„LA TRAVIATA"
FILMKUNSTENAARS heoefenen o F O Iv l Een filmkunstenaar is een mensch als een ander en zijn leven is stellig niet zoo romantisch en gemakkelijk als de bioscoopbezoeker, misleid door de mooie scènes op het witte doek, soms zou denken. Zijn beroep is zwaar: het spelen voor de film is geenszins een sinecure. De acteurs en actrices werken lange dagen in uiterste gespannenheid van geest, met volledige mobilisatie van hun geheele kunnen. Het is dus logisch, dat zij minstens evenzeer als alle andere werkers behoefte hebben aan ontspanning, die hen voor een wijle las maakt van hun arbeid, die hen naar geest en lichaam verfrischt. ledere filmspeler zoekt dus in zijn vrije uren de ontspanning, die hem het meeste trekt. In onzen tijd van sportbeoefening ligt het voor de hand, dat ook velen van deze kunstenaars nieuwe krachten trachten op te doen in sport en spel. Door de sport, die de spieren staalt, het .lichaam de noodige beweging geeft, kan men tevens frissche lucht en milde zonnewarmte opdoen, nadat men soms dagen achtereen in het verblindende kunstlicht der filmateliers heeft gestaan. De vrije uren, aan de sport besteed, schenken het lichaam gezondheid en den geest verfrissching, zoodat het moeilijke dagelijksche werk met nieuwe moed en kracht aanvaard kan worden. Elk vogeltje zingt, zooals het gebekt is. ledere sportliefhebber heeft een voorkeur voor een der vele takken van sport.
BIJ DE AMSTERDAMSCHE OPERA Heeft Guiseppe Verdi de draagkracht onderschat van zijn revolutionnaire daad, een opera te laten spelen „in den tegenwoordigen tijd"? Immers, „La Traviata" is de eenige van de acht-en-twintig opera's, die hij schreef, welke zich geheel in de werkelijkheid harer dagen bewoog. De profanatie van „een opera in modem costuum" is hem zóó kwalijk genomen, dat bij de eerste opvoering in 1853 te Venetië „La Traviata" door een opzettelijk slechte rolbezetting in een beslist fiasco werd weggeïntrigeerd. Heeft de Amsterdamsche Opera de draagkracht onderschat van haar keuze, voor de verrijking van haar speelrepertoire juist op dit moeilijke werk van den meester uit Parma haar voorkeur te doen vallen ? Dat Verdi in dit repertoire ook vertegenwoordigd moest worden, stond vast, maar waarom den grooten worp gewaagd naar dat werk uit de acht-en-twintig, dat in zijn tekst zoowel als in zijn muziek het kwetsbaarste moet worden geacht? Een fiasco is deze keuze gelukkig niet geworden, maar een succes toch óók niet. Men mag dit te meer betreuren, omdat onze jonge opera juist in de week, waarin de eerste opvoering van het „Deutsche Theater" te wachten stond, in een positie van mededinging en van vergelijking werd geplaatst. Dat een Nederlandsche Opera altijd een' achterstand zou moeten boekstaven bij verrichtingen uit ae balcermat van ruimschoots een eeuw operacultuur was te voorzien en te dragen, maar net stemt tot teleurstelling, dat door een blijkbaar onjuiste keuze deze achterstand noodeloos werd vergroot.
De één zal het liefst te paard stijgen en door de herfstige bosschen of langs de zomersche landouwen draven, één met dien trouwen en verstandigen kameraad, 's menschen edelste verovering: het paard. Zoo denken b.v. Hannelore Schroth en Johannes Heesters er over. U vindt hen met hun rijdieren op deze pagina's afgebeeld. Wie zal niet willen beamen, dat op een stralenden zomerdag de wijde waterplas verlokkender is dan de stoffige filmstudio's? Dan stapt men als Monika Burg in de boot en steekt van wal, om als een ander mensch, vermoeid, maar gelukkig, terug te keeren. Men kan het ook gemakkelijker aanleggen en het bootje in het riet sturen, waar de zon minder fel en de rust heerlijk is, hetgeen Ilse Werner wel schijnt te weten. Carl Raddatz heeft een geheel ander sportvermaak gevonden. Hij neemt de boog en de pijlen en oefent zijn blik en zijn hand. De pijlen snorren door de lucht en als de roos wordt getroffen, is Raddatz minstens even gelukkig al^ na een geslaagde filmscène. Zooals de een de vreugde op het water zoekt in de boot, de ander op het land te paard, zoo stijgt Heinz Rühmann in zijn eigen vliegtuig de lucht in, om op zijn vlucht zijn geest te ontspannen van de taak, ons allen op de film* te vermaken. Rühmann is een even goed piloot als Raddatz een schutter en Monika Burg een roeister Linkt: Zon, water, een kleine boot ...en Monika Burg is gelukkig! —- Rechtsboven: Hannelore Schroth op haar trouwe rossinant. — Rechts: Ilse Werner stuurt de boot in het riet. — Onder: De vliegsport heeft Heinz Rühmann's liefde; hij toonde het in „Quax, de brokkenpiloot"! (foto's Ufa/Terra-Toiis)
Boven: Een vaste hand en een scherpe blik: _Carl Raddatz controleert zijn resultaat. (foio's Ufa/von ffarbou)
is. Hij vliegt al jaren en Ls nog even geestdriftig, als toen hij voor het eerst den istuurknuppel in handen nam. Zoo beoefenen zij in hun vrijen tijd dê sport, deze filmkunstenaars. En zoo helpt de sport weer de filmkunst. Want door de sport blij ft het lichaam der spelers gezond en — naar de spreuk: „mens sana in corpore sano": in een gezond lichaam huist een gezonde geest — wordt hun kunstprestatie beter. En dat laatste ook, omdat zij hun sport vaak in de film kunnen toepassen ! 3
.
(nr. 47) - CINEMA & THEATER
äJKtfiufiäti
„ Inderdaad, met „La Traviata" was een groote worp 'gewaagd. Het aan Alexandre Dumas' teere tragedie „La dame aux camélias" ontleende libretto kan onvolkomenheden in spel niet verdragen, die in een opera-draak nog wèl kunnen worden weggezongen met buitensporig hooge of lage of lange noten, met behaagzieke 'glissandi of portamenti en met daverende stretta's. En met zijn fijne artistieke intuïtie heeft Verdi zijn muziek voor deze tragedie van de verdoolde vrouw met soms naar het fragiele neigende zuiverheid afgestemd op vorm en zin van het woord zijns trouwen tekstschrijvers Francesco Maria Piave. Als artistieke intentie getuigde de keuze van juist „La Traviata" uit het Verdirepertoire van prijzenswaardige aspiraties. Men heeft zich kennelijk naar den publieken smaak gericht, maar dezen niet willen vleien met den bombast van een „Trovatore" of „Rigoletto". Men heeft naar een indrukwekkende tooneelaankleeding gestreefd en deze in de mooie decors ook bereikt; maar door, wat costumeering en grime betreft, de klok anderhalve eeuw terug te zetten, zijn doel voorbijgestreefd: het stuk speelt in 1853! Men heeft aan de schoone partituur kennelijk een deugdelijke instudeering gewijd, maar blijkbaar toch nog niet lang en grondig genoeg. Omdat een Nederlandsche Opera door gebrek aan traditie en routine wel moet Een scène uit de eerste acte. Achter de tafel staande met een glas in de hand Gerda Pons. Naast haar Chris Reumer. (Foto VNP-de Haan)
m&mmtmfim******
tekortschieten, mag en willen wij haar daarom niet lastig vallen. Maar de critiek zou niemand er een dienst mee bewijzen deze voorstelling van „La Traviata" te prijzen als eene, waarvoor de beschikbare krachten zoo intensief en doelmatig mogelijk in het geweer zijn gebracht. De regie was te traag, niet voldoende van geest en sfeer van het onderwerp doordrongen. Starre traditie en verbondenheid aan het notenbeeld drukten in muzikaal opzicht te zeer de artistieke mogelijkheden van het voorhanden „materiaal". Voor een minder gelukkige bezetting van de titelrol mag misschien het excuus gelden, dat een ideale Violetta Valéry onder onze zangeressen waarschijnlijk niet te vinden is geweest. De vereeniging van een coloratuur- èn een dramatische sopraan, die Verdi in zoovele van zijn vrouwelijke operafiguren eischt, ligt vermoedelijk nog niet binnen ons bereik! Maar met blijdschap mag daarnaast worden erkend, dat tegenover dit debet een niet onaanzienlijk credit kon worden gesteld in een goed ingespeeld orkest, in goed bezette mannenrollen, in een meer gedisciplineerd dan geroutineerd koor, en in .een fraai ballet onder leiding van Yvonne Georgi. Laat men op deze plaats détailcritiek terzijde, dan maakt men een balans op, waarvan het eindresultaat verre blijft van een catastrophe en die bij verder inspelen zeker een gunstiger beeld krijgen kan. Gerda Pons zal als „pjotagoniste" in „La Traviata" vocaal en theatraal wel niet tot een bevredigend peil kunnen stijgen, maar haar gunstige hoedanigheden: een op het détail afgestemde zang en spel en een voor de rol van Violetta passende uiterlijke verschijning, zullen haar tekorten verder kunnen verkleinen.' Chris Reumer's over het geheel bevredigende Alfredo zal zich .stellig nog meer uit een zekere bevangenheid kunnen losmaken en Theo Baylé's vocaal prachtige Giorgio Germont zal dan ongetwijfeld ook beter tot zijn recht kunnen komen. Waarmede dan maar gezegd wil zijn, dat met deze bij andere prestaties van ons hoofdstedelijk operagezelschap ten achter
staande première zeker niet alles verloren is! Onze opera blijft bij een nu eenmaal niet weg te redeneeren manco aan operacultuur aanspraak maken op een zekere toegevendheid. Maar zij blijve zich haar mogelijkheden en vooral haar roeping ten volle bewust en late in haar repertoire geen werken verdwalen, die boven haar macht moeten liggen! G. K. KROP
WITTËBROODMKM Wij kennen Paul Helwig, den geestelijken vader dezer „Wittebroodsweken" niet, maar na een voorstelling van de tournee, die de Kurhessische Landesbühne uit Kassel met dit verrassende blijspel in ons land gaf, te hebben bijgewoond, zijn we bijna geneigd aan te nemen, dat hij van elk willekeurig en onbeteekenend onderwerp een vlot en geestig tooneelstuk kan maken. Want goed'beschouwd hebben de verwikkelingen, waarin een pas getrouwd paartje wordt betrokken, niet zoo heel veel om het lijf en heeft men het recept van den pseudo-echtgenoot, die zich om den lieven vrede voor een boosaardige schoonmama angstvallig verscholen houdt, al wel meer in toepassing gezien. Dat de auteur hiervan echter iets wist te maken, waarmee hij ook iederen tooneelliefhebber buitengewoon veel pleizier schenkt, pleit voor zijn vindingrijken geest. Hij bewijst er mee te beschikken over veelzijdige kwaliteiten, en vooral over een frissche oorspronkelijkheid, die temidden der gemeenplaatsen van nog maar al te veel blijspelen, weldadig aandoet. Rake dialogen, situaties boordevol leven en temperament, trekken als een wervelwind aan den zich amuseerenden toeschouwer voorbij ; daarbij sluiten zij ineen als de deeltjes van een legkaart. Reeds dit verschaft veel pleizier. Het genoegen stijgt, naarmate men bespeurt, hoe de artisten van het Kasselsche gezelschap er in slagen alles nog eens apart kleur en leven te geven door hun flitsende en verrassende spel, door hun scherp omlijnde typeeringen en hun aanpassing' aan den steeds w-isselenden toestand. Voorts demonstreert zich voor den opmerkzamen toeschouwer ook de invloed van een sterke regie, die iedere scène heeft gezien als een deel van het geheel. Hierdoor is bij deze voorstelling menig grappig effect verkregen, dat de aantrek^ kelijkheid van het geheel verhoogt. De regie van Walter Finder — als de flegmatieke doctor in de filosofie was hij ook óp het tooneel een "der voornaamste figuren — heeft gezorgd, dat het blijspel tot'zijn recht kwam. Finder had daarbij de beschikking over — meest jonge — krachten, die overal begrip toonden voor hun rol en zorgden voor een pittige voorstelling, Het decor was voornaam en artistiek. . . ..:.„: „..i^.CAREt ENKE.L.AAR
nam vaders plaats in — gehuldigd in een Zondagochtend-bijeenkomst, belegd door de Nederlandsch-Duitsche Kultuurgemeenschap in den Amsterdamschen Stadsschouwburg. Heinz Lohrscheidt van het „Deutsche Theater in den Niederlanden" declameerde voortreffelijk een tweegesprek tusschen den geestelijke en Heinrich uit „Die versunkene Glocke", en de slotscène uit „Michael Kramer" — een der aangrijpendste monologen uit Hauptmann's werk. Dr. Carter Kniffer schetste in het Duitsch de beteekenis van Hauptmann en zag den titel van het stuk „Einsame Menschen" als een motto bij al zijn werk; F. Primo1) sprak in het Nederlandsch over den invloed van Hauptmann op het Nederlandsche tooneel, die zeker aantoonbaar is, hoewel hij de hoop moest uitspreken, dat ons tooneel hem nféér dan vroeger door opvoeringen van zijn werk zal eéren. Het Amsterdamsche Concertgebouw-Orkest onder Eugen Jochum zette de samenkomst luister bij met de ouverture tot „Iphigeneia in Aulis" van Von Gluck (als om den dichter te eeren voor zijn laatste werk: „Iphigeneia in Delphi", dat de laatste periode van Iphigeneia's leven behandelt) en Beethoven's ouverture „Leonore III".
NEERLANDS JONGSTE ACROBAAT Jack Junior — succesvol debuut na jaren oefening. Over de waardeering en het begrif van het variété„nummer". Bij alle waardeering, die het variété in de laatste jaren weer in ons land gaat ondervinden, mogen wij toch niet spreken van een „variétécultuur.". Dit is schijnbaar een groot woord, voor ons althans, want het wordt minder overdreven als wij weten, dat in het buitenland zeker zoo'n „cultuur" bestaat. Variété is geen kunst met een grbote K, het heeft met het begrip kunst waarschijnlijk in het geheel niets te maken, maar toch verdient deze amusementsvorm meer liefde, meer enthousiasme dan hem in ons land gegeven werd en gegeven wordt: Dit geldt niet alleen voor het publiek, maar ook voor hen, die zoo nu en dan over dit vak plegen te schrijven. Al te vaak is men in de mee. .
Een stuk, dat reeds in 1932, dadelijk nadat het gereedkwam, door Cor van der Lugt Melsert werd gegeven, „Voor Zonsondergang", zal binnenkort opnieuw op het repertoire verschijnen, wederom onder zijn regie en mét hemzelf in de hoofdrol. „Rose Bernd", Hauptmann's zooveel vroegere, naturalistische werk, blijkt nog volkomen gaaf bij de opvoeringen door het „Noordhollandsch Tooneel"2), dat vermoedelijk „De verdronken klok" (in de nieuwe vertaling van drs. J. W. van Gittert) den volgenden zomer zal opvoeren in open- ' luchttheaters, waartoe dit spel zich bijzonder goed leent. Het Residentie-tooneel heeft op zijn nepertoire genomen Hauptmann's „Der Biberpelz", hoewel „Iphigeneia in Delphi" wellicht aardiger geweest was in aansluiting op het zoo geslaagden „Iphigeneia in Tauris". De grijze dichter heeft er recht op, dat alle facetten van zijn veelzijdig werk belicht wordenI , H-p.
Linksboven: Jack Junior, Necrlands jongste acrobaat, gevoelt zich niettegenstaande hij eerst kortgeleden debuteerde, reeds volkomen o-p zijn gemak in de kleedkamer. — Links: Een van zijn aardige tricks, die tegelijk van zijn frachtig technisch kunnen getuigt: na een boog gemaakt te hebben zet hij een strooien hoed met zijn voeten of! — Rechts: Een succes-nummer: van een hooge stellage duikt Jack Junior achterover, komt of de onderstaande tafel of zijn handen terecht en daarna met een salto of den grond. (Foto's Cor Dokter)
1) Uitvoerigr schreef F. Primo over Hauptmann's werk in deel x der „Theater-reeks": „Leven en werk van Gerhart Hauptmann", terwijl hij een artikel aan den grijzen schrijver wydde in „Cinema & Theater" nr. 452) Dit stuk verschijnt binnenkort als Deel 4 der „Theater-reeks", in de vertaling van en ingeleid door F. Primo. De opvoering werd besproken in „Cinema & Theater" nr. 46.
5 CINEMA &* THEATER - (nr. 47)
ning, dat over variété, over de artisten en hun werk iedereen kan schrijven, die over een min of meer vlotte pen beschikt. Echter, elke vakman bemerkt onmiddellijk het verschil tusschen het artikel van den deskundigen scribent, die het métier door en door kent, en dat van den gelegenheidsschrijver, die zich al heel vakkundig acht, omdat hij zoo nu en dan eens tusschen de coulissen ronddoolt of een kijkje kan nemen in een kleedkamer. Een belangrijke voorlichtende taak in populairen zin is nog voor de — deskundige — publicisten weggelegd. Variété-cultüür is: begrip voor de prestaties der artisten. Als een iuchtnummer als dat van Luisita Leers bijna tallooze malen om een öngetrucqueerde trapeze draait — en hoe! — een prestatie, die ook voor haar mede-artisten iets zeer bijzonders is, beseft het publiek in het algemeen niet het uitzonderlijke daarvan en zou men het evenzeer op prijs stellen, als een en ander aan een wèlgetrucqueerde trapéze zou geschieden. Van Vliet, een van onze bekende „rijwielacrobaten", vertelde mij nog onlangs van een pirouette, die hij onder het rijden voor op het stuur maakte en waarop hij bijna anderhalf jaar geoefend had. Succes matig! Het „duo-rijden" met zijn partnerin ter weerszijden van een fiets, ieder op een pedaal, is een lachsucces, het slaat in. Als zij dat een maand geprobeerd hebben, is het lang .... Deze regelen kwamen ons in de pen, toen wij dezer dagen eens kwamen kijken bij het oefenen
(nr. 47) - CINEMA & THEATER
__
van Jack Junior, die zeker de jongste acrobaat in ons land genoemd mag worden. Zeven jaar oefende Jack Junior, thans is hij veertien en kortgeleden maakte hij officieel zijn debuut: een !eer succesvol debuut. Zeven lange jaren oefende lij en zijn jonge lichaam, dat van nature nog ille soepelheid bezit, toont een uitgesproken alent voor dit métier. Oefenen, met wilskracht ;n doorzettingsvermogen, dat. is iets, waaraan het publiek nog al te weinig denkt bij het zien van een goed variéténummer. Dan Sayton, Jack Junior's leermeester, één van onze bekendste variétémenschen, kan trotsch zijn op zijn leerling, die ongetwijfeld reeds thans tot de beste „springers" van ons land behoort. Het tempo bij zijn optreden is bewonderenswaardig: hoogstanden, feilloos uitgevoerd, salto's, flicflacs en alle andere toeren, die des acrobäats zijn, volgen elkaar zonder onderbreking en met prachtige souplesse op: een nummer, waarmee menige volleerde acrobaat blij zou zijn. „Zijn oefening heeft wat langer geduurd dan in het algemeen het geval is", vertelt ons Dan Sayton, „maar hij is dan ook van alle markten thuis. Hij zou kunnen werken als lichte bovenman, bij een ,,Kautschuk"-nummer, bij tramplinspringers; hij jongleert, hij werkt mee in ons fietsnummer. Hij repeteert graag en dat is natuurlijk een voordeel, want veelal moest dat 's middags en 's avonds na schooltijd gebeuren. Wij zijn nu bezig met een dubbele salto en het zal nog wel eenigen tijd duren, voor het zoover is. Hier in Holland heeft nog niemand dat vóór hem gedaan, maar ik geloof zeker, dat het hem lukken zal, die „dubbele salto"! Begrijpelijkerwijs is hij als iedere jongen van zijn leeftijd nog speelsch en juist door die speelschheid komt hij goed vooruit. Bij een ander zie je tijdens een bepaalde oefening langzamerhand vorderingen, bij hem niet. Je oefent eenigen tijd en hij gaat niet merkbaar vooruit, hoewel ik het natuurlijk aan kleinigheden wel kan zien. Maar dan ineens hebben zijn hersenen het te pakken, kan hij het verstandelijk uitvoeren en dan maakt hij dat bepaalde onderdeel ook!" Ongetwijfeld gaat Jack Junior, onze jongste acrobaat, als variété-nummer een succesvolle toekomst tegemoet! COR DOKTER
>_-«_-»-,
isi^p y-»».y»«yiwy.^^
' " ■"»."- ^ '"^Z^ßllfir^W^^^^^
liMII*l))H)»]lli,.\i I,
mwm \\ BLIJDORP /ra deze kolom van boven naar beneden: Marie-Jeanne van der Veen en Jo Barends in een langzame wals van Delibes. — De medewerkenden aan het dansfeest „Blijdorp", r.I.n.r.: Steffa Wine, Han Rijn beck, Mr. Harm Smedes, Marie-Jeanne van der Veen, Jo Barends, Alfred en Nelly Hiltmann en Anna Rimskaja — Steffa Wine danst „Fandango". — Rechts onder op ilrze pagina: Nelly en Alfred Hiltmann in een Mazurka. (Foto's W. van Suchtelen)
Het is een wonderlijjjce en gunstige speling van het lot geweest, dat „Blijdorp" juist zijn poorten naar een fantastisch droomland moest openen, toen Rotterdam in donkere dagen het meest behoefte kreeg aan een nieuw, collectief „uitgaanscentrum" in den .besten zin van het woord. Er is geen andere stad in ons land en misschien ver daarbuiten, die op zulk een Diergaarde kan bogen, waar de ver-vooruitziende blik en de gelukkige samenwerking van organisator en bouwmeester als het ware de behoeften van de eerstvolgende vijftig jaar thans reeds in het bereik der huidige bevolking bracht. En dat dit even sierlijke als eenvoudige monument eener nieuwe volkscultuur juist op den dag af gereed stond om dier èn mensch zonder veel ophef in benarde dagen een nieuw, groot, licht tehuis te geven en het daar binnen te leiden, waar het zichzelf vergeten kon om zich in een soort visioen van een betere en blijdere toekomst te hervinden, is een weldaad geweest, waarvoor Rotterdam niet dankbaar genoeg kan zijn. En waarvoor het zijn dankbaarheid dan ook steeds en gretig heeft getoond I In den zomer is het de exotiek der vreemde dieren, die, in vrije rust grazend en spelend, den toeschouwer, ook al komt hij uitsluitend met de bedoeling om zich te verstrooien en „op andere gedachten te komen," oog in oog met de natuur tot verrukking brengen. In voorjaar en herfst, en ook nu nog zijn het de warme kassen van orchideeën en vol tropische plantenweelde, waarlangs men wandelend en genietend in welbehagen en bewondering de schoonheid dezer aarde tot in kleur en vorm van een enkele bloemkelk voelt. En in den winter overwint de machtige Rivièrahal, die wel een der mooiste wintertuinen van Europa is, den ongunst der seizoenen en dan flitsen daar de schijnwerpers aan voor een amusement in denzelfden eenvoudigen, gezonden volksstijl — dan stroomt daar heel Rotterdam bijeen en zit en geniet, zonder dat „entree" een splitsing van rangen en standen maakt, datgene wat liefde voor het volk en organisatorische zorg steeds opnieuw en in letterlijken zin weet „voor te tooveren". Want men moet eenmaal zulk een onafzienbare menigte, daar op Zondagen in den luchtigen zwier van ir. van Ravesteyn's architectonische schepping, bijeen gezien hebben om dat gevoel te krijgen, alsof de tijd reeds vele jaren verder en blij der is en te beseffen wat dan „brood en spelen" zijn, die uit de behoeften van een gezond volk zijn voortgekomen.
met groot succes begonnen, tevens de jonge Nederlandsche danskunst, die zich in een verrassend groote belangstelling mag verheugen, gediend werd. Met Harm Smedes en zijn musici in den orkestbak, traden hier op het groote, feestelijke, halfronde podium, in een bont spectacle coupé, bijna alle dansers en danseressen op, aan wie juist ook dit tijdschrift het laatste jaar uitvoerig aandacht heeft geschonken. Het had niets van de academische stijfheid van een „danscongres" — maar ook niets van de slavenmarkt van een Amerikaansche „show". Het was vreugdig, zwierig en kundig dansen in een ruimte en in omstandigheden; die voor de kunst van vele optredenden van groot voordeel bleken te zijn. En niet vaak zal men in kleinere zalen en voor een meer snobistische schare van betweterige uitverkorenen zulk een gunstigen „klankbodem" gevonden hebben als bij dit opgetogen Rotterdamsche publiek I Wij behoeven in dit geval niet in detailcritiek en onderlinge krachtmeting te treden. Men zag er de eerlijke, innige kunst van Alfred en Nel Hiltmann, zoo zeker van choreografie en doorleefd van mouvement, dat hun cyclus van Julius Röntgen's oud-Nederlandsche dansen tevens een nationale manifestatie van het edelste gehalte werd. Men zag er, in fel contrast, de nieuwe Spaansche dansen van Steffa Wine, die door de kracht van haar vitale persoonlijkheid, haar allure, bravoure en technische virtuositeit de Rivièrahal haast letterlijk in de Sevillaansche „Kursaal" — waar alles, wat Spaansch danst, eiken Zondag bijeenkomt — herschiep. Men zag er, in veel gunstiger omgeving dan onlangs in het Haagsche Diligentia, het vormgaaf en muziekbezield werk van Marie-Jeanne van der Veen en Jo Barends: verzorgde „pointe" en goed ballet. En de kleine ster van MarieJeanne — wier kracht, maar misschien ook wier zwakheid, ligt in het week-verfijnde, angelieke dansen, geleid en opgevangen door een sierlijken partner — schitterde thans op dit podium, ruim genoeg voor Délibes en Dvorak. Han Rijnbeck danste ter afwisseling op accordeon-muziek haar bekende musettes, een „Bourrasque" en een „Polka": in deze omgeving misschien wat klein, maar zwierig en bezield werk.
al had men van deze danseres gaarne grootere ruimtevulling, meer van de „Schwung", waarover zg beschikt, en breeder nitgedanst rhythme gezien. En tenslotte was er Anna Rimskaja, een onzer werkelijk durvende en drift-bezielde danseressen, die terecht met het prachtige instrument van haar lichaam en haar op praal en frankheid berekende techniek uit wil boven de kille, acrobatische routine, waartoe revue-werk haar doorloopend dwingt. Zij is een danseres, wier vaart en zelfs een zekere bezetenheid om grooteren en meer gebonden inhoud, om bewuster geleide choreografie vraagt. En zoo is het te hopen, dat niet alleen volgende Zondagen het succes van deze gemeenschappelijke „ballet-parade" zullen bevestigen. Maar vooral ook, dat op dit podium, in deze sfeer en in deze, met het volk als dankbaar publiek wezentijk verbonden omgeving zulke dansfestijnen herhaald en uitgebouwd mogen worden! HENRIK SCHÖLTE. Boven: De danseres Steffa Wine, in haar kleedkamer. — Onder: Anna Rimskaja in een in „Blijdorp" uitgevoerden dans. (Foto's W. van Suchtele»)
Verleden winter reeds is mr. Harm Smedes met zijn orkest van werkelooze musici begonnen om deze „volksfeesten" op te bouwen, waar in het kader van een toch zoo bij uitstek cultureele instelling als een diergaarde, tevens de beste elementen van een (vóór dien tijd zoo vaak scheefgegane en als uiteindelijke mislukkingen uit vele haastige tentoonstellingen overgebleven) „Wintergarten" èn een Parijsch „Caf con' " vereenigd zijn. Afgestampt vol als zij zijn, behoeven deze vertooningen over het algemeen zeker niet nogeens de schijnwerpers der publiciteit. Zij leven in het hart van jong en oud en daarmee is hun doel en opgave ten volle bereikt. Indien wij ditmaal een uitzondering maken, is het omdat in een nieuwe serie vertooningen, jongstleden Zondag CINEMA fr THEATER - (nr. 47)
6
7
(nr. 47)
- CINEMA &• THEATER
DE MAN IN DE BADKUIP In „dolle kluchten" pleegt veel onwaarschjjnlijks te gebeuren, zóó veel en zóó onwaarschijnlijk meestal, dat zelf» de gekste situaties in het dagelij ksche leven geen flauwe afspiegelingen kunnen zijn van de gebeurtenissen, die zich aan gene zijde van het voetlicht afspelen. Maar daarvoor is het dan ook een klucht; zoo men het betrekkelijk subtiele verschil wil trachten te definieeren: in een blijspel moet het komische element meer van de dialogen komen, in een klucht van de situaties en van de chargeering der karakters. In een blijspel worden ons menschen voor oogen gevoerd met hun fouten en andere zwakke zijden; in een klucht zijn het eigenlijk zonder uitzondering schertsfiguren. Jacques van Bijlevelt en Octave van Aerschot hebben met hun gezelschap al lang genoeg bewezen, dat het genre hun ligt en dat zij in staat zijn om van de meest zonderlinge personagies toch nog wezens van vleesch en bloed te maken^ en met „De man in de badkuip" (dien men — het rij ter geruststelling opgemerkt — in die situatie niet ten tooneele ziet!), drie bedrijven kluchtigheid van Ernst Friese en Karl Felmar, zetten zij die schoone traditie voort. Voor wien mocht twijfelen of de inhoud van het stuk inderdaad „gek" genoeg is, rij dan alleen vermeld: dat de heer en mevrouw Körner hun flat voor een vacantiereisje verlaten, terwijl mevrouw een opdringerigen minnaar in de kleerenkast achter moet laten; dat gemelde minnaar prompt verliefd wordt op een vriendin van mevrouw, die tijdens haar afwezigheid voor de planten komt zorgen; dat meneer dezelfde flat ten gebruike afstaat aan een vriend, die er voor korten tijd zijn vriendin hoopt te ontvluchten; dat die vriendin hem daar toch weer weet te vinden, vastbesloten het huis niet ongetrouwd te verlaten; dat de dienstbode zich voor haar mevrouw uitgeeft en haar meneer voor overleden, in de hoop op die wijze een eerzamen tweedehandsch boekhandelaar aan den haak te slaan. Voeg daar nog bij, dat iedereen iedereen voor iemand anders houdt en dat er een inspecteur van politie is, die links en rechts menschen mee naar het bureau neemt, en men zal begrijpen dat er de meest daverende en dwaze verwikkelingen ontstaan waarbij „ten langen leste" alles op zijn pootjes terecht komt.
BIJ DE FOTO: In één der kluchtige scènes. V.l.n.T.: Frans Dumée, Betty Kapsenberg, Jacques van Bijlevelt, Nelly Aenders, Truus Speyck. (Foto Klaver)
De vertolking van het stuk is, zooals gezegd, naar behooren geweest. In de eerste plaats worde Frans Dumée genoemd, die van den heer des huizes Albert Körner een verstrooiden, nerveuzen en goedhartigen dwaas had gemaakt. Kostelijk is bijvoorbeeld zijn manier van zich verspreken. In het algemeen een flauw en goedkoop middel tot succes, maar door hem tot werkelijk nieuw leven gebracht in verband met zijn stopwoorden: hoezoo.... waarom ? Betty Kapsenberg is zijn vrouw, de eenige eigenlijk van het heele stuk, die niet al te vreemd doet en ze speelde haar rol rustig en goed. Octave van Aerschot als de vriend in nood, vermomd als schilder, verloochende ook ditmaal zijn stijl van spelen niet: hij heeft op het tooneel altijd iets van den wat verbaasden nuchterling met een gevoelig hart, die ook dóór den vreemdsten samenloop der gebeurtenissen niet uit zijn evenwicht is te brengen. Evenmin als door de machinaties van de schoone Ilka, van wie Truus Speyck een aangenaam-canailleuze verschijning, sprekend met een Hongaarsch accent, had gemaakt. Nelly Aenders en Willy van Hemert waren de vriendin van de vrouw des huizes en de jongeman met zéér verliefde allures. Vooral Nelly Aenders had alleraardigste momenten, b.v. aan het einde van de eerste acte, wanneer ze steeds meer wijn op krijgt en de jongeman steeds verliefder doet. Jacques van Bijlevelt had ditmaal een kleine rol, die van een inspecteur van politie, met „kort maar krachtig"-allures en bij zijn pogingen de zaken te o«
'■
VIKTOR STAAL Ditmaal geven wij weer eens een biografie van een mannelijken filmspeler, namelijk van Viktor Staal. Geboren in het kleine plaatsje Bielitz, was hij oorspronkelijk voorbestemd in het koopmansbedrij f van zijn vader te worden opgenomen. Hij voelde echter niets voor dit beroep en trachtte zijn ouders te overreden hem naar een tooneelschool te laten gaan. Na veel moeite verkreeg hij toestemming en vertrok. ' Nadat hij gedurende twee jaar in het theater te Reichenberg kleinere rollen had vertolkt, kreeg hij gelegenheid bij de film te komen. De proefopnamen zouden in Praag worden opgenomen. Het bleek echter dat hij de Tsjechische taal machtig moest zijn. Dit was niet het geval, dus liep alles op een mislukking uit. Hij vertrok daarop naar Weenen en voltooide zijn theaterstudie.
Na drie jaren als „jeune premier" aan het Volkstheater verbonden te zijn geweest, kreeg hij de kans een hoofdrol te spelen in zijn geboortestad: Dit was in de film „Tonogoo Donka". Hij had daarin zooveel succes, dat de Ufa hem opmerkte en hem verzocht naar Neu-Babelsberg te komen. Van toen af aan rees zijn ster snel. Van film tot film is een steeds stijgende lijn waar te nemen in zijn kunnen. Toch laat hij zich door zijn verworven roem niet van de wijs brengen en blijft hij steeds de man, die hij werkelijk is. Heldere oogen met een zelfbewusten, doch warmen blik, fijnbesneden gelaatstrekken, blond krullend haar, een slanke, lenige gestalte, ziedaar Viktor Staal ten voete uit. Juist het type zooals de jonge meisjes, bij wien hij zeer geliefd is, zich den held hunner droomen voorstellen. Zijn rol in de Zarah Leander-film „Die
t
9
^^J.., _--„., ,
(nr. 47) - CINEMA <&» THEATER
, w
^
„ ..
*~,.*
^„i, , T-M^unMii.,,»,».. „,.".,-
~
grosse Liebe", beviel hem uitstekend. Deze rol namelijk, die van vliegenier, bood hem veel mogelijkheden zich uit te leven, meer dan eenige andere rol tot nog toe. Andere films, waarin hij optrad, zijn: „Ritt in die Freiheit", „Waldwinter", „Capriccio", „Eine Nacht im Mai", „Umwege zum Glück", „Verbannen", „Goudhonger", „Zwielicht". Kort geleden is Viktor Staal aan een nieuwe film begonnen. Onder regie van Gerhard Lamprecht speelt hij met Willy Birgel en Lotte Koch in „Das letzte Abenteuer", een drama uit het leven van een arts. „Hab' mich lieb" met Marika Rökk kwam juist gereed. Eén ding is zeker: veel kunnen wij nog van hem verwachten. Links boven: Met Marika Rökk in de film „Hab mich lieb". — Rechts boven: Kirsten Heiberg en Viktor Staal in ,,Frnueit für Golden Hill". — Links onder: Viktor Staal en Paul Kemp in „Capriccio". —Rechtsonder: Viktor Staal attaqueert Carl Raddatz. (Foto's Ufa)
=-«■
oog bevredigende afsluiting, zij heft het „drama" boven het oogenblikkelijke uit in de moraal: „Wie man lebt, so stirbt man auch", zooals Mozart het sextet laat eindigen. G. K. KROP
DON GIOVANNI OPENING VAN HET „DEUTSCHE THEATER"
„De gedachte een Duitsch Theater in Nederland op te richten, ia werkelykheid geworden. Thans is het werk voltooid, het zal onder de tegenwoordige omstandigheden in de eerste plaats aan onze soldaten vreugde en stichting brengen. Met voldoening maak ik gewag van de groote belangstelling, welke reeds de aankondiging van dit theater niet alleen in Duitsche kringen, zooals vanzelf spreekt, maar ook in Nederlandsehe kringen heeft gewekt," aldus de Rykscommissaris dr. A. Seyss-Inquart in zijn openingsrede van het eerste speelseizoen van het „Deutsche Theater in den Niederlanden". De voorstelling van Mozart's „Don Giovanni" werd door den Rgkscommissaris en zyn echtgenoote bijgewoond, evenals door den Ryksminister dr. Goebbels en door den generaal der infanterie Reinhardt als vertegenwoordiger van den weermachtsbevelhebber in Nederland. (Foto onder). Enkele dagen later gaf ook de afdeèling tooneel van het „Deutsche Theater" haar eerste voorstelling: „Maria Stuart" van Friedrich von Schiller, doch helaas moest dit nummer van ons blad op datzelfde oogenblik ter perse; wy komen derhalve op deze opvoering terug. Er zal dan ook gelegenheid zijn de eerste vertooning der afdeèling operette te bespreken, die op Zondag 29 November debuteert met „Der Zieeunerbaron" van Johann Strauss. (Foto S. S. FrUziStatf)
„Wat denkt u eigenlijk, alles bijeengenomen, van onzen „Don Giovanni?" Wat kunt u hem voor goeds voorspellen?" Mozart's naïeve vraag aan een der leden van het illustere gezelschap, waarin hij door een toevallig avontuur op 2ijn reis van Weenen naar Praag, waar hij de première van zijn „Don Giovanni" ging voorbereiden, op het slot van Graaf von Schinzberg was terechtgekomen, • vond haar galante, maar zeker oprechte en deskundige antwoord : „Wanneer „Don Giovanni" niet de heele wereld in verrukking brengt, kan Onze Lieve Heer zijn muziekdoos maar beter dichtklappen, het menschdom den doedelzak in handen geven en de harten der menschen zóó verharden, dat zij Baal aanbidden". De geschiedenis heeft over „Don Giovanni" gericht, het werk na een stormachtig succes in Praag min of meer laten vefbleeken, om het gelukkig toch niet geheel verharde menschdom tenslotte tot de erkenning te voeren, dat deze opera een ongeëvenaard meesterwerk is, een hoogtepunt in Mozart's genialen muiiekdramatischen scheppingsarbeid. De keuze van juist deze opera voor het lanceeren der werkzaamheid van het „Deutsche Theater in den Niederlanden" kan als een zinnebeeldige worden gezien; zinnebeeldig zelfs in meer dan éénen zin. In de eerste plaate kan men een zinnebeeld herkennen in het merkwaardige feit, dat dit op drie na laatste van Mozart's negentien muziekdramatische scheppingen een ernstige, om niet te zeggen tragische strekking ten grondslag heeft en toch eigenlijk als een komisch geval is opgezet; van daar, dat Mozart „Don Giovanni" een „drama giocosa" noemde. Deze omstandigheid immers symboliseert tegelijk de vreugde, die bij een feestelijke voorstelling, en den ernst, die in dezen tijd en bij een serieuzen opzet past. In de tweede plaats kan men een zinnebeeld in deze keuze zien, omdat zij het „Duitsche Theater" noopte zoo veelzijdig mogelijk voor den dag te komen met 'het beste, waarover het te beschikken heeft. Daarbij gevoegd het feit, dat deze voorstelling geheel met de eigen vaste krachten is gegeven, kan uït deze keuze de gevolgtrekking worden gemaakt, dat men hier geen goedkoope „entree joyeuse" heeft willen enscèneeren, maar met een soort examen-werkstuk voor den dag heeft willen komen. Doet dit op zichzelf reeds sympathiek aan, nog meer kan men den van alle gelegenheidspraal onthouden opzet van deze openingsvoorstelling waardeeren. Geen
schittering met een „sterren"-bezetting, geen intimidatie met pompeuze plechtigheden. * iMen hoorde en zag dus geen voor deze gelegenheid bijeengebrachte uitlezing van beroemdheden in een „monster-bezetting"; men beluisterde en aanschouwde uitsluitend de eigen krachten, wier namen men hier nauwelijks of in het geheel niet kende. Maar men nam kennis van een ensemblekunst, die duidelijk een voorsprong van twee eeuwen opera-cultuur verried en waarvan iedere deelnemer een voor ons benijdens- en behartigenswaardige beschikking over theatrale bekwaamheden en artistiek stijlbegrip bewees! Een voorsprong van twee eeuwen operacultuur — anders kan men het niet verklaren, hoe een ensemble, welks leden men uit alle hoeken van het Duitsche Rijk bij elkaar heeft gehaald, na slechts eenige maanden werken met zulk een resultaat voor den dag kon komen; resultaat, dat uiteraard nog geen model-voorstelling was, maar ongetwijfeld toch voor ons een voorbeeld Y,an hetgeen een geleidelijk in een volk gerijpte opera-cultuur vermag te presteeren. In de eerste plaats mag men de voortreffelijke regie prijzen van dr. Wolfgang Nuf er, in de verwezenlijking van zijn bedoelingen krachtig gesteund door de prachtige decors van Ernst Rufer, die diepe hadden. In de tweede plaats moet de uitnemende, stuwende en zich toch nergens op den voorgrond dringende muzikale leiding worden geloofd van Wilhelm Franzen, die als „maestro al cembalo" het ingewikkelde geheel met sobere directiegebaren in handen hield. In de derde plaats moet in het bijzonder
M
worden vermeld de titelrolbezetting door den prachtigen tenor-bariton Hermann Uhde; uitnemend zanger en raak acteur. De tegenspeelster Tycha Turlitaki als een statige Dona Anna imponeerde meer door een voortreffelijke beheersching in alle liggingen en nuancen harer stem, dan door een machtig volumen. Erna Feyerabend als Dona Elvira, Jeanet Wenzel als Zerline, Hermann Greiner als Masetto, Sanders Schier als Leporello, Anton Lejmbach als Don Octavio en Konstantin Jukowitsch in de korte rol van den „commendatore", dienen eveneens met eere te worden vermeld. Na woorden van lof voor orkest en koor mag ook een ernstig bezwaar niet onvermeld blijven: de veelal ook in Duitschland weggelaten slot-scène van het tweede bedrijf. Niet alleen berooft men de toeschouwers van een der prachtigste sextetten, die Mozart ooit geschreven heeftj maar men doet ongetwijfeld ook de bedoeling van Mozart onrecht door de opera bij de verdelging van Don Juan te laten eindigen. Deze finale is méér dan een voor oor en Linksboven: Donna Anna met Octavio (Tycha Turlitaki en Anton Lehmbach) en Don Giovanni met Donna Elvira (Hermann Uhde en Trude Sorge). — Hieronder: Sanders Schier als Leporello en Hermann Greiner als Masetto, (Foto's S. S. Fritz/Stap f)
Linksboven: Hermann Uhde in de titelrol. — Hieronder: Een scène uit de eerste acte met links op den voorgrond Hermann Greiner als Masetto, Hermann Uhde als Don Giovanni en Jeanette Wenzel als Zerline. (Foto's S. S. Fritz/Staff)
Korte innoud van Je opera Don Giovanni is binnengedrongen in het huis van Donna Anna, die haar bruigom Octavio verwacht. Zij worstelt zich los en roept om hulp. Haar vader verschijnt, doch wordt in een tweegevecht door Don Giovanni verslagen. Anna en Octavio zweren wraak. Donna Elvira Ls een der door Don Giovanni bedrogenen. Ook zij zint op wraak. Als tijdens den bruiloft van den boer Masetto met Zerline Don Giovanni de bruid tracht te verleiden, is het Elvira, die hem zijn slachtoffer ontrukt. Inmiddels heeft Donna Anna Giovanni als den moordenaar haars vaders ontmaskerd. Elvira, Anna en Octavio vereenigen zich nu tegen Don Giovanni. Als hij tijdens het bruiloftsfeest met Zerline wil verdwijnen, beletten zij hem dit. Met zijn bediende Leporello moet hij vluchten. Don Giovanni, in de kleeren van zijn knecht, wil Elvira's kamermeisje verleiden. Hij stuurt Leporello naar Elvira en brengt de kamenier een serenade. Masetto en eenige gewapende boeren komen hem echter zoeken. Giovanni slaat Masetto neer en vlucht in het donker. Intusschen is Leporello in Elvira's huis ontdekt. Men houdt hem voor zijn meester en wil hem dooden. Doch hij brengt er het leven af. Op het kerkhof, vóór het standbeeld van Anna's vader, wisselen heer en knecht weer van kleeding. Giovanni noodigt in zijn overmoed den geest van den vermoorde tot het souper uit. Don Giovanni zit rustig aaa zijn avondmaal. Elvira is gekomen om hem tot inkeer te brengen. Tevergeefs. Dan verschijnt plotseling het standbeeld van het kerkhof. De „steenen gast" spoort Don Giovanni tot berouw aan, maar niets helpt. Hij verzinkt onder heische geluiden. De verbonden wraakzuchtigen treden binnen, doch Giovanni is al aan de aardsehe gerechtigheid onttrokken. VERJAARDAGSKALENDER 27 November: Gretl Theimer, Berlin-Wilmersdorf, Hohenzollerndamm 36. 28 November: Otto Graf, Berlin-Charlottenburg 9, Lötzenallee 4. 29 November: Doris Krüger, Berlin-Friedenau, Friedrich Wilhelmplatz 10. 30 November: Else Elster, Berlin-Grünewald, Brahmsstrasse 19. Hans Nielsen, Berlin-Charlottenburg, Eichenallee 66. 1 December: Aribert Wäscher, Berlin-Wilmersdorf, Sächsischestrasse 65. 2 December: Erika Dannhoff, Dahlewitsch, Kr. Teltow, Horst Wesselpark S3Sybille Schmitz, Berlin-Grünewald, Seebergsteig 6.
CINEMA &• THEATER - (nr. 47)
10
XI
(nr. 47)
- CINEMA &• THEATER
m mm TOT VROIïï VI, KUNST VOOR ALLEN. Mannen zijn toch wonderlijke wezens. Mijn man zeker! Hij beweert altijd, dat tooneel en film hem niets kunnen schelen, en wat is mij onlangs gebeurd? De redactie van „Cinema & Theater" had mij een exemplaar gestuurd van de aflevering, waarin mijn eerste ontboezeming was opgenomen. Laat het toeval nu willen, dat mijn man het juist uit de bus haalde, toen hij gehoed en gejast, op het punt stond naar zijn kantoor te gaan! „Hé, hoe komen ze er toe jou dit blad te zenden?" vroeg hij verbaasd en meteen stak hij het in zijn zak om het „in de tram te lezen", het gewone excuus, wanneer bladen verdwijnen, die ik óók nog wel eens zou willen inkijken. Dat hij nu juist dit moest vinden en meenemen, hoewel „tooneel hem niets schelen kan" 1 Na kantoortijd gaf hij het mij terug en maakte daarbij de schampere opmerking, dat er toch blijkbaar méér mannen waren, die niet graag hun huis verlaten om naar een schouwburg te gaan. Was het verbeelding of niet, keek hij mij daarbij „doordringend" aan, zooals het in romanstijl heet? Hij zal toch niet vermoeden, dat dit stukje van mijn hand afkomstig was? Voor alle zekerheid heb ik de redactie gevraagd geen bewijsnummers te zenden in het vervolg. Liever ga ik ze aan een kiosk koopen, op gevaar af dat die „uitverkocht" is, en stop ze dan zorgvuldig weg in mijn bureautje. Nu ja, je mag wel geen geheimen hebben voor je man en tot nu toe heb ik die ook nooit gehad, maar u zult moeten toegeven, dat deze ontboezemingen zooiets zijn als dagboekbladen en een getrouwde vrouw mag toch wel een geheim dagboek hebben! Nu kondigde ik hem vandaag aan, dat ik van plan was een „gemeentelijke volksvoorstelling" van „Iphigenie in Tauris" te gaan zien. „Duurste plaatsen negentig cent", voegde ik er gauw bij. Per slot moet ik zuinig zijn op mijn couponboekje. „Volksvoorstelling? Maar dat is toch niets voor joul" En er klonk de diepste minachting in zijn stem. En opidat ik zoo gauw niets wist te zeggen, ging hij smalend verder: „Jullie vrouwen jagen altijd koopjes na, als jullie geen goedkoop lapje of jurkje of floddertje op den kop kunt tikken, zoeken jullie kunst op een koopje." Eindelijk kon ik óók wat zeggen en toen heb ik getracht hem uit te leggen, dat ik natuurlijk óók tot het volk behoor en dat ik mij bovendien voor die gemeentelijke voorstelling interesseerde. Bijvoorbeeld in Den Haag dateerde een vereeniging „Kunst aan Allen" en in Amsterdam de „Kunstkring voor allen" uit een tijd, toen men ging inzien, dat kunst niet alleen moet zijn weggelegd voor menschen met een dikke beurs. Ik Vertelde verder, hoe er een vijf en twintig jaar geleden in de provincieplaats, waar ik toen woonde, een vereeniging „Kunst aan het Volk" werd opgericht en welk een groote belangstelling daarvoor was in breede kringen, al bleef, wat men toen noemde, „de heffe des volks" er buiten. Het was desniettemin een heel ding, dat allerlei menschen, voor wie een schouwburgvodrstelling eenvoudig een ongekende luxe was, nu ineens, voor een betrekkelijk klein bedrag, de beste Nederlandsche gezelschappen konden zien optreden. Aan een gemeentelijke voorstelling tegen zulk een lagen prijs,-dacht toen niemand. Ik legde mijn man "uit, dat ik nu wel eens wilde weterv, wie er al zoo heen zou gaan en of ze druk bezocht zou zijn. Mijn man zuchtte; wij zijn bij ons huwelijk overeengekomen, dat wij — altijd in het behoorlijke natuurlijk — elkaar vrij zouden laten ons persoonlijk leven te leiden. Ik vrees, dat hij ' vindt, dat mijn persoonlijke leven een bedenkelijke uitbreiding gaat nemen. . . . THEATERBEZOEKSTER
T—
FRONTTHEATER EEN TERRA-FILM ONDER REGIE VAN ARTHUR MARIA RABENALT
Boven: Heli Finkenzeller in de hoofdroU — Midden: De zusters Höpfner dansen voor de matrozen. — Onder links: De tooneelspelers halen nachtrust in! — Rechts: De kunstenaars bij de veldkeuken. (Foto's Ufa/Terra)
Toen de regisseur Rabenalt in Nederland vertoefde, waar verschillende scènes voor „Fronttheater" opgenomen zijn in de studio's te Amsterdam en Den Haag, vertelde hij mij, dat de film den frontkunstenaar als soldaat wil laten zien en den soldaat als hongerige naar de kunst. Inderdaad bestaat een overeenkomst tusschen het soldatenleven aan front of zeekust en het leven van die trekkende groepjes kunstenaars, die in de meest afgelegen streken niet alleen lichte ontspanning k'ómen brengen, doch ook ernstige opvoeringen van „klassieken" als Lessing. De soldaat en de frontkunstenaar hebben het beiden niet gemakkelijk. De laatste moet, op zijn omzwervingen in de autobus der fronttheater-organisatie, eveneens van allerlei comfort afstand doen. Dikwijls speelt hij in schuren en loodsen op geïmproviseerde tooneelen, met gebrekkige kleedruimte, een veel te lage of een veel te hooge temperatuur, primitieve decoratie en belichting. Dikwijls slaapt hij in de autobus en eet hij zijn prakje mee uit de veldkeuken. De frontspeler is in zekeren zin een reïncarnatie van den zwervenden potsenmaker uit de middeleeuwen, die van stadje naar stadje trok, van kermis naar kermis, van legerplaats naar legerplaats. Als er van hem actie vereischt wordt — een voorstelling ergens achter een frontlijn — houdt niemand rekening met de nachtrust, die hij al of niet heeft genoten, of met de regelmaat van zijn maaltijden: Daarom zei Rabehalt mij : „De frontkünstenaar is een soldaat". En daarom toont zijn jongste werk ons een aspect van den oorlog, waarover wij eigenlijk weinig nadenken: „Hoe komen die onmetelijke legers der strijdenden, in de uithoeken van Europa en de rest der wereld, aan de verstrooiing en geestelijke sterking schenkende Muzen?" Rabenalt laat ons een fronttheater-gezelschap van zijn land op tournee door Europa volgen. Wij beleven de vreugden en de moeilijkheden in een'aantal korte scènes, die verbonden werden door den draad van een eenvoudig verhaaltje. Dat de filmmenschen er ook werkelijk op uitgetrokken zijn, bewijzen de natuurlijke decors van het eerbiedwekkende Griekenland in Athene's
historische omgeving en van de Fraffsche Atlantische kust. Het eenvoudige verhaaltje is gauw verteld. De soldaat Paul Meinhardt neemt afscheid van zijn vrouw, de actrice Lena Andres, met het hem geruststellende gevoel, dat zij ook tijdens zijn afwezigheid niet meer tooneel zal spelen. Het tooneelbloed kruipt echter, waar het niet gaan kan. De regisseur Langhammer (de tweede groote rol van Heinz Rühmann's ontdekking voor de film: Lothar Firmans) heeft voor een fronttournée plotseling een invalster noodig. Hij doet een beroep op Lena Andres en zij, die ook niet het mislukken van dé tournee rpede op haar geweten wil hebben, zegt toe, wat van haar verlangd wordt. Paul Meinhardt ontdekt het verbreken van de belofte tijdens een onverwacht bezoek van zijn standplaats aan Berlijn. Het is een onaangename verrassing voor hem, die hij moeilijk kan verwerken. De brieven van zijn vrouw, die hem hierna op zijn nieuwe standplaats in Griekenland bereiken, worden ongelezen verscheurd. Voor Lena Andres blij ft dan niets anders over dan . . . hem te zoeken. Ofschoon zij vast van plan was geen tweede tournee mee te maken, contracteert zij opnieuw bij Langhammer als deze opdracht ontvangt voorstellingen voor de Duitsche soldaten in Griekenland te gaan geven. Een beetje geluk mag een charmante, liefhebbende vrouw wel hebben. Lena Andres vindt haar man; zij ziet hem staan wachten tusschen de coulissen voor „Minna von Barnhelm" en de ontroering, welke zij nu in haar spel toont (een aardig gekozen parallel tusschen de betrokken scène van het tooneelstuk en het gebeuren van de film), is échter dan haar duizendkoppig publiek vermoedt. „Fronttheater" beantwoordt aan het doel, dat Rabenalt zich gesteld had: een hulde aan het aanpassingsvermogen en de veelzijdigheid der werkelijk toegewijde kunstenaars. Het is vooral de veelzijdigheid van Heli Finkenzeller, die onze bewondering opwekt. Zij speelt voor ons in scènes uit het groote repertoire van het fronttheater, zij zingt een aardig liedje in een haastig georganiseerd frontcabaret en zij verbeeldt boven-
CINEMA
& THEATER - (nr. 47)
12
Van het jongetje, dat nog aan Sinterklaas geloofde
dien de liefhebbende Lena Andres, voor wie men de warme gevoelens van Paul Meinhardt (een minder belangrijke creatie van René Deltgen) ten volle begrijpt. ... als man. Hedi en Margot Höpfner maken eveneens deel uit van Langhammers troep. In enkele pittige dansen, waarvan de camera overigens meer had kunnen maken dan dansen binnen de beperkte ruimte van een tooneel, demonstreeren zij haar rappe bewegelijkheid. „Fronttheater" is een vlotte film geworden, vol van de romantiek en kleur, waartoe het onderwerp aanleiding geeft. De knappe muziek van Werner Bochmann zorgt voor een treffend decor van illustreerende en accentueerende klanken. P. BEISHUIZEN
Een fcorf uerliaal door Manya Beufeman
FRONTTHEATER. (Een Terra-film der Üfa-Tobis). Regie: ARTHUR MARIA RABENALT. Lena Meinhardt—Andres . . . Heli Finkenzeller Paul Meinhardt René Deltgen Lankhammer Lothar Firmans Verder met: Willi Rose, Wilhelm Striem, Gerhard Dammann, Hedy en Margot Höpfner e.a^
(Teekening E line van Eykern)
Lothar Firmans als de regisseur. — Onder: Men behelpt zich op reis: de zusters Höpfner en Heli Finkenzeller. (Foto's Ufa/Terra)
13
(nr. 47)
- CINEMA &• THEATER
inplaats van hem vóór te lichten. En zijn Pa zei: „Lekker jochie van me, ga maar lief spelen, hoor vent", wanneer hij vraagstukken te berde bracht aangaande de Bloemkool en den Ooievaar, of wanneer hij vroeg waarom andere jongetjes wèl naar die mooie gebouwen mochten met al die plaatjes aan den muur. Het waren dus, wat men noemt, volkomen hopelooze ouders, waardoor Henkle, ook wat Sinterklaas betreft, nooit een greintje wijzer zou worden. Om u te toonen, hóe hopeloos zij waren, moge nog even terloops worden aangestipt, dat zij donker behang hadden en een clivia, terwijl toch een ieder, die zichzelf respecteert, tegenwoordig licht behang heeft — ook om electrischen stroom te sparen — en een cactus. Arme Henkle! Met ^ijn tien en een half jaar vond hij het heelemaal niet eigenaardig, dat Sinterklaas op Zaterdagmiddag in de lunchroom op het hoekje een klein peper-en-zout baardje had en op den Woensdagmiddag daarop volgend in het warenhuis met een sneeuwwitten baard rondliep, die tot bijna aan zijn knieën reikte. En met zijn tien en een half jaar stemde het hem heelemaal niet tot nadenken, toen de Heilige Sint in de lunchroom tot hem sprak: „Soo, lekker fentje, fane jonge fan me, doe maar faan je best hoor, dan kraag je een faan stukkie koek fan me". Hij beleefde dit alles met groote glanzende oogen vól onschuld en kinderlijkheid en hij vroeg niet, zooals andere, vroeg-rijpe kinderen van zijn leeftijd plegen te doen, hoe Sint aan zoo'n abnormalen baardgroei en aan zoo'n weinig Spaansche uitspraak kwam.
Er was eens een Amsterdamsch jongetje van reeds tien en een half jaar, dat nog aan Sinterklaas geloofde. Nu moet ge niet denken, dat dit het begin van een sprookje is, of dat het een jongetje betreft uit den tijd van de Camera Obscura, toen kinderen inderdaad nog kinderen waren, want dit is een waar verhaal en het speelt in onzen eigen tijd. Henkle — zoo heette het jongetje — kon er heusch niets aan doen, dat hij nog aan Sinterklaas geloofde. Hij was cfverigens een volkomen normaal, ja, zelfs een pienter kereltje, getuigen zijn acht plus voor hoofdrekenen en zijn acht min voor Nederlandsche taal en het feit, dat hij tweemaal per week op school de geraniums mocht watergeven en de pluisjes van den grond oprapen. Ge moogt hem er dus niet op aan kijken, want dat zou niet eerlijk zijn. Hèm treft Maar alles heeft zijn schaduwzijde en geen blaam. Het was enkel en alleen de Henkie's ouders moesten ervaren, dat dit schuld van zijn ouders. Want kijk, Henkle had wat men noemt ouderwetsche ouders, ook het geval was met hun zoontje's geloof in Sinterklaas, want hij stond er op, al ouders van den ouden stempel, die hem met moedwil volkomen onwetend hielden op het van half November af, zijn schoen bij den schoorsteen te zetten, wat zijn Ma gebied van Sinterklaas en de Ooievaar en heel wat suikerbeesten en balletjes en zuurandere problemen. Erger nog — zijn ouders tjes kostte, vooral ook hoofdbrekens om de .schepten in de onwetendheid van hun kind snoepbonnen hiervoor toereikend te doen zelfs een zeker soort genot, een ietwat griezijn. Ze probeerde er hem dan ook ieder zelig, onbegrijpelijk, ouderwetsch genot, dat modernen menschen volkomen vreemd jaar weer opnieuw van te overtuigen, dat Sint Nicolaas op 15 November nog niet in is en hen-tegen den eerlijken borst stuit. Nederland was gearriveerd, maar Henkle Zij lieten hem ook nooit naar den bioscoop weigerde dat te gelooven en sleepte trouw gaan en van het kindertooneel hielden zij van dien datum af met zijn schoen en bakhem verre. jes water én stroo voor het paard. Zijn Ma zei bijvoorbeeld: „Kleine engel, Ach ja, als ze hem dan zoo in zijn geik hoop, dat je altijd zoo zult blijven!", wanneer Henkle vroeg, uit welk deel van ! streepte pyamaatje hoorde zingen van Spanje Sinterklaas eigenlijk precies kwam, ■ „Sinterklaas Kapoentje, Gooi wat in m'n
schoentje", dan werd ze altijd opnieuw „Ja, m'n kind, op een heusche boot. En week en zacht van binnen en dan verzon ze we gaan er samen naar kijken, hè? Want er wel iets op om deze snoep-post van driedat moeten wij toch zien, zeg, als Sinterlange-weken op de een of andere wijze te klaas aankomt uit dat verre, verre land. bestrijden. ■ Ik geloof zelfs, dat hij wericelijk op zijn En als Henkle haar met zijn groote kinschimmel op het dek op en neer zal rijden, deroogen aankeek en vroeg: „Moe, zou net als in dat versje. En de burgemeester Sinterklaas me morgen dat rose hart geven, zal hem welkom heeten." dat tweede van links, van zestig cent bij „O moe. .. ." zuchtte Henkle. „O Bakker op den Parkweg?", dan nam zij moe." Hij zuchtte, omdat hij het bijna niet hem in zijn armen en knuffelde hem en kón gelooven, dat heerlijke van de stoomvervulde natuurlijk zijn wensch, om zijn boot en van den schimmel. vertrouwen in den goeden Sint niet te Ontroerd liepen de ouders, met het kind schokken. tusschen hen in, verder door de drukke Was Henkie's Ma steeds aan het snoepstraten. Ontroerd en heel stil opeens, omgoed koopen in de weken vóór het Sinterdat zij, volwassenen, de waarheid wisten, klaasfeest, ook Henkie's Pa had in die de kille, akelige waarheid van den bedagen zijn extra bezigheden, want zoodra kenden acteur, die even op het IJ op een de kleine vent in bed lag, stommelde hij bootje zou stappen en zich daar als Sint trouw iederen avond wel een kwartier lang Nicolaas zou verkleeden, om dan het spel met een stok op de trappen en in de gante spelen, alsof hij uit Spanje kwam gen, waarbij hij met een diepen stem riep: Ontroerd en stil, omdat er voor hèn geen „Huuuuuu Huuuuuu ... Zijn hier ook sprookjes meer bestonden, zooals voor het stoute kinderen?.... Huu.... Zijn hier kind, dat daar tusschen hen in liep met misschien kinderen, die hun jaartallen niet groote glanzende oogen vol puurheid en willen leeren? Huuuu ..., Kinderen vertrouwen. die niet van zuurkool houden. .. . ? Piet, Maar reeds werd de kleine jongen door waar is de zak? " een ander wonder gegrepen, want zie, daar Tja ... dat was zoo Henkie'sv vader's reed een spoortrein in razende vaart idee van paedagogie. Moderne menschen achter een groote spiegelruit. Dat moest hij zullen ervan rillen, maar Henkie's vader zien en vol vuur begon hij zich door de beweerde, dat het hielf. menschenmassa te dringen, die zich voor En als hij, vermoeid van het heen en weer den winkel verzameld had. loopen met den stok, tenslotte in de huis„Dus dat doen we, hè lieverd, naar de kamer met het donkere behang en de clivia aankomst van Sinterklaas gaan kijken?", in zijn eigen stoel ging zitten — die nievroeg de moeder, die zich van dat mooie mand anders natuurlijk ooit mocht gebrui- onderwerp niet kon losrukken. ken — dan zei hij tegen zijn vrouw: „Wat En voordat de kleine jongen geheel tusis het toch mooi, hè, wat is het innig-mooi, schen de menschenmassa verdween, klonk wanneer je bedenkt, dat dat kleine mandaar nog hoog en schril en wat verstrooidneke daar boven nog zoo in zijn eigen kinvanwege-den-trein zijn kinderstemmetje: derwereldje leeft en nog aan Sinterklaas „Goed moe. Maar halen wij het wel met kan gelooven, terwijl er in de wereld zoo koffiedrinken? Hoe laat zei u ook weer, veel ellende is!" dat die tooneelspeler morgen aankomt?" Waarop zijn vrouw verzuchtte: „Ik wou, „Tooneelspeler ?" dat hij altijd zoo bleef . ...". „Ja, die voor Sinterklaas speelt?" Dergelijke absurde wenschen kunnen alleen menschen als Henkie's ouders uiten. Die zijn, van onzen kant gezien, hopeloos, zooals ik zei. ANNIE VAN EES VIEL . . . v Bij de derde opvoering van „Madame CaRuim een week vóór vijf December pet" kwam Annie van der Lugt Melsert— wandelde Henkle met zijn Pa en Ma in de van Ees te vallen bij het opgaan van het doek voor het zesde tafereel, wanneer zij de stad, om de etalages te bekijken. Hij had hooge trap in het park van St. Cloud afdaalt. een kleur van opwinding, dè kleine vent, Waarschijnlijk bleef haar cape haken aan de en hoog boven zijn matrozenmutsje keken sporen van haar rij laarzen, waardoor zij de ouders elkaar glimlachend in de oogen, voorover van zes treden viel en in de bocht van den trap op het daar gevormde bordesje omdat zij zoo goed konden begrijpen, in bleef liggen. welk een droomtoestand hun kind langs Haar tegenspeler John Gobau als Miraalle heerlijkheden liep, die daar tentoonbeau, wilde reeds ter hulp snellen, doch zij gesteld waren, lekkers, speelgoed en richtte zich weer op, en begon de scène.... boeken. alsof er niets gebeurd was. Slechts een enkele pijnlijke trek op haar gezicht, de bedekking „Stel je voor, lieverd", zei zijn moeder, met de cape van de gehavende rij kleeding en „morgen om half twee arriveert Sint Nicohet nu en dan met de hand steunen der gelaas, écht met een stoomboot, heelemaal uit kneusde heup verrieden, dat mevrouw van Ees Spanje!" op bewonderenswaardige wyze haar plicht vervulde, zoodat ondanks het ongeluk de dialoog „Heusch waar?" vroeg Henkle, „echt tusschen Marie Antoinette en Mirabeau tot heelemaal uit Spanje, Moe? Op een j een overtuigende scène werd! heusche boot?"
MEVROUW CAPET IN DEN AMSTERDAMSCHEN In het najaar van 1755, toen de kleinzoon en latere opvolger van den Franschen koning Lodewijk XV nauwelijks een jaar oud was, wefd, door bemiddeling van 's konings maitresse, madame de Pompadour, reeds onderhandeld over het toekom• stige huwelijk van den jongen kroonprins met een dochter der Oostenrijksche keizerin Maria Theresia, welke dochter.... in November van dat jaar nog moest worden geboren I Het had natuurlijk ook een zoon kunnen worden, maar de keizerin was zeker van haar zaak: ry had reeds vijf dochters ter wereld gebracht en rij wedde met een harer hovelingen, om twee ducaten, dat haar negende kind wéér een meisje zou zijn. Maria Theresia heeft (achteraf zou men kunnen zeggen: helaas!) haar weddingschap gewonnen. Op 2 November 1755 werd Marie Antoinette geboren. Nog geen zestien jaar oud was de Oostenrijksche aartshertogin, toen het huwelijk werd gesloten, dat ten doel had tusschen de erfvijanden Frankrijk en Oostenrijk een verzoening tot stand te brengen. Bijna zeven jaar leefde de Fransche kroonprins, die met psychische en lichamelijke moeilijkheden te kampen had, als een vreemde naast haar. Pas nadat hij zich aan een medische behandeling had onderworpen, werd in 1778 uit dit diplomatieke huwelijk het eerste kind, een prinses, geboren. Die eerste zeven jaren van haar huwelijk heeft Marie Antoinette aan het wufte Fransche hof van die dagen, waar de devote eerbied voor het koningschap-bij-de-gratie-Gods wonderlijk contrasteerde met het gekonkel der hof kliek, haar dagen als in ballingschap gesleten, vervreemd van alles wat haar dierbaar was, door vleiers omringd en beschikkend over geldmiddelen, die zoo onuitputtelijk schenen in het rijke Frankrijk, waarvan zij in 1774 koningin werd, na den dood van Lode wijk XV. Marie Antoinette aanvaardde een gevaarlijke erfenis. Haar echtgenoot, die nauwelijks een echtgenoot heeten mocht, was de opvolger van een koning, die door zijn losbandig leven aan het hof het aller-slechtste voorbeeld had gegeven. Het mag nog een wonder heeten, dat de jonge, luchthartige en behaagzieke koningin — wier spilzucht een der aanleidingen tot de Fransche revolutie is geworden — in het milieu, waarin zij als meisje van vijftien jaar, ver van haar Oostenrijksche verwanten, belandde, een toegewijde vrouw en een heldhaftige moeder is geworden. /
"
STADSSCHOUWBURG 1777, één jaar dus voordat de geboorte van haar eerste kind een grondige verandering in haar leven zou brengen. De drie-en-twintig jarige vorstin ontvangt in dat tafereel bezoek van haar ouderen broeder, den „verlichten despoot" Josef II, keizer van Oostenrijk, die haar de les leest over haar luchthartigheid en voor de toekomst het ergste vreest. Van zijn wijze lessen wil de jonge koningin van Frankrijk echter niets weten. Zij verveelt zich aaneen hof, dat haar vreemd is, en als gemalin van een vorst, die haar links laat liggen. In opschik en hazardspel zoekt zij verstrooiing en het komt niet bij haar op, dat haar onschuldige vermaken wel eens den doorslag konden geven voor de onder het volk dreigende revolutie. In het hart van de jonge koningin neemt voorloopig haar modiste Rose Bertin, door haar vijanden „de mode-minister" genoemd, de grootste plaats in. Terecht heeft de schrijfster een tafereel (het tweede) aan deze figuur gewijd. Tien jaar later, in 1787, speelt het derde tafereel, waarin, naast Marie Antoinette, haar gunsteling, de Zweedsche officier Axel de Fersen, op den voorgrond treedt. Hier blijkt reeds duidelijk, dat Marcelle Maurette geen geloof hecht aan het vele kwaad, dat over het liefdeleven van Marie Antoinette wordt verteld. Ook in dit stuk wordt herhaaldelijk gewag gemaakt van de schotschriften, waarin de koningin van overspel wordt beschuldigd, pamfletten die in hoofdzaak geïnspireerd waren door verwanten van den koning en in de eerste plaats door afstammelingen van de vele bastaarden van 's konings grootvader Lodewijk XV, wiens wangedrag het Fransche koningschap tot in den wortel heeft aangetast. Maar de schrijfster van „Mevrouw Capet" stelt zich, ook al is alle partij-kiezen in historischpolitiek opzicht vermeden, met beslistheid op het standpunt, dat Marie Antoinette zeker als echtgenoote en moeder onschuldig is geweest.
Annie van Ees heeft deze figuur op treffende wijze uitgebeeld. Als jonge vorstin is zij kinderlij k-luchthartig, maar ook goedhartig en bij alle waardigheid toch niet ongenaakbaar. Als moeder heeft zij aanvankelijk moeite de vele beslommeringen en genietingen, die het hofleven meebrengt, bij de belangen van haar kinderen ten achter te stellen. Maar allengs gaat in vervulling, wat Maria Theresia eens aan haar dochter
■
„Mevrouw Capet", het tooneelstuk van de Fransche sehrijfster Marcelle Maurette, waarvan de afdeeling tooneel van "het Amsterdamsche Theaterbedrijf dezer dagen de eerste voorstellingen heeft gegeven, met Annie van der Lugt Melsert—van Ees in de titelrol, "toont ons in het eerste van de tien tafereelen Marie Antoinette in CINEMA & THEATER - (nr. 47)
14
De verhouding tusschen den officier en de koningin wordt hier voorgesteld als een betrekkelijk onschuldige. De Fersen heeft de koningin lief (hij heeft dat in den loop der jaren ook overtuigend bewezen door zijn leven te wagen om het hare te redden), maar hij denkt niet aan een ongeoorloofde verhouding. Even laat Marie Antoinette zich in dit tafereel gaan: zij staat op het punt den aanbidder in de armen te vallen, maar op dat oogenblik komen haar beide kinderen — de dochter, „Madame Royale", en de later geboren Dauphin Charles — binnen en de schrijfster laat er geen twijfel over bestaan, dat de koningin steeds haar plicht als moeder en koningsvrouw vóór haar neiging heeft laten gaan. En omdat haar stuk van zulk een grondige geschiedkennis blijk geeft, laat zij bij den toeschouwer geen twijfel opkomen. Men zou niettemin de vraag kunnen stellen of Marie Antoinette in dit stuk — zelfs wanneer men alles wat over haar liefdesverhoudingen is beweerd als louter laster beschouwt — niet al te sympathiek wordt voorgesteld tegenover de revolutionnairen, die haar gevangen nemen en tot de guillotine veroordeelen. Het is in elk geval begrgpelijk, dat de leider van de Comédie Frangaise in 1936 geweigerd heeft het stuk op te voeren uit vrees, dat het in Frankrijk, waar destijds de revolutie van 1789 nog als de onaantastbare grondslag van de republiek gold, te veel aanstoot zou geven! Eind 1937 heeft Gaston Baty het toen op zijn repertoire genomen, maar ook nu nog maakt het een eigenaardigen indruk, dat een koningin van Frankrijk zóó „neutraal" kon staan tegenover een zoo ingrijpende episode uit de geschiedenis van haar volk. In de inleiding tot haar tooneelstuk verklaarde Marcelle Maurette: „Ik heb in mijn stuk getracht zoo zuiver mogelijk de sfeer van de eeuw weer te geven. Het is geen historisch, maar een psychologisch werk, een studie van de persoon van Madame Louis Capet. Het is geen pleidooi, noch een beschuldiging." Het spreekt echter van zelf, dat de ongelukkige koningin hier onwillekeurig in de positie van een martelares wordt geplaatst en dat de Jacobijnen, die, na Lodewijk XVI te hebben terechtgesteld, den kroonprins uit de gevangenis bij zijn moeder weg halen om hem bij den beruchten schoenmaker Simon te laten „opvoeden" en die daarop in een allesbehalve rechtvaardig proces ook „de weduwe Capet" tot de guillotine veroordeelen, in geen enkel opzicht de sympathie van den toeschouwer kunnen wekken. Het standpunt van de schrijfster om zich niet om de politieke achtergronden te bekommeren, doch alleen het lot van de beklagenswaardige vorstin te schilderen, draagt daartoe ook veel bij ; immers, men vraagt zich bij dit stuk niet af, of de revolutie wenschelijk of zelfs maar onvermijdelijk was, doch alleen, of Marie Antoinette het bittere lot wel verdiende. Alleen voor de koningin wordt in dit stuk, dat typisch het werk van een vrouw is, begrip en mededoogen gewekt, de koning blijft geheel op den achtergrond en verschijnt zelfs niet ten tooneele — eenmaal zien wij alleen zij n schaduw! — en evenmin hooren wij iets over de vele revolutionnairen, die toch ook hun leven hebben gelaten in de geweldige worsteling. Er spreekt uit dit stuk een ietwat reactionnaire geest, maar het heeft de groote verdienste, dat het recht doet wedervaren aan de persoonlijkheid van een vorstin, die in dit geweldige drama stellig niet de hoofdschuldige is geweest.
15
(nr. 47) - CINEMA &• THEATER
schreef, woorden die de schrijfster tot motto voor haar stuk heeft gekozen: „Zal het ongeluk u dan moeten treffen, opdat ge weer u zelf kunt worden?" Het ongeluk treft deze vrouw op een verschrikkelijke wijze en de zwakste kant van dit stuk is, dat de schrijfster, door veel meer aandacht te besteden aan het klein-menschelijke dan aan de groote gedachten en stroomingen, niet bij machte was al dit droefgeestige tot een grootsche tragedie te verheffen. Wanneer Marie Antoinette, als gewoon „burgeres" onder den naam van „Madame Capet" gevangen zit, terecht staat en naar de guillotine wordt gevoerd, doet haar vernedering, die met veel noodelooze hardheid en wreedheid gepaard gaat, den toeschouwer menigmaal meer -pijnlijk dan tragisch aan. Gelukkig weet Annie van Ees echter het al te sensationeele en het larmoyante te vermijden. Ook de overige spelers voldoen vrijwel zonder uitzondering zeer goed. Zij zijn buitengewoon talrijk, want de hoofdpersoon, die nagenoeg onafgebroken op de planken staat, heeft in ieder der tien tafereelen weer andere bijfiguren tegenover zich. Regisseur Cor van der Lugt Melsert is er in geslaagd in die veelheid een bewonderenswaardige eenheid van stijl te handhaven. Zelfs de kleinste bijrol is hier tot in de puntjes verzorgd, al zijn er natuurlijk ook uitblinkers, zooals Johan Schmitz in de rol van Axel de Fersen, Henri Eerens als hoveling en als openbaar aanklager. Jan van Ees als Josef II in het eerste en als de concierge in het laatste tafereel, Frits van Dijk als de kapper en Caroline van Dommelen als de modiste der koningin. „Mevrouw Capet" is een volksstuk in den goeden zin van het woord: instructief, waarheidsgetrouw (voor zoover dat bij een dergelijk historisch stuk mogelijk is) en vooral zuiver en vrij van goedkoope sensatie-zucht. Doch men kan zich wèl afvragen, of de vorm niet te zeer naar de film overhelt en soms ook niet te veel doet denken aan revue en hoorspel. CHR. DE GRAAFF. In den kop links: „De ongelukkige Marie Antoinette, die als Merrouw Capet het leven liet op het schavot, is de hoofdpersoon van Maurette's tooneelspel. — Rechts: Haar gemaal. Koning Lodewyk XVI van Frankrijk. Uij komt niet ten tooneele: slechts éénmaal ziet men zijn schaduw, juist voordat het doek valt.... (Deze portretten zyn ontleend aan oude gravures). Links onderaan: Marie Antoinette (Annie van der Lugt Melsert—ran Ees) neemt afscheid van haar minnaar, den Zweedschen officier Axel de Fersen (Johan Schmitz), utaarbg haar kinderen komen storen, — Uieronder: De koningin temidden van leden harer hofhouding. V.r.n.l.:' Guus Hermus, Josephine van Gasteren, Henri Eerens, Willem de Vries en een lakei. (Foto's Folygooii-Noske)
SCHILDER MET LICHT HET WERK VAIV DEN CAMERAMAN In mijn vorig artikel1 heb ik hoofdzakelijk gesproken over de gradatie van het beeld, en niet over de compositie, de vlakverdeeling. Feitelijk is het de taak van den regisseur om de beeldvlakverdeeling en de camera-instelling te bepalen. Het hangt van zijn persoonlijkheid af. Er zijn er, die nauwelijks door de camera kijken, en alleen op het spel van de acteurs letten; en er zijn er, die precies de beeldinstelling en de vlakverdeeling bepalen, en niets er van aan den cameraman willen overlaten. De groote regisseur G. W. Pabst is een voorbeeld van deze laatste, groep. De cameraman is tenslotte steeds ondergeschikt aan den regisseur, en deze mag niet iets zoo essentieels als beeldvlak-verdeeling aan hem overlaten. Het komt echter voor, dat regisseurs geen flauwe notie hebben van beeldinstelling, nóch van de filmmontage, zoodat deze dingen aan zijn medewerkers worden toevertrouwd. Bij een grootendeeLs collectief werk als film-maken komt het trouwens vaker voor, dat een verkeerde met de eer gaat strijken. Hoevaak is niet een goede regie-vondst juist van den assistent-regisseur, of is de fotografie voor een groot deel het werk van den chef-belichter! Hier komen meteen de medewerkers van den cameraman ter sprake. Ik noemde den ehej-belichter. Deze is voor den cameraman zeker even belangrijk als de laborant, die zijn negatief ontwikkelt. Hij is immers de schakel tusschen den cameraman en het schijnwerperspersoneel, en brengt diens bevelen aan hen over. Sommige cameramannen steunen voor een groot deel op de ervaring van hun chef-belichter. CAMERA-ASSISTENTEN. Voorts zijn daar de camera-assistenten. Het is meestal de gewoonte, dat de cameraman bij de opname niet zélf achter de camera zit en door den zoeker kijkt, doch dit aan zijn eersten assistent overlaat, die dus moet zorgen, dat het door den regisseur bepaalde beeldvlak behouden blijft, en die ook bij rij-opnamen of zwenkingen 1
) Zie „C. & Th." nr. 46.
dl)
moet zorgen, dat de camerabewegingen soepel en glijdend verloopen, dat er geen hoofden worden „afgesneden" of ongerechtigheden, als lampen, de microfoon e.d. in het beeld komen. Een tweede assistent heeft tot taak den afstand tusschen de camera en de spelers te meten, en de scherpte-schaal van de lens hierop in te stellen. Bij rij-opnamen moeten natuurlijk alle verplaatsingen van de camera en van de spelers vooraf uitgemeten worden. De tweede assistent dient in werkelijkheid zouden heerschen. bij de opname dan steeds de scherpte bij te Slaapkamers zijn bij nacht doorgaans te regelen, en ook corrigeerend in te grijpen, onwaarschijnlijk helder verlicht (maar men wanneer er kleine niet voorziene verandemoet tenslotte nog iets kunnen zien; dit is ringen in den afstand optreden. trouwens meer een regie-kwestie). Tweede assistent zijn is een van die Zeer leelijk is het ook, wanneer buitenondankbare baantjes, waarbij nooit een scènes in de studio zijn gemaakt, en de fout gemaakt mag worden (evenmin trouspelers werpen, in plaats van één flinke wens als bij het werk van den eersten slagschaduw, een tiental slagschaduwen in assistent), daar deze fouten pas bij de proalle richtingen om zich heen! jectie aan den dag treden, dus te laat. Een van de groote moeilijkheden is nu In de „Rembrandt"-film kan men bijeenmaal voor den cameraman, speciaal voorbeeld twee totaal onscherp ingestelde wanneer bijzondere effecten verlangd worclose-ups opmerken. den (bijvoorbeeld een man, die met één Om even bij deze veel-omstreden film te kaar.s in de hand een trap oploopt), dat blijven en haar van fotografisch standpunt hij, om iets te kunnen filmen, veel meer te bezien: er komen eenige beelden in voor licht noodig heeft dan voor het oog volmet een abominabele vlakverdeeling. Maar doende zou zijn. In het gegeven voorbeeld daar tegenover staan de fraaie verlichting moet dus het licht van de kaars ondervan de scènes van het consistorium, de steund worden door een mee-bewegenden scènes op den zolder van het schuttersgilde, schijnwerper. Helaas slaagt dit effect zelen de stemmige stadsbeelden. Doch het den volkomen, daar er steeds „valsch" lijkt me, dat een Von Barsy de Rembrandlicht en valsche schaduwen bij optreden. tieke sfeer fotografisch nog beter zou hebMen meene echter niet, dat er zoo verben getroffen. schrikkelijk veel licht gebruikt wordt in de TECHNIEK EN KUNST. studio. Men werkt tegenwoordig met een Het is dus blijkbaar allerminst uitsluiachtste der lichthoeveelheid van een tiental tend een technische kwestie, het camera- jaren geleden. Het gemiddelde lichtniveau werk, al is een technische scholing een eervan een helder verlichte zaal in de studio ste voorwaarde. Er is een groote dosis is ongeveer dat van een regenachtigen kunstgevoel en goede smaak voor noodig, herfstmiddag in een straat: een vijftigste die niet aangeleerd kan worden. Men kan deel der lichthoeveelheid van een zonnig alleen iets in dit vak bereiken, wanneer zomerlandschap! men van jongs af aan gewend is „fotoCULTUURFILM-WERK. grafisch" te zien en steeds uit zijn oogen Ik heb mij tot dusver beperkt tot de te kijken naar vlakverdeelingen en toorifunctie van den cameraman bij de sfeelwaarden, zooals deze zich in de natuur film. Bij een documentaire of een cultuurvoordoen. Een cameraman, die dit niet in film is zijn werk vaak veel zelfstandiger. zich heeft, zal het nooit verder brengen De cameraman is dan menigmaal tevens dan tot misschien technisch correct, maar zijn eigen regisseur, en heeft dus de gesmakeloos en conventioneel werk. hèele verantwoordelijkheid voor het artisSmakeloos zijn de doorgaans veel te heltieke gehalte van zijn film. Ook als er wél der en vlak verlichte film-interieurs, en de afzonderlijk een regisseur bij vermeld eeuwige glimmende haren en schouders staat, heeft soms de cameraman een nog van de spelers, ook in situaties, waar dit belangrijker aandeel in het welslagen van vloekt met de lichtomstandigheden, die er de cultuurfilm dan bij de speelfilm. Boven: Cameraman Werner Krien achter Dan zijn er nog de cameramannen van zijn apparaat. — Links: De schrijver van het filmjournaal. Zij oefenen een op zich- • dit artikel filmt, op een plank buiten de zelf staand beroep uit, dat minder artistiek locomotief gezeten, de voortsnellende wielen. — Op de volgende pagina: De tweede gevoel dan wel handigheid en tegenwoorcamera-assistent in de film „Rembrandt" digheid van geest eischt. Zij zijn vooral stelt de scherpte hij; vooraan: regisseur degenen, die men zich „aan den zwengel Steinhoff. van de kiekkast" denkt. (Foto's Ufa-Ktilzke, Terra en van Moerkerken)
HOE WORDT MEN CAMERAMAN? Tenslotte nog een antwoord op de vraag, hoe men het moet aanleggen om cameraman te worden. Er zijn twee wegen. De eerste is te trachten een baantje te krijgen als zooveelste assistent; dan is er na jarenlang koffers sjouwen en kabels verleggen, wel een kansje eens wat dichter bij de camera te komen, en na nog meer tijd een kans om door een cameraman opgeleid te worden tot tweeden assistent. Een andere weg, die vaak gevolgd wordt, is om zich zelf te bekwamen in de fotografie, en wat handigheid te krijgen met smalfilm, en dan al doende zooveel vakkennis op te doen, dat men een kans kan aangrijpen bij cultuurfilms mee te werken. Dit is dan vaak een doorgangshuis naar de speelfilm. Er komt natuurlijk veel geluk bij te pas, en ook gunstige connecties kunnen een heel eind op weg helpen, want talent alleen geeft niet den doprslag om „erin" te komen. Een goede plaats kan men zich echter alleen veroveren, wanneer men bovendien een degelijke technische scholing heeft doorloopen. AAN DE CAMERA.... Ik hoop, dat deze twee artikelen er toe bijdragen, dat zoowel publiek als kritiek eens wat meer aandacht besteden aan den fotografischen kant van een film, en dat men ook op dit gebied het verschil tusschen goed en slecht leert zien.
Onlangs stond in dit blad een stukje over het werk aan de Duivendrechtsche Kade voor de film „Fahrt ins Abenteuer"2). De namen van de spelers en den regisseur werden hierbij genoemd. Mag ik nu eens de aandacht opeischen voor het feit, dat hier tevens een der allerbeste Duitsche cameramannen aan het werk was. Oskar Schnirch? Ik herinner mij nog goed welk een indruk speciaal zijn camerawerk op mij maakte, jaren geleden, voor de film „Das Andere in uns" (regie: Werner Hochbaum). Ook bij de in Nederland opgenomen films „Front-theater"3) en „Fahrt ins Abenteuer" zal zijn werk ongetwijfeld van eersten rang zijn. Men lette erop! E. VAN MOERKERKEN 2
) Zie „C. & Th." nr. 41. —. 3) Zie blz. 12.
17 CINEMA. & THEATER - (-nr. 47)
16
(nr. 47) - CINEMA <S- THEATER
KAMEROPERA hrengt
IMG in den IIMT Welken lentemorgen was het dat Franz Léhar op een Weensch café-terras zat aan zijn kwast of zijn sorbet, toen uit de groenende boomen en de blauwe lucht de melodieën aanwaaiden voor zijn „Frühling", operette in één bedrijf (3 tafereelen) ? Dat moet een morgen zijn geweest, dat de meisjes lichter liepen en de jurken losser, kleuriger fladderden boven den trippel der ranke beenen. Hij zag dat aan: den veerenden tred der jonge meisjes, het fleurig paradeeren der jurkjes, de boomen die groen werden en de hemel die blauwer worden ging. Misschien hebben de klokken dien morgen ook anders geluid en heeft de roep der krantenjongens ijler geklonken? Is het ook in Weenen niet telkens een nieuwe lente met een nieuw geluid? Op zijn terras, achter het glas kwast — het zal voor een koelend stuk ijs nog te vroeg zijn geweest — is het scenario hem toegezweefd uit de blonde haren van een jong kind, uit het rhythme der levenslustige beenen, en als een spelevaart begon in hem de muziek van deze „Frühling". Het is een heel eenvoudig geval. Zoo'n tusschending tusschen werkelijkheid en droom, zooals het tooneel dat ook tot onderwerp nam: een scenario dat zijn spelers zelf meebrengt. Op een type-inrichting wordt het nieuwe manuscript van Ewald, den dichter, overgetikt door een gevoelig typistetje, dat wel eens het dakkamertje zien wil, waar het stuk heet te spelen. Zoo groeit dus uit spel werkelijkheid, zonder zwaarwichtig te doen, licht en lucht gelijk dat past bij de lente. Zooals het past bij deze lente, geeft „de Kameropera" — al is het dan herfst — er een opvoering van die deze spelers en speelsters doet benijden om hun lust tot ver,,beeld"en. Zelf hebben zij vreugde in hun spelen, hun zingen, hun dansen. En ook het orkest onder Wim Quispel heeft plezier in dit onschuldig spel, zoodat er iets oprankt uit zijn opvoering dat vreugde geeft, luchtheid in de voeten en in het hoofd: een lichte, zonnige, zorgelooze lentedag als er alleen maar blijheid is, zang in de lucht en nieuw bloed in de leden.
Tops v. d. Berg — zij is misschien iets te ernstig voor zoo iets speelsch —; Louise de Vries, guitig en charmant; Gerrit Kijk in de Vegt als de schuchtere Lorenz; Albert May als de losse, lichtzinnige dichter — in zijn s-pel heeft hij een vlotheid en gemak, die de anderen ietwat achterstelt, — maken dit gevalletje tot een charmant muziek- en zangnummer. Eri Visser als directrice van het type-bureau heeft een ondergeschikte rol in het inleidende eerste tafereel, die zij ns,ar den eisch speelt. Kennelijk hebben allen plezier in het fladderend spel en zoo brengen zij het los en prettig, onhollandsch lichtvoetig. Samen met „Die Schone Galathée"1) vormt het voor „De Kameropera" een blij moedigen operette-avond, al is Franz von Suppé's operette geestiger, muzikaler en wordt zij nog zwieriger, lustiger gezongen en gespeeld dan Léhar's „Der Frühling". Maar de kansen zijn er ook grooter.' Léhar's „Frühling" is zoo maar een* speelgoedding, hem« toegewaaid op wat voor een lichten lentemorgen op welk Weensch café-terras, toen de rook uit zijn cigaret zweefde als een nymph in den ochtendnevel? KEES SPIERINGS. 1
)
Besproken in „C. & Th." nr. 31.
Links: Albert May als de dichter in Léhar's „Frühling". — Boven: Gerrit Kijk in de Fegt, de schuchtere Lorenz, in een scène met Tops van den Berg als Hedwig. — Onder: Louise de Vries werkt op het typebureau onder de oogen van de directrice (Eri Visser). (foto's Polygoon/van Bitsen)
■ ym * • ■'■• ■»■''•' "■ ■•"->-•"—""■"< - -,";1 .■-.MPI*JI..-.."I f*.*-™*-**^
"■.- ■■ ^«"■-•'
Artisten helpen elkaar
TEMPOVARIÉTÉ te Rotterdam Er is in verschillende nummers van „Cinema & Theater" al op gewezen dat er ook in de provincie een groot „afzetgebied" bestaat voor hetgeen reizende variété-gezelschappen te bieden hebben. Men heeft bij die gelegenheden kunnen lezen dat het peil, waarop de programma's van die troepjes meestal staan, vaak uiterst bevredigend kan worden genoemd. Dikwqls genoeg zijn er dan ook artisten bij, wier namen men korten tijd later op de aanplakbiljetten van de variététheaters in onze groote steden ziet prijken. Wanneer er dingen zij n, waarmede een variétéartist zich een plaats in de wereld van zijn vak kan veroveren, dan is het wel met werken, oefenen, nog eens oefenen en weer werken, zich beperken, eigen grenzen kennen, zijn in den aanvang misschien nog bescheiden talenten niet forceeren en trachten ervaring te verkrijgen. Tollens' „Men reken den uitslag niet, maar teil' het doel alleen" hééft inderdaad diepere beteekenis, ook in dit verband. Dubbel verheugend is het echter wanneer ook „de uitslag" goed blijkt, zooals we hebben bemerkt toen we een avond van De Bie's „Tempo"-
variété hadden meegemaakt. Drie maanden lang had men avond aan avond in de meer zuidelijke provincies van ons land gespeeld en voor één keer was men weer eens naar Rotterdam getogen, de vaderstad van het meerendeel der medewerkende artisten. Doch het programma werd met animo gebracht alsof het den eersten keer was. Het Tempo-variété mag zich gelukkig prijzen met twee uitstekende clowns, die over een rijke ervaring beschikken omdat ze vroeger bij Hagenbeck hebben gewerkt: Carlo en Beppo, de een al zotter dan den ander. Tusschen hun grollen geven ze echter een goed nummer acrobatiek, evenals Hurt Berto dat doet, dansende en met ballen en hoeden jongleerende. Knap was van alle drie hun laconiekheid. Men behoeft maar b.v. de kleine scène van Carlo en Beppo met het glas water te zien om te beseffen dat zulke nummers „af" zijn. Evenals dat van Lambillion, zich noemende Voetantipodist, die heel wat ,,in zijn voeten" blijkt te hebben. Het programma is afwisselend: zang en muziek zijn er goed vertegenwoordigd. Zoo door de Acht zingende visschers, die aantrekkelijken koorzang doen hooren. Een beschaafd nummer dat veel succes oogstte. Onder den bijnaam „Nederlands jongste tenor" treedt Wim Schölte op. Het aardigste was hij in een liedje van Trenet „Il y a de la joie". Zoo'n pretentieloos geval ligt hem het beste, beter dan Moederlied (Gigli) of Zarah Leander's droeve „Von der Puszta will ich träumen". Een jonge stem met mogelijkheden. Een andere nog jonge kracht is Dini West, een tap-danseresje. Knap rekwerk gaven de twee Tardona's te zien en als altijd oogstten de Waikiki Hawaiian's uitbundigen bijval met hun muzikale nummer. Het viertal speelt niet alleen voortreffelijk guitaar en ukelele, maar, wat weinig voorkomt, ook de vibrafoon is in hun ensemble een niet uit den toon vallend instrument. Tot besluit worden dan nog twee krachten genoemd, die bijna den geheelen avond „aan het woord" zijn geweest: de conferencier Jan Brouwer, die vaak geestiger dingen heeft gezegd dan het publiek dadelijk scheen te voelen, en de pianist Freddy van der Walle, die met veel muzikaal gevoel alles heeft begeleid. A. GLAVIMANS Boven: De Waikiki Hawaiian's oogstten uitbundigen bijval, — Links: Lambillion, „voetantipodist", heeft heel wat „in zyn voeten". (Foto's Klaver en Archief Waikiki Hawaiiam). CINEMA &• THEATER - (nr. 47)
18
Een eigenaardige en allerakeligste gewaarwording voor een eerzaam artist, die des Zondagsmiddags het theater binnenstapt om te gaan „werken", zich argeloos naar zijn kleedkamer begeeft en ontdekt.... dat alle costuums en requisieten gestolen zij n 1 Daarvan kan het gezelschap van het Amsterdamsche Volkstooneel onder leiding van Dick Scholten en Sies Foletta meespreken — sinds Zondag, 15 November j.1. In het Amsterdamsche Asta-Theater, midden in den Jordaan gelegen, bleek alles, ter waarde van eenige duizenden guldens, gestolen te zijn: de dure revue-costuums, de gewaden van het danspaar, de rokcostuums der beeren, de koffers, alles, slechts een boordje en een smoking-strikje waren blijven hangen.... Men zal zich kunnen voorstellen, dat het huilen den tooneelmenschen nader stond dan het lachen. Goede raad was duur. Het publiek vulde de zaal reeds en dus: gespeeld moest er worden! Dan maar in het huiselijke en gewone colbertje, na een aankondiging van de situatie, waarvoor de aanwezigen zeker begrip zouden toonen. En zoo geschiedde; ook de volgende avonden van de week. Nog den zelfden dag echter werd er onder het publiek spontaan een collecte gehouden en toen het gerucht over den diefstal zich onder de collega's verspreidde, werd er al even spontaan besloten ten bate van de gedupeerden een benefice-avond te organiseeren. Directeur Albers van het Asta-Theater stelde zijn zaal gratis beschikbaar en Vrijdags, volgende op den diefstal, traden daarin tal van bekende artisten geheel belangeloos op. Het publiek had het theater tot in den nok gevuld en volgde geestdriftig het overladen programma, dat niet minder dan zeventien nummers telde: Dries Krijn, Roland Wagter, Marcello, Willy Alberti, Duo Bovo, Twee Aldas, Drie Brestons, Fred Johnson, Carola en Francois, Trio Laurent, Gas Boulanger, Rossini, Van der Vaart, Nol van Dijk, Lou Telby, Twee Bertwinies, Prof. Barandini en zijn sprekende pop, terwijl het revuegezelschap zelf nog vóór de pauze een aardige finale ten beste gaf. Een toespraak van een bezoeker en een verloting door de buurtbewoners op touw gezet, vulden ook de pauze nogl De financieele schade is door een en ander gedeeltelijk bestreden, en gelukkig werden de artisten door bemiddeling van de Nederlandsche Kultuurkamer ook reeds weer in het bezit gesteld van de noodige textielpunten ten einde nieuwe costuums aan te schaffen! Men speelt weer verder 1 COR DOKTER. Een foto, symbolisch voor het hartelijk medeleven: collecte onder de belangeloos medewerkende artisten. (foio Cor Dokter)
9)
Korte inhoud van het voorafgaande
Carolientje is pakstertje in een sigarettenfabriek en wordt gekweld door romantische droomen, die hun oorzaak vinden in een veelvuldig bioscoop- en theaterbezoek. In een van de doosjes sigaretten, welke zij dagelijks inpakt, stopt zij een briefje met het verzoek, of de ontvanger of ontvangster haar uit den somberen sleur van het leven in de sigarettenfabriek wil komen verlossen. Na een feest te zijnen huize is de filmregisseur Piet Steen, die in conflict is geraakt met zijn hoofdrolspeelster en verloofde Winnie Klaasse, in een allerminst vroolijke stemming. Als hij een pakje sigaretten openmaakt vindt hij het briefje van Carolientje en voelt intuïtief dat dit het meisje is waarnaar hij zoekt. Hij besluit kennis met haar te gaan maken. Juist als Steen zich aan de fabriek vervoegd heeft, breekt er brand uit en het lot wil, dat Steen een meisje uit het gebouw redt, dat later.... Carolientje blijkt te zijn. Hij neemt haar mee naar zijn woning en zet haar zijn plannen voor baar filmcarrière uiteen. Steen's vriend, de journalist Zebedeus Pit, heeft ontijdig publiciteit aan het geval gregeven. Op de kamer van Steen maakt hij kennis met Carolientje. Den volgenden dag gaan zij gedrieën naar de filmstudio: Carolientje voor proefopnamen. Pit voor de publiciteit en Steen om zijn directie te sussen. „Ja, zeker moet Pit over alles uitvoerig schrijven," beaamde Steen. „En daarom neem ik hem bij alles mee op sleeptouw. Vanmorgen zal hij de proefopnamen bijwonen. Mislukken die, dan overreed ik hem om een bericht te publiceeren, waarin hij verklaart nog niet achter den naam van en de verdere plannen met Steen's nieuwe ontdekking gekomen te zijn. Hij moet de nieuwsgierigheid dan nog even langer op de proef stellen, totdat ik mij wel geslaagd mag noemen. Is het tegenovergestelde waar, zijn de proefopnamen een succes voor Carolien-
tje, dan mag hij haar naam publiceeren en erbij vermelden, dat zij een contract met de Meteoor heeft gesloten, dat inmiddels reeds begonnen is aan de draaiboekbewerking voor haar eerste film. Hoe die zal heeten, kan Pit dan mooi voor een later bericht bewaren. . . ." „Och," meende de productiechef, „waarom niet direct een titel als „Storm op de heide" aangekondigd in geval van goede proeven ?" „Omdat," repliceerde Piet Steen, „omdat-ik „Storm op de heide" vermoedelijk heelemaal niet ga maken met Carolientje. Ik ga haar
„Filter richtte zijn camera op haar..." XTeekening Eline van Eykern)
(adv.)
eigen geschiedenis verfilmen. De geschiedenis van een arm, romantisch meisje uit een cigarettenfabriek, die droomt van een mooier en beter leven, die . ..". Piet Steen raakte vol vuur. Naarmate hij verder vertelde, werden de gezichten van zijn twee toehoorders vroolijker. Op het laatst riepen zij tegelijk: „Top". De financieele directeur voegde eraan toe: „Een enorm kassucces wordt dat met die gratis voorpubliciteit in de Ochtendheraut". De chef der productie verzekerde: „Piet Steen is over zijn depressie heen!". Zebedeus Pit merkte tot zijn opluchting, dat alles blijkbaar goed verloopen was, toen Steen Carolientje en hem begroette na de conferentie met een gelukkig einde. Met zijn drieën begaven zij zich door allerlei smalle en breede gangen naar de studio-ruimten. In een
19
kamertje, dat zij passeerden, stond een telefoon. Steen verzocht hun even te wachten. Hij begon naar links en rechts in het studio-complex te telefoneeren. Carolientje hoorde hem naar den camera-man Wim Filter vragen. Deze moest klaar voor opname in de proefstudio komen. Voorts bestelde hij een kapster voor een make-up in kapstudio C. De chef van de belichting werd door hem verzocht in de proefstudio een lampenpark aan te laten sluiten en een stuk of twee belichters af te staan. Een geluidsingenieur moest zorgen voor een aangesloten microfoon en een opnamecel in orde laten brengen voor enkele eenvoudige stemproeven. Carolientje stond te trillen op haar beenen. Enkele felle schijnwerpers wierpen onbarmhartig licht naar beneden op de wriemelende mierenhoop. Carolientje kreeg het benauwd onder haar filmschmink.
(nr. 47) - CINEMA <&• THEATER
u Steen liet haar, terwijl het oog van de camera vlak bij was, bijvoorbeeld schateren van het lachen. Wat ging dat moeilijk! Carolientje had na tien keer geprobeerd te hebbén om schaterend te lachen, veel meer zin om te huilen. Maar ze dacht: „Ze zijn hier allemaal gek. Waarom zou ik niet net doen of ik een reuze plezier heb?" Dat hielp. Het lachen ging beter en beter. Bij den vijftienden keer klonk er een belletje en riep iemand: „Stilte". Het werd doodstil. Op een teeken van Steen sloeg iemand twee plankjes op elkaar, waarop iets geschreven stond en riep: „Proefopname 17. Eerste maal". Daarna verdween de roeper als de weerlicht voor de camera vandaan, wenkte Pi6t Steen naar Carolientje en lachte Carolientje of ze zou barsten met den dood in het hart. Na het lachen volgde huilen. Na het huilen het zeggen van een paar met Steen ingestudeerde woorden. Na de woorden een eindje loopen. Daartusschendoor werd met camera en microfoon gesjouwd, gedraafd, gevloekt, getelefoneerd en wat al niet meer. Om zes uur weigerde Carolientje om nog een seconde te blijven, „'t Is in orde," zei Steen, „en ik geloof, dat wij niet ontevreden behoeven te zijn". Voor den tweeden keer bracht Zebedeus een vermoeide Carolientje naar huis. Piet Steen Weef in de studio's, 's Avonds om elf uur nog liet hij zich in de projectiekamer de uit het laboratorium gekomen strooken film voordraaien. Zijn directie was voltallig aanwezig en ook Pit was teruggekomen om de resultaten aan te zien.
Het benauwdste van alles was, dat de kapster achter haar aan bleef loopen, haar af en toe critisch aanstaarde en dan vlug met een poederdons over haar gezicht ging. Haastig en zakelijk werd Wim Filter aan haar voorgesteld door Piet Steen. Wim Filter kwam hiertoe van een soort zadel geklommen, dat achter een geweldig groot fotografietoestel — „dat is de camera", zei de zorgzame en uitleggende Zebedeus — was bevestigd. De camera stond op een stukje rails en als Filter wilde kon hij, op zijn instrument gezeten, heen en weer rijden. Steen en Filter begonnen ernstig te confereeren. Daarbij voegde zich een mannetje, dat tot nu toe aan de microfoon geprutst had en om den haverklap iets in een telefoon naar een onbekend hol of zoo riep. Eindelijk was het zoover, dat Steen Carolientje bij den arm pakte en haar midden voor de grijze schermen bracht, waar zij maar moest gaan staan. Filter richtte zijn camera op haar en liet iemand den afstand tusschen haar oogen en de cameralens met een meetlint opnemen. Daarna kwam een ander, die een lichtmeter, zooals hij zelf vriendelijk uitlegde, voor haar gezicht zwaaide, terwijl de schijnwerpers op haar gericht werden. De microfoon aan den langen stang op het wagentje werd voor haar neus gebracht en weer weggehaald. Veel systeem zat er niet in, vond Carolientje. Af en toe keek ze hulpeloos naar Piet Steen, die op een stoeltje peinzend naar haar tuurde. Daar had ze niet veel aan. Dus zocht ze de oogen van Zebedeus Pit maar op. Hij knikte af en toe eens gemoedelijk. Tegen een uur of elf was het zoo ver, dat Carolientje, die er maar een beetje verloren bij stond, te hooren kreeg, wat zij moest doen.
i One Hour Cleaning' Setvkt
BOLTHMUZEM JUWELIERS
^DOI HAAG • 1ANCE POTEN 43 «TEL I1528r
'GO>UD - ZILVER • JUWEELEN INKOOP - VERKOOP • TAXATIE ANTIEK-MODERN
HONIG'S RAGOUTTABLETTEN geven een lekkere pittige saus ... Wij zouden ze natuurlijk graag maken, zooals wij dat, vroeger deden, maar ook nu nog mag de kwaliteit er zijn. Denk er echter aan: de houdbaarheid is niet meer onbeperkt.
Alles wat U noodig hebt... Een klosje garen, een schaar en ... een beetje goeden wil! Dan maakt U van Uw oude garderobe weer iets geheel nieuws, waarover Uw vriendinnen verwonderd zullen zijn! Het is alleen te hopen, dat U verleden jaar Indanthrenstof hebt gekocht, want die alleen blijft frisch en fleurig, niettegenstaande ze veel gebruikt is. Indanthren-stoffen zijn namelijk onovertroffen . wasch-, zon en weerecht!
® Indanthren
Wie Indanthren heeft gekocht, kan van geluk spreken.
Huzieksehool Zwaag^ Aanvang nieuwe cursussen:
(Wordt vervolgd)
Piano Gitaar Banjo Viool Orgel Cello
vQjtiü^mkkutä deze speciaal wat de aankondigingen op film- en theatergebied betreft, verscherpt worden. Werd niet een — onlangs in dit blad besproken — tooneelstuk aangekondigd als „het sensationeele, opzienbarende, diep-ontroerende tooneelsucces". . . . ? En anderzijds zij den theaterdirecties aanbevolen, wellicht ter neutraliseering van het verlies aan allesovertreffende blufuitdrukkingen, hun annonces wat origineeler, uit te voeren, zooals eenigen gelukkig reeds doen. Waarom moet haast iedere theatervoorstelling in een rouwrand worden aangekondigd. . . . ? Zeker, er zijn renteniers en gepensionneerden, die elke begrafenis bijwonen bij wijze van openbare vermakelijkheid om er tot tranen toe te worden ontroerd. Doch zelfs een tragedie op de planken kan nog wel aantrekkelijker worden geannonceerd dan in een rouwrand 1 CRITY KUS.
CINEMA & THEATER - (nr. 47)
20
Trompef Klarinet Saxophoon Xylophoon Slagwerk Stringbas
Lesgeld f2.75 per maand (instr.) Gratis instrumenten in bruikleen op de les, tevens studiegelegenheid. Theoretische lessen f 0.25 per maand 2500 Leerlingen 50 Leeraren
Adverieeren mei bluf. „BACH was een man. Wie is BACKMAN?" Aldus de tekst van een annonce, waarmede een amusementsorkestleider zijn optreden in de concertzaal aankondigde. Men weet uit enkele artikelen in dit blad, dat wij veel respect hebben voor de wijze, waarop de bewuste dirigent zijn toehoorders en toeschouwers een avond bezig houdt en hun lever laat schudden bij zijn muzikale comedies. Doch een gebruik maken van de toevallige naam-associatie met Bach, den grootmeester der sereene muziek, late hij achterwege! Zij is even ontoelaatbaar als de recente aankondiging van een revue „Holland's glorie" als ware zij de ten tooneele gebrachte versie van Jan, de Hartogh's succesvolle roman, waarmede de revue in feite niets te maken heeft. Er bestaan zekere advertentievoorschriften; het wordt tijd, dat
Accordeon Hawaiian Mandoline Mandola Ukeleie Harmonium
Adressen: 15 Amsterdam Jac. v. Lennepkade f35 „ Willemsparkweg 1 „ Dintelstraat 21 „ Ferdinand Bolstraat 15 „ Middenweg 60 Den Haag Regentesselaan „ Musschenbroekstraat 71 46 „ - Stille veerkade 9 Scheveningen Middelburgschestraat 10 Haarlem Barteljorisstraat Utrecht Voorstraat 5{bis) 61 Hilversum Vaartweg 110 Alkmaar Stationsplein Broek op Langendijk Z.-Scharwoude A 91 SUBLIEM ..
Telef. tl tl
n il ff ii
n ff il
21990
il
n
4425
il il
,
Tevens schriftelijke lessen door geheel Nederland: „Muzieklessen in het oude "";": schrift per brief" SUBLIEM komt overal. aamÊÊÊmaiataUuÊUÊi ÉiMM miim>iv«iïiw'T'■■■■•■■•''■'"•'-•• 2i. (nr.. 47). - CÏNEMA-'&° THEATER
80940 96915 96748 26522 54289 398849 181513
:!|!:!#»r!^
Geprolongeerd wegens buitengewoon succes
DE PSEUDO GRAVIN
AMSTERDAM
Een Wien-film met Harte Harell, Wolf Albach-Retti Paul Hörbiger .
REGULIERSBREESTRAAT 26-28
Geprolongeerd wagens buitengewoon succes
ANUSCHKA Een Tobis Film met Hilde Krahl en Siegfried Breuer ■xm^mm^w™fW'm'*fmmt-<*»-*m-«
B!.ifmm}BMWii>Mmt!M!MiWÊii).m VOOR DE DERDE WEEK I AHN IE VbRMULST In haar GLANSROL
l> R
K E L L N K B I N
AAF BOUBER, HERHAN BOUBER «.«.a. 0«o 2.30 on 7.30 u. preci« Zondags 2.00 u. - 4.15 - 7.30 uur precle«
Wereld cabaret-attracties Orkest Alexander Coret
acquat v. Bijlevsld tn Octavt v. Aanchei mei UK Jl\S IN DE BADKUIP FRANS DUMÉE. TRUUS SPEIJK Oag 2.15 - 7,30 u. precies Zondags 2 - 4.30 en 7.30 u. precies
4.30 u. AF
O
KRUISWOORDRAADSEL
VRIJDAGS GESLOTEN
■
Op Dinsdag 1 December 's middags om 3 uur opent de pieuwe bar-bodega 10
Da gezellige bar vaar hal baiara publiek LEIDSCHESTRAAT Ka. 63
AMSTERDAM-C.
"''",^|?f?l\inj$terdan)
zijn deuren en heet U hartelijk welkom.
12
TER GELEGENHEID VAN DE OPENING ORGANISEERT DE DIRECTIE EEN FEESTWEEK MET DIVERSE ATTRACTIES
te
Leidscheplein Theater Amsterdam. Elke avond 7.30 uur. Zondagmidd. 215 uur
*>
brengen U In:
TOBIS DOLDWAZE DIERENTUIN
BROADWAY PALACE
.KOM JE OOK OP DE FILM?'
14. 16.
WAGENSTRAAT naast SCALA
1718.
's-GRAVENHAGE
23. 24. 2Ï. 2729.
Telefoon 116560
#*f*3
Revue- en AmusementsoHcest o.l.v C. VAN DISSELDORP Altradle-oricest van „LINO FALtONI"
56 Medewerkenden: o.a. Elly Rexon en Rens van Dorth ■aderen avond 7-11. Matinee 2.15-5 (behalve Zaterdags)
10. 11. 12.
Restaurant A. W. FRIJLIHK
TWEE ORKESTEN 1. 2.
4a S78. <>■
Henvo's succes-revue in één proloog en zeventien tafereelen
s •
■
0
.'■
VAX WOUSTRAAT4-6
HET INTIEME CABARET VAN ZUIDi
CL A ND SC HÊ
■
iê
19
|| 2é
.W
2ö
22
21
r
H
i?
voegwoord faam bewegingrloosheid voorzetsel van overdrijving voorzetsel van plaats geneesheer jongensnaam mijns inziens (afk.) voorzetsel bes boom kleurspeling voertuig vlug muzieknoot deel van een ontkenning (Fransch) leer der zenuwen
1^
■
II 19
■ r
11
C
L
T T D E
S
naam van den afgebeelden filmster desondanks 2a muzieknoot voertuig ■V 3» overstrooming 4- gedaante-verwisseling . 6. scherp gereedschap 7- meisjesnaam pers. voornaamw. 13behoudens vergissingen (Lat. afk.) 15. als boven (Lat. afk.) IQ. in het jaar 20. 1. 2.
21. 22. 26. 28.
maat (afk.) \ thans landbouwwerktaig
-
\
van 20 Nov. (no. 44)
Twaalf woorden, die aan onderstaande omschrijvingen voldoen en onder e4kaar geplaatst, geven van boven naar onder op de tweede rij letters den naam van een filmactrïce. 1. deel van een dier en van menig boek 2. splinternieuw 3. oorlogsvlag 4. plaats in Zwitserland 5. metaal 6. plaats in Zeeland 7. geluid van een bepaald dier 8. meer in Italië 9. broodzak 10. buiten adem Ti. kostschool 12. plaats in Friesland. Te gebruiken letters: 12 a, 1 b, 1 c, x d, 12 e, x f, 7 g, 2 h, 6 1, 4 k, 6 1, 3 m, 9 nt 9 of 3 p, 6 r, 7 s, x t, x u, 2 v, 1 w, 1 ij, 3 z. (Ingez. door mevr. N. Beek, Amsterdam)
D iah oio-raadsel: Horizontaal: 8. Peter Petersen. -f- Verticaal: 1. spotprent, 2. spotten, 3. aarde, 4. ree, 5. steeg, 6. pijlsnel, 7. versnyden.
De vrouw leest
„HET RIJK DER VROUW"
PRIJSWINNAARS
Aan alle kiosken en stations, 15 et.
P. POTTERSTRAAT 4.
AMSTERDAM (Z)
ffoofdfrys: J. H. V. te Tilburg. — Troostfrijzen: Mevr. M. de R. te 's-Gravenhage; mej. F. K. te Twello; A. A. v. V. te 's-Gravenhage; A. O. te Haarlem; H. U. te Rotterdam.
i ii i
22 23
(nr. 47) - CINEMA *» THEATER
verschijnen, onder leiding der redactie van „Cinema en Theater", moderne en klatsieke tooneelmerken, luisterspelen ens., ran een inleiding voorzien en geïllustreerd met foto's of teekeningen, en monografieën over dramatische onderwerpen, • Als Nr. 1 dezer „THEATER-REEKS" is VERSCHENEN hef mef zooveel succes opgevoerde, in 1304 spelende Hollandsche drama van J. W. VAN GITTERT
„WITTE VAN HAAMSTEDE", mei zes foto's der opvoeringen. Als Nr. 2 verscheen zoojuisf:
„HET KAH VERHEEREN ...", een fooneeispei in zes fafereelen, waarin door FRANS DE PREZ hef laafsfe levensjaar van Gerbrand Adriaansz. Bredero wordt gefeekend. Mef vijf fofo's der opvoeringen en een uitvoerige geschiedkundige inleiding. Zeer spoedig verschijnen:
Nr. 3 „GERHART HAUPTMANN", een schets van de beteekenis voor de fooneellifferafuur van den grijzen dichter, die op 15 November j.I. tachtig jaar werd, geschreven door F. PRIMO. Met veertien foto's.
Nr. 4 „ROSE BERND",
VERTICAAL.
FILMSTERRAADSEL
Kamraadsel: horizontaal: Constant van Kerckhoven. — Verticaal: i. centrum, 2. haphta, 3. toegang, 4. nadezen, 5. voltige, 6. negotie, 7. eischen, 8. charade, 9. horizon, 10. vreugde, n. nergens.
DUITSCHE KEUKEN
CINEMA & THEATER - (nr. 47)
^
■
'T
' U«
OPLOSSINGEN i
Administratie :
9
WÈkM v
Jnvulraadsel: 1. gedrag, 2, resten, 3. achter, 4 bouwen, 5. struis, 6. looper, ■— Grethe Weiser.
= „'T ZCIB" =
^
ir
^2
■ ■ '
■ m m
•
DIV. BELEGDE BROODJES Bezoekt nu allen hetCAFÉ-CABARET
H
Begin met den paardensprong linksboven en vorm achter elkaar twee namen van film-actrices. Elk vakje mag slechts één keer worden gebruikt. In de overblijvende vakjes is, wanneer men in het juiste vakje weder met dun paardensprong begint, de naam van een derde filmactrice te lezen. (Inzending van Jan van der Pol, Rot' terdam).
jmnumir
-H
^
HORIZONTAAL.
De nieuwste Lach-Revue met
(REMBRANDTPLE1N, AMSTERDAM) „De vreugdebron van Amsterdam"
trfa
15
■
r
mA
3
s
KEES PRUIS e.a.
HOMMERSON EN TOSCANI
}
■
14
2
II
,
2?
QUARTIER LATIN
R E B A A 0 G H U U H 0 H T E K N U L f? L l C T
VAN
HET EVENEMENT VAN DEN DAG
nieuviendijk 98 Veer 4e DERDE weakl
Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk ir December a.s. aan den „Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvariété 11 December". Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ 2.50 en vijf troostprijzen van ƒ i.—.
GEOPEND: DAGELIJKS
■
PAARDENSPRONGRAADSEL
RAADSEL-VARIETE
hel prachtige werk, dat hef „Noordhollandsch Tooneel" ter eere van Haupfmann's tachtigsten verjaardag opvoert, vertaald en ingeleid door F. PRIMO. Met een porlret van Hauptmann en vier fofo's der opvoeringen. In bewerking zijn:
Nr. 5 „DE OPERA'S VAN MOZART", een inleiding van THEO VAN DER BIJL tat de door Mozart geschreven opera's, gezien in hun onderlingen samenhang. Met fofo's.
Nr. 6 „GESCHIEDENIS VAN DRAMA EN THEATER IN EUROPA"; Deel I: Tot en met de achtliende eeuw. Nr. 7 Idem, Deelll: Negentiende en twintigste eeuw. Een helder overzicht door drs. J. W. VAN GITTERT der Europeesche theatergeschiedenis, met toelichting tot de belangrijkste tooneelwerken; geïllustreerd. Bestelt wegens beperkte oplage reeds thans bij uw boekhandelaar of door overschrijving van f 1.25 PER DEELTJE op giro 78676 der N.V. Ned. Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsferdam-Z.
L.A CUBAITA Leidschestraat 52
-
A'DAM
1. 2 en 3 DECEMBER wegens decoratie gesloten
h L I I
(Teekeningen W. ie Mooy)
% Aan de Administraiie van CINEMA & THEATER Paulus PoHersiraat 4 — Amsierdam Zuid.
Mijne Heeren, Elke week wil ik op de hoogte blijven van nieuw;e films, töoneelstukkerf, opera's ejus. Noteert U mij dus, op de. gebruikelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post. Het abonnementsgeld wordt betaald met ƒ 6.50 per jaar*/ ƒ 3.25 per half jaar*// 1.625 per kwartaal* en voldaan door overschrijving op uw girorekening 78676. Naam Adres
::,.......$.:....„:.
,.l
;■..........
;., ;... .'.!c*i? HandTeekening
te , ...... Datum '....:... '. Verzenden In enveloppe als brief .of geplakt op een briefkaart. *) Doorhalen wat niet van toepassing: Is., F 1083/4
Het weekblad „CINEMA & THEATER" verschijnt des Vrijdags. Alle bUdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Rcilactie, abonnementsopgaven en andere administratieve correspondentie aan dé AtlmlnlNtrntle van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. — Postgiro ho. 78676. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs per losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.25 per halt jaar, f 1.62% per kwartaal, bij vooruitbetaling; In plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, deseewengcht 12V4 cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor een kwartaal verlengd, indien niet twee weken vöör afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. (Prljsverhooging toegestaan bij brief van 23 Maart 1942, no. 1017 P.R. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — BIJ ongevraagde bijdragen sluite men retourporto (zoo mogelijk een geadresseerde en gefrankeerde enveloppe) In.
Wnd. Hoofdredacteur: ^oh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, AnlBterdam. — Verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Utrecht. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. (P1083). — Druk der N.V. Drukkerij Elsevier, Van Ostadestraat 233, Amsterdam-Zuid. (K 199).
CINEMA & THEATER —No. 47
27 NOVEMBER 1942
■
II