O2
opera-2 2013-2014 53e seizoen
DE GEEST VAN CALIGULA zaterdag 14 december 2013 13.30-16.20 uur
Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepkoor Markus Stenz dirigent Edward Caswell koordirigent Caligula 30 jaar, keizer Peter Coleman-Wright bariton Caesonia 35 jaar, Caligula’s vrouw Ursula Hesse von den Steinen mezzosopraan Helicon 22 jaar, slaaf Martin Wölfel countertenor Cherea 40 jaar, staatsprocureur Johannes Schmidt bariton Mucius 75 jaar, senator Marcel Beekman tenor Scipio 18 jaar, een jonge patriciër Cécile van de Sant mezzosopraan Mereia/Lepidus 60 jaar, Romeinse edellieden (dubbelrol) Quentin Hayes bariton Livia 25 jaar, Mucius’ vrouw Ruth Fiedler sopraan Vier Dichter Henk van Heijnsbergen, Sebastian Brouwer, Pieter Hendriks, Aart Mateboer (leden Groot Omroepkoor)
Detlev Glanert 1960
Caligula 2004-2006 Oper in vier Akten frei nach Albert Camus; Libretto von Hans-Ulrich Treichel PAUZE NA DE TWEEDE AKTE
Nathalie Doucet repetitor · Jurjen Stekelenburg boventiteling · Jan Panis geluidstechniek
afbeelding titelpagina Romeinse olielamp met erotisch motief (Römisch-Germanischen Museum, Keulen)
NTR Podium
Facebook en Twitter Volg het laatste nieuws rond de NTR ZaterdagMatinee op onze eigen Facebook-pagina en klik ‘vind ik leuk!’ ... en op twitter: @ZaterdagMatinee
documentaires en concertregistraties op ned 2
Radio 4 Concerthuis - Legendary Archive: Eugen Jochum De Duitse dirigent Eugen Jochum (1902-1987) is één van de belangrijkste dirigenten van zijn generatie. Vooral met zijn uitvoeringen van de symfonieën van Anton Bruckner maakte hij naam. Luister in het Radio 4 Concerthuis naar een drieluik met legendarisch archiefmateriaal uit het omroeparchief. Eugen Jochum dirigeert het Concertgebouworkest in drie symfonieën van Anton Bruckner: de Zesde, Zevende en Achtste symfonie. Ga naar radio4.nl/concerthuis
2
KAROLY EFFENBERGER
zo 15 december 13.00 uur NTR Operamaand: Die Zauberflöte Registratie van de productie uit het vorige seizoen bij De Nederlandse Opera. De regie van Simon McBurney werd met luid applaus onthaald bij de pers. Het Parool: “De nieuwe enscenering […] is een van die zeldzame producties waarop niets valt af te dingen. Wonderschoon was het.” Ook de Nederlandse bariton Thomas Oliemans kreeg opvallend veel bijval voor zijn rol als Papageno. Nederlands Kamerorkest o.l.v. Marc Albrecht; Koor van De Nederlandse Opera. Voorafgaand een reportage van Sandra Parry. Presentatie: Hans Haffmans. ma 16 december 23.55 uur Bosch Requiem - Robert Zuidam Registratie van de wereldpremière (8 november j.l.) van Zuidams nieuwe werk, geschreven voor de festiviteiten rond Jheronimus Bosch’ 500. Asko|Schönberg o.l.v. Reinbert de Leeuw; vocale solisten. ntrpodium.ntr.nl
O
2 53e seizoen 14 december 2013
Een tragedie van de ‘grundlose’ vernietiging “Wir leben grundlos und wir sterben grundlos.” Dat laten componist Detlev Glanert en librettist Hans-Ulrich Treichel hun hoofdpersonage, de lugubere Romeinse keizer Caligula, ergens in het tweede bedrijf van hun gelijknamige opera zeggen. De frase is vol ironie en tegelijkertijd tragisch. Tijdens een banket kondigt de keizer aan dat er na het eten terechtstellingen zullen plaatsvinden. Iedereen raakt in paniek, want de willekeur van de tirannieke heerser kan iedereen treffen, en daarom doen ze er allen plots het zwijgen toe. Dat amuseert Caligula: “Jullie vragen niet waarom? Dat is pas intelligent! Jullie schijnen te begrijpen dat men ook zonder reden moet sterven.” Dat woordje ‘grundlos’ – zonder reden, ongegrond, zinloos – is hier van groot belang, want daarmee wordt een existentiële vraag gesteld naar het wezen van het bestaan. Die fundamentele vraag van de zinloosheid kwelt de keizer. In zijn positie als heerser met absolute macht wordt de vraag nog kwellender. Deze vraag stond niet alleen voor Glanert centraal, maar meer nog voor Albert Camus, de auteur van het toneelstuk Caligula, waar de opera op gebaseerd is. Camus (1913-1960) wordt samen met Jean-Paul Sartre gerekend tot de Franse existentialisten – een
kwalificatie die hij zelf niet kon waarderen. Voor Camus was de existentialistische zinloosheid van het bestaan geen conclusie of eindpunt van zijn denken, maar een beginpunt, een opgave, een morele uitdaging. Camus, een Fransman die in Algerije opgroeide, noemt zijn Caligula een tragedie van de logische waanzin. Caligula belichaamt de absurde mens die door zijn totale vrijheid van handelen onvermijdelijk tot nihilisme wordt gebracht. Keerpunt in het toneelstuk is de dood van Caligula’s geliefde zuster en minnares Drusilla. In plaats van zich neer te leggen bij dit verlies, wordt de keizer opstandig tegen iedereen om hem heen. Hij wordt opstandig tegen het leven zelf, en hij ondermijnt met deze ‘logica van de waanzin’ de bestaanswaarde van het leven, wat onherroepelijk leidt tot nihilisme. De keizer kan hieruit zelf maar een enkele conclusie trekken: zijn eigen leven opgeven.
Tweede Wereldoorlog Camus schreef de eerste versie van Caligula in de jaren 1938-1939, vlak voor de oorlog. Hij baseerde zich voor het stuk voornamelijk op het klassieke werk Keizers van Rome (121) van Suetonius. Het toneelstuk behoort tot de zogenaamde ‘cyclus van het absurde’,
3
samen met de roman De vreemdeling en het essay De mythe van Sisyphus, beide uit 1942. In deze periode introduceert Camus de notie van het absurde, dat voor hem verbonden is met de zinloosheid: gebeurtenissen lijken toevallig – ad absurdum – een leven te bepalen. Maar er is ook een duidelijk dualisme tussen het menselijke streven en de harde, weerbarstige werkelijkheid – zoals er bij Caligula enerzijds het, vergeefse, absolute streven is om de wereld naar zijn hand te zetten, en anderzijds de onvoorziene dood van zijn geliefde Drusilla. De eerste, drie-aktige, versie van het toneelstuk werd nooit uitgevoerd. In 1944 voltooit Camus een tweede versie, die is verrijkt met de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog. Met het nationaal-socialisme was het absolute nihilisme aan de macht gekomen, met alle desastreuze gevolgen van dien – en zo’n nihilisme kan Camus niet accepteren. Daardoor werd de tweede versie in politiek opzicht actueler. De rol van Chaerea, de staatsprocurator die tegen
4
Detlev Glanert
IKO FREESE
Albert Camus
Caligula ingaat en hem uiteindelijk ook vermoordt, wordt groter. Chaerea weigert de nihilistische conclusies omtrent mens en leven te volgen. Hij blijft naar betekenis van het leven zoeken, zelfs als alle waarden verloren zijn gegaan. De eerste uitvoering van de herziene versie van Caligula vond in 1945 in Parijs plaats, met de befaamde, jong gestorven acteur Gérard Philipe in de titelrol. Velen veronderstelden dat Caligula een belichaming was van de tirannen van die tijd: Hitler, Stalin, Mussolini en Franco. Deels is dat waar, maar het stuk van Camus is veel complexer en psychologischer. Door de dood van Drusilla realiseert Caligula zich dat “de mensen sterven en niet gelukkig zijn”. Dát verandert hem in een tiran. Hij verwerpt vriendschap en liefde, menselijke solidariteit, goed en kwaad. In de veronderstelling het lot naar zijn hand te kunnen zetten, maakt hij de grote fout de mensen om zich heen te vernietigen. Maar Camus weet: “Men kan niet
vernietigen zonder zichzelf te vernietigen.” Trouw aan zijn eigen logica werkt Caligula samen met degenen die hem uiteindelijk zullen doden: “Caligula is het verhaal van een superieure zelfmoord.”
verkondigt het eigen Ik als totaal en allesomvattend. Maar juist deze totaliteit leidt noodzakelijkerwijs tot het sterke vermoeden dat waarheid alleen in het innerlijk kan existeren. Buiten het Ik heerst de universele leugen. Daarom moeten – volgens een onverbiddelijke logica – alle anderen sterven. Vrijheid = vernietiging Caligula beseft dat aan het slot. Kort De Duitse componist Glanert stelt de voor zijn dood realiseert hij zich dat hij verbinding tussen Caligula en Stalin/ gefaald heeft; niet omdat hij de mensen Hitler meer centraal dan Camus deed. vernietigd heeft, maar omdat zijn strijd Glanerts grote vraag was: wat veroorom de waarheid tot falen gedoemd is. zaakt een dictatuur? Het stuk is voor hem geen Romeinse tragedie, maar een De dwingende consequentie is: als je de verhaal dat alles met onze tijd te maken absolute vrijheid wil vestigen, betekent dat de vernietiging van alle anderen, en heeft. Volgens Glanert onderzocht uiteindelijk de zelfvernietiging.” Aldus Camus met Caligula hoe de twintigste eeuw zulke verschrikkelijke dictaturen de componist, die hier duidelijk Hitlers psyche probeert te doorgronden. heeft kunnen voortbrengen. Glanert: “Caligula [...] is de eerste opera die ik heb geschreven over de binnenSuetonius’ Caligula wereld, de zielentoestand, van een De historische keizer Gaius Caesar, enkel personage, en de invloed die die ofwel Caligula, hoort thuis in het rijtje op anderen heeft. Niet wat met het van lugubere en sadistische Romeinse personage zelf gebeurt, maar wat het heersers, tot wie ook Tiberius, Nero en met de anderen doet wordt hier tot Heliogabalus behoren. Caligula was uitdrukking gebracht. Toch is de opera gelieerd aan Tiberius, die hij opvolgde. Caligula [...] geen innerlijke monoloog. Ook was hij de oom van Nero, die hem, Wij zien de wereld door Caligula’s na zijn oom Claudius, op zijn beurt zou ogen, begeven ons diep in zijn brein.” opvolgen. De eerste tijd schijnt hij een Wat Glanert zo boeit, vanuit zijn wijs en mild heerser te zijn geweest, traditie van het Duitse idealisme, hoewel enig sadisme vanaf het begin Nietzsche én de pervertering van beide aanwezig was. Hij leefde van het jaar 12 door de nazi’s, is het fenomeen dat – al tot het jaar 41, waarvan de laatste drie dan niet goedbedoelende – politici tot jaren als keizer van Rome. In deze korte totaal verkeerde beslissingen kunnen periode vestigde hij zijn reputatie als komen: “Caligula erkent een mogelijkgewelddadige heerser. Hij schijnt verzot heid om het leven te verbeteren – door te zijn geweest op dans en muziektheade mens een waarachtig vrije mens te ter. Tot diep in de nacht organiseerde tonen, namelijk hemzelf. Caligula hij toneelvoorstellingen, waarbij de
5
Caligula
hele stad werd verlicht. In het hele rijk hield hij spelen om het volk te vermaken. “Tot zover over keizer Caligula, de rest zal over het monster Caligula moeten gaan”, schrijft Suetonius in zijn Keizers van Rome. De historicus vertelt hoe de macht Caligula naar het hoofd steeg: “Hij gaf opdracht godenbeelden [...] uit Griekenland over te brengen, waarna hij de hoofden eraf haalde, en ze verving door het zijne.” Zijn familieleden liet hij grotendeels ombrengen en “met zijn zusters pleegde hij bij herhaling ontucht. [...] Men gelooft dat hij zich aan Drusilla heeft vergrepen toen hij nog een minderjarige knaap was. [...] Later, toen zij getrouwd was met Cassius Longinus, haalde hij haar bij hem weg en leefde openlijk met haar alsof ze zijn wettige echtgenote was.” Na haar dood was hij ziek van verdriet, en “nadien heeft hij nooit [...] een eed afgelegd [...] zonder Drusilla als godin aan te roepen”, aldus Suetonius, die
6
overigens pas een kleine twintig jaar ná Caligula’s dood werd geboren. Het ging van kwaad tot erger. Caligula organiseerde rampen, epidemieën, branden en hongersnoden omdat er volgens hem “te weinig gebeurde” tijdens zijn heerschappij. Leden van zijn politieke elite liet hij opsluiten, brandmerken en doorzagen “omdat ze kritiek hadden gehad op zijn voorstellingen of nooit een eed hadden gezworen bij zijn genius”. Zijn devies was een versregel uit de tragedie Atreus van de schrijver Accius: “Laten ze me maar haten, als ze maar bang voor me zijn.” De waanzin slaat uiteindelijk toe. Caligula opent bordelen in het paleis om zijn onderdanen af te persen, en hij houdt ervan, als een Dagobert Duck avant la lettre, in bergen goudstukken te baden. Op zijn negenentwintigste wordt hij vermoord omdat zijn megalomanie en vernietigingsdrang onbeheersbaar zijn geworden.
Organische muziek Detlev Glanert (Hamburg, 1960) is geen grote bekende in Nederland. Hij gaat een beetje schuil achter grootheden als Stockhausen, Reimann en Trojahn. Eind jaren ’80 werd hij een leerling van Hans Werner Henze, die meer in een melodische traditie werkte dan zijn avantgardistische collega’s. Ook Glanerts oeuvre kenmerkt zich door een milder modernisme dan, pakweg, dat van Wolfgang Rihm. “Ik ben geen revolutionaire componist die het verleden vernietigt om zijn eigen wereld te creëren,” aldus Glanert: “Ik heb altijd
willen weten waar ik vandaan kom, waar mijn wortels liggen, op welke grond mijn boom staat. Dat maakt me vrij.” Als zijn lichtende voorbeelden noemt hij Mahler en Ravel. Deze mildheid uit zich niet alleen in zijn schrijfstijl, maar ook in de aard van zijn werken. Zo schreef hij, eveneens in tegenstelling tot veel van zijn Duitse collega’s, symfonieën en solo-concerten voor viool of piano. In 2011 werd, in aanwezigheid van de componist, het orkestwerk Insomnium in Amsterdam uitgevoerd, geschreven voor en in opdracht van het Koninklijk Concertgebouworkest. Over zijn stijl zegt de componist: “Ik beschouw muziek als een spier, bestaande uit emotie, constructie en materiaal. Van deze drie dingen domineert soms het ene, dan weer het andere. Hierdoor begint het te bewegen. Voor mij is muziek compleet organisch.” Glanert schreef veel voor het muziektheater, komische werken evengoed als tragische opera’s. In 2000 ging bijvoorbeeld zijn humoristische opera Scherz, Satire, Ironie und tiefere Bedeutung in première. In 2006 volgde de wereldpremière van Caligula in de Oper Frankfurt, die samen met de opera van Keulen de compositieopdracht had verstrekt. Deze ‘Uraufführung’ werd geleid door dirigent Markus Stenz. Het libretto werd samengesteld door de romancier en dichter Hans-Ulrich Treichel, die eerder libretti voor onder andere Henze schreef, zoals Das verratene Meer, Venus und Adonis en Sinfonia N. 9. Glanerts meest recente grote opera is
Solaris, gebaseerd op het science fictionboek van Stanislav Lem, dat eerder ook Andrej Tarkovski inspireerde tot zijn gelijknamige film. Solaris speelt in een ruimtestation, waarin de personages met hun herinneringen experimenteren en verontrustende ontdekkingstochten naar hun innerlijk maken.
De rollen Over Solaris, dat in 2012 tijdens de Bregenzer Festspiele in première ging, schreef de pers: “Glanert legt een grote nadruk op de begrijpelijkheid van de tekst, en vindt een bekwame balans tussen recitatief-achtig arioso en muzikaal-dramatische elementen, die elkaar op een perfecte manier mogen afwisselen.” Deze zaken gelden evenzeer voor Caligula, want ook hier is de tekst uitermate goed verstaanbaar, in de passages met Sprechstimme, maar ook in de recitativische en de gezongen delen. De rol van de keizer staat natuurlijk centraal. Glanert schrijft voor deze bariton emotioneel ambivalente frasen, die de verscheurde psyche ten volle illustreren. Naast hem, bijna als secondant of alter ego, is er Helicon, gezongen door een countertenor. Hij ‘countert’ letterlijk het psychologisch complexe timbre van Caligula. Helicon moet in opdracht van de keizer de maan voor hem naar beneden halen, een metafoor voor de onbereikbare liefde voor de gestorven Drusilla en voor het onvervulde levensverlangen. Het koor, dat de zanglijnen van de keizer vaak als een echo letterlijk herhaalt, lijkt de
7
chaotische stemmen in het hoofd van de keizer te verklanken. Van groot belang is de rol van keizerin Caesonia, Caligula’s vrouw. Zij wordt gezongen door een mezzosopraan met een diepe, donkere ligging. Daarmee vervult zij, naast de rol van ervaren echtgenote, ook die van de moeder – een element dat versterkt wordt door Caligula’s incestueuze liefde voor zijn zuster Drusilla. Caesonia heeft vooral in het eerste bedrijf enkele monologen die qua psychologische kleuring in de buurt komen van Klytaimnestra uit Strauss’ Elektra. Naast deze centrale driehoek (met koor eigenlijk vierhoek) van Caligula is er het vocale spectrum van het tegenkamp, met de bas Cherea als symbolisch fundament, waarna de lijn oploopt via bariton Mereia, tenor Mucius, alt Scipio en de sopraan Livia. Dit kwintet van dissonante karakters en even dissonante stemmen komt in het tweede bedrijf stilistisch soms in de buurt van het befaamde Jodenkwintet uit Strauss’ Salome. Aan het einde van het tweede bedrijf begint Caligula te flirten met de jonge patriciër Scipio, wiens vader hij heeft vermoord. Dit sinistere liefdesspel gaat ironisch vergezeld van Tristan-harmonieën in het orkest, er zijn met name echo’s uit de liefdesnacht van Tristan en Isolde te horen. In het derde bedrijf vindt de grote confrontatie tussen de bas Cherea en de bariton Caligula plaats, een scène die herinnert aan Seneca en Nero in Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea.
8
Caligula, afgebeeld op een munt
Centrifugale kracht Al deze stemmen worden orkestraal begeleid, gekleurd en gestuurd door een groot symfonieorkest. Glanert is een meesterlijk orkestrator en hij creëert ‘soundscapes’ die reiken van ijzingwekkend schreeuwende stiltes tot wilde orgiastische uitbarstingen. Het palet van het orkest bevat, naast de klassieke instrumenten, een dertigtal bijzondere instrumenten, die opgesomd een goede indruk geven van Glanerts kleurrijke palet: vijf pauken, aambeeld, grote trom, acht gongs, drie tamtams, buisklokken, hangende bekkens, bekkens, drie woodblocks, twee tomtoms, maracas, guiro, castagnetten, crotales, sizzle-bekkens, marimba, zweep, Glockenspiel, triangel, vibrafoon, ratel, claves, twee bongo’s, twee harpen, orgel, geluidsband en keyboard. Vooral in het expressieve derde bedrijf, met de circusachtige ‘vergoddelijking’ van Caligula aan het begin en het afsluitende dansfeest, komen de klankkwaliteiten van deze instrumenten goed tot hun recht. Het orkest werkt volgens de componist als een centrifugale kracht, die overeenkomt met het brein van Caligula. Glanert: “Het orkest zelf is Caligula. Het verklankt zijn zenuwen, zijn aders, zijn
hersencellen, het is zijn in muziek getransformeerde lichaam. Als de andere personages optreden, horen wij ze zoals hij ze hoort.” Vanaf dit vertrekpunt laat de componist het orkest duidelijk evolueren: “Caligula is door de dood van zijn geliefde Drusilla in een soort vrije val terechtgekomen, uit zijn evenwicht geraakt, en hij wordt steeds verder naar buiten geslingerd. Precies dit probeer ik te verklanken, waarbij ik in het orkest geen centrum toelaat. De instrumenten die de middenstemmen vertegenwoordigen, heb ik geschrapt. In alle instrumentengroepen zijn er voortdurend alleen maar hoogten en laagten te horen – een extreme techniek.” De tweede muzikale techniek die Glanert toepaste, richt zich op het innerlijk van de keizer: “De opera is gebaseerd op één enkel akkoord. Dit akkoord bestaat uit 28 tonen, die over elkaar geschoven zijn en zeer gecompliceerde intervalverhoudingen creëren. Zij lijken zich te verhouden als spieruitzettingen en spiersamentrekkingen van het lichaam. [...] Deze lichaamstaal heb ik van Caligula afgeleid en in de muziek weergegeven.”
“Ik denk dat het toneelspelen, het zich-opde-bühne-presenteren, zingen, een diepgewortelde wens van de mens is. Het is de voortzetting van de jeugd met intellectuele middelen, gezien door een intellectuele filter.” – Detlev Glanert
tuele middelen, gezien door een intellectuele filter. Het blijft natuurlijk spel. Wij verifiëren onze existentie in de vorm van een spel. Daarmee lijken we allemaal een beetje op Caligula, wiens diepste passie, behalve hemzelf, het theater was. We werpen ideeën, gedachten, gezongen woorden heen en weer, we voeren op, doen alsof – dat is een proefopstelling in de vorm van een spel. Wie zei dat ook alweer: ‘Het spelende kind raakt aan het goddelijke’.” Albert Camus vertelde ooit dat het zijn droom was, muziek voor de koortsachToneelspelen Het feit dat Caligula zelf – net als Nero tige stemmen van moderne mensen te schrijven. Glanerts emotioneel-filosofi– zo enorm geïntereseerd was in theater en acteren, vormde voor Glanert een sche opera komt daar aardig bij in de buurt. Het is een werk vol moderne bijzondere extra motivatie voor het mensen geworden, waarbij sommigen schrijven van zijn opera: “Ik denk dat het toneelspelen, het zich-op-de-bühne- ver verwijderd zijn geraakt van hun spelende kinderziel. presenteren, zingen, een diepgewortelde wens van de mens is. Het is de voortzetting van de jeugd met intellec- Willem Bruls
9
O
2 53e seizoen 14 december 2013
synopsis Eerste bedrijf
Tweede bedrijf
De wanhoop van Caligula In het paleis van Caligula. Tijdens een vollemaansnacht sterft Caligula’s geliefde zuster Drusilla. De keizer verdwijnt drie dagen en is onvindbaar. Volledig veranderd en vervuild keert hij terug, gekweld door visioenen van zijn overleden zuster. Eerst ontmoet hij alleen zijn slaaf Helicon. In de veronderstelling verkerend dat alles mogelijk is als hij het onmogelijke weet te bereiken, geeft hij Helicon de opdracht hem de maan te brengen. Anderen ontdekken dat Caligula is teruggekeerd. Zijn vrouw Caesonia, de patriciër Scipio, senator Mucius en diens vrouw Livia, de aristocraat Lepidus en staatsprocurator Cherea dringen er bij hem op aan weer te gaan regeren. Dat doet Caligula, maar anders dan verwacht. Hij vaardigt absurde, onrechtvaardige wetten uit: iedereen die zijn vermogen niet aan de staat overdraagt, zal ter dood worden veroordeeld. Alleen aan Caesonia onthult hij deels zijn ware bedoelingen. Hij wil het ongeluk in de wereld met geweld uitroeien en daarna een groot feestmaal aanrichten. Zijn verhaal choqueert haar, maar zij verzekert hem toch van haar liefde en steun.
Het spel van Caligula Tijdens een diner bereiden Livia, Scipio, Mucius en Cherea een algehele opstand voor tegen de ogenschijnlijk waanzinnig wordende Caligula. Plotseling verschijnt de keizer zelf met Caesonia, en hij nodigt zichzelf bij het diner uit. Hij doorziet wat de plannen zijn. Door de duidelijke provocaties van Caligula wordt de situatie steeds pijnlijker. Op het hoogtepunt van de spanningen grijpt hij Livia en neemt hij haar mee naar een zijkamer. Er heerst een geladen stilte, en alleen Caesonia probeert te doen alsof er niets aan de hand is. Dan staat Caligula weer voor hen, terwijl de verkrachte Livia door haar man wordt weggeleid. Het volgende slachtoffer is Mereia, die er door Caligula van wordt beschuldigd dat hij uit angst voor vergiftiging alvast een tegengif heeft ingenomen. Mereia ontkent dit en zegt dat hij alleen maar een middel tegen astma heeft geslikt. Dan dwingt Caligula hem gif te drinken. De keizer probeert de mooie, jonge Scipio te verleiden door eerst naar zijn gedichten te informeren, maar Scipio dient hem genadeloos van repliek. Alleen achtergebleven, herdenkt Caligula de doden die hem omgeven. Hij zal zich niet tegen de dood verzetten en duizenden mensen laten executeren.
10
Hij waant zich onsterfelijk; zijn leven kent nu nog slechts één principe: de verachting.
Vierde bedrijf
De dood van Caligula Caligula is vertwijfeld. Hij vermoedt dat het einde nabij is. Woedend draagt hij Helicon op alsnog de verlossende maan Derde bedrijf voor hem te halen. Ter verstrooiing laat De goddelijkheid van Caligula Caesonia en Helicon kondigen met veel hij vier dichters en publiek brengen, om ze na enkele dichterspogingen misbaar het optreden van Caligula als allemaal te executeren. De samenzweerVenus aan, omdat deze heeft besloten met de maan te trouwen. Alle aanwezi- ders besluiten deze nacht een einde aan het leven van de keizer te maken. Dan gen worden gedwongen offergaven te brengt Caesonia hen het bericht van de brengen en de keizer te vereren. Als Caligula alleen met Helicon is achterge- dood van Caligula. Iedereen voelt zich hierdoor opgelucht, maar op hetzelfde bleven, hoort hij dat die de maan nog steeds niet heeft gehaald. Helicon heeft moment komt de keizer zelf binnen: de mededeling was slechts een schijnbewewel een schrijftafeltje onderschept. In de waslaag zijn de samenzweringsplan- ging. Iedereen biedt hem zijn hulp aan. nen van Cherea opgeschreven. Cherea Mucius is zelfs zo lichtzinnig dat hij wordt ontboden; hij zegt dat iemand anders Caligula wel zal vermoorden als aanbiedt zijn leven voor Caligula te willen opofferen, waarop de keizer hem hij wordt terechtgesteld. Caligula doet meteen ter dood veroordeelt. De wanhonu alsof hij openhartig met Cherea pige Caesonia doet nog een vergeefse spreekt. Om zijn absolute macht te poging om contact met Caligula te tonen, vernietigt hij het schrijftafeltje krijgen, maar als ultiem bewijs van als bewijsstuk en laat hij Cherea vertrekken. De rituele dans van Caligula in liefde eist de keizer dat zij sterft. Ze laat zich vrijwillig door hem wurgen. In het de gedaante van de maangodin Venus begint en iedereen, óók de samenzweer- paleis zijn – van verre – de naderende opstandelingen te horen. Helicon ders, moet meedansen tot de extase arriveert om Caligula te waarschuwen, volgt. maar hij wordt meteen door hem doodgestoken. De opstandelingen dringen het paleis binnen en vermoorden de keizer met talloze dolkstoten. Voordat hij sterft richt Caligula zich nog één keer op en zegt: “Nog leef ik!”
(vrij naar Detlev Glanert)
11
O
2 53e seizoen 14 december 2013
uitvoerenden Markus Stenz
12
Marcus Stenz
MOLINA VISUALS
Markus Stenz is tot 2014 Generalmusikdirektor van de stad Keulen en Gürzenich-Kapellmeister (chef-dirigent van het Gürzenich-Orchester en de Opera van Keulen). Sinds september 2012 is hij chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest. Hij is bovendien eerste gastdirigent van het Hallé Orchestra. Eerder was Markus Stenz artistiek leider van het Montepulciano Festival (1989-1995) en chef-dirigent van London Sinfonietta (1994-1998). Beide functies vervulde hij bij het Melbourne Symphony Orchestra (1998-2004), dat hij in 2000 leidde tijdens de eerste tournee door Europa. Stenz bracht het Gürzenich-Orchester in 2008 naar China, en dirigeerde in datzelfde jaar het eerste optreden dat het orkest maakte tijdens de BBC-Proms in de Londense Royal Albert Hall. In 2010 leidde hij in China de Keulse Opera in de complete Ring des Nibelungen in Sjanghai en Don Giovanni in Peking, plus nog concerten in beide steden. Om het 25-jarige bestaan van het gebouw van de Kölner Philharmonie luister bij te zetten, dirigeerde hij tweemaal Mahlers Achtste symfonie met het Gürzenich-Orchester en 400 zangers uit de regio Keulen/Bonn. Stenz trad op in de Scala in Milaan, in de Munt in Brussel, bij English National Opera, de Lyric Opera of Chicago, San
Francisco Opera, de opera’s van Stutt gart en Frankfurt, bij de Glyndebourne Festival Opera en tijdens de festivals van Edinburgh en Salzburg. Sinds zijn debuut als operadirigent in La Fenice in Venetië met Elegy for Young Lovers van Hans Werner Henze leidde hij vele (wereld-)premières, waaronder Henze’s
Das verratene Meer in Berlijn, Venus und Adonis bij de Bayerische Staatsoper in München en L’Upupa und der Triumph der Sohnesliebe tijdens de Salzburger Festspiele van 2003. In Keulen bracht Stenz onder andere de Ring des Nibelungen, Lohengrin, Tannhäuser en Die Meistersinger von Nürnberg, Jenu° fa en Kát’a Kabanová, Don Giovanni, en Love and other Demons van Peter Eötvös. Ook bij de Lyric Opera of Chicago leidde hij Kát’a Kabanová, en in december 2009 bracht hij Mahlers Vierde symfonie met het Chicago Sym phony Orchestra. Markus Stenz dirigeerde orkesten als het Koninklijk Concertgebouworkest, de Münchner Philharmoniker, het Gewandhausorchester Leipzig, de Berliner Philharmoniker, het Tonhalle-Orchester Zürich, Los Angeles Philharmonic, Boston Symphony, Minnesota Orchestra en de symfonieorkesten van Dallas, Houston en Seattle. Markus Stenz studeerde aan de Hochschule für Musik in Keulen bij Volker Wangenheim, en in Tanglewood bij Leonard Bernstein en Seiji Ozawa. Hij is drager van het Honorary Fellowship van het Royal Northern College of Music. Eerder in de Matinee: Henze Venus und Adonis (2001), Henze The Bassarids (2002), Adès Scenes from The Tempest (2006), Birtwistle Earth Dances (2006), Kagel Sankt-Bach-Passion (2008), Adès The Tempest (2009), Mahler Tiende symfonie (Adagio) & Braunfels Te Deum (2011), Henze L’Upupa und der Triumph der Sohnesliebe (2012), Hartmann Simplicius Simplicissimus (2012), Hartmann Eerste symfonie & Mahler Vierde symfonie (2012),
Adams The Gospel According to the Other Mary (2013), Chabrier España, Dutilleux Celloconcert ‘Tout un monde lointain’ & Stravinsky De vuurvogel (2013)
Edward Caswell Edward Caswell werkte in het seizoen 2008-2009 voor het eerst met het Groot Omroepkoor, toen hij het instudeerde voor Händels L’Allegro, il Penseroso ed il Moderato onder leiding van Kenneth Montgomery in De Vrijdag van Vredenburg. Sindsdien studeerde hij het koor in voor uitvoeringen door onder anderen Bernard Haitink, Riccardo Chailly en Markus Stenz. Caswell studeerde zang bij Norman Bailey aan het Royal College of Music in Londen, en was aanvankelijk als zanger werkzaam. Als koordirigent werkte hij inmiddels samen met koren als het MDR Rundfunkchor Leipzig, de BBC singers, het Philharmonia Chorus, het Chor der Bamberger Symphoniker, het Choeur de l’Orchestre de Paris, het WDR Rundfunkchor (Keulen) en het Deens Nationaal Koor. Edward Caswell doceert aan het Royal Conservatoire of Scotland en de University of Glasgow en is lid van de adviesraad van de Association of British Choral Directors. Edward Caswell
13
JOM
Peter Coleman-Wright
Ursula Hesse von den Steinen
Peter Coleman-Wright De bariton Peter Coleman-Wright trad op in de grote operahuizen van de wereld, van Metropolitan Opera (o.a. Belcore) tot het Royal Opera House Covent Garden (o.a. Papageno, Billy Budd, Donner, Beckmesser), bij de English National Opera (Jevgeni Onegin, Don Giovanni, Scarpia, Rossini’s Figaro) en in zijn geboorteland Australië (o.a. Scarpia, Macbeth, Almaviva). Hij zong moderne opera’s als Dallapiccola’s Il prigioniero en Der Prinz von Homburg van Henze, en was de eerste die de rollen van John in Jonathan Harvey’s Inquest of Love en Colin in David Blake’s The Plumbers Gift zong. De rol van Caligula zong hij eerder bij de English National Opera en zal hij komend voorjaar vertolken in het Teatro Colón in Buenos Aires. Ook in Parijs (Sharpless), München, de Scala in Milaan (Death in Venice) en tijdens de festivals van Aix-en-Provence en Bregenz was hij te gast. Bij De Nederlandse Opera was Peter Coleman-Wright te horen als Busoni’s Faust, als Schaunard in La bohème en Chorèbe in Les Troyens. Concertoptredens gaf hij in het Londense South Bank Centre, de Wigmore Hall en het Barbican Centre, de Avery Fisher Hall in New York, het Amsterdamse Concertgebouw, het Sydney Opera House en de Melbourne Concert Hall.
14
Eerder in de Matinee: Britten The rape of Lucretia (Tarquinius, 1998), Strauss Die Liebe der Danae (Jupiter, 2002), Delius Idyll, Mahler Rückerlieder (2009)
Ursula Hesse von den Steinen Tot 2002 was de mezzosopraan Ursula Hesse von den Steinen aangesloten bij de Semperoper in Dresden, daarna ging zij zelfstandig verder. Zij studeerde in Berlijn en volgde masterclasses bij Brigitte Fassbaender en Aribert Reimann. In 2002 debuteerde zij in de Opéra Bastille in Parijs als Anna in Weills Die sieben Todssünden. In 2006 zong zij Orlofsky in Die Fledermaus bij het Glyndebourne Festival. Zij vertolkte de rol van Marie in Wozzeck in Tokyo en de titelrol in Carmen bij de Volksoper Wien. Bij de Bayerische Staatsoper in München zong zij de rol van Lucy in de première van Peter Eötvös’ Die Tragödie des Teufels, en bij de Deutsche Oper am Rhein de titelrol in Phaedra van Henze. Zij gaf concerten met het London Philharmonic Orchestra, de Berliner Philharmoniker en het Konzerthausorchester Berlin en werkte samen met dirigenten als Claudio Abbado, Herbert Blomstedt, Semyon Bychkov, Vladimir Fedosejev, Michael Gielen, Eliahu Inbal, Vladimir Jurowski, Giuseppe Sinopoli, Markus Stenz, Pierre Boulez, Riccardo Chailly en James Levine.
Johannes Schmidt
Martin Wölfel Martin Wölfel, in Potsdam geboren, legde zich tijdens zijn studie in Dresden op het tenorvak toe. Na het bijwonen van een recital van Axel Köhler besloot hij zich tot countertenor te ontwikkelen. Hij volgde onder andere masterclasses bij Paul Esswood, genoemde Axel Köhler, Jessica Cash en Brigitte Fass baender. Hij trad sindsdien op als Tolomeo in Giulio Cesare (Karlsruhe) en Edgar in Lear van Aribert Reimann (bij Oper Frankfurt en de Komische Oper in Berlijn), als Fjodor in Boris Godoenov (Semperoper Dresden) en eerder als Helicon tijdens de première van Caligula (Frankfurt en Keulen). Martin Wölfel zong bovendien met ensembles en orkesten als La Grande Écurie et la Chambre du Roy, de Academy of St. Martin in the Fields, het Klangforum Wien en het Gewandhausorchester in Leipzig, en tijdens het Aldeburgh Festival en het Festival van Vlaanderen.
Marcel Beekman
MARCO BORGGREVE
Martin Wölfel
ten hem naar de grote zalen van Europa, naar Japan, Singapore en de Verenigde Staten. Zo debuteerde hij in het seizoen 2011-2012 in Wagners Ring des Nibelungen als Hagen, Hunding en Fafner in Parijs, Porto, Straatsburg, Luxemburg, Caen, Reims, Trento en Reggio Emilia, en zong de rol van Gurnemanz (Parsifal) bij de Tiroler Festspiele. Dit jaar zingt hij onder andere in de Opéra National de Paris en het Palau de les Arts Reina Sofia in Valencia. Hij werkte samen met dirigenten als Thomas Hengelbrock, Michail en Vladimir Jurowski, Sir Charles Mackerras, Kirill Petrenko, Leonard Slatkin en Hans Zender. Eerder in de Matinee: Rihm Jakob Lenz (Oberlin, 2012)
Marcel Beekman
Marcel Beekman zingt zowel het barokke en klassieke, als het hedendaagse concert- en operarepertoire. De tenor trad op met de Berliner Philharmoniker, het Koninklijk Concertgebouw Johannes Schmidt orkest, het Orkest van de Achttiende Johannes Schmidt studeerde in MünEeuw, Les Arts Florissants, de orkesten chen en zong vroeg in zijn carrière de van de (Nederlandse) omroep en het rol van Papageno in het Opernhaus ASKO|Schönberg. Hij bracht veel nieuw Graz. Als vaste medewerker van de operahuizen in Essen, Berlijn en Hanno- werk in première van componisten als Calliope Tsoupaki (Lucas Passie, Greek ver zong hij alle grote basrollen. GastLove Songs), Elmer Schönberger, Roderik rollen, concerten en liedrecitals brach-
15
Quentin Hayes
de Man, Maarten Altena en Martijn Padding en produceert eigen hedendaagse-muziekprogramma’s. Marcel Beekman heeft operarollen op zijn repertoire als Berenice in Cavalli’s L’ipermestra, Valère/Damon in Les indes galantes van Rameau, Laki Topalovic´ in Maratonci van Isidora Žebeljan, de titelrol in Willem Breukers Jona, Voedster in Granida van P. C. Hooft, Casella in La Commedia van Louis Andriessen en Zamar in Legende van Peter-Jan Wagemans. Beekman zong bij De Nederlandse Opera, in het Theater an der Wien en tijdens de Bregenzer Festspiele, de Salzburger Osterfestspiele en het Saito Kinen Festival in Japan. Eerder in de Matinee: o.a. Gebel Der leidende, sterbende und begrabene Jesus (2007), Martin Der Sturm (Adrian, 2008), Stravinsky Canticum Sacrum (2009), Rameau Les Indes galantes (Damon/Valère, 2010), Stravinsky Les Noces (2010), Strauss Salome (1. Jude, 2011)
Cécile van de Sant Mezzosopraan Cécile van de Sant studeerde bij Cora Canne Meijer in Amsterdam en Marlena Kleinmann Malas in New York. Zij zong de meest uiteenlopende operarollen: vele Händelrollen, maar ook bij voorbeeld La Messagiera en Proserpina in Montever-
16
GERALD PLACE
PAUL FOSTER-WILLIAMS
Cécile van de Sant
Ruth Fiedler
di’s L’Orfeo (Bayerische Staatsoper, München) en Speranza (Teatro Liceu, Barcelona), Orfeo in Glucks Orfeo ed Euridice (Scottish Opera), Diana in Iphigénie en Tauride (Royal Opera House, Covent Garden), Derde dame in Die Zauberflöte (Opéra National de Paris), Rossweisse in Die Walküre (De Nederlandse Opera) en de titelrol in La Cenerentola in Kaiserslautern. Haar concerten oratoriumreperoire omvat werken als Bachs Matthäus-Passion (Residentie Orkest, John Nelson), de Hohe Messe (Jordi Savall) en het Weihnachtsoratorium (Combattimento Consort, Jan Willem de Vriend), Händels Messiah (Paul McCreesh), Mahlers Kindertotenlieder (Neeme Järvi) en de Nederlandse première van Rihms Deus Passus (Rotterdams Philharmonisch Orkest, Markus Stenz). Recentelijk zong zij Erda in Das Rheingold (Rheingold op de Rijn). Eerder in de Matinee: o.a. Britten Owen Wingrave (Kate, 2003), Wagner Parsifal (2. Knappe, 2012), Jeths Hôtel de Pékin (Versace, 2012)
Quentin Hayes Met het winnen van de Vara Radio-prijs bij de Belvedere Singing Competition in Wenen (1992) maakte Quentin Hayes’ internationale carrière een vliegende start. De bariton was van 1999 tot 2004
gecontracteerd als vaste zanger van het Royal Opera House in Londen, waar hij rollen zong als Ned Keene in Peter Grimes, Schaunard in La bohème, Angelotti in Tosca en Francis in Boulevard Solitude van Henze. Verder zong hij de titelrol in Rigoletto (Luxemburg), Figaro in Il barbiere di Siviglia (o.a. Deutsche Oper am Rhein en Glyndebourne on Tour), Papageno in Die Zauberflöte en Ford in Falstaff (English National Opera) en Don Fernando in Fidelio (Welsh National Opera). Quentin Hayes zong een aantal rollen in wereldpremières: Eddy in Greek van Mark-Anthony Turnage(Biennale München), Leonardo in Blood Wedding van Nicola Lefanu, Flaminius in Stephen Olivers Timon of Athens (English National Opera) en Achilles in René Koerings Scènes de chasse (Opéra de Montpellier). Hij zong bovendien rollen in Life with an idiot van Schnittke, Elegy for Young Lovers van Henze, en St. François d’Assise van Messiaen. Eerder in de Matinee: o.a. Henze The Bassarids (2002), Adès The Tempest (2009)
Ruth Fiedler Dit concert betekent Ruth Fiedlers Concertgebouwdebuut. Dit seizoen zingt zij de titelrol in Lucia di Lammermoor en Koningin van de Nacht in Die Zauberflöte in het Theater Lüneburg, waar zij sinds vorig seizoen deel uitmaakt van de vaste zangersgroep. Zij zong daar ook rollen als Cleopatra in Händels Giulio Cesare, Adele in Die Fledermaus, Marie in Zar und Zimmermann en de titelrol in Esther Hilsbergs
kinderopera Die chinesische Nachtigall. Ruth Fiedlers repertoire bestrijkt het gebied van de vroege barok, via Bach tot Mozart, maar zij zingt ook eigentijdse muziek. Zij werkte samen met dirigenten als Markus Stenz, Philippe Herreweghe, Helmuth Rilling en René Jacobs. Ruth Fiedler studeerde zang aan de Hochschule für Künste in Bremen en oude muziek bij Harry van der Kamp.
Radio Filharmonisch Orkest Het Radio Filharmonisch Orkest (RFO) bezet een prominente plaats in het Nederlandse muziekleven. Door een onuitputtelijk streven naar de hoogste artistieke kwaliteit en een uitgebalanceerde programmering groeide het momenteel honderd musici sterke orkest uit tot een van de beste orkesten van Nederland. Het orkest werd in 1945 opgericht door Albert van Raalte en werd nadien geleid door achtereenvolgens Paul van Kempen, Bernard Haitink, Jean Fournet, Willem van Otterloo, Hans Vonk, Sergiu Comissiona, Edo de Waart en Jaap van Zweden. In 2012 werd Markus Stenz aangesteld als chef-dirigent. De Amerikaanse dirigent James Gaffigan is vaste gastdirigent sinds het seizoen 2011-2012. Met ingang van augustus 2013 maakt het RFO deel uit van de Stichting Omroep Muziek, samen met het Groot Omroepkoor en de productie-afdeling van de concert series van Radio 4 (NTR, Avro en Tros). Het RFO werkte samen met befaamde gastdirigenten als Leopold Stokowski, Kirill Kondrashin, Antal Doráti, Riccardo Muti, Kurt Masur, Charles Dutoit, Mariss
17
Jansons, Michael Tilson Thomas, Gennady Rozhdestvensky, Peter Eötvös, Vladimir Jurowsky en Valery Gergiev. Het RFO levert belangrijke bijdragen aan de NTR ZaterdagMatinee en Het Zondagochtend Concert in het Amsterdamse Concertgebouw, en aan De Vrijdag van Vredenburg te Utrecht. Het RFO excelleert in bijzonder geprogrammeerde symfonische concerten en concertante opera-uitvoeringen, waarbij het regelmatig eerste uitvoeringen in Nederland en wereldpremières betreft. Naast de concerten in de omroepseries was het RFO onder andere te horen op het Festival Musica 2008 en tijdens de BBC Proms 2011 in de Royal Albert Hall. Het Radio Filharmonisch Orkest heeft een indrukwekkende plaat- en cd-catalogus opgebouwd. Op verschillende labels verschenen vanaf de jaren ’70 legendarische grammofoonplaten met dirigenten als Leopold Stokowski en Antal Doráti. Onder leiding van Jean Fournet werd een serie cd’s gerealiseerd met Frans repertoire. Opnamen van de complete symfonieën van Mahler onder leiding van Edo de Waart verschenen op cd, alsook een unieke Wagner-box en de complete orkestwerken van Rachmaninov. Cd’s met werken van hedendaagse componisten als Jonathan Harvey, Klas Torstensson en Jan van Vlijmen werden onderscheiden met prijzen en eervolle vermeldingen. Met dirigent Mark Wigglesworth werden de symfonieën van Sjostakovitsj op cd vastgelegd, en onder leiding van Jaap van Zweden verscheen een Bruckner-cyclus. De live-registratie van Wagners Parsifal,
18
in de NTR ZaterdagMatinee onder leiding van Van Zweden, werd onderscheiden met de Edison Klassiek 2012 in de categorie Opera. www.radiofilharmonischorkest.nl volg het Radio Filharmonisch Orkest op twitter (@radiofilhorkest) en facebook
Groot Omroepkoor Het Groot Omroepkoor is met zestig vocalisten het grootste professionele koor van Nederland. Sinds de oprichting in 1945 brengt het koor een breed repertoire, uiteenlopend van barok tot en met eigentijdse muziek. Voor de uitvoering van dit repertoire werkt het koor in wisselende bezettingen, afhankelijk van het werk en de wens van de dirigent. Het Groot Omroepkoor werkte samen met gastdirigenten als Marcus Creed, Peter Dijkstra, Stefan Parkman en Kaspars Putnin ¸ š, met oude-muziekspecialisten als Frans Brüggen, Philippe Herreweghe, Nikolaus Harnoncourt en Ton Koopman. In het grote koor-symfonische repertoire en concertante operaproducties werd opgetreden onder leiding van dirigenten als Jaap van Zweden, Riccardo Chailly, Peter Eötvös, Sir Simon Rattle en Mariss Jansons. Het Groot Omroepkoor treedt veelal op met het Radio Filharmonisch Orkest in de concertseries van de publieke omroep, en wordt daarnaast met enige regelmaat uitgenodigd door het Koninklijk Concertgebouworkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest en de Berliner Philharmoniker. In de NTR ZaterdagMatinee voerde het koor vele
wereldpremières uit, en werken van hedendaagse componisten als Ligeti, Boulez, Birtwistle, Kagel, Reich, Wagemans, Adès en Adams. Op cd’s schittert het Groot Omroepkoor in een breed repertoire, met opnamen van onder meer Keuris, MacMillan, Mahler, Poulenc, Rossini en Wagner. De eerste officiële chef-dirigent van het Groot Omroepkoor was Kenneth Montgomery. Na hem waren respectievelijk Robin Gritton, Martin Wright, Simon Halsey en Celso Antunes chef-dirigent
van het koor. Sinds het seizoen 20122013 is Gijs Leenaars chef-dirigent. Michael Gläser is vaste gastdirigent van het koor sinds september 2010. Vanaf augustus 2013 maakt het Groot Omroepkoor deel uit van de Stichting Omroep Muziek, samen met het Radio Filharmonisch Orkest en de productieafdeling van de concertseries van Radio 4 (NTR, Avro en Tros). www.grootomroepkoor.nl volg het Groot Omroepkoor op twitter (@grootomroepkoor) en facebook
19
Radio Filharmonisch Orkest BESCHERMHEER
EERSTE VIOOL
CONTRABAS
TUBA
Bernard Haitink
Joris van Rijn Semjon Meerson Alexander Baev Fred Gaasterland Roswitha Devrient Mariska Godwaldt Josje ter Haar Anna Korpalska Leonie Mensink Pedja Milosavljevic Theo Ploeger Gerrie Rodenhuis Pieter Vel Ruud Wagemakers Iina Laasio Janneke Van Prooijen
Rien Wisse Walter van Egeraat Annika Hope Edward Mebius Jim Schultz Sjeng Schupp Stephan Wienjus Marijn van Prooijen
Bernard Beniers
CHEF-DIRIGENT
Markus Stenz HONORARY CHIEF CONDUCTOR
Jaap van Zweden ERE-DIRIGENT
Edo de Waart VASTE GASTDIRIGENT
James Gaffigan ASSISTENT-DIRIGENT
Karel Deseure
FLUIT
Ingrid Geerlings Carla Meijers Maike Grobbenhaar
CELLO
Michael Müller Anton Istomin Eveline Kraayenhof Harm Bakker Winnyfred Beldman Crit Coenegracht Anneke Janssen Ansfried Plat Rebecca Smit Arjen Uittenbogaard
20
Paul Jussen SLAGWERK
Hans Zonderop Mark Haeldermans Vincent Cox Esther Doornink Paula Brouwer HARP
HOBO
Ellen Versney Kerstin Scholten
Hans Wolters Yvonne Wolters
PIANO
Stephan Kiefer
TWEEDE VIOOL
Casper Bleumers Eveline Trap Sarah Loerkens Esther de Bruijn Michiel Eekhof Wouter Groesz Yvonne Hamelink Annemarie van Helderen Esther Kövy Dana Mihailescu Guido Muller Renate van Riel Alexander van den Tol Eva Bengtsson Robbert Honorits
PAUKEN
KLARINET
Diede Brantjes Sergio Hamerslag
ORGEL
FAGOT
CELESTA
Hajime Konoe Jos Lammerse Freek Sluijs Desirée van Vliet
Ana Maria Sanchez Donate
Richard Ram
TECHNIEK
Jan Panis WAGNERTUBA
Petra Botma-Zijlstra Toine Martens TROMPET
Hans van Loenen Bob Koertshuis Raymond Rook Jacco Groenendijk Hans Verheij Niek Jacobs TROMBONE
Herman Nass Jaume Gavilan Agullo Rommert Groenhof
SYNTHESIZER
Hans Erblich
Groot Omroepkoor CHEF-DIRIGENT
SOPRAAN
TENOR
Gijs Leenaars
Annelie Brinkhof Elma van den Dool Daphne Druijf Loes Groot Antink Anitra Jellema Marielle Kirkels Simone Manders Judith Petra Margo Post Maja Roodveldt Annette de Rozario Mijke Sekhuis Jolanda Sengers Liesbeth Vanderhallen Dorien Verheijden Esther de Vos Yuko Yagishita
Alan Belk Ambrož Bajec-Lapajne Sebastian Brouwer Kevin Doss Boguslaw Fiksinski Gerben Houba Peter-Paul Houtmortels Marius Kwaks Jelle Leistra Aart Mateboer Matthew Minter Albert van Ommen Eric Reddet Geraint Roberts Matthew Smith John Vredeveldt Deniz Yilmaz
ALT
BAS
Yvonne Benschop Femke de Boer Nicoline Bovens Ans van Dam Marjan van Eldik Anne Marieke Evers Kazue Goto Anneke Leenman Els Liebregt Marga Melerna Suzanne Meessen Maria de Moel Anjolet Rotteveel Janneke Vis Lisinka de Vries Harda van Wageningen Anke Zuithoff Pierrette de Zwaan
Gert-Jan Alders Math Dirks Jelle Draijer Peter Duyster Joep van Geffen Geert van Hecke Henk van Heijnsbergen Pieter Hendriks Palle Fuhr Jørgensen Hans Pootjes Ludovic Provost Mitchell Sandler Lars Terray Luuk Tuinder Hans de Vries Tiemo Wang Jan van Zelm
VASTE GASTDIRIGENT
Michael Gläser
21
zaterdag 21 december, 14.15-16.00 uur Concertgebouw Amsterdam
FEESTELIJKE MONTEVERDI MET MARCON La Cetra, Barockorchester & VokalensembleBasel Andrea Marcon dirigent Monteverdi Kerstvespers (uit Selva morale e spirituale)
“De reikwijdte van Monteverdi’s muziek, zowel wat betreft haar emotie als haar architectuur, betekent een nieuwe dimensie. Daarmee vergeleken vallen de grootste ideeën, de meest geïnspireerde koortsaanvallen en droefgeestigheden van zijn tijdgenoten in het niet.” Aan het woord is een liefhebber: Igor Stravinsky. Monteverdi was met werken als Orfeo en L’incoronazione di Poppea een pionier van de opera. Zijn psychologische invoelingsvermogen en zijn gevoel voor menselijke emoties laten hem echter niet in de steek bij het componeren van madrigalen en sacrale werken. Monteverdi, die verbonden is aan de Chiesa di San Marco te Venetië, schrijft veel missen en andere werken voor kerkelijke gelegenheden. In 1641, twee jaar voor zijn dood, wordt de verzameling Selva morale e spirituale gepubliceerd. Andrea Marcon en La Cetra presenteren – met het oog op kerst – een feestelijke bloemlezing uit deze ‘bos van morele en spirituele gezangen’. En laten, uiteraard zo authentiek mogelijk, Monteverdi en zijn tijd herleven.
OM4
oude muziek 2013-2014
22
zaterdag 11 januari, 14.15 uur Concertgebouw Amsterdam
TRADITIE À LA ENSEMBLE INTERCONTEMPORAIN Ensemble intercontemporain Pablo Heras-Casado dirigent Susan Graham mezzosopraan Dallapiccola Piccola musica notturna Maderna Serenata nr. 2 voor 11 instrumenten Schönberg Lied der Waldtaube (uit Gurrelieder) Chauris Un minimum de monde visible (wereldpremière) Mahler/Kloke Lieder eines fahrenden Gesellen
Het fameuze Ensemble intercontemporain heeft een naam hoog te houden als het op het uitvoeren van de nieuwste muziek aankomt. Die muziek is echter niet losgezongen van de traditie. “Ik geloof sterk in de eeuwige vernieuwing van kunst. Maar het is krankzinnig om de traditie de rug toe te keren,” vond Luigi Dallapiccola al. In zijn dromerige Piccola musica notturna is de invloed van zowel Schönberg als Debussy te bespeuren. Schönberg op zijn beurt borduurt in het ‘Lied van de woudduif’ uit Gurrelieder voort op Gustav Mahler. Meer nog dan Schönbergs transcriptie van de Lieder eines fahrenden Gesellen behoudt de versie van Eberhard Kloke de kamermuzikale kleuren van Mahlers origineel. Yves Chauris componeerde voor het Ensemble intercontemporain een orkestwerk dat schittert in alle kleuren, het licht van de glazen façades van het moderne Parijs weerkaatsend. Beethoven was de jeugdheld van de jonge Fransman, maar qua verbeeldingskracht treedt Chauris in de voetstappen van Debussy.
H3
hedendaags 2013-2014 23
vrijdag 20 december 2013, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
KERSTCONCERT: BERLIOZ’ TEDERE L’ENFANCE DU CHRIST Radio Filharmonisch Orkest Groot Omroepkoor James Gaffigan dirigent Blandine Staskiewicz mezzosopraan Thomas Oliemans bariton Jean Teitgen bas Stanislas de Barbeyrac tenor Arnaud Richard bas
vrijdag 10 januari 2014, 20.15 uur Vredenburg Leidsche Rijn, Utrecht
HET MOOISTE ALTVIOOLCONCERT OOIT? Radio Filharmonisch Orkest
Berlioz L’Enfance du Christ Edward Gardner dirigent Lawrence Power altviool R. Strauss Macbeth Walton Concert voor altviool en orkest Brahms Symfonie nr.3
24