v
Nieuws van
Nummer 9 winter 2012
Themanummer Verlenging werkzaamheden gemeente Texel
KRIMP
Het contract van Jan Legters als waarnemend algemeen directeur van de gemeente Texel wordt verlengd tot 31 oktober 2013 voor gemiddeld 3 dagen per week. Jan Legters is sinds mei 2012 aangesteld als waarnemend algemeen directeur van de gemeente Texel. Hij vervangt hiermee Cock van Wijngaarden die eind maart zijn werkzaamheden als gemeentesecretaris / algemeen directeur neerlegde. Het college kiest voor deze tijdelijke invulling en een verdeling van de werkzaamheden met het oog op de huidige organisatieontwikkeling. Gestreefd wordt naar een definitieve invulling van de functie gemeentesecretaris / algemeen directeur in het 3e kwartaal van 2013.
Presentatie Visie Legters & Partners op vermogensverbetering Legters & Partners is er van overtuigd dat iedere gemeente zelfs in deze crisistijd haar eigen vermogen kan aanzuiveren en/of haar schuldenpositie kan verkleinen. Wij hebben daarom een visie ontwikkeld op vermogensverbetering binnen gemeenten, bestaande uit het opstellen van een probleemanalyse, het stellen van gerichte doelen voor een substantiële afname van schulden en/of boekwaarden van grondexploitaties en het benoemen van maatregelen waarmee deze doelen behaald gaan worden. De maatregelen zijn reeds met accountants besproken. Graag overtuigen wij u van onze (soms verrassende) visie tijdens een vrijblijvende presentatie. Geïnteresseerd? Neem contact op met Jan Legters voor het maken van een afspraak (janlegters@ legters-partners.nl of 06- 539 24 481).
Ge E E N
GREEP UIT RECENTE PROJECTEN Teambuiding en coaching: Gemeente Winsum Gemeente De Marne Interzorg Martiniziekenhuis Gemeente Emmen Organisatieadvies en interim-management: Gemeente Texel Gemeente Leeuwarden Parkmanagementvereniging Oldambt Gemeente Haren Gemeente Winsum Gemeente Zuidhorn Projecten en grondexploitaties: Herontwikkeling biologisch centrum Haren in hotelfunctie Diverse herontwikkelingslocaties in Groningen Gemeente Zutphen Hampshire Hotel Groningen Gemeente Buren Gemeente Oldambt Gemeente Winsum Gemeente Olst-Wijhe Gemeente Texel Gemeente Vlagtwedde
De gevolgen van bevolkingskrimp Bevolkingsgroei was decennialang vanzelfsprekend in Nederland. In de afgelopen jaren is daar echter verandering in gekomen. In verschillende delen van Nederland neemt het aantal inwoners af. Vaak gaat deze bevolkingskrimp bovendien gepaard met een veranderende samenstelling van de bevolking: met name jonge mensen vertrekken, waardoor er een relatief hoog percentage ouderen overblijft. Bevolkingskrimp heeft – zeker in combinatie met de vergrijzing – grote gevolgen voor leefbaarheid en de economie in deze krimpregio’s. Krimp heeft invloed op de economische dynamiek, de vraag naar goederen en diensten, de arbeidsmarkt en ruimtegebruik. Bij ongewijzigd beleid kan krimp samengaan met allerlei knelpunten op het gebied van wonen, voorzieningen, economie en arbeidsmarkt.
Drie krimpregio’s In 2011 heeft de SER een advies uitgebracht aan de rijksoverheid. Daarin worden de drie belangrijkste krimpregio’s in Nederland benoemd: Oost-Groningen, Parkstad Limburg en Zeeuws Vlaanderen. Dat betekent echter niet dat er in andere regio’s geen sprake is van bevolkingskrimp. De verwachting is zelfs dat in 2025 de helft van alle gemeenten een krimpgemeente zal zijn. Met name grensregio’s hebben het moeilijk. Dat zie je in Noord-Nederland bijvoorbeeld in de regio Emmen en in Noord-Friesland. De problemen zijn echter niet in iedere regio gelijk. In Oost-Groningen is sprake van een combinatie van sterke krimp met een hoge werkloosheid en een laag opleidingsniveau. In Emmen zie je dat het met de bevolkingskrimp eigenlijk wel meevalt, maar dat er wel sprake is van vergrijzing en een erg hoge werkloosheid, op dit moment al meer dan 10%. In 2010 heeft SER Noord-Nederland een advies uitgebracht aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland onder de naam ‘Het noorden geeft geen krimp’. In dit advies, dat te vinden is op de site van de SER-NN via www.sernoordnederland.nl/themas/krimp, zijn de verschillende krimpregio’s in Noord-Nederland en hun specifieke kenmerken en problemen uitgebreid beschreven.
Leefbaarheid in krimpregio’s Minder mensen betekent minder klanten voor bedrijven en instellingen. Dit zal leiden tot het verdwijnen van voorzieningen uit de kleinere
kernen. In de eerste plaats heeft dit uiteraard effect op de werkgelegenheid: wanneer bijvoorbeeld een supermarkt verdwijnt, verdwijnt daarmee ook een aantal arbeidsplaatsen. Daarnaast is sluiting van winkels en bedrijven ook slecht voor de leefbaarheid. Wanneer ook andere voorzieningen zoals scholen, sportvoorzieningen en zorginstellingen verdwijnen is dit effect nog sterker. Gevolg is dat nog meer mensen uit deze plaatsen wegtrekken. Er ontstaat een visueuze cirkel: minder voorzieningen – verslechterde leefbaarheid – meer mensen vertrekken – nog minder voorzieningen. Dit kan zorgen voor concurrentie tussen gemeenten, want mensen vertrekken naar plaatsen waar wel voorzieningen zijn.
Economische ontwikkeling in krimpregio’s Veelal zijn het de jongere, werkzoekende mensen die wegtrekken naar regio’s met meer werkgelegenheid, waardoor de bevolking per saldo vergrijst. Ook vertrekken verhoudingsgewijs
veel hoogopgeleide mensen. Dit is om twee redenen een probleem. In de eerste plaats hebben de achterblijvers een lager besteedbaar inkomen dan gemiddeld, waardoor er minder basis is voor het in stand houden van winkels en voorzieningen en deze nog meer onder druk komen te staan. Vooral scholen en kinderopvangorganisaties krijgen te maken met een sterke daling als er sprake is van een combinatie van krimp en vergrijzing. Het tweede gevolg is dat bedrijven zich niet in deze regio’s gaan vestigen omdat zij hier onvoldoende personeel kunnen vinden. Dit lijkt op het eerste gezicht misschien tegenstrij-
dig als er sprake is van een hoge werkloosheid, maar er is vaak geen kwalitatieve match tussen vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt in krimpregio’s. Bedrijven hebben steeds minder behoefte aan laaggeschoold personeel, en het hoogopgeleide personeel dat zij wel nodig hebben is vertrokken naar gebieden waar meer werkgelegenheid is. Evenals bij leefbaarheid zie je ook hier dat het effect zichzelf versterkt: hoogopgeleiden vertrekken omdat er onvoldoende werk is, en bedrijven gaan zich hier niet vestigen omdat zij onvoldoende gekwalificeerd personeel kunnen vinden.
Krimp bedreiging voor basisscholen in plattelandsgebieden Door bevolkingskrimp neemt het aantal voorzieningen in de krimpregio’s af. Dit geldt voor scholen nog sterker dan voor andere voorzieningen, omdat hier twee ontwikkelingen van invloed zijn: zowel bevolkingskrimp als ontgroening. Uit onderzoek van het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven bleek dat tussen 2010 en 2014 negenhonderd basisscholen onder de opheffingsnorm zullen zakken; dat is 13 procent van alle scholen. Door bevolkingskrimp en door vergrijzing neemt het leerlingenaanbod voor basisscholen af. Gevolg is dat met name de kleinere basisscholen in plattelandsregio’s in hun voortbestaan bedreigd worden. Voor de leefbaarheid van het platteland is dat een groot probleem. Scholen hebben namelijk een belangrijke sociale functie in een dorpsgemeenschap. De kinderen gaan er niet alleen naar school, maar buurtgenoten ontmoeten elkaar op het schoolplein, speelafspraakjes worden gemaakt, er worden activiteiten georganiseerd, etc. Sluiting van een basisschool in een dorp heeft dus veel meer gevolgen dan alleen het feit dat de kinderen een paar kilometer verder moeten reizen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de basisschool als hoogste scoort wanneer aan dorpen wordt gevraagd wat zij de belangrijkste in stand te houden voorziening vinden. Dat blijkt u het in 2008 verschenen onderzoeksrapport ‘Kleine kernen in beweging’ van de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen. Sluiting van basisscholen in plattelandsgebieden leidt dan vaak ook tot heftige reacties van de bevolking.
Hoewel het voor de leefbaarheid van de plattelandsgebieden dus erg belangrijk is om een basisschool te hebben, zijn er ook argumenten die pleiten voor het opheffen van deze kleine scholen. Allereerst zijn dat uiteraard financiële argumenten. Het in stand houden van meerdere kleine scholen kost gemeenten verhoudingsgewijs meer dan deze samenvoegen in één school. Daarnaast speelt echter ook de vraag of de kwaliteit van het onderwijs op kleine scholen nog wel gewaarborgd kan worden. Op kleine scholen zitten vaak meerdere groepen bij elkaar in één klaslokaal. Het blijkt dat dit leidt tot extra concentratieproblemen bij de kinderen. Ook is het de vraag of kleine scholen wel voldoende kennis in huis hebben voor de begeleiding van kinderen met specifieke zorg- en gedragsproblemen. Voor gemeentebesturen leidt dit vaak tot een moeilijk dilemma: kiezen we voor de gemeentekas en de kwaliteit van het onderwijs, of kiezen we voor de leefbaarheid van de dorpen? Op de achtergrond speelt daarbij ook het risico op een visueuze cirkel: dorpen zonder basisschool zijn minder aantrekkelijk als woonplaats voor gezinnen met jonge kinderen, met als gevolg dat de bevolking nog verder af zal nemen en per saldo nog meer zal vergrijzen.
Enkele succesvolle voorbeeldprojecten Krimp biedt niet alleen problemen, maar leidt vaak ook tot creatieve ideeën en innovatieve oplossingen. We zetten hieronder een aantal voorbeelden die wij in de afgelopen twee jaar in diverse media tegenkwamen voor u op een rijtje. Ter inspiratie.
Amsterdamse achterstandsleerlingen naar Zeeuwse plattelandsscholen Een bijzondere oplossing om de sluiting van een basisschool in een krimpgebied te voorkomen: schoolkinderen uit Amsterdam op je school zien te krijgen. Inwoners van het Zeeuwse dorpje Kats (440 inwoners) bedachten het onorthodoxe plan. Kinderen die in Amsterdam door bijvoorbeeld hun thuissituatie niet optimaal kunnen leren zouden voor dit plan in aanmerking kunnen komen. Ook opvang bij een Zeeuws gastgezin zou daarbij misschien tot de mogelijkheden behoren. Het lijkt een ideale overeenkomst: kinderen uit Amsterdam die om wat voor reden vastgelopen zijn in een kleine klas op het Zeeuwse platteland plaatsen. Daar tegenover staat dat de Prinses Margrietschool in Kats profiteert van de onderwijsexpertise van de hoofdstad en, niet onbelangrijk, genoeg leerlingen houdt om te blijven bestaan. De Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher is erg enthousiast. ‘Het project is op verschillende niveaus erg interessant. Het idee om als grote stad met het platteland samen te werken opent nieuwe perspectieven.’
Halve scholen Veel scholen op het platteland dreigen te verdwijnen door het dalende aantal leerlingen, zoals u in het artikel elders in deze nieuwsbrief kunt lezen. Een gemeente waar dit probleem zich sterk voordoet is de Friese gemeente Littenseradiel. Deze krimpgemeente met zeventien dorpen heeft negentien basisscholen, waarvan tien met minder dan vijftig leerlingen. De gemeente Littenseradiel bedacht een creatieve oplossing voor dit probleem: halve scholen. Sommige dorpen zouden dan een onderbouwschool krijgen (groepen 1 t/m 4) en andere dorpen een bovenbouwschool (groepen 5 t/m 8). Op deze manier zou ieder dorp een school kunnen behouden.
Bevolkingskrimp leidt niet tot minder verkeer Krimp van de bevolking leidt niet per definitie tot minder verkeer. Een toenemende welvaart stimuleert meer autobezit en autogebruik. Per saldo neemt de mobiliteit hierdoor nog toe, ook in regio’s waar de bevolkingsomvang terugloopt. Dit schrijft de SER in het rapport ‘Bevolkingskrimp benoemen en benutten’. De bevolking krimpt vooral in de landelijke gebieden aan de rand van Nederland, zoals NoordoostGroningen, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg. Terugloop van de bevolking leidt echter niet tot minder verkeersdrukte in deze krimpregio’s. Een belangrijke verklaring is dat het effect van minder mensen wordt gecompenseerd doordat er per persoon meer wordt gereisd. Een voorbeeld is de regio Noordoost-Groningen: door de krimp van de bevolking neemt het autogebruik tot 2030 met maximaal 8 procent af. Door andere factoren stijgt het autogebruik echter met 30 procent. Per saldo levert dit een groei op van 22 procent. De invloed van bevolkingskrimp op het goederenverkeer is eveneens beperkt. Het regionale openbaar vervoer komt wel steeds verder onder druk te staan. Een van de conclusies van het SER-rapport is dat de ontwikkeling vraagt om meer vraagafhankelijke vervoersystemen. Vermindering van openbaar vervoer raakt vooral 65-plussers, minder valide personen en jongeren (scholieren). Een groter aanbod van vraagafhankelijke vervoersystemen, zoals de regiotaxi, kan hier gedeeltelijk in voorzien. Vanwege de lage bevolkingsdichtheid en daardoor lage bezettingsgraad is het niet reëel om alle heil van het openbaar vervoer te verwachten. Beleid gericht op concentratie en (her)spreiding van onderwijs en andere voorzieningen moet rekening houden met een goede bereikbaarheid, vooral voor die groepen die van zichzelf minder mobiel zijn. Mogelijk liggen hier kansen voor innovatieve
ondernemers of burgerinitiatieven. Ook is een adequate infrastructuur nodig. Externe ontsluiting is ook voor regio’s met lage bevolkingsdichtheden van groot belang. Zeker als voorzieningen en diensten sterker gebundeld en geconcentreerd worden, is een goede ontsluiting onontbeerlijk om de toegankelijkheid en bereikbaarheid te verzekeren. Naast fysieke infrastructuur is een optimale digitale ontsluiting, zowel glasvezel als draadloos, van belang voor krimpregio’s. Dit is een voorwaarde om de kansen die bijvoorbeeld het nieuwe werken (thuis en op afstand werken) biedt, te kunnen benutten. Voor onderdelen van de vrijetijdssector zijn weer andere aspecten belangrijk, zoals het verbinden van verschillende waterwegen of het voor het publiek toegankelijk maken van landelijke gebieden.
BZK-ser werkconferentie: toekomstagenda voor vitale krimpregio’s Zet in op grensoverschrijdende samenwerking en betrek detailhandel bij keuzes. Dit zijn twee van de tien aanbevelingen uit de Toekomstagenda voor Vitale krimpregio’s. De aanbevelingen zijn ontstaan tijdens de BZK-SER werkconferentie van 1 november 2012 over de centrale vraag hoe de economische kracht van krimpregio’s optimaal benut kan worden.
Inspelen op eigenheid Het SER-advies ‘Bevolkingskrimp benoemen en benutten’ uit 2011 stelde al dat een heroriëntatie nodig is. Regio’s moeten niet langer uitgaan van groei, maar inspelen op de te verwachten krimp, met als inzet: krimpregio’s in een nieuw evenwicht met genoeg draagkracht en vitaliteit voor bewoners en bedrijfsleven. Op 1 november 2012 is verder verkend wat nodig is om dit nieuwe evenwicht te bereiken, resulterend in een Toekomstagenda.
Dubbele uitdaging voor gemeenten Gemeenten in krimpregio’s staan dus voor een dubbele uitdaging: het op peil houden van de leefbaarheid voor steeds minder inwoners met minder financiële bestedingsruimte, en tegelijkertijd het vestigingsklimaat voor bedrijven aantrekkelijk houden in verband met de werkgelegenheid. Dat is een vrijwel onmogelijke opgave. Het is verstandiger om via samenwerking tussen gemeenten tot oplossingen te komen, met daarin afspraken over gezamenlijke inves-
teringen. Die samenwerking moet ook de grenzen over. En in die verbanden moeten niet alleen de probleemgebieden onderling samenwerken, maar juist ook met gemeenten die naar verwachting zullen groeien. Het vinden van een nieuw evenwicht tussen burger, overheid en markt is daarbij van essentieel belang.
Reactie VNG en MKB-Nederland Jan Meerman nam namens MKB-Nederland de Toekomstagenda in ontvangst. Hij benadrukte het belang van echt integrale samenwerking en duidelijke keuzes: “Het is soms onvermijdelijk impopulaire maatregelen te nemen.” Ook drong hij aan op actie: “Begin liever nog vandaag dan morgen.” De Toekomstagenda wordt ook aangeboden aan de VNG. In een eerste reactie gaf Sjraar Cox, lid hoofdbestuur VNG, aan dat de VNG economische vitaliteit cruciaal acht voor een goede aanpak van bevolkingsdaling, juist ook door goede verbindingen met maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven.
Toekomstagenda
De Toekomstagenda omvat tien aanbevelingen voor goede bestuurlijke randvoorwaarden. Ook in het Regeerakkoord Rutte II is er volop aandacht voor de krimpproblematiek, vanuit verschillende ministeries. Economische vitaliteit en arbeidsmarkt worden hierin niet expliciet genoemd, maar verdienen wel de aandacht. De Toekomstagenda speelt hier op in. Centrale gedachte bij de tien aanbevelingen is dat een goede aanpak van de krimpproblematiek vraagt om breed gedragen lange-termijn-visies en samenwerking tussen gemeenten onderling en tussen gemeenten en bedrijven, instellingen en burgers. De aanwezigen bij BZK-SER symposium Vitale krimpregio’s achten de volgende punten essentieel om krimpregio’s economisch vitaal te houden: 1. zoek economische vitaliteit ook in relatie tot an-
dere regio’s; 2. zet in op grensoverschrijdende samenwerking; 3. sluit aan bij bestaand arbeidspotentieel; 4. wees bewust van detailhandelsvraagstukken; maak samen keuzes en pak door; 5. werk samen op aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en betrek de regionale economie hierbij; 6. a) verbind landelijk met stedelijk gebied in de regio; b) benut gastvrijheidseconomie in brede zin als kans in krimpregio; 7. behoud dynamiek door mensen te faciliteren; 8. werk aan overkoepelende, regionale toekomstvisie; 9. experimenteer met ander financieel instrumentarium; 10. investeer in menselijk kapitaal.
Kwaliteitsverbetering door herstructurering in krimpgebieden Herstructurering van het woningbestand in krimpgebieden kan leiden tot een mooiere stad of dorp. Een voorbeeld daarvan is de wijk Rolduckerveld in Kerkrade, waar herstructurering noodzakelijk was met het oog op de bevolkingsdaling. Hoogbouwflats uit de jaren zestig werden vervangen door nieuwbouwprojecten met laagbouw. De moderne gezinswoningen met een tuintje maken van de wijk weer een aantrekkelijke woonomgeving.
Gezamenlijk woon- en leefbaarheidsplan regio Groningen De gemeenten Appingedam, Delfzijl, Eemsmond en Loppersum en de provincie Groningen maken gezamenlijk afspraken over het nieuwe beleid voor wonen en voorzieningen in de Eemsdelta-regio. In het Pact Eemsdelta is afgesproken dat er in de periode 20092018 veel nieuw gebouwd zal worden in de regio. Er is ruimte voor 2.600 nieuwbouwwoningen, ter vervanging van 3.300 te slopen woningen. Dit zal er voor zorgen dat het woningaanbod in de Eemsdelta beter aansluit op de gewijzigde wensen van de consument. Het Pact Eemsdelta is nader uitgewerkt in een gezamenlijk woon- en leefbaarheidsplan voor de regio.
Aanpak particulier woningbezit in Friesland In Noord-West Friesland staan tientallen woningen die in zeer slechte staat zijn. De leefbaarheid van de omgeving en de waarde van het onroerend goed in de omgeving wordt hier door aangetast. In Friesland hebben vier woningcorporaties en Doarpswurk daarom de ‘Aanpak Rotte Kiezen’ opgezet. Eigenaren worden door de gemeente aangeschreven om de situatie te verbeteren. Een succesvol voorbeeld is een slecht onderhouden garage in een doodlopend straatje in Berlikum, dat door de woningcorporatie is aangekocht tegen marktwaarde. Het bijbehorende woonhuis is gerestaureerd en verkocht. De garage is verbouwd tot een aantal garageboxen met bovenwoning. De gemeente heeft na de nieuwbouw de openbare ruimte aangepakt.
Serious gaming: spelen met krimp Hoe krijg je als wethouder, beleidsmedewerker of directeur van een woningstichting breed inzicht in de effecten van bevolkingsdaling op de verschillende beleidsterreinen en in de gevolgen van bepaalde beleidskeuzes en samenwerkingsverbanden? Om antwoord te geven op deze vraag liet het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Krimpgame ontwikkelen. Tijdens de game gaan deelnemers – vaak wethouders, beleidsmedewerkers, projectleiders en directeuren van instellingen zoals woningstichtingen, zorginstellingen en scholengemeenschappen – beleidsopties uitproberen in een virtuele wereld: Krimpstad. In drie uur tijd wordt dertig jaar beleid nagespeeld. De deelnemers spelen een andere rol dan ze in het dagelijkse leven vervullen: een wethouder is directeur van een woningstichting, een directeur van een woningstichting is directeur van een scholenge-
meenschap, een directeur van een scholengemeenschap is wethouder, … Het realistische model dat de basis is voor Krimpstad rekent de effecten van de beleidskeuzes door voor de sociale leefbaarheid en de economische ontwikkeling in de regio. De deelnemers zien welke gevolgen hun beslissingen hebben voor de leefbaarheid en de economische ontwikkeling, maar ook voor de andere partijen. Dit leidt tot meer onderling begrip en vaak ook tot oplossingen die niet snel achter een bureau bedacht zouden zijn.
Gevolgen voor gemeentefinancien Bevolkingskrimp heeft negatieve gevolgen voor de gemeentefinanciën. De inkomsten vanuit het Gemeentefonds dalen, en ook de eigen inkomsten zoals OZB-opbrengsten en inkomsten vanuit grondexploitaties dalen. De uitgaven dalen echter niet in eenzelfde tempo mee. In tegendeel: bevolkingskrimp leidt vaak tot extra uitgaven en investeringen, zoals herstructureringen. Aan de hand van een pilot in de Achterhoekse gemeente Bronckhorst is een rekenmodel ontwikkeld dat de financiële gevolgen in kaart brengt bij gemeentes die met krimp te maken hebben. Het doel van het experiment is om een gemeente inzicht te geven in wat de financiële gevolgen zijn van demografische ontwikkelingen in een gemeente, als niet tijdig wordt ingegrepen. Het experiment ‘Krimp beheersbaar begeleiden’ levert een financieel overzicht van de keuzes en stimuleert de integrale beleidsafwegingen op de verschillende terreinen binnen een gemeente. De SEV (stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting), gemeente Bronckhorst, provincie Gelderland en adviesbureau PAS zijn de opdrachtgevers voor dit experiment. Het resultaat van het tra-
ject is een visueel rekenmodel dat hanteerbaar is voor de gemeente. Het model maakt duidelijk en inzichtelijk wat het kost en wat het oplevert als een gemeente diverse keuzes maakt in haar beleid.
Teveel winkels, kantoren en bedrijfsterreinen in krimpregio’s Waar minder mensen wonen en minder bedrijven gevestigd zijn, zijn ook minder winkelpanden, kantoorpanden en bedrijfsgebouwen nodig. Dat lijkt heel logisch. Toch blijkt uit diverse onderzoeken dat krimpgemeenten hier nog onvoldoende op anticiperen. In tegendeel: in veel krimpregio’s worden nog volop nieuwe winkelgebieden en bedrijfsterreinen aangelegd. Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel voerde in 2011 onderzoek uit naar winkelgebieden in krimpregio’s. In het rapport ‘Bevolkingskrimp en winkelgebieden’ concludeert het Hoofdbedrijfsschap Detailhandel dat in de gebieden die in de komende jaren te maken krijgen met bevolkingskrimp nog volop nieuwbouwplannen voor winkelgebieden worden gemaakt. In het rapport wordt geadviseerd om de bestaande winkelstructuur te saneren en op te schalen. Daarbij wordt de nadruk gelegd op regionale afstemming. Ook worden diverse creatieve oplossingen aangedragen om de leefbaarheid in stand te kunnen houden, bijvoorbeeld het combineren van winkels en maatschappelijke voorzieningen zoals buurt- en dorpshuizen, verzorgingstehuizen, etc in multifunctionele accommodaties. Niet alleen in winkelgebieden is steeds meer sprake van leegstand. Ook bij kantoorgebouwen in steeds meer sprake van leegstand. In 2011 stond ongeveer 17% van de kantoorruimte leeg. Overigens is dit niet alleen een probleem in krimpregio’s; vooral in de randstad is leegstand van kantoorgebouwen een probleem. Naar verwachting is het structurele overaanbod ongeveer 10%. Die panden zullen uiteindelijk gesloopt moeten worden of geschikt gemaakt moeten worden voor andere bestemmingen. Om meer leegstand te voorkomen willen provincies strakker sturen op de planning voor nieuwe kantoorlocaties. Zij stelden daarvoor het ‘Actieprogramma aanpak leegstand kantoren’ op. Dat er ondanks de leegstand nog veel nieuwe kantoorgebouwen bijgebouwd worden baart de provincies zorgen.
De Gelderse gedeputeerde Verdaas zegt hierover in een interview met Binnenlands Bestuur: “Ik heb voor Gelderland uitgerekend dat als je alle werkzoekenden die nu nog in de kaartenbakken van het UWV zitten aan een witteboordenbaan zou helpen, je nog met een overschot aan kantoorruimte blijft zitten, Ja, dan heb ik het over de bestaande voorraad. Waarom zou je dan maar blijven bijbouwen?” De conclusie is dat gemeenten hun plannen voor het realiseren van nieuwe winkelgebieden en bedrijfsterreinen zullen moeten bijstellen, of zelfs moeten overgaan tot sanering van het huidige winkel- en kantorenbestand. Overigens is dit geen eenvoudige opgave, omdat deze panden doorgaans in handen zijn van particuliere eigenaren. Eind juni 2012 sloten het rijk, provincies, gemeenten, projectontwikkelaars en beleggers een akkoord om de leegstand van kantoren tegen te gaan, het Convenant Aanpak Leegstand Kantoren. De leegstand van kantoren zou binnen tien jaar moeten dalen naar vijf procent. Een van de meest opvallende onderdelen van het convenant was het instellen van een sloopfonds. Gemeenten, huurders en projectontwikkelaars zouden geld in dit fonds moeten stoppen om eigenaren van leegstaande kantoren te compenseren voor herbestemming of sloop. De VNG ondertekende het convenant met de voorwaarde dat de leden het nog moesten goedkeuren. Op dit moment is nog onduidelijk of een meerderheid van de gemeenten het convenant zal steunen.
Aanpak van krimp op de Duitse manier Hoe kan de overheid krimp te lijf gaan? In Nederland wordt dit vooral gedaan door herstructurering: sloop en (gedeeltelijke) nieuwbouw van woningen. Het nadeel hiervan is dat slopen niet alleen zeer kostbaar is, maar dat er ook sprake is van willekeur wat resulteert in een verstoring van de sociale cohesie in een wijk. Sociale netwerken vallen uiteen en leefpatronen veranderen. In Duitsland, waar krimp zich al jaren voordoet, wordt meestal gekozen voor een combinatie van slopen en renoveren. Renovatie krijgt daar vaak de voorkeur boven sloop, omdat zowel de kosten als de sociale gevolgen hierdoor beperkt kunnen worden.
Bezoekadres Hoofdweg 288 9765 cn Paterswolde Postadres Postbus 1498 9701 BL Groningen [ t ] +31(0)50 529 02 40 [ e ]
[email protected] www.legters-partners.nl
www.legters-partners.nl
Krimpconventant Groningen De leefbaarheid in de provincie Groningen staat onder druk door bevolkingskrimp, vergrijzing en ontgroening. In navolging van de twee andere topkrimpregio’s – Limburg en Zeeland – heeft ook Groningen nu een convenant afgesloten met het rijk om de leefbaarheid in de provincie veilig te stellen. Omdat de situaties in de drie topkrimpregio’s verschillend zijn, heeft iedere provincie zijn eigen doelstellingen en prioriteiten vastgelegd in een convenant met het rijk. In het convenant maken rijk, provincie en gemeenten afspraken om de gevolgen van bevolkingskrimp te lijf te gaan. Belangrijk onderdeel van het Groninger convenant is dat het rijk gaat kijken of meer regelgeving ‘krimp-proof’ gemaakt kan worden. Het kabinet kondigde al eerder aan dat de NMA soepeler zal omgaan met de samenwerking tussen zorgorganisaties in krimpgebieden. Daarnaast gaat het rijk kijken wat de verdeling van middelen via het Gemeentefonds betekent voor de krimpregio’s. Gemeenten in krimpregio’s krijgen door hun dalende inwonertal minder geld vanuit het Gemeentefonds, terwijl zij hogere kosten hebben. Zo hebben de gemeenten en corporaties in de Groninger krimpregio’s in de afgelopen tien jaar al € 185 miljoen verlies geleden op de transformatie van de sociale huursector. De tijdelijke krimpmaatstaf in het Gemeentefonds is voor deze gemeenten van groot belang. Het convenant bevolkingsontwikkeling voor de provincie Groningen werd op 29 oktober 2012 ondertekend door minister Spies van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Groningse gedeputeerde Besselink en enkele Groninger burgemeesters. Het convenant loopt tot en met 2014.