Kwaliteit van Nederlandse gemeenten volgens hun inwoners Meta-‐analyse van de uitkomsten van waarstaatjegemeente 2010 t/m 2013 Dr. Klaas Abma Contact Dr. Klaas Abma Programmamanager Gemeente Súdwest-‐Fryslân Postbus 10.000 8600 HA Sneek
[email protected] [email protected] Versiehistorie e 1 versie Initiële versie e 2 versie Versie pol.etmaal Opmerkingen meelezers verwerkt e 3 versie Verwerken commentaar politicologenetmaal e 4 versie Bespreking KING Aangepast adhv definitief KING-‐bestand Eerder als paper gepresenteerd voor het 13de politicologenetmaal, 12 en 13 juni 2014.
20-‐5-‐2014 27-‐5-‐2014 18-‐6-‐2014 24-‐8-‐2014
1
Inhoud 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 3
2.
Ontwikkeling van het instrument .................................................................................................... 4
3.
De gemeente Den Helder als voorbeeld ......................................................................................... 7
4.
Eerder onderzoek naar de uitkomsten van het burgeronderzoek. ............................................... 12
5.
Uitkomsten van het onderzoek uit de jaren 2010 tot en met 2013 .............................................. 17 5.1 Totale deelname ...................................................................................................................... 17 5.2 Totaalbeeld .............................................................................................................................. 18 5.3 Analyse per rol ......................................................................................................................... 21 5.4 Verschillen en overeenkomsten tussen gemeenten ............................................................... 25 5.5 Behandeling van de uitkomsten door gemeenten .................................................................. 33
6.
Samenvatting en discussie ............................................................................................................ 40 6.2 Samenvatting ........................................................................................................................... 40 6.2 Discussie .................................................................................................................................. 45
Literatuur .............................................................................................................................................. 49 Bijlage 1: Deelnemende gemeenten waarstaatjegemeente 2010 t/m 2013 ........................................ 54 Bijlage 2: Overzicht scores alles gemeenten ......................................................................................... 60
2
1. Inleiding Burgeronderzoeken vormen een populair onderwerp van onderzoek. Dat hebben we voor de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart weer mogen ondervinden. Niet alleen door opiniepeilingen over het stemgedrag van de burgers, maar ook door onderzoeken om de vraag te beantwoorden wat burgers van hun gemeentebestuur verlangen. Volgens het actualiteitenprogramma EenVandaag zouden gemeentebesturen moeten streven naar belastingverlagingen en naar het vergroten van de veiligheid in buurten en wijken.1 De geënquêteerde burgers gaven in dat onderzoek ook aan dat ze maar matig tevreden waren over de prestaties van hun gemeentebestuur: het hoogste cijfer was een 5,8 voor de Friese, Brabantse en Utrechtse gemeenten; lage cijfers waren er voor de gemeenten uit Zeeland (5,1) en Flevoland (5,0).2 Deze uitspraken, gebaseerd op een onderzoek onder 20.000 leden van het Opiniepanel van EenVandaag, konden niet per gemeente worden weergegeven, omdat het aantal deelnemers per gemeente te klein was. Er waren slechts uitspraken per provincie mogelijk. Gemeenten nemen ook zelf het initiatief voor dergelijke tevredenheidsonderzoeken onder de burgers. Soms is dat wettelijk voorgeschreven. Zo is in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voorgeschreven dat gemeenten jaarlijks de mate van tevredenheid van de ‘klanten’ van de Wmo moeten meten. Dit alles om te voldoen aan de zogenoemde horizontale verantwoording over de Wmo aan de burgers en de gemeenteraden. Maar vaak gaat het ook peilingen waarbij gemeenten zich vrijwillig ‘de maat laten nemen’. Het kan gaan om tevredenheidsonderzoeken over de behandeling aan de gemeentelijke balies, over de telefonische dienstverlening, de beleving van veiligheid en leefbaarheid in wijken, buurten en steden, maar ook over de wijze waarop de burgers betrokken worden bij de voorbereiding en de uitvoering van gemeentelijk beleid. In 2005 is gepoogd een einde te maken aan dit grote aantal onderzoeken dat gemeenten jaarlijks verplicht of vrijwillig uit laten voeren. Met de introductie van ‘De Staat van de Gemeente’ kregen de gemeenten een instrument in handen dat op een redelijk eenvoudige wijze in beeld zou moeten brengen hoe gemeenten ‘het’ doen (Aardema en Korsten, 2005). ‘De Staat’ zou een combinatie moeten worden van harde, objectieve gegevens en subjectieve meningen van burgers. De cijfers zouden ook vergelijkingen mogelijk moeten maken tussen gemeenten zodat gemeenten ook van elkaar zouden kunnen leren. ‘De Staat’ werd in 2009 geëvalueerd (Abma en Korsten, 2009). Daaruit bleek dat er sprake was van een succes als dat wordt afgemeten aan het aantal deelnemende gemeenten. Maar vergelijkingen bleven oppervlakkig (onduidelijk en kort door de bocht) en het aantal monitors verminderde zeker niet. In deze studie wordt gekeken naar de stand van zaken van dit instrument, dat heden ten dage waarstaatjegemeente-‐burgeroordelen heet. De resultaten van de jaren 2010 tot en met 2013 staan centraal. 1 2
Zie: http://regio.eenvandaag.nl/enquete/49319/kiezer_wil_lokaal_minder_belasting_en_meer_veiligheid Zie: http://www.binnenlandsbestuur.nl/onderzoek_eenvandaag
3
Na deze inleiding volgt een korte beschrijving van de ontwikkeling van het instrument. Daarna nemen we een gemeente onder de loep die al meerdere malen deelnam aan het onderzoek: Den Helder. Hierin komt het gehele instrument aan de orde, de waardering van de burgers van Den Helder en wat het gemeentebestuur vervolgens met de uitkomsten deed. Daarna volgt in paragraaf 4 een kort overzicht van eerdere onderzoeken op dit terrein. In paragraaf 5 gaan we in op de resultaten van de onderzoeksjaren 2010 tot en met 2013. In het slothoofdstuk vatten we de uitkomsten samen en reflecteren daarop. Het doel van dit paper is om een algemeen overzicht te bieden van het instrument, de toepassing en resultaten.
2. Ontwikkeling van het instrument De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) stelde in 2009 het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) in. Een van de opgaven van KING werd het verder ontwikkelen van een monitor die in 2005 onder de naam ‘De Staat van de Gemeente’ was ingesteld (Aardema en Korsten, 2005). Bij de aanvang in 2005 moest dit instrument een compacte gemeentemonitor worden waarmee op een redelijk eenvoudige wijze inzicht zou moeten worden gegeven over de prestaties van gemeentebesturen en hun organisaties. Hiermee zouden raadsleden, bestuurders en ambtenaren, maar ook burgers, bedrijven, onderzoekers en anderen snel kunnen zien hoe hun gemeenten de meest essentiële taken uitvoeren. Gemeenten zouden door onderling hun prestaties te vergelijken ook inzicht kunnen krijgen in de vraag hoe zij ten opzichte van elkaar presteerden. Daarmee zou het lerende vermogen van gemeenten verder kunnen toenemen. Een derde doel was dat ‘De Staat van de Gemeente’ ook een verticaal instrument moest worden: het zou het aantal monitors dat gemeenten voor het rijk en de provincies in moeten vullen, drastisch kunnen verminderen. Burgerbetrokkenheid in zes rollen Uitgangspunt bij ‘De Staat van de Gemeente’ was dat de burgers ten opzichte van het gemeentebestuur zes verschillende rollen innemen: De rol van kiezer, waarbij het gemeentebestuur de democratische representant is van de burgers; De rol van klant, waarbij de gemeente optreedt als dienstverlener; De rol van onderdaan, waarbij de gemeente regels ontwikkelt, toepast en handhaaft; De rol van partner, waarbij de gemeente samen met de burgers beleid ontwikkelt en uitvoert; De rol van wijkbewoner, waarbij de gemeente beheerder is van de openbare ruimte; De rol van belastingbetaler, waarbij het vooral gaat om de lokale lasten en de gemeentelijke organisatie. Rapportcijfers De tevredenheid van de burgers werd uitgedrukt in rapportcijfers op deze zes rollen, waarbij een 5,5 het breekpunt was. Was de score hoger dan was er sprake van een voldoende en zou een gemeentebestuur geen actie behoeven te ondernemen. Bij een lager cijfer zou dat wel het geval moeten zijn. Onder die zes rollen lagen ruim zestig onderliggende indicatoren. Op deze indicatoren werd de eigenlijke meting uitgevoerd. Het rapportcijfer per rol was het gemiddelde van de bijbehorende 4
indicatoren. In de volgende paragraaf, het praktijkvoorbeeld van Den Helder, worden deze indicatoren genoemd. Om tot betrouwbare en geldige uitspraken te kunnen komen, trokken de gemeenten via een aselecte steekproef 1.200 burgers (van achttien jaar en ouder) uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze inwoners kregen vervolgens een vragenlijst thuisgestuurd met een uitleg van het onderzoeksdoel. Men kon deze vragenlijst schriftelijk invullen door middel van de papieren vragenlijst, daarnaast bestond de mogelijkheid om via internet de vragenlijst in te vullen. Uiteindelijk moest er een respons van 400 per gemeente gehaald worden. Verder kregen burgers die in het gemeentehuis een enquêteformulier mee waarin ze bevraagd werden naar hun tevredenheid over hun ervaringen aan het gemeenteloket. In totaal gaven per gemeente dus 500 burgers hun mening. Burgers werd gevraagd hun tevredenheid uit te drukken in kwalificaties als ‘geheel mee oneens – mee oneens – neutraal –mee eens -‐ geheel mee eens’ of ‘zeer ontevreden – ontevreden – neutraal – tevreden – zeer tevreden. Deze uitkomsten werden vervolgens in cijfers omgerekend (zeer ontevreden = 1; zeer tevreden = 10, met sprongen van steeds 2,25). Verder waren er ook vragen waarbij de burgers werd gevraagd hun tevredenheid rechtstreeks weer te geven in een rapportcijfer. Verder werden ook ‘harde’ indicatoren, dus zonder burgeroordelen, in cijfers uitgedrukt. Voorbeelden daarvan waren cijfers die de opkomst bij de raadsverkiezingen betroffen, het aantal hectares met actuele bestemmingsplannen, rapportcijfers over de gemeenterekening, het weerstandsvermogen, etc. Het onderzoek sloeg aan bij de gemeenten. Ruim 200 gemeenten deden in de eerste 5 jaren al mee. Uitvoering eerste jaren Tussen 2005 en 2008 werd het daadwerkelijke onderzoek uitgevoerd door Het PON, een bureau voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-‐Brabant. Elk halfjaar nodigde het PON alle Nederlandse gemeenten uit deel te nemen. Van elke halfjaarlijkse deelnameronde werd één rapport gemaakt. Er verschenen dus geen rapporten per gemeente. Deze rapporten werden toegezonden aan de gemeenten die in dat halfjaar deelnamen. Daarnaast werden de rapporten ook geplaatst op (voorheen) de website staatvandegemeente.nl3 . De geïnventariseerde en beschikbare standaardindicatoren werden eveneens gepubliceerd op de website watdoetjegemeente.nl. Daarmee was een begin gemaakt met een internetpublicatie waarbij naast de uitkomsten van het burgeronderzoek ook een groot aantal standaardindicatoren uit andere bronnen (CBS, COELO, andere gemeentelijke benchmarks, Adviesoverheid.nl, Kamer van Koophandel, diverse ministeries enzovoort) moesten worden geplaatst. De website wat-‐ doetjegemeente.nl is in het voorjaar van 2006 gestart. Deze site werd in 2008 samengevoegd met de beschikbare uitkomsten van ‘De Staat’ tot de nieuwe website waarstaatjegemeente.nl. Tot nu toe is deze naam steeds aangehouden. Verdere ontwikkelingen
3
Heden ten dage is dit de website waarstaatjegemeente.hetpon.nl
5
De site is vanaf 2008 verder ontwikkeld. Zo werd de site vanaf oktober 2008 ook gebruikt om de uitvoering van het Bestuursakkoord Samen aan de Slag tussen rijksoverheid en gemeentebesturen te monitoren. Gemeenten konden daartoe op de site een vragenlijst invullen. Een en ander betekende echter niet dat monitoring structureel via waarstaatjegemeente.nl gebeurde. Er waren nog diverse andere monitors waarvoor gemeenten de gegevens nog op de klassieke wijze via het papier of via andere websites moesten aanleveren. Naast de burger-‐ en standaardindicatoren konden gemeenten ook de uitkomsten van een zogenoemd zelfonderzoek daarop laten plaatsen. Dit betrof enkele gegevens uit de gemeentelijke administratie, zoals openingstijden, het al dan niet bezitten van kwaliteitshandvesten (en zo ja, waarvoor), tarieven, gegevens over klachten en bezwaarschriften, aantallen bewoners die gebruik maken van Wmo-‐hulpmiddelen (aantallen rolstoelen en scootmobielen enzovoorts). Het instrument maakt nog steeds een ontwikkeling door. In de onderzochte periode 2005 tot en met 2007 was er sprake van een min of meer stabiel instrument. Er werden slechts in de marge enkele aanpassingen gedaan. Wijzingen in het instrument vonden plaats vanaf 2008 (Abma en Korsten, 2009a: 123-‐125). De meest ingrijpende wijziging vond plaats bij de rol van partner omdat de onderliggende indicatoren onvoldoende de participerende rol van de burger naar voren bracht. Om diezelfde reden werd ook de rol van belastingbetaler voorlopig geschrapt, maar dat heeft tot nu toe nog niet geleid tot een nieuwe invulling. Verder werden in 2010 de ‘harde indicatoren’ geschrapt zodat alleen de burgerindicatoren overbleven. Een andere wijziging was de verschuiving in 2009 van het neutrale cijfer 5,5 (niet voldoende en niet onvoldoende) naar een 6. Al deze wijzigingen brengen met zich mee dat voorzichtig omgegaan moet worden met vergelijkingen met de. uitkomsten van deelnames uit voorgaande jaren. Waarstaatjegemeente.nl: meer dan alleen burgertevredenheid Dit onderzoek gaat over de vraag wat burgers van hun gemeente vinden. De uitkomsten daarvan worden gepubliceerd op de website waarstaatjegemeente.nl. Deze website ontsluit echter meer. Dat betreft informatie vanuit acht thema’s en vijf instrumenten. De thema's geven informatie die voor gemeenten en inwoners van belang zijn, zoals veiligheid en leefbaarheid, woon-‐ en leefklimaat en dienstverlening. De instrumenten geven inzicht vanuit verschillende perspectieven. Dit zijn zowel objectieve gegevens, zoals toezichtinformatie voor horizontale verantwoording en sturingsanalyses als meer subjectieve gegevens, zoals de oordelen van inwoners en ondernemers. De informatie waar het in dit onderzoek om gaat, betreft het instrument Burgerperspectief. Dit maakt onderdeel uit van het thema Relatie burger-‐bestuur. Naast de thema’s en de instrumenten kent waarstaatjegemeente.nl ook monitors. Een voorbeeld daarvan is de stapelingsmonitor die van alle gemeenten bijhoudt van welke regelingen in het sociale domein huishoudens gebruik maken (gerangschikt naar arbeidsparticipatie, inkomensondersteuning, welzijn en zorg, onderwijs en jeugdzorg).
6
3. De gemeente Den Helder als voorbeeld De gemeente De Helder nam deel aan het burgeronderzoek in 2006, 2009, 2011 en 2013. 4 Hoewel deze studie ingaat op de periode 2010 tot en met 2013, worden in de beschrijving ook de resultaten van 2009 meegenomen, om hiermee ook een illustratie te geven van de ontwikkeling van het instrument zelf. De deelname van 2006 laten we hier achterwege want die ligt inmiddels al weer ver achter ons. Dit voorbeeld geeft ook weer welke indicatoren per rol worden gemeten. Hieronder worden de uitkomsten van de drie deelnamerondes van Den Helder weergegeven. Hiervoor is, naast de verschenen rapporten uit 2009, 2011 en 2013 ook gebruikt gemaakt van twee collegevoorstellen van de Concernstaf/Onderzoek en Statistiek van de gemeente Den Helder: Waarstaatjegemeente.nl. Uitkomsten burgerpeiling 2011, resp. 2013.5 Daarin werden de rapportcijfers van de deelnamejaren met elkaar vergeleken evenals met de gemiddeldes van de vergelijkbare gemeenten. Totaalscore per rol In figuur 1 zijn de scores per rol van de drie jaren dat Den Helder meedeed weergegeven. Verder zijn ook de gemiddelde scores van alle deelnemende gemeenten weergegeven6. Figuur 1: Overzicht scores burgerrollen Den Helder 2009-‐2011-‐2013 Rol burger
Den Helder 2009
Den Helder 2011
Den Helder 2013
Alle gemeenten
4,1 7,5 5,9 5,0 6,8
5,1 7,4 6,0 5,0 6,7
4,8 7,5 6,2 5,1 6,8
5,9 7,7 6,4 5,8 7,1
kiezer klant onderdaan partner wijkbewoner
Uit deze figuur blijkt dat de score van Den Helder door de jaren heen wel iets veranderd is, maar niet veel. Alleen de beoordeling op de rol van kiezer in 2009 ten opzichte van 2011 en 2013 is opmerkelijk. Waar dat door komt, kan nagegaan worden door te onderliggende indicatoren te analyseren. Dat volgt in figuur 2. Verder is het duidelijk dat Den Helder op alle rollen lager scoort dan het landelijke beeld. Vooral bij de rollen van kiezer en partner is het verschil opmerkelijk. Hierna wordt ingegaan op de indicatoren per burgerrol. De burger als kiezer Met dank aan Yvette Vleugel van de eenheid Onderzoek en Statistiek van de gemeente Den Helder, voor het beantwoorden van vragen, laatstelijk 14 mei 2014. 5 Zie: http://www.denhelder.nl/document.php?m=11&fileid=3637&f=121407cc096ad47bc70f9c6c5155a514& attachment=0, en http://www.denhelderactueel.nl/docs/Resultatenburgerpeiling2013.pdf, laatstelijk geraadpleegd 1 mei 2014. 6 De gemiddeldes van alle gemeenten in de figuren 1 tot en met 6 zijn afkomstig uit de rapporten genoemd bij noot 5. Het betreft het gemiddelde van de deelnemende gemeenten die tegelijkertijd met Den Helder meededen in 2013. 4
7
Bij de rol van kiezer is het gemeentebestuur de democratische representant van de burgers. Burgers mogen een bepaalde kwaliteit van politiek en bestuur verwachten. Criteria hierbij zijn dat een gemeentebestuur goed luistert naar de inwoners, een duidelijke visie heeft op de toekomst en beloftes waarmaakt. (Abma en Korsten, 2009a: 11-‐13). In figuur 2 zijn de scores van de indicatoren weergegeven die in het onderzoek behoren bij de rol van kiezer. Figuur 2: Rapportcijfers indicatoren bij rol burger als kiezer Den Helder 2009-‐2011-‐2013 Oordeel burger over: Invloed als kiezer Vertegenwoordiging door gemeenteraad Vertrouwen in B&W Waarmaken beloften B&W Mening goed gemeentebestuur Rapportcijfer ‘kiezer’
Den Helder 2009 4,6 4,3 3,8 4,0 3,8 4,1
Den Helder 2011 5,0 4,7 5,5 5,0 5,1 5,1
Den Helder 2013 4,8 4,5 5,3 4,9 4,7 4,8
alle gemeenten 5,6 5,4 6,4 5,8 6,3 5,9
Het is duidelijk dat alle uitkomsten van de gemeente Den Helder onvoldoende scoren. Ook ten opzichte van de landelijke cijfers liggen alle cijfers lager. Maar net als het landelijke beeld is in Den Helder ook sprake van het hoogste cijfer op de indicator ‘vertrouwen in B&W’, uitgezonderd de deelname in 2009. Al kan beter gesproken worden van het minst lage cijfer. Het laagste cijfer betreft de vertegenwoordiging van burgers door de gemeenteraad. Ten opzichte van 2009 zijn de cijfers in 2011 wel beter, maar ze blijven fors onvoldoende. Opmerkelijk is wel de toename van het vertrouwen in het college (1,7 punt hoger), de mening over goed gemeentebestuur (1,3 punt hoger) en het nakomen van beloften door het college (1,0 punt hoger). De scores van 2013 liggen alle iets lager dan de scores van 2011. Dus zijn ook deze cijfers onvoldoende en liggen ze ook lager dan de gemiddelde Nederlandse scores. De burger als klant Bij de rol van klant verleent het gemeentebestuur diensten aan burgers. Burgers hebben recht op een behoorlijke kwaliteit van de dienstverlening. Gemiddeld verschijnt de burger één keer per jaar aan het loket, daarnaast gaat het tegenwoordig in toenemende mate ook om digitale loketservice. Hoe wordt de burger behandeld als hij aan het loket of op de gemeentelijke website verschijnt? Criteria hierbij zijn dat de openingstijden van het loket voldoende zijn, een klant niet lang hoeft te wachten, dat een burger vakkundig wordt geholpen in een goed verzorgd gemeentekantoor, dat de prijs van diensten redelijk is en dat de gemeentelijke website voldoende en duidelijke informatie geeft (Abma en Korsten, 2009a: 11-‐13). In figuur 3 zijn de scores van de indicatoren weergegeven die in het onderzoek behoren bij de rol van klant. Figuur 3: Rapportcijfers indicatoren bij rol burger als klant Den Helder 2009-‐2011-‐2013 Oordeel burger/bezoeker over:
Den Helder 2009
Den Helder 2011
Den Helder 2013
alle ge-‐ meenten
Duidelijkheid van de informatie
6,6
8,1
6,7
7,1
8
Toegankelijkheid van de informatie
6,8
6,9
7,0
7,2
Informatie via kranten Informatie op de website Vriendelijkheid medewerkers Deskundigheid medewerkers Uiterlijke verzorgdheid Inlevingsvermogen medewerkers Doorlooptijd aanvraag Duidelijkheid verkregen informatie
7,1 6,8 8,4 8,4 8,2 8,3 7,8 8,3
7,0 6,7 8,3 8,1 8,0 8,0 8,0 6,7
7,2 7,0 8,2 8,0 8,0 8,0 8,1 8,0
7,4 7,1 8,4 8,3 8,3 8,1 8,0 8,2
Prijs van geleverde dienst Bereikbaarheid gemeentehuis Parkeergelegenheid bij het gemeentehuis Overzichtelijkheid entree gemeentehuis Verwijzingsborden in het gemeentehuis Wachtruimte in het gemeentehuis Privacy aan de balie Openingstijden gemeentehuis Wachttijd voor loket Rapportcijfer klant
5,7 7,6 6,0
5,9 7,7 5,8
5,6 7,8 6,1
6,2 7,9 7,4
7,3
7,2
7,4
7,9
7,4
7,6
7,6
7,7
7,9 7,5 7,4 8,1 7,5
8,0 7,2 7,4 8,5 7,4
8,1 7,2 7,7 8,2 7,5
7,9 7,6 7,3 8,0 7,7
De cijfers van Den Helder op het vlak van de burger als klant, zijn in de drie vergeleken jaren allemaal voldoende tot ruim voldoende, met uitzondering van de waardering van de prijs die burgers moeten betalen voor de dienstverlening en de gemeentelijke producten. De burgers van Den Helder zijn dus tevreden over de gemeentelijke dienstverlening. De burger als onderdaan De burger als onderdaan heeft recht op kwaliteit van orde en gezag. Een primaire basisbehoefte, namelijk zijn veiligheid is in het geding. Wat doet de gemeente daaraan? Wat gebeurt er bij calamiteiten? Hoe functioneren politie en brandweer? Om orde en gezag te kunnen waarborgen is regelgeving nodig. Niet te veel natuurlijk, maar wel zodanig dat mensen weten waar zij aan toe zijn. Een belangrijke functie van de overheid is het afgeven van vergunningen en andere beschikkingen in individuele gevallen op basis van de geldende regelgeving. Om geloofwaardig te zijn is voor de overheid een adequate handhaving van de regelgeving van het grootste belang.(PON, 2012) Figuur 4: Rapportcijfers indicatoren bij rol burger als onderdaan Den Helder 2009-‐2011-‐2013 Oordeel burger over: Veiligheid in de buurt Aandacht gemeente voor verbeteren leefbaarheid en veiligheid Informatie gemeente over aanpak leefbaarheid en veiligheid Betrekken buurt bij aanpak sociale veiligheid buurt Bereikbaarheid gemeente voor melding en klachten overlast en onveiligheid
Den Helder 2009
Den Helder 2011
Den Helder 2013
alle ge-‐ meenten
6,6 5,9
6,7 5,9
6,9 6,2
7,0 6,6
5,7
5,6
5,8
6,1
5,6
5,4
5,6
6,0
6,1
6,2
6,5
6,7
9
Reactie gemeente over melding en klachten overlast en onveiligheid Gemeente doet wat ze zegt bij verbeteren leefbaarheid en veiligheid Leefbaarheid in de buurt Duidelijkheid regels Handhaving regels Ontbreken regels Tegenstrijdige regels Rapportcijfer Onderdaan
5,8
5,5
5,9
6,2
5,5
7,2
5,6
6,0
7,2 6,2 5,4 5,5 5,3 5,9
6,2 5,3 6,4 6,4 6,7 6,0
7,3 6,4 5,5 6,5 6,5 6,2
7,5 6,7 6,1 5,9 6,0 6,4
Figuur 4 maakt duidelijk dat de burgers van Den Helder wat minder waardering hebben dan de gemiddelde Nederlands burgers voor de inspanningen van het gemeentebestuur op de terreinen van veiligheid, leefbaarheid en regelgeving. De waardering is soms positief, met name op de beleving van veiligheid en leefbaarheid, maar burgers vinden dat het gemeentebestuur hun er wel meer bij kan betrekken. Ook het nakomen van afspraken op deze gebieden scoort niet echt hoog. Verder is de waardering voor de handhaving van de regels niet erg hoog, al is het niet geheel duidelijk of dit nu komt door een teveel aan handhaving of dat er juist te weinig gehandhaafd wordt. De burger als partner Bij de partnerrol gaat het om beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en de betrokkenheid van de burgers daarbij. Burgers willen betrokken worden bij de beleidsontwikkeling en hun inbreng moet serieus genomen worden (Abma en Korsten, 2009a: 11-‐13). Figuur 5: Rapportcijfers indicatoren bij rol burger als partner Den Helder 2009-‐2011-‐2013 Oordeel burger: Voldoende betrekken bij totstandkoming gemeentelijke plannen Gemeente heeft interesse in mening burgers Voldoende inspraakmogelijkheden op gemeentelijke plannen Voldoende betrekken bij uitvoering gemeentelijke plannen Voldoende invloed op wat gemeente doet Rapportcijfer partner
Den Helder 2009
Den Helder 2011
Den Helder 2013
alle gemeenten
5,0
5,0
5,1
5,8
5,0
5,3
5,4
6,2
5,2
5,1
5,3
6,0
4,8
4,9
5,1
5,7
4,5 5,0
4,5 5,0
4,6 5,1
5,3 5,8
De mening van de burgers van Den Helder over de participatie, weergegeven in figuur 5, verschilt in de jaren 2009, 2011 en 2013 nauwelijks. Ook voor deze rol geldt dat alle scores van Den Helder onvoldoende zijn. Burgers vinden dat ze niet genoeg betrokken worden bij de voorbereiding en uitvoering van gemeentelijke plannen. Ook de mogelijkheden om te participeren vinden ze onvoldoende. De indicator over hun invloed op wat de gemeente doet, scoort het laagst, net als in de rest van Nederland. De burger als wijkbewoner De burger als wijkbewoner heeft recht op kwaliteit van zijn leefomgeving. Deze dient prettig en schoon te zijn, met allerhande voorzieningen binnen bereik. Daarbij gaat het in het bijzonder om 10
lokale voorzieningen, milieu en groen, gebouwen, verkeer en vervoer (Abma en Korsten, 2009a: 11-‐ 13). Figuur 6: Rapportcijfers indicatoren bij rol burger als wijkbewoner Den Helder 2009-‐2011-‐2013 Tevredenheid burger over:
Directe woonomgeving Leefbaarheid buurt Speelmogelijkheden Groenvoorzieningen Straatverlichting Basisonderwijs Wegen, paden en pleintjes Voorzieningen voor jongeren Afvalinzameling Onderhoud van de wijk Winkels in de buurt Winkels in de gemeente Uitgaansmogelijkheden/horeca Aanbod culturele voorzieningen Aanbod verenigingen, clubs etc. Sportvoorzieningen Onderwijs in het algemeen Gezondheidsvoorzieningen Welzijnsvoorzieningen Onderhoud wijk Bereikbaarheid buurt met auto Parkeren in de buurt Openbaar vervoer in wijk Parkeren in gemeente Openbaar vervoer in gemeente Onderhoud wegen en fietspaden Verkeersveiligheid in gemeente Verkeersveiligheid in buurt Rapportcijfer wijkbewoner
Den Helder 2009
Den Helder 2011
Den Helder 2013
alle gemeenten
7,3 7,2 6,3 6,2 7,4 8,2 6,1 4,8 7,5 6,3 8,2 6,9 6,0 6,4 7,3 7,5 7,2 7,5 6,3 6,3 7,9 6,6 7,2 5,6 7,0 6,1 6,6 6,4 6,8
7,3 7,2 6,1 6,1 7,4 7,8 6,0 4,9 7,3 5,9 8,5 6,7 5,7 6,4 7,2 7,3 6,9 7,3 6,3 5,9 7,7 6,3 7,2 5,2 6,9 6,1 6,3 6,1 6,7
7,4 7,3 6,2 6,3 7,4 7,9 6,1 4,9 7,2 6,0 8,3 6,8 6,0 6,4 7,1 7,4 7,0 7,4 6,3 6,0 7,7 6,6 7,3 5,7 7,0 6,4 6,8 6,6 6,8
7,5 7,5 6,9 6,8 7,6 8,0 6,7 5,3 7,7 6,7 8,0 7,5 6,9 6,7 7,6 7,7 7,6 7,5 6,3 7,7 7,9 6,7 6,9 6,6 6,8 6,9 6,8 6,6 7,1
Figuur 6 geeft aan dat de burgers van Den Helder, net als de andere burgers van Nederland, tevreden zijn met hun leefomgeving. Alleen de indicator ‘voorzieningen voor jongeren’ scoort een onvoldoende. Dat is in de rest van ons land niet anders. De reactie van het gemeentebestuur De uitkomsten van waarstaatjegemeente werden door medewerkers van de afdeling Onderzoek en Statistiek geanalyseerd. Dat leidde tot raadsinformatie met daarin de uitkomsten van het onderzoek. De eerste reactie was die van teleurstelling, vooral vanwege de lage scores op de rollen van kiezer en partner. Volgens mevr. Vleugel van de eenheid Onderzoek & Statistiek van de gemeente was dat vooral te wijten aan het negatieve imago dat het gemeentebestuur heeft door de opeenvolgende bestuurscrisissen van de afgelopen jaren. ‘Kennelijk is dat een hardnekkig iets waar we moeilijk van af komen’. Den Helder is in de periode 1998-‐2008 een probleemgemeente (Schoenmaker, 2011).
11
Het college van Den Helder stuurde een reactie op de uitkomsten naar de gemeenteraad7. Enkele citaten hieruit: Bij de burgerrol ‘burger als kiezer’ scoort Den Helder slecht. Met name het vertrouwen in het gemeentebestuur en het oordeel van burgers over goed bestuur leveren lage rapportcijfer sop. Overigens scoorde de gemeente in 2006 ook ‘slechts’ een 4,2 op dit onderdeel. Het gemeentebestuur realiseert zich dat het bestuurlijke verleden van Den Helder niet bijdraagt aan het vertrouwen dat de burger heeft in hen. Natuurlijk nemen wij het signaal serieus, elke onvoldoende is er één teveel. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in maart doen we er alles aan om duidelijk te maken waar alle politieke partijen voor staan, zodat de inwoners van de stad een gewogen besluit kunnen nemen. Het invoeren van de Stemwijzer is daar een goed voorbeeld van. Na 3 maart zijn verdere verbeteringen op dit onderdeel te verwachten. De burger is als onderdaan ook meer tevreden geworden. Van een 5,1 in 2006 krijgt de gemeente nu een 5,9 op dit onderdeel. De burger als onderdaan toont zich nog ontevreden over de tegenstrijdigheid van regels, de controle op handhaving van de regels of juist het ontbreken van regels. De gemeente werkt hier hard aan en ontving in december zelfs een compliment van de staatssecretaris van Economische Zaken, Frank van Heemskerk, voor het verminderen van de regeldruk. We hopen dan ook op een nog betere score in een volgende onderzoeksronde. De burger zou als partner meer betrokken willen worden bij de uitvoering van plannen door de gemeente. De gemeente krijgt een magere 5,0 tegen nog een 5,9 in 2006. In 2009 speelden bijvoorbeeld kwesties rond de Californiestraat en de Middenweg, waarbij burgers zich te weinig geïnformeerd voelden. Met deze voorbeelden in het achterhoofd, het wij het participatiebeleid geactualiseerd. Dit is al zichtbaar bij de Middenweg waar burgers een actieve bijdrage leveren aan het ontwerpproces van hun straat. Naast deze analyse van de uitkomsten nam het college van Den Helder in het programma de wens op dat ‘de burgers meer vertrouwen krijgen in de gemeentelijke bestuurders, uitmondend in een voldoende in de monitor Waarstaatjegemeente’. In de programmabegroting werden elk jaar de uitkomsten van waarstaatjegemeente opgenomen, als een vorm van prestatie-‐indicatoren zonder dat daaraan (harde) streefcijfers waren gekoppeld. Ook het gegeven dat het burgeronderzoek van waarstaatjegemeente regelmatig wordt uitgevoerd, en dat daarover in alle openheid wordt gecommuniceerd, geeft aan dat het gemeentebestuur de signalen die burgers afgeven, serieus neemt. Maar het blijft een teleurstelling voor het gemeentebestuur dat het imago van probleemgemeente hardnekkig is.
4. Eerder onderzoek naar de uitkomsten van het burgeronderzoek. Abma en Korsten analyseerden in 2009 de resultaten voor de jaren 2005 t/m 2007van ‘De Staat van de Gemeente’ (verder ook ‘De Staat’), de voorloper van waarstaatjegemeente. ‘ https://gemeenteraad.denhelder.nl/Documenten/RI-‐‑4-‐‑resultaten-‐‑onderzoek-‐‑-‐‑ Waarstaatjegemeente.nl-‐‑...pdf
7
12
Die analyse werd uitgevoerd aan de hand van 25 stellingen. In figuur 7 zijn deze stellingen weergegeven. Daaruit blijkt dat de analyse van de resultaten zich breder uitstrekte dan alleen de burgeroordelen. Er werd ook gekeken naar de relatie met bestuurskrachtmetingen (nrs. 2, 3, 21 en 22) en ook naar de realisatie van de ideeën achter ‘De Staat’, te weten het vervangen van meerdere monitors door één integrale monitor (nrs. 23, 24, 25). De uitkomsten van deze stellingen vormen het kader waaraan de resultaten van waarstaatjegemeente.nl voor de jaren 2010 tot en met 2013 worden afgemeten. We noemen die niet langer stellingen, maar (empirische) verwachtingen (Haverland en Yanow 2010: 92, 93). Een verwachting zal niet worden getoetst en dus worden bevestigd of weerlegd, zoals in het wetenschappelijke taalgebruik bij stellingen en hypothesen gebruikelijk is. Een verwachting komt uit of niet. Figuur 7: Uitkomsten ‘de Staat van de Gemeente’ 2005 t/m 2007 (Abma en Korsten, 2009: 128). Verwachtingen Uitkomst Cluster 1: Deelname Qua deelnemers is er geen verschil in de relatieve deelname van kleine, middelgrote en grotere Ja gemeenten. ‘De Staat’ wordt vooral toegepast in die gebieden waar geen bestuurskrachtmetingen Deels juist plaatsvonden. Wie deelnam aan een bestuurskrachtmeting zal geen behoefte hebben om deel te nemen aan ‘De Deels nee Staat’. Cluster 2: Algemene beeld De burger is in het algemeen tevreden over zijn gemeente. Ja De tevredenheid komt vooral tot uiting in de rollen van klant, wijkbewoner en partner. De burger Ja zal ontevreden zijn in zijn rol als kiezer. Door de jaren heen is er sprake van een stabiele situatie. Ja Cluster 3: Beeld per rol Bij een positieve score op een bepaalde rol kunnen best onderliggende indicatoren een al dan niet Ja structurele negatieve beoordeling krijgen. Andersom kan ook het geval zijn. Bij een negatieve score op het niveau van de rol, zullen ook de onderliggende indicatoren negatief Ja scoren. Cluster 4: Verschillen tussen gemeenten De meeste gemeenten zullen een onvoldoende scoren op de rol van kiezer en hogere cijfers op de Ja rollen van klant, wijkbewoner en partner. Uitzonderingen bevestigen de regel: er zullen gemeenten zijn die positief scoren op de kiezersrol Ja en negatief op de rollen van klant, wijkbewoner en partner. De kleinere gemeenten scoren beter op de kiezers-‐ en partnerrol. Nee De grotere gemeenten scoren beter op de rol van klant en wijkbewoner. Nee In gemeenten met meer dan 50.000 inwoners zullen de inwoners tevredener zijn en dus een Nee hoger gemiddeld rapportcijfer scoren dan in gemeenten met 20.000-‐50.000 inwoners. In gemeenten met minder dan 20.000 inwoners wonen het minste aantal tevreden mensen. Herhaalde deelname aan ‘De Staat’ leidt tot hogere cijfers op die indicatoren die in de eerdere Nee ronde(s) onvoldoende scoorden. Cluster 5: Wat gemeenten met de uitkomsten doen Alle gemeenten hebben de uitkomsten van ‘De Staat’ gecommuniceerd naar hun burgers, Nee bijvoorbeeld via de website, een speciale gemeentekrant, het burgerjaarverslag of nog andere kanalen. De uitkomsten van ‘De Staat’ zijn besproken in de colleges van B&W en met de gemeenteraden. Nee De negatieve uitkomsten worden aangepakt, bijvoorbeeld via een plan van aanpak of een Nee verbeterplan. Gemeenten vergelijken zich zowel op het niveau van de rollen als op het niveau van de Ja indicatoren met elkaar.
13
Als vergelijkingsmateriaal gebruiken de gemeenten alle beschikbare materiaal zoals schaalgrootte, bevolkingsdichtheid, het al of niet vervullen van een centrumfunctie, leeftijdsopbouw e.d. Gemeenten gaan op zoek naar best practices om daarmee het eigen functioneren te verbeteren. Cluster 6: Relatie met bestuurskrachtonderzoek ‘De Staat’ geeft alleen een beeld van het operationele deel van het gemeentelijk presteren. Het beleidsmatige en strategische beeld komt daarin niet naar voren, terwijl dat wel bij bestuurskrachtmetingen aan bod komt. ‘De Staat’ is geen remplaçant voor bestuurskrachtmetingen. Cluster 7: De kwaliteit het ‘De Staat’ als beoordelingsinstrument De ideeën uit 2005 voor een gemeentemonitor zijn grotendeels in de praktijk gebracht. ‘De Staat’ is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardig en waardevol instrument waar gemeenten ook echt wat aan hebben. ‘De Staat’ heeft voor de deelnemende gemeenten geleid tot een afname van het aantal monitors dat periodiek aan hogere overheden aangeleverd moet worden.
Nee Nee Ja
Ja Nee Nee Nee
Cluster 1: kwantitatieve gegevens Tussen 2005 en 2007 namen 152 gemeenten (35 procent van het totaal aantal Nederlands gemeenten) deel aan ‘De Staat’. Omdat er gemeenten waren die twee of meer keren deelnamen komen we tot een totaal van 175 keren dat gemeenten ‘De Staat’ lieten uitvoeren. Er bleek geen verschil in de relatieve deelname van kleine (minder dan 25.000 inwoners), middelgrote (25.000-‐ 50.000 inwoners) en grote gemeenten (meer dan 50.000 inwoners). Wel waren er verschillen tussen provincies: Drenthe was met de helft van het aantal gemeenten procentueel koploper. Groningen (20 procent) en Utrecht (21 procent) leverden de minste deelnemers. Stelling 2 en 3 zijn in het onderzoek 2010 tot en met 2013 niet van toepassing. Cluster 2: totaalbeeld Het totaalbeeld was dat de deelnemende gemeente op de rol van kiezer een onvoldoende scoorden, maar op de overige rollen een voldoende. Burgers waren dus tevreden over hun gemeentebestuur en de organisatie, zij het dat het niet overliep van enthousiasme. Dat beeld bleek in de afzonderlijke jaren 2005, 2006 en 2007 identiek. Er was ook sprake van een stabiel beeld over de drie onderzoeksjaren. Cluster 3: beeld per rol Burgers bleken het meest tevreden als ze (voor een dienst) in het gemeentehuis kwamen. Ze waren tevreden over de medewerkers die hen te woord stonden en over de informatie die ze daar kregen. De directe woonomgeving, inclusief het onderhoud daarvan en de afvalinzameling, en de voorzieningen in buurt en gemeente riepen weinig klachten op. Burgers waren daarentegen ontevreden over de politieke component van hun dagelijks bestuur (college) en over de gemeenteraden. Ze voelden zich getuige de scores uit ‘De Staat’ niet vertegenwoordigd in de raad, hadden de indruk dat ze weinig invloed hebben op besluiten en dat toezeggingen door het college niet worden nagekomen. Het vertrouwen in B&W was dan ook ‘dun’ of zwak, dat wil zeggen niet erg groot. Ze vonden bovendien dat ze te weinig terugzien van hun belastinggeld. In de gemeentelijke regelgeving hadden de burgers weinig vertrouwen. De duidelijkheid was nog neutraal, maar de regels waren niet zelden tegenstrijdig en op bepaalde terreinen ontbraken juist 14
regels. Ook over de handhaving van de regels was de burger ontevreden, al was het niet duidelijk of dat nu juist kwam door een teveel of een tekort aan handhaving. Hieruit bleek dat er, ondanks een positieve rolscore, toch onderliggende indicatoren waren die negatief scoorden. Alleen alle indicatoren bij de rol van wijkbewoner scoorden positief. De overige vijf rollen hadden één of meer indicatoren met een onvoldoende als gemiddelde. Andersom was dat ook het geval: bij de kiezersrol kreeg de indicator ‘de mening van burgers over goed gemeentebestuur’ een 5,5 wat ‘niet goed en niet slecht’ betekende. Cluster 4: verschillen tussen gemeenten Geen enkele gemeente bleek een onvoldoende te scoren op de rollen van klant en wijkbewoner, een uitzondering daargelaten wegens te weinig gegevens. Bij de rollen van partner, onderdaan en belastingbetaler werd door resp. 9 procent, 14 procent en 19 procent een onvoldoende gescoord. Bij de rol van kiezer bleek bijna de helft van de gemeenten een onvoldoende te hebben gescoord. 40 Procent scoorde hoger dan een 5,5. Hoe zat het met de verdeling tussen kleine, middelgrote en grote gemeenten? Er bleken geen significante verschillen te zijn op de rollen van klant, wijkbewoner, onderdaan en partner. Bij de rol van belastingbetaler waren er wat meer schommelingen. De middelgrote gemeenten (25.000-‐50.000 inwoners) scoorden wat meer voldoendes dan de beide andere groepen. Kleinere gemeenten scoorden dus niet beter op de kiezers-‐ en de partnerrol en grotere gemeenten scoorden niet beter op de rollen van klant en wijkbewoner. Ook bij heringedeelde gemeenten werd geen verschil geconstateerd ten opzicht van gemeenten die in de tien jaren daarvoor niet met herindeling in aanraking waren gekomen. Twintig gemeenten hadden in de periode 2005 tot en met 2007 meer dan één maal deelgenomen aan ‘De Staat’, waarvan drie gemeenten al driemaal. Verwacht werd dat herhaalde deelname tot een hogere score zou leiden en dus tot meer tevreden burgers. De vooronderstelling was dat gemeenten de zwakke plekken zouden aanpakken, wat tot een hogere tevredenheid bij de inwoners zou moeten leiden. De conclusie was dat verbeteringen, als ze al waren doorgevoerd, nog niet tot de inwoners was doorgedrongen. In alle gevallen was de score niet significant veranderd. Cluster 5: wat doen gemeenten met de uitkomsten? Gemeenten deden mee aan ‘De Staat’ om te weten te komen hoe hun burgers de bestuurlijke prestaties waardeerden, om transparant te zijn en hun prestaties met andere gemeenten te vergelijken. De eerste reacties van gemeentebesturen lagen voor de hand: tevreden wanneer de uitkomsten vergelijkbaar waren met gemeenten van dezelfde schaalgrootte die in hetzelfde halfjaar meededen, teleurstelling wanneer de uitkomsten lager waren en trots wanneer de uitkomsten hoger waren. De communicatie over de uitkomsten was verschillend. De meeste gemeenten, maar niet allemaal, publiceerden de uitkomsten op de website en in lokale kranten. De resultaten werden ook weergegeven op de landelijke website waarstaatjegemeente.nl. Negatieve uitkomsten werden wel gesignaleerd, maar dat wou niet zeggen dat er direct verbeteringen werden doorgevoerd. Gemeenten waren al tevreden als er bij onvoldoendes in de lijn van de gemiddeldes van vergelijkbare gemeenten werd gescoord. Dat was vooral het geval bij de kiezersrol. Maar vaak gingen gemeenten ertoe om de verbeteringen juist meer te zoeken in de 15
dienstverlening, dus bij onderwerpen die thuishoren bij de klantrol. Dat was echter juist de rol waarbij geen onvoldoendes werden gescoord. Gemeentebesturen vergeleken zich vooral met gemeenten van gelijke grootte qua inwoners. Andere vergelijkingen dan naar schaalgrootte werden niet aangetroffen. Vergelijking is overigens ook ingewikkeld (zie ook Kuhry en Veldheer, 2004). De webfunctionaliteit van ‘De Staat’ bood die mogelijkheden op dat moment niet. Het benchmarkachtige karakter van ‘De Staat’ werd bij stelling 20 nagelopen. De bedoeling van benchmarking is, naast vergelijken en leren, om ook te achterhalen wat maakt dat een gemeente een bepaalde score behaalt. Een gemeentebestuur zou vanuit de ambities van benchmarking dus op zoek moeten gaan naar ‘best practices’, naar de goede voorbeelden. Daar bleek in de praktijk niets van terecht te komen. Vertegenwoordigers van hoog scorende gemeenten werden niet geconsulteerd door gemeenten die op zoek waren naar ‘goede praktijken’. Laag scorende gemeenten zochten ook geen contact met een gemeente die hogere cijfers kreeg. Er werden dus slechts op de meest eenvoudige wijze vergelijkingen gemaakt, maar best practices werden niet gezocht. Het bleef bij vergelijken en ordenen. Dat bevordert de nieuwsgierigheid, de verantwoording aan de gemeenteraad en draagt bij aan transparantie. Maar van ‘leren’ kwam weinig tot niets terecht. Cluster 6: ‘De Staat’ versus bestuurskrachtmetingen In dit onderzoek wordt dit niet opnieuw bekeken. Cluster 7: de kwaliteit van ‘De Staat’ als beoordelingsinstrument Ook deze verwachtingen worden in de analyse van de resultaten over 2010 tot en met 2013 niet opnieuw bekeken. We analyseren in dit huidige onderzoek de uitkomsten van waarstaatjegemeente voor de jaren 2010 t/m 2013. Dat doen we aan de hand van de resultaten van het onderzoek uit 2009. Dat wil zeggen dat we de uitkomsten, zoals weergegeven in figuur 7 als uitgangspunt nemen. Daarbij laten we de relatie met bestuurskrachtonderzoek achterwege. De verwachtingen 2, 3 en 21 t/m 25 worden dus niet opnieuw nagegaan. Boogers (2012, 2013) deed eveneens onderzoek naar de uitkomsten van waarstaatjegemeente. Statistische analyses toonden aan dat de kwaliteit van een gemeentebestuur afhangt van vier verschillende aspecten, te weten responsiviteit, buurtgerichtheid, kwaliteit van de leefomgeving en kwaliteit van de voorzieningen. Daarbij kennen inwoners aan responsiviteit het meeste belang toe: burgers hechten veel waarde aan de wijze waarop en de mate waarin het gemeentebestuur hun wensen en problemen serieus neemt. Met name politiek-‐bestuurlijke kenmerken hebben grote invloed op de kwaliteit van gemeentebesturen. Dat geldt vooral voor politieke crises, maar ook de politieke versnippering van de gemeenteraad heeft een negatief effect. Ook hij ontdekte dat het effect van herindelingen beperkt en niet significant was. Wel zouden gemeenten die net heringedeeld waren, wat hoger scoren: gemeenten zouden kort na een herindeling meer inspanningen doen om de meerwaarde van de fusie te benadrukken. De invloed van geografische kenmerken (schaal, meerkernigheid) bleek zeer gering.
16
5. Uitkomsten van het onderzoek uit de jaren 2010 tot en met 2013 Om na te gaan hoe de burgers van de Nederlandse gemeenten recenter denken over hun bestuur is gebruik gemaakt van de uitkomsten van de deelnemende gemeenten over de jaren 2010 tot en met 2013. Hiervoor stelde KING een bestand beschikbaar van de uitkomsten van de deelnemende gemeenten. Tevens is gebruik gemaakt van de rapporten zoals die door Het PON zijn samengesteld van de gemeenten die het onderzoek door dat bureau lieten uitvoeren. De meeste gemeenten laten nog steeds het uitvoeren van waarstaatjegemeente over aan Het PON, dat daarmee als ‘marktleider’ kan worden aangemerkt. Het KING-‐bestand was een ruw bestand met per gemeente (alleen) het jaar van deelname en de uitkomsten van de scores op de indicatoren. Om de uitkomsten verder te analyseren is het ruwe bestand aangevuld met gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), zoals het aantal inwoners en de provincie waar de gemeente onder valt. Verder zijn de indicatoren gerubriceerd naar de diverse burgerrollen, teneinde de analyses per rol uit te kunnen voeren.
5.1 Totale deelname Uit dit eerste ruwe overzicht bleek dat in de jaren 2010 tot en met 2013 in totaal 357 keer was deelgenomen aan dit burgeronderzoek. Daarbij waren nogal wat gemeenten die in deze vier jaren meer dan eenmaal deelnamen. Het bleek dat 94 gemeenten tweemaal hadden deelgenomen, tien gemeenten driemaal en twee gemeenten zelfs elk jaar. Voor de verdere analyse zijn deze meerdere deelnames uit het ruwe bestand verwijderd, waarbij steeds de meest recente deelname overbleef. Uiteindelijk bleven de scores over van 240 gemeenten, 59% van het totaal aantal gemeenten in 2013 (408). Bijlage 1 geeft een overzicht van alle deelnemende gemeenten. Kleine versus grote gemeenten De analyse van Abma en Korsten (2009) over de deelnames aan De Staat van de Gemeente over de jaren 2005 t/m 2007 gaf aan dat er weinig verschil zat in de deelname naar gemeentegrootte. Alleen de grotere gemeenten (meer dan 100.000 inwoners bleven achter. Was dat in de jaren tussen 2010 en 2013 ook het geval? Figuur 8 geeft inzicht hierin. Hieruit blijkt dat in deze jaren de kleine gemeenten relatief minder deelnamen. De gemeenten met meer dan 25.000 inwoners blijken vaker deel te nemen aan dit burgeronderzoek. In de beginjaren bleef deelname van (vooral) de grotere gemeenten achterwege, maar in de jaren na 2010 zagen we een ander beeld. Ook grote steden als Rotterdam, Utrecht en Groningen schaarden zich onder de deelnemers. Figuur 8: deelnemers 2010 t/m 2013 naar inwonersaantal Gemeenten < 10.000 inw. Gemeenten 10.000 – 25.000 inw. Gemeenten 25.000 -‐ 50.000 inw. Gemeenten > 50.000 -‐ 100.000 inw. Gemeenten > 100.000 inw. Totaal
Totaal aantal gemeenten 33 159 143 46 27 408
Deelnemers aan waarstaatjegemeente 9 94 89 31 17 240
Percentage 27% 59% 62% 67% 63% 59%
17
De kleinste deelnemende gemeente was de Brabantse gemeente Baarle-‐Nassau. Rotterdam was de grootste gemeente. Deelname per provincie Figuur 9 geeft inzicht in de deelname per provincie. Figuur 9: deelnemers per provincie Provincies Friesland Groningen Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-‐Holland Zuid-‐Holland Zeeland Noord-‐Brabant Limburg Totaal
Totaal aantal gemeenten 27 23 12 25 56 6 26 53 67 13 67 33 408
Deelnemers aan waarstaatjegemeente 15 13 9 13 33 3 10 33 46 5 43 17 240
Percentage 56% 48% 75% 52% 59% 50% 38% 62% 69% 38% 64% 52% 59%
De provincies Utrecht en Zeeland leveren relatief het minste aantal deelnemers. Utrecht was in de jaren 2005 t/m 2007 ook een provincie die weinig deelnemers leverde. Boogers (2013) constateerde dat eveneens.
5.2 Totaalbeeld De uitkomsten van de rollen zijn weergegeven in figuur 10. Figuur 10: uitkomsten naar burgerrollen
Gemeente < 10.000 inw Gemeente 10-‐25.000 inw. Gemeente 25-‐50.000 inw Gemeente 50-‐100.000 inw. Gemeente > 100.000 inw. Totaal/gemiddelde Standaardafwijking Laagste score Hoogste score
Aantal gemeen-‐ ten 9 94 89 31 17 240
Burger als Burger als Burger als Burger als Burger als kiezer klant onder-‐ partner wijk-‐ daan bewoner 5,8 7,7 6,3 5,8 6,8 5,9 7,7 6,3 5,8 6,9 5,9 7,7 6,3 5,7 7,0 5,8 7,6 6,3 5,7 7,0 5,9 7,5 6,4 5,7 7,1 5,9 7,7 6,3 5,7 7,0 0,24 0,13 0,14 0,22 0,16 4,6 7,1 5,7 5,1 6,3 6,6 8,1 6,7 6,5 7,5
Op basis hiervan doen we enkele constateringen. 18
Schaal heeft geen invloed op de tevredenheid van burgers Op grond van deze uitkomsten is de conclusie dat schaal (i.c. het aantal inwoners per gemeente) er niet toe doet als het gaat om de tevredenheid van burgers. Burgers van kleine gemeenten zijn niet tevredener c.q. ontevredener dan burgers van grotere gemeenten. Een conclusie die Abma en Korsten (2009: 67) ook al trokken op grond van de analyse van de uitkomsten van de deelname in de jaren 2005 tot en met 2007. Tevredenheid in de rollen van klant en wijkbewoner Een tweede constatering is dat burgers in hun rol van klant en van wijkbewoner hun gemeentebestuur een ruime voldoende geven. Het blijkt ook dat geen enkele van de 240 deelnemende gemeenten hierop een onvoldoende score kreeg. De Nederlandse burgers zijn dus zeer tevreden over de dienstverlening, waarbij het bij waarstaatjegemeente vooral gaat om loketservice en de informatieverstrekking. Ze zijn bovendien zeer tevreden over de kwaliteit van hun woon-‐ en leefomgeving. Minder tevredenheid in de rol van onderdaan Bij de rol van onderdaan, waarbij het gaat om de veiligheid op straat , de sociale veiligheid en de gemeentelijke regelgeving bleek er gemiddeld gesproken sprake te zijn van een voldoende. De scores bevinden zich tussen een 5,7 en een 6,7. Er zijn dus gemeenten die van hun burgers op deze rol een onvoldoende kregen. Onvoldoendes op de rollen van kiezer en partner Gemiddeld gezien kregen de gemeenten een kleine onvoldoende op de rollen van kiezer en van partner. Bij de rol van kiezer gaat het om het algemene beeld dat de burgers hebben van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Bij de rol van partner gaat het om de tevredenheid van burgers over de wijze waarop zij betrokken worden bij de totstandkoming en de uitvoering van het gemeentelijke beleid. Deze algemene constatering wil niet zeggen dat er geen gemeenten waren die wél een voldoende scoorden op de rollen. De scores bij de rol van kiezer lagen tussen de scores een 4,6 en een 6,6; bij de rol van partner lagen die tussen een 5,1 en een 6,5. Cijfers verschillen nauwelijks met die uit de periode 2005 t/m 2007 De uitkomsten van de deelnames uit de jaren 2005 t/m 2007 zijn ook geanalyseerd (Abma en Korsten, 2009). Wijken die nu gemiddeld gezien af van de uitkomsten in de latere jaren? Verandert de tevredenheid van burgers door de jaren heen? Daarvoor zijn in figuur 11 de gemiddelde scores uit die jaren weergegeven. Figuur 11: uitkomsten naar burgerrollen scores jaren 2005 t/m 2007
Aantal gemeen-‐ ten
Burger als Burger als Burger als Burger als Burger als kiezer klant onder-‐ partner wijk-‐ daan bewoner
19
8
Totaal/gemiddelde 2005-‐2007
175
5,9
7,3
6,3
7,3
6,9
Ten opzichte van deze uitkomsten valt het volgende op: De scores op de rollen van kiezer, onderdaan en wijkbewoner zijn nagenoeg ongewijzigd. De wijze waarop deze scores werden behaald, wijkt eveneens nauwelijks af van de wijze waarop die tussen 2005 en 2007 werden berekend. De score op de rol van klant ligt 0,4 hoger dan die welke tussen 2005 en 2007 werd gerealiseerd. Dat komt vooral doordat tussen 2005 en 2007 ook zogenoemde ‘harde indicatoren’ (aantal dagdelen dat het gemeentehuis open is, plaats op de landelijke websiteranglijst) in de berekeningen werden meegenomen. Deze indicatoren bleken de gemiddelde score naar beneden te halen. Wel geldt dat, net als in de eerdere jaren, geen enkele van de deelnemende gemeenten een onvoldoende scoort op deze rol. De uitkomst van de rol van partner is de enige rol die fors verschilt. Dat komt niet door gewijzigde opvattingen van de burgers, maar omdat vanaf 2009 compleet andere indicatoren werden gebruikt. Tussen 2005 en 2007 werd het rapportcijfers bepaald aan de hand van de actualiteit van bestemmingsplannen en de tevredenheid over het onderwijs. Vanaf het najaar van 2008 ging het over de tevredenheid van burgers bij het maken en uitvoeren van gemeentelijk beleid (Abma en Korsten, 2009: 123-‐125) Uitkomsten per jaar In figuur 12 hebben we de uitkomsten per jaar weergegeven. Figuur 12: gemiddelde score op de burgerrollen in de jaren 2010 tot en met 2013.
2010 2011 2012 2013 Totaal/gem.
Aantal 9 gemeenten
Burger als kiezer
Burger als klant
Burger als onderdaan
Burger als partner
93 112 92 60 357
5,9 5,9 5,9 5,8 5,9
7,6 7,7 7,7 7,7 7,7
6,2 6,3 6,3 6,4 6,3
5,7 5,8 5,8 5,8 5,7
Burger als wijk-‐ bewoner 6,9 7,0 7,0 7,0 7,0
Uit deze figuur blijkt een consistent beeld over de vier jaren. We kunnen dus stellen dat de gemiddelde opvattingen van de burgers over hun gemeentebestuur door de jaren heen vrijwel niet wijzigen. Deze uitkomst wordt ook bevestigd doordat de resultaten nauwelijks afwijken van die van de jaren 2005 tot en met 2007 (figuur 11). Geldt ditzelfde beeld ook voor de onderliggende indicatoren? Dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Het grootste verschil door de jaren heen bleek 0,3 te bedragen, op de indicator ‘tevredenheid over 8 De cijfers zijn omgerekend naar de berekeningsmethode van na 2009. Toen werd het omslagpunt ‘niet voldoende / niet onvoldoende’ veranderd van een 5,5 in een 6,0 (zie Abma, 2012: 248). Voor de berekeningen van deze figuur is gebruik gemaakt van het ongeschoonde bestand. Dat wil zeggen dat de uitkomsten van gemeenten die vaker deelnamen wél zijn meegenomen.
9
20
de parkeermogelijkheden in de gemeente’ maar dat is nauwelijks significant te noemen. Alle overige indicatoren scoorden een maximaal verschil van 0,2 of lager. Bij de analyse van de verschillende gemeenten die vaker deelnamen aan waarstaatjegemeente zullen we bekijken of dit ook voor individuele gemeenten geldt.
5.3 Analyse per rol Na deze algemene bevindingen zoomen we nu verder in op de verschillende rollen. De rol van kiezer De rol van kiezer levert een gemiddelde score van 5,9 op. Dat is net geen voldoende. Hoe zat dat bij de onderliggende indicatoren? Daarvoor bekijken we de uitkomsten van de vijf indicatoren. Deze zijn weergegeven in figuur 13. Figuur 13: onderverdeling indicatoren behorend bij de rol van kiezer (2010 t/m 2013).
Gemeente < 10.000 inw Gemeente 10-‐25.000 inw. Gemeente 25-‐50.000 inw. Gemeente 50-‐100.000 inw. Gemeente > 100.000 inw. Gemiddeld Standaardafwijking Laagste score Hoogste score
oordeel oordeel burger over burger over invloed als vertegenwo kiezer ordiging door raad 5,7 5,5 5,7 5,5 5,7 5,5 5,6 5,4 5,8 5,5 5,7 5,5 0,21 0,21 4,6 4,3 6,3 6,1
vertrouwen oordeel mening burgers in burgers over burgers over B&W waarmaken goed beloften gemeentebe B&W stuur 6,2 5,7 6,2 6,3 5,7 6,2 6,3 5,7 6,2 6,2 5,6 6,1 6,3 5,6 6,2 6,3 5,7 6,2 0,28 0,25 0,33 5,0 4,7 4,4 7,1 6,5 7,2
Uit deze figuur blijkt weer dat schaal geen invloed heeft op de indicatoren: grote en kleine gemeenten scoren op elke indicator nagenoeg gelijk. Uit figuur 13 kunnen we verder aflezen dat de burgers hun gemeentebestuur voldoende vertrouwen (de indicatoren over ‘goed gemeentebestuur’ scoort een voldoende), waarbij het college meer vertrouwen geniet dan de gemeenteraad. Burgers zijn in het algemeen ontevreden over hun vertegenwoordigers. De wijze waarop de gemeenteraad hen representeert kan niet op een voldoende rekenen. Ook hun invloed als kiezer scoort geen voldoende. Dat geldt ook voor de beloftes die bestuurders doen: ze vinden dat er teveel wordt beloofd en dat deze beloftes niet worden nagekomen. Interessant is ook de constatering van de laagste scores. Dat betreft dus individuele gemeenten. Daarop wordt in paragraaf 5.4 ingegaan. De rol van klant Op de rol van klant kreeg uiteindelijk geen enkele gemeente van de burgers een onvoldoende. Sterker nog, de het ging om ruime voldoendes: de cijfers van de 240 deelnemende gemeenten lagen tussen een 7,1 en een 8,1. Incidenteel waren er op de onderliggende indicatoren wel eens kleine 21
onvoldoendes gescoord. Dat betrof alleen de indicator die betrekking had op de tevredenheid van de prijs van de gemeentelijke producten. Maar verder overheerste de tevredenheid over zaken als openingstijden van het gemeentehuis, informatieverstrekking via bladen en de website, de behandeling aan de loketten, wachttijden aan de balie, de deskundigheid van de baliemedewerkers, enzovoorts. De rol van onderdaan Bij deze rol gaat het om de tevredenheid van de burgers over de veiligheid in de buurten, de sociale veiligheid, de gemeentelijke regels en de handhaving van die regels. Zoals uit figuur 10 al valt op te maken zijn de burgers gemiddeld gesproken wel tevreden in deze rol. Van de 228 gemeenten die een rapportcijfer op deze rol scoorden (van elf gemeenten bleek het niet mogelijk een cijfer te berekenen) kregen slechts 5 gemeenten een onvoldoende, waarbij Maasdriel met een 5,7 als laagste scoorde. Deze redelijk positieve overall-‐score wil echter niet zeggen dat elke indicator een voldoende kreeg. In figuur 14 zijn daarom de scores op de indicatoren weergegeven. Figuur 14: onderverdeling indicatoren behorend bij de rol van onderdaan (2010 t/m 2013). Gemeente 10-‐25.000 inw.
Gemeente 25-‐50.000 inw.
Gemeente 50-‐100.000 inw.
Gemeente > 100.000 inw.
Gemiddeld
Standaard-‐ afwijking
Modale score
Laagste score
Hoogste score
Oordeel burgers over: Veiligheid in de buurt Aandacht voor verbeteren leefbaarheid en veiligheid Informatie over aanpak leefbaarheid en veiligheid Betrekken burgers bij aanpak sociale veiligheid Bereikbaarheid voor meldingen en klachten over onveiligheid en overlast Reactie gemeente op meldingen en klachten Gemeente doet wat ze zegt bij verbeteren leefbaarheid en veiligheid Leefbaarheid in de buurt Duidelijkheid regels Ontbreken regels Tegenstrijdigheid regels Handhaving regels
Gemeente < 10.000 inw
7,0
7,0
7,0
6,8
6,8
7,0
0,17
7,0
6,2
7,5
6,3
6,4
6,4
6,5
6,5
6,4
0,21
6,2
5,8
7,2
5,9
5,9
6,0
6,1
6,2
6,0
0,27
5,7
5,2
7,0
5,7
5,7
5,8
6,0
6,0
5,8
0,28
5,5
5,0
6,8
6,6
6,6
6,6
6,5
6,6
6,6
0,18
6,7
6,1
7,3
6,1
6,1
6,1
6,1
6,1
6,1
0,19
6,0
5,5
6,6
5,8
5,8
5,8
5,8
5,9
5,8
0,20
5,5
5,1
6,5
7,5 6,6 5,9 6,0 5,9
7,5 6,7 5,8 5,9 5,9
7,4 6,7 6,0 6,0 6,0
7,3 6,7 6,0 6,0 6,0
7,3 6,7 6,0 6,0 6,0
7,4 6,7 5,9 6,0 6,0
0,15 0,15 0,29 0,19 0,18
7,5 6,5 5,6 6,0 6,0
6,8 5,9 5,2 5,2 5,1
8,0 7,3 7,5 7,5 6,7
Drie van de twaalf indicatoren scoorden gemiddeld een onvoldoende, al waren het geen ‘zware’ onvoldoendes. Het gaat om de indicatoren ‘betrekken burgers bij aanpak sociale veiligheid’, ‘de 22
gemeente doet wat ze zegt bij het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid’ en de ‘tevredenheid over het ontbreken van regels’. Het blijkt trouwens ook dat de modale scores van deze drie indicatoren (veel) lager liggen dan de gemiddelde score, en dus ook onvoldoende zijn. Dat duidt erop dat het aantal gemeenten dat een onvoldoende scoort op deze indicatoren groter is dan het aantal gemeenten dat wél een voldoende scoort. Dat blijkt ook zo te zijn. Zo blijken op de indicator ‘betrekken burgers bij aanpak sociale veiligheid’ 156 gemeenten (68%) een onvoldoende te hebben gescoord, en op ‘de gemeente doet wat ze zegt bij het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid’ nog meer: 164 (72%). Daarnaast zijn er nog twee indicatoren waarbij de modale score onvoldoende is: ‘de informatie over de aanpak van leefbaarheid en veiligheid’ en de ‘tegenstrijdigheid van de regels’. Uiteindelijk zijn er dus vijf indicatoren waarbij enige zorg over de tevredenheid van de inwoners blijkt. De indicator ‘betrekken burgers bij aanpak sociale veiligheid’ heeft overigens ook relatie met de rol van partner, die hierna behandeld wordt. De rol van partner Bij deze rol gaat het om burgerparticipatie: in hoeverre zijn de burgers tevreden over hun invloed en over de manieren waarop hun gemeentebestuur hen betrekt bij het maken en uitvoeren van gemeentelijke plannen en of het gemeentebestuur überhaupt geïnteresseerd in wat burgers vinden. Overall kreeg deze rol van de burgers een 5,7 als gemiddelde van alle deelnemende gemeenten. Daarmee is dit cijfer het laagste rapportcijfer per rol (zie figuur 10). Kennelijk zijn de burgers niet echt tevreden over de mogelijkheden waarop ze hun invloed kunnen geven en hoe de gemeenten daarmee omgaan. We beschouwen deze rol op dezelfde wijze als waarop we de rol van kiezer nader analyseerden. De scores op de indicatoren zijn weergegeven in figuur 15. Figuur 15: onderverdeling indicatoren behorend bij de rol van partner.
Gemeente < 10.000 inw Gemeente 10-‐25.000 inw. Gemeente 25-‐50.000 inw. Gemeente 50-‐100.000 inw. Gemeente > 100.000 inw. Gemiddeld Standaardafwijking Modale score Laagste score Hoogste score
Betrekken Interesse Voldoende burgers bij gemeente in inspraakmog totstandkom mening elijkheden ing plannen burgers
5,8 5,8 5,7 5,6 5,7 5,7 0,24 5,7 5,0 6,7
6,2 6,2 6,1 6,1 6,3 6,2 0,25 6,0 5,3 7,1
5,9 6,0 5,9 5,8 5,9 5,9 0,21 6,0 5,3 6,8
Betrekken burgers bij uitvoering plannen
5,6 5,7 5,6 5,5 5,6 5,6 0,22 5,5 4,9 6,5
Burgers hebben invloed op wat gemeente doet 5,3 5,3 5,2 5,2 5,3 5,3 0,22 5,2 4,5 6,0
Ook hierbij geldt weer dat er geen significante verschillen zijn te constateren tussen kleine en grote(re) gemeenten. Weer blijkt dat schaal geen invloed heeft op de tevredenheid. 23
Slechts één van de vijf indicatoren scoort een voldoende: alleen het oordeel van de burgers op de vraag of de gemeente interesse heeft in hun mening scoort hoger dan een 6. Vier indicatoren scoren gemiddeld een onvoldoende, al is het gemiddelde cijfer op de vraag of burgers vinden dat ze voldoende inspraakmogelijkheden hebben net onder de streep. De modale score op deze indicator is net een voldoende (6,0). Burgers vinden in het algemeen dat ze onvoldoende invloed hebben op wat de gemeente doet (cijfer 5,3). Dit is een erg lage score want de hoogste score die op deze indicator behaald is, is een 6,0. Dat is net het breekpunt. Bij nadere analyse (zie figuur 11) blijken er slechts twee gemeenten een voldoende te scoren op deze indicator. 238 Gemeenten scoren dus een onvoldoende. Burgers vinden verder dat ze te weinig betrokken worden bij het maken van plannen (cijfer 5,7) en de uitvoering van die plannen (cijfer 5,6). Maar hier scoren meer gemeenten een voldoende: 56 gemeenten scoren een voldoende bij het betrekken van burgers bij de totstandkoming van gemeentelijke plannen en 27 gemeenten een voldoende bij de uitvoering van plannen. Maar ook hier scoort de overgrote meerderheid een onvoldoende. De rol van wijkbewoner Bij de rol van wijkbewoner gaat het om de vraag wat burgers vinden van hun woon-‐ en leefomgeving. Burgers worden bevraagd over de voorzieningen in de directe woonomgeving en in de gemeente. Verder gaat het over het aanzicht van de wijk (onderhoud groen, netheid, afvalinzameling) en worden er vragen gesteld over fietspaden, verkeersveiligheid, het openbaar vervoer en de bereikbaarheid met de auto. Voor de rol van burger als wijkbewoner geldt hetzelfde als voor de klantrol: alle deelnemende gemeenten scoorden een voldoende. In figuur 10 wordt dit al aangegeven. Burgers zijn dus in het algemeen tevreden over de voorzieningen, het onderhoud van hun wijk en over het verkeer en vervoer in wijk, buurt en gemeente. Slechts één indicator scoorde gemiddeld een onvoldoende: het oordeel van de burgers over voorzieningen voor jongeren. Alleen de gemeente Opmeer scoorde hierbij een voldoende (6,1); alle overige 23210 gemeenten scoorden een onvoldoende. Opmerkelijk bij deze rol zijn de verschillen tussen de gemeenten. Die blijken bij deze rol het grootst te zijn. Gemiddeld gesproken zijn de burgers dus wel tevreden in deze rol, maar de verschillen zijn juist in deze rol fors. In figuur 16 zijn de grootste verschillen weergegeven. Verklaringen hiervoor zijn op basis van dit basale onderzoek niet te geven. Daarvoor is nadere studie nodig. Figuur 16: indicatoren met de grootste verschillen tussen de hoogst en de laagst scorende gemeenten op de rol van burger als wijkbewoner. Indicator Uitgaansmogelijkheden/horeca Openbaar vervoer in de wijk
Hoogste score 8,5 8,2
Gemeente Schagen Rijswijk
Laagste score 4,6 4,7
Gemeente Duiven West Maas en Waal
Verschil 3,8 3,5
Van zeven gemeenten kon geen cijfer worden berekend voor deze indicator.
10
24
Winkels in de gemeente Winkels in de buurt Cultuur Openbaar vervoer in de gemeente parkeermogelijkheden Onderhoud wegen en fietspaden Afvalinzameling Welzijnsvoorzieningen
8,7 8,8 8,2 7,9 7,9 8,4 8,5 7,1
Leeuwarderadeel Leeuwarderadeel Haarlem Rijswijk Rijssen-‐Holten ’s Hertogenbosch Eemsmond Ede
5,3 5,5 5,2 4,9 5,1 5,6 5,9 4,6
Strijen Strijen Zwijndrecht Buren Enkhuizen Oldambt Ouder-‐Amstel Nederlek
3,4 3,3 3,0 3,0 2,8 2,8 2,6 2,5
De rol van belastingbetaler Tot slot nog iets over de rol van belastingbetaler. Voor deze rol worden geen rapportcijfers berekend omdat KING nog steeds worstelt met de vraag welke indicatoren geschikt zijn om zinvolle uitspraken te doen over het efficiënt en effectief inzetten van belastinggeld. In de onderzochte jaren werd slechts één indicator gehanteerd: namelijk wat burgers vonden van de stelling: ‘ik krijg voldoende terug voor mijn belastinggeld’. De score staat in figuur 17. Figuur 17: de enige indicator bij de rol van burger als belastingbetaler. Gemeente < 10.000 inw Gemeente 10-‐25.000 inw. Gemeente 25-‐50.000 inw. Gemeente 50-‐100.000 inw. Gemeente > 100.000 inw. Gemiddeld Standaardafwijking Laagste score Hoogste score
‘ik krijg voldoende terug voor mijn belastinggeld’ 5,9 5,9 5,9 5,8 5,8 5,8 0,29 4,9 6,9
Burgers van de meeste gemeenten vinden dus dat de besturen niet goed omgaan met hun belastinggeld. Dat is niet anders dan in de jaren 2005 t/m 2007 toen deze indicator ook gemiddeld een onvoldoende kreeg.
5.4 Verschillen en overeenkomsten tussen gemeenten Nu we een algemeen beeld hebben van de uitkomsten, kunnen we verder kijken naar verschillen en overeenkomsten tussen gemeenten. Grotere en kleineren gemeenten In het voorgaande werd al helder dat de schaal van gemeenten, i.c. het aantal inwoners, geen invloed heeft op de uiteindelijke scores. Verschillen tussen gemeenten bij de kiezersrol Uit figuur 10 valt af te lezen dat de kiezersrol met een 5,9 als gemiddelde van de 240 deelnemende gemeenten een kleine voldoende scoorde, als niet te streng wordt vastgehouden aan de 6 als 25
kantelpunt. De spreiding van de scores ligt tussen 4,6 en 6,6. Uiteindelijk bleken 138 gemeenten (58%) een score lager dan 6,0 te hebben en 101 gemeenten (42%) een 6,0 of hoger. Bij elke indicator (figuur 13) werden er door individuele gemeenten onvoldoendes en voldoendes gescoord. Er waren dus gemeenten waar de burgers (erg) ontevreden waren over de raad en het college, maar gelukkig ook gemeenten waar wél tevreden burgers waren. In figuur 18 zijn de tien hoogst scorende en de tien laagst scorende gemeenten op de kiezersrol weergegeven. Figuur 18: scores van de tien gemeenten met de hoogste en de tien gemeenten met de laagste cijfers op de rol van burger als kiezer (2010 t/m 2013). Gemeente
Prov.
Inwon.
Beesel Beek Aa en Hunze H-‐Ido-‐Ambacht Schagen Heemstede Barendrecht Nunspeet Tytsjerksteradiel Bunschoten
Limb Limb Dr Z-‐H N-‐H N-‐H Z-‐H Gld Frl Utr
13742 16457 25738 28257 18653 26317 47053 26609 32164 20316
Frl 15844 Harlingen Sint-‐Oedenrode N-‐Br 17910 Oldambt Gron 39095 Sint Anthonis N-‐Br 11760 Ommen Ov 17380 Alkmaar N-‐H 94269 Leiderdorp Z-‐H 26706 Texel N-‐H 13662 Den Helder N-‐H 57065 Maasdriel Gld 24022 Gemiddelde alle gemeenten
Invloed vertegen Vertrou Nakome Goed Totaal als woordi-‐ wen in n gemeen score rol kiezer ging B&W beloften te kiezer door door bestuur raad B&W 6,2 6,1 7,0 6,5 7,2 6,6 6,2 6,1 7,1 6,5 7,1 6,6 6,1 5,9 7,0 6,2 7,0 6,4 6,2 6,0 6,9 6,2 6,9 6,4 6,0 5,9 7,0 6,3 7,0 6,4 6,2 6,0 6,8 6,1 7,0 6,4 6,1 5,8 6,8 6,3 6,9 6,4 6,1 6,0 6,8 6,1 6,7 6,3 6,2 5,9 6,7 6,0 6,8 6,3 5,8 5,7 6,9 6,3 6,9 6,3 5,3 5,1 5,1 5,3 5,4 5,4 5,1 5,2 4,8 4,6 5,7
4,8 4,9 5,0 5,1 5,1 5,1 4,9 5,1 4,5 4,3 5,5
6,1 5,9 5,6 5,5 5,5 5,3 5,4 5,5 5,3 5,0 6,3
5,4 5,0 5,0 5,1 5,0 4,8 4,9 4,9 4,9 4,7 5,7
4,9 5,4 5,4 5,1 4,9 5,2 5,3 5,1 4,7 4,4 6,2
5,3 5,3 5,2 5,2 5,2 5,2 5,1 5,1 4,8 4,6 5,7
Gemeenten die positief scoren, hebben in de meeste gevallen ook een voldoende op de onderliggende indicatoren. Ze hebben vertrouwen in hun bestuur, al blijft de raad de zwakke schakel in het geheel. Maar in tegenstelling tot de grote groep gemeenten vinden de burgers dat ze wel voldoende invloed hebben op hun bestuur. Ze hebben voldoende vertrouwen in hun college en vinden dat in de meeste gevallen de beloften ook worden nagekomen. Dit in tegenstelling tot de lagere regionen van deze lijst. Een onvoldoende totaalcijfer betekent een onvoldoende op álle onderliggende indicatoren. Dus geen goed gemeentebestuur? Dan ook geen vertrouwen in het college, om over de burgerinvloed maar te zwijgen.
26
Het valt op dat bij de onvoldoende scores gemeenten voorkomen die nogal negatief in het nieuws waren als het ging over hun bestuur: Harlingen, Den Helder (Schoenmaker, 2011) en Maasdriel (Korsten en Schoenmaker, 2011). Maar dat geldt voor veel meer gemeenten met onvoldoendes. Wie googelt op de naam van de gemeente in combinatie met ‘bestuurscrisis’ komt vrijwel altijd hits tegen. Het gaat dan om ruzies in de raden, ruzies in specifieke partijen, afgetreden wethouders, problemen tussen raad en college en ga zo maar door. Verschillen bij de rol van partner Bij de kiezersrol werd al ingegaan op de vraag hoe het zat met de invloed van burgers op hun gemeentebestuur. Gemiddeld scoorde dat onvoldoende. De rol van partner gaat dieper in op de mate van participatie van burgers. De eindscore was gemiddeld een 5,7 en dus eveneens een onvoldoende. Kennelijk vinden burgers dat ze onvoldoende betrokken worden bij de gemeentelijke taken. Ondanks de gemiddeld lage cijfers op deze rol en ook die van de onderliggende indicatoren zijn er ook gemeenten die overall een voldoende scoren. Datzelfde geldt ook voor de indicatoren. Daar staat wel tegenover dat er ook scores zijn die een vol punt lager scoren dan het gemiddelde. Daarvoor bekijken we de scores van de individuele gemeenten. De tien gemeenten met de hoogste en de tien gemeenten met de laagste scores zijn weergegeven in figuur 19. Figuur 19: scores van de tien gemeenten met de hoogste en de tien gemeenten met de laagste cijfers op de rol van burger als partner (2010 t/m 2013). Gemeente
Prov.
Inwon.
Betrekke Interesse Voldoend n burgers gemeent e bij e in inspraak totstandk mening mogelijkh oming burgers eden plannen
Beek Beesel Tytsjerksteradiel Bunschoten Heemstede Achtkarspelen Bussum Skarsterlân Marum Goedereede
Limb Limb Frl Utr N-‐H Frl N-‐H Frl Gron Z-‐H
16457 13742 32164 20316 26317 28097 32585 27520 10413 11380
6,7 6,6 6,3 6,3 6,3 6,3 6,3 6,3 6,4 6,2
7,0 6,8 6,5 6,8 6,7 6,6 6,9 6,5 6,7 6,7
6,5 6,4 6,8 6,6 6,5 6,4 6,4 6,6 6,3 6,3
Bergen op Zoom N-‐Br 66130 Veghel N-‐Br 37437 Zwijndrecht Z-‐H 44499 Texel N-‐H 13662 Roosendaal N-‐Br 77426 Venlo Limb 100027
5,2 5,2 5,2 5,2 5,2 5,2
5,7 5,8 5,8 5,7 5,6 5,7
5,5 5,4 5,6 5,8 5,4 5,4
Betrekke Burgers n burgers hebben bij invloed uitvoerin op wat g plannen gemeent e doet 6,5 6,0 6,5 6,0 6,2 5,8 6,2 5,7 6,2 5,7 6,3 5,7 6,1 5,7 6,1 5,7 6,0 5,8 6,1 5,7 5,1 5,1 5,3 5,0 5,2 5,2
4,9 4,9 4,7 4,6 4,8 4,8
Totaal score rol 11 partner
6,5 6,5 6,3 6,3 6,3 6,3 6,2 6,2 6,2 6,2 5,3 5,3 5,3 5,3 5,2 5,2
11
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat er meer gemeenten waren die gemiddeld een 6,2 scoorden en ook meer gemeenten die gemiddeld een 5,3 scoorden. Dat die niet zijn weergegeven heeft te maken met afrondingsverschillen.
27
Oldambt Gron 39095 Den Helder N-‐H 57065 Leiderdorp Z-‐H 26706 Maasdriel Gld 24022 Gemiddelde alle gemeenten
5,0 5,1 5,0 5,2 5,7
5,6 5,4 5,4 5,3 6,2
5,4 5,3 5,5 5,3 5,9
4,9 5,1 4,9 5,0 5,6
4,6 4,6 4,6 4,5 5,3
5,1 5,1 5,1 5,1 5,7
Ook hier valt het weer op dat de laagst scorende gemeenten eveneens geen enkele voldoende scoorden op de onderliggende indicatoren. Omgekeerd geldt dat niet: de tien hoogst scorende gemeenten scoorden, op twee gemeenten na, een onvoldoende op de vraag of hun burgers vinden dat ze invloed hebben op wat hun gemeentebestuur doet. Maar op de overige vier indicatoren scoren ze een voldoende. Het valt ook op dat gemeenten die bij de kiezersrol positief uit de bus kwamen ook positief scoren op de rol van partner (Beesel, Beek, Heemstede, Tytsjerksteradiel, Bunschoten). Datzelfde geldt ook voor de laag scorende gemeenten, zoals Leiderdorp, Texel, Den Helder en Maasdriel. Een ranglijst van gemeenten Dat werpt de vraag op om na te gaan hoe het totaalbeeld van de gemeenten is. Daartoe zijn de uitkomsten getotaliseerd en gerangschikt van laag naar hoog. Gebleken is dat 31 gemeenten niet getotaliseerd konden worden omdat ze ten minste één rol-‐cijfer misten. De tien hoogst scorende en de tien laagst scorende gemeenten zijn weergegeven in figuur 20. De complete ‘ranglijst’ is weergegeven in bijlage 2. Figuur 20: de tien gemeenten met de hoogste en de tien gemeenten met de laagste cijfers (2010 t/m 2013). Gemeente
Prov.
Inwon.
Kiezer
Klant
Partner
7,9 7,8 8,1 8,1 8,1 7,9 7,7 7,7 7,9 7,9
Onderdaa n 6,7 6,7 6,6 6,7 6,7 6,7 6,7 6,6 6,5 6,5
Beek Beesel Tytsjerksteradiel Bunschoten Rijssen-‐Holten Heemstede Barendrecht Schagen Achtkarspelen Aa en Hunze
Limb Limb Frl Utr Ov N-‐H Z-‐H N-‐H Frl Dr
16457 13742 32164 20316 37561 26317 47053 18653 28091 25738
6,6 6,6 6,3 6,3 6,3 6,4 6,4 6,4 6,2 6,4
gemiddeld Coevorden Sint Anthonis Ommen Emmen Oostzaan Leiderdorp Harlingen
Dr N-‐Br Ov Dr N-‐H Z-‐H Frl
35881 11760 17380 108838 9097 26706 15844
6,4 5,5 5,2 5,2 5,4 5,3 5,1 5,3
6,5 6,5 6,3 6,3 6,1 6,3 6,2 6,2 6,3 6,1
Wijkbew oner 7,3 7,5 7,4 7,3 7,5 7,3 7,4 7,3 7,3 7,3
Totaal score 35,0 35,0 34,7 34,7 34,7 34,7 34,3 34,2 34,2 34,2
7,9 7,7 7,6 7,4 7,4 7,5 7,6 7,4
6,6 5,9 6,0 6,2 6,0 5,8 6,1 6,0
6,3 5,3 5,5 5,5 5,3 5,4 5,1 5,3
7,4 6,6 6,8 6,8 6,8 6.9 6,8 6,7
31,1 31,1 31,1 30,9 30,8 30,7 30,7
28
Oldambt Den Helder Maasdriel Gemiddeld
Gron N-‐H Gld
39095 57065 24022
5,2 4,8 4,6 5,2
7,4 7,5 7,6 7,5
6,2 6,2 5,7 6,0
5,1 5,1 5,1 5,3
6,7 6,8 6,6 6,7
30,7 30,4 29,6
Het lijkt een open deur, maar gemeenten die overall hoog scoren krijgen op alle rollen hogere waarderingen van hun burgers. Dat loopt trouwens erg uiteen. Zo verschilt het gemiddelde van de tien hoogst en laagst scorende gemeenten op de rollen van kiezer en partner minimaal een vol punt. Bij de overige rollen is dat minder – het verloopt van 0,7 op de rol van wijkbewoner naar 0,4 op de rol van klant – maar het is wel iedere keer lager. Welke redenen daaraan ten grondslag liggen is op basis van dit algemene basale onderzoek niet na te gaan. Het is dus niet mogelijk om nu te concluderen dat doordat burgers vinden dat ze niet voldoende gehoord worden (partnerrol) en/of ze weinig vertrouwen hebben in hun bestuur (kiezerrol) en ook minder waardering is voor het uitvoerende werk in de buurten en wijken (rol van wijkbewoner) of voor de waardering van het baliewerk (klantrol). Daarvoor is nader onderzoek nodig. Wanneer we de ‘ranglijst’ van bijlage 2 (deels weergegeven in figuur 20) vergelijken met die van de lijst van de jaren 2005 t/m 2007, dan valt het op dat er gemeenten zijn die in beide lijsten hoog scoren (Bunschoten, Heemstede, Aalburg, Zwolle) maar ook die onveranderd laag staan (Den Helder, Harlingen, Steenbergen). Kennelijk verandert het imago van een gemeente niet zo snel. Heringedeelde gemeenten In figuur 21 zijn de resultaten weergegeven van 39 gemeenten12 die tussen 2000 en 2014 via herindeling zijn ontstaan. In dit geval zijn wél de resultaten weergegeven indien gemeenten vaker dan eenmaal deelnamen. Figuur 21: Uitkomsten heringedeelde gemeenten Gemeente Bergen (NH.) Bergen (NH.) Berkelland Berkelland Bloemendaal Bloemendaal Bronckhorst Castricum Castricum De Bilt De Bilt Deventer Doetinchem Drechterland
deel-‐ name 2010 2012 2010 2012 2011 2013 2010 2011 2013 2011 2013 2012 2011 2012
prov. N-‐H N-‐H Gld Gld N-‐H N-‐H Gld N-‐H N-‐H Utr Utr Ov Gld N-‐H
Herinde-‐ ling in: 2001 id. 2005 id. 2009 id. 2005 2002 id. 2001 id. 2005 2005 2006
kiezer
klant
5,6 5,6 5,2 5,5 5,8 5,6 5,9 5,6 5,8 5,8 5,6 6,1 5,7 6,0
7,5 7,4 -‐ -‐ 7,7 7,6 7,7 7,7 7,1 -‐ 7,6 7,8 7,3 7,9
onder-‐ daan 6,1 6,3 6,1 6,0 6,5 6,4 6,2 6,3 6,4 -‐ -‐ 6,4 6,3 6,4
part-‐ ner 5,5 5,6 5,4 5,6 5,7 5,7 5,8 5,6 5,9 5,6 5,7 6,0 5,5 5,9
wijkbe-‐ woner 6,7 6,8 6,8 6,9 7,0 7,0 6,9 7,1 7,2 6,7 6,8 7,0 7,0 7,0
Voor de gemeentelijke herindelingen zie: http://www.cbs.nl/nl-‐‑NL/menu/informatie/decentrale-‐‑ overheden/informatie-‐‑voor-‐‑gemeenten/gemeenten-‐‑en-‐‑regionale-‐‑indelingen/herindelingen-‐‑en-‐‑ grenswijzigingen/default.htm
12
29
Echt-‐Susteren Goeree-‐Overflakkee Horst aan de Maas Kampen Kampen Katwijk Katwijk Koggenland Koggenland Leudal Lochem Medemblik Medemblik Nieuwkoop Nijkerk Nijkerk Nijkerk Oldambt Olst-‐Wijhe Olst-‐Wijhe Oss Overbetuwe Overbetuwe Peel en Maas Pijnacker-‐Nootdorp Raalte Raalte Rijssen-‐Holten Rijssen-‐Holten Roerdalen Roermond Roermond Rotterdam Rotterdam Steenwijkerland Súdwest-‐Fryslân Terneuzen Teylingen Teylingen Utrecht Venlo Venlo Zevenaar Zwijndrecht Gemiddelde Gemiddelde alle gemeenten
2010 2013 2012 2011 2013 2011 2013 2010 2012 2010 2012 2011 2013 2010 2010 2011 2012 2011 2010 2012 2012 2010 2013 2011 2010 2011 2013 2011 2013 2012 2010 2012 2010 2012 2011 2013 2012 2010 2012 2012 2010 2012 2010 2011
Limb Z-‐H Limb Ov Ov Z-‐H Z-‐H N-‐H N-‐H Limb Gld N-‐H N-‐H Z-‐H Gld Gld Gld Gron Ov Ov N-‐Br Gld Gld Limb Z-‐H Ov Ov Ov Ov Limb Limb Limb Z-‐H Z-‐H Ov Frl 10 Z-‐H Z-‐H Utr Limb Limb Gld Z-‐H
2003 2013 2001,2010 2001 id. 2006 id. 2007 id. 2007 2005 2007, 2011 id. 2007 2000 id. id. 2010 2001 id. 2003,2011 2001 id. 2010 2002 2001 id. 2001,2004 id. 2007 2007 id. 2010 id. 2001 2011 2003 2006 id. 2001 2001,2010 id. 2005 2003
5,5 5,7 6,0 6,2 6,2 6,2 5,8 5,9 6,2 5,7 5,8 5,8 5,6 5,8 6,0 6,0 6,1 5,2 6,2 6,0 6,1 6,1 5,5 6,1 5,5 5,8 5,4 6,3 6,3 6,2 6,2 6,0 6,0 6,1 5,9 6,0 6,0 6,1 6,3 5,6 6,0 5,4 6,2 5,9 5,9 5,9
7,9 7,6 7,5 -‐ 7,6 -‐ 7,6 -‐ 7,8 7,6 7,5 -‐ 7,6 -‐ -‐ -‐ 7,7 7,4 7,8 7,7 7,8 7,6 7,7 7,9 7,6 7,7 7,8 -‐ 8,1 7,6 7,5 -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ 7,6 -‐ 7,9 7,2 -‐ -‐ 7,6 7,7 7,6 7,7
6,1 6,2 6,3 6,6 6,7 6,4 6,4 6,2 6,4 6,1 6,2 6,1 6,1 6,3 6,5 6,3 6,5 6,2 6,4 6,5 6,3 6,2 6,3 6,4 6,3 6,3 6,2 6,7 6,7 6,4 6,3 6,3 6,3 -‐ 6,3 6,4 6,5 6,4 6,6 6,4 6,4 -‐ 6,4 6,1 6,3 6,3
5,5 5,4 5,8 5,8 6,0 5,8 5,6 5,7 6,0 5,7 5,5 5,6 5,5 5,8 5,6 5,9 5,9 5,1 6,1 5,9 5,8 5,7 5,3 6,0 5,5 5,8 5,6 6,1 6,1 6,2 5,8 5,8 5,6 5,7 5,6 5,7 5,9 5,9 6,2 5,7 5,7 5,2 5,9 5,3 5,7 5,7
6,8 7,0 7,1 7,2 7,1 7,0 6,9 7,0 7,2 6,8 6,9 6,9 7,1 6,8 6,9 7,1 7,1 6,7 7,0 7,0 7,0 6,9 7,0 7,0 6,8 7,0 7,1 7,4 7,5 7,0 6,9 7,0 7,1 7,0 6,9 7,1 7,0 6,9 7,1 7,2 6,9 7,2 7,0 6,7 7,0 7,0
Hieruit blijkt dat er geen verschil op het niveau van de burgerrollen zit tussen gemeenten die ontstaan zijn als gevolg van fusie en andere vormen van herindeling. 30
In een in oktober 2008 verschenen rapport van Berenschot en de Rijksuniversiteit Groningen van een onderzoek naar de effecten van gemeentelijke herindelingen in twaalf Zuid-‐Hollandse gemeenten (vanaf 1991) werd onder andere geconcludeerd dat het vertrouwen van burgers in hun gemeente na de herindeling was afgenomen (Fraanje e.a., 2008). Dat gebeurde trouwens zonder dat die burgers dat zelf was gevraagd, maar door indrukken van direct betrokkenen zoals raadsleden, wethouders, burgemeesters, gemeentesecretarissen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven, etc. Bij waarstaatjegemeente wordt het vertrouwen van de burgers in het college gemeten (bij de kiezers-‐rol)13. Het blijkt dat het gemiddelde van de heringedeelde gemeenten op deze indicator uitkomt op 6,3 wat overeenkomt met het gemiddelde van alle gemeente op de indicator (zie figuur 19. De constatering is dus dat op basis van deze studie het vertrouwen van burgers in het bestuur van heringedeelde gemeenten niet afwijkt van niet-‐heringedeelde gemeenten. Wanneer dus expliciet wordt nagegaan of het vertrouwen van burgers in de gemeente (erg) is afgenomen dan wordt daar kennelijk extremer op geantwoord dan op de vraag of men überhaupt vertrouwen heeft in het college. Op grond van de resultaten van waarstaatjegemeente tot nu toe kunnen we dus niet stellen dat inwoners van heringedeelde gemeenten beter of slechter te spreken zijn over de prestaties hun gemeente dan burgers van niet-‐heringedeelde gemeenten. Overigens volgde deze constatering impliciet ook al uit figuur 10 maar het uitlichten van 39 heringedeelde gemeenten geeft geen ander beeld. Burgers van heringedeelde gemeenten waarderen de prestaties van hun gemeente dus niet anders dan burgers van niet-‐heringedeelde gemeenten. Overigens is dit wel iets wat nader onderzocht zou kunnen worden. Immers, uit allerlei onderzoeken (onder andere het hier gememoreerde Berenschot/RUG-‐onderzoek) blijkt dat burgers in het algemeen vinden dat de afstand tussen kiezer en gekozene toeneemt door een herindeling, terwijl op andere gebieden de gemeente beter presteert. Hier vinden wij dat er eigenlijk geen verschil is tussen gemeenten qua inwonertal en ook niet dat er verschil is tussen heringedeelde gemeenten en niet-‐heringedeelde gemeenten. Dat kan verklaard worden door de probleemstelling. In het Berenschot/RUG-‐rapport van 2008 was bijvoorbeeld één van de subvragen in hoeverre herindeling gevolgen had voor de betrokkenheid van burgers bij het lokaal bestuur. Bij waarstaatjegemeente wordt geen relatie gelegd tussen herindeling en de mate van betrokkenheid. De vraag bij de rol van kiezer was wat burgers vonden van de invloed en hun vertegenwoordiging door de gemeenteraad. Een andere invalshoek dus. Overigens hoeft het een het ander ook niet uit te sluiten. Het kan best zijn dat algemeen geldt dat burgers een grote afstand ervaren tot hun vertegenwoordigers en hun dagelijks bestuur, maar dat wil nog niet zeggen dat het algemene gevoelen daarvan veel slechter is dan het oorspronkelijk was bij de individuele gemeenten voor de herindeling. Wij zijn dan ook benieuwd wat de uitkomst is van gemeenten die ooit deelnamen aan waarstaatjegemeente en die naderhand in een herindeling terecht komen. We merken wel op dat bij waarstaatjegemeente het vertrouwen in het college gemeten wordt, terwijl in het Berenschot/RUG-‐‑onderzoek gevraagd werd naar het vertrouwen in de gemeente.
13
31
Een van de gemeenten waar dat nu al voor geldt is de nieuwe gemeente Goeree-‐Overflakkee, die op 1 januari 2013 ontstond als een fusie van Goedereede, Middelharnis, Dirksland en Oostflakkee. Al deze gemeenten deden al eerder mee aan het onderzoek. De scores zijn afgebeeld in figuur 22. Figuur 22: Uitkomsten gemeente Goeree-‐Overflakkee Gemeente Dirksland Goedereede Goedereede Middelharnis Oostflakkee Goeree-‐Overflakkee Alle gemeenten
deel-‐ name 2006 2006 2011 2011 2006 2013
kiezer
klant
6,1 6,2 6,3 5,6 5,6 5,7 5,9
6,9 7,7 7,8 7,8 7,7 7,6 7,7
onder-‐ daan 5,8 6,5 6,5 6,1 5,7 6,2 6,3
part-‐ ner -‐ -‐ 6,2 5,4 -‐ 5,4 5,7
wijkbe-‐ woner 6,5 6,9 7,0 7,0 6,4 6,9 7,0
De deelname van Dirksland, Goedereede en Oostflakkee uit 2006 werd ook besproken in de evaluatie van Abma en Korsten (2009: 101 e.v.)14. We bekijken de verschillen tussen de oude gemeenten en de nieuwe gemeente. Op de kiezersrol vinden de burgers van de voormalige gemeente Middelharnis en Oostflakkee dat er geen verschil is. Voor de burgers van Dirksland en Goedereede geldt dat niet, die ervaren het kennelijk als een achteruitgang. Op de partnerrol is er voor de burgers van Middelharnis niets veranderd, de burgers van Goedereede vinden dat ze er nogal op achteruit zijn gegaan. In de rol van klant vinden de burgers van Dirksland dat ze erop vooruit zijn gegaan, voor die van de overige drie gemeenten is er niets veranderd. In de rol van onderdaan vinden de burgers van Dirksland en Overflakkee dat ze er beter van zijn geworden, de burgers van Middelharnis merken geen verschil en die van Goedereede vinden dat ze er slechter van geworden zijn. In de rol van wijkbewoner vinden de burgers van Oostflakkee en Dirksland dat ze erop vooruit zijn gegaan. Voor de burgers van Goedereede en Middelharnis is er niets veranderd, vinden zij. Wat leert ons deze ene gevalsstudie? In de eerste plaats dat op systeemniveau er weinig verschil zit tussen heringedeelde en niet-‐heringedeelde gemeenten. Over de hele linie denken burgers van heringedeelde gemeenten niet anders over hun nieuwe gemeentebestuur dan het bestuur van hun voormalige kleinere gemeente. In de tweede plaats valt te constateren dat burgers van de nieuwe gemeente er anders over denken dan de burgers van de oorspronkelijke gemeenten. In de derde plaats leert ons dit dat we de gegevens van alle vroegere gemeenten nodig hebben om aannemelijke uitspraken te doen over het verschil tussen de nieuwe gemeenten en de vroegere kleinere gemeenten. De scores uit die jaren zijn omgerekend (Abma, 2012: 248).
14
32
Gemeenten die meer dan eenmaal het onderzoek uitvoerden De uiteindelijke bedoeling van prestatiemeting is dat het uiteindelijk gaat om de verbetering van de prestaties, zo leert onder andere Robert Behn (2003) ons. Gebeurde dat ook? Een aanwijzing om daar iets over te zeggen, is het resultaat van gemeenten die vaker dan eenmaal het onderzoek het onderzoek lieten uitvoeren. Zoals bij de inleiding al is aangegeven, waren er in de onderzoeksperiode 2010 tot en met 2013 87 gemeenten die tweemaal deelnamen, 10 driemaal en één gemeente alle vier jaren. In figuur 23 is aangegeven hoe vaak deze gemeenten een hoger of een lager cijfer haalden, of een gelijk cijfer scoorden. Ook is per rol het maximale verschil aangegeven. Figuur 23: Uitkomsten van gemeenten die vaker deelnamen (2010 t/m 2013).. Rapportcijfer is hoger Rapportcijfer blijft gelijk Rapportcijfer is lager Maximale absolute spreiding
kiezer 38 23 48 0,7
klant 31 9 14 0,6
onderdaan 52 29 22 0,3
partner 44 24 42 0,5
wijkbewoner 61 39 10 0,3
Uit deze cijfers blijkt nog niet dat eventuele verbeteringen die gemeenten doorvoeren direct door burgers worden waargenomen. Maar de verschillen zijn ook weer niet dusdanig groot dat gemakkelijk gesproken kan worden van verbeteringen of verslechteringen. Vrijwel altijd waren de verschillen in opeenvolgende scores 0,1 of 0,2. De aangegeven maximale verschillen waren wat dat betreft uitzonderingen. Het meest zichtbaar is dat bij de rollen van onderdaan en wijkbewoner. De meningen van burgers over wat hun gemeentebestuur doet, veranderen dus niet zo snel. Verwachting 14 luidde dat herhaalde deelname leidt tot hogere cijfers. Dat blijkt dus niet het geval te zijn. De verwachting zou eigenlijk moeten luiden: de mening van burgers over hun gemeentebestuur verandert door de jaren heen nauwelijks.
5.5 Behandeling van de uitkomsten door gemeenten Als we het aantal deelnemende gemeenten bekijken, blijkt het onderzoek waarstaatjegemeente.nl te voorzien in een behoefte. Maar welke behoeft is dat dan? Waarom laten gemeenten zich onderwerpen aan dit onderzoek? Wat beogen ze ermee? En als de resultaten bekend zijn, wat gebeurt daar dan mee? Vindt er dan een terugkoppeling plaats naar de inwoners? Hoe worden de gegevens geïnterpreteerd? Worden de resultaten ook besproken in de gemeenteraad? Resulteren de uitkomsten ook in een verbeterplan? Al deze vragen komen hierna aan de orde. Waarom doen gemeenten mee aan waarstaatjegemeente.nl? De meest basale reden waarom gemeenten meedoen aan dit instrument is de nieuwsgierigheid naar de mening van de burgers over hun gemeentebestuur. Als voorbeeld, burgemeester Jan Willem Wiggers van de gemeente Hattem:
33
“Dit onderzoek helpt ons om scherp te blijven op hoe inwoners over ons denken en wat we kunnen verbeteren in onze werkwijze. Daarom is het waardevol om de resultaten van dergelijke onderzoeken ter harte te nemen en er je voordeel mee te doen.” In 2008 onderzocht Het Pon, in dat jaar nog de enige aanbieder van het onderzoek dat toen nog ‘De Staat van de Gemeente’ heette, waarom gemeenten mee hadden gedaan aan dit burgeronderzoek. Vergelijking met andere gemeenten, verbetering van de dienstverlening en verbetering van de gemeenten in het algemeen werden het meest genoemd. Het minst genoemd werden meten van bestuurskracht, vergelijkingen met eerdere jaren en het gebruik van de resultaten in de programmabegroting. De redenen die in het Pon-‐onderzoek het minst werden genoemd, zijn nu wel achterhaald. Zo werd in de evaluatie van de herindeling van Súdwest-‐Fryslân van (PWC/UvT, 2014; Schaap en Van de Dool, 2014) veelvuldig verwezen naar de resultaten uit dit burgeronderzoek, overigens naast een door de onderzoekers zelf georganiseerde internetenquête. De reden die we veel vaker tegen komen is die van het vergelijken met deelnames in voorgaande jaren: De gemeente heeft aan dit project deelgenomen om de tevredenheid van haar inwoners over de gemeente vast te stellen. In het voorjaar van 2008 en 2010 heeft de gemeente eveneens meegedaan. Zo is het mogelijk om de uitkomsten van het onderzoek van 2012 met die van 2008 en 2010 te vergelijken (voor zover dit mogelijk is, omdat op onderdelen de prestatie-‐indicatoren zijn aangepast). Daarnaast kan de gemeente zichzelf op hoofdlijnen en prestaties vergelijken met andere gemeenten. Dit is voor de gemeente erg waardevol, omdat zij dan kan zien waar zij staat ten opzichte van andere gemeenten. Er is een vergelijking gemaakt met 35 referentiegemeente (categorie < 25.000 inwoners) en 15 referentiegemeente, categorie 25.000-‐50.000 inwoners (deelnemers van het onderzoek door onderzoeksbureau PON). (gemeente Olst-‐Wijhe, 2012) Vergelijking met voorgaande jaren was ook wel te verwachten, want steeds meer gemeenten die eerder deelnamen, lieten het onderzoek naderhand meerdere malen uitvoeren. Waren dat in de jaren tussen 2005 en 2007 nog maar zeventien gemeenten (Abma en Korsten, 2009: 82, 83), tussen 2010 en 2014 waren dat er al 106. ‘Eenmaal per raadsperiode’, is een vaak gehoorde frequentie. Een andere nieuwe reden was het onderzoeken op basis van zogenoemde artikel 213a onderzoeken, waarbij het college een eigen onderzoek uitvoert naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentebestuur: Bij de vaststelling van de verordening ex artikel 213a Gemeentewet, onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid, is gekozen voor twee onderzoeken per raadsperiode. Voor 2012 werd Waarstaatjegemeente/burgerrollen als 213a onderzoek aangewezen. Het onderzoek ex artikel 213a Gemeentewet is een onderzoek van het college van burgemeester en wethouders, waarbij de vraag wordt beantwoord of er goed is bestuurd en de uitvoering effectief is geweest. Middels de benchmark Waarstaatjegemeente worden de effecten van de belangrijkste onderdelen van de gemeentelijke dienstverlening gemeten en vergeleken met de prestaties van andere gemeenten. (Bussum, 2012) 34
Maar ook in programmabegrotingen zien we veel vaker de resultaten van waarstaatjegemeente opduiken, soms als uitvloeisel van een collegeakkoord. We citeren hier nogmaals uit de programmabegroting 2012-‐2015 van Den Helder: In het collegeprogramma 2010-‐2014 is de wens uitgesproken dat de burgers meer vertrouwen krijgen in de gemeentelijke bestuurders, uitmondend in een voldoende in de monitor Waarstaatjegemeente. Wat vonden gemeenten van de resultaten? Uiteindelijk komen de resultaten terecht op het gemeentehuis. Een eerste reactie van burgemeester Thijs van de gemeente Eersel, na de uitkomsten van het onderzoek in 2010: We zijn blij met het onderzoek. Het geeft een goed beeld van wat onze burgers van ons vinden. Over de uitslag kunnen we gematigd tevreden zijn. We scoren over het geheel op het landelijke gemiddelde of daarboven. We zien het als een uitdaging om de volgende keer hogere scores te krijgen. Gezien de financiële crisis waarin we ons bevinden, is dat geen makkelijke opgave. De burgemeester van Eersel verbaasde zich vooral over het lage cijfer op de partnerrol: Wat me enigszins verbaast, is dat ik teleurstelling proef over de mate waarin onze burgers mee kunnen denken en mee kunnen praten over zaken die hen aangaan. Participatie heeft onze aandacht en we hebben daar behoorlijk in geïnvesteerd. Toch blijkt nu dat we dit nog niet op de juiste manier hebben aangepakt. Gemeenten gaan vooral vergelijken. Dat is ook de bedoeling: onderlinge vergelijkingen. Die vergelijking kan betrekking hebben op andere gemeenten die in datzelfde jaar deelnamen. De reactie van de gemeente Beesel op de resultaten van de deelname in 2012: Inmiddels zijn de resultaten bekend: resultaten waar we als gemeente trots op zijn. Op vier van de vijf onderzoeksthema’s behalen we namelijk de hoogste score die onder alle deelnemende gemeenten dit jaar tot op heden is behaald. Er wordt ook vergeleken met deelnemende gemeenten ‘uit de buurt’. De reactie van het gemeentebestuur van Tytsjerksteradiel, deelnemer in 2013: Over het algemeen genomen schetsten de inwoners van de gemeente Tytsjerksteradiel een positief beeld van de gemeenten als het gaat om de gemiddelde rapportcijfers voor de burgerrollen. Ten opzichte van het gemiddelde in heel Nederland en de gemeente Achtkarspelen in 2011 ligt de gemiddelde score van Tytsjerksteradiel voor alle vijf de burgerrollen hoger. Maar ook wordt de relatie gelegd met deelnames in eerdere jaren. Burgemeester Van de Groep van Bunschoten: Heel mooi! Onze rapportcijfers zijn beslist positief. En we hebben die van onze eigen inwoners gekregen. In een tijd waarin mensen het toch hebben over de toegenomen ontevredenheid over de overheid beschouwen we deze uitslagen als een compliment. Zeker als we zien dat we in vergelijking met andere gemeenten het heel goed doen. Na het eerste onderzoek, waarvan achteraf bekend werd dat wij als de best presterende gemeente uit de bus kwamen, hadden we natuurlijk wel de verwachting dat we weer in de bovenste regionen zouden komen. In die zin was deze uitkomst nu 35
geen grote verrassing. Wel is positief dat aan de beoordeling te zien is dat we ons inmiddels weer verder ontwikkeld hebben. Daarin is te zien dat de gemeente resultaten heeft bereikt, maar vooral ook dat burgers de vruchten daarvan hebben geplukt. Over het algemeen wordt in de hoofdlijnen relatief veel aandacht besteed aan de positieve scores. De minder positieve scores worden nogal eens weggelaten of in politieke taal weergegeven. Een citaat uit het persbericht van de gemeente Emmen, naar aanleiding van de deelname in 2012: De resultaten van de tweejaarlijkse benchmark 'Waar staat je gemeente' zijn bekend. In dit onderzoek geven inwoners van Emmen aan hoe zij de gemeente waarderen. De gemeente Emmen scoort over het algemeen hoger dan bij de vorige meting in 2010. Met name de rol van de burger als klant wordt goed gewaardeerd. Daar staat tegenover dat er met name nog ruimte is voor verbetering richting de burger als partner en de burger als kiezer. Of de gemeente Schiedam (deelnemer in 2010): De gemeente Schiedam heeft een betere score behaald bij het onderzoek naar zogenoemde burgerrollen van 'Waarstaatjegemeente.nl'. (…) Daarbij werd Schiedam vergeleken met 22 andere gemeenten. Er is onderzoek gedaan naar de rollen van de gemeente bij de burger als kiezer, als klant, als onderdaan, als partner en als wijkbewoner. De gemeente heeft dit jaar op vier van de vijf onderdelen beter gescoord dan in 2005. Het hoogste cijfer, 8,1, is gegeven voor 'de burger als klant'. Daarbij gaat het onder meer om de vriendelijkheid en verzorgdheid van de medewerkers. Ook op het gebied van deskundigheid en doorlooptijd van bezoeken aan de Stadswinkel scoort Schiedam hoog met een 7,9. Schiedam heeft ook hogere scores op zaken als openbaar vervoer in de wijk en winkels voor dagelijkse boodschappen in de buurt. Minder goed scoort Schiedam gemiddeld op onder meer voorzieningen voor jongeren. Burgemeester Verver is blij met de verbeteringen maar geeft ook aan dat de minder goede cijfers de aandacht hebben. Deze citaten zijn maatgevend voor andere. Wanneer de scores per rollen overeenkomen met die van anderen of beter zijn dan voorgaande deelnames is men tevreden. Enthousiasme is er wanneer de scores hoger uitvallen en teleurstelling wanneer de scores lager zijn dan het gemiddelde wat veelal ook uitmondt in een of meer onvoldoendes. Communicatie en behandeling Het ligt voor de hand dat het gemeentebestuur vervolgens de resultaten presenteert. In de eerste plaats betreft dat de terugkoppeling naar de burgers. Dat gebeurt vrijwel altijd via de gemeentelijke website en daar blijft het ook op staan. Een voorbeeld van de gemeente Overbetuwe: Regelmatig doen wij als gemeente onderzoek naar onze dienstverlening aan u. Dit onderzoek bestaat uit drie deelonderzoeken: een zelfonderzoek dat jaarlijks plaatsvindt en een klanttevredenheidsonderzoek en een burgerpeiling die tweejaarlijks plaatsvinden. Bij de burgerpeiling krijgen ongeveer 1200 inwoners een vragenlijst thuis met vragen die gaan over allerlei zaken in de 36
gemeente. Bij het klanttevredenheidsonderzoek wordt aan ruim 100 inwoners aan de loketten gevraagd naar hun mening over de dienstverlening aan de loketten. Op deze pagina vindt u de rapportages. Daarnaast kunt u voor meer informatie terecht op waarstaatjegemeente.nl. De gemeentebesturen bedanken hun burgers voor de medewerking. De gemeente Maasdriel deed dat via de krant ‘Maasdriel geeft antwoord’ na de deelname in 2012: 485 Inwoners hebben de moeite genomen om de gemeente van feedback te voorzien. Wij danken u voor uw eerlijke reactie! De verkregen informatie is voor de gemeente erg waardevol; het geeft een goed beeld over hoe u onze werkzaamheden ervaart en aan welke informatie u behoefte hebt. Ook kan de organisatie zich vergelijken met andere gemeenten. Anderen gemeenten, met name de gemeente die het onderzoek door Het Pon lieten uitvoeren, deden dat via speciale kranten, weer anderen maakte gebruik van de plaatselijke kranten naast het overige gemeentenieuws zoals raadsvergaderingen en verleende vergunningen. In de tweede plaats betreft dat de behandeling van de resultaten door het college en de gemeenteraad. Vrijwel alle colleges namen kennis van de uitkomsten en het grootste deel ervan brengt de resultaten vervolgens naar de gemeenteraad. Daarbij kan het gaan om een specifiek rapport waarin alleen de resultaten van de eigen gemeente staan, inclusief een spiegeling aan gemeente uit dezelfde schaalklasse. Gemeenten die hun onderzoek door Het Pon lieten uitvoeren sturen in de meeste gevallen het rapport door waarin de uitkomsten van alle gemeenten staan die zich door het Pon lieten bijstaan. Altijd gaat dit gepaard met een oplegnotitie waarin de ‘highlights’ worden gememoreerd. De gemeente Harlingen, deelnemer in 2012: Belangrijkste conclusies/opvallende scores • in vergelijking met 2009 is Harlingen in totaal 1,8 punten vooruitgegaan • de lage score op de rol "burger als kiezer" en specifiek de rapportcijfers op • het oordeel van de burgers over goed gemeentebestuur (Harlingen 4,9, tegenover een gemiddelde van 6,2) • het oordeel van de burgers over de mate van en vertegenwoordiging door de gemeenteraad (Harlingen, 4,8 tegenover een gemiddelde van 5,5) • de relatieve goede score voor de burger als klant, waarbij in ogenschouw is genomen dat enkele onderdelen niet beïnvloedbaar zijn zoals de parkeergelegenheid en inrichting publiekshal; • de lagere score op de onderdelen "veiligheid in de buurt en op straat" (burger als Onderdaan); • de vooruitgang ten opzichte van 2009 op het onderdeel "burger als partner", ook al is de score in Harlingen ook nu nog onder het gemiddelde (Harlingen 2009: 4,6; Harlingen 2012 5,3, gemiddelde 2012 5,8). Interpretatie van de resultaten Een van de doelstellingen van waarstaatjegemeente is dat gemeenten op een eenvoudige wijze onderlinge vergelijkingen uit kunnen voeren, om zo van elkaar te leren. Dat moeten de gemeenten zelf doen. Daarbij gaat het al snel om de vraag: wanneer moet een gemeente tevreden zijn en wanneer niet, oftewel: wanneer is het goed en wanneer is het slecht? Geen enkele gemeente bleek 37
voorafgaande aan het onderzoek streefcijfers te hebben genoemd. Wel verwachten gemeenten aan de hand van de uitkomsten en hun inspanningen bij een volgende deelname een hoger cijfer. Opnieuw de gemeente Den Helder, naar aanleiding van het lage cijfer op de kiezersrol in 2009: Natuurlijk nemen wij het signaal serieus, elke onvoldoende is er één teveel. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in maart doen we er alles aan om duidelijk te maken waar alle politiek partijen voor staan, zodat de inwoners van de stad een gewogen besluit kunnen nemen. Het invoeren van de Stemwijzer is daar een goed voorbeeld van. Na 3 maart zijn verdere verbeteringen te verwachten. Er werd dus geen streefgetal genoemd, alleen de verwachting (wellicht de hoop) dat de score in 2011 hoger zou uitvallen. Dat bleek trouwens ook het geval te zijn, al kan beter gesteld worden ‘minder onvoldoende’, maar bij de analyse werd niet meer gerefereerd aan de verwachtingen uit 2009. Het neutrale cijfer ‘6’ blijkt wel een scherprechter te zijn. Een onvoldoende is nooit plezierig, ook niet voor een gemeentebestuur. Daarom probeert men op alle mogelijke manieren aan de lage scores toch nog een positief tintje te geven. Dat kan door te vergelijken met voorgaande jaren of met vergelijkbare gemeenten. De gemeente Bergen op Zoom, na de deelname in 2012: Waar het gaat om de rol van de burger als kiezer scoort Bergen op Zoom met 5,7 een krappe voldoende. De score ligt iets onder het gemiddelde van de referentiegroep. Vergeleken met 2011 waardeert de burger van Bergen op Zoom zijn rol als kiezer thans weer iets positiever, overeenkomstig de waardering van 2008. De burger als kiezer scoort ten opzicht van de andere rollen relatief laag. Kennelijk voelt de burger zich als kiezer te weinig serieus genomen. Gezien vanuit hun rol als kiezer zijn de burgers van Bergen op Zoom over het algemeen van mening dat de gemeente niet voldoende naar hen luistert. Niettegenstaande is de waardering op dit punt wel iets toegenomen. Men oordeelt met name (nog) negatief over de invloed die men heeft als kiezer (stelling: ‘Als kiezer heb ik invloed op wat er in de gemeente gebeurt’. Daarnaast is men van mening dat BenW hun beloften niet voldoende waarmaken (stelling: ‘Burgemeester en wethouders maken hun beloften waar’). Bergen op Zoom scoort op bijna alle onderscheiden aspecten enigszins onder het gemiddelde van de referentiegroep. Vergeleken met 2011 zijn de scores op meerdere punten licht verbeterd. Gemeenten proberen zo ook aan de negatieve scoren toch een positieve draai te geven: wellicht zijn de cijfers niet zo positief, maar ze zijn toch altijd nog beter dan bij een voorgaande deelname. Zo zijn er toch nog altijd lichtpunten te ontdekken. Verbeterpunten en verbeterplannen? Gingen de gemeente nu ook voortvarend aan de slag om de zwakkere scores aan te pakken? Het blijkt een lastige zaak om direct na de uitkomsten met een scala aan verbeterplannen te komen. Er werden wel indicaties of richtingen gegeven. Opnieuw de burgmeester van de gemeente Eersel: Wij zien het onderzoek als een nulmeting. De scores sporen aan tot verdere verbetering. ‘Wij zijn er voor de burger’ is voor ons geen vrijblijvende kreet. Het geeft aan waar wij in de toekomst naar toe 38
willen. Meer handelen vanuit het perspectief van onze klant. En dat is niet alleen de burger, maar ook de ondernemer of andere organisaties waar we mee samenwerken. We kunnen niet uitvlakken dat we in een periode verkeren met financieel zwaar weer. In 2010 is duidelijk geworden dat we moeten bezuinigen. Ons uitgangspunt daarbij is van meet af aan geweest dat we de basisvoorzieningen blijven bieden aan onze burgers. Onze uitdaging ligt er vooral in om op een slimmere, efficiëntere en klantvriendelijke manier te gaan werken, waarbij we ernaar streven meer met onze inwoners op te trekken. We willen ondanks beperkte middelen onze burgers optimaal kunnen bedienen. De gemeente Eersel zoekt het dus vooral in het handelen vanuit klantperspectief en slimmer en efficiënter gaan werken. De burgers van Eersel waren vooral ontevreden in hun rol als kiezer of als partner. En daarbij gaat het om heel andere waarden dan klantperspectief en efficiency. Daarin blijkt Eersel niet alleen te staan. We troffen geen concrete verbeterplannen aan als het gaat om het vertrouwen en de betrokkenheid van de burgers (rol van kiezer) te vergroten of om met burgers te praten over participatie, of het bleef bij algemeenheden: In de toekomst staat het betrekken van onze burgers en partners nog meer centraal! Op zoek naar best practices? Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat gemeenten zich graag met anderen vergelijken. De eigen resultaten worden afgezet tegen die van andere gemeenten, en dan voor díe gemeenten die qua schaalgrootte ongeveer vergelijkbaar zijn. Kleine gemeenten vergelijken zich met kleine gemeenten en gemeenten van bijvoorbeeld 60.000 inwoners of meer vergelijken zich met gemeenten met een inwonertal dat ligt tussen 50.000 en 100.000 inwoners. Maar wat doen ze vervolgens met deze vergelijking? Blijft het alleen bij de constatering of gaan ze ook in de leer bij gemeenten die het beter doen? En hoe zit het met de gemeenten de goed scoren? Worden die benaderd door gemeenten met een lagere score? Met deze vragen benaderen we het terrein van benchmarking. Dat is een vorm van prestatiemeting waarbij, kort gezegd, organisaties worden vergeleken op basis van vastgestelde indicatoren waardoor er een beeld ontstaat van de best practice. Daaruit worden operationele doelen gesteld om zodoende de eigen organisatie continu te verbeteren (Raad voor het openbaar bestuur, 2002: 17). Waarstaatjegemeente heeft deze pretentie. KING (2010) omschrijft het zelf als volgt: Gemeenten vergelijken hun prestaties en de oordelen van hun burgers, verbazen zich over de verschillen en leren van elkaar in benchmarks en leggen zo verantwoording af over hun inspanningen. Dat is in het kort de filosofie van Waarstaatjegemeente.nl. Nu de praktijk. Wat komen van deze mooie woorden terecht?
39
We vroegen het aan mevr. Vleugel van de eenheid Onderzoek & Statistiek van de gemeente Den Helder15. Deze gemeente staat in de lijst van bijlage 2 op de één na laagste positie. Is er ook contact gezocht met gemeenten uit de hogere regionen? Nee, dat is niet gedaan. We waren opnieuw teleurgesteld over de lage scores. Ons imago van probleemgemeente is hardnekkig. Er zijn wel conferenties geweest met het college en de raad over dat beeld dat er van de gemeente is en hoe we dat zouden kunnen ombuigen. We vinden dan ook dat het een probleem is dat eerst en vooral in Den Helder opgelost moet worden. Maar we hebben geen contact gezocht met andere gemeenten die hoger scoren. Dat hebben we ook niet eens overwogen. Integendeel, we zijn benaderd door de gemeente Bergen op Zoom die ook laag scoorde. In diezelfde lijst staan ook gemeenten die hogere cijfers van hun burgers kregen, en dan vooral op de keizers-‐ of partnerrol. Zijn deze gemeenten nu door andere gemeenten ondervraagd waarom men hoger scoorde? Deze vraag werd gesteld aan Pleun Aardening, senior Onderzoeker en Adviseur bij Flycatcher Internet Research.16 Hij begeleidde onder andere de gemeenten Beesel (nr. 1), Beek (nr. 2) en Barendrecht (nr. 7). Als hoog scorende gemeenten zijn Beesel, Beek en Barendrecht niet benaderd. Er wordt wel aan kennisuitwisseling gedaan, maar alleen met onderwerpen van Publiekszaken. Dat gebeurde met gemeenten uit de regio waar men sowieso al mee samen werkte. Dus niet met gemeenten die ook deelnamen aan waarstaatjegemeente. De meer complexere onderwerpen uit de kiezers-‐ en de klantrol, nee daar is niets mee gedaan. Deze reacties waren identiek aan die uit de onderzoeksperiode 2005-‐2007. Het benchmarkachtige karakter dat KING heeft met waarstaatjegemeente komt nog niet uit de verf. Er is wel rangorde, maar geen best-‐practice-‐aanduiding, hoewel dat wel had gekund, en geen interpretatie van beste aanpakken.
6. Samenvatting en discussie In deze slotparagraaf lopen we de uitkomsten van het onderzoek, bij wijze van samenvatting, nog eens na. Daarna reflecteren we op de uitkomsten.
6.1 Samenvatting In deze studie bekeken we de uitkomsten van onderzoeken naar de tevredenheid van Nederlandse burgers over het functioneren van hun gemeentebestuur. Dat deden we aan de hand van de resultaten voor de jaren 2010 tot en met 2013 van het burgeronderzoek dat bekend staat onder de naam waarstaatjegemeente.nl-‐burgeroordelen. Waarstaatjegemeente is een instrument dat de houding en opvatting van burgers over hun gemeentebestuur weergeeft op vijf rollen die een burger kan vervullen: als kiezer, als klant van de gemeente, als onderdaan, als partner en als wijkbewoner. De beoordeling wordt uitgedrukt in Zie noot 5. Gesprek van 15 mei 2014.
15 16
40
rapportcijfers, waarbij een 6 het breekpunt is. Is de score hoger dan is er sprake van een voldoende en zou een gemeentebestuur geen actie behoeven te ondernemen. Bij een lager cijfer zou dat wel het geval moeten zijn. Althans als we uitgaan van de bedoelingen van de opstellers. De rapportcijfers per rol zijn het rekenkundig gemiddelde van ruim zestig onderliggende indicatoren. Deze indicatoren worden eveneens uitgedrukt in rapportcijfers die afkomstig zijn van oordelen van burgers uit de gemeente. In de periode 2010 tot en met 2013 gaven gemiddeld zo’n 500 burgers per gemeente hun oordeel. Het onderzoek is dus gebaseerd op de mening van ruim 100.000 burgers. In deze studie is nagegaan wat al deze gegevens aan informatie opleveren. We stelden ons vragen over wat waarstaatjegemeente meet, of het algemene beeld uit eerdere onderzoeken worden bevestigd, waarin gemeenten vooral sterk zijn en waarin ze zwak zijn, wat de gemeenten met de uitkomsten deden en of we al wat konden zeggen over de informatie die het vaker deelnemen naar voren brengt. Al deze vragen legden we neer in 18 verwachtingen waarvan we nagingen of deze ook uitkwamen. Figuur 24 geeft het resultaat van deze studie weer. Figuur 24: Uitkomsten van de verwachtingen Verwachtingen Uitkomst Cluster 1: Deelname Qua deelnemers is er geen verschil in de relatieve deelname van kleine, middelgrote en grotere Ja gemeenten. Cluster 2: Algemene beeld De burger is in het algemeen tevreden over zijn gemeente. Deels De tevredenheid komt vooral tot uiting in de rollen van klant, wijkbewoner en partner. De burger Nee zal ontevreden zijn in zijn rol als kiezer. Door de jaren heen is er sprake van een stabiele situatie. Ja Cluster 3: Beeld per rol Bij een positieve score op een bepaalde rol kunnen best onderliggende indicatoren een al dan niet Ja structurele negatieve beoordeling krijgen. Andersom kan ook het geval zijn. Bij een negatieve score op het niveau van de rol, zullen ook de onderliggende indicatoren negatief Ja scoren. Cluster 4: Verschillen tussen gemeenten De meeste gemeenten zullen een onvoldoende scoren op de rol van kiezer en hogere cijfers op de Nee rollen van klant, wijkbewoner en partner. Uitzonderingen bevestigen de regel: er zullen gemeenten zijn die positief scoren op de kiezersrol Ja en negatief op de rollen van klant, wijkbewoner en partner. De kleinere gemeenten scoren beter op de kiezers-‐ en partnerrol. Nee De grotere gemeenten scoren beter op de rol van klant en wijkbewoner. Nee In gemeenten met meer dan 50.000 inwoners zullen de inwoners tevredener zijn en dus een Nee hoger gemiddeld rapportcijfer scoren dan in gemeenten met 20.000-‐50.000 inwoners. In gemeenten met minder dan 20.000 inwoners wonen het minste aantal tevreden mensen. Herhaalde deelname aan ‘De Staat’ leidt tot hogere cijfers op die indicatoren die in de eerdere Nee ronde(s) onvoldoende scoorden. Cluster 5: Wat gemeenten met de uitkomsten doen Alle gemeenten hebben de uitkomsten van ‘De Staat’ gecommuniceerd naar hun burgers, Nee bijvoorbeeld via de website, een speciale gemeentekrant, het burgerjaarverslag of nog andere kanalen. De uitkomsten van ‘De Staat’ zijn besproken in de colleges van B&W en met de gemeenteraden. Nee De negatieve uitkomsten worden aangepakt, bijvoorbeeld via een plan van aanpak of een Nee verbeterplan.
41
Gemeenten vergelijken zich zowel op het niveau van de rollen als op het niveau van de indicatoren met elkaar. Als vergelijkingsmateriaal gebruiken de gemeenten alle beschikbare materiaal zoals schaalgrootte, bevolkingsdichtheid, het al of niet vervullen van een centrumfunctie, leeftijdsopbouw e.d. Gemeenten gaan op zoek naar best practices om daarmee het eigen functioneren te verbeteren.
Ja Nee Nee
Cluster 1: kwantitatieve gegevens Er bleken tussen 2010 en 2013 in totaal 240 Nederlandse gemeenten (59% van het totale aantal gemeenten) deel te hebben genomen aan waarstaatjegemeente. Daarvan hadden 106 gemeenten meerdere malen deelgenomen. Verwachting 1 luidde dat er geen verschil zou zijn in de relatieve deelname van kleine, middelgrote en grote gemeenten. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Alleen de gemeenten met minder dan 10.000 inwoners bleven procentueel achter. Cluster 2: totaalbeeld Uit het onderzoek komt het totaalbeeld dat de deelnemende gemeenten op de rollen van klant (7,7), onderdaan (6,3) en wijkbewoner (7,0) een voldoende scoren. De rollen van kiezer (5,9) en partner (5,7) kregen gemiddeld een (kleine) onvoldoende. Dit algemene beeld was consistent door de vier onderzoeksjaren heen. Cluster 3: beeld per rol Burgers zijn vooral tevreden over de uitvoerende zaken van gemeenten. Ze zijn tevreden over de medewerkers die hen te woord staan en over de informatie die ze aan het gemeenteloket krijgen. Ze zijn ook tevreden over de mogelijkheden om informatie te krijgen via de gemeentelijke sites. Ook over het gemeentehuis zelf zijn de burgers in het algemeen content, op enkele punten na. Over de onderwijsmogelijkheden zijn de burgers eveneens goed te spreken. De directe woonomgeving, inclusief het onderhoud daarvan en de afvalinzameling, en de voorzieningen in buurt en gemeente roepen slechts weinig klachten op. Burgers zijn ook wel te spreken over de leefbaarheid en de veiligheid in de buurten. Burgers zijn daarentegen ontevreden over de politieke component van hun dagelijks bestuur (college) en over de gemeenteraden. Ze voelen zich getuige de scores uit waarstaatjegemeente niet vertegenwoordigd in de raad, hebben de indruk dat ze weinig invloed hebben op besluiten en dat toezeggingen door het college niet worden nagekomen. Wel vinden ze dat er redelijk goed bestuurd wordt en hebben ze ondanks alles vertrouwen in B&W. Ze vinden bovendien dat ze te weinig terugzien van hun belastinggeld. Over de gemeentelijke regelgeving komt een neutraal beeld naar voren. Dat heeft met name betrekking op het totaal aan regels, de tegenstrijdigheid ervan en de handhaving. De gemeentelijke regels zijn wel duidelijk. Burgers zijn vooral ontevreden over de wijze waarop gemeentebesturen hen betrekken bij het beleid en de uitvoering. Gemeentebesturen zijn volgens hun burgers wel geïnteresseerd in hun mening, de 42
inspraakmogelijkheden zijn krap aan voldoende, maar burgers vinden dat ze weinig invloed hebben op wat de gemeente doet. Ze vinden dat ze onvoldoende betrokken worden bij de voorbereiding en de uitvoering van gemeentelijke plannen. Verwachting 5 luidde dat bij een positieve score op een rol er onderliggende indicatoren kunnen zijn die een negatieve score krijgen. Andersom zou ook het geval kunnen zijn. Deze verwachting komt uit, zij het alleen voor de indicator ‘prijs’ bij de klantrol en voor meerdere indicatoren bij de rol van onderdaan. De rol van wijkbewoner heeft allemaal indicatoren waarvan het gemiddelde hoger is dan een 6. Verwachting 6 was van gelijke strekking als nummer 5. Bij een negatieve score zouden er onderliggende indicatoren kunnen zijn die wel positief scoorden. Dit bleek inderdaad het geval te zijn. De kiezers-‐ en partnerrol scoorden gemiddeld negatief. Maar ook deze rollen kenden indicatoren met een gemiddeld positieve score. Gemeentebesturen zouden dus niet alleen naar de (positieve) eindcijfers per rol moeten kijken. Ook onderliggende indicatoren kunnen een negatief of positief cijfer krijgen. Als het eindcijfer van de rol negatief is, zullen gemeenten wel dieper ingaan op de oorzaken daarvan. Maar het zou ook bij alle eindcijfers per rol moeten gebeuren. Cluster 4: Verschillen tussen gemeenten Bij cluster 2 werd geconstateerd dat er voldoendes werden gescoord op de rollen van klant, onderdaan en wijkbewoner. Op de rollen van kiezer en partner werden onvoldoendes gescoord. Als we naar de individuele gemeenten kijken dan blijkt dat geen enkele gemeente een onvoldoende scoorde op de rollen van klant en wijkbewoner. Bij de rol van onderdaan scoorden individuele gemeenten wel een onvoldoende. Bij de rol van kiezer constateerden we dat meer dan de helft van de gemeenten een onvoldoende scoorde. Bij de rol van partner was dat ook het geval Verwachting 7, waarbij we stelden dat de meeste gemeente een onvoldoende scoren op de kiezersrol en dat de meeste gemeenten hoger scoren op de rollen van klant, wijkbewoner en partner werd dan ook voor de rol van partner niet onderschreven. Bij 8 verwachtten we dat er gemeenten zouden zijn die positief zouden scoren op de rol van kiezer. Dat bleek inderdaad het geval te zijn: ruim 40 procent scoorde hoger dan een 6. Ook bij de partnerrol waren er gemeenten die positief scoorden. Hoe zat het met de verdeling tussen kleine, middelgrote en grote gemeenten? Er bleken geen significante verschillen te zijn op de vijf rollen. Schaal heeft dus niets te maken met de tevredenheid van burgers. We verwachtten (nr. 9) dat kleinere gemeenten beter zouden scoren op de kiezers-‐ en de partnerrol en dat grotere gemeenten beter zouden scoren op de rollen van klant en wijkbewoner (verwachting 10). Deze beide verwachtingen kwamen dus niet uit. 43
Wel bleek bij enkele indicatoren bij de rol van wijkbewoner dat er nogal wat verschil zat tussen gemeente bij enkele onderliggende indicatoren. Dat betrof vooral indicatoren op het vlak van winkels in buurt en gemeente, parkeermogelijkheden, openbaar vervoer en uitgaansmogelijkheden. Waar we ook geen verschil in vonden, was bij heringedeelde gemeenten. We constateerden al dat er geen verschil zat in de gemeenten qua schaalgrootte. Door 39 heringedeelde gemeenten nader te bekijken, constateerden we dat deze gemeenten niet beter of slechter scoorden dan andere gemeenten. Omdat er verder ook geen verschil was tussen grote en kleine gemeenten kunnen we ook stellen dat heringedeelde gemeenten niet beter of slechter scoren dan niet-‐heringedeelde gemeenten. Verwachting 11 werd dan ook niet onderschreven. 106 Gemeenten namen tussen 2010 en 2013 meer dan één maal deel aan het onderzoek. We verwachtten bij 12 dat herhaalde deelname tot een hogere score zou leiden en dus tot meer tevreden burgers. Onze conclusie was dat dit nog niet gezegd kon worden. Bij alle rollen was wel sprake van lagere rapportcijfers. Grote verschillen in rapportcijfers troffen we niet vaak aan. De mening van burgers over het functioneren van hun gemeentebestuur wijzigt dus niet zo snel. Of, anders gesteld, de mening van burgers blijft stabiel. Tot slot gingen we ook na welke gemeenten de hoogste en de laagste scores kregen. De hoogste scores werden behaald door de twee Limburgse gemeenten Beek en Beesel met een totale score van 35,0 punten. Daarna volgden vier gemeenten met een totale score van 34,7, waaronder de Utrechtse gemeente Bunschoten. Deze gemeente was in de periode 2005 tot en met 2007 de gemeente met de hoogste totaalscore. Maasdriel en Den Helder waren de twee gemeenten met de laagste scores. De algemene conclusie is dus dat het gemiddeld wel redelijk gaat met de tevredenheid van burgers over hun gemeentebestuur. Echter, een gemiddelde zegt niet alles, het gaat om de spreiding van de uitkomsten. Daar treden wel degelijk verschillen op, zowel in positieve als in negatieve zin. Er zijn gemeenten met hoge scores als het gaat om tevredenheid, maar er zijn ook gemeentes met lage cijfers, en dan vooral op het terrein van de tevredenheid over het bestuur (in de kiezersrol) als in de participatie (rol van partner). Daarbij valt het op dat lage scores op deze beide rollen ook samen gaan met lagere cijfers op de rollen van klant en wijkbewoner. Die laatste cijfers blijven wel voldoende, maar wel lager dan de gemeenten die positievere uitkomsten hebben op de kiezers-‐ en partnerrol. Wat de laag scorende gemeenten gemeen hebben is het optreden van crises in het college, in de raad, tussen college en raad en dergelijke. Dat straalt af op burgers en op het algemene imago van het gemeentebestuur. Cluster 5: wat doen gemeenten met de uitkomsten? Gemeenten communiceren hun resultaten naar hun burgers, met name via de websites. Er vindt ook publicatie van de uitkomsten plaats op de website waarstaatjegemeente.nl. Verder publiceren ze de uitkomsten in kranten. Cijfers zien we ook steeds meer terugkomen in de programmabegrotingen. Dat de cijfers worden gepubliceerd wil nog niet zeggen dat ze ook in de openbaarheid, dus met de gemeenteraden worden besproken. Veelal werden ze wel ter kennisname naar de raad gebracht, maar lang niet altijd leidde dat tot besprekingen. 44
Gemeenten vergelijken. Dat doen ze onderling, maar omdat er steeds meer gemeenten vaker meededen aan het onderzoek konden ook vergelijkingen met eerdere deelnames worden uitgevoerd. Die vergelijking werd zowel op het niveau van de rollen als op het niveau van de onderliggende indicatoren uitgevoerd. Dat gemeenten vergelijken wil niet zeggen dat ze er consequenties aan verbinden. Veelal zagen we dat wanneer er maar in de lijn van de gemiddeldes van vergelijkbare gemeenten werd gescoord, gemeentebesturen al gauw tevreden waren. Zelfs al waren die gemiddeldes onvoldoende. Het meest troffen we dat aan bij de kiezersrol. Andere vergelijkingen dan naar schaalgrootte hebben we niet aangetroffen. Bij 17 verwachtten we die wel. Dus geen vergelijkingen op het niveau van de bevolkingsdichtheid, leeftijdsopbouw, centrumfunctie van de gemeente etc. Vergelijking bleef altijd beperkt tot gemeenten met een vergelijkbaar inwonertal. We troffen geen expliciete verbeterplannen aan. Natuurlijk was er bestuurlijke retoriek in de vorm van het beter betrekken van burgers bij de plannen, maar concretiseringen troffen we niet aan. En als er wel opties voor verbeteringen werden genoemd, hadden die vooral betrekking op het verder verbeteren van de dienstverlening. Dat wordt echter gemeten bij de klantrol, waar gemeenten dus al een ruime voldoende scoorden. Meer van hetzelfde dus. Van het benchmarkachtige karakter van waarstaatjegemeente kwam weinig tot niets terecht. Gemeenten met slechte scores gingen niet te rade bij gemeenten die goed uit het onderzoek kwamen. Gemeenten met hoge scores werden niet geconsulteerd door hun zwakkere collega’s. Er werden geen ‘kwaliteitskringen’ ingesteld, ook niet door de VNG of KING. Ook de bureaus die de onderzoeken uitvoerden namen geen initiatief. Hier ligt dus nog een braakliggend terrein.
6.2 Discussie Wat zeggen ons deze resultaten? In de eerste plaats blijkt hieruit dat gemeentebesturen zich graag ‘de maat laten nemen’ door hun burgers. Dat gebeurt vrijwillig, er is geen wet die hen daartoe verplicht, hoewel de VNG hen regelmatig oproept om deel te nemen aan dit onderzoek. Dat doen ze dan ook massaal, als we de grote hoeveelheid gemeenten bekijken die inmiddels deelnamen. Ze willen graag weten hoe de burgers hun inspanningen waarderen. Kennelijk is dat de eerste behoefte die bij gemeentebesturen opkomt om deel te nemen aan zo’n onderzoek. Waarstaatjegemeente is dan ook een vrij onschuldig en redelijk voorspelbaar onderzoek. Wat dat aangaat is het ook een ‘veilig’ onderzoek. De uitkomsten leidden nergens tot heftige discussies in de colleges of de gemeenteraden. Er zijn geen colleges naar huis gestuurd op basis van de uitkomsten van waarstaatjegemeente. Wethouders werden niet door de raad ter verantwoording geroepen en sneuvelden zeker niet. Het bleef bij de constatering in de trant van: ‘Zo denken de burgers dus over ons. Mooi om te weten. Dank daarvoor, maar we gaan weer over tot de orde van de dag.’ In de tweede plaats valt het op dat de burgers tamelijk tevreden zijn over het uitvoerende karakter van de gemeente. Ze zijn tevreden over hun buurt of wijk, over het dorp waarin ze wonen en op de wijze waarop gemeenten omgaan met de meest basale en vooral politiek niet direct interessante zaken, zoals afvalinzameling, onderhoud van buurten en wijken, directe dienstverlening en straatverlichting. Daarin is ook weinig verschil te constateren tussen gemeenten al hebben we wel 45
opmerkingen over het ontbreken van de voorzieningen in de eigen buurt of wijk, maar als die voorziening binnen een redelijke afstand wél te bereiken is, overheerst toch de tevredenheid. Veel minder tevreden zijn burgers over de wijze waarop gemeenten hun problemen, wensen en verlangens serieus nemen. Al jaren wordt geroepen dat de kwaliteit van de lokale democratie en de burgerbetrokkenheid verhoogd moeten worden, maar gemeentebesturen slagen er niet in om hun goede bedoelingen bij de burgers over te brengen. In ieder geval leidt het niet tot een hogere waardering bij de burgers. Of is het lokale bestuur c.q. de lokale politiek ook het slachtoffer van de landelijke politiek waarbij burgers nogal eens het idee dat ‘Den Haag’ niet naar hen luistert? In de derde plaats betekenen al deze gemiddeldes met magere cijfers op drie van de vijf rollen niet dat er geen verschillen tussen gemeenten vielen te constateren. De grootste verschillen waren die op de waardering van de kiezers-‐ en de partnerrol, met respectievelijk een verschil tussen de hoogst en laagst scorende gemeenten van 2 punten en 1,4 punt (zie figuur 10). Gemeenten die hoog scoorden op deze rollen scoorden ook hoger op alle andere rollen. Andersom was ook het geval: een lage score op de kiezers-‐ en de partnerrol betekent ook een lagere score op de andere drie rollen. Maar dit is niet per definitie een oorzaak-‐gevolg-‐relatie. Maar het straalt kennelijk wel op elkaar af. In de vierde plaats constateerden we, in navolging van vele andere onderzoekers, dat schaal geen invloed heeft op de tevredenheid van burgers. Maar wat dan wel? Daar valt op grond van dit onderzoek weinig over te zeggen. Waarstaatjegemeente is daar te oppervlakkig voor. Volgens Boogers (2012, 2013) gaat het vooral om politiek-‐bestuurlijke kenmerken: het optreden van politieke crises en de politieke versnippering in de gemeenteraad werken negatief op de kwaliteit van gemeentebesturen. Een breed samengesteld college werkt positief. Worden de conclusies van Boogers’ onderzoek nu bevestigd door deze analyse? Deels wel. Want er waren crises te constateren, in Maasdriel, Den Helder, Harlingen, Drimmelen, Schiedam en dergelijke. Het speelt ongetwijfeld mee. Maar ook in Bunschoten sneuvelde een wethouder, en toch scoort deze gemeente positief op alle rollen, ook op de kiezersrol. Kennelijk kunnen sommige gemeenten ‘een stootje verdragen’. En in de onderste regionen komen ook gemeenten voor waar het qua crises wel meeviel (Coevorden, Bergen op Zoom). Het verklaart dus niet alles. Daarvoor is nader onderzoek nodig. Waarstaatjegemeente is en blijft een basaal maar redelijk omvattend onderzoek, maar het is niet voldoende om de echte oorzaken te achterhalen waarom individuele gemeenten juist goed of niet goed scoren. Daarvoor is waarstaatjegemeente niet in het leven geroepen. Om ook op meta-‐niveau conclusies te trekken is dan ook op dat niveau nader onderzoek nodig. In de vijfde plaats: wat zeggen de resultaten van dit onderzoek over degene die het invult: dus de burger zelf? Zeggen de resultaten ook iets over hoe de burgers van de onderzochte gemeenten in het leven staan. Na de publicatie van de ranglijst van 2009 in het blad Binnenlands Bestuur (Bouwmans, 2009) meldde Paul Bordewijk in een opinieartikel in het toenmalige blad Overheidsmanagement (Bordewijk, 2009) dat het hem was opgevallen dat in de hogere regionen van de lijst toch wel veel gemeenten voorkwamen die behoorden tot de zogenoemde bible-‐belt, dus gemeenten met een overwegend christelijke signatuur, waar nog respect zou zijn voor de overheid. Wellicht kan dit ook voor een deel de (on)tevredenheid van burgers verklaren. Nu, op grond van bijlage 2, is dat veel minder te herkennen, maar nader onderzoek naar de samenstelling van de bevolking zou op z’n plaats zijn. 46
Overigens roepen we met zo’n rangorde wel de discussie op over de wenselijkheid van dit soort lijsten. Het openbaar bestuur krijgt hier steeds meer mee te maken. Immers, door allerlei monitors en combinaties van computerbestanden is er elke week wel een ranglijst in een krant of blad te herkennen. We noemen bijvoorbeeld het Elsevier onderzoek naar ‘de beste gemeente om in te wonen’, een zelfde soort onderzoek maar dan naar de beste woonplaatsen in een gemeente (Telegraaf), het AD onderzoek naar de (on)veiligste gemeenten in Nederland, de aantrekkelijkste gemeente van Atlas voor Gemeenten waarbij de 50 grootste gemeenten worden vergeleken, de beste gemeente voor ouderen (Senior.nu), de gemeente met de beste website (100gemeenten.nl), de beste gemeente volgens ondernemers (mkb Nederland), de beste gemeente voor agrarische ondernemers (Boerderij), de beste gemeente om in te werken (Intermediair), de meest vluchtelingvriendelijke gemeente (VluchtelingenWerk), de beste gemeente voor mensen met dementie (Platform Dementie) en ga zo maar door. Meestal gebeurt dat op basis van ‘harde’ indicatoren, dus zonder dat meningen van betrokkenen daarin worden meegenomen, maar soms worden dergelijke meningen wel in de ranglijst verdisconteerd. De wenselijkheid van dergelijke simpele lijsten mag dan omstreden zijn (onder andere De Vries en Lako, 2009) maar het probleem is nu eenmaal dat ze er zijn en dat gemeentebesturen daarmee geconfronteerd worden. Ze moeten dus met dit fenomeen leven (onder aandere Hood e.a., 2008), of ze dat nu leuk vinden of niet. Daarin staan ze trouwens niet alleen: ook andere overheidsorganisaties zoals hogescholen en universiteiten overkomt dat (onder andere Hazelkorn, 2008). In de zesde plaats geeft de bestuurlijke retoriek nogal eens aan dat gemeente willen benchmarken. In de praktijk kort daar niets van terecht. Gemeenten vergelijken zich wel met anderen maar het heeft nog nimmer geleid tot het opsporen van best practices, kwaliteitskringen of andere mogelijkheden waarbij gemeenten van elkaar leren. Natuurlijk gaan (meestal) ambtenaren en collegeleden en soms ook raadsleden wel een ‘buurten’ bij hun collega’s maar dat is van een andere orde dan wat normaliter onder benchmarking wordt verstaan. Benchmarking werd door de Raad voor het Openbaar Bestuur (2002: 7) omschreven worden als leren door vergelijken, gericht op het opsporen van beste praktijken. ‘Leren’ is iets wat in het openbaar bestuur niet echt van de grond wil komen (onder andere Kerseboom, 2008). Niessen (2001) typeerde in zijn oratie overheidsorganisaties als hardleerse organisaties, die oplossingen voor problemen vooral zoeken in de structuur in plaats van te investeren in mensen en de manier waarop die met elkaar omgaan. Gemeenten zijn daarop geen uitzondering. Dit neemt niet weg dat er best wel voorbeelden zijn van gemeenten die proberen burgers dichter bij het bestuur te betrekken, en hier en daar gaan kijken of de aanpak die in een andere gemeente positief werkt, ook in de eigen gemeente toepasbaar is. Zo wilde de gemeenteraad van Littenseradiel op een andere manier burgers laten meepraten over onderwerpen die in de raad aan de orde kwamen. Zij kwamen uiteindelijk terecht bij de Gelderse gemeente Voorst waar een systeem van rondetafelgesprekken was ingevoerd. De raad nodigt burgers en organisaties uit om hun mening en informatie te geven om te komen tot een betere besluitvorming. Burgers en organisaties kunnen zichzelf daar ook voor aanmelden. Het leidde tot een beter inzicht bij de raadsleden en daarnaast hadden burgers en organisaties de mogelijkheid om hun mening en suggesties aan de raadsleden door te geven. Tot nu toe wordt dit zowel door de raadsleden als de burgers en organisaties positief gewaardeerd. Dit systeem wordt in meerdere gemeenten toegepast, onder andere in de Noord-‐Hollandse gemeente Drechterland. Daar werd tijdens het bestuurskrachtonderzoek in 2011 zowel door raadsleden als burgers sceptisch gereageerd 47
omdat het niet zou gaan om echte gesprekken. Zo blijkt dat een systeem in gemeentes wel toepasbaar te zijn, terwijl dat in andere gemeenten blijkbaar minder goed uit de verf komt. In de zevende plaats valt op te merken dat gemeenten heel veel wensen te verbeteren aan de dienstverlening. Uit de citaten die we tegenkwamen blijkt dat een favoriet onderwerp te zijn om de kloof tussen burger en bestuur te verkleinen. Maar die dienstverlening wordt door de burgers al gewaardeerd met een voldoende. Het is dan ook des te frappanter dat de VNG nog steeds oproept om de dienstverlening verder te verbeteren. Uiteraard is er niets op tegen om dat te doen, mits dan ook de andere onderwerpen als burgerparticipatie en de kwaliteit van de volksvertegenwoordiging minstens net zoveel aandacht krijgen. Wat dat aangaat kan de aandacht voor de dienstverlening wel een tikkeltje minder en kan er meer geïnvesteerd worden in de complexere vraagstukken over burgerbetrokkenheid en vertegenwoordiging. Is waarstaatjegemeente nu een mislukt experiment? Dat betwijfelen we. Waarstaatjegemeente levert heel veel gegevens die nog ontgonnen kunnen worden. Burger willen gehoord worden. Zij willen kwalitatief betere volksvertegenwoordiging: investeer er dan ook in. Burgers willen dat er realistischer bestuurd wordt, zonder beloftes die toch niet nagekomen kunnen worden. Doe die dan ook niet. Burgers prikken daar toch doorheen. Aan de andere kant blijft het hardnekkige probleem dat het imago van een gemeentebestuur moeilijk te veranderen is. Dat kan positief werken, maar zeker ook negatief. Een gemeente als Den Helder kan alles nog zo goed voor elkaar hebben, het imago van probleemgemeente blijft. Daar staat tegenover dat een gemeente met een positief imago er niet veel voor hoeft te doen om dat te behouden: gemeenten als Bunschoten, Heemstede en Zwolle blijven kennelijk bij hun burgers positief in beeld, ondanks bijvoorbeeld een bestuurscrisis in Bunschoten in 2009. Gemeentebesturen met een positief imago moeten dit soort meningen koesteren. Het zou de VNG en KING sieren om nu eens werk te maken van het benutten van de informatie die platforms als waarstaatjegemeente biedt. Onderzoek van Schoenmaker naar gemeenten naar probleemgemeenten als Den Helder, Delfzijl, Leiden en Zundert leerde ons hoe het komt dat zij regelmatig negatief in het nieuws komen. Maar een onderzoek naar gemeenten die regelmatig positief in het nieuws komen zou ook op z’n plaats zijn. Juist dan zou geleerd kunnen worden van successen die zeker ook in het lokale bestuur voorkomen.
48
Literatuur Aardema, H. en A.F.A. Korsten, De staat van de gemeente. Op weg naar een handzame landelijke gemeentemonitor, VGS, sept. 2005. Aardema, H., Control voor leiders. Wat doet ú aan ‘het systeem’?, Elsevier, Den Haag, 2007. Aardema, H., Doorwerking van BBI, Bestuur & Management Consultants, Leusden, 2002. Abma, K. en A.F.A. Korsten, Burgers beoordelen hun gemeente. Waar zijn gemeenten volgens hun burgers goed in en waarin minder goed?, in: Tijdschrift voor Public Controlling, april 2009, pp. 35-‐39. Abma, K. en A.F.A. Korsten, Gemeenten in rapportcijfers, Eburon, Delft, 2009. Abma, K. en A.F.A. Korsten, Normenkaders bij bestuurskrachtmetingen. Een beeld van de ideale gemeente?, in: Bestuurswetenschappen, 2008, nr. 6, pp. 42-‐67. Abma, K., Bestuurskracht en kwaliteit, in: Openbaar Bestuur, oktober 2009, pp. 21-‐25. Abma, K., Bestuurskrachtmeting inclusief visitatie, in: A. Eversdijk en J. Schutgens (red.), Openbaar bestuur op expeditie. Verkenningen van bestuurlijke vernieuwingspogingen – Liber amicorum voor prof. dr. Arno F.A. Korsten, Boom Lemma uitgevers, Den Haag, 2010. Abma, K., Beoordelen van gemeenten, Wolf, Nijmegen, 2012 (proefschrift). Andrews, R., G.A. Boyne and R.M. Walker, Subjective and objective measures of organizational performance: an empirical exploration, in: G.A. Boyne, K.J. Meier, L.J. O’Toole and R.M. Walker (red.), Public Service Performance. Perspectives on Measurement and Management, Cambridge University Press, 2006. Behn, R.D., Why measure performance? Different Purposes Require Different Measures, in: Public Administration Review, 2003, vol. 63, no. 5, pp. 586-‐606. Berg, C., R. van Oosteroom en J. Slootmaker (red.), Moderne bedrijfsvoering bij de overheid, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2003. Bogt, H.J. ter, Ambities en werkelijkheid van New Public Management: De moeizame managementvernieuwingen bij lagere overheden in Nederland, in: Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, april 2006, pp. 170-‐179. Boogers, M., Lokale politiek in Nederland. De logica en dynamiek van plaatselijke politiek, Lemma, Den Haag, 2007. Boogers, N. Lokale legitimiteit. Hoe beoordelen inwoners hun gemeentebestuur en waar hangt dat van af?, Tilburg University, 2012. Boogers, M., Hoe beoordelen inwoners hun gemeentebestuur en waar hangt dat van af?, in: Bestuurswetenschappen, 2013, n6. 4, pp. 19-‐40.
49
Boogers, M, P.W. Tops en A. Vries, Effecten van dualisering voor burgers: beweging naar buiten?, Vernieuwingsimpuls Dualisme en lokale democratie, VNG Uitgeverij, Den Haag, 2005. Boomkes, R., Topkitsch en slow science-‐ Kritiek van de academische rede, Van Gennep, Amsterdam, 2008. Bordewijk, P. en H.L. Klaassen, Wij laten ons niet kennen – Een onderzoek naar het gebruik van kengetallen bij negen grotere gemeenten, VNG Uitgeverij, Den Haag, 2000. Bordewijk, P., Bestuurskracht en bestuurslast, in: Overheidsmanagement, april 2009, p.5. Bouckaert, G., B. De Peuter en W. van Dooren, Meten en vergelijken van lokale bestuurlijke ontwikkeling, Die Keure, Brugge, 2003. Bouwmans, H., Burgers nemen hun gemeente de maat, in: Binnenlands Bestuur, 13 maart 2009, pp. 6-‐7. Bruijn, J.A. de, Prestatiemeting in de publieke sector. Strategieën om perverse effecten te neutraliseren, in: Bestuurswetenschappen, 2002, nr. 2, pp. 139-‐159. Compagne, J.W.F., De staat op straat. Betekenis van ‘De Staat van de gemeente’ voor horizontale verantwoording, Heerlen, juli 2007 (doctoraalscriptie). Dijkstra, G.S.A. en Th.A.J. Toonen, Oordelen van burgers over gemeentelijke dienstverlening, in: Bestuurswetenschappen, 2005, nr. 4, pp. 360-‐362. Fraanje, M.J., M. Herweijer, R.M. Beerepoot, A.M. van Assenbergh, B.J. Brouwer en H.J. Heins, Herindelingen gewogen. Een onderzoek naar de doelen, effecten en het proces van herindelingen, Berenschot, Rijksuniversiteit Groningen, oktober 2008. Frey, B.S. & M. Osterloh, Gaat de wetenschap ten onder aan de beoordeelziekte evaluïtis?, in: NRC Handelsblad, Katern Opinie & Debat, 29 nov. 2008, pp. 1-‐3. Hakvoort, J.L.M. en H.L. Klaassen, Bedrijfsvoeringstechnieken voor overheid en non-‐profitorganisaties, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2004. Haverland, M. en D. Yanow, Hoe overleef ik in discussies over bestuurskundig onderzoek, in: Bestuurskunde, 2010, nr. 4, pp. 87-‐96. Helden, G.J. van, BBI in de praktijk: een onderzoek naar de planning en control bij acht middelgrote gemeenten, Shaker, Maastricht, 1998. Helden, G.J. van, en P.E. Kamminga, De Balanced Scorecard in non-‐profitorganisaties, in: Tijdschrift voor Bedrijfsadministratie, jrg. 99, 1996, pp. 406-‐413. Herweijer, M. en I.M.A.M. Pröpper, Burgers in het beleidsproces, in: A. Hoogerwerf en M. Herweijer (red), Overheidsbeleid. Een inleiding in de beleidswetenschap, Kluwer, Alphen aan de Rijn, 2008, pp. 261-‐275.
50
Hiemstra, J., Presterende gemeenten – Hoe gemeenten beter kunnen presteren, Kluwer, Alphen aan den Rijn, 2003. Hood, C., R. Dixon & C. Beeston, Rating the Rankings: Assessing International Rankings of Public Service Performance, in: International Public Management Journal, volume 11, 2008, nr. 3, pp. 298-‐ 328. Kerklaan, L., C. Verhoeff en C. Zomerdijk, Het magische getal. Hoeveel indicatoren kunnen managers nog goed hanteren?, Amsterdam, 2006. Kerseboom, J., Leren van evalueren, in: Bestuurskunde, 2008, jrg. 17, nr. 2, pp. 41-‐46. KING, Standaard Waarstaatjegemeente.nl. Uitvoering burgerpeiling en klanttevredenheidsonderzoek, 2010. Kool, D. de, Monitoring in beeld. Een studie naar de doorwerking van monitors in interbestuurlijke relaties, Optima Grafische Communicatie, Rotterdam, 2007a (proefschrift). Kool, D. de, Monitoring in het openbaar bestuur, in: Overheidsmanagement, 2007b, nr. 10, pp. 6-‐10. Kool, D. de, Monitoring in beeld, in: Bestuurskunde, 2007c, nr. 2, pp. 92-‐103. Korsten, A.F.A., Deugdelijk bestuur, Open Universiteit, Heerlen, 2010 (afscheidsrede). Korsten, A.F.A. en M. Schoenmaker, Gezond bestuur en bestuurlijke probleemgemeenten, Tijd voor de bestuursschout?, in: Bestuurswetenschappen, jrg. 65, juni 2011, nr. 3, pp. 28-‐50. Kuhry, B. en V. Veldheer, Maten voor gemeenten 2004 – Een analyse van de prestaties van de lokale overheid, SCP, Den Haag, 2004. Kuhry, B. m.m.v. V. Veldheer en J. Stevens, Maten voor gemeenten 2005 – Een analyse van de prestaties van de lokale overheid, SCP, Den Haag, 2005. Leeuw, F.L., J. Kerseboom en R. Elte (red.), Turven, tellen, toetsen, Boom, Den Haag, 2007. Moynihan, D.P. & J.C. Thomas, Citizen, Customer, Partner: Rethinking the Place of the Public in Public Management, in: Public Administration Review, vol. 73, 2013, no. 6, pp. 786-‐796. Niessen, R., Vluchten kan niet meer …, Universiteit van Amsterdam, 2001 (oratie). Olst, H. van, Omzien naar bestuurskracht – De kwaliteit van de toepassing van de bestuurskrachtmonitor in Zuid-‐Hollandse gemeenten door verschillende adviesbureaus, okt. 2005 (doct. scriptie). Osborne, D. & T. Gaebler, Reinventing Government: How the Entrepreneurial Spirit is Transforming the Public Sector, Reading, Mass., Addison Wesley, 1992. Politt, C. & G. Bouckaert, Public Management Reform. A Comparative Analysis, Oxford University Press, New York, 2002. 51
PON, Resultaat uit De Staat, Tilburg, 2008. PWC/Universiteit van Tilburg, Evaluatie Súdwest-‐Fryslân – Herindeling en bestuurskracht, Tilburg, 2014. Raad voor het openbaar bestuur, Presteren door leren. Benchmarken in het binnenlands bestuur, Den Haag, 2002.. Rijke, C.J. de, Benchmarking en bestuurskrachtmeting in de regio Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden, Heerlen, 2007 (doctoraalscriptie). Ringeling, A., Het imago van de overheid. De beoordeling van prestaties van de publieke sector, VUGA Uitgeverij, ‘s Gravenhage, 1993. Schaap, L. en L. van de Dool, Evaluatie Súdwest-‐Fryslân – Herindeling en bestuurskracht, Paper voor het politicologenetmaal 12/13 juni 2014, Tilburg, Demos, 2014. Schoenmaker, M., Bestuurlijk gedonder, Wolf, Nijmegen, 2011 (proefschrift). Schurink, M. en H. Wesseling, Benchmarking en de ambitie van zelfregulering, in: TPC, Tijdschrift voor public governance, audit & control, jaargang 5, augustus 2007, nr. 4, pp. 2-‐7. Schutgens, J.M.L.R., A.J.C. Maessen en A.F.A. Korsten, Beoordeling van gemeenten. Financiële verdiepingsonderzoeken en bestuurskrachtmetingen van gemeenten, Delft, Eburon, 2009. Schutgens, J.M.L.R., A.J.C. Maessen en A.F.A. Korsten, Financiële analyse en bestuurskrachtmeting van gemeenten, in: B&G, juli/augustus 2008, pp. 28-‐33. Schutgens, J.M.L.R., A.J.C. Maessen en A.F.A. Korsten, De betekenis van een financieel verdiepingsonderzoek bij gemeenten in het kader van het moderne provinciaal toezicht, in: B&G, 2008, oktober, pp. 23-‐27. SCP, De staat van de publieke dienst. Het oordeel van de burger over de kwaliteit van overheidsdiensten. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2008. SGBO, Burgers over lokaal bestuur, ontwikkelingen sinds 1982, Den Haag, 2002. Smith, P., The Use of Performance Indicators in the Public Sector, in: Journal of the Royal Statistic Society, Series A, 1990, vol. 153, no. 1, pp.53-‐72. Smith, P., On the unintended consequences of publishing performance data in het public sector, in: International Journal of Public Administration, 1995, nr. 18, pp. 377 e.v. TNS-‐Nipo, Gemeenten en Draagvlak, de TNS Nipo Draagvlakmonitor, 2007. Toonen, Th.A.J., M. van Dam, M. Glim en G. Wallagh, Gemeenten in ontwikkeling – Herindeling en kwaliteit, Van Gorsum, Assen, 1998. Tops, P., Regimeverandering in Rotterdam, Atlas, Amsterdam, 2007. 52
VGS, www.watdoetjegemeente.nl en Staat van de gemeente wonen samen, VGS Nieuws, 15e jaargang nr. 6, pp. 18-‐19. VGS/VNG, De Slagvaardige overheid. Perspectief op prestatie, 2004. VNG, Handleiding waarstaatjegemeente.nl, 2008. VNG, Het Beeld van de Burger, juni 2005. Vries, M.S. de, De ontmythologisering van het openbaar bestuur, Radboud Universiteit Nijmegen, 2005. Waal, A.A. de en L.A.F.M. Kerklaan, Prestatiemanagement in de overheid: een overzicht, paper, gepubliceerd en gepresenteerd op het seminar New Public Management, Vrije Universiteit Amsterdam, 2003. Waal, A.A. de, De resultaatgerichte overheid – Op weg naar de prestatiegedreven organisatie, Sdu Uitgevers, Den Haag,2004.
53
Bijlage 1: Deelnemende gemeenten waarstaatjegemeente 2010 t/m 2013 Gemeente Aa en Hunze
2010
Aalburg
Aalsmeer
Achtkarspelen
Alblasserdam
Albrandswaard
Alkmaar
Almelo
Amersfoort
Arnhem
Assen
Baarle-‐Nassau
Barendrecht
Barneveld
Bedum
Beek
Beesel
Bergeijk
Bergen (NH.)
Bergen op Zoom
Berkelland
x
Bernheze
x
Bernisse
Best
Bladel
Bloemendaal
Borne
Boxtel
x
Brielle
x
Bronckhorst
x
Bunschoten
Buren
x
Bussum
x
Capelle a.d. IJssel
Castricum
x
x
x x x x
x
Coevorden
Cranendonck
Cromstrijen
Cuijk
x
Culemborg
x
2011
x x x x x x x x x x x x x x x
2012 x
2013
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x x
x
x
x
x
x
x
X
x
x
x x
x
X
x
x
x
frequentie 1 1 1 2 1 1 1 2 1 1 1 1 2 3 2 2 1 1 2 3 2 2 1 2 1 2 2 3 2 1 2 1 2 1 2 1 1 1 2 1
54
Dantumadiel
x
De Bilt De Wolden
Den Helder
Deventer
Diemen
Doetinchem
Dongeradeel
x
Dordrecht
x
x
Drechterland
Drimmelen
Dronten
x
Druten
Duiven
Echt-‐Susteren
x
Ede
x
Eemsmond
Eersel
Elburg
Emmen
x
Enkhuizen
x
Enschede
x
Epe
Ermelo
x
Etten-‐Leur
x
Ferwerderadiel
Gilze en Rijen
Goedereede
Goeree-‐Overflakkee
Goirle
Groningen
Gulpen-‐Wittem
Haaksbergen
Haaren
Haarlem
Haarlemmermeer
Halderberge
Harderwijk
Haren
Harenkarspel
Harlingen
Hattem
Heemskerk
Heemstede
x
x
x x x x
x x x x x x x x
x
x
x x
x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
1 2 2 2 1 2 1 2 2 1 1 1 1 1 1 2 2 2 1 2 2 1 2 2 3 1 2 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 2 2
55
Heerde
x
Heerenveen
Heerhugowaard
x
Heerlen
x
Heiloo
Hellevoetsluis
Hendrik-‐Ido-‐Ambacht
Hengelo
het Bildt
Heumen
Heusden
Hillegom
x
Hilvarenbeek
x
Hilversum
x
Hoogeveen
x
Hoogezand-‐Sappemeer
Hoorn
Horst aan de Maas
Houten
x
Huizen
x
Kampen
Katwijk
Koggenland
x
Krimpen aan den IJssel
x
Langedijk
x
Leerdam
Leeuwarderadeel
Leiden
Leiderdorp
x
Lelystad
x
Leudal
x
Leusden
Lingewaal
Lingewaard
Littenseradiel
Lochem
Maasdriel
Maassluis
Marum
Medemblik
Menameradiel
Middelharnis
Midden-‐Drenthe
Mook en Middelaar
x
x
x x x x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
X
x
x
x
x
x
x x x
x x x x x x x x
x x
x
x
1 1 2 1 1 1 1 2 1 1 1 2 1 2 2 1 2 1 2 1 2 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 2 1 1 2 1 1 1 1
56
Naarden Nederlek Nederweert
x
Neerijnen
x
Nieuwkoop
x
Nijkerk
x
Noordoostpolder
Noordwijk
x
Noordwijkerhout
x
Nuenen c.a.
x
Nunspeet
Oisterwijk
Oldambt
Oldebroek
Olst-‐Wijhe
x
Ommen
x
Onderbanken
Oosterhout
x
Ooststellingwerf
x
Oostzaan
Opmeer
Oss
Oud-‐Beijerland
Ouder-‐Amstel
x
Overbetuwe
x
Papendrecht
Peel en Maas
Pijnacker-‐Nootdorp
Purmerend
Putten
Raalte
Reimerswaal
Rhenen
x
Ridderkerk
x
Rijnwaarden
Rijnwoude
Rijssen-‐Holten
Rijswijk
Roerdalen
Roermond
Roosendaal
Rotterdam
Rucphen
Schagen
x
x
x x x x
x x x x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x x x x x x x x x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x x x x x
2 1 2 2 1 3 2 2 1 1 1 2 1 1 2 1 1 2 2 2 2 1 2 2 2 1 1 1 1 1 2 1 2 4 1 1 2 2 1 2 1 2 1 2
57
Schiedam
x
Schijndel
Schinnen
Schouwen-‐Duiveland
's-‐Hertogenbosch
Sint Anthonis
Sint-‐Michielsgestel
x
Sint-‐Oedenrode
x
Skarsterlân
x
Sliedrecht
Slochteren
Soest
x
Someren
x
Son en Breugel
Spijkenisse
Stadskanaal
Steenbergen
Steenwijkerland
Stein
Strijen
Súdwest Fryslân
Ten Boer
Terneuzen
Texel
Teylingen
Tholen
Tynaarlo
Tytsjerksteradiel
Uden
Utrecht
Valkenswaard
Veenendaal
Veere
Veghel
Veldhoven
Venlo
Venray
Vlaardingen
Vlagtwedde
Vlist
Voorschoten
Vught
Waalre
x
Waalwijk
x
x
x x x x x x
x
X
x x x
x
x
x
x x
x x
x
x
x x x
x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x x
x
X
x
x
x
x
x
x x x x x x x x
x
x
x
x
X
x
x
1 2 1 1 2 2 2 2 2 1 1 2 1 1 2 1 2 2 1 1 1 1 1 1 2 1 2 1 2 1 3 1 2 2 2 2 1 1 1 4 1 2 1 2
58
Waddinxveen Wassenaar Werkendam
West Maas en Waal
Westerveld
Westervoort
Weststellingwerf
Westvoorne
Wijchen
Winsum
Wormerland
Woudrichem
Zaanstad
Zaltbommel
x
Zederik
x
Zeist
x
Zevenaar
x
Zijpe
Zoetermeer
Zoeterwoude
Zuidhorn
Zundert
Zwijndrecht
Zwolle
Totaal aantal gemeenten
Totaal aantal deelnames
x
x x x
x
x
x
x x
x x x
x
x
x
x
x
x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
92
113
92
60
1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 2 1 3 2 1 3 1 1 1 1 1 1 1 2 240 357
59
Bijlage 2: Overzicht scores alles gemeenten Nr. Gemeente 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
Beek Beesel Tytsjerksteradiel Bunschoten Rijssen-‐Holten Heemstede Barendrecht Schagen Achtkarspelen Aa en Hunze Houten Zwolle Skarsterlân Capelle aan den IJssel Teylingen Bussum Someren Opmeer Heiloo Goedereede Heerhugowaard Barneveld Veere Kampen Ede Bedum Nunspeet Borne Leusden Diemen Koggenland Veenendaal Aalburg Nijkerk Lingewaal Duiven Oud-‐Beijerland Peel en Maas Vught Nederweert Veldhoven Etten-‐Leur Heumen Vlagtwedde Deventer
Aantal Kiezer inw. 16457 6,6 13742 6,6 32164 6,3 20316 6,3 37561 6,3 26317 6,4 47053 6,4 18653 6,4 28091 6,2 25738 6,4 48309 6,3 121527 6,2 27520 6,3 66261 6,3 35686 6,3 32585 6,3 18580 6,3 11393 6,3 22650 6,2 11380 6,3 52483 6,3 53751 6,2 21959 6,3 50705 6,2 108763 6,2 10508 6,0 26609 6,3 21770 6,2 28905 6,1 24935 6,2 22345 6,2 62870 6,0 12749 6,3 40126 6,1 11007 6,3 25525 6,1 23441 6,0 43271 6,1 25789 6,2 16771 6,2 43880 6,1 42048 6,0 16413 6,0 16132 6,1 98672 6,1
Klant 7,9 7,8 8,1 8,1 8,1 7,9 7,7 7,7 7,9 7,9 7,8 7,8 7,8 8,0 7,9 7,9 7,8 7,7 7,7 7,8 7,7 7,9 7,7 7,6 7,5 8,0 7,6 7,8 7,8 7,6 7,8 7,8 7,7 7,7 8,0 7,9 8,0 7,9 7,7 7,6 7,7 7,9 7,6 8,0 7,8
Onderd Wijkbe Partner aan woner 6,7 6,5 7,3 6,7 6,5 7,5 6,6 6,3 7,4 6,7 6,3 7,3 6,7 6,1 7,5 6,7 6,3 7,3 6,7 6,2 7,4 6,6 6,2 7,3 6,5 6,3 7,3 6,5 6,1 7,3 6,7 6,0 7,4 6,6 6,1 7,3 6,6 6,2 7,3 6,6 6,1 7,2 6,6 6,2 7,2 6,4 6,2 7,1 6,5 6,2 7,1 6,6 6,1 7,2 6,6 6,0 7,4 6,5 6,2 7,0 6,6 6,1 7,2 6,6 6,0 7,2 6,6 6,1 7,1 6,7 6,0 7,2 6,5 6,1 7,4 6,4 6,1 7,1 6,5 6,0 7,2 6,3 6,2 7,2 6,4 5,9 7,3 6,6 6,1 7,2 6,4 6,0 7,2 6,4 6,0 7,3 6,5 6,2 6,9 6,5 5,9 7,2 6,4 6,0 6,7 6,4 5,9 7,0 6,4 5,8 7,2 6,4 6,0 7,0 6,4 5,9 7,2 6,4 6,1 7,1 6,5 5,8 7,2 6,4 5,9 7,2 6,5 6,0 7,1 6,2 6,1 6,9 6,4 6,0 7,0
Totaal 35,0 35,0 34,7 34,7 34,7 34,7 34,3 34,2 34,2 34,2 34,1 34,1 34,1 34,1 34,1 33,9 33,9 33,9 33,8 33,8 33,8 33,8 33,8 33,7 33,7 33,7 33,7 33,6 33,6 33,6 33,6 33,5 33,5 33,5 33,4 33,4 33,4 33,4 33,4 33,4 33,4 33,4 33,4 33,3 33,3 60
46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94
's-‐Hertogenbosch Roerdalen Sint-‐Michielsgestel De Wolden Drechterland Hellevoetsluis Brielle Wormerland Elburg Amersfoort Zevenaar Westervoort Ten Boer Zoeterwoude Olst-‐Wijhe Son en Breugel Marum Haaksbergen Venray Eersel Purmerend Ferwerderadiel Zoetermeer Rijswijk Strijen Oss Hoogeveen Terneuzen Oisterwijk Naarden Harderwijk Midden-‐Drenthe Uden Zuidhorn Sliedrecht Reimerswaal Rhenen Huizen Leiden Cuijk het Bildt Voorschoten Groningen Assen Eemsmond Wassenaar Heemskerk Tynaarlo Dantumadiel
141893 21092 28128 23761 19300 39442 16072 15781 22416 148250 32429 15294 7500 8171 17659 15822 10413 24419 42959 18166 79266 8837 122331 46990 8848 84639 54874 54742 25775 17263 45429 33558 40805 18681 24232 21704 19064 41574 118748 24648 10798 24310 193127 67208 16235 25762 39628 32357 19264
5,9 6,2 6,1 6,1 6,0 6,1 6,1 6,2 6,0 6,1 6,2 6,1 6,0 6,3 6,0 6,0 6,2 6,0 6,0 6,0 5,9 6,0 6,0 5,9 6,0 6,1 6,0 6,0 6,0 5,9 5,9 6,1 6,0 6,0 5,8 6,1 6,1 5,6 6,0 6,0 5,9 5,9 5,8 5,9 5,9 5,7 5,8 5,9 6,1
7,7 7,6 7,9 7,7 7,9 7,6 7,9 7,9 7,8 7,7 7,6 7,5 7,8 7,6 7,7 7,6 7,3 7,7 7,4 7,8 7,7 7,7 7,5 7,5 8,0 7,8 7,7 7,6 7,8 7,7 7,6 7,5 7,5 7,8 7,9 7,8 7,7 7,8 7,5 7,6 7,6 7,6 7,6 7,5 7,6 7,9 7,7 7,8 7,5
6,6 6,4 6,4 6,3 6,4 6,5 6,3 6,3 6,4 6,1 6,4 6,4 6,3 6,3 6,5 6,5 6,4 6,3 6,5 6,3 6,4 6,4 6,4 6,5 6,4 6,3 6,4 6,5 6,4 6,5 6,5 6,3 6,5 6,3 6,4 6,3 6,3 6,4 6,4 6,4 6,3 6,2 6,6 6,4 6,3 6,4 6,5 6,3 6,2
5,7 6,2 5,9 6,2 5,9 6,1 5,7 5,9 5,9 6,0 5,9 6,0 6,0 6,1 5,9 6,1 6,2 5,9 5,9 5,8 5,8 6,0 6,1 5,9 6,0 5,8 5,7 5,9 5,7 5,7 5,8 5,9 5,7 5,8 5,5 5,8 5,8 5,8 5,9 5,9 6,0 5,7 5,6 5,9 5,8 5,6 5,7 5,8 5,9
7,4 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,2 6,9 7,0 7,3 7,0 7,1 7,0 6,8 7,0 7,0 6,9 7,1 7,2 7,1 7,1 7,0 7,1 7,2 6,7 7,0 7,2 7,0 7,1 7,1 7,2 7,1 7,3 7,0 7,2 6,9 6,9 7,2 7,0 7,0 7,0 7,3 7,2 7,1 7,0 7,2 7,1 7,0 7,0
33,3 33,3 33,3 33,3 33,2 33,2 33,2 33,2 33,1 33,1 33,1 33,1 33,1 33,1 33,1 33,1 33,1 33,1 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0 33,0 32,9 32,9 32,9 32,9 32,9 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,8 32,7 61
95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143
Bergeijk Putten Rucphen Vlaardingen Buren Krimpen aan den IJssel Hillegom Soest Horst aan de Maas Hoorn Zederik Gilze en Rijen Leerdam Schijndel Noordwijk Valkenswaard Langedijk Harenkarspel Heerenveen Alblasserdam Bladel Maassluis Bernheze Papendrecht Castricum Waddinxveen Haren Bronckhorst Ouder-‐Amstel Arnhem Dronten Slochteren Hengelo Zijpe Best Westerveld Nederlek Werkendam Stein Zaltbommel Heusden Haarlem Baarle-‐Nassau Stadskanaal Katwijk Bloemendaal Weststellingwerf Ermelo Hattem
18123 23860 22320 71042 25949 28692 20831 45612 41917 71360 13434 25589 20664 23016 25517 30666 26991 16194 43514 19467 19582 31849 29802 32032 34474 25280 18457 37441 13232 149271 40470 15536 80939 11589 28696 19198 13992 26423 25623 26774 43112 151818 6722 32998 62476 22195 25780 26127 11805
5,9 5,9 6,0 6,0 6,0 6,0 6,1 5,8 6,0 5,8 6,0 5,9 5,8 5,9 5,9 5,8 5,8 5,8 5,8 6,1 5,8 5,8 5,8 6,1 5,8 5,7 5,9 5,9 6,0 5,9 5,9 5,8 5,7 5,8 5,6 6,0 5,9 6,0 5,7 5,7 5,8 5,9 5,8 5,9 5,8 5,6 5,8 5,9 5,9
7,6 7,6 7,8 7,7 7,8 7,8 7,6 7,7 7,5 7,8 7,7 7,7 7,9 7,6 7,5 7,7 7,4 7,8 7,6 7,6 7,6 7,8 7,7 7,7 7,1 7,7 7,4 7,7 7,8 7,4 7,5 7,8 7,6 7,8 7,6 7,7 7,7 7,6 7,6 7,8 7,7 7,4 7,8 7,5 7,6 7,6 7,7 7,5 7,5
6,4 6,2 6,3 6,3 6,3 6,3 6,3 6,3 6,3 6,3 6,2 6,2 6,4 6,4 6,4 6,4 6,5 6,3 6,4 6,3 6,3 6,4 6,3 6,3 6,4 6,3 6,4 6,2 6,2 6,0 6,2 6,2 6,4 6,3 6,4 6,1 6,2 6,3 6,3 6,2 6,2 6,3 6,1 6,1 6,4 6,4 6,2 6,2 6,2
5,9 5,8 5,8 5,8 6,1 5,6 5,8 5,8 5,8 5,7 5,9 5,9 5,7 5,6 5,8 5,6 5,9 5,8 5,8 5,6 5,6 5,8 5,7 5,4 5,9 5,8 5,7 5,8 5,8 5,8 5,7 5,7 5,6 5,7 5,6 5,6 6,0 5,7 5,7 5,8 5,5 5,6 5,7 5,7 5,6 5,7 5,6 5,5 5,6
6,9 7,2 6,8 6,9 6,5 7,1 6,9 7,0 7,1 7,1 6,8 7,0 6,9 7,1 7,0 7,2 7,0 7,0 7,0 7,0 7,3 6,8 7,0 6,9 7,3 6,9 7,1 6,9 6,8 7,3 7,1 6,9 7,1 6,8 7,1 6,9 6,6 6,7 7,0 6,8 7,1 7,0 6,9 7,0 6,9 7,0 6,9 7,1 7,0
32,7 32,7 32,7 32,7 32,7 32,7 32,7 32,7 32,7 32,7 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,6 32,5 32,5 32,5 32,5 32,5 32,5 32,4 32,4 32,4 32,4 32,4 32,4 32,4 32,4 32,4 32,4 32,3 32,3 32,3 32,3 32,3 32,3 32,3 32,3 32,2 32,2 62
144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192
Aalsmeer Spijkenisse Cromstrijen Noordoostpolder Epe Enschede Mook en Middelaar Dordrecht Lelystad Hilversum Utrecht Raalte Ridderkerk Leeuwarderadeel Vlist Tholen Dongeradeel Nuenen c.a. Leudal Westvoorne Winsum Middelharnis Haaren Lochem Echt-‐Susteren Medemblik Cranendonck Woudrichem Overbetuwe Goeree-‐Overflakkee Boxtel De Bilt Haarlemmermeer Oldebroek Doetinchem Waalwijk Hoogezand-‐Sappemeer Zwijndrecht Alkmaar Gulpen-‐Wittem Bergen (NH.) Heerlen Pijnacker-‐Nootdorp Veghel Hilvarenbeek Zundert Culemborg Schouwen-‐Duiveland Bernisse
30364 72171 12780 46342 32385 158048 7874 118862 75312 85537 316275 36486 45330 10332 9773 25540 24284 22548 36462 13901 13987 18049 13572 33263 32165 43117 20330 14416 46269 48259 30482 42079 143943 22716 56252 46422 34778 44499 94269 14479 30682 89016 50103 37437 15047 21221 27632 34151 12426
5,9 5,8 5,8 5,6 5,8 5,8 5,5 6,0 5,8 5,7 5,6 5,4 5,5 5,6 5,5 5,8 5,8 5,8 5,7 5,5 5,4 5,6 5,6 5,8 5,5 5,6 5,5 5,7 5,5 5,7 5,6 5,6 5,7 5,5 5,7 5,6 5,7 5,9 5,2 5,6 5,6 5,7 5,5 5,6 5,7 5,7 5,6 5,6 5,6
7,6 7,6 7,7 7,5 7,7 7,4 7,7 7,6 7,6 7,5 7,2 7,8 7,6 7,6 7,6 7,7 7,4 7,6 7,6 7,8 7,7 7,8 7,8 7,5 7,9 7,6 7,9 7,7 7,7 7,6 7,7 7,6 7,4 7,9 7,3 7,8 7,5 7,7 7,6 7,5 7,4 7,3 7,6 7,9 7,5 7,6 7,3 7,7 7,5
6,3 6,3 6,2 6,5 6,1 6,0 6,3 5,9 6,1 6,3 6,4 6,2 6,4 6,2 6,2 6,2 6,2 6,1 6,1 6,3 6,2 6,1 6,2 6,2 6,1 6,1 6,0 6,2 6,3 6,2 6,1 6,1 6,2 6,1 6,3 6,1 6,1 6,1 6,4 6,2 6,3 6,3 6,3 6,1 6,1 5,9 6,3 6,1 6,2
5,6 5,5 5,6 5,6 5,6 5,7 5,5 5,7 5,7 5,5 5,7 5,5 5,4 5,4 5,6 5,6 5,7 5,5 5,7 5,6 5,7 5,4 5,7 5,5 5,5 5,5 5,5 5,7 5,3 5,4 5,5 5,7 5,5 5,5 5,5 5,4 5,4 5,3 5,4 5,5 5,6 5,5 5,5 5,3 5,5 5,5 5,7 5,4 5,7
6,8 7,0 6,9 6,9 7,0 7,1 7,0 6,9 6,8 7,0 7,2 7,1 7,1 7,2 7,0 6,6 7,0 7,0 6,8 6,8 6,9 7,0 6,6 6,9 6,9 7,1 6,9 6,5 7,0 6,9 6,9 6,8 7,0 6,8 7,0 6,7 7,0 6,7 7,1 6,8 6,8 6,8 6,8 6,8 6,8 6,8 6,7 6,7 6,6
32,2 32,2 32,1 32,1 32,1 32,1 32,1 32,0 32,0 32,0 32,0 32,0 32,0 32,0 32,0 32,0 32,0 32,0 31,9 31,9 31,9 31,9 31,9 31,9 31,9 31,9 31,9 31,8 31,8 31,8 31,8 31,8 31,8 31,8 31,7 31,7 31,7 31,7 31,7 31,7 31,7 31,6 31,6 31,6 31,6 31,6 31,6 31,6 31,5 63
193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217
Rijnwaarden Lingewaard Schinnen Sint-‐Oedenrode Texel Neerijnen Rijnwoude Bergen op Zoom Steenbergen West Maas en Waal Drimmelen Enkhuizen Onderbanken Roosendaal Schiedam Coevorden Sint Anthonis Ommen Emmen Oostzaan Leiderdorp Harlingen Oldambt Den Helder Maasdriel Albrandswaard Almelo Berkelland Druten Goirle Halderberge Heerde Hendrik-‐Ido-‐Ambacht Littenseradiel Menameradiel Nieuwkoop Noordwijkerhout Oosterhout Ooststellingwerf Roermond Rotterdam Steenwijkerland Súdwest Fryslân Venlo Waalre Wijchen Zaanstad Zeist
11008 45770 13202 17910 13662 11930 18618 66130 23354 18325 26737 18268 7966 77426 76244 35881 11760 17380 108838 9097 26706 15844 39095 57065 24022 25003 72757 44911 18193 22805 29325 18244 28257 10925 13773 26974 15648 54006 25858 56165 616260 43402 82634 100027 16503 40734 148281 61233
5,9 5,5 5,7 5,3 5,1 5,4 5,4 5,4 5,5 5,5 5,4 5,5 5,7 5,4 5,8 5,5 5,2 5,2 5,4 5,3 5,1 5,3 5,2 4,8 4,6 5,6 5,5 5,5 6,2 6,2 5,5 5,6 6,4 6,2 5,8 5,8 5,8 5,7 5,9 6,0 6,1 5,9 6,0 5,4 5,8 6,1 5,6 5,9
7,6 7,6 7,4 7,7 7,9 7,6 7,6 7,7 7,6 7,9 7,7 7,5 7,7 7,7 7,4 7,7 7,6 7,4 7,4 7,5 7,6 7,4 7,4 7,5 7,6 -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
6,0 6,1 6,2 6,2 6,0 6,1 6,2 6,1 6,0 5,9 6,0 6,1 6,0 6,0 6,0 5,9 6,0 6,2 6,0 5,8 6,1 6,0 6,2 6,2 5,7 6,3 6,1 6,0 6,4 6,3 6,1 5,9 6,5 6,5 6,4 6,3 6,2 6,2 6,1 6,3 6,3 6,4 6,4 5,9 6,3 6,5 6,7 6,3
5,5 5,4 5,5 5,3 5,3 5,6 5,6 5,3 5,5 5,5 5,5 5,4 5,5 5,2 5,4 5,3 5,5 5,5 5,3 5,4 5,1 5,3 5,1 5,1 5,1 5,7 5,4 5,6 6,0 5,9 5,3 5,4 5,8 6,1 5,9 5,8 5,6 5,4 5,7 5,8 5,7 5,5 5,7 5,2 5,8 5,8 5,6 5,8
6,5 6,9 6,7 7,0 7,1 6,7 6,5 6,8 6,8 6,5 6,7 6,8 6,4 6,8 6,6 6,6 6,8 6,8 6,8 6,9 6,9 6,7 6,7 6,8 6,6 6,7 7,0 6,9 7,0 7,1 6,8 6,9 7,0 7,0 6,8 6,8 6,7 7,0 6,7 7,0 7,0 6,9 7,2 7,2 7,0 7,2 6,9 7,0
31,5 31,5 31,5 31,4 31,4 31,4 31,4 31,4 31,3 31,3 31,3 31,3 31,3 31,2 31,2 31,1 31,1 31,1 31,0 30,9 30,8 30,7 30,7 30,5 29,6 ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb ntb 64