Krimp zonder kramp
BPM-publicatie 5 juni 2009
In de BPM-publicatiereeks zijn verschenen: 1.
Millingen aan de Rijn in 2020,Vriendelijker, Boeiender, Mooier BPM-publicatie 1, april 2007
2.
Commentaar op de nota Millingen aan de Rijn in 2020,Vriendelijker, Boeiender, Mooier BPM-publicatie 2, december 2007
3.
Samenwerking met Groesbeek. Een goed idee? BPM-publicatie 3, september 2008
4.
Het groene deel van Millingen. BPM-publicatie 4, december 2008
5.
Krimp zonder kramp BPM-publicatie 5, juni 2009
Stichting BurgerPlatform Millingen (BPM) Het BurgerPlatform Millingen is een organisatie van Millingse burgers die zich verdiept in onderwerpen die voor de Millingse gemeenschap van belang zijn, en daarover publiceert. Het wil op deze wijze een bijdrage leveren aan de kwaliteit van bestuur en politiek. Het Platform is onafhankelijk en heeft geen enkele binding met enige politieke partij of belangengroep. Het richt zich niet alleen op de politiek maar ook op andere groepen en organisaties. Behalve adviseren wil het Platform ook informeren en discussie stimuleren. De stichting heeft een bestuur bestaande uit: Paul van Dam, voorzitter Anneke Nijenhuis, secretaris Matthias Hautvast, penningmeester
Samenvatting Millingen aan de Rijn gaat de komende jaren fors krimpen. In 2020 zal het aantal inwoners 5244 zijn volgens de meest betrouwbare voorspellingen, terwijl dat aantal in 2008 nog 5875 was. Tegelijkertijd zal het aantal 65+ers aanzienlijk toenemen. Dit lijkt op het eerste gezicht verontrustend, maar dat hoeft het niet te zijn, mits we maar de juiste maatregelen nemen. Het belangrijkste is dat we de realiteit van krimp onder ogen zien en accepteren. Vervolgens gaat het erom zodanig gebruik te maken van de daling van het aantal inwoners dat we er als dorp beter van worden. Krimp biedt namelijk nieuwe kansen. Krimp heeft gevolgen voor diverse beleidsterreinen, zoals woningbouw, voorzieningen en bestuur. Bij de woningbouw moet het roer om: van uitbreiding en inbreiding naar aanpassing en transformatie. Geen eenvoudige opgave maar we kunnen leren van kennis en ervaring die elders al is opgedaan. Een andere opgave is verstandig omgaan met voorzieningen: behouden wat noodzakelijk is, maar ook erkennen dat sommige voorzieningen regionaal georganiseerd kunnen worden, of al bestaan binnen een aanvaardbare afstand. Verstandig omgaan met voorzieningen betekent ook pijnlijke beslissingen tijdig nemen en dus niet uit de weg gaan. En ten slotte het bestuur. Krimp heeft een aantal bestuurlijke consequenties waarvan de belangrijkste is serieus werk te maken van gemeentelijke herindeling. Co van Caulil Paul van Dam Nico Mathijsen
1 Inleiding: accepteer bevolkingsdaling In onze eerste nota ‘Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier’, april 2007, maakten we gewag van het feit dat de bevolking van Millingen binnen afzienbare tijd gaat krimpen. We baseerden ons daarbij op de beschikbare cijfers en op de publicatie ‘Structurele bevolkingsdaling, een urgente nieuwe invalshoek voor beleidsmakers. Dat zou moeten nopen tot bescheidenheid bij onze woningbouwaspiraties. Inmiddels lijkt het erop dat de aandacht voor de krimp van de bevolking in Nederland is toegenomen gelet op de publicaties zoals die van de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) en de Raad van de financiële verhoudingen (Rfv) ‘Bevolkingsdaling, Gevolgen voor bestuur en financiën’ en die van de provincie Zeeland ‘Onverkende paden, Uitdagingen voor de provincie Zeeland door de veranderende bevolkingsopbouw’. Geen wonder. Het verschijnsel bevolkingsdaling doet zich op steeds meer plaatsen voor met alle gevolgen van dien. Krimp is geen rampspoed althans dat hoeft het niet te zijn mits er maar op adequate wijze en ook tijdig op wordt gereageerd. Dat is de belangrijkste boodschap van het Rob/Rfv. Wat betekent krimp voor de woningbouw en voor allerlei voorzieningen? Zeer belangrijke vragen voor gemeenten en regio”s die met krimp te maken krijgen, waaronder Millingen. Voor het BurgerPlatform Millingen (BPM) reden om te proberen deze vragen voor Millingen te beantwoorden. Bevolkingsdaling is niet nieuw. Al geruime tijd is er sprake van bevolkingsdaling bij een aantal gemeenten. Wat echter nieuw is, is de omvang. Het aantal gemeenten met krimp neemt toe: in 2025 zal meer dan de helft van alle gemeenten met krimp te maken hebben. Verder begint de krimp steeds meer een regionaal verschijnsel te worden. Voorbeelden: Zeeland, Zuid-Limburg, delen van Groningen, Friesland en Drenthe, en gebieden aan de oostgrens. Ook komt krimp in de tijd steeds dichterbij. Was eerder voorspeld dat de bevolkingsdaling voor heel Nederland in 2040 zou inzetten, thans is de voorspelling 2034. Overigens zal een aantal gemeenten voorlopig nog doorgroeien, met name in het westen en midden van het land. Behalve om het totale aantal inwoners gaat het bij krimp ook om het aantal huishoudens. Dat is namelijk van groot belang bij de gevolgen voor het bouwbeleid. Ook gaat het om de mate van vergroening en vergrijzing, vooral in verband met de gevolgen voor de voorzieningen. Gemeenten hebben moeite om op een gepaste wijze om te gaan met het verschijnsel van bevolkingsdaling. Logisch, want we zijn gewend aan groei. We weten niet beter dan dat er altijd sprake is van groei. Het hele bestuurlijk handelen is erop ingesteld. Groei is goed; stilstand is achteruitgang, om maar niet te spreken van krimp. Groei wordt ook verbonden met bestuurlijk succes, krimp met bestuurlijk falen. Ten onrechte. Maar het verklaart wel waarom de eerste reactie op krimp er een is van ontkenning en de tweede: daar gaan we wat aan doen, bijvoorbeeld door het bouwen van extra woningen. Als we meer woningen bouwen, trekken we meer inwoners aan en zal er opnieuw sprake zijn van groei, zo wordt dan geredeneerd. Krimp wordt ook gaarne gezien als iets wat maar tijdelijk is en ook stuurbaar. Het Rob/Rfv wijst op het grote belang van acceptatie. Gemeenten moeten erkennen en accepteren dat de bevolking daalt en dat dat niet het gevolg is van verkeerd beleid. Verzet tegen krimp staat goed beleid in de weg. Het slorpt tijd, geld en energie op die juist zo hard nodig zijn om goed beleid te ontwikkelen. Wat gemeenten vooral niet moeten doen is zich begeven in een oneigenlijke concurrentieslag, een slag die alleen maar leidt tot een verspilling van middelen en uiteindelijk tot leegstand. We moeten overigens niet geringschattend denken over het probleem van acceptatie en erkenning. Bestuurders maken een rouwproces door voordat ze bevolkingsdaling kunnen accepteren en ernaar handelen, aldus de Rob/Rfv. Zij noemen de volgende verschijnselen als signalen dat de onvermijdelijkheid van krimp nog niet is doorgedrongen: • De gevolgen van bevolkingsdaling worden niet beleidsmatig en/of financieel vertaald. • Er wordt gebruik gemaakt van beleidsafhankelijke prognoses voor inwoneraantallen en/of woningbouwbeh oeften(wensdenken). • Beslissingen - bijvoorbeeld ten aanzien van sluiting van voorzieningen - worden uitgesteld. Bestuurders schuiven keuzes naar de toekomst. • Ramingsgrondslagen worden niet aangepast aan een dalend aantal inwoners. • De financiële problemen worden niet opgelost, maar naar de toekomst verschoven, bijvoorbeeld door reserves in te zetten of te bezuinigen op het onderhoud van de openbare ruimte.
Van belang is ook dat tijdig op krimp wordt geanticipeerd want ‘de remweg van ingezet beleid’ is lang. Denk bijvoorbeeld aan de levensduur van gebouwen. Je moet nu al rekening houden met krimp die zich mogelijk pas over tien jaar gaat voordoen. Gemeenten moeten vooral niet bij de pakken neerzitten. Tijdig maatregelen treffen in de sfeer van gerichte herstructurering van de woningvoorraad, het voorzieningenaanbod en de economische bedrijvigheid. Daar gaat het om. Voorkom dat er een negatieve spiraal ontstaat van elkaar versterkende processen van leegstand, verpaupering en het verdwijnen van voorzieningen. Zorg voor perspectief. Zie krimp niet als rampspoed maar als een situatie met nieuwe uitdagingen, mogelijkheden en kansen. In het vervolg van deze nota geven we eerst een zo goed mogelijk beeld van de demografische ontwikkeling. Dat vormt immers de basis voor verder beleid. Vervolgens geven we aan wat die ontwikkeling ons inziens voor gevolgen heeft of moet hebben voor het beleid op het terrein van bouwen en wonen, de detailhandel en de overige voorzieningen in Millingen.
2 Demografische ontwikkelingen 2008-2018 Bevolking
In de afgelopen twee jaar is er met enige regelmaat gepubliceerd over de bevolkingsontwikkeling van Millingen aan de Rijn. Zo is er door Atrivé, in opdracht van Volkshuisvesting en de gemeente, onderzoek gedaan en recent is onderzoek uitgevoerd door Companen, in opdracht van de gemeente, als basis voor de ontwikkelde woonvisie. Beide onderzoeksinstellingen hebben zich gebaseerd op de cijfers zoals die beschikbaar komen vanuit het Centraal Bureau voor Statistiek en vanuit de provincie Gelderland. De resultaten van de onderzoeken van Atrivé en Companen ontlopen elkaar niet veel. In de onderstaande tabel wordt dit zichtbaar. Prognose aantal inwoners 1) Bevolkingsprognose 2007 2) Atrivé 2007 (bijgesteld o.b.v. CBS 2006) 3) Bijgestelde prognose o.b.v. CBS 2007
2008 5.890 5.870 5.865
2013 5.900 5.900 5.870
2018 5.915 5.915 5.880
Bron: Bevolkingsprognose provincie Gelderland 2007, bijgesteld door Companen o.b.v. cijfers CBS 2007.
Een andere bron is de zogeheten Primos-prognose van het onderzoeksbureau ABFresearch waar het Ministerie van VROM gebruik van maakt, de provincie Gelderland en de Stadsregio Arnhem Nijmegen.Volgens deze prognose zal de krimp van de bevolking al op korte termijn aanzienlijk zijn en ook in de komende jaren flink doorzetten. Aantal inwoners op 1 januari Bron: Primos-prognose
2008 5774
2013 5556
2018 5336
De prognose loopt door tot 2020. In dat jaar zal het aantal inwoners 5244 zijn.
De vergrijzing neemt in deze periode in aanzienlijke mate toe, zoals de volgende tabel laat zien. Percentage 65+
2008 2013 2018 14,2% 17,9% 22,4% Bron: Primos-prognose De potentiële beroepsbevolking van 15 – 65 jaar neemt daarentegen af. Potentiële beroepsbevolking absoluut relatief Bron: Primos-prognose
2008 2013 2018 3883 3613 3382 67,2% 65,1% 63,4%
Het aantal huishoudens is van belang voor de toekomstige woningbehoefte. Hier is nog steeds sprake van groei. Aantal huishoudens Bron: Primos-prognose
2008 2359
2013 2400
2018 2440
Een groei dus met 81 huishoudens. Opmerkelijk is dat Atrivé 180 huishoudens voorspelt en Companen 175, veel meer dus. De groei van het aantal huishoudens komt geheel voor rekening van de 65+ ers want de leeftijdsgroep van 15 – 65 neemt af, zoals we hebben gezien. Aantal huishoudens 65+ Bron: Primos-prognose
2008 544
2013 659
2018 806
De woningvoorraad zal nog stijgen met 112 woningen omdat er gebouwd moet worden voor het groeiend aantal huishoudens. Woningvoorraad
2008 2356 Bron: Primos-prognose
2013 2418
2018 2468
Ten slotte: het aantal kinderen zal dalen met 95 (Companen). Dat is een daling met bijna 9%. Voor sommige voorzieningen is deze prognose zeer relevant.
De waarde van prognoses
Het betreft hier allemaal prognoses. Wat er echt gaat gebeuren moeten we afwachten. Een prognose komt nooit geheel overeen met de werkelijkheid maar geeft wel aan welke ontwikkeling we met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid kunnen verwachten. Uit het voorgaande blijkt dat er verschillende prognoses zijn voor de demografische ontwikkeling van Millingen. Van welke prognoses moeten we nu uitgaan? Deze vraag hebben we voorgelegd aan deskundigen van de Stadsregio Arnhem Nijmegen en de provincie Gelderland. De meest betrouwbare bron voor prognoses is in ieder geval de Primos-prognose, aldus de medewerker van de provincie Gelderland die zich met de ontwikkeling van de bevolking bezig houdt. Ook de medewerkers van de Stadsregio gaan uit van de Primos-prognose. Millingen gaat een aanzienlijke krimp van de bevolking tegemoet, meer dan waar ook in de Stadsregio Arnhem Nijmegen, aldus deze medewerkers van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Waar er elders sprake is van stabilisatie of een kleine teruggang is er in Millingen sprake van een gestage terugloop.
De oorzaak
De natuurlijke bevolkingsaanwas laat een negatief beeld zien: er overlijden meer mensen dan er geboren worden. Het gemiddeld kindertal per vrouw is 1.7 kinderen, daar waar een gemiddeld kindertal van 2.1 per vrouw nodig is om de bevolking stabiel te houden. Dit effect wordt wat afgezwakt door het feit dat mensen gemiddeld langer leven (in 1950 was de gemiddelde leeftijd 71 jaar, in 2008 is dat 80 jaar) en die stijging zal zich nog voortzetten. Dit negatieve beeld van de natuurlijke bevolkingsaanwas doet zich overal voor.
In Millingen is er echter ook sprake van een negatief migratiesaldo: er vertrekken meer inwoners dan erbij komen. De oorzaak moeten we vooral zoeken in de ligging. De 65+ers blijven graag in Millingen wonen, maar van de groep van 15-65 jaar vertrekken er velen naar elders, ongetwijfeld vanwege de werkgelegenheid van de omringende steden (denk aan Nijmegen, Arnhem, Oss/Den Bosch, Venlo, Wageningen), maar ook vanwege de aantrekkingskracht van de stad in het algemeen. Dat wordt niet voldoende gecompenseerd door een instroom van mensen die in Millingen willen gaan wonen. Kennelijk is Millingen voor forensen niet aantrekkelijk genoeg om te kunnen concurreren met andere vestigingsplaatsen die dichter bij de stad liggen. Millingen ligt voor velen te achteraf en dat wordt onvoldoende gecompenseerd door lage prijzen voor de huizen.
Huishoudens
Het aantal huishoudens blijft voorlopig nog stijgen. Dat heeft alles te maken met de groei van het aantal alleenstaanden. In 1984 was één op de zeven huishoudens een alleenstaande, thans is dat één op drie en het wordt één op twee. Denk niet dat het een verschijnsel is dat alleen voor senioren geldt; in alle leeftijdscategorieën neemt het aantal alleenstaanden toe. Om het verschijnsel te verklaren hebben we een artikel hierover uit de NRC als bijlage opgenomen.
3 Gevolgen voor het woningbouwbeleid De afgelopen jaren laten ons zien dat het kennelijk niet eenvoudig is een goed woningbouwbeleid te voeren. Een kleine opsomming van feiten moge dit illustreren. • Een plan voor bebouwing van het terrein ’t Stüpke met onder meer een aantal luxe appartementen moest worden ingetrokken omdat er voor de voor Millingse begrippen relatief dure appartementen geen gegadigden waren. Goed vooronderzoek is blijkbaar een moeilijke opgave. • De twee-onder-één-kap woningen van het plan Wetering bleken onverkoopbaar. Ook dat was niet voorzien. • De voorziene bebouwing van het sportpark kon niet doorgaan omdat de uitplaatsing van het sportpark moest worden afgelast. De kredietcrisis was natuurlijk de boosdoener. Maar er bestonden (ook bij Volkshuisvesting) allang grote twijfels over de haalbaarheid. Gelet op de geschetste ontwikkeling van de bevolking zou het plan op een catastrofe zijn uitgedraaid. De kredietcrisis heeft de gemeente voor die catastrofe behoed. • De verkoop van woningen, onderdeel van het beleid van de Stichting Volkshuisvesting Millingen aan de Rijn, lukt nauwelijks. Slechts enkele woningen konden worden verkocht. • De realisatie van een aantal projecten stagneert al heel lang. De Wethouder voorspelde in april 2009 overlast van stofwolken in het dorp vanwege de vele bouwprojecten die net gestart zouden zijn. Er zijn inmiddels nog steeds geen stofwolken en ook geen bouwprojecten. En dat komt niet alleen door de kredietcrisis. • De onlangs vastgestelde woonvisie getuigt van een ambitie om Millingen te laten groeien die haaks staat op de reële mogelijkheden, aldus onze zienswijze en die van de medewerkers van de Stadsregio. De feitelijke demografische ontwikkeling wordt hiermede ontkend. Een goed beleid begint met toe te geven dat de woningbehoefte niet zo eenvoudig vast te stellen is en dat zich in de woningmarkt voortdurend veranderingen voordoen. Het komt ons voor dat in deze ingewikkelde materie bescheidenheid op zijn plaats is. Toch willen we proberen een paar uitgangspunten voor beleid te formuleren: • Accepteer de feitelijke demografische ontwikkeling. Denk niet dat je door wat voor maatregelen dan ook de bevolkingsontwikkeling kunt veranderen. Maak van een ogenschijnlijke zwakte je sterkte. Krimp biedt nieuwe mogelijkheden om van Millingen een mooi en vitaal dorp te maken waarin het goed is om te leven en te werken. Richt al je energie op het realiseren van die nieuwe mogelijkheden. • Houd de demografische vinger voortdurend aan de pols. Ieder jaar is er weer een aangepaste Primosprognose. Stel vast of de feitelijke ontwikkelingen overeenkomen met de prognoses. • Voer geen grote projecten uit. De onzekerheden en de kans op foute aannames zijn te groot. Dat heeft het recente verleden wel geleerd. Bouw, zonodig, in beperkte hoeveelheden. Ieder project is het beste onderzoek naar de woonbehoefte voor het volgende project. • Richt je aandacht op aanpassing van het bestaande woningbestand door verbouw van boerderijen tot appartementen, door woningsplitsing, etc. • Probeer leegstand zoveel mogelijk te voorkomen want leegstand leidt al gauw tot verloedering en verpaupering. • Denk niet dat alle senioren verlangen naar een nultredenwoning zoals de woonvisie suggereert. Ook
• • •
onder senioren bestaat een verscheidenheid aan woonwensen. Maak gebruik van de mogelijkheid om door sloop van panden open plekken te creëren die het dorp verfraaien. Pas de woonvisie aan, zodanig dat rekening wordt gehouden met de nieuwe realiteit van krimp. En niet op de laatste plaats: maak gebruik van kennis en ervaring die elders in vergelijkbare situaties is opgedaan
Een nieuw beleid betekent een breuk met het verleden waarbij het toch vooral ging om groei door uitbreiding en inbreiding. Thans ontstaat er de mogelijkheid alle aandacht te richten op kwaliteit en op de realisering van het beeld dat we eerder geschetst hebben in onze publicatie ‘Millingen aan de Rijn 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier’. We noemden toen met name: behoud of versterken van het dorpskarakter en bescheiden groei. Het dorpskarakter moeten we koesteren - en dus het sluipende proces van verstedelijking tegengaan - omdat het onderdeel is van de Millingse identiteit. We moeten het ook koesteren omdat het in overeenstemming is met de wens van de bevolking die er immers voor gekozen heeft in een dorp te gaan of te blijven wonen. Ten slotte is er de steeds belangrijker recreatieve functie die verlangt dat Millingen oogt als een vriendelijk, boeiend en mooi dorp dat een harmonieus geheel vormt met het omringende land.
4 Gevolgen voor het bestuur en de bestuurlijke inrichting. De krimp van de bevolking heeft ook gevolgen voor het bestuur en de bestuurlijke inrichting. Het is zeer wel denkbaar dat de krimpende omvang van de bevolking gevolgen heeft voor de inkomsten uit gemeentelijke belastingen en voor de inkomsten vanwege provinciale- en rijksbijdragen. Een bijstelling van de meerjarenbegroting is vereist. Ook zijn gevolgen denkbaar voor de kwantiteit van het personeelsbestand van de gemeente. Mede naar aanleiding van de uitgevoerde bestuurskrachtmeting is besloten om tot verregaande samenwerking te komen met de gemeente Groesbeek en het gesprek met de omringende gemeenten aan te gaan over nauwere samenwerking, zo mogelijk herindeling. Door de komende krimp - en niet alleen voor Millingen, ook andere gemeenten krijgen op termijn te maken met krimp – moeten de aarzelingen aan de kant worden geschoven en dient een gemeentelijke herindeling voortvarend te worden aangepakt. Daarnaast lijkt het meer dan nuttig om contact te leggen met andere gemeenten die al eerder met krimp te maken hebben gehad en te leren van de aldaar opgedane ervaringen.
5 Gevolgen voor de detailhandel Groei van de bevolking is goed voor de detailhandel, want het betekent meer klanten; krimp betekent rampspoed want het aantal klanten neemt af. Dit is een veel gehoorde opvatting. Hoewel het logisch klinkt, is er wel het nodige op af te dingen. Groei en krimp hebben minder invloed dan op het eerste gezicht lijkt. Andere factoren zijn minstens zo belangrijk. Dat blijkt uit een opsomming van maatschappelijke trends die gevolgen hebben voor de detailhandel. We beperken ons daarbij tot trends die direct of indirect van invloed zijn op de ontwikkeling van de Millingse detailhandel.1
Maatschappelijke trends Demografische ontwikkelingen • De vergrijzing zal de komende decennia sterk toenemen. Dit kan verschillende gevolgen hebben voor de detailhandel. Zo zijn ouderen in het algemeen minder mobiel, waardoor ze voor boodschappen eerder op voorzieningen in de buurt of in het dorp zijn aangewezen. Een ander gevolg zou kunnen zijn dat vanuit deze groep meer vraag komt om service. • Een toename van kleinere huishoudens met een ander tijdsbestedingspatroon en wellicht een andere levensstijl stelt andere eisen aan de detailhandel. Dit kan heel gevarieerd zijn: van een grotere vraag naar kleine verpakkingen tot een aanpassing van de winkelopeningstijden. • Een afname van de hoeveelheid inwoners en daarmee een afname van het aantal potentiële klanten. Sociaal-culturele ontwikkelingen • Individualisering en minder sterke sociale structuren hebben geleid tot een grote diversiteit aan
• •
•
•
levensstijlen en daarmee ook aan kooppatronen. Hierdoor is onder meer de vraag naar meer keuzemogelijkheden, andere winkelconcepten en ruimere openingstijden toegenomen. Door de toegenomen welvaart en toename van de vrije tijd is meer nadruk op lifestyle komen te liggen. Bovendien volgen trends elkaar steeds sneller op. Dit vereist dat de detailhandel flexibel moet kunnen inspelen op een zich telkens weer wijzigende vraag vanuit de consumenten. Nieuwe media, met internet als belangrijke exponent, bieden veel mogelijkheden. De consument heeft eenvoudiger toegang tot informatie, waardoor een vergelijking van aanbieders makkelijker wordt. Daarnaast neemt internetverkoop steeds meer toe: enerzijds via postorderbedrijven, anderzijds door particulieren via internetsites als ebay en marktplaats.nl. Ook voor de ‘reguliere’ detailhandel vormt het internet een mogelijkheid om de klantenkring of de dienstverlening uit te breiden. Vooralsnog blijft internet een relatief klein, maar aanzienlijk groeiend verkoopkanaal. Door de toename van de mobiliteit (auto, openbaar vervoer) is het gebied waarbinnen men zijn aankopen doet, sterk vergroot. Voor Millingse inwoners moet men hierbij denken aan: Kleve, Rindern, Kranenburg, Groesbeek, Beek-Ubbergen, Nijmegen, Arnhem en natuurlijk Millingen zelf. Overigens komen natuurlijk ook mensen van buiten Millingen in Millingen kopen. Millingen is een forensendorp: mensen werken elders. Het ligt voor de hand daar ook boodschappen te doen.
Typologie koopmotieven • Voor dagelijks benodigde boodschappen zijn met name gemak, doelmatigheid en bereikbaarheid belangrijke aspecten. De doelmatigheid uit zich in het bezoeken van steeds dezelfde winkelvoorzieningen, waar artikelen snel op de bekende plaatsen te vinden zijn. Ongeveer driekwart van de consumenten gaat bij boodschappen doen steeds naar dezelfde winkels. Concentratie van het boodschappenaanbod en gratis parkeergelegenheid vergroten hierbij het gemak voor de consument. Ook het in één keer inkopen van de boodschappen voor een groter aantal dagen, past binnen de eisen van gemak en doelmatigheid. Door de toegenomen mobiliteit hoeven deze winkelgebieden voor veel consumenten niet meer ‘om de hoek’ te liggen, al blijft nabijheid een belangrijke factor. • Bij recreatief winkelen zijn de attractiviteit en breedte van het aanbod belangrijk. Winkelen is meer dan boodschappen doen: beleving wordt steeds meer het codewoord, aangepast op de life-style en kooppatronen van de consumenten. De kwaliteit van de gebouwde omgeving, de aanwezigheid van horeca en terrassen, markten, gespecialiseerde winkels, bezienswaardigheden, culturele voorzieningen en winkelsfeer geven centra een eigen karakter en eigen beleving en maken ze aantrekkelijk voor de recreatieve consumenten. • Bij doelgerichte non-foodaankopen komt combinatiebezoek met andere winkels weinig voor. Voorbeelden hiervan zijn bouwmarkten en tuincentra. Bij sommige doelgerichte aankopen vindt echter meestal vooraf wel een goede oriëntatie plaats, zoals bij meubels en keukens. Veel ruimte, goede bereikbaarheid en parkeergelegenbeid zijn vanwege het volumineuze karakter van deze artikelen vaak een belangrijke voorwaarde. Dynamiek in de detailhandel • Toegenomen aandacht voor het prijsniveau. De economische teruggang aan het begin van de nieuwe eeuw en de introductie van de euro hebben geleid tot meer aandacht voor lage prijzen en een sterke stijging van discountwinkels in diverse branches. • Het aantal zelfstandige ondernemers blijft afnemen en de filialisering groeit. Hierdoor ontwikkelt zich een harde kern van winkelformules die in veel winkelgebieden is terug te vinden. • Er is sprake van een voortdurende schaalvergroting. In veel branches zijn megawinkels in opkomst en de kleinere winkels op wijk- en buurtniveau krijgen het steeds moeilijker. • De opvolging bij pensionering vormt niet zelden een probleem. Het wordt niet meer zo aantrekkelijk gevonden om een eigen winkel te hebben. • Sommige winkels kunnen bestaan omdat ze slechts hoeven te voorzien in een aanvulling op het inkomen. • Het beleid van perifere detailhandelsvestiging heeft ertoe geleid dat op perifere locaties grootschalige winkels gevestigd zijn, o.a. tuincentra, bouwmarkten en meubelzaken. Dergelijke winkels verkopen vaak een breed scala aan producten. Behalve hier is ook overal elders sprake van branchevervaging.
Conclusies Natuurlijk heeft het aantal inwoners invloed op het wel en wee van de detailhandel. Een forse krimp van de bevolking doet de detailhandel geen goed. Maar behalve met het aantal inwoners moeten we ook rekening houden met factoren die het koopgedrag beïnvloeden, zoals we hebben gezien bij de beschrijving van de trends. De belangrijkste is misschien wel de toegenomen mobiliteit. Veel mensen doen elders hun inkopen • omdat ze daar werken en ze het gemakkelijk vinden om daar ook inkopen te doen; • omdat ze denken dat het elders goedkoper is; • omdat ze denken dat er ergens anders meer keus is; • omdat je elders leuk ‘recreatief’ kunt winkelen; • omdat je daar om wat voor reden dan ook toch bent; • omdat je er de voorkeur aan geeft om via internet te kopen. Maar er zijn ook overwegingen die ten gunste van de plaatselijke detailhandel werken. De belangrijkste is ongetwijfeld de nabijheid in combinatie met gratis parkeren. Dit geldt met name voor de dagelijkse boodschappen. Dat wordt nog eens versterkt door de toename van vervoerskosten. De vergrijzing zou in dit verband ook wel eens een gunstige factor kunnen zijn. Verder werkt de toename van de mobiliteit, eerder een nadeel genoemd, ook als voordeel omdat mensen van omringende dorpen naar Millingen komen om inkopen te doen. Voorts kan de toename van toeristen en recreanten een positief effect hebben op de detailhandel. Er is, kortom, geen reden om te somberen bij krimp en hoera te roepen bij groei. Het is vooral zaak om zich voortdurend aan te passen aan - en in te spelen op zich telkens weer wijzigende omstandigheden. Overigens geen geringe opgave tegen de achtergrond van een constatering in de eerder genoemde publicatie: landelijk staat het winkelaanbod in kleinere plaatsen onder druk. In plaatsen met minder dan 5000 inwoners is het steeds moeilijker om detailhandel in stand te houden.
Beleid
Een gezonde detailhandel is van groot belang voor het dorp vooral waar het gaat om de dagelijkse behoeften. Denk in dit verband aan de toenemende vergrijzing en aan de bevordering van recreatie en toerisme. Enkele uitgangspunten voor beleid: • Bevorder dat er tenminste één goed gesorteerde supermarkt blijft. Als vestiging van een tweede ertoe leidt dat de bestaanzekerheid van beide in gevaar komt moeten we die vestiging niet toestaan. • Zorg voor goede en gratis parkeervoorzieningen. Deze voorzieningen leveren een groot voordeel op met de concurrentie in de stad.
6 Gevolgen voor overige voorzieningen Bevolkingsdaling wordt vrijwel onmiddellijk verbonden met verschraling van het voorzieningenaanbod. De vraag is of dat terecht is. Waar hebben we het eigenlijk over als het gaat om voorzieningen. 1. Winkels. Gezien de achterafligging van Millingen, de toenemende vergrijzing en de ontwikkeling van recreatie en toerisme is het van belang dat er voldoende winkels zijn, in ieder geval voor de dagelijkse behoeften. Die moeten natuurlijk wel levensvatbaar zijn. Hier ligt een taak voor ondernemers, Gemeente en Kamer van Koophandel. 2. Kinderopvang- en onderwijsvoorzieningen. Millingen heeft één basisschool. Als de prognoses uitkomen, zal het aantal leerlingen geleidelijk aan teruglopen met zo’n 90 leerlingen en op den duur mogelijk meer. Dat zal leiden tot leegstand. Het is goed om er nu al over na te denken wat er met die leegstand gaat gebeuren. Het nog te bouwen kindercentrum zal bij de vaststelling van de omvang rekening moeten houden met minder kinderen dan aanvankelijk verwacht. 3. Postkantoor en bank. De ontwikkeling van deze voorzieningen is niet afhankelijk van wat meer of minder inwoners. Het gaat hierbij om het algemene beleid dat men wil voeren ten aanzien van gemeenten van 5 à 6000 inwoners. Het postkantoor is gekrompen tot een bescheiden voorziening, de bank is samengegaan met de vestiging in Groesbeek. Op korte termijn zullen er geen wijzigingen komen en wat er op de lange termijn gebeurt, valt niet te voorspellen. 4. Zorgvoorzieningen. Bevolkingsdaling zal geen negatieve invloed hebben op de zorgvraag. Integendeel: de vraag naar zorgvoorzieningen zal alleen maar toenemen. In het rapport van Companen wordt aangegeven welke plannen er zijn om aan deze vraag tegemoet te komen. De plannen zien er op zich vertrouwenwekkend uit. Aandacht wordt gevraagd voor een proactieve realisatie van een verpleegafdeling in het gasthuis St. Jan De Deo, gebaseerd op de prognose over de noodzaak in bijvoorbeeld 2020. 5. Bibliotheek. De bibliotheek is thans onderdeel van Bibliotheek Gelderland Zuid. Dit betekent een grote vooruitgang in organisatie en dienstverlening ten opzichte van de eerdere situatie. De kosten voor de gemeente zijn echter relatief hoog en die stijgen per inwoner alleen maar als de bevolking krimpt. Een punt van zorg! 6. Uitgaansgelegenheden. Hierbij gaat het vooral om een disco voor jongeren. Voor een dergelijke voorziening moeten de jongeren naar elders. Bij krimp verandert dit uiteraard niet. Voor ouderen geldt dat musea, bioscopen en theaters in Nijmegen en eventueel Arnhem goed bereikbaar zijn. 7. Recreatiemogelijkheden, ontmoetingsruimten en sportvoorzieningen. Recreatiemogelijkheden die te maken hebben met natuur en landschap zijn ruim voorhanden en niet afhankelijk van het aantal inwoners. Denk aan fietsen, wandelen, en watersport. Bij ontmoetingsruimten gaat het om horecagelegenheden en een dorpshuis. Voor een dorp als Millingen met een typisch dorpskarakter is een dorpshuis, als plaats van ontmoeting en voor het bieden van faciliteiten van groot belang. Het dorpshuis ‘De Bijenkorf’ is aan vernieuwing toe. We vragen ons af of de plannen die thans in ontwikkeling zijn passen bij de nieuwe situatie. Daar moet nog maar eens grondig over worden nagedacht en alternatieven (denk aan een toekomstige functie voor het gemeentehuis) moeten worden overwogen.
De sportvoorzieningen zullen op termijn minder gebruikt gaan worden vanwege de terugloop van het aantal jeugdigen. Dit zou kunnen betekenen dat er aanpassingen nodig zijn. Wellicht zou een sport- en fitness faciliteit een welkome aanvulling zijn. 8. Openbaar vervoer. Vervoersmogelijkheden zijn van groot belang. Dat geldt zowel voor de auto als het openbaar vervoer: bus, taxi, SWOM-bus. We denken dat het openbaar vervoer bevredigend is te noemen. Dat moet vooral zo blijven. Alles overziende zal er enige aanpassing nodig zijn als de bevolking krimpt. Vooralsnog zal dit in bescheiden mate het geval zijn. Er is geen reden tot zorg over substantiële aantasting van het voorzieningenniveau.
Ten slotte De bevolking van Millingen zal gaan krimpen. Dat hoeft niet erg te zijn, mits je er maar rekening mee houdt en het beleid eraan aanpast. In de Volkskrant van 29 oktober 2008 stond een artikel met de kop Dorpen strijden om inwoners. In het vervolg staat: ‘Veel plattelandsgemeenten willen veel te graag stadje zijn of spelen. (…) De toekomstige demografische ontwikkelingen geven daartoe geen aanleiding. Zoek het karakter in het eigene, profileer je als regio waar rust en stabiliteit heerst.’ Dit lijkt ons een verstandig advies. Krimp biedt nieuwe en onverwachte mogelijkheden. Laten we even hardop dromen. Het sportpark is prachtig opgeknapt door een financiële bijdrage van de provincie die wel inzag dat Millingen zich in een uitzonderingspositie bevindt vanwege de bijzondere ligging. Verder ziet de provincie Millingen als proeftuin voor beleidsontwikkeling bij bevolkingskrimp. Millingen loopt immers voorop wat betreft krimp in het gebied van de Stadsregio Arnhem Nijmegen en misschien wel in Gelderland. Daar kunnen andere gemeenten straks weer hun voordeel mee doen. In verband hiermee heeft de provincie een paar deskundigen ingezet die met een werkgroep een verrassend en veelbelovend plan hebben ontwikkeld onder de titel ‘Millingen aan de Rijn, parel van de Duffelt’. Voor de uitvoering van het plan heeft de provincie extra financiële middelen beschikbaar gesteld. Het effect ervan is al op een aantal plaatsen zichtbaar. Zo zijn er allerlei open plekken in het dorp ontstaan in de vorm van pleintjes, parkeerplaatsen, openbaar groen en speelplekken. Daar is het dorp een stuk aantrekkelijker door geworden. Leuk voor de bewoners maar ook goed voor recreatie en toerisme. In de toeristische gidsen staat tegenwoordig: Millingen aan de Rijn, het fraaie dorp in het hart van De Duffelt. De fietsers op de dijk maken graag een omweg door het centrum van het dorp en stappen af bij een van de vele terrasjes. Door een slimme reconstructie van de ruimtelijke situatie bij de Zalmstraat en de Burgemeester Eykelhoffstraat worden de fietsers als vanzelf het dorp ingeleid en daar hebben ze geen spijt van want de dorpskern is de moeite van een bezoekje waard. Door een gezamelijke inspanning van Gemeente en aanwonenden is er heel wat verbeterd. Wat hen opvalt is het Gemeenschapshuis, het voormalige Gemeentehuis, een ideale plek voor allerlei samenkomsten. Het hart van de dorpsgemeenschap. Ook de bibliotheek heeft er een nieuw onderkomen gevonden. Fijn dat je je auto er zo gemakkelijk kwijt kunt. De nieuwe groenaanplant is nog wat jong maar het ziet er veelbelovend uit. Ach ja, soms komen dromen uit.
Geraadpleegde literatuur 1. Bevolkingsdaling, Gevolgen voor bestuur en financiën Raad voor het openbaar bestuur en Raad voor de financiële verhoudingen, ’s-Gravenhage 2008 2. Onverkende paden, Uitdagingen voor de provincie Zeeland door de veranderende bevolkingsopbouw, Provincie Zeeland, 2008 3. Lichtenvoorde Detailhandelsstructuurvisie, Actualisatie en evaluatie, MKB Reva B.V., Apeldoorn, 2008 4. Visie op wonen en werken 2004 BRO 5. Woonvisie 2008, Kansen voor kwaliteit Companen, Arnhem 2008 6. Dorpen strijden om inwoners De Volkskrant, 29 oktober 2008 7. Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier BurgerPlatform Millingen 2007 8. Woningbehoefteonderzoek 2007 Gemeente Millingen aan de Rijn Atrivé, H.van de Moosdijk en I. van Rijswijk, Houten 2007 9. Het beste van twee werelden, plattelanders over hun leven op het platteland Sociaal en Cultureel Planbureau, C. Simon, L. Vermeij, A. Steenbekkers, ’s-Gravenhage 2007 10. Bevolkingsprognose Gelderland 2007 Dienst Ruimte, Economie en Welzijn, Afdeling Stedelijk Gebied; Onderafdeling Stedelijke Ontwikkeling, Arnhem, 2007 11. Demografische kerncijfers per gemeente CBS, november 2008 12. Databestand Primos-prognose 2009 ABF-research
Bijlage Waarom groei van het aantal alleenstaanden? In de NRC van 13 februari 2009 stond een artikel over het waarom van het groeiend aantal alleenstaanden. Er is in Nederland sprake van een onstuitbare opmars van het aantal mensen dat alleen een huis bewoont: in 1984 één miljoen, nu 2,5 miljoen (op een totaal van 7 242 000 huishoudens, dus één op drie) en het worden er 3,5 miljoen in 2030. Overigens hoeft ‘alleenstaand’ niet te betekenen ‘zonder partner’. Iedereen die alleen woont, geldt als alleenstaand. Volgens het CBS is iedere generatie sneller geneigd om een relatie te verbreken en die neiging neemt de komende jaren alleen nog maar toe. Waarom? Dat verschilt per levensfase. De twintigers van nu zijn met een zelfstandigheidcursus bezig. Ze investeren stevig in hun carrière, gaan op reis. Ze trekken hun eigen plan en daar past een relatie niet altijd in. Dan de dertigers. Anders dan vroeger – denk aan de jaren vijftig, zestig – ontbreekt de economische noodzaak om samen te blijven als de relatie tegenvalt. De stevige carrièreplanning uit zich in een egocentrische generatie die ‘niet uit liefdadigheid zoveel in zichzelf heeft geïnvesteerd.’ Bij vrouwen van boven de dertig begint de biologische klok harder te tikken, maar een vader voor hun kinderen wensen ze zich vaak exact op maat gesneden. Iemand met wie ze in balans zijn, maar die óók meerwaarde biedt. Voor veertigers en ouder tenslotte hoeft het settelen niet meer zo. De kinderen zijn er, net als die leuke baan en dat eigen huis. Lopen ze tegen een nieuwe relatie aan, dan doen ze nog moeilijker concessies dan twintigers en dertigers. Samenwonen is geen noodzaak meer: hun eigen huis opgeven, ho maar. Zo, ‘hoppend van relatie naar relatie, brengen steeds meer mensen jaren als single door – mannen gemiddeld tien, vrouwen zeker vijftien jaar. Ze wisselen hun partner in, al naar gelang de levensfase. Is de relatie voorbij en vinden ze niemand die op dat moment bij hen past? Geen probleem: ze redden zichzelf wel. (Footnotes) 1 De beschrijving van de trends is een bewerking van een hoofdstuk uit: Lichtenvoorde detailhandelsstructuurvisie, MKB Reva B.V. 2008