KUNSTLIEVENDE VORSTEN UIT IT ALIEN'S VERLEDEN, DOOR DR. RAIMOND VAN MARLE. i. D
HERTOG FEDERIGO VAN URBINO.
D
(S/o/).
Volgens schrijvers die het paleis van Urbino kort na Federigo's dood zagen, was het niet overvol met schilder- of beeldhouwwerken en behalve eenige portretten hebben wij geen enkel schilderij, waarvan wij weten dat het aan Federigo heeft toebehoord. Wij kunnen echter als zeker aannemen, dat de kunstlievcnde hertog een groot aantal schilderwerken deed uitvoeren en het feit dat hij Justus van Gent uit Vlaanderen deed komen bewijst voldoende, dat zijn verfijnde smaak hem kosten noch moeite deed ontzien om juist
I'IEKO DEI.LA KRASCESCA. PORTRET VAN' HERTOG FEDERIGO. UFFI7.I Fl ORF.NCE.
het werk van dien kunstenaar machtig te worden, welke hem het best beviel. Zijn hofschilder schijnt gedurende verschillende jaren dan ook een der grootste genieën te zijn geweest welke Middcn-Italië in de 15e eeuw voortbracht n.1. Piero della
(FOTO ALINARI;.
Francesca, wiens sobere, voorname kunst zoo geheel bij Laurana's architectuur past. Piero's plaats in de Italiaansche schilderschool na te gaan zou ons hier te ver voeren; het zij echter vermeld, dat met hem een einde kwam aan de predominatie der Sieneeschc kunst in Middcn-Italië 1 n dat zijn invloed zich uitstrekte over de schilders van Florence, Romagna, I'mbria, de Marches, Ferrara, Modena, Lombardië en Padoua. Hem den stichter der perspectief-leer te noemen is overdreven ; echter staat het vast dat hij
deze kennis aanmerkelijk verbeterde door toepassing van geometrische principes ; van een aan (iuidobaldo opgedragen geschrift van Piero omtrent perspectief bestaan verschillende exemplaren in Itahaansche en buitenlandsche bibliotheken ; het handelt
374
KUNSTLIEVENDE VORSTEN UIT ITALIËN'S VERLEDEN.
grootendeels over de lichtverdeeling en de, koorbeschildering van den kathedraal van daardoor te verkrijgen, perspectief effecten. Crezzo vermelden, welke hij in 1454 ondernam. Men geheim,hetwelk de schilder machtigwas, Het is het grootste werk wat van hem tot ons bestond in een zekere vermenging der kleuren, kwam en stelt de Kruislegende voor. welke, als welbekend is, bij tempera schilToen Piero in 1466 de portretten van Fededering meestal onmogelijk scheen, waardoor rigo en Battista kwam uitvoeren, was hij schilderwerk in deze techniek uitgevoerd 50 jaaroud, en hield te Urbino verblijf in het steeds een zekere harde afgeschcidenheid huis van Giovanni Santi. De portretten der kleuren doet ,, . , . ,^^^ welke zich nu in de Uffizi te Flozien. Bij Piero ontrence bevinden, bewaren wij echter hooren tot de meesduidelijk dat hij terwerken der Itaeen zelfden onderliaansche kunst: zij toon in de verschilstellen den hertog lende deelen van en zijn gemalin als zijn paneclen met halffiguren voor, andere kleuren verterwijl de achtermengt of bedekt, zijden zijn beschilwaardoor hij een derd met landeenheids-effect beschappen, waarin reikt, waarin geen de zelfde personen, een zijner tijdgemaar nu idealisnooten hem nabijtisch afgebeeld, komt. Groote werdoor bovenaardking verkreeg hij sche wezens omgevan wit, en klaarven en op zegegiijs; zijn vleeschkarren ge ze ten,door kleur is ietwat trotsch stappende bruin. Zijn figuren witte paarden woraltijd eenigszins den voortgetrokforsch en zwaar, ken. De uitvoering zonder groote grais miniatuurachtig tie, waardoor hij fijn, de twee pordaarentegen in zijn tretten van een bijarchitectuurtcekePIERO DELLA KRANCESCA. PORTRET VAN BATTISTA S1ORZA GEMALIN VAN HERTOG 1EDERIGO. IFFIZI, FLORENCE. na wreede natuurning bijzonder uit(FOTO ALINARI). getrouwheid, vooral blinkt. Terwijl zijn figuren in niet al te klare kleuren geschilderd die van Federigo wiens misvormde neus scherp' zijn, bezitten de achtergronden veelal zeer tegen den achtergrond afsteekt. Battista heeft heldere tinten, waardoor de kunstenaar op het voorkomen van een vroeg verlepte vrouw,, geniale wijze aan de ruimte-uitdrukking hetgeen ze dan ook waarschijnlijk was. kracht bijzette. Van de plaats-uitdrukkingen Een ander werk door Piero te Urbino geder voorgestelde personen gaat een rust en maakt, en zich daar nog bevindende, stelt kalmte uit, welke aan Oostersche kunst en de geescling van Christus voor, en in dm wel voornamelijk aan Boeddha-beelden den- rechterhoek van hetzelfde paneel, drie fiken doet*). Van de werken welke Piero *) Dit is vooral op te merken bij een MadoDDa van buiten Urbino maakte willen wij alleen de Piero, welke zich te Sinigaglia bevindt.
KUNSTLIEVENDE VORSTEN UIT ITALIEN'S VERLEDEN.
375
guren, in welke men Odantonio — Federigo's „moderns" in zijn scheppingen te vinden, ouderen broeder—en de twee hem verradende dat wij hem een verbijsterende verschijningministers heeft willen herkennen, of wel kunnen noemen. Het is alsof in zijn kunst Federigo audiëntie gevende aan een Pcr- en in zijn werken een geheim verborgen ligt zischen gezant. Zeker is het dat de middelste hetwelk hun een bijzondere charme geeft. Men schreef vroeger veelal aan Piero het der drie figuren wel op den hertog lijkt. Minstens evenveel aandacht als de figuren altaarstuk van 1472 toe, hetwelk uit de San zelve verdient de architectuur-teekening Bernardino-kerk naar deBrera te Milaan werd welke van ongemcene fijnheid is, zoowel in overgebracht, maar men is het er nu vrij wel over eens dat lijn en kleur als in het van een andere perspectief. Van de hand is. Pungileoni studieën in welke vermeldt in zijn in Piero zich uitslui1822 verschenen tend bij architecwerk over de schiltuur bepaalde en derkunst van l'rwaar geen persobino, in een gelijknen op voorkomen, tijdig handschrift bevindt zich er een gelezen te hebben, te l'rbino, een andat dit paneel door dere in het museum F ra Carnevale was te Herlijn en een gemaakt geworden. derde in de GardXu is de monnik ner-collection te Bartolomeo CorraBoston. Zij hebben dini, genaamd Fra groote beteckenis, Carnevale, een perdaar zij ons duidesoonlijkheid omlijk to.onen, hoezeer trent wien verscheiPiero's smaak over den documenten oenkwam met die tot ons zijn gekovan Laurana, of men, maar geen wel hoe zeer hij enkel authentiek hem waardeerde. werk, zoodat hij als Vasari, de niet schilder geheel opsteeds betrouwbare MELOZZO DA FORLI. WAARSCHIJNLIJK JEUGDI'ORTRET VAN gebouwd moet worbiograaf der ItaGUIDOHALDO, HERTOG VAN URBINO. GAL. COI.ONNA, ROME. den op die verliaansche schilders, (KOTO ALINARI). melding van Punvermeldt nog, dat de meester vele paneelen niet kleine figuren gileoni. Onwaarschijnlijk schijnt deze vermelding niet te zijn, en daar wij geen voor Federigo uitvoerde. anderen naam hebben voor den maker van Piero della Francescha is een eenigszins een zeker aantal schilderwerken van de mysterieuse figuur. Niettegenstaande dat zijn leermeester, Domcnico Veneziano ons zelfde hand, welke blijkbaar te l'rbino tot bekend is en wij diens invloed ook wel stand kwamen, is er niets tegen hun maker ontwaren, zoowel als die der Sieneesche maar voor Fra Carnevale te doen doorgaan meesters — als Sassctta — welke in Piero's die ook als architect van hertog Federigo geboorteplaats werkzaam waren, toch blijft vermeld wordt, zonder dat hem een aandeel er zooveel nieuws en onverwachts, zooveel aan een bouwwerk kan worden toegeschreven.
3/6
KUNSTLIEVENDE VORSTEN UIT ITALIËN'S VERLEDEN.
,£, . . . jSïsl
JUSTUS
VAN G K N T .
DE C O M M U N I E
DEK
APOSTELEN.
Het zich nu te Milaan bevindende altaarstuk stelt voor de Madonna op een stoel gezeten met het naakte kind op de schoot, omringd door heiligen en engelen, en Fcderigo geharnast voor haar knielend. Zooals bij alle schilders, welke zich te Vrbino vormden, speelt de architectuur een groote rol. Men heeft in de Maagd en het kind Battista Sforza en Guidobaldo willen herkennen, daar het schilderij misschien ter herinnering van de geboorte van dezen laatste gemaakt werd. Indien, zooals wij dus aannemen, dit stuk van Fra Carnevalc is, zoo was deze een bui-
MUSEUM U K Ü I N O .
(FOTO
AI.INARI).
tengewoon getrouwe scholier van Piero della Francesca,. hetgeen aanleiding gegeven heeft tot het toeschrijven aan zijn hand van verschillende werken, welke tot kort geleden voor producten van Picro doorgingen. Het is hier niet de plaats om op dit probleem verder in te gaan; een Madonna, omgeven door drie engelen in de Christ-Church College te Oxford, een Aartsengel Michael in de National Gallery en een St. Thomas van Aquino in het Poldi-Pezzoli museum te Milaan schijnen mij echter zeker wel van deze hand. Onder de l'rbinosche schilders welke den
IRA CARNEVAI.E.
HERTOG FEUERIÜO DE MAAGD MARIA EN HET KIND JE/.l'S AANBIDDEND. ÜRERA, MILAAN. (FOTO ALINARl).
LX. Elseviers No. 12.
27
378
KUNSTLIEVENDE VORSTEN UIT ITALIËN'S VERLEDEN.
invloed van Piero sterk gevoeld hadden, moet daarvoor doorgaande — uit het paleis van vooral een anonymus vermeld worden van Urbino afkomstig, maar zich nu in de galerij wien wij twee paneelen in de Barberini galerij Colonna te Rome bevindend. Melozzo's te Rome kennen. Zij zijn in de eerste plaats tegenwoordigheid te Urbino was echter voor architectuurstudies, maar deze heeft de de zich later daar vormende schilders niet artiest door een aantal kleine figuren willen zonder beteekenis. stoffeeren, en om aan deze personages een De meeste en voornaamste schilderwerbeteekems te geven, heeft hij er voorstellingen ken welke tot decoratie van het paleis van de geboorte dienden werden van Maria en van gemaakt door JusMaria's eersten tus van Gent, Tempelgang van waarschijnlijk degemaakt, welke zelfde persoon als men er niet zonJoost van Wasder moeite op senhoven, omvindt voorgesteld. streeks 1430—1435 De adelaar van geboren, in 1460 de Montefeltre's en '64 in het Antkomt op een dewerpsche St. Luzer voorstellingen casgjlde voorkotweemaal voor. mend, en wanneer zijn naam in 1468 Dicht bij Urbino uit de ledenrol bevindt zich het verdwijnt, zoo is stadje Forli, waar het zeker, omdat ongeveer 1438 een hij toen zijn Itader begaafde schilliaans che reis onders der 15e eeuw dernomen had. geboren werd, geFederigo had hem naamd Melozzo. uit Vlaanderen — Waarschijnlijk doen komen, daar was hij ook eerst hij in Italië geen onder de leiding kunstenaar vond van Piero werkdie in staat was zaam en werd olieverf-schilderijdoor Squarcione en te maken. Uit beïnvloed, zijn deze mededeeling meer beteekenenONDER HET KRUIS. CARMINE-KERK TE VENETIË. welke wij aan den de werken liet hij BERTOLDO. PIËTABRONS RELIEF. (FOTO ALINARl). bibliothecaris Veste Rome en te pasiano te danken hebben, blijkt dus hoeLoreto achter. Natuurlijk bezocht hij het nabijgelegen kunstcentrum Urbino, waar hij zeer Frederigo zocht naar schilders die de waarschijnlijk tusschen 1466 en '70 verblijf kunst machtig waren de kleuren te verhield en waar hij in 1481 mag zijn terugge- mengen, zooals Piero dat had gedaan. Een keerd. Van de werken welke hij er verrichtte is er slechts een tot ons gekomen : het portret van den jongen Guidobaldo — of tenminste met zeer groote waarschijnlijkheid
van Joost's vroege werken te Urbino schijnt het groote paneel geweest te zijn waarop de Communie der Apostelen werd afgebeeld. Hier is hij nog geheel Vlaamsen en onder
KUNSTLIEVENDE VORSTEN UIT ITALIËN'S VERLEDEN. den invloed van Hugo van der Goes. Hij ondernam dit werk —hetwelk oorspronkelijk aan Paolo Ucello was opgedragen — in 1473, en in 1475 werd het hem betaald. Het was voor de Corpus Domini broederschap besteld en zekere Guido di Mengaccio stelde 250 goudguldens er voor ter beschikking, daar dit echter niet genoeg bleek, legde de hertog er 15 bij en uit dankbaarheid hiervoor werd zijn portret, vergezeld van een andere persoon — waarschijnlijk een Perzische gezant — er op aangebracht. Veelmeer onder Italiaanschen invloed stond Joost toen hij de 28 afbeeldingen vervaardigde van beroemde philosofen, dichters en geleerden, welke de bibliotheek van den hertog versierden en welke nu tusschen de Barberini verzameling te Rome, en het Louvre zijn verdeeld. Tusschen deze figuren vinden wij de portretten van Federigo's philosophie-leeraar Vittorino da Vcltre, de Pausen Pius II en Sixtus IV, welke hij diende, en van zijn vriend den Cardinaal Bessarion, een der verlichtste geesten der 15e eeuw. Joost maakte ook nog een prachtig portret van den hertog in wapenrusting, maar gezeten lezende, terwijl de kleine Guidobaldo, met juweclen overladen, naast hem staat. Te Windsor bevindt zich nog een andere afbeelding van den hertog, zijn zoon en andere personen van de hand van Joost van Gent. De vlaamsche meester bracht blijkbaar landgenooten met zich, want verscheiden vlaamsche paneelen te Urbino herinneren ons wel aan zijn manier, maar kunnen niet aan hem worden toegeschreven. Een bijzonder rijk geborduurde kasuifel in de kathedraal van Gubbio toont figuren die aan zijn kunst doen denken, het is dan ook door een Vlaming geteekend en waarschijnlijk een geschenk van den hertog. In andere steden in de nabijheid van Urbino, zooals Trevi en Citta di Castello vindt men Vlaamsen schilderwerk van dezen tijd en Vespasiano zegt ons dat de hertog ook tapijtmakers uit Vlaanderen ontbood. Door het veronderstellen van een steeds stijgenden invloed van
379
Melozzo da Forli op Joost van Gent is men er toe gekomen aan dezen laatste ook de allegorische voorstellingen der zeven vrije kunsten toe te schrijven, welke eens het paleis van L'rbino versierden, maar waarvan zich nu twee in het Museum te Berlijn en twee in de National Gallery bevinden, terwijl de andere verloren gingen. Het zijn vrouwefiguren op hooge tronen gezeten, waarvoor een prins neerknielt. Voor de jonge maagd welke de Muziek personifieert (London), bevindt zich Costanzo Sforza, zwager van Federigo, voor Retorica (London) een onbekende jonge edelman. Aan de voeten van Dialektiek knielt de hertog zelve, en voor de Astronomie waarschijnlijk Ottaviano Ubaldino, broeder van Federigo, een beminnaar der sterrenkunde, die aan het hof van Urbino voor toovenaar werd aangezien. Dat de zeer veritaliaanschte Vlaming, die deze stukken voortbracht, werkelijk Joost van Gent is, lijkt mij lang niet zeker ; Melozzo, aan wien men ze ook heeft toegeschreven, staat er verder van. De beteekenis van Giovanni Santi is in de allereerste plaats dat hij de vader van Raphael was, ten tweede dat hij een voor onze kennis van het hof van Urbino zeer belangrijke, doch slecht gedichte, rijmkronick schreef, en ten slotte was hij toch ook nog schilder. In die laatste hoedanigheid verdient hij weinig aandacht ; zijne producten zijn uiterst zwak, zoowel wat teekening als kleur betreft en zonder geest. Gedurende de tegenwoordigheid der groote meesters vinden wij hem dan ook niet voor den vorst bezig, wel echter naderhand voor Guidobaldo, wiens geheele familie hij heeft afgebeeld. Een flauwe invloed van Piero's kunst is misschien hier en daar wel bij hem waar te nemen, meer dien schijnt hij van Melozzo te hebben overgenomen, terwijl zijn voornaamste bron van inspiratie Perugino en diens minderwaardige Umbrische tijdgenooten was. Iets krachtiger en bevalliger is het werk van een anonymus, voornamelijk door
38o
KUNSTLIEVENDE VORSTEN UIT ITALIËN'S VERLEDEN.
Melozzo en Joost beinvloed, van wien men in de galerij van Urbino een Tobias met den Aartsengel en een St. Rochus vindt en in de Sacristij van de kathedraal zes paneelcn van Apostelen. Te zamen met Giovanni Santi werkte hij aan de afbeeldingen van zeven Musen*) welke eens het studievertrek van Guidobaldo versierden, maar zich nu in de Corsini galerij te Florence bevinden. De lange gezichten met de hooge voorhoofden, de amandelvormige oogen, de breede golvende haarlokken, en de diepe plooien der gewaden van de vier hem toe te schrijven figuren, doen ons eenigszins aan de Vlaamsche Madonna-beeldjes denken. Deze schilder wordt tegenwoordig wel eens voor Evangelista di Pian di Meleto gehouden; „famulus" van Giovanni Santi, maar de documenten waarin deze laatste voorkomt geven ons niet het recht in hem iets anders te zien dan een trouwe dienaar van Giovanni en Raphael, waarschijnlijk niet instaat eenig oorspronkelijk werk ten vütvoer te brengen, en dus zeker niet „Raphael's eerste leermeester" zooals men hem wel genoemd heeft. De florentijnsche meester Ucello kwam in 1468, op ongeveer zeventig-jarigen leeftijd te Urbino om het altaarstuk te maken, hetwelk ten slotte door Joost van Gent werd uitgevoerd. Een predella met de geschiedenis van de profanatie van een hostie door joden gepleegd, welke, hoewel zeer overgeschildcrd, zeker aan Ucello kan worden toegeschreven, mag deel van het zelfde ensemble gevormd hebben. Zijn verblijf te Urbino was zeker slechts van korten duur en schijnt niet van beteekenis geweest te zijn voor de vorming van andere schilders. Uit documenten blijkt nog dat te Urbino werkzaam waren de schilders: Pietro Spagnolo in 1477,waarschijnlijk deUmbrische meester bekend als ,,lo Spagna", Giorgio di Parma de Venetus (1479), Giovanni Antonio de Francesco di Mcrcatello (1480). *J Een hypothese van Prof. Fenturi welke mij geheel juist schijnt. Eenige dezer figuren schrijft hij aan Timoteo (lelie Vite toe.
Ook wordt beweerd dat de Umbrische meester Ottaviano Nelli en Antonio da Ferrara, omstreeks 1435-40 in de St. Francesco geschilderd, zouden hebben, waar nog eenige fragmenten zichtbaar zijn en in een kapel een Noli me Tangere is afgebeeld van eenigszins lateren datum. Vasari beweert dat een „bad-scène" door Jan van Eyck geschilderd aan Federigo werd gezonden maar dit berust op een vergissing. Timoteo delle Vitc een bekwame schilder van Urbino, schijnt eerst na den dood van Federigo werkzaam te zijn geweest ; hem willen wij daarom hier niet behandelen. Behalve de makers van het decoratief beeldhouwwerk, vinden wij ook sporen van de tegenwoordigheid te Urbino van eenige der beste Florentijnsche meesters. Het Nationale Museum — Bargello —• te Florence bezit een prachtige marmeren buste van Battista Sforza, Federigo's tweede gemalin, uitgevoerd door Francesco Laurana, een Dalmatiër, als zijn naamgenoot de architect, maar tot de school van Florence behoorend. De vorstin heeft hier een etherisch uiterlijk hetwelk deze afbeelding van andere portretten onderscheidt. Van Battista Sforza op rijperen leeftijden haar gemaal bestaan marmeren relicfportretten in het museum van Pesaro, gelijkenis toonend met de paneclen van Picro. Het portret van den hertog wordt soms voor een latere copie gehouden en in elk geval werd het na Battista's overlijden gemaakt als het monogram F (edericus) Dx) (u bewijst. Desederio da Settignano, een volbloed Florcntijn, wiens beeldhouwwerken onder de lieflijkste voortbrengselen der Arno-stad kunnen gerekend worden, maakte het portret van een prinses, hetwelk uit Urbino stamt, zonder dat men met zekerheid heeft kunnen zeggen wie het voorstelt. Men neemt echter aan, dat de buste, welke zich nu in het museum van Berlijn bevindt, een afbeeldsel is van een der dochters van den hertog.
ANONIEME MEESTER t:iT URI'.INO. ARCIIITECTUURSTODIE MET GKBOORTE VAN DE MAAGD MARIA. BARBER1NI GALLERY, ROME. (FOTO ANDERSON).
382
KÜNSTLIEVEXDE VORSTEN UIT ITALIËN'S VERLEDEN.
Uomenico Rossello, geboren in 1439 te Pistoia was van meer beteekenis voor de verfraaiing van het paleis van Urbino. Na geruimen tijd in Florence gewerkt te hebben ging hij omstreeks 1471-73 naar Pesaro,. van waar hij zich naar het hof van hertog Federigo begaf. Hier werkte hij te zamen met Ambrogio da Milano en vervaardigde naar alle waarschijnlijkheid de rijkst versierde schoorsteenmantels, zooals die welke zich in de groote zaal bevinden. Zeker is van Rossello's hand die met een fries van dansende engelen versierd, waar bovenop twee engelenbeeldjes staan, kandelaars vasthoudende. In den binnenhof van het paleis bevindt zich het grafmonument van Oüapatrissa Santucci, hier gestorven in 1478. Het werd door Domenico Rossello gebeeldhouwd, welke reeds voor deze familie was werkzaam geweest. In de groote kapel van het paleis — del Perdono genaamd — bevindt zich een marmer relief van een beeldhouwer wiens naam ons niet bekend is, maar dien men den „Madonnen Meister" heeft genoemd. Het stelt een gratievol halffiguur van de MoederMaagd voor, het kind vasthoudend. Van den zelfden kunstenaar, dien men onder de latere Donatello-volgers mag rangschikken, bevinden zich nog andere dergelijke werken in het museum van Urbino, in en rond Florence en te Pistoia. Een werk van Luca della Robbia versiert den ingang van de San Domenico kerk, het stelt een halffiguur van de Madonna met het kind Jezus voor tusschen St. Domenicus, St. Peter de Martelaar, St. Thomas en de gelukzalige Alberti. Dit halfrond in de voor Luca gebruikelijke wit en blauwe kleuren, werd waarschijnlijk omstreeks 1450 vervaardigd toen Maso de Bartolomeo, genaamd Masaccio,de gratie volle deurlijst vervaardigde. Van de bronsgieters welke den kunstlievenden vorst ten dienste stonden vinden wij Francesco di Giorgio als dusdanig in de rijmkroniek van Giovanni Santi vermeld, maar er bestaat geen enkel dergelijk werk wat hem kan worden toegeschreven. Ber-
toldo, een der beste bronsgieters van de, school van Donatello, met wien hij samenwerkte, maakte een prachtig realistische „Piëta onder het Kruis" op welke Federigo als adorateur voorkomt, gevolgd door een mannelijk familielid, terwijl voor hem een knaapje knielt, ongetwijfeld Guidobaldo, hier vier of vijf jaar oud, hetgeen de datum van het relief aangeeft *). Op mij onbekende wijze is dit schoone brons van Urbino in de Carmine kerk van Venetië terecht gekomen. Er bestaan, voor zoover mij bekendis, zes gedenkpenningen Federigo voorstellend. De eerste toont ons de j eugdigste af beclding welke wij van den hertog bezitten, en werd in 1450 door Paolo da Ragusa vervaardigd bij gelegenheid van Federigo's bezoek aan koning Ferdinand van Napels. Op een penning in 1467 door Clemens Urbinos geslagen, leest men om het borstbeeld van den vorst een inscriptie welke hem onoverwinnelijk noemt. Een andere penning herdenkt Federigo's verheffing tot hertog, terwijl de Venetiaan Sperandio een prachtstuk maakte toen de Paus hem de waardigheid van „Gonfaloniere" (vaandrig) der kerk verleenac ; hier is hij op de ecne zijde in halffiguur afgebeeld, op de andere geharnast te paard. Een bijzonder groote penning toont ons aan den eenen kant den hertog met een in gothische letters gesteld onderschrift en aan de keerzijde den Adelaar van Montefeltre, en ten slottc bezitten wij nog afdrukken van een verloren penning op den band van een manuscript, hetwelk eens Federigo toebehoorde, maar zich nu in het Vaticaan bevindt. Behalve zijn portret ziet men er een ridder een krijger verslaande. Van een aan Pisanello toegeschreven penning heb ik slechts een vage vermelding gevonden. Prachtig bronswerk schijnt Maso di Bartolomeo te hebben uitgevoerd, die ook het portaal der San Domenico kerk ontwierp. Hij vervaardigde eenige pronkwapens, welke •) Het relief is aan Verrocchio en aan Leonardo da Vinci toegeschreven geworden.
JUSTUS VAN G E S 1 \ ? ) DE MUZIEK. NATIONAL GALLERY, LONLEN. (FOTO ANDERSON).
KUNSTLIEVENDE VORSTEN UIT ITALIËN'S VERLEDEN. men als volmaakte kunstvoorwerpen prees. Het zij nog vermeld dat de later zoo zeer bloeiende Majolica industrie voor omstreeks het jaar 1520 nog niet bestond. Wel is waar bezit het museum van Pesaro een te Urbino gemaakt bord met den datum 1459, maar dit wordt nu algemeen als een i8e-eeuwsche vervalsching erkend. Hoewel deze opsomming den lezer reeds lang moge schijnen, toch staat het vast dat slechts een klein deel van de kunstschatten, welke hertog Federigo toebehoorde, tot ons kwam. Toen Cesar Borgia in 1507 Urbino innam verbood hij zijn troepen ten strengste te plunderen ; het was alleen opdat hij, wel wetende welke waarden het paleis bevatte, zelf deze buit wilde machtig worden. Naar men zegt roofde hij al wat met mogelijkheid kon worden meegenomen. Voor het midden der 17e eeuw stierf het geslacht der hertogen van Urbino uit, een deel hunner nalatenschap kwam aan de familie Medicis, terwijl de bibliotheek welke aan de stad vermaakt was, later naar het Vaticaan werd overgebracht.
voorzienigheid in deze voorbereiding van een waardige atmosfeer voor de geboorte van een der grootste genieën der schilderkunst, van Raphael. Perugia, Januari. 1920.
Behalve werken van algemeenen inhoud zijn de voornaamste bronnen voor onze kennis voor de kunst aan het hof van Federigo: Arnold, Der herzögl. Palast v. Urbino, Leipz. 1857. Baldi, Descrizione del Palazzo Ducale de Urbino, Roma 1724, Baldi, Fatti di Federigo de MontcfeltreDuca di Urbino, 3 dln, nieuwe uitgave, Rome 1824. W. Bombe. Justus van Gent in Urbino. Mitt. des kunsthist. Inst. in Flor. 1909, p. i n , W. Bombe. Die kunst am Hofe Federigo's von Urbino. Monatsh. f. Kunstw. 1911 p 455: Budenick, II Palazzo Ducile di Urbino, Triest 1904. E. Calzini, Urbino e i suoi Monumenti, Firense 1899. A de Ceulencer, Juste de Gand ; Bruxelles 1911. Dennistoun, Memoirs of the Dukes of Urbino (1851), nieuwe uitgave, 3 din. London ïv N. York 1908. Th. Hofmann, Bauten des Herzogs Federigo de Montefeltre als ErtsTrouwens na den dood van hertog Federigo werke der Hochrenaissance, 1905. Pungileoni, was Urbino's rol als groot kunstcentrum ge- Elogio Storico di Giov. Santi, Urbino 1822. ëindigd. Guidobaldo was toen eerst 10 jaren C. Ricci, Melozzo da Forli, Rome 1911. oud en hoewel goed geneigd en later de zelfde Rolfs, Franz. Laurana, Berlin 1907. G. Santi, kunstenaars als zijn vader gebruikende — Federigo di Montefeltre, Stuttgart 1893 Francesco di Giorgio, Baccio Pontelli — is A. Schmarzow, Melozzo da Forli, Berlin het duidelijk dat hij niet den zelfden zekeren 1886. A. Schmarzow, Giov. Santi der Vater smaak of liefde voor de kunsten en weten- Raphael's, Berlin 1887. A. Venturi. II luogo de nascita de Bramante, L'artc 1918 p. schappen bezat. Wanneer men nu te Urbino voor het heer- 210. L. Venturi Studii sul palazzo ducale lijke paleis staat, in welks zalen de schilderijen di Urbino. L'Arte 1914 p. 415. Waters, galerij van de stad iets van de oude pracht Piero della Francesca, London 1901. Witting, doet herleven, en men tracht zich clan een Piero dei Franceschi, Strassburg 1898. beeld te vormen van het hof van den wijzen, (beide onvoldoende). A' Venturi, L'atmosgoeden, prachtlievenden en kunstzinnigen fera arlistica umbra all arrivo di Raffaello vorst, zoo vindt men als 't ware Apollo's a Perugia, L'Arte 1918, p. 93.