Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C
Handleiding niveau C
Deze strategieles bevat meerdere opdrachten rondom de strategie Ophelderen van onduidelijkheden. Elke opdracht betreft een aspect van deze strategie. Het is de bedoeling dat u een keuze maakt uit de opdrachten. Stel vast met welk onderdeel uw leerlingen moeite hebben en biedt de opdrachten aan waarin dat onderdeel centraal staat. U kunt ook meerdere keren aandacht besteden aan het ophelderen van onduidelijkheden en telkens een ander aspect van de strategie aan bod laten komen. Laat de leerlingen bij elke opdracht het stappenplan met de woordhulp erbij nemen. Overzicht van de opdrachten: Opdracht 1: Teaser; korte opdracht om de aandacht van de leerlingen op de strategie Ophelderen van onduidelijkheden te richten Opdracht 2: Voordoen-nadoen; het modelen van moeilijke woorden Opdracht 3: Woordhulp; een stukje teruglezen of verder lezen Opdracht 4: Woordhulp; naar de illustraties kijken Opdracht 5: Woordhulp; naar het woord zelf kijken Opdracht 6: Letterlijk en figuurlijk taalgebruik Opdracht 7: Woordhulp; gebruik van het woordenboek Opdracht 8: Alle aspecten van de strategie gecombineerd
Moeilijke woorden? (klas en groepjes) 1. Lees de tekst voor of laat een van de leerlingen de tekst lezen. 2. Bespreek vraag 2 klassikaal. 3. Laat de leerlingen in groepjes de betekenis van de woorden bedenken. Bespreek de opdracht klassikaal na. Inventariseer de antwoorden van de verschillende leerlingen. Vraag de leerlingen of ze de woorden makkelijk konden afleiden. Hoe deden ze dat? Waar letten ze op? Inventariseer deze manieren van afleiden. Probeer zo mogelijk uit te komen op de vier tips van de woordhulp: - Lees een stukje terug of verder. - Kijk naar de illustratie bij de tekst. - Kijk naar het woord zelf. - Vraag aan iemand anders of kijk in het woordenboek. 4. Probeer samen met de leerlingen een vertaling te maken van het stukje tekst over Kobus en Agnietje. Hieronder treft u een mogelijk vertaling van tekst 1 aan. Nadat onze fatsoenlijke knecht al een keer geprobeerd had om de onervaren Agnietje te versieren, twijfel ik er niet aan dat hij de volgende zondag zijn uiterste best gaat doen om nog een kans te wagen. En hierin vergiste ik me niet, want die zondagmiddag na de kerk kwam hij netjes aangekleed met zijn haren netjes gekamd, waardoor hij een hele andere man leek, langzaam aangelopen. Maar de arme jongen deed vergeefse moeite. De deur en de ramen bleven gesloten bij Agnietje. Toen hij
pagina 1 van pagina 9 1 van 9
Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C voor de derde keer het huis van Agnietje voorbij wandelde sloeg hij dan ook met uiterste verslagenheid zijn ogen op naar de hemel, alsof hij daar over Agnietjes ongevoeligheid en wreedheid wou klagen.
Voordoen – nadoen (klas) 1. Bespreek de uitleg over voordoen-nadoen. Hierin staat hoe je voor kunt doen hoe je zelf de betekenis van een moeilijk woord of stuk tekst afleidt. Dat heet modelen. 2. Model de inleiding van tekst 2. Begin te lezen en in de tweede zin, modelt u het woord majestueuze als volgt: Ik lees het woord majestueuze. Wat betekent dat woord ook weer precies? Ik zie dat het woord majestueus wel lijkt op het woord majesteit. Ik weet wat dat woord betekent, namelijk koning of koningin. Dus ik denk dat majestueuze betekent dat iets koninklijk is of iets groots is. 3. Behandel zo nog een woord of moeilijk stukje tekst uit de inleiding, bijvoorbeeld inhuldigen, kritiek, of symbool. 4. Laat nu een van de leerlingen twee woorden uit de tweede alinea modelen, waarbij hij of zij de zinnen uit de uitleg herhaalt en invult zoals u het bij de inleiding gedaan heeft. Dus ik lees…, Ik zie…, Ik weet…, Dus ik denk…. 5. Laat een andere leerling de laatste alinea modelen. 6. Bespreek het voordoen-nadoen na. Vonden de leerlingen dit handig?
Een stukje terug- of verder lezen (klas en groepjes) 1. Lees de uitleg. Vraag of de leerlingen zelf voorbeelden weten van synoniemen en antoniemen. 2. Laat de leerlingen de tekst lezen waarbij ze vooral letten op synoniemen, antoniemen en uitleg in de tekst. 3. Laat de leerlingen in drietallen de puzzel invullen. De woorden bij de puzzel staan vetgedrukt in de tekst. 4. Bespreek de puzzel na. Bespreek bij elk in te vullen woord waar ze dit in de tekst terug hebben gevonden.
Naar de illustratie bij de tekst kijken (klas en groepjes) 1. Bespreek de uitleg met de leerlingen. Geef aan dat op de woordhulp van het stappenplan staat dat je ook naar de illustraties bij de tekst kunt kijken. Die kunnen soms ook helpen om achter de betekenis van een moeilijk woord te komen. 2. Laat de leerlingen in groepjes de tekst lezen en woorden onderstrepen. 3. Laat de leerlingen in groepjes vier woorden uit de tekst omschrijven. 4. Bespreek de opdracht na. Heeft de illustratie geholpen bij het achterhalen van de betekenissen van de woorden?
pagina 2 van pagina 9 2 van 9
Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C
Naar het woord kijken (klas en alleen) Materiaal: zorg voor vraag 4 voor voldoende kopieën van het kopieerblad achterin deze handleiding. Elke leerling heeft 5 kaartjes met woord erop en vijf kaartjes met betekenis erop nodig. 1. Laat de leerlingen vraag 1 individueel maken. Bespreek de betekenissen klassikaal. Welke betekenis is het beste? 2. Lees de uitleg gezamenlijk. In de woordhulp van het stappenplan staat dat je ook naar het woord zelf kunt kijken. Misschien ken je al een stukje van het woord, of meerdere stukjes. Dan kun je er op die manier achter komen wat het woord betekent. Welke stukjes van de woorden bij vraag 1 waren al bekend? Inventariseer een aantal bekende woorden van vraag 1. 3. De leerlingen maken ieder tien kaartjes: vijf met zelf verzonnen samengesteld woorden en vijf met de bijbehorende betekenissen van deze woorden. 4. Laat de leerlingen in groepjes van vier memory spelen met hun kaartjes. Memory gaat als volgt: de eerste speler draait een kaartje naar keuze open. Vervolgens draait hij een tweede kaartje open. Als het woord en de betekenis van het woord een bij elkaar horend paar vormen, dan neemt de speler de twee kaartjes en legt deze voor zich neer. Vervolgens is hij nog een keer aan de beurt, tot hij twee kaartjes heeft opengedraaid, die geen paar vormen. De twee openliggende kaartjes worden weer gedekt op hun plaats terug gelegd. Nu gaat de beurt naar de volgende speler. Het spel eindigt als alle kaartjes van het speelveld zijn genomen. De speler met de meeste paren wint. 5. Bespreek het menoryspel na. Waren er goede samengestelde woorden gemaakt met goede bijpassende betekenissen?
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik (alleen en groepjes) 1. Bespreek de uitleg met de leerlingen. Vraag de leerlingen naar voorbeelden van figuurlijk taalgebruik. 2. Laat de leerlingen individueel vraag 2 maken. Bespreek deze na. 3. Laat de leerlingen in groepjes het schema invullen met de letterlijke en figuurlijke betekenis van dezelfde woorden. 4. Bespreek de opdracht na. Weten zij het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
groepjes)
Opzoeken in het woordenboek (klas en alleen of in
Materiaal: zorg voor voldoende woordenboeken of toegang tot online woordenboeken. 1. Bespreek de uitleg met de leerlingen. Weten ze hoe ze moeten zoeken op alfabet? Laat anders klassikaal de woorden van vraag 2 op alfabet zetten. 2. Laat de leerlingen individueel of in groepjes vraag 2 maken. Bespreek deze na. 3. Laat de leerlingen individueel of in groepjes het schema invullen met de letterlijke en figuurlijke betekenis van dezelfde woorden. 4. Bespreek de opdracht na. Konden ze de woorden goed vinden in het woordenboek.
pagina 3 van pagina 9 3 van 9
Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C
Tekst lezen en onduidelijkheden ophelderen 1. In deze opdracht worden de verschillende strategieën gecombineerd bevraagd en de woordhulp komt in zijn geheel aan bod. 2. Laat de leerlingen individueel vraag 1 maken. 3. Laat de leerlingen individueel de tekst lezen. 4. Bespreek de uitleg klassikaal; hierin staat de woordhulp. 5. Laat de leerlingen individueel of in groepjes vraag 4 maken en het schema volledig invullen. 6. Laat de leerlingen individueel vraag 5 beantwoorden. 7. Bespreek het schema en de handigste tip (vraag 4 en 5) na.
pagina 4 van pagina 9 4 van 9
Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C
Antwoorden Moeilijke woorden? 2. Kobus probeert Agnietje te versieren, maar dat lukt niet. 3. hupschen: fatsoenlijke werkgast: knecht onbedreeve: onervaren ’s agtermiddags: in de namiddag zinlyk uitgedost: keurig aangekleed dog: maar reis: keer spanseerde: wandelde klagtig vallen: klagen
Een stukje terug- of verder lezen u s
i
t
h
a
l
e
n
p
s
y
c
h
i
a
t
e
r
t
o
p
p
e
n
b
e
d
e
n
o
i
n
v
l
o
e
b
o
e
i
e
n
n
s
c
h
u
l
d
i
g
b
e
w
u
s
t
e
l
o
o
s
Naar de illustratie bij de tekst kijken Mogelijke woorden die duidelijker worden door de illustratie zijn: •
de waterkringloop = het natuurkundige proces waarbij oceaanwater verdampt door opwarming van de zon, dan in de lucht wolken vormt, en als regen of sneeuw op aarde valt en via de rivieren en bodem weer naar de oceanen terugstroomt.
•
het oppervlaktewater = bovengronds water dat aanwezig is in onder andere rivieren, meren en zeewater
•
verdampen = in damp of stoom veranderen (door opwarming van de zon)
•
de condensatie = het proces dat waterdamp wolken worden
•
de neerslag = water dat uit de lucht op de aarde valt als regen, sneeuw of hagel
•
de infiltratie: het proces waarbij neerslag wordt opgenomen door de bodem
•
het grondwater = water dat in de grond zit
Naar het woord kijken a. rugzaktoerisme = een vorm van toerisme, waarbij men met een rugzak de wijde wereld intrekt b. onuitroeibaar = niet uit te roeien, niet te vernietigen c. hypnotiseerbaar = kun je hypnotiseren
pagina 5 van pagina 9 5 van 9
Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C d. ex-journalist = vroegere journalist e. recordtempo = hoogste tempo (snelheid) f.
antivirus = tegen virus (iets wat een ziekte veroorzaakt of een computer ‘ziek’ maakt)
g. heroverwegen = opnieuw overwegen (nadenken of je iets wilt doen of niet) h. ontvluchten = weg vluchten, weggaan voor iets i.
verteerbaar = kun je verteren
j.
verbeteraar = iemand die wil verbeteren
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik 2. Letterlijk zijn de zinnen 1, 3, 5, 7 & figuurlijk zijn de zinnen 2, 4, 6. 3. betekenis
letterlijk of figuurlijk?
1
2
a. Moeder sneed de verjaardagstaart aan.
het eerste stuk eruit snijden
let.
b. Op de vergadering werd als het onderwerp
ergens over beginnen te
fig.
‘gezondheidszorg’ aangesneden.
praten
a. Mensen zullen je eerder geloven als je je mening
duidelijker maken,
met feiten of argumenten kunt ondersteunen.
krachtiger maken
b. Opa werd ondersteund door zijn kleinzoon.
iemand helpen overeind te
fig. let.
blijven 3
a. Ik stapte van mijn fiets af om even op een
ergens af gaan
let.
b. Ik stapte van mijn plan af omdat niemand het
ergens niet langer mee
fig.
ermee eens was.
bezig zijn
terrasje te gaan zitten.
pagina 6 van pagina 9 6 van 9
Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C
Opzoeken in het woordenboek 2. Woord
Grondwoord
Betekenis volgens woordenboek (Basiswoordenboek)
onverkwikkelijk
onverkwikkelijk
vervelend, akelig, waar je nare gedachten aan overhoudt
dualistisch
dualistisch
bestaande uit twee verschillende, vaak tegengestelde dingen
ontsproten
ontspruiten
ergens uit ontstaan
col
1 opstaande kraag rond de hals; 2 hooggelegen bergpas in Frankrijk en Zwitserland
verongelijkt
met het gevoel dat je onrecht aangedaan is, dat je onredelijk behandeld bent
kol verongelijkte
3. Zin
Woord
Betekenis volgens
waarbij je
woordenboek
Letterlijk / figuurlijk
zoekt Bij deze verkoper moet je
adder
uitkijken, want er is altijd wel uitspraak
een mening of oordeel uitspreken over
letterlijk
draad
niet meer begrijpen waar het over gaat
figuurlijk
aanpakken
vastpakken, beetpakken
letterlijk
besluiten
iets beëindigen, iets
letterlijk
geen uitspraak doen. Sorry, ik ben de draad van het
figuurlijk
gemenigheidje achter
een addertje onder het gras. Over die gebeurtenis wil ik nog
pas op, er zit een
verhaal kwijtgeraakt. Kun je het nog eens herhalen? Hij pakte het cadeautje aan dat zijn zus voor hem had meegebracht. Het feest werd besloten met een lied voor de jarige. Als mijn ouders weg zijn, laten ze de buren een oogje in het zeil houden.
afsluiten oog
toezicht houden
figuurlijk
pagina 7 van pagina 9 7 van 9
Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C
Tekst lezen en onduidelijkheden ophelderen Woord
Betekenis
lokaal
plaatselijk
in de trant van obsceen met beide benen op de grond staan
zoiets als smerig, schunnig staan op allebei de voeten en de voeten niet optillen
het equivalent
iets dat gelijkwaardig is
onrespectvol in contrast met de ogen zijn de spiegels van de ziel
zonder respect, oneerbiedig in tegenstelling tot in de ogen van een persoon herkent men het karakter
pagina 8 van pagina 9 8 van 9
Strategielessen serie 2 Ophelderen van onduidelijkheden Handleiding niveau C
Kopieerblad bij Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
Woord:
Betekenis:
pagina 9 van pagina 9 9 van 9