Zo is de bestrijding van schieters het jaar na de teelt van transgene maïs niet nodig in gematigde streken zoals Vlaanderen, maar in Zuid-Europa is dat een noodzaak. En windbestuiving van omliggende percelen door genetisch gemodificeerde maïspollen is een kleiner probleem wanneer de percelen met conventionele maïs groot genoeg zijn. Hoe groter het oogstvolume, hoe sterker het verdunningseffect bij vermenging, en hoe kleiner dus de kans dat tolerantiedrempels overschreden worden. De Europese Commissie is van oordeel dat de coëxistentiemaatregelen zoveel mogelijk moeten afgestemd zijn op lokale omstandigheden en gewastypes. Dat is ook een handige manier om zich van de hete aardappel te ontdoen? Cindy Boonen: De ervaring met ggo-teelten is inderdaad nog relatief beperkt, en ook dat was voor de Commissie een
22
/ Landbouw-service
argument om geen uniforme regels voor te stellen. Intussen werden wel diverse Europese fora opgericht om een maximale samenwerking tussen de lidstaten te bewerkstellingen. Er is een informele netwerkgroep waarin ambtenaren uit alle lidstaten informatie en ervaringen uitwisselen. Daarnaast zal voor ieder gewas een technische werkgroep opgestart worden om te sleutelen aan codes voor goede landbouwpraktijken in verband met coëxistentie. Voor maïs is zo’n werkgroep trouwens reeds operationeel. Ons land heeft professor Dirk Reheul van de Universiteit Gent afgevaardigd om deel te nemen aan de debatten. Hoe ver staan de EU-lidstaten met hun coëxistentiewetgeving? Cindy Boonen: In een tiental lidstaten is de wetgeving al van kracht. Voor Denemarken is dat zelfs al het geval sinds 2005, ondanks het feit dat in dat land nog geen ggo’s geteeld worden. De Deense aanpak heeft trouwens model gestaan voor heel wat lidstaten, en ook wij hebben er een deel van onze mosterd gehaald.
Opmerkelijk is dat zelfs Oostenrijk en Frankrijk al een wetgeving hebben, hoewel die landen de teelt van de transgene maïs MON 810 – tot hiertoe het enige ggogewas dat in de EU mag ingezaaid worden – op hun grondgebied verboden hebben. Anderzijds kiest Spanje, het land met het grootste ggo-areaal in Europa, er sinds 1998 voor om deze maïssoort te telen op basis van een vrijblijvende gedragscode. De EU-lidstaten zijn immers niet verplicht om een coëxistentiewetgeving op poten te zetten. Waar het niet gebeurt, genieten de telers meer vrijheid. Iedere maatregel die een wetgever oplegt, houdt immers per definitie een beperking in. Een regelgeving biedt ook meer rechtszekerheid, zowel voor telers van ggo’s als voor die van conventionele en biologische gewassen. Welke weg heeft de wetgevende procedure in Vlaanderen reeds afgelegd? Cindy Boonen: In 2005 werd door de landbouwadministratie een eerste ontwerptekst geschreven. Dat is gebeurd in nauw overleg met vertegenwoordigers van de hele landbouwsector, ook die van de biologische sector. Na een reeks technische procedures hebben de meerderheidspartijen in 2006 uitgebreid de tijd genomen voor politieke discussies. Die hebben in maart 2007 geleid tot de eerste principiële goedkeuring van het voorontwerp van decreet door de Vlaamse regering. De tekst werd na consultatie van de
v e r b o n d s n i e u w s <
adviesraden, de andere gewesten, de federale overheid, de Europese Commissie en de Raad van State meermaals bijgestuurd. Daarna volgde de definitieve goedkeuring door de regering eind 2008, zodat het ontwerp van decreet behandeld kon worden door het Vlaams parlement. De subcommissie Landbouw vond het opportuun om begin dit jaar hierover een hoorzitting te organiseren waarin wetenschappers, landbouworganisaties en milieuverenigingen aan het woord kwamen. Op basis van dat debat werden nog een drietal amendementen aangebracht. Woensdag wordt de hele procedure afgerond met de finale behandeling en stemming van het decreet in de plenaire vergadering. Gelukkig moeten niet alle decreten een gelijkaardig parcours afleggen? Cindy Boonen: Het was een werk van lange adem, maar het gaat dan ook om gevoelige materie. De politieke partijen hebben tijd nodig gehad om het dossier te laten bezinken en ook het advies van de Europese Commissie moest verplicht ingeschakeld worden. Tussendoor hebben we flink doorgewerkt, want het is altijd de bedoeling geweest om de wetgeving klaar te hebben op het ogenblik dat de eerste transgene teelt effectief wordt ingezaaid in Vlaanderen. Straks is het coëxistentiedecreet gestemd, maar het zullen pas de uitvoeringsbesluiten zijn die bepalen of het om een strenge of soepele wetgeving gaat? Cindy Boonen: Dat klopt, maar dat is ook de normale gang van zaken. Er staan ons dus nog wel wat verhitte discussies te wachten over bijvoorbeeld de isolatieafstanden. Anderzijds zijn de meerderheidspartijen bereid om zich voor de
opmaak van de uitvoeringsbepalingen te baseren op wetenschappelijke bevindingen. Er bestaan over coëxistentie heel wat studies, al moet ik toegeven dat ze ruimte laten voor interpretatie. In de landbouwpers is eerder al uitgelekt dat de isolatieafstand voor maïs 50 meter zou bedragen. Hoe moeten we dat cijfer interpreteren? Cindy Boonen: Dat cijfer werd vorig jaar al informeel doorgespeeld aan de stakeholders, maar het is nog niet definitief. Een wetenschappelijke werkgroep buigt zich nog altijd over dit onderwerp. Ook de afstanden voor bijvoorbeeld aardappelen, suikerbieten of koolzaad zijn vandaag nog stof voor studie en discussie. In Wallonië is sprake van een isolatieafstand van zeshonderd meter voor maïs, en dan nog in combinatie met andere maatregelen zoals bufferzones? Cindy Boonen: Ten zuiden van de taalgrens heeft men dan ook geopteerd voor een heel strenge aanpak, die op de rand balanceert van hetgeen de Europese Commissie in haar richtsnoeren als disproportioneel bestempelt. Met zijn lappendeken van kleine percelen is het toch niet evident om in Vlaanderen te werken met isolatieafstanden? Cindy Boonen: Voor de ene teelt is dat makkelijker dan voor andere. Maïspollen zijn relatief zwaar en de verspreiding door de wind beperkt zich doorgaans dan ook tot de eerste tientallen meters rond het veld. Het debat over koolzaad zal daarentegen veel complexer zijn. Als blijkt dat de coëxistentie voor dit gewas extreem moeilijk te regelen valt, zullen er mis-
schien isolatieafstanden komen die de teelt van transgeen koolzaad in de praktijk onmogelijk maken. Er moet trouwens ook gepraat worden over de modaliteiten voor de reiniging van vrachtwagens die transgene gewassen vervoeren. Indien de wetgever na ieder transport een verplichte wasbeurt oplegt, zou dit ook een hele hoge drempel creëren voor de doorbraak van ggo-teelten in Vlaanderen. Maar dit zijn allemaal hypotheses, ik wil niet te veel vooruitlopen op de feiten. In Europa wordt al jaren gepraat over tolerantiedrempels voor zaaizaad. Van zodra die er komen, dreigen ze de vastgelegde isolatieafstanden te ondergraven. Cindy Boonen: Indien uitgegaan wordt van zaaizaden met een ggo-onzuiverheid die hoger ligt dan de detectielimiet, dan blijft er inderdaad minder marge voor de ggo-vermenging op aangrenzende percelen om niet boven de tolerantiegrens van 0,9 procent voor landbouwgrondstoffen uit te komen. Het is niet ondenkbeeldig dat het dossier van het zaaizaad uiteindelijk tot een herziening van de isolatieafstanden zal leiden. Kunnen boeren bezwaar indienen wanneer blijkt dat hun buurman een transgeen gewas wil inzaaien? Cindy Boonen: Wanneer een landbouwer een veld heeft dat geheel of gedeeltelijk binnen de vastgestelde isolatieafstand ligt, zal hij voorafgaand aan de zaai en binnen een nog vast te stellen termijn bezwaar kunnen indienen. De boer in kwestie zal dan wel moeten aantonen dat hij economische schade dreigt te lijden door de teeltplannen van zijn collega. Het bezwaar zal beoordeeld worden door een commissie van experts.
Landbouw-service /
23
>>
> dossier milieu
indien percelen buiten de meldingsafstand besmet raken? Cindy Boonen: Dat is niet de bedoeling.
>
Hoe zit het met de schadeloosstelling in geval van besmetting? Cindy Boonen: Een ggo-teler zal niet individueel aansprakelijk gesteld worden voor een besmetting indien hij voldoet aan alle voorwaarden en eisen die het decreet oplegt. Dit gaat van de voorafgaande verplichte kennisgeving aan onder meer autoriteiten en naburige producenten binnen de vastgestelde meldingsafstand over het betalen van bijdragen aan het schadefonds tot het respecteren van de nodige technische maatregelen voor, tijdens en na de teelt. In dat geval zal het fonds de economische schade vergoeden. Als een boer tegen het advies van de commissie in toch een transgeen gewas teelt en schade veroorzaakt, kan door het slachtoffer een eis tot schadevergoeding aanhangig gemaakt worden bij de burgerlijke rechtbank aanhangig gemaakt worden. Wie zal het compensatiefonds spijzen? Cindy Boonen: De ggo-telers zullen een verplichte bijdrage moeten betalen. Er zal nog een politieke evenwichtsoefening nodig zijn om de hoogte van dat bedrag vast te leggen. In Denemarken gaat het om 13,5 euro per hectare, terwijl de landbouwers in Wallonië tussen 20 en 200 euro per hectare moeten ophoesten, afhankelijk van de grootte en vorm van het perceel. Allicht zullen wij ergens tussen die twee uitersten landen. Daarnaast zullen ook de inkomsten uit administratieve boetes die het gevolg zijn van inbreuken op het coëxistentiedecreet naar het fonds vloeien. Zal het fonds ook schade vergoeden
24
/ Landbouw-service
Kunnen particulieren bezwaar indienen tegen de inzaai van een ggo-gewas? Cindy Boonen: Die mogelijkheid is enkel weerhouden voor landbouwers. Wel zet de Vlaamse regering de deur op een kier voor andere betrokkenen die economische schade zouden kunnen lijden, zoals bijvoorbeeld imkers. Bij bepaalde teelten zou men ervoor kunnen opteren dat ggo-telers ook de imkers in kennis moeten stellen en dat die vervolgens dan ook het recht hebben om bezwaar in te dienen. Voor bijvoorbeeld koolzaad kan dat een interessante denkpiste zijn. Zullen burgers zich kunnen informeren over de exacte locatie waar ggo-teelten werden ingezaaid? Cindy Boonen: Europa legt de verplichting op om een register bij te houden. Maar in Vlaanderen zullen die gegevens slechts publiekelijk gemaakt worden in de mate dat de wetgever dit verplicht. Dit principe zal in de uitvoeringsbesluiten verder uitgewerkt worden. Hierbij zal ook de nodige aandacht gaan naar de specifieke toegankelijkheid en opvraagbaarheid van gegevens door relevante instanties en organisaties. Voorziet het coëxistentiedecreet de mogelijkheid om in Vlaanderen ggo-vrije zones te creëren? Cindy Boonen: Die aanvulling in het decreet is er gekomen na een gezamenlijk advies van Mina en Serv. Ze bepaalt dat de Vlaamse regering ggo-vrije zones kan reserveren op voorwaarde dat aan een aantal voorwaarden voldaan wordt. Ten eerste kan dit enkel gebeuren op vrijwillig en schriftelijk verzoek van alle landbouwers in een bepaald gebied. Zo’n aanvraag moet ook ingediend worden per individueel gewas. Ten tweede kan een zone alleen een ggo-vrije status verkrijgen voor gewassoorten waarvan effectief genetisch gemodificeerde variëteiten op de markt beschikbaar zijn. Op die manier proberen we misbruiken van de claim ‘ggo-vrij’ te voorkomen.
Wanneer treedt het Vlaamse coëxistentiedecreet met alles erop en eraan in voege? Cindy Boonen: Omdat de uitvoeringsbesluiten een technische procedure moeten doorlopen die meer dan een jaar duurt, verwacht ik dat de hele regelgeving ten vroegste in de tweede helft 2010 in werking zal treden, en dus operationeel zal zijn voor het teeltseizoen 2011. Heeft u begrip voor de kritiek van de biologische landbouwsector op dit decreet? Cindy Boonen: Natuurlijk. Zij verdedigen met recht hun producten en basisfilosofie. Om een evenwichtige eindvisie te bekomen, werd de biologische sector van bij het prille begin betrokken bij de uitwerking van het decreet. Vanuit pragmatisch oogpunt hebben ze er ook aan meegewerkt, want zonder regels zou het risico op toevallige vermenging alleen maar groter zijn. Precies daarom begrijp ik niet waarom de biologische sector tijdens de recente hoorzitting in het Vlaams parlement aanstipte dat het ontwerpdecreet veel te vroeg komt. Uiteraard zijn er elementen die ze graag strenger zouden zien, maar hetgeen vandaag op tafel ligt is het resultaat van een complexe evenwichtsoefening waar vijf jaar aan gesleuteld werd. Het argument dat het decreet op geen enkele ervaring stoelt, klopt natuurlijk. Maar om die reden zijn dan ook periodieke evaluaties voorzien. Zijn de coëxistentieregels in onze buurlanden strenger? Cindy Boonen: De verschillen tussen de lidstaten zijn vrij groot. De maatregel die dat het duidelijkst reflecteert, is de isolatieafstand. Voor maïs bedraagt die in Nederland 25 meter terwijl Luxemburg een norm van 600 meter hanteert. In alle bescheidenheid denk ik dat wij met ons decreet een evenwichtig voorstel hebben, dat zich situeert tussen de Europese uitersten. Met dien verstande dat de uitvoeringsbesluiten de wetgeving nog altijd in de ene of andere richting kunnen doen doorslaan
Mechanische
Onkruidbestrijding Onkruidbestrijding verdient de grootste aandacht. Mechanische onkruidbestrijding komt hierbij meer en meer in beeld, hetzij als strategie, hetzij als aanvulling op herbiciden. Basisprincipes De basis van een goede mechanische onkruidbestrijding is het werken op klein onkruid. Van het kiemen (witte draadjes stadium) tot het eerste blad, zijn de onkruiden het meest kwetsbaar en dus het gemakkelijkst te bestrijden. Groter onkruid bewerkt moeilijker en groeit bovendien gemakkelijker terug. De mechanische onkruidbestrijding is niet in een vast schema te gieten, daar steeds met een aantal variabele factoren rekening moet gehouden worden. Bij het bepalen wanneer opnieuw moet gewied worden, houdt men rekening met de omstandigheden van het perceel, de toestand van het onkruid en het gewas, het weer en de beschikbare tijd. Het is belangrijk om steeds te anticiperen op slecht weer. Bij twijfel kan beter wel gereden worden om
uitwassen tijdens langdurige regenperiodes te vermijden. De onkruidontwikkeling is vaak belangrijker dan de toestand van het gewas bij de afweging of een wiedbeurt noodzakelijk is.
Strategie maïs Als algemeen schema in maïs kan het volgende gelden : • voor opkomst wiedeggen (hoge capaciteit mogelijk, geen schade aan het gewas); • 2 à 4 blad: wiedeg/schoffelmachine + vingerwieder/torsiewieder ; • 4 à 6 blad: wiedeg/schoffelmachine + vingerwieder/torsiewieder ; • tot aan het sluiten van het gewas: wiedeg/aanaardend schoffelen. Globaal zijn dus 5 à 6 bewerkingen nodig, zijnde 2 à 3 maal wiedeggen en 2 à 3 maal
schoffelen. Met een wiedeg van 6 m moet men hierbij rekenen op 15 à 30 minuten per ha. Schoffelen met een 8-rijige machine neemt 0,5 à 1 u in beslag. In totaliteit betekent dit 4 à 5 u / ha.
Schoffelen in loonwerk www.onkruideruit.be Loonwerkers spelen in op de groeiende behoefte voor mechanische onkruidbestrijding. Een aantal beschikt over grote en moderne schoffelmachines die een hoge capaciteit combineren met een goede efficiëntie. Via de databank www. onkruideruit.be kunnen geïnteresseerde landbouwers gemakkelijk een loonwerker in hun buurt vinden. Loonwerkers kunnen zich gratis aanmelden op deze databank en op die manier hun diensten kenbaar maken over hun volledige werkgebied. Op dit moment zijn vooral West-Vlaamse loonwerkers aangemeld die in een breed gamma teelten (maïs, bieten, kolen, prei, witloof, …) actief zijn. Landbouw-service /
25
> dossier milieu
Nieuwe reglementering vakbekwaamheid voor
beroepschauffeurs Vanaf 10 september 2008 gelden nieuwe vereisten inzake vakbekwaamheid voor bestuurders van voertuigen van groep D (autobussen en autocars) die in beroepsverband rijden. Voor de bestuurders van voertuigen van groep C (vrachtwagens) is de inwerkingtreding pas voorzien op 10 september 2009. Toepassingsgebied De verplichtingen inzake vakbekwaamheid gelden voor alle bestuurders die binnen de Europese Unie professioneel vervoer verrichten. Ook de onderdanen van derde landen die in dienst zijn van of werken voor een onderneming die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie zijn onderworpen.
Vakbekwaamheid Vakbekwaam zijn de bestuurders van de groepen C en D die geslaagd zijn voor het examen basiskwalificatie, voor het gecombineerd examen of voor het aanvullend examen (uitgezonderd indien vrijgesteld) en die voldoen aan de bepalingen betref-
fende de nascholing. Er is geen voorafgaanse scholing verplicht. De nascholing houdt in dat de bestuurder lessen volgt in een erkend opleidingscentrum. Per nascholingsmodule van minstens zeven uur worden een getuigdschrift van nascholing en zeven kredietpunten afgeleverd. Er zijn geen vrijstellingen voorzien voor deze nascholing. De vakbekwaamheid wordt, na voorlegging van een getuigschrift van basiskwalificatie, aangeduid door een communautaire code 95, gevolgd door de vervaldatum van het bewijs van vakbekwaamheid en opgenomen op: • het rijbewijs, achter de rijbewijscategorie
waarvoor de vakbekwaamheid geldig is • het bestuurdersattest voor personen die goederenvervoer verrichten en die geen houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs • het daartoe bestemde certificaat voor de personen die personenevervoer verrichten en die geen Belgisch of Europees rijbewijs bezitten Het bewijs van vakbekwaamheid is vijf jaar geldig. Het kan telkens verlengd worden met vijf jaar indien de bestuurder kan aantonen dat hij 35 kredietpunten heeft verzameld binnen een periode van vijf jaar. Op het ogenblik van de verlenging worden 35 kredietpunten in mindering gebracht op het kredietpuntensaldo.
Vrijstelling basiskwalificatie Vrijgesteld van de verplichting tot het behalen van een getuigschrift van basiskwalificatie zijn bestuurders die: • houder zijn van een getuigschrift van basiskwalificatie dat werd behaald in een andere lidstaat van de Europese Unie • houder zijn of zijn geweest van een rijbewijs van groep C, mits dat uiterlijk op 9 september 2009 is afgegeven of van een rijbewijs van groep D, mits dat uiterlijk op 9 september 2008 is afgegeven
Tijdelijke vrijstellingen Zijn vrijgesteld van de verplichting tot het beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid: • tot 10 september 2016, de bestuurders die houder zijn of zijn geweest van een rijbewijs van groep C, mits dat uiterlijk op 9 september 2009 is afgegeven • tot 10 september 2015, de bestuurders die houder zijn of zijn geweest van een rijbewijs van groep D, mits dat uiterlijk op 9 september 2008 is afgegeven
26
/ Landbouw-service
>
Europa verbruikt onredelijk veel
Na het verstrijken van deze termijn dienen zij dus te voldoen aan de vakbekwaamheid, doch enkel voor het volgen van de nascholing. Ze zijn wel vrijgesteld van de examens voor de basiskwalificatie.
water
Bestuurders vrijgesteld van de vakbekwaamheid De vereiste vakbekwaamheid is NIET van toepassing op bestuurders: • van voertuigen met een toegelaten maximumsnelheid van ten hoogste 45 km per uur • van voertuigen in gebruik bij of onder controle van de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en diensten verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde • van voertuigen die op de weg worden getest in verband met technische verbeteringen, reparatie, onderhoud, en nieuwe of omgebouwde voertuigen die nog niet in het verkeer zijn gebracht • van voertuigen die worden gebruikt bij noodtoestanden of worden ingezet voor reddingsoperaties • van voertuigen die worden gebruikt voor het niet-commercieel goederen- en personenvervoer voor privé-doeleinden • van voertuigen of combinaties van voertuigen met een maximale toegelaten massa van ten hoogste 7,5 ton die worden gebruikt voor het vervoer van materiaal, apparatuur of machines die de bestuurder voor zijn werk nodig heeft en op voorwaarde dat dit vervoer niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is. Daarbij moet de bestuurder aan drie voorwaarden voldoen: • de bestuurder moet materieel of uitrusting vervoeren • de bestuurder moet dit (zelf) voor zijn werk nodig hebben • met het voertuig rijden mag niet de voornaamste activiteit van de bestuurder zijn.
Het Europees Milieuagentschap (EMA) heeft de lidstaten gewaarschuwd dat hun waterverbruik buitensporig is. Dit leidt steeds meer tot watertekorten, ook in Noord-Europa. Die kunnen bovendien verergeren als gevolg van de opwarming van het klimaat. “Wat waterverbruik betreft, leven we boven onze stand”, aldus EMA-directrice Jacqueline McGlade.
H
et zoetwaterverbruik in Europa bedraagt gemiddeld 5.300 kubieke meter per persoon per jaar, wat overeenkomt met de inhoud van twee olympische zwembaden. Slechts 21 procent van het water dient voor consumptie door de bevolking. Zowat 44 procent wordt voor de productie van energie gebruikt, 24 procent voor de landbouw en 11 procent voor de industrie. Om de huidige tendens te keren, stelt het EMA voor water in alle sectoren op basis van het verbruikte volume te tariferen, ook in de landbouwsector. Voorts raadt het rapport landbouw voor de productie van biobrandstof af in streken die met watertekort te kampen hebben. Ook zou het publiek meer attent gemaakt moeten worden op het probleem. En lekken in de waterdistributie zouden moeten worden gedicht. In sommige regio’s van Europa gaat daardoor immers ruim 40 procent van het water verloren. Het Europees Milieuagentschap herinnert er nog aan dat het ontzilten van zeewater veel energie verslindt en verontreiniging veroorzaakt. Landbouw-service /
27
> DOSSIER MI d o s s i e r m iLlIEU ieu
Het Europees parlement heeft in januari in Straatsburg het licht op groen gezet voor een hervorming van de regels voor de toelating en het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Daardoor zullen zo’n twintig van de meest schadelijke stoffen op termijn van de markt verdwijnen.
D
e hervorming vormde de inzet van een intense discussie tussen milieuactivisten en boerenorganisaties. De landbouwers stellen dat gewasbeschermingsmiddelen van essentieel belang zijn om de oogst te vrijwaren van ongedierte en onkruid. De milieulobby wijst dan weer op de schadelijke gevolgen voor milieu en volksgezondheid, die vaak nog onvoldoende bestudeerd werden. Activisten wijzen onder meer op het toenemend aantal pesticidenresidu’s in voedingsmiddelen. Uitgangspunt van de dinsdag goedgekeurde hervorming is een gemeenschappelijke Europese lijst van actieve chemische stoffen die gebruikt mogen worden bij de productie van pesticiden. Op basis van deze lijst zullen de nationale autoriteiten
vergunningen verlenen. De meest schadelijke stoffen - zoals kankerverwekkende stoffen, mutagene stoffen of stoffen die de voortplanting en het hormonale evenwicht kunnen bedreigen - worden verboden. Volgens een studie van het Zweedse agentschap voor chemische stoffen (KEMI) zullen als gevolg van deze nieuwe regels tweeëntwintig van de meest gevaarlijke stoffen van de markt verdwijnen. Ter vergelijking: de bestaande Europese regels over de toelating van pesticiden uit het begin van de jaren negentig zorgden voor een halvering van de ongeveer 800 actieve stoffen die indertijd gebruikt werden. Nu zou, afhankelijk van de schatting, vijf tot tien procent verboden worden. Bovendien verdwijnen de meest gevaar-
Europees parlement hervormt regels over
lijke stoffen niet meteen van de markt. De huidige vergunningen blijven geldig, maar ze worden niet meer verlengd. Zo zouden de laatste stoffen pas binnen tien jaar verboden worden. Het verdwijnen van een aantal pesticiden zal voor de telers van aardappelen, maïs, suikerbieten en wintertarwe allicht geen onoverkomelijk probleem stellen, zo meent Boerenbond. De organisatie oppert wel dat de productie misschien duurder wordt. Boerenbond vreest wel voor de impact op de kleinschalige groente- en fruitteelt. In deze sectoren zijn weinig pesticiden voorhanden en in sommige gevallen dreigt slechts één product over te blijven. Zo dreigt de resistentie tegen de beschermingsmiddelen toe te nemen. De lidstaten kunnen wel vergunningen blijven verlenen voor pesticiden waarvoor er geen alternatieven bestaan. Ook komt er een Europees fonds voor de ontwikkeling van alternatieve bestrijdingsmiddelen. Bij de voorstelling van de plannen schreeuwden de industrie en de landbouwsector moord en brand, maar de
pesticiden 28
/ Landbouw-service
Ecologiepremie uitgebreid voorstellen zijn in de loop van de besluitvorming flink bijgestuurd. Zo is er niet langer sprake van een verplichte halvering van het gebruik van pesticiden binnen tien jaar. De lidstaten moeten wel nationale actieplannen maken voor de reductie van het pesticidengebruik en het aanwenden van pesticiden in de buurt van scholen, parken en andere gevoelige gebieden wordt verboden, net als het besproeien van gewassen vanuit de lucht. Over de hervorming was in december reeds een akkoord bereikt tussen het Europees parlement en de lidstaten. In het Europees parlement kantten enkel de Britten en de Ieren zich dinsdag nog in grote getale tegen de hervorming. “Een eerbaar compromis tussen ecologie, de zorg om volksgezondheid en de kansen voor de landbouweconomie”, meent Bart Staes (Groen! ). Ook Frieda Brepoels (N-VA) spreekt van een “eindresultaat dat de noodzakelijke bescherming biedt aan volksgezondheid en milieu en tegelijk essentiële stoffen beschikbaar houdt voor de landbouwers”. Beide europarlementsleden wijzen erop België inzake pesticidengebruik een voorsprong heeft uitgebouwd op vele andere landen, met name uit het oosten van Europa. De lidstaten zullen het compromis allicht in maart goedkeuren. De nieuwe regels zullen normaliter midden volgend jaar van kracht worden.
Vlaanderen zorgt voor een sterke verhoging van de steun aan ondernemingen die investeren in milieu- of energievriendelijke technologieën. Daartoe wordt de bestaande ‘ecologiepremie’ vernieuwd en uitgebreid.
O
p het vlak van milieu- en energiegerichte investeringen is de ecologiepremie ook vandaag al de belangrijkste steunmaatregel. Zowel kleine, middelgrote als grote ondernemingen met een aanvaardbare hoofdactiviteit (NACE-code) kunnen genieten van deze investeringspremie. Deze premie is enkel van toepassing op investeringen die vermeld staan op de zogenaamde limitatieve technologieënlijst. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om zonnepanelen, warmtepompen, roetfilters en vele sectorgebonden technologieën. De ecologiepremie is sinds midden 2007 gebaseerd op een wedstrijdformule met een gesloten budget en vaste oproepperiodes (“calls”) waarbinnen ondernemingen dossiers kunnen indienen. Na afloop wordt aan alle ingediende dossiers een score toegekend op basis van de volgende parameters: de performantiefactor van de technologie, de cashflowratio, de eventuele toetreding tot het auditconvenant en het al dan niet beschikken over een milieucertificaat. De dossiers worden vervolgens gerangschikt op basis van hun score, waarna de steun verdeeld wordt over de gunstig gerangschikte dossiers tot uitputting van de enveloppe. Dossiers met een lage score kunnen dus in principe uit de boot vallen, maar de praktijk leert dat het budget tot op heden telkens voldoende hoog was om alle ingediende dossiers ook effectief te betoelagen. Het slaagpercentage bedroeg m.a.w. 100 %. Vanaf 2009 worden de steunpercentages gevoelig opgetrokken: voor grote ondernemingen tot 20 % en voor KMO’s tot 40 % op de meerkost van de investering, wat voor beide categorieën een verdubbeling betekent ten opzichte van de huidige percentages. Ook het steunplafond wordt verhoogd van 1,5 naar 1,75 miljoen euro. Om dit mogelijk te maken voorziet de Vlaamse Regering een extra budget van ruim 45 miljoen euro per jaar. Die extra middelen zijn afkomstig van de groeipremie, het steunmechanisme voor algemene (niet milieugerichte) KMO-investeringen, die wordt afgeschaft. Het principe – een wedstrijdformule met vaste oproepperiodes – blijft ongewijzigd. Naast de verhoogde steunpercentages zou de limitatieve technologieënlijst op termijn ook verder uitgebreid worden zodat meer technologieën in aanmerking komen. Als gevolg van meer aantrekkelijke subsidiëringsvoorwaarden en het verdwijnen van de groeipremie kan verwacht worden dat het aantal ingediende dossiers zal stijgen. Bovendien worden ook de huidige beperkende voorwaarden inzake eigendom van de installatie versoepeld; zo kunnen ook bedrijven die een gebouw huren steun krijgen voor investeringen aan het gebouw, zoals bijvoorbeeld zonnepanelen. Hierdoor zou het budget, ondanks de verhoging, ontoereikend kunnen zijn om alle indieners te betoelagen. Wel wordt er verwacht dat het ‘slaagpercentage’ voor indienende ondernemingen toch wel meer dan 80 % zal bedragen. De eerste oproepperiode van de gewijzigde ecologiepremie Alle info over de ecologiepremie is zal eind januari/begin februterug te vinden op de website www. ari van start gaan. Het is de vlaanderen.be/ecologiepremie. bedoeling dat er in de loop Voor meer informatie kan u ook van 2009 drie calls worden steeds terecht bij de accountmanauitgeschreven met elk een gers van VLAO. budget van 40 miljoen euro.
i
Landbouw-service /
29
> IKKB
Sectorgids
voor Aannemers van land- en tuinbouwwerken is gevalideerd door het FAVV! Op 20 februari 2009 heeft het FAVV de Sectorgids voor Aannemers van land- en tuinbouwwerken gevalideerd. Deze Gids werd opgesteld door Landbouw-Service. Voortaan kunnen de loonwerkers deze Gids gebruiken om hun autocontrole te laten certificeren en zich in orde te stellen met de eisen van het FAVV. Wat is autocontrole ? Sinds 1 januari 2005 is elk operator uit de voedselketen verplicht het Koninklijk Besluit betreffende autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplicht te respecteren. Autocontrole betekent voor de operator het naleven van hygiëne regels binnen zijn exploitatie, het bijhouden van welbepaalde registers en het respecteren van de meldingplicht als een gevaar wordt vastgesteld. Het autocontrole systeem zorgt ervoor dat hygiëne en veiligheid gewaarborgd zijn binnen de hele voedselketen. Op basis van het KB betreffende autocontrole bundelen de sectorgidsen de concrete eisen voor elk specifieke sector. Elk operator kan een aanvraag indienen bij het FAVV om zijn autocontrole te laten valideren, of bij een door het FAVV erkende certificeringinstelling om zijn autocontrole te laten certificeren. Het certificaat is drie jaar geldig. De jaarlijkse heffing wordt geïnd bij alle sectoren die actief zijn binnen de voedselketen of waarbij het FAVV controleopdrachten uitvoert. Zij dienen om de kosten te dekken verbonden aan de controleactiviteiten van het FAVV. De aannemers van land- en tuinbouwwerken zijn tot nu toe geen FAVV bijdrage verschuldigd. Het FAVV voorziet echter in haar controle planning van 2009 inspecties bij aannemers van land- en tuinbouwwerken. Het gebruik van de Sectorgids kan u helpen om te beantwoorden aan de eisen van het agentschap en zo eventuele boeten te voorkomen.
30
/ Landbouw-service
Wat is het verschil tussen Sectorgids en IKKB Standaard ? Sinds meerdere jaren werden verschillende initiatieven door de afnemers genomen om een antwoord te bieden aan de wettelijke en bovenwettelijke eisen via de certificatie voor private lastenboeken (IKM/QFL, IKKB Standaard,…). Er bestaat een IKKB Standaard (voor Integraal Keten Kwaliteit Beheer) voor de landbouwers en één voor de aannemers van land- en tuinbouwwerken. Met de bedoeling de certificatiekosten voor de landbouwers en loonwerkers zo laag mogelijk te houden neemt de IKKB Standaard de sectorgids volledig op. Zo volstaat één certificatie procedure om twee certificaten af te leveren: één voor de sectorgids (met de eisen die onder de bevoegdheid van het FAVV vallen) en één voor de IKKB Standaard (met de eisen die belangrijk zijn voor de afnemers).
Voordelen van de certificatie ? Bij ondernemingen die hun autocontrole hebben laten certificeren zal het FAVV minder inspecties doorvoeren. Voor de aannemers van land- en tuinbouwwerken betekent de certificatie voor de IKKB Standaard een duidelijke commerciële meerwaarde, omdat het een garantie biedt inzake de kwaliteit en de traceerbaarheid van zijn diensten. Verder voorziet de IKKB standaard voor landbouwers dat de landbouwer zich tot een IKKB gecertificeerde loonwerker moet richten. Daarom werken steeds meer landbouwers met IKKB gecertificeerde
loonwerkers. De lijst van IKKB gecertificeerde loonwerkers kan gratis geraadpleegd worden op de website van Vegaplan (www.vegaplan.be), de vzw die zich bezig houdt met het administratief beheer van de sectorgidsen en IKKB Standaarden voor de land- en tuinbouwers en loonwerkers actief in de plantaardige productie. Wat het vervoer naar GMP gecertificeerde producten betreft, heeft OVOCOM het IKKB certificaat als voldoende erkend, mits het bijhouden van de rittenstaten en het respecteren van enkele bijkomende eisen i.v.m. hygiëne. Tot slot, de erkenning van de gelijkwaardigheid tussen IKKB Standaard en VKL (Nederland) maakt het mogelijk dat de Belgische en Nederlandse loonwerkers zonder meerkost (dubbel certificatie) actief kunnen zijn in beide landen.
Op het terrein Vandaag hebben bijna 14.392 landbouwers en bijna 585 loonwerkers de IKKB certificatie aangevraagd, om zo te beantwoorden aan de bovenwettelijke en wettelijke eisen, met o.a. de randvoorwaarden. Op de website www.vegaplan.be kunnen al de nodige documenten in het kader van de Sectorgids en de IKKB Standaard gratis gedownload worden.
Voor meer informatie: Vegaplan Tervurenlaan, 182 - 1150 Brussel Tel: 02/775.80.63 - Fax: 02/775.8075 Landbouw-Service Spastraat, 8 - 1000 Brussel Tel: 02/238.06.33 - Fax: 02/238.04.41 E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected] www.vegaplan.be
i
f i n a n c i e e l <
De financiële crisis
maatregelen voor KMO’s
E
ind september 2008 werd de omvang van de financiële crisis in België duidelijk. En de crisis blijft maar doorgaan. Samen met UNIZO vreesden we voor een kredietschaarste voor KMO’s en vroegen om de financieringsinstrumenten voor KMO’s, meer bepaald het Participa tiefonds en de Waarborgverlening, te versterken. Daarnaast drong UNIZO aan op een nauwkeurige monitoring van de gegevens over kredietverlening aan bedrijven en KMO’s door de Nationale Bank van België en Kefik. Hier volgt een stand van zaken.
1. Waarborgregeling Op 17 oktober keurde de Vlaamse regering het voorstel van urgentiebesluit inzake de waarborgverlening goed. Door de Waarborgregeling kan de Vlaamse overheid zich sinds juli 2005 borg stellen voor een maximum 75% van het krediet van een KMO. Een KMO is een onderneming met minder dan 250 werknemers (en een grens qua omzet/balanstotaal). Tot begin oktober werden onder de Waarborgregeling al 2.263 dossiers goedgekeurd voor een totaal bedrag van 222 miljoen euro en voor een totaal kredietbedrag van 388 miljoen euro. De KMO die gebruik maakt van de regeling betaalt een eenmalige premie. Het urgentiebesluit wijzigt de Waar borgregeling op 3 belangrijke punten: 1
Opheffing beperking bedrijfskapitaal Momenteel mag maximum 1/3 van de financieringsovereenkomst bestaan uit liquide middelen (financiering op minder dan 1 jaar). Deze voorwaarde wordt volledig geschrapt, en daardoor komen kredieten voor bedrijfskapitaal volwaardig in aanmerking. Dit is gezien de financieeleconomische crisis van groot belang.
2
Afschaffing van verplichte zakelijke en persoonlijke zekerheden De verplichtingen voor de financiële instellingen om bepaalde waarborgen te vestigen, zoals bv een borgstelling van 25% van het waarborgbedrag vervalt volledig. 3
Verhoging van het maximum bedrag van 500.000 naar 750.000 euro De automatische Waarborgregeling (zonder voorafgaandelijke goedkeuring) geldt maar voor aanvragen tot 500.000 euro. Deze grens wordt nu opgetrokken tot 750.000 euro. Belangrijk is bovendien dat het totale budget gevoelig wordt verhoogd. Voor 2008 wordt het nog voorziene bedrag van 70 mio euro met 130 mio euro verhoogd tot 200 mio euro (geldig tot 30 juni 2009). Voor 2009 wordt een budget van 300 mio euro voorzien. Deze maatregel is in voege vanaf 21 november 2008.
2. Het Participatiefonds Het Participatiefonds is een federale instelling die achtergestelde leningen toekent. In 2007 werd voor 100 miljoen euro achtergestelde leningen toegekend aan KMO’s, ondernemingen met minder dan 50 werknemers. Ongeveer 80% van dat
bedrag gaat naar de cofinanciering, dit zijn achtergestelde leningen die in combinatie met een gewone banklening worden toegekend. 1
INITIO Op 24 oktober hebben de Ministers Reynders en Laruelle een nieuw product van het Participatiefonds aangekondigd. Tot nu toe moesten KMO’s voor een krediet eerst naar de bank. Die nam dan eventueel contact op met het Participatiefonds. Om banken sneller over de streep te trekken, wordt die procedure bij het nieuwe product, Initio genaamd, nu omgekeerd. De KMO stapt eerst naar het Parti cipatiefonds, dat het dossier analyseert. Bij groen licht, zal het fonds een lening toekennen voor zowat 50% van het gewenste leenbedrag en met een maximum van 100.000 euro. Met die garantie kan de aanvrager dan naar de bank stappen om die over de streep te halen de andere helft van de lening toe te kennen. Voor de maatregel wordt 300 miljoen euro bij het publiek opgehaald via een obligatielening met staatswaarborg. Wie er op inschrijft, kan een fiscaal voordeel krijgen van 5% van het ingeschreven bedrag, met een maximum van 290 euro per persoon. Deze maatregel is een voege sinds 1 december 2008. Landbouw-service /
31
>
>
>
financieel
2 CASHEO Opgenomen in het federaal plan voor de KMO, richt deze maatregel zich rechtstreeks op de door KMO’s ondervonden problemen en op het minimaliseren van de gevolgen van de crisis. Casheo zorgt voor een oplossing voor de liquiditeitsproblemen waarmee kleine ondernemingen met een gezonde financiële structuur worden geconfronteerd als gevolg van de crisis, in het bijzonder kleine
ondernemingen die schuldvorderingen hebben op overheidsinstellingen.
of het balanstotaal de 10 miljoen euro niet overschrijdt.
Voor wie? Deze lening is bedoeld voor zowel natuurlijke als rechtspersonen, voor zover zij beantwoorden aan het kocriterium. Het Fonds baseert zich op de Europese definitie van een kleine onderneming: een onderneming met hoogstens 50 werknemers en waarvan de jaaromzet
Voor wat? Het mobiliseren van schuldvorderingen die KO’s hebben op overheidsinstellingen of parastatalen (Federale overheid, Gewesten, provinciale en plaatstelijke overheden) en vennootschappen waarin de overheid meerderheidsaandeelhouder is (Belgacom, De Post, Infrabel, enz).
Voor meer informatie:
i
www.waarborgregeling.be • www.fonds.org • www.kefik.be (bij “ondernemer” bovenaan)
BEA wordt KMO-portefeuille V
oortaan kunnen kmo’s en vrije beroepen via de kmo-portefeuille bij de Vlaamse overheid steun aanvragen voor het aankopen van ondernemerschapbevorderende diensten. Dit nieuwe instrument vervangt BEA (Budget voor Economisch Advies). Volgende diensten komen in aanmerking indien ze worden geleverd door erkende dienstverleners: • Opleiding: Opleiding gevolgd door werkenden in de onderneming met als doel het verbeteren van het bedrijfsfunctioneren. Voorbeelden: informaticacursus, taaltraining, opleiding communicatievaardigheden • Advies: Advies dat schriftelijk en op maat van de onderneming opgesteld wordt. Voorbeelden: communicatieplan, marketingstudie, SWOT-analyse
Opleiding
Steun % Steun-plafond per pijler
Advies
Technologie verkenning
gegeven: per jaar kan door een kmo maximaal € 15.000 steun aangevraagd worden volgens de voorziene percentages en rekening houdende met de steunplafonds. Voor strategisch advies is een extra budget voorzien. Aanvragen van de subsidie gebeurt elektronisch via de website www.kmoportefeuille.be. Op deze website of in de VLAO-subsidieleidraad vindt u diepgaandere informatie over deze maatregel. Voor gebruikers van BEA wordt een overgangsmaatregel voorzien: de reeds aangevraagde projecten kunnen verder uitgevoerd worden tot 31 december 2009. Voor nieuwe projectaanvragen beschikt u, zoals iedere andere kmo, sinds januari over een nieuwe kmo-portefueille waarin nieuwe aanvragen kunnen gebeuren. Advies Inter-nationaal onder-nemen
Strategisch advies
50%
50%
75%
50%
50%
€ 2500
€ 5000
€10000
€5000
€25000
Max per periode Periode
32
• Technologieverkenning: Technologische adviezen rond een innovatievraagstelling. Voorbeelden: uitvoeren van eerste berekeningen, verkennende (laboratorium) proeven; zoeken naar geschikte technologieën • Advies over internationaal ondernemen: Advies voor kmo’s die buitenlandse ambities hebben op het vlak van export of investeringen. Voorbeelden: oprichting buitenlandse vestigingen, licentieverkoop, marktstudie • Strategisch advies: Specifiek advies dat de economische en financiële haalbaarheid van strategische projecten moet bewijzen. Voorbeeld: haalbaarheid fusie In volgende tabel worden de verschillende steunpercentages en steunplafonds weer-
/ Landbouw-service
€ 15000
€25000 1 jaar
u i t s m I J t e r <
Het is crisis. De concurrentie is moordend. We hebben werk nodig. Allemaal redenen om uw prijzen drastisch te verlagen, nietwaar? Toch kan het ook anders: door uw prijzen juist nu te verhogen.
Crisis?
Doe uw prijs eens omhoog D
at klinkt tegenstrijdig, maar kan wel degelijk effectief zijn. Dat zegt Jan Boeren, adviseur bij Koenders & Partners, in zijn laatste Managementtip. Hij was bij een bedrijf dat grote installaties verkoopt en de beste in de markt claimt te zijn. Dus waarom zakken met de prijs, vroeg hij zich af? Het mag volgens Boeren best een prijs hebben dat zo’n installatie zorgt voor een optimaal productieproces, waarmee het bedrijf in kwestie (goed) geld verdient.
Videowand Hij illustreert dat als volgt: “Ik moest denken aan Klaas Molenaar. Klaas bedacht de videowand: die wand vol tv-toestellen die allemaal op hetzelfde kanaal zijn afgestemd. Hij deed dan een bepaalde tv in de aanbieding tegen een prijs die helemaal niet kon. Klaas had alle tv’s optimaal laten afstellen behalve dat ene toestel: dat was nét even niet optimaal. Dus verkocht hij niet het toestel met de laagste prijs, maar de toestellen die er naast stonden. Duurder, maar ook ‘aanzienlijk beter’.”
Volkswagen We hoeven nu niet allemaal met leugens en bedrog de crisis te overwinnen. Wel gaf Boeren de installatiebouwer het advies
om twee installaties aan te bieden: de ‘beste oplossing’ voor de klant in kwestie en daarnaast de budgetaanbieding. De prijs van de eerste kan dan omhoog. Of u er een paar eurootjes bovenop kunt doen, ligt uiteraard wel aan de branche waarin u werkt. Verkoopt u Volkswagens? Dan moet u nog drie keer nadenken voordat u de prijs verhoogt. “Dan moet je je op een andere manier onderscheiden, bijvoorbeeld door meer service te bieden of accessoires erbij te doen”, licht Boeren toe.
Smoezenboek “Ik wil helemaal niet zeggen dat elk bedrijf nu zijn prijzen moet verhogen”, vervolgt Boeren. “Wat ik met dit voorbeeld wil bereiken, is dat verkopers gaan nadenken over hun rol. Ze zijn, als het slecht gaat, meester in het opentrekken van het smoezenboek: ‘het is niet de tijd van het jaar’ of ‘ja, maar het is crisis’. Terwijl ze als het wél goed gaat, het succes aan zichzelf toeschrijven. Het heeft uiteindelijk allemaal te maken met de verkoopvaardigheid van de verkoper.”
Rendement Volgens Boeren zijn er andere manieren om uw klanten te overtuigen van
uw product of dienst. “Het bedrijf kijkt niet alleen naar de aankoopprijs, maar vooral naar het rendement op de investering. De crisis is een goede reden om alles uit de kast te halen en provocatief te zijn, omdat er meer druk is om te verkopen.” Daarin staat hij niet alleen. Volgens onderzoek van marketingcommunicatiebureau Euro RSCG Worldwide hechten klanten tijdens een recessie meer aan kwaliteit en service, dan aan lagere prijzen. Het aantal ondervraagde consumenten waarbij kwaliteit, en niet de prijs, van een product de doorslag gaf bij hun aankoopbeslissing, steeg met bijna een kwart vergeleken met vorig jaar. Kortom: mensen willen waar voor hun geld.
Menselijk “Consumenten hechten ook waarde aan het gevoel een verstandige aankoopbeslissing te hebben genomen, en aan investeren in merken die hun vertrouwen hebben,” aldus strategiedirecteur Andrew Benett. Meer dan tachtig procent van de ondervraagden wil dat het bedrijf een ‘menselijk gezicht’ toont. Zo spelen een uitstekende klantenservice (67 procent) en vertrouwen in het bedrijf (58 procent) een belangrijke rol bij een aankoop. Landbouw-service /
33
> L A NDBOUWBEURS V A N L IBR A MON T
Mecanic’show 2009 Tractoren op alle niveaus aanzienlijk verbeterd Ook dit jaar staat de Mecanic’Show in het teken van technische nieuwigheden op het vlak van landbouw- en bosbouwmachines.
D
e tractoren werden op alle niveaus aanzienlijk verbeterd. Hierdoor zijn ze niet alleen makkelijker te besturen, maar wordt ook het vermogen beter benut. De Deutz-Fahr Agrotron M650 Natural Power-Profiline is de eerste tractor die voor 100% kan rijden op ruwe koolzaadolie. Op vraag van de Landbouwfaculteit van Gembloux werd deze tractor standaard uitgerust met een uniek controlemechanisme: meting van het koppel, van de trekkracht, van de positie van het werktuig en van het verbruik. Een RTK-systeem staat in voor de sturing. De gegevens worden via telemetrie naar een kantoorcomputer gestuurd.
34
/ Landbouw-service
De Massey-Ferguson 8600 De Massey-Ferguson 8600 werd verkozen tot tractor van het jaar 2009. Hij beschikt over twee belangrijke innovaties: • een motor met een selectief katalytisch reductiesysteem (SCR) om het brandstofverbruik met ten minste 5% te verminderen en schonere uitlaatgassen te produceren, • een cabine met een dynamisch gestuurde vering “Opti-Ride Plus”. Case IH stelt het nieuwe model Puma CVX voor. Deze tractor is uitgerust met een traploos regelbare overbrenging met dubbele “DKT”-koppeling voor een maximale doeltreffendheid.
Voor haar gespecialiseerde tractoren van 70 tot 110 pk (Fendt Vario 200) stelt de firma Fendt een traploos regelbare overbrenging voor die zodanig is geplaatst dat de cabine een platte vloer heeft. Voor grondwerken vermelden wij speciaal de nieuwe hulpmiddelen voor de overdracht van het gewicht van het werktuig op de tractor. De 3- tot 6-scharige aanbouwploegen van Pöttinger beschikken over het gewichtsoverdrachtsysteem “Traction Control” dat bestaat uit een balanshefboom, een vijzel en een oleopneumatische accumulator. Bij Lemken krijgen de halfgedragen Karat-ploegen van vier meter en meer als optie een hydraulische versterking van het trekmechanisme. De zaaicombinaties worden gekenmerkt door een grotere modulariteit, een aanzienlijke autono-
Landbouw-service /
34
Landbouwbeurs van Libramont: informatiedag voor loonwerkers Op maandag 27 juli 2009 om 9u45 organiseert Landbouw-Service, in samenwerking met de Beurs van Libramont, het Landbouwkredieten CEETTAR een Informatiedag voor de loonwerkers.
i
PROGRAMMA 9u 45 10u 00
10u 05 10u 10
Onthaal van de deelnemers in het Business Center Opening van de informatiedag door Johan VAN BOSCH, Algemeen Secretaris van LandbouwService Welkomstwoord door Natacha PERAT, Manager van de Landbouwbeurs van Libramont Mecacost, de tool voor de online berekening van de kostprijs van landbouwmaterieel door Fabienne RABIER, wetenschappelijk medewerkster, departement landbouwtechniek, CRA-W
10u 25
10u 50
11u 45 12u 45
Landbouwvertrouwensindex 2009: de factoren die het bedrijfsinkomen beïnvloeden door Christine LAMBERT, Market Manager Bedrijven, Landbouwkrediet De plaats van de landbouw morgen in het kader van de WHO en het nieuwe GLB door Yves SOMVILLE, Directeur Dienst onderzoek, FWA Mecanic’Show, gevolgd vanop het terras van de Walexpo-hal Lunch aangeboden in samenwerking met het LANDBOUWKREDIET
Inschrijving is gewenst.
mie en een eenvoudigere werkwijze om de trechters te regelen en te vullen. De Kuhn Moduliner is een zaaicombinatie met hoge capaciteit (voorraadbak tot 3500 liter) die kan worden gebruikt voor vereenvoudigd zaaien of op een omgeploegd stuk land, voor rijenzaai of precisiezaai. De zaaicombinatie met roterende eg Accord i-drill-Pro van Kverneland heeft een nieuw doseertoestel op de zijkant van de machine. Door deze aanpassing kon de regeling worden vergemakkelijkt en de trechter worden verplaatst, om de overhang te verminderen. Voor zijn centrifugale meststrooiers heeft Sulky een automatisch systeem ontwikkeld voor de regeling van het debiet, dat werkt via geopositionering. Dit instrument wordt vastgemaakt op het automatische stuursysteem van de uiteinden van de spuitboom. Met de GPS-Switch stelt Amazone eveneens een automatische besturing voor, evenals een regeling van de werkbreedte van een meststrooier en sproeier via de DGPS-positionering. Op het vlak van voederoogstmachines onderscheidt het
Belgische bedrijf Joskin zich dit jaar met een wereldprimeur: een telegeleid oprolbaar dekzeil voor zijn silagebak. Dit hulpmiddel waarvoor een octrooiaanvraag is ingediend, wordt eveneens bestudeerd met de bedoeling het aan te passen aan alle aanhangwagens van het merk Joskin. Een andere nieuwigheid bij de oogstmachines is een starthulpmiddel voor de grote balenpers Krone Big Pack. Dit systeem maakt gebruik van een hydraulische hulpmotor en heeft als doel de transmissie te beschermen, en het verbruik en de slijtage van de tractor te verminderen. Bij de machines voor de veeteelt worden praktische nieuwigheden voorgesteld door vier firma’s. Emily rust zijn voederdoseermachine als optie uit met een zaagselprojector om te gebruiken in veeboxen of voor andere toepassingen. De afrolmachine voor ronde balen Warzée DE 550 beschikt over een automatisch koppelsysteem (octrooi aangevraagd) en een strokit waarmee zonder blaasinrichting over een correcte afstand kan worden gewerkt. De bedrijven Westermann en Lely bie-
den oplossingen voor het regelmatig aanvoeren van dierenvoeder. De uitrusting FA 1200 die wordt voorgesteld door Westermann, is voorzien van een wormschroefmechanisme om het veevoeder te mengen en te verplaatsen. Ze kan op elk type van lader worden geplaatst. De Lely Juno is een voederrobot die werd ontwikkeld op basis van de technologie van de schoonmaakrobot voor stallen. Hij gaat automatisch langs alle voerhekken en duwt het voer naar de dieren. In de houtsector stellen wij bij Pellenc een reeks ergonomische verbeteringen vast die het dragen van de besturingsaccu voor onderhoudswerktuigen vergemakkelijken. Voor zijn takkensnijder voor alle houtsoorten tot 250 mm diameter stelt de firma Rabaud ten slotte een aanpasuitrusting op telescopische lader voor. Net als tijdens de vorige edities zullen de geselecteerde machines worden tentoongesteld in een speciaal aangelegd park, en zal het publiek ze aan het werk kunnen zien in de Grote Ring op vrijdag 24 juli om 13u30, zaterdag 25 juli om 13u30, zondag 26 juli om 13u30 en maandag 27 juli om 11u45. Landbouw-service /
35
Een must Welkom op de informatiedag voor landbouwloonwerkers op maandag 27 juli om 09u45 in het Business Center (vooraf inschrijven)
Van 24 tot 27 juli 2009 op het beursterrein van Libramont en op 28 en 29 juli te Paliseul (bosbouwdemonstraties)
www.foiredelibramont.com Tel. 061 23 04 04
Indust Bâtime Industriebouw Bâtiments Industriels Industriebouw Bâtiments Industriels
Industriebouw Bâtiments Industriels
Industriebouw Industriebouw Bâtiments Bâtiments Industriels Industriels