woensdag 7 augustus 2013
De nieuwe armoede (2)
Kwartje wordt dubbeltje
••
Uiteindelijk beland je bij de firma Zuidweg & Partners. Die helpen je met het aanpakken van schulden. De weg daarnaartoe is een intense beproeving. ‘Arm zijn is vooral veel werk, je hebt er zomaar een halve dagtaak bij. door Emma Brunt
beeld Dick Tuinder
HET IS TEGENWOORDIG elke nacht raak: om een uur of vier – het uur van de wolf – schrik ik wakker uit benauwde dromen die nog net geen nachtmerries zijn, maar die wel met elkaar gemeen hebben dat ik hopeloos faal. De opdrachten waarvoor ik mezelf in mijn slaap gesteld zie gaan namelijk ver boven mijn macht. Soms moet ik de weg terug vinden naar een hotel in een vreemde stad, terwijl ik me noch de naam van dat hotel noch de naam van de straat die ik zoek kan herinneren. Een doodenkele keer gebeurt me dat zelfs in een Amsterdams decor en is het mijn eigen huis dat ik niet meer kan lokaliseren, wat het gevoel van desoriëntatie volkomen onbegrijpelijk maakt en dus des te angstaanjagender. Andere keren is het een van mijn poezen die ik dringend moet vinden omdat hij de straat op gelopen is en onder een auto dreigt te komen, en steeds als ik hem bijna te pakken heb verdwijnt hij weer om een hoek of duikt opeens een donkere kelder in: een onoverzichtelijk labyrint waarin het weliswaar krioelt van de katten, die allemaal bedrieglijk veel op hem lijken, waardoor de hoop eventjes opleeft, maar zodra ik beter kijk zie ik de verschillen – hij is er niet bij. Of ik moet een uitgebreid diner voorschotelen aan een stuk of twintig kieskeurige gasten, ze stromen mijn huis al binnen, met veel gedruis, terwijl ik zegge en schrijve één ei in voorraad heb. Het duurt altijd even voordat die grauwe droomflarden oplossen in het licht van de lamp naast mijn bed, maar opluchting blijft uit, want vervolgens dringt tot me door wat het werkelijke thema is dat door mijn hoofd spookt: de angst dat ik niet aan mijn financiële verplichtingen kan voldoen, en die angst is reëel genoeg.
Op slag klaarwakker grijp ik dan naar een pen en begin op de achterkant van een toevallig rondslingerende envelop een reeks sommetjes te maken die zonder uitzondering aantonen dat ik me terecht zorgen maak. Wat ik uiteraard al wist en waar ik niet rustiger – laat staan slaperiger – van word. Gauw maak ik dus maar weer een nieuwe berekening van mijn inkomsten en uitgaven, waarbij ik mezelf enig wishful thinking toesta en er de honoraria bij optel voor stukken die ik überhaupt nog moet schrijven. ‘Tja’, zeggen mijn vriendinnen schamper als ik ze over mijn nachtelijke paniekaanvallen vertel, ‘vier uur in de ochtend is ook echt een uitgelezen tijdstip om de balans op te maken en over naderend onheil te gaan liggen malen, dat is een heel verstandig idee, ga vooral zo door’. Of ze beginnen me te onderhouden over het nut van slaappillen en de kalmerende werking van hun eigen favoriete kruidenthee. Maar daar heb ik niks aan, hoe zinnig zo’n advies ook klinkt, want op het moment zelf wíl ik helemaal niet slapen. Het enige wat ik dan wil is de problemen tot een oplossing brengen, en wel meteen, door me er acuut ‘uit te denken’. Daar bestaat een naam voor in de psychiatrie: ‘hypervigilantie’, een vorm van even constante als nutteloze waakzaamheid die het gevolg is van een overmaat aan stress. En dan met name van het soort stress dat je niet kunt reduceren door tot actie over te gaan, omdat je voor de oplossing van het probleem afhankelijk bent van anderen. Van opdrachtgevers bijvoorbeeld, die je zojuist zonder pardon hebben wegbezuinigd, of dat binnenkort nog zullen gáán doen, omdat ze zelf worstelen met teruglopende inkomsten, of met hulpverleningsinstanties, die je precies kunnen vertellen waarom jouw specifieke situatie nu net niet binnen hun competentie valt.
Depressieve patiënten kunnen erover meepraten, die draaien eveneens in dit soort mentale kringetjes rond en kunnen daar onmogelijk mee stoppen, ook al weten ze uit ervaring dat ‘malen’ het er alleen maar erger op maakt. Het is een dwanghandeling. Een psychiater met wie ik bevriend ben, specialist op dit gebied, zegt: ‘Wat je dan doet lijkt misschien op denken maar is het niet, ik noem het “rumineren”, en dat moet je jezelf afwennen. Zodra je merkt dat de trein in je hoofd weer over het welbekende smalspoor begint te denderen, moet je dat ingesleten traject welbewust onderbreken en er iets anders voor in de plaats stellen. Al ga je maar een boek lezen of midden in de nacht een blokje om lopen met de hond. Lichaamsbeweging, de frisse buitenlucht in, dat is eigenlijk het enige waar je echt wat aan hebt als je door begint te draaien.’
ACH JA, die stuurlui: ze staan altijd aan wal. En ze roepen van alles naar je, terwijl jij in je lekke bootje voorbij drijft en niet weet welk gat in de bodem je als eerste moet stoppen. Soms lijkt het alsof er niet tegenop valt te hozen. Waar je dan – hooguit – nog een beetje troost aan kunt ontlenen is dat er steeds meer van die wrakke bootjes op het water verschijnen, je bent waarachtig niet de enige. Mijn financiële situatie als freelance journalist was al een hele poos precair, maar werd pas goed onbeheersbaar toen de belastingdienst een jaar geleden besloot om mijn AOW-uitkering te halveren. Ik was de staatskas nog het een en ander verschuldigd, en dat gaf de inspecteur van dienst het recht om het vloertje uit mijn inkomen te slopen waar ik altijd vast op had gerekend. Zodoende viel ik – zelfs mét een klein aanvullend pensioen – van de ene maand op de andere terug naar bijstandsniveau, en daar waren mijn huur en mijn andere vaste lasten niet op berekend.
Maar het kan altijd nog een graadje erger, zo blijkt als je met andere slachtoffers van de economische crisis gaat praten. Neem bijvoorbeeld het geval van een gerenommeerde en ervaren freelance scenarioschrijfster en documentaire-filmmaker als Marijke Jongbloed (56). In 2009 moest ze opeens met spoed aan een hersentumor geopereerd worden en het hele jaar daarop, plus een deel van 2010, ging heen met de nasleep daarvan: een periode van moeizaam herstel. ‘Na die operatie kon ik een hele tijd niet werken’, vertelt ze met een bewonderenswaardig zakelijk gebrek aan zelfbeklag, ‘en dus kwam er ook geen geld meer binnen. En dan gaat het opeens heel hard: uit alle hoeken en gaten komen de schuldeisers te voorschijn. De huisbaas ging dreigen, alles ging tegen me werken. Dat betekende dus in twee opzichten paniek. Mijn lichaam liet het afweten en ik kon mijn brood niet meer verdienen. En in 2011 was het opnieuw mis, toen ben ik weer geopereerd en 33 keer bestraald. Als je films wilt maken – zeker in een weinig commerciële branche als de mijne: reportages en documentaires – moet je heel veel aan acquisitie doen: een idee ontwikkelen, een script schrijven en op basis daarvan fondsen werven. Je zult onder meer moeten aankloppen bij de omroepen, net zo lang tot je er een vindt die er geld in wil stoppen. Dat vereist Ausdauer en vindingrijkheid: je zult zelf het initiatief moeten nemen. En dat gaat gewoon niet als je doodziek bent.’ Voor elke zzp’er met een creatief beroep die het van wisselende opdrachtgevers moet hebben is dit het worst case scenario. Elke vorm van extra pech – nog even afgezien van de crisis en van opdrachtgevers die zelf aan de rand van de afgrond staan – kun je er domweg niet bij hebben. En een vangnet van sociale voorzieningen dat je in staat zou moeten stellen om zo’n klap op te vangen is er niet of nauwelijks. Je kunt je natuurlijk verzekeren tegen (tijdelijke)
arbeidsongeschiktheid, maar voor de meeste freelancers is dat niet haalbaar, want te duur. Marijke Jongbloed zegt: ‘Ik viel terug op de BbZ, de Bijstand voor Zelfstandigen-regeling uit 2004, die voorziet in een maandinkomen van 889 euro. Daarvan moet ik zeshonderd euro per maand zelf verdienen, vraag niet hoe, en dan legt de BbZ er nog eens 229 euro bij. Wel krijg ik natuurlijk huurtoeslag en zorgtoeslag, zodat ik nog net geen armoede hoef te lijden. En het helpt dat ik altijd al vrij sober heb geleefd en vrij vroeg in mijn volwassen leven het talent heb moeten ontwikkelen om van niets iets te maken. De prognose bij het type tumor dat ik heb is dat ik nog een jaar of acht blijf leven, maar met zekerheid is dat nooit te zeggen. Je kunt pech hebben en opeens weg zijn, maar er zijn ook mensen die het nog twintig jaar volhouden. Deze ziekte is een sluipmoordenaar, je weet nooit wanneer hij weer toe zal slaan. De consequentie die ik daaruit trek is niet alleen dat ik dolgraag wil blijven werken, zo lang ik kan, maar ook dat ik elke dag wil leven alsof het mijn laatste is. Gelukkig hoef ik niet te treuren over alles wat ik heb verzuimd en nu niet meer kan betalen, want ik heb in mijn leven al de meest fantastische reizen gemaakt – dat hoeft van mij niet meer.’ Ze wijst op een kast onder de vensterbank die vol staat met keurig geëtiketteerde ordners – voor ‘bonnetjes’, voor ‘zorgkosten’, voor ‘belastingpapieren’ – en zegt: ‘Je moet in de eerste plaats orde scheppen en overzicht krijgen, dat is een leerproces. En het goede nieuws is dat het went. Ik heb een abonnement op de bibliotheek, want een boek lezen is tenslotte ook een reis: niet alles wat het leven de moeite waard maakt is duur. Maar het allerbelangrijkste is volgens mij dat je afleert om voortdurend bang te zijn: je moet zorgen dat je weer rust krijgt in je hoofd.’
ALS JE TOT de ontdekking komt dat je echt ‘arm’ dreigt te worden – zeker in vergelijking met de betrekkelijk zorgeloze periode die misschien nog niet eens zo ver achter je ligt – zinkt dat besef meestal niet meteen in. Je denkt nog een poosje dat het niet zo’n vaart zal lopen, en dat er wel weer iets op je pad zal komen dat perspectief biedt. Pas als de uitgaven elke maand opnieuw hoger blijken te zijn dan de inkomsten begint het je te dagen dat het probleem structureel is en dat er echt iets zal moeten veranderen. De ontkenningsfase maakt plaats voor nieuw realisme en dan staan je eigenlijk maar twee strategieën ter beschikking. Je moet aanmerkelijk meer gaan verdienen en een voortvarend acquisitiebeleid voeren en/of
je moet je uitgavenpatroon eens kritisch bekijken, om te zien waar je op zou kunnen bezuinigen. De eerste optie is uiteraard het aanlokkelijkst. Zo ben je er in het verleden tenslotte ook altijd in geslaagd om de gaten te dichten, dus je kent het klappen van de zweep: netwerken en potentiële opdrachtgevers bellen en die bestoken met spannende voorstellen. Soms lukt er iets, maar vaker niet dan wel, want de kans is groot dat het niet in de eerste plaats aan jou ligt dat je agenda lege plekken vertoont. In het geval van Marijke Jongbloed is het bijvoorbeeld de wankele positie van de omroepen die ervoor zorgt. Als je het ongeluk hebt om aangewezen te zijn op kranten en tijdschriften – zoals ik – sta je er ook niet best voor. De digitalisering rukt op en de journalistiek-oude-stijl dreigt een fossiel vakgebied te worden. Helaas, je behoort tot een uitstervende beroepsgroep. Je zult dus plan B uit de kast moeten trekken: bezuinigen. Maar waarop precies, en hoe drastisch? Annemarie Koop (29), woordvoerder, persvoorlichter en marketingadviseur van het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) weet er alles van. ‘Acquisitie is altijd goed, natuurlijk, daar hebben wij zeker oog voor, maar het belangrijkste is dat je grip krijgt op je geld. Je moet eerst zorgen voor overzicht en inzicht, en op basis daarvan moet je keuzes maken. Wij voorzien overigens niet alleen de mensen die in directe zin door de crisis getroffen zijn van voorlichting en advies, zoals de groeiende groep zzp’ers die in moeilijkheden verkeert, maar ook de tussenpersonen en instanties die daarin bemiddelen, zoals de Kamer van Koophandel, de Rabobank, overheidsinstellingen en woningcorporaties. Daarbij zijn we vooral gericht op preventie: op het voorkómen van financiële problemen. Wij willen mensen leren hoe ze beter met hun geld kunnen
omgaan, bijvoorbeeld door vooruit te kijken en voorbereid te zijn op slechte tijden. Ook, of juist, als alles nog goed gaat. Vier jaar geleden leek de crisis nog ver weg, maar nu begint hij bijna iedereen te raken.’ Uit recent onderzoek is gebleken dat zeventig procent van alle Nederlanders inmiddels bezuinigt, ook in de midden- en hogere inkomensklassen. Of omdat ze wel moeten, of om erger te voorkomen en nu alvast een buffer op te bouwen. ‘Een groot aantal mensen is zich kennelijk bewust geworden van hun financiële situatie’, zegt Koop. ‘Dat zijn er veel meer dan een paar jaar geleden. En de volgorde van de dingen waarop ze dan gaan bezuinigen is: a) luxe artikelen, zoals tablets, computers, hifi en iPhones; b) uitgaan; c) buiten de deur eten; d) dure vakanties, en e) kranten en tijdschriften. Die volgorde is een gemiddelde, uiteraard. Mensen met een uitkering bijvoorbeeld gingen waarschijnlijk al niet meer met vakantie of uit eten, dus die zitten al diverse niveaus lager. In het algemeen kun je zeggen dat de meesten ermee beginnen om allerlei producten in de aanbieding te kopen en uitwijken naar een andere supermarkt. Vervolgens gaan ze ertoe over om beduidend minder producten en diensten te kopen, dat geldt voor 75 procent. De derde stap is dat ze kiezen voor minder kwaliteit, of juist voor méér kwaliteit, in de hoop dat ze dan langer met een bepaald product zullen doen. Dan kiest men dus vaak voor het repareren van kapotte gebruiksgoederen in plaats van ze te vervangen. En ten slotte stoppen mensen met het doen van uitgaven in een bepaalde categorie, zoals uitgaan in het weekend of autorijden, vaak met zeer ingrijpende gevolgen voor hun levensstijl. Die stap is het grootst en het pijnlijkst, en die stellen ze dus zo lang mogelijk uit.’
UIT EIGEN ERVARING ken ik inmiddels al deze fasen in het bezuinigingsproces, en ik weet dat het resultaat aanvankelijk nogal tegenvalt. Want inderdaad, je begint met beknibbelen op die dingen waarvan je in het dagelijks leven toch al weinig plezier had. Je rechtsbijstandsverzekering bijvoorbeeld, zelden van nut; een paar kranten en tijdschriften waar je toch al op uitgekeken was, en de permanente reisverzekering die je niet meer nodig hebt omdat je toch niet naar het buitenland gaat. Je zoekt op internet naar de goedkoopste energieleverancier en vervangt het uitgebreide ziektekostenpakket, met inbegrip van een tandartsvergoeding, door het allereenvoudigste basispakket. Dat vergt nog een hoop gedoe en uitzoekerij, je belt je suf met baliemedewerksters die je langdurig in de wacht zetten, en je rent elke dag van het kastje naar de muur. Want arm zijn is vooral veel werk, je hebt er zomaar een halve dagtaak bij. En wat blijkt aan het eind van dat moeizame traject? Nog steeds blijk je niet meer dan een paar tientjes per maand uitgespaard te hebben. Dat schiet niet op. Sinds een week of twee staat mijn auto te koop op Marktplaats, wat betekent dat ik nu toch echt in de laatste fase terechtgekomen ben die Annemarie Koop (what’s in a name) heeft geschetst: het stadium van de pijnlijke ingrepen die de aangenaam nonchalante manier waarop je gewend was te leven en je te bewegen voorgoed zullen veranderen. Die auto blijkt vervolgens een stuk minder waard te zijn dan je had gehoopt, te oordelen naar de biedingen die je krijgt, allemaal ver onder de vraagprijs, zodat je leert om de lat steeds lager te leggen. Maar goed, het hele leerproces dat je doormaakt komt erop neer dat je je verwachtingen bijstelt en dat die goeie ouwe lat je geen enkel
houvast meer biedt. Van een kwartje ben je opeens weer een dubbeltje geworden. Het moeilijkste is misschien nog wel dat die abrupte deflatie van de positie in het leven waarop je een soort gewoonterecht meende te hebben verworven, ook je gevoel van eigenwaarde aantast. Eigenlijk geloof je het nog steeds niet, alsof het allemaal maar een spelletje is. Je belt met een medewerkster van de afdeling debiteuren van ING, om uit te leggen dat je de maandelijkse aflossing van je creditcard niet kunt betalen, en omdat het zo gênant is, en ook een beetje absurd, gooi je er een grapje tegenaan. Je zegt: ‘Ik heb tenslotte ook nog twee poezen met een gezonde eetlust en die tonen weinig begrip als ik ze vertel dat de vordering van de bank voor gaat.’ In de verwachting dat daar toch minstens een beleefd gegrinnik op zal volgen. Maar nee, wat je hoort is een verbouwereerde stilte, gevolgd door de afgemeten mededeling dat ING zich zal beraden op verdere stappen. Het is iedereen diepe, dodelijke ernst, ik ben helaas de enige die het een beetje lachwekkend vindt. Kennelijk schuilt er in de diepste krochten van mijn brein nog steeds een verwend prinsesje, dat stiekem denkt: wat, ik? Dit kan onmogelijk de bedoeling zijn, zo was dat toch niet afgesproken?
DIE VERNEDERDE STAAT is overigens niet eens het laatste station dat je misschien zult moeten passeren, want er bestaat ook nog zoiets als de schuldsanering voor mensen die het zonder professionele hulp en bemiddeling echt niet meer trekken. Ben je – of was je tot voor kort – in loondienst, dan kun je een beroep doen op een schuldhulpinstantie die door de gemeente wordt betaald, maar als zzp’er moet je een beroep doen op de landelijke firma Zuidweg Partners. Dan is het natuurlijk wel afgelopen met je financiële autonomie en zul je de regie uit handen moeten geven.
Het overkwam Mirjam van Leeuwen (40), toen bleek dat haar zelfstandig gevestigde fysiotherapiepraktijkje het niet zou gaan redden en dat de schulden zich opstapelden. ‘Ik had een praktijkruimte gehuurd in het World Fashion Centre, in de verwachting dat de gestreste kantoormensen die daar werken wel eens geïnteresseerd zouden kunnen zijn in een massage, vooral omdat het mijn specialiteit is om psychosomatische klachten te behandelen. Maar het liep niet. Je moet jezelf “zichtbaar” maken, en ik vind het eng om plompverloren op bellen te drukken en te zeggen: hier ben ik en ik heb u wat te bieden. Verder dan het ophangen van flyers in de toiletten kwam ik niet.’ Al gauw raakte ze achter met allerlei betalingen. ‘Ik trok het gewoon niet meer. Toen heb ik me aangemeld bij Zuidweg Partners en is er een saneringsplan opgesteld. Mijn praktijkruimte heb ik opgezegd, tegenwoordig geef ik fysiotherapie aan huis: dat gaat veel beter. Elke maand betaal ik nu een vast bedrag en dat wordt netjes verdeeld over mijn schuldeisers. Mij bevalt dat eigenlijk wel. Geen aanmaningen en bedreigende telefoontjes meer: ik heb eindelijk weer een beetje rust gekregen.’ Orde, overzicht, rust – dat zijn de trefwoorden die in elk gesprek over geldzorgen opduiken. Dat begrijp ik uiteraard, want alles wat de chronische stress vermindert, is een verbetering, maar mijn eigen intakegesprek bij Zuidweg Partners verliep heel wat minder geruststellend. De medewerkster van dienst wierp bij die gelegenheid één blik op het lijstje van mijn vaste lasten en oordeelde prompt dat de huur voor mijn appartement in de vrije sector aan de hoge kant was. Was ik bereid om te verhuizen? Sindsdien zoek ik elke avond op de site van Woningnet naar huurwoningen in de sociale sector en moet constateren dat die er niet
zijn. Behalve als ik genoegen zou nemen met veertig vierkante meter in Amsterdam-Nieuw-West, Ilpendam of Krommenie. Maar daar wil ik niet heen. En bovendien zou dat ook nog een besparing van helemaal niks opleveren. Dan kan ik nog beter stoppen met roken. En met drinken. Ja met alles eigenlijk, waarvan ik tot voor kort nog meende dat het onmisbaar was. Ik moet deze dagen vaak denken aan een cartoon van Peter van Straaten, waarop je een rommelige man ziet die op nieuwjaarsdag een vriendin belt en verheugd uitroept: ‘Met eten en neuken ga ik trouwens óók stoppen!’ Galgenhumor is gelukkig nog steeds gratis.
De serie Nieuwe armoede komt mede tot stand dankzij het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten