Kunstkritiek in Nederland: een drietal ‘keerpunten’ Peter de Ruiter opleiding Kunstgeschiedenis – Fac. der Letteren
Clement Greenberg (1909-1994). Gezaghebbend Amerikaans formalistisch kunstcriticus, over het algemeen beschouwd als een van de laatste werkelijk invloedrijke critici.
Een voorbeeld van een werk van Morris Louis (postpainterly abstraction), uitstekend door Greenberg geanalyseerd en tevens gepromoot.
Een vEenn Een voorJabeePld
• Begrip ‘kritiek’ is afgeleid van ‘kritos’ (Gr.), hetgeen ‘rechter’ betekent. • Definitie van ‘art criticism’ in de Grove Art Online: “Term that may be defined loosely as writing that evaluates art, although there is no universally agreed meaning.”
• Howard S. Becker merkt in zijn standaardwerk Art Worlds op: ‘Critics apply aesthetic systems to specific art works and arrive at judgments of their worth and explications of what gives them that worth. Those judgments produce reputations for works and artists.’ • Howard S. Becker, ‘Aesthetics, Aestheticians, and Critics’, in: Art worlds, Berkeley/LA/Londen 1992, p. 131. • Toevoeging: het gaat om reactie op en reflectie over (veelal) de hedendaagse kunst. Kunstkritiek m.b.t. de oude kunst treffen we nog maar zelden aan.
kunstgeschiedenis
kunstkritiek esthetica
kunsttheorie
KUNSTKRITIEK maakt gebruik van kunsthistorische kennis. KUNSTKRITIEK maakt gebruik van esthetische concepten. KUNSTKRITIEK maakt gebruik van kunsttheoretische noties, begrippen, kennis.
Aandachtspunten voor een criticus: 1. Materiaal en techniek (olieverf, aquarel, etstechniek, video, internet) 2. Vorm, compositie, lijnvoering, kleurgebruik 3. Iconografie/beeldtaal > inhoudelijke betekenis (1 + 2 + 3 komen nogal eens samen)
4. Persoonlijkheid van de kunstenaar, waarvan het kunstwerk een afspiegeling is 5. Zeggingskracht/effect (verstandelijk, emotioneel) van het werk 6. (Maatschappelijke) functie van het werk Roger Fry > vooral punt 2 en deels 3 en 4. Uitspraak: ‘I conceived early the form of the work of art to be its most essential quality, …’. Lees Fry’s Vision and Design uit 1920 of zijn invloedrijke studie over Cézanne uit 1927
Paul Cézanne, Stilleven met fles en mand met appelen, 1890-1894, o/d, The Art Institute of Chicago, Chicago
Een drietal ‘keerpunten’ in de Nederlandse kunstkritiek • ten tijde van de Tachtigers, ca. 1885-1895 • omstreeks 1925-30: toegelicht a.d.h. van kritisch werk van A.M. Hammacher (1897-2002) • omstreeks 1965-70: toegelicht a.d.h. van het kritisch werk van Rudi Fuchs (geb. 1942)
Tentoonstelling in het Mauritshuis, zomer 1966, In het licht van Vermeer.
Eddy de Jongh (vooraanstaand Utrechts iconoloog – nu emeritus hoogleraar) publiceerde in 1967 in Museumjournaal
‘Enige aspecten van de Nederlandse kunstcritiek in de 20ste eeuw’
Stelling De Jongh: de Nederlandse kunstkritiek is in hoofdzaak een kritiek van het gevoel geweest, vanaf de Tachtigers 19de eeuw > introduceert het begrip ‘impressionistische kunstkritiek’ die hij laat beginnen aan het einde van de 19de eeuw. Subjectivistische gevoelskritiek dus.
Willem Witsen (1860-1923): schilder, etser, kunstcriticus van De Nieuwe Gids, mecenas van enkele schrijvende en schilderende Tachtigers. Is bepaald niet uitsluitend een gevoelscriticus (‘impressionistisch’ criticus), maar gespitst op bv. de techniek van schilderen en etsen.
Een zelfportret van schilder, tekenaar en kunstcriticus Jan Veth (1864-1925)
Wat klaagden Veth en Witsen aan: vooral de ‘catholique avant tout’ J.A. Alberdingh Thijm (1820-1889) en de kritieken van Carel Vosmaer (18261888) moesten het ontgelden. Beiden hadden niets op met realistische kunst, die toen juist sterk in de belangstelling kwam te staan.
• dilettantenkritiek van gemankeerde kunstenaars (Carel Vosmaer, David van der Kellen) • schoolmeesterachtig en teveel aandacht voor inhoud • niet op vakkennis gebaseerd • geen oog voor belangrijke ontwikkelingen in de hedendaagse kunst - realistische en impressionistische tendensen
G.H. Breitner, Meisje in witte kimono (Geesje Kwak), 1894
Wat stelden Willem Witsen en Jan Veth er tegenover?
• aandacht voor de kunst van hun eigen tijd
(stedelijk impressionisme van Breitner, I. Israëls, Floris Verster en anderen)
• kunstkritiek die niet op theorie is gebaseerd, maar op eigen waarneming, onder meer van technische aspecten • verwoorden wat de kunstenaar had waargenomen en gevoeld (stemmingen) • oordeel over het expressief gehalte (expressie van gevoelens) KERNBEGRIP IN VEEL KRITIEKEN: ‘STEMMING’
KEERPUNT 2 - toegelicht a.d.h.v. A.M. Hammacher, kunstcriticus van Utrechtsch Dagblad en Nieuwe Rotterdamsche Courant, 1919-1933, later directeur van KröllerMüller Museum (1947-1963) en ‘grondlegger’ van de beeldentuin aldaar.
Op jonge leeftijd legde Hammacher in Utrecht een bijzondere belangstelling aan de dag voor de stemmingskunst van de Tachtigers en Negentigers. Links: Eduard Karsen. Rechts: een werk van deze kunstenaar van omstreeks 1920. Ed
Floris Verster. De mens achter het kunstwerk was voor Hammacher zeer wezenlijk. Hi j zocht Verster op in Leiden, kort voor diens overlijden in 1927 en met Charley Toorop ontwikkelde zich een vriendschap vanaf begin jaren dertig. Rechts een werk van Ch. Toorop.
Een criticus als Hammacher, onder meer gevormd door het Amsterdamse impressionisme, door gesprekken met Utrechtse kunsthandelaren over Odillon Redon en Floris Verster én door het werk Van Gogh en op zoek naar wat hij noemde de ‘levensessentie’ in de kunst, kreeg meer en meer oog voor stijl, compositie en techniek van het kunstwerk, voor de persoonlijkheid die schuilging achter het kunstwerk en …voor de inbedding van kunst in het culturele leven. Dat alles markeert een veranderde zienswijze.
Piet Mondria(a)n, Compositie in ovaal, 1914
Brief van Piet Mondrian (uit Parijs) waarin de grondlegger van De Stijl Hammacher bedankt voor zijn artikel in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 6 maart 1932.
Rudi Fuchs (geb. 1942), kunstcriticus van Eindhovens Dagblad, De Gids (1966-73), NRC Handelsblad en andere bladen en tijdschriften. Komt op het juiste moment (1967) een benaderingswijze op het spoor, die van het formalisme, die hem helpt om zéér exact te schrijven over nieuwe tendensen in de kunst, waaronder de Amerikaanse.
Frank Stella, Amerikaans kunstenaar, aan het werk, 1964. Rechts: Les Indes Galantes, 1962
Formalistische kunstkritiek legt nadruk op analyse van de mediumspecifieke eigenschappen van, in dit geval, de schilderkunst (vorm, lijn, kleur, linnen, randen, etc.)
Greenberg: ‘To produce important art it is necessary as a rule to digest the major art of the preceding period, or periods.’ (‘”AmericanType” Painting’, 1955). Still (1949) wordt in verband gebracht met de late Monet (1917). We zien dat Fuchs zo ongeveer hetzelfde doet in zijn teksten: wijzen op grote voorgangers en proberen de lezer steeds de traditie van de schilderkunst te verduidelijken – daar zou hij nooit van afwijken.
Anselm Kiefer, Nero malt, 1974, olieverf op doek. Fuchs’ kunstkritiek verandert zo ongeveer op het moment waarop de beeldende kunst andere, nieuwe vragen oproept en een andere kijk en benaderingswijze van de criticus verlangt. Van formalisme naar semiotiek naar een cultuurbeschouwelijke visie op kunst.