Kostprijsmodel DBC GRZ
Versie 2.0 Utrecht, december 2011
DBC Onderhoud • Postbus 2774 3500 GT Utrecht • tel. 030 – 285 08 00 •
[email protected] • www.dbconderhoud.nl
Inhoudsopgave Kostprijsmodel DBC GRZ 1 Inleiding 1.1 Doel van het kostprijsmodel 2 Gehanteerde uitgangspunten Kostprijsmodel 3 Het kostprijsmodel in hoofdlijnen 3.1 Schematische weergave van het kostprijsmodel 3.2 Korte beschrijving van het kostprijsmodel 4 Het kostprijsmodel in stappen 4.1 Keuzevrijheid binnen het kostprijsmodel 5 Bepalen kostendragers (stap 1) 5.1 De achtergrond van de kostendragers 5.2 Categorieën kostendragers
1 4 4 5 7 7 7 9 10 11 11 11
5.2.1 Verblijf uit te drukken in kostprijs per eenheid (verblijfsdag) 5.2.2 Dagbehandeling uit te drukken in kostprijs per eenheid (behandeldag)
11 12
5.3 6 7 7.1 7.2 7.3 7.4
Vaststellen kostendragers per instelling in overleg met projectleider Bepalen totale instellingskosten (stap 2) Uitsluiten kosten uit de kostprijsberekening (stap 3) Waarom kosten uitsluiten? Hoe kosten uitsluiten? Welke kosten uitsluiten? Kosten behorend tot het leveren van zorg die valt onder andere financieringsbronnen 8 Toerekenen kosten aan hulpkostenplaatsen (stap 4) 8.1 Typen hulpkostenplaatsen 8.2 Spelregels bij kostentoerekening aan hulpkostenplaats 8.3 Kostentoerekening aan hulpkostenplaatsen II 9 Toerekenen kosten aan hoofdkostenplaatsen/kostendragers (stap 5) 9.1 Hoofdkostenplaatsen 9.2 Aanwijzingen bij de kostentoerekening aan hoofdkostenplaatsen / kostendragers 10 Toerekenen kosten hulpkostenplaatsen I aan kostendragers (stap 6) 11 Toerekenen kosten hulpkostenplaatsen II aan kostendragers (stap 7) 12 Totaliseren toegerekende kosten per kostendrager (stap 8) 13 Kostprijzen per kostendrager (stap 9) 13.1 Het relateren van kosten en productie 13.2 Benadering productievolume
12 13 14 14 14 15
13.2.1 Productievolume uren behandelaar 13.2.2 Productievolume verblijfsdagen 13.2.3 Verbijzondering productievolume klinisch verpleegkundige activiteiten
30 31 31
13.3 Het uitvoeren van de delingscalculatie Bijlage 1: Begrippenlijst
32 34
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
2
16 17 17 17 19 25 25 25 28 28 29 29 29 30
Bijlage 2: Lijst met kostendragers Bijlage 3: Overzicht toerekenen kostengroepen Bijlage 4: Opleidingskosten Bijlage 5: Stofnamen en indicatielijst add-ons 1 januari 2012 Bijlage 6: Toerekenen kosten hulpkostenplaatsen I aan kostendragers (stap 6) Soorten hulpkostenplaatsen Toewijzen kosten hulpkostenplaatsen (I) aan clusters kostendragers Toerekening van kosten hulpkostenplaatsen (I) via verdeelsleutels
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
3
36 38 41 42 47 47 47 48
1 1.1
Inleiding Doel van het kostprijsmodel
DBC-Onderhoud werkt aan de ontwikkeling van het DBC systeem voor de geriatrische revalidatiezorg. DBC‟s bestaan uit twee onderdelen: ten eerste de typering van de patiënt en ten tweede de zorgactiviteiten die voor deze patiënt uitgevoerd zijn. Voor de afzonderlijke uurtarieven (die via tijdschrijven worden gebonden aan de activiteiten) en overige activiteiten kunnen er kostprijzen bepaald worden. De kostprijs van een DBC bestaat uit de optelsom van de kostprijzen van de onderliggende activiteiten. Het doel is dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars in de GRZ in het eindmodel afspraken met elkaar maken over prijs, volume en kwaliteit van DBC‟s. Voor een nadere toelichting op de DBC-systematiek verwijzen wij u naar de website van DBC-Onderhoud (www.dbconderhoud.nl). Uit bovenstaande taak van DBC-Onderhoud is de hoofdfunctie van kostprijsbepaling af te leiden: 1 ‘GRZ zorgaanbieders behorende tot de referentiegroep zullen conform dit model kostprijsgegevens aanleveren. De kostprijsinformatie die door de referentie-instellingen wordt aangeleverd, wordt gebruikt bij het beoordelen van de – te ontwikkelen - productstructuur DBC GRZ op kostenhomogeniteit en het bepalen van landelijke DBC-productprijzen. Gedurende de doorontwikkeling van de productstructuur zal de nadruk liggen op de eenduidige toepassing van dit kostprijsmodel teneinde over vergelijkbare kostprijsgegevens te beschikken (opdat zinvolle analyses kunnen worden uitgevoerd).’ Daarnaast zullen zorgaanbieders bij invoering van de DBC-financiering behoefte hebben aan inzicht in de kostprijzen van DBC‟s, teneinde zich goed voor te kunnen bereiden op de te maken afspraken met de zorgverzekeraar. Het ontwikkelde kostprijsmodel vormt hiervoor in het eindmodel een hulpmiddel voor zorgaanbieders.
De referentiegroep bestaat uit zorgaanbieders die deelnemen aan de registratiefase en tevens deelnemen aan het kostprijstraject GRZ. 1
DBC Onderhoud • Postbus 2774 3500 GT Utrecht • tel. 030 – 285 08 00 •
[email protected] • www.dbconderhoud.nl
2
Gehanteerde uitgangspunten Kostprijsmodel
Uitgaan van de gemiddelde zorgaanbieder Er dient een uniform kostprijsmodel te worden ontwikkeld dat enerzijds kan voldoen aan de doelstelling van de kostprijsberekening in het kader van het project GRZ en anderzijds met zo min mogelijk extra inspanning door zorgaanbieders kan worden gerealiseerd. Dit heeft als gevolg dat het model zo eenvoudig mogelijk van opzet moet zijn, waarbij de focus wordt gelegd op de hoofdlijnen van de kostprijsbepaling en niet op de details. Het kostprijsmodel GGZ is zoveel als mogelijk aangehouden. Rekening houden met verschillende financieringsstromen Het kostprijsmodel houdt rekening met het gegeven dat de GRZ-instellingen met meerdere financieringsstromen te maken hebben. Het kostprijsmodel is zo flexibel als mogelijk Mogelijk hebben enkele GRZ-instellingen inmiddels eigen kostprijssystemen ontwikkeld. Daarbij zijn onderbouwde keuzes gemaakt. Het streven is dat een instelling die meewerkt aan het landelijk kostprijstraject zo min mogelijk onnodig dubbel werkt hoeft te verrichten. Het kostprijsmodel moet daarom zo flexibel mogelijk en individuele keuzes van instellingen die afwijken van het model mogelijk maken zolang: dit leidt tot een meer zuivere kostprijsberekening; dit niet leidt tot onvergelijkbare kostprijzen. Een kostprijs moet zoveel mogelijk integraal zijn Het streven is uiteindelijk dat de kostprijs van een DBC integraal is, dus alle kosten bevat. Hierop gelden enkele uitzonderingen die in hoofdstuk 6 aan de orde komen. Rekeningschema In het kostprijsmodel hanteren we als begrippenkader de verdeling van instellingskosten in kostensoorten conform rubriek 4 van het rekeningschema voor de zorginstellingen uit 2003 (Prismant, publicatienummer 203.25). Inmiddels maken steeds meer instellingen eigen keuzes bij het inrichten van hun financiële administratie. In dat geval moeten de instellingen zelf de vertaalslag maken van het eigen rekeningschema naar de terminologie uit het kostprijsmodel. In Bijlage 3 is een overzicht opgenomen met de verdeling van kosten per kostengroep. Dit overzicht kan worden gebruikt als hulpmiddel bij het toerekenen van kosten. Feitelijke kosten en feitelijke productie in een gegeven periode Bij de toepassing van het kostprijsmodel gaan we ervan uit dat de zorgaanbieder kostprijzen berekent op basis van de feitelijke kosten- en productiegegevens van het afgesloten boekjaar. Er worden derhalve nacalculatorische kostprijzen berekend. De kosten betreffen boekjaar t−3, waarbij t staat voor het tariefjaar waarin vaststelling van de dbc-zorgproductprijs geldt. De productie betreft eveneens registratiejaar t−3. Alle vergoedingen van kosten variabel
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
5
In het kostprijsmodel wordt verondersteld dat alle vergoedingen van kosten variabel zijn. Gezien het doel van dit model, onderbouwen van landelijke tarieven en de ontwikkeling van de landelijke productstructuur, is dit uitgangspunt te rechtvaardigen.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
6
3
Het kostprijsmodel in hoofdlijnen
In dit hoofdstuk volgt een beknopte omschrijving van het kostprijsmodel en de te doorlopen stappen die in het vervolg van dit rapport uitgebreid beschreven worden.
3.1
Schematische weergave van het kostprijsmodel
3.2
Korte beschrijving van het kostprijsmodel
Een zorgaanbieder past het DBC GRZ kostprijsmodel toe door middel van het doorlopen van tien stappen die in het vervolg van dit rapport beschreven worden. Van de totale kosten, die een zorgaanbieder maakt, worden de kostensoorten die buiten de kostprijsbepalingen vallen uitgesloten (stap 2 en 3). Deze kosten worden besproken in hoofdstuk 7. Tevens moeten de totale instellingskosten gezuiverd worden van die kosten en opbrengsten van activiteiten die geen of een beperkte relatie hebben met de primaire functie van de zorgaanbieder, zoals de exploitatie van een winkeltje of een parkeergarage. Het kostprijsmodel omvat de toerekening van resterende kosten van de zorgaanbieder aan de kostendragers, die bij de desbetreffende zorgaanbieder voorkomen (stap 1). Deze kostendragers zijn
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
7
de eenheden, waarin de dbc-productie wordt geregistreerd. De volgende categorieën kostendragers zijn bepaald: Uurtarieven van verschillende typen behandelaars uit te drukken in kostprijs per 5 minuten (bijvoorbeeld: 5 minutentarief van een specialist ouderengeneeskunde, fysiotherapeut, et cetera). Zorgactiviteiten uit te drukken in kostprijs per eenheid (verpleegdagen, dagbehandelingen, polikliniekbezoeken, huisbezoeken en ICC). In het kostprijsmodel wordt een kostenplaatsmethodiek toegepast. In de eerste plaats worden hulpkostenplaatsen – organisatieonderdelen die ondersteunende of voorwaardenscheppende activiteiten uitvoeren – onderscheiden, waaraan kosten moeten worden toegerekend (stap 4). De kosten van hulpkostenplaatsen zijn in het model als indirecte kosten beschouwd. Voorts moeten de directe kosten toegerekend worden. Directe kosten zijn alle kosten die niet aan hulpkostenplaatsen zijn toegerekend. Er is gekozen voor een directe toerekening van directe kosten aan kostendragers. Dit betekent dat de kostendragers als aparte hoofdkostenplaatsen beschouwd kunnen worden (stap 5). Als het goed is betreffen dit de kosten die rechtstreeks samenhangen met het primaire proces. De aldus toegerekende totale kosten aan kostendragers (stap 8) worden vervolgens gerelateerd aan de productiviteit en het productievolume per kostendrager (respectievelijk aantallen uren behandelaar en aantallen behandel- en verblijfsdagen), zodat tarieven per kostendrager ontstaan (stap 9).
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
8
4
Het kostprijsmodel in stappen
In de volgende hoofdstukken wordt het kostprijsmodel beschreven. Als structuur voor de beschrijving is gekozen voor het chronologische proces dat een zorgaanbieder volgt bij het bepalen van kostprijzen. Waar nodig wordt een nadere toelichting gepresenteerd in de bijlagen. Samengevat behelst de toepassing van het kostprijsmodel de volgende chronologische stappen: Stap 1:
Bepalen van de kostendragers bij de zorgaanbieder (Hoofdstuk 5).
Stap 2:
Bepalen van de totale instellingskosten, geordend volgens het rekeningschema voor de zorginstellingen (Hoofdstuk 6).
Stap 3:
Bepalen van de kosten die van de kostprijsbepaling worden uitgesloten (Hoofdstuk 7).
Stap 4:
Bepalen van de hulpkostenplaatsen en het toerekenen van kosten aan deze hulpkostenplaatsen (Hoofdstuk 8).
Stap 5:
Bepalen van de directe kosten (de totale kosten minus de aan de hulpkostenplaatsen toegerekende kosten) en het toerekenen van directe kosten aan kostendragers/hoofdkostenplaatsen (Hoofdstuk 9).
Stap 6:
Bepalen van de relatie tussen specifieke hulpkostenplaatsen (I) en kostendragers en het vervolgens toerekenen van de kosten van hulpkostenplaatsen (I) aan kostendragers door middel van verdeelsleutels (Hoofdstuk 10) – n.v.t.
Stap 7:
Het toerekenen van de kosten van generieke hulpkostenplaatsen (II) aan kostendragers door middel van verdeelsleutel (Hoofdstuk 11).
Stap 8:
Het bepalen van de totale (directe en indirecte) kosten per kostendrager en het uitvoeren van een toets op de vraag of alle in de kostprijsbepaling mee te nemen kosten zijn toegerekend (Hoofdstuk 12).
Stap 9:
Bepalen van het volume c.q. de productie van iedere kostendrager en het uitvoeren van een delingscalculatie ten behoeve van de kostprijs per kostendrager (Hoofdstuk 13).
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
9
4.1
Keuzevrijheid binnen het kostprijsmodel
Flexibiliteit om de kostentoerekening af te stemmen op de specifieke situatie bij de zorgaanbieder is een belangrijk uitgangspunt van het kostprijsmodel en moet het model individuele keuzes van instellingen mogelijk maken zolang: dit leidt tot een meer zuivere kostprijsberekening dan wanneer het model zou worden gevolgd; dit naar verwachting niet leidt tot onvergelijkbare kostprijzen. Individuele keuzes zijn mogelijk op de volgende onderdelen van het model: Stap 1: Bepalen kostendragers die voor de instelling van toepassing zijn; Stap 4: De verdeling van de hulpkostenplaatsen in hulpkostenplaatsen I (specifiek) en II (generiek)2; Stap 5: Het toekennen van hoofdkostenplaatsen3 en het toerekenen van kosten aan hoofdkostenplaatsen; Stap 6: De te hanteren verdeelsleutels voor het toerekenen van kosten hulpkostenplaatsen I4 - n.v.t.; Stap 7: De te hanteren verdeelsleutel voor het toerekenen van hulpkostenplaatsen II aan kostendragers5;
De instelling heeft de vrijheid om geen gebruik te maken van hulpkostenplaatsen I (specifiek). Daarmee vervalt stap 6 uit het kostprijsmodel. 3 De zorginstelling heeft voor tariefjaar 2012 de vrije keuze om de behandelaren niet als hoofdkostenplaats op te nemen en daarmee geen indirecte kosten voor de behandelde tijd af te leiden. Alle indirecte kosten vallen in dat geval toe aan de verpleeg- en behandeldag. 4 )Reken bij voorkeur met een van de verdeelsleutels: Personele kosten, FTE of totale kosten. 5 )Reken bij voorkeur met een van de verdeelsleutels: Personele kosten, FTE of totale kosten. 2
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
10
5
Bepalen kostendragers (stap 1)
5.1
De achtergrond van de kostendragers
Het doel van kostprijsberekening is het toerekenen van kosten aan kostendragers. In de DBCsystematiek voor de GRZ zijn de kostendragers direct afgeleid van de eenheden van activiteiten die worden geregistreerd om de productie uit te drukken. Voor het overgrote deel bestaat de registratie van activiteiten uit het feit dat afzonderlijke behandelaars hun „tijd schrijven‟ op activiteiten. De kostendrager is hier een uur patiëntgebonden tijdsbesteding van de verschillende typen behandelaars. Dit betreft zowel direct als indirect patiëntgebonden tijd. Daarnaast wordt nog een aantal andere activiteiten onderscheiden waarop geen tijd wordt geschreven maar die bestaat uit aangeboden behandelvorm voor de patiënt (verpleegdag, dagverpleging, polikliniekbezoek, et cetera). In bijlage 2 is een uitputtende lijst van alle mogelijke kostendragers opgenomen.
5.2
Categorieën kostendragers
Om kostprijzen van deze activiteiten te bepalen, moeten kosten worden toegerekend aan de kostendragers. In deze paragraaf beschrijven we de kostendragers. Daarbij lopen we soms vooruit op stappen in het kostprijsmodel die verderop pas uitgevoerd worden. We kunnen de kostendragers onderscheiden in: 1. Behandelvormen: de verpleegdagen, dagbehandelingen, polikliniekbezoeken, huisbezoeken en intercollegiaal consulten; 2. Inzet van de verschillende behandelaars bestaande uit: a. Direct patiëntgebonden tijd (face to face contact) en indirect patiëntgebonden tijd van de specialist ouderengeneeskunde en de overige behandelaars (para-perimedici); b. Voor de vastlegging van de specifieke activiteiten van de verpleging zijn een zestal specialistische verpleegkundige zorgactiviteiten beschikbaar. De overige activiteiten van de verpleging en verzorging worden niet apart geregistreerd; deze worden verdisconteerd in de verpleegdag, dagbehandelingen en het polikliniekbezoek; Ten behoeve van de vastlegging van deze zorgactiviteiten wordt onderscheid gemaakt in twee soorten van zorgactiviteiten namelijk: 1. Zorgactiviteiten die bij plaatsvinden per keer worden vastgelegd. Dit geldt voor de polikliniekbezoeken, verpleegdagen, dagbehandelingen, huisbezoeken, intercollegiale consulten en afwezigheidsdagen; 2. Zorgactiviteiten die per eenheid een tijdsbesteding van 5 minuten behandelinzet vertegenwoordigen. De door de behandelaar bestede tijd per patiënt wordt omgerekend naar het bijhorende aantal zorgactiviteiten; dit aantal wordt vastgelegd bij de betreffende zorgactiviteitcode.
5.2.1
Verblijf uit te drukken in kostprijs per eenheid (verblijfsdag)
Onder een verblijfsdag verstaan we de situatie dat een patiënt in de instelling verblijft met overnachting. De eenheid van registratie is dus een kalenderdag aanwezigheid inclusief overnachting.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
11
Er kan ook sprake zijn van afwezigheidsdagen: Een dag dat de patiënt niet aanwezig is gedurende de behandeling. Te denken valt aan proef- of weekendverlof. Dit is niet te verwarren met de mutatiedag. De AWBZ kent namelijk een vergoeding voor mutatiedagen: Aantal dagen dat een bed niet bezet is na ontslag van de patiënt (maximaal 13 dagen). Reken alle kosten toe aan de verblijfsdag, tenzij de instelling apart afwezigheidsdagen registreert. Bepaal in dat geval afzonderlijk een kostprijs. Voorwaarde is wel dat de verblijf- en afwezigheidsdag niet dubbel is geregistreerd. Tel anders alle afwezigheidsdagen op bij de verblijfsdagen. Daarmee is de kostprijs voor de afwezigdheidsdag gelijk te veronderstellen aan de verblijfsdag.
5.2.2
Dagbehandeling uit te drukken in kostprijs per eenheid (behandeldag)
Dagbehandeling bestaat uit een aantal uren durende vorm van behandeling in de zorginstelling waarbij de patiënt gebruik maakt van verblijfsfaciliteiten zonder overnachting. Afbakening dagbesteding en behandeling Er vindt in de GRZ geen dagbesteding, bijvoorbeeld activiteiten in het kader van het opdoen van sociale contacten, plaats. Er is dus altijd sprake van een behandeling of in verpleegdag setting of in dagbehandeling setting (H801).
5.3
Vaststellen kostendragers per instelling in overleg met projectleider
De lijst met activiteiten en de daarvan afgeleide lijst met kostendragers (bijlage 2) is niet volledig op alle instellingen van toepassing, omdat het op instellingsniveau zo kan zijn dat bepaalde activiteiten of behandelaars niet voorkomen. Zo kan het zijn dat een instelling slechts een beperkt aantal behandelvormen aanbiedt en niet alle genoemde soorten behandelaars in dienst heeft die in de DBC-registratie worden onderscheiden. De eerste stap in de kostprijsberekening is daarom het bepalen van de kostendragers. Dit dient uiteraard in overeenstemming te zijn met de door de instelling gemaakte keuzes in de registratie. Onderwerpen die minimaal intern besproken moeten worden zijn: - Welke professionals zijn werkzaam in de instelling en registreren welke tijd in het kader van de DBC registratie. Voor elk soort behandelaar die tijdregistratie voert, moet een 5 minutentarief worden berekend. - Welke behandelvormen worden aangeboden en zijn van toepassing in het kader van de DBC registratie. Resultaat van deze stap: een lijst met op de instelling van toepassing zijnde kostendragers.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
12
6
Bepalen totale instellingskosten (stap 2)
De analyse van de kosten start met het in kaart brengen van de totale instellingskosten van het boekjaar 2010. De kosten worden ingedeeld naar kostensoort conform rubriek 4 van het rekeningschema voor de zorginstellingen (Prismant rekeningschema versie 2003). De instellingen die geen gebruik maken van het oude of nieuwe rekeningschema voor de zorginstellingen moeten zelf een interpretatie maken vanuit het eigen schema. Vervolgens dienen de totale instellingskosten gezuiverd te worden van die kosten die geen of een beperkte relatie hebben tot de primaire functie van de zorgaanbieder. Voorbeelden van dergelijke functies zijn de verstrekking van maaltijden aan anderen dan patiënten, het exploiteren of verhuren van een winkeltje of restaurant en de verhuur van ruimte. Voor alle opbrengsten van activiteiten voor derden dient één van de volgende stappen ondernomen te worden: 1. Elimineren van kosten, opbrengsten en eventuele productie die met deze functies samenhangt; 2. In mindering brengen (salderen) van de opbrengsten op de kosten waar de opbrengsten betrekking op hebben. Deze activiteiten voor derden onderscheiden zich aan de opbrengsten kant in: 1. Niet-gebudgetteerde zorgprestaties Onder de niet-gebudgetteerde zorgprestaties worden alle inkomsten verantwoord die niet ter dekking van het wettelijk budget zijn verkregen: - Eigen betalingen en bijdragen clienten, hieronder vallen ook die zorgprestaties die geen onderdeel uitmaken van de AWBZ-verstrekking (bijvoorbeeld het wassen van kleding). In de Groene lijst staan naast de verstrekkingen waar cliënten wel zonder extra betaling aanspraak op maken ook producten en diensten die extra betaling behoeven: http://www.ggzbeleid.nl/pdfawbzsub/groene%20boekje.pdf . Hanteer stap 1 of 2; - Zorgprestaties tussen instellingen (WDS), dit betreft doorbelaste zorgactiviteiten voor derden. Hanteer stap 1; 2. Overige bedrijfsopbrengsten Onder de niet-gebudgetteerde zorgprestaties worden alle inkomsten verantwoord die niet ter dekking van het wettelijk budget en niet uit de overige zorgprestaties worden verkregen: - Maaltijden, restaurant en winkel. Hanteer stap 1 of 2; - Verhuur van ruimten. Hanteer stap 2; - Subsidie opleidingsfonds, zie § 8.3 Beroepsopleidingen; Resultaat van deze stap: een overzicht van de toe te rekenen instellingskosten.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
13
7 7.1
Uitsluiten kosten uit de kostprijsberekening (stap 3) Waarom kosten uitsluiten?
Bij de kostprijsbepaling is een aantal kostensoorten onderscheiden die van de kostprijsbepaling worden uitgesloten. Aanleiding hiertoe kan een aparte financieringsstroom zijn (bijvoorbeeld AWBZ anders dan GRZ activiteiten, WMO) van waaruit vergoeding van de kosten plaats vindt. Bij andere kostensoorten kan sprake zijn van een vaste opslag op de prijs van het dbc-zorgproduct, zoals kapitaallasten, of van separate tariefbepaling in het geval van losse add-on zorgproducten, zoals dure geneesmiddelen.
7.2
Hoe kosten uitsluiten?
Uiteindelijk wordt een kostprijs berekend doordat de totale kosten van een kostendrager (K) worden gedeeld door het productievolume van deze kostendrager (P). Bijvoorbeeld het uurtarief van de specialist ouderengeneeskunde ontstaat doordat het totaal aan deze kostendrager toegerekende kosten (directe en indirecte kosten) worden gedeeld door het aantal patiëntgebonden uren van de specialist ouderengeneeskunde van dat jaar. Indien we bepaalde kosten willen uitsluiten uit de kostprijs (K/P) moet het resultaat zijn dat de kostprijs lager wordt. Hiervoor zijn grofweg twee methoden denkbaar: a. Kosten verminderen met de betreffende uit te sluiten kosten; b. Productievolume verhogen met de productie die samenhangt met een activiteit die niet via DBC‟s bekostigd mag worden, zoals bij de fte‟s behandelaren, zie § 9.2. Ad a. Het meest zuivere en het meest voor de hand liggende is om de totale kosten (K) te verminderen met deze kosten. Voorwaarde hiervoor is uiteraard wel dat deze kosten intra- of extracomptabel herleidbaar zijn vanuit de administratie. Dit is bijvoorbeeld bij kapitaallasten het geval. Ad b. In het geval van kosten verbonden aan het verlenen van zorg voor andere financiers (AWBZ anders dan GRZ activiteiten, WMO) is het bijzonder lastig of onmogelijk om deze kosten te lokaliseren. Het alternatief is dan om de kosten niet uit te sluiten, maar aan de productiekant (P) het aantal declarabele uren of verblijfsdagen te verhogen. Het te berekenen uurtarief of verblijfsdagtarief blijft dan zuiver. Deze aanpak veronderstelt het volgende: dat de meegerekende uren of verblijfsdagen declarabel zijn vanuit AWBZ, WMO of een subsidie; dat de kostprijzen van zorguren en verblijfsdagen niet wijzigt per financieringsstroom. Volgens de werkgroep kostprijsmodel is dit een reële veronderstelling. De consequentie van methode b is dus dat bij stap 9 (bepalen productievolume) naast de direct en indirect patiëntgebonden uren volgens de DBC-systematiek, ook de declarabele uren en verblijfsdagen van de andere financieringsstromen meegeteld moeten worden.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
14
7.3
Welke kosten uitsluiten?
De volgende kosten dienen (vooralsnog) niet opgenomen te worden in de (kost)prijs van de DBC en moeten derhalve in mindering worden gebracht: 1. De kapitaallasten worden vooralsnog buiten de kostprijs gehouden. Het is evident dat door historische verschillen de kapitaallasten tussen zorgaanbieders sterk kunnen verschillen en dat zou tot ongewenste concurrentievervalsing kunnen leiden. Dit betreft de kostenrubrieken uit de kostengroep 48 Afschrijvingskosten, interest en huur vaste activa. Uitzonderingen hierop zijn: Afschrijvingskosten inventaris (4841) Afschrijvingskosten vervoersmiddelen (4842) Afschrijvingskosten automatisering (4843) Deze niet uitgesloten kapitaallasten worden in stap 5 toegerekend. Het is duidelijk dat hier methode a wordt gehanteerd zoals besproken in paragraaf 7.2. De uitsluiting van huurkosten van vaste activa pakt echter verschillend uit voor instellingen als de ene instelling de gebouwen in eigendom heeft en de andere de gebouwen huurt. Door uitsluiting van de huur worden immers ook diverse andere kosten (bv. onderhoudskosten) die bij de huur zijn inbegrepen uitgesloten die we in de eigendomssituatie niet uitsluiten. Dit dient te worden gecorrigeerd door middel van het opvoeren van een genormeerde vergoeding voor deze kosten. Het genormeerde bedrag is vastgesteld op 4% van de huurkosten van de vaste activa. 2. Enkele kostenrubrieken uit de FB-bekostiging van het WMG: nacalculeerbare samenwerkingsverbanden; middelen ontvangen ter financiering van andere instellingen en/of behandelaars; resultaten uit deelnemingen en samenwerkingsverbanden. Naar verwachting zijn dit kosten (of saldi van kosten en opbrengsten) die herleidbaar zijn uit de boekhouding of de rekenstaat van de NZa. Hiervoor kan dus methode a gehanteerd worden zoals besproken in paragraaf 7.2. 3. Eenmalige of bijzondere kosten die betrekking hebben op de periode van één jaar worden alleen dan uitgesloten wanneer deze in omvang uitkomen boven de 1% van de totale exploitatiekosten. De aanleverende instellingen wordt gevraagd bijzondere eenmalige kosten te vermelden. Dergelijke kosten zijn veelal onder dotaties of voorzieningen opgenomen. 4. Vergoedingen beroepsopleidingen. Onder de beroepsopleidingen vallen de kosten en vergoedingen van de opleiding tot de specialist ouderengeneeskunde. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid wordt het normatieve bedrag conform het opleidingsfonds in mindering gebracht op de werkelijke kosten. Het uitsluiten van deze kosten wordt in stap 4 van het kostprijsmodel beschreven. Zie verder paragraaf 8.3.1. 5. Uitbesteed onderzoek en wederzijdse dienstverlening (WDS). Uitgangspunt is dat alle uitbestede onderzoeken op patiëntniveau worden geregistreerd en gekoppeld aan een DBC. Voor uitbesteed onderzoek ontvangen zorginstellingen facturen. Wanneer de kosten van het uitbestede onderzoek volledig bij de instelling terecht komen, dan worden de kosten
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
15
meegenomen. In dat geval is namelijk de WDS productie geregistreerd en is daarmee beschikbaar voor de kostprijsbepaling. Wanneer de kosten voor uitbesteed onderzoek onvolledig bij de instelling terecht komen dan is ook de WDS productie niet volledig gekoppeld aan een DBC en dienen de kosten uitgesloten te worden.
7.4
Kosten behorend tot financieringsbronnen
het
leveren
van
zorg
die
valt
onder
andere
GRZ-instellingen leveren naast DBC-gefinancierde ZVW-zorg ook zorg die valt onder andere financieringsbronnen. Dit betreft: – AWBZ, anders dan betrekking hebbend op GRZ activiteiten; – WMO; – Subsidies. De meest zuivere benadering voor het uitsluiten van kosten die behoren bij zorgverlening die niet vallen onder de ZVW is methode a. Zoals aangegeven zal dit praktisch lastig zijn. Er is dan ook geen bezwaar tegen om methode b toe te passen voor zover er sprake is van declarabele uren van professionals en verblijfsdagen onder de andere financieringsbron. Gezien het grote aantal (soms ook kleine) aparte financieringsbronnen is het voor sommige instellingen ondoenlijk om voor al deze financieringsbronnen te gaan corrigeren. Het uitgangspunt is daarom dat de werkelijke kosten alleen gecorrigeerd worden voor aparte financieringsbronnen voor zover deze leiden tot grote vertekeningen ten opzichte van andere instellingen. Wij laten het aan de instellingen zelf over om te kiezen voor methode a of b, afhankelijk van de situatie en beschikbaarheid van gegevens. Met het uitvoeren van de eerste drie stappen van de kostprijsberekening is zowel in kaart gebracht welke kosten toegerekend moeten worden, als de kostendragers waaraan deze kosten moeten worden toegerekend. In de vervolgstappen wordt dit proces stapsgewijs uitgevoerd. Resultaat van deze stap: kostenoverzicht van de zorgaanbieder ten behoeve van de kostprijsbepaling.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
16
8 8.1
Toerekenen kosten aan hulpkostenplaatsen (stap 4) Typen hulpkostenplaatsen
Zoals kort samengevat in hoofdstuk 4 wordt in dit model uitgegaan van de kostenplaatsmethodiek. Dit betekent dat de instellingskosten verdeeld worden over kostenplaatsen. Veelal loopt de afbakening van een kostenplaats parallel aan de afbakening van een afdeling zoals ook in de boekhouding onderscheiden. De kosten worden als eerste toegerekend aan de hulpkostenplaatsen (in hoofdstuk 8 gaan we in op de toerekening aan hoofdkostenplaatsen). Dit betreffen feitelijk de kosten van alle nietpatiëntgebonden afdelingen in de instelling. Dit zijn dus de kosten van ondersteunende of voorwaardenscheppende diensten die aan het primaire proces worden geleverd. Deze afdelingen worden in dit kostprijsmodel hulpkostenplaatsen genoemd. De kosten van deze afdelingen worden in dit model beschouwd als indirecte kosten, omdat ze niet rechtstreeks samenhangen met de behandeling of begeleiding van een individuele patiënt. In dit kostprijsmodel worden hulpkostenplaatsen op de volgende gebieden onderscheiden. 1. bestuur en beheer; 2. administratie en registratie; 3. facilitaire zaken; 4. overige ondersteuning (exclusief ondersteunend personeel); 5. ondersteunend personeel Deze gebieden zijn nader op te splitsen in een aantal hulpkostenplaatsen. De afzonderlijke hulpkostenplaatsen worden in de toepassing van het kostprijsmodel verdeeld in een tweetal categorieën. Hulpkostenplaatsen waarvan de kosten niet in gelijke mate aan alle kostendragers toegerekend kunnen worden, omdat ze slechts voor een cluster van kostendragers van toepassing zijn of niet voor alle kostendragers in een gelijke mate – n.v.t. 6 Hulpkostenplaatsen, waarvan de kosten wel in gelijke mate aan alle kostendragers toegerekend kunnen worden.
8.2
Spelregels bij kostentoerekening aan hulpkostenplaats
In het proces van kostprijsbepaling bepaalt de zorgaanbieder allereerst welke van de hierboven genoemde hulpkostenplaatsen op de instelling van toepassing zijn. Aan de hand van toepassing zijnde hulpkostenplaatsen moeten vervolgens kosten worden toegerekend, waarbij het volgende in acht wordt genomen: Aan de hulpkostenplaatsen rekenen we alle personele en materiële kosten uit rubriek 4 van het rekeningschema (uitgezonderd de in stap 3 benoemde kostensoorten) toe die daarop betrekking hebben. (zie stap 7 van het kostprijsmodel)
In de bijlage is een beschrijving opgenomen van indirect I-kosten. Het specifiek toerekenen van indirecte kosten aan kostendragers is geen vereiste. 6
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
17
Indien sprake is van uitbesteding van activiteiten worden de werkelijke kosten van de uitbestede activiteiten aan de desbetreffende hulpkostenplaats toegerekend. Zodoende wordt het model niet beïnvloed door make-or-buy-beslissingen. De vraag welke kostensoorten deel uitmaken van de onderscheiden hulpkostenplaatsen is grotendeels herleidbaar uit de opbouw van het rekeningschema. In de volgende paragraaf wordt stilgestaan bij de beschrijving van hulpkostenplaatsen en wordt een suggestie gedaan voor de kostensoorten uit het rekeningschema die aan deze hulpkostenplaatsen moeten worden toegerekend. Deze suggestie dient als referentie: de inrichting van de boekhouding van instellingen kan op onderdelen afwijken. Bij de toepassing van het kostprijsmodel is het daarom van groot belang dat op basis van de omschrijvingen de bijbehorende kostensoorten aan de desbetreffende kostenplaats worden toegerekend. Het is namelijk niet altijd mogelijk een eenduidig of oorzakelijk verband te leggen tussen de hulpkostenplaats en de onderscheiden kostensoorten in het rekeningschema. Een formatieplaatsenplan of gegevens uit de boekhouding of salarisadministratie van een individuele zorgaanbieder zijn instrumenten die bij de toedeling van kosten naar hulpkostenplaatsen behulpzaam kunnen zijn. Alleen directe- en indirect II-kosten Het specifiek toerekenen van indirecte kosten aan kostendragers is geen vereiste. Het hanteren van indirect I-kosten valt daarmee buiten het bereik van deze kostprijsberekening. De in dit hoofdstuk gemaakte onderverdeling tussen directe- en indirect II-kosten dienen als leidraad bij de kostentoerekening. De benoemde onderdelen beogen geen volledige of alles afdekkende opsomming te zijn. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de kostprijzen is het van belang dat de kostentoerekening zoals beschreven in dit kostprijsmodel in principe wordt toegepast. Afwijken van de beschreven onderverdeling is voor instellingen die kostprijzen aanleveren aan DBCOnderhoud uitsluitend gemotiveerd geoorloofd. Hierbij geldt als criterium dat een afwijking is toegestaan wanneer dit leidt tot een meer zuivere verdeling van kosten en dat het de vergelijkbaarheid tussen instellingen niet al te zeer verstoord.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
18
8.3
Kostentoerekening aan hulpkostenplaatsen II
„Gebied‟ Bestuur en beheer
Hulpkostenplaats II (generiek) 1.
RvB/directie
2.
Bestuurssecretariaat
3.
Opleidingen algemeen
4.
PR & Communicatie
5.
Ondernemingsraad
6.
Cliënten-/familieraad
7.
Personeelszaken
8.
Organisatieontwikkeling
9.
Beroepsopleidingen (tot specialist ouderengeneeskunde)
10. Management en Staf van patiënt/bewonersgebonden functies Administratie en registratie
11. Financiële administratie 12. Centrale zorgadministratie 13. Salarisadministratie 14. Planning & Control 15. Informatisering 16. Automatisering 17. Decentrale zorgadministratie
Facilitaire Zaken
18. Post en receptie 19. Inkoop 20. Magazijn 21. Logistiek 22. Voeding 23. Linnenvoorziening 24. Wasserij 25. Huisvesting (Technische dienst, onderhoud, energie) 26. Huishouding 27. Schoonmaak 28. Beveiliging
Overige ondersteuning
29. Bibliotheek 30. Onderzoek 31. Gespecificeerd ondersteunend personeel 32. Niet-gespecificeerd ondersteunend personeel
Gebied: Bestuur en beheer Volgens de tabel aan het begin van dit hoofdstuk behoren tot dit gebied de hulpkostenplaatsen die zich met het besturen van de zorgaanbieder bezighouden. In concreto betreft dit taken op het terrein van bestuur, personeel en organisatie en PR en communicatie. Daarnaast worden tot dit gebied de hulpkostenplaatsen inzake de wettelijke organen (ondernemingsraad en cliëntenraad) en generieke opleidingen gerekend. Deze generieke opleidingen betreffen de deskundigheidsbevordering van alle medewerkers van een GRZ-instelling die geen deel uitmaken van de specifieke opleidingsgroepen.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
19
Onder generieke opleidingen worden alle opleidingen geschaard, die niet tot de specifieke opleidingen behoren. In de volgende tabel wordt per hulpkostenplaats weergegeven in welke rubrieken van het rekeningschema de kostensoorten zijn terug te vinden die aan de desbetreffende hulpkostenplaats moet worden toegerekend. Doorgaans betreft het onderdelen van deze rubrieken: de tabel geeft derhalve een suggestie. Hulpkostenplaats RvB/directie Bestuurssecretariaat Opleidingen algemeen PR & Communicatie Ondernemingsraad Cliënten-/familieraad Personeelszaken Organisatieontwikkeling
Personele kosten 4111 4111 4114 4111 4111 4111 4116 4116
Materiële kosten 4511,452,4531,4532,4539 4511,452 4511,452,4232 4511,4512,452,4551,4539 4511,452,4539 4511,452,4539 4231,4233,4234,4235,4236,4237,4239,4511,452 4511,452
Beroepsopleidingen Met de kostenplaats “beroepsopleiding” wordt gedoeld op de kosten van opleidingen zoals de specialist ouderengeneeskunde. Een uitputtende lijst met mogelijke beroepen staat opgenomen in bijlage 5. Alle overige opleidingen worden geschaard onder de kostenplaats “opleidingen algemeen”. De werkelijke kosten die samenhangen met deze opleidingen worden meegenomen in de kostprijsberekening. Van de totale werkelijke kosten van deze kostenplaats wordt de normatieve vergoeding in mindering gebracht op de werkelijke kosten. De hoogte van deze vergoeding staat vermeld in bijlage 5. Het is mogelijk dat door deze benaderingswijze een positieve of negatieve kostenpost ontstaat op deze kostenplaats. Dit positieve of negatieve kostenbedrag wordt vervolgens toebedeeld aan de directe kosten van het betreffende beroep. De gedachte hierachter is dat door deze correctie meer vergelijkbare kostprijzen tussen instellingen ontstaan. De correctie met de normatieve vergoeding corrigeert voor zowel de daadwerkelijk gemaakte kosten als voor de meer afgeleide kosten zoals productieverlies van behandelaars die een begeleidende taak hebben. Deze benadering sluit aan bij de curatieve zorg waar een opleidingsfonds wordt overwogen voor die opleidingen die marktverstorend kunnen werken. Nadere aanwijzingen voor het toerekenen van opleidingskosten De opbrengsten uit het opleidingsfonds worden afgetrokken van de kosten voor de opleiding. De instelling heeft hiervoor twee mogelijkheden: 1. Het bedrag uit het opleidingsfonds in mindering brengen op de kosten geboekt op de indirecte kostenplaats opleiding. Hierdoor kan een negatief bedrag ontstaan. 2. Het bedrag uit het opleidingsfonds in mindering brengen op de directe loonkosten van het betreffende beroep.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
20
Daarna wordt per opleidingsplaats het aantal fte van het betreffende beroep van de opleiding verminderd met 0,18 fte. In de vragenlijst geeft u als aanleverende instelling weer welke opleidingsplaatsen u in 2010 had. Indien in uw instelling nog andere opleidingen plaatsvinden dan in de tabel zijn weergegeven, kunt u indien nodig met de projectleider afstemmen bij welke beroepen de correctie plaats dient te vinden. Management en Staf van patiënt/bewonersgebonden functies De kosten van het management en staf van de patiënt/bewonersgebonden functies – in het rekeningschema geboekt onder code 4131 – wordt tot de indirecte kosten gerekend. Gebied: Administratie en registratie Tot dit gebied behoren de hulpkostenplaatsen die globaal de volgende taakvelden uitvoeren: alle administraties, planning & control, automatisering en informatisering. Tot dit gebied behoort tevens de centrale zorgadministratie; deze is veelal bescheiden van omvang en heeft de aanwezigheidsregistratie van patiënten (verblijfsdagen) als belangrijkste taak. In de volgende tabel wordt per hulpkostenplaats weergegeven in welke rubrieken van het rekeningschema de kostensoorten zijn terug te vinden die aan de desbetreffende hulpkostenplaats moet worden toegerekend. Doorgaans betreft het onderdelen van deze rubrieken: de tabel geeft een suggestie. Hulpkostenplaats Financiële administratie Centrale zorgadministratie Salarisadministratie Planning & Control Informatisering Automatisering
Personele kosten 4112 4112 4112 4112 4112 4113
Materiële kosten 4511,4513,4514,4516,452,4593 4511,4516,452 4511,4516,452 4511,452,454,4599 4511,452 4511,4515,452
Decentrale zorgadministratie De decentrale zorgadministratie heeft betrekking op de inzet van administratieve ondersteuning om de inzet van behandelaars in een bepaald decentraal onderdeel van het primaire proces compleet en correct te registeren. Gebied: Facilitaire zaken De hulpkostenplaatsen post en receptie, inkoop, magazijn en logistiek uit het gebied Facilitaire zaken worden in het kostprijsmodel behandeld als hulpkostenplaatsen II, aangezien alle kostendragers gebruik maken van deze hulpkostenplaatsen. In de volgende tabel wordt per hulpkostenplaats weergegeven in welke rubrieken van het rekeningschema de kostensoorten zijn terug te vinden die aan de desbetreffende hulpkostenplaats moet worden toegerekend. Doorgaans betreft het onderdelen van deze rubrieken: de tabel geeft een suggestie.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
21
Hulpkostenplaats Post en receptie Inkoop Magazijn Logistiek
Personele kosten 4117, 4125 4115 4123 4123
Materiële kosten 4511,452 4511,452 4511,452 4511,452,443
Voeding De hulpkostenplaats omvat alle voeding die door de instelling wordt verstrekt. Omwille van de eenvoud wordt in het kostprijsmodel ervan uitgegaan, dat alle voeding wordt verstrekt aan cliënten en patiënten die in de instelling verblijven (zowel verblijfsdagen als dagbesteding). Ook de koffie- en theevoorziening voor medewerkers wordt derhalve aan de kostendragers verblijfsdagen en dagbesteding toegerekend. In het rekeningschema zijn de personele kosten voornamelijk terug te vinden onder rubriek 4122 en de voedingskosten onder rubriek 43. Het betreft de volgende rubrieken; Personeel
4122 4124
Materieel
431 432 433
Productiepersoneel Personeel civiel onderhoud (voor wat betreft de afwas) inclusief leidinggevend personeel Voedingsmiddelen Keuken- en restauratieve apparatuur en benodigdheden Voedingsgeld voor bewoners en afdelingen
Linnenvoorziening en wasserij Aan deze hulpkostenplaats moeten de kosten worden toegerekend, die samenhangen met het gebruik van textiel en het wassen ervan. In het rekeningschema worden de personele kosten van de linnenvoorziening ondergebracht in rubriek 4124 en de materiële kosten in rubriek 442. Het gaat om de volgende rekeningschemanummers: Personeel 4124 Personeel civiel onderhoud (voor wat betreft linnen en wasserij) inclusief leidinggevend personeel Materieel 4421 Textiel 4422 Waskosten Huisvesting De hulpkostenplaats „huisvesting‟ is een cluster van kostensoorten die in brede zin een relatie met huisvesting hebben. Onder de kosten van huisvesting worden de volgende kostensoorten geschaard: de personele kosten van de technische dienst en de tuin- en plantsoenendienst; de kosten van onderhoud van gebouwen, installaties en terreinen; dotaties aan onderhoudsvoorzieningen; energiekosten. In termen van het rekeningschema spreken we over de volgende rubrieken: Personeel 4151 Management technische functies
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
22
4152 4153 Materieel
471 472 473
Personeel tuin- en plantsoenendienst Personeel gebouwgebonden technische functies inclusief leidinggevend personeel Onderhoud Dotaties aan onderhoudsvoorzieningen Energiekosten
Huishouding Onder de hulpkostenplaats huishouding wordt datgene verstaan dat samenhangt met het leefbaar maken en houden van de ruimten waar patiënten/cliënten verblijven. Deze kostenplaats omvat zowel personele als materiële kosten en wel de volgende rubrieken uit het rekeningschema: Personeel 4124 Personeel civiel onderhoud (voor wat betreft huishouding) Materieel 4412 Afvalverwijdering en -verwerking 4413 Toiletbenodigdheden 4414 Meubilair en stoffering 4419 Andere kosten van huishouding en inrichting 444 Huishoudgeld voor bewoners en afdelingen Schoonmaak Aan de hulpkostenplaats schoonmaak worden alle kosten van zowel in- als uitbestede schoonmaak toegerekend. Het gaat om de volgende rubrieken uit het rekeningschema: Personeel 4124 Personeel civiel onderhoud (voor wat betreft schoonmaak) Materieel 4411 Schoonmaakkosten Beveiliging De kosten voor beveiliging betreffen zowel de algemene beveiligingskosten als de meer afdelingsgebonden beveiligingskosten (bijvoorbeeld bij de gesloten afdelingen). Het betreft hier de volgende rubrieken uit het rekeningschema: Personeel 4125 Personeel Materieel 445 Kosten bewaking en beveiliging Gebied: Overige ondersteuning Onder het gebied overige ondersteuning worden de hulpkostenplaatsen bibliotheek en onderzoek geschaard. In de volgende tabel wordt per hulpkostenplaats weergegeven in welke rubrieken van het rekeningschema de kostensoorten zijn terug te vinden die aan de desbetreffende hulpkostenplaats moet worden toegerekend. Doorgaans betreft het onderdelen van deze rubrieken: de tabel geeft een suggestie. Hulpkostenplaats Bibliotheek Onderzoek
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
Personele kosten 4117 zie formatieplaatsenplan
Materiële kosten 4511,452 4511,452,4591
23
Geestelijke verzorging Aan deze hulpkostenplaats worden de personele kosten van geestelijk verzorgers toegerekend, kostensoortnummer 4125 dienstverleningspersoneel. De desbetreffende materiële kosten maken in het rekeningschema deel uit van kostensoortnummer 4632. Ondersteunend personeel Ondersteunend personeel dat wel een directe relatie heeft met het primaire proces, maar niet voorkomt op de beroepentabel (bijvoorbeeld stagiaires of beroepen die voor een bepaald tijdschrijvend beroep activiteiten uitvoeren zoals psychologisch testassistent) worden opgenomen in de indirecte kosten. Geneesmiddelen De kosten van geneesmiddelen betreffen veelal de inkoopprijs en worden geboekt onder kostensoortnummer 4621. Neem met uitzondering van de dure geneesmiddelen beleidsregel BR/CU 2045, zie bijlage 0, alle kosten voor dure geneesmiddelen en zorggebonden materiaalkosten mee in de berekening. De uitzonderingen zijn via een los add-on tarief registreerbaar en declarabel. Aanvullend onderzoek Voor de kosten van aanvullend onderzoek (kosten onderzoeksfunctie: 461) gaan we uit van de inkoopprijs voor zover deze onderzoeken bij derden ingekocht worden.
Resultaat van deze stap:
overzicht met toegerekende personele en materiële kosten aan hulpkostenplaatsen onder verdeeld naar I en II.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
24
9 9.1
Toerekenen kosten aan hoofdkostenplaatsen/kostendragers (stap 5) Hoofdkostenplaatsen
Nadat de totale toe te rekenen kosten (stap 3) voor een deel zijn toegerekend aan de hulpkostenplaatsen (stap 4), dient nu het resterende deel toegerekend te worden aan de hoofdkostenplaatsen. Het blijkt dat mede door de diversiteit van instellingen nauwelijks sprake is van uniforme vastlegging van de kostenplaatsenstructuur. Daarmee samenhangend blijkt dat de indeling en diepgang van de kostenplaatsen tussen instellingen sterk verschillen. Hanteer hiertoe voor de revalidatie afdeling een afzonderlijke hoofdkostenplaats en reken alle indirecte kosten toe aan de verpleegdag en dagbehandeling (H801). Reken in aanvulling alle kostensoorten samenhangend met de uren van de behandelaren direct toe aan de kostendragers behandelaren. Voor de klinisch verplegende activiteiten geldt een alternatieve toerekening, zie § 13.2.3. Indien de ZZP 9 productie op niet-dbc-registrerende afdelingen incidenteel en daarmee niet significant voorkomt (<5% van aantal cliënten ZZP9a) negeer dan deze kosten en productieaantallen door deze afdeling niet als geriatrische revalidatie hoofdkostenplaats op te nemen. Dat betekent dat deze patiënten niet meedoen in de bepaling van de instellingskostprijs. Te onderscheiden zijn de volgende groepen van kostendragers: - Uurtarieven van de behandelaren; - Behandelvormen.
9.2
Aanwijzingen bij kostendragers
de
kostentoerekening
aan
hoofdkostenplaatsen
/
Aanwijzingen bij uurtarieven behandelaar Bij de uitvoering van deze stap is het nodig zicht te krijgen in de personele omvang en de samenhangende kosten (de rubrieken 41 salariskosten en 42 sociale lasten en overige personeelskosten uit het rekeningschema) van de behandelaars waarvoor een uurtarief berekend moet worden (zie stap 1). Bij het bepalen van deze personele omvang dienen zowel de medewerkers met een dienstverband als de tijdelijke krachten te worden meegenomen. De personele omvang (in fte hulpverlener) kan eventueel gehanteerd worden bij het toerekenen van indirecte kosten. De salariskosten van behandelaars worden in het rekeningschema naar verwachting geboekt onder de volgende rubrieken: 4133 Personeel onderzoeksfuncties 4134 Personeel behandel- en behandelingsondersteunende functies 4135 Personeel psychosociale behandel- en begeleidingsfuncties 4136 Verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel 4137 Personeel medische en sociaal wetenschappelijke functies De indeling in rubrieken van kosten van de verschillende kostendragers behandelaars, zal tussen instellingen kunnen verschillen. Voor een goede kostentoerekening is de benodigde informatie te achterhalen uit het formatieplaatsenplan, de boekhouding of de salarisadministratie. Aanwijzing bij ORT en sociale lasten
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
25
In de specifieke kostensoort zijn (meestal) de brutosalarissen inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering inbegrepen, maar niet de ORT (419 rubriek) en de sociale lasten (421 rubriek). Zowel ORT als sociale lasten zijn daarmee niet direct beschikbaar per tijdschrijvende functionaris. Deze informatie is wel altijd bekend in het salarispakket. Deze werkwijze kan echter tijdrovend zijn wanneer een instelling deze informatie niet digitaal beschikbaar heeft. De instelling heeft de vrijheid om zelf te bepalen of zij de sociale lasten preciseren per functionaris of een instellingsgemiddelde verkiezen. Aanwijzingen bij personeel niet in loondienst Indien er sprake is van inhuur of uitbestede activiteiten (bijvoorbeeld huisarts of fysiotherapeut) moeten de in rekening gebrachte kosten van de uitvoerende instelling en eventueel medisch specialistische hulp als directe kosten worden meegenomen bij het betreffende beroep. Het betreft hier bijvoorbeeld de 418-rubriek vergoeding voor niet in loondienst verrichte arbeid (PNIL). Bij het bepalen van het productievolume moeten de uren inhuur of uitbesteding worden meegenomen. Ga voor de tijdschrijvende disciplines die regelmatig mensen hiervoor extern inhuren, bijvoorbeeld ZZPers als verpleeghuisarts of verpleegkundigen via gespecialiseerde uitzendbureaus als volgt te werk. Indien een instelling voor tijdschrijvende beroepen in meer of mindere mate gebruik maakt van PNIL dan dient ook het PNIL tijd te schrijven registreren op het betreffende DBC-zorgproduct: a) De kosten voor PNIL uitsplitsen naar behandelaar (tijdschrijven) en overig personeel; b) Vervolgens per behandelaar op basis van de kosten en gefactureerde uren (bruto uren zoals opgenomen op de facturen) het aantal fte op jaarbasis bepalen en dit toevoegen aan het aantal fte per behandelaar in loondienst; c) De kosten toevoegen aan de directe kosten voor de betreffende behandelaar. Het overig personeel wordt afhankelijk van de afdeling waar deze worden ingezet toegerekend aan de verblijfsdag (verplegende, etc.) of meegenomen als indirecte kosten (ondersteund personeel). Aanwijzingen bij toerekening aan behandelvormen Voor toerekening aan behandelvormen zal bepaald moeten worden welke kosten aan de verblijfsdagen toegerekend moeten worden. Met behulp van de omschrijving van deze kostendrager in §5.2.1 moet worden bepaald welke personele en materiële kosten daarop geboekt moeten worden. Dergelijke informatie is naar verwachting terug te vinden in het formatieplaatsenplan, de boekhouding of bij de salarisadministratie. Samenvattend In de volgende tabel is een overzicht opgenomen van welke kosten(soorten) aan welke kostendrager moeten worden toegerekend. Voor wat betreft de materiële kosten moeten op deze plek die materiële kosten aan specifieke activiteiten worden toegedeeld, welke niet in de vorige stap aan hulpkostenplaatsen zijn toegerekend. Type kostendrager
Toe te rekenen kosten
Nr
Opmerkingen
Uren behandelaar
Salariskosten per type behandelaar
413
O.b.v. formatieplaatsenplan
Bijbehorende sociale lasten
42
Kosten therapieën
462
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
Exclusief 4621
26
Type kostendrager
Toe te rekenen kosten
Nr
Opmerkingen
Verblijfsdagen
Salariskosten VOV-personeel
4136
O.b.v. formatieplaatsenplan
Salariskosten overig niet VOV-personeel
413
Bijbehorende sociale lasten
42
Kosten ontspanning
467
Kosten activiteiten buiten instelling
468
Niet uitgesloten kapitaallasten
4841,2,3
Resultaat van deze stap:
toepassing van bovenstaand schema resulteert in de getotaliseerde directe kosten in € per kostendrager.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
27
10 Toerekenen kosten hulpkostenplaatsen I aan kostendragers (stap 6) Dit hoofdstuk is opgenomen in de bijlage. Er hoeven geen kosten aan hulpkostenplaatsen I toegerekend te worden.
11 Toerekenen kosten hulpkostenplaatsen II aan kostendragers (stap 7) Voor de toerekening van kosten van deze hulpkostenplaatsen geldt dat de kosten aan alle kostendragers in gelijke mate worden toegerekend, aangezien het hulpkostenplaatsen betreft die vanwege hun aard niet aan specifieke of clusters van kostendragers zijn toe te rekenen. Als verdeelsleutel voor de verdeling van de generieke hulpkostenplaatsen heeft de instelling de keuze uit: 1. Personele kosten; 2. Totale kosten; 3. Fte‟s. De verdeelsleutels zijn gesorteerd in volgorde van voorkeur. Wat de sleutel fte betreft geldt de personele omvang (in fte‟s) zoals bepaald in stap 5 van het kostprijsmodel. Er mag onderbouwd van de verdeelsleutel worden afgeweken indien voor een instelling een betere verdeelsleutel voorhanden is. Hier geldt dat afwijken alleen gemotiveerd geoorloofd is en dat afwijken moet leiden tot een meer zuivere toerekening van kosten. Resultaat van deze stap:
de getotaliseerde indirecte kosten van hulpkostenplaatsen (II) in € per kostendrager.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
28
12 Totaliseren toegerekende kosten per kostendrager (stap 8) Als laatste stap in het kostprijsmodel worden de directe kosten en de indirecte kosten van de beide typen hulpkostenplaatsen per kostendrager bij elkaar opgeteld. In het volgende schema is dat globaal weergegeven, waarbij omwille van de overzichtelijkheid slechts een beperkt aantal kostendragers is opgenomen. Kostendrager (voorbeelden)
Kosten
Specialist
Fysiotherapeut
Verblijfsdag
€
€
€
nvt
nvt
nvt
€
€
€
€
€
€
ouderengeneeskunde (1)
Directe kosten (stap 5)
(2)
Indirecte kosten Hulpkostenpl. I (stap 6)
(3)
Indirecte kosten Hulpkostenpl. II (stap 7)
Totaal (1+2+3)
* exclusief toegerekende kosten aan ondersteunend personeel
Resultaat van deze stap:
de totale toegerekende kosten per kostendrager.
13 Kostprijzen per kostendrager (stap 9) 13.1 Het relateren van kosten en productie De resultaten van het kostprijsmodel tot nu toe leiden tot inzicht in de totale directe en indirecte kosten op het niveau van kostendragers. Voor het berekenen van kostprijzen is het noodzakelijk dat een delingscalculatie wordt uitgevoerd, waarbij de totale kosten per kostendrager worden gedeeld door het productievolume per kostendrager. De kosten betreffen boekjaar t−3, waarbij t staat voor het tariefjaar waarin vaststelling van de dbc-zorgproductprijs geldt. De productie betreft eveneens registratiejaar t−3. Uiteindelijk zal het zo zijn dat de DBC-registratie tot productie informatie leidt. Immers behandelaars registreren tijd zodat de hoeveelheid cliënt/patiëntgebonden tijd over de betreffende periode bekend is. Per activiteit wordt alle direct en indirect cliënt/patiëntgebonden tijd
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
29
7
geregistreerd die samenhangt met het uitvoeren van de betreffende activiteit . De nietpatiëntgebonden tijd wordt niet geregistreerd. Voor verblijfsdagen geldt dat zowel aanwezigheid- als afwezigheiddagen worden geregistreerd.
13.2 Benadering productievolume Tot op heden geldt dat er geen sprake was van een volledige, juiste en beschikbare DBC-registratie waarop teruggegrepen kan worden. Dit gegeven zal dus benaderd moeten worden door een raming te maken van de productiegegevens (volumes per kostendrager). Voor wat betreft het gerealiseerde aantal van de onderscheiden soorten verblijf en uren dagbesteding geldt dat dit mogelijk te achterhalen is uit de administratie. Indien de ZZP 9 productie op niet-dbc-registrerende afdelingen incidenteel en daarmee niet significant voorkomt (<5% van aantal cliënten ZZP9a) negeer dan deze kosten en productieaantallen. Dat betekent dat deze patiënten niet meedoen in de bepaling van de instellingskostprijs. 13.2.1 Productievolume uren behandelaar Voor de bepaling van het productievolume van de kostendragers „uren behandelaar‟ hanteren we de volgende werkwijze. 1. Bepaal per soort behandelaar (die als kostendrager zijn benoemd) de gemiddelde formatie over 2010; 2. Corrigeer voor de keuzes zoals gemaakt in hoofdstuk 8. 3. Norm aantal netto werkbare uren is gesteld op 1.471,6 uur per jaar; 4. Bepaal het aandeel van patiëntgebonden tijd (direct en indirect) in de netto werkbare uren (de teller van de delingscalculatie); Ad 1. Bepaal formatie behandelaars Bepaal de gemiddelde formatie (op basis van het formatieplaatsenplan, de boekhouding of bij de salarisadministratie) van de behandelaars waarvoor een uurtarief berekend moet worden. Ad 4.Correctie fte opleidingsfonds Verminder, indien er sprake is van beroepsopleiding specialist opleidingsplaats het aantal fte van het beroep met 0,18 fte.
oudergeneeskunde, per
Ad 3. Bepaal het aantal netto werkbare uren Wij hanteren hiervoor een berekening zoals opgenomen in het rapport „indicatieve prijzen ZZP‟, NZa juni 2007. De berekening voor de sector V&V functie behandeling (bij 36 uur) is als volgt opgebouwd. 52 weken x 36 uren(bruto uren) -/- vakantiedagen -/- 6,9% ziekteverzuim -/- opleidingen Netto uren
7
= 1.872,0 uur per jaar = 226,9 uur per jaar = 132,7 uur per jaar = 40,8 uur per jaar = 1.471,6 uur per jaar
Voor nadere informatie zie de spelregels van de DBC-registratie, www.dbconderhoud.nl
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
30
8
Ad 4. Het aandeel van patiëntgebonden tijd in de tijdsbesteding Wij moeten nu bepalen/benaderen welk aandeel van deze beschikbare netto uren aan patiëntgebonden (direct en indirect) activiteiten is. Aangezien we nog niet kunnen beschikken over reële en volledige tijdsregistraties, gebruiken we hiervoor een inschatting op basis van de resultaten 9 uit het eerder genoemde tijdsbestedingonderzoek . Hanteer de percentages: 1. Specialist ouderen geneeskunde 60% 2. Overige beroepen (paramedici) 70% 13.2.2 Productievolume verblijfsdagen Per gedefinieerde categorie moet het productievolume over het registratiejaar of 2010 worden bepaald. De eenheid van het productievolume voor verblijfsdagen is per dag. Indien ervoor gekozen is (§ 7.2) om voor de kosten verbonden aan AWBZ-zorg uit te gaan van methode b. moet het aantal verblijfsdagen per categorie verhoogd worden met de AWBZ-verblijfsdagen (inmiddels vallend onder ZZP-bekostiging). 13.2.3 Verbijzondering productievolume klinisch verpleegkundige activiteiten Een punt van aandacht zijn de specialistische verpleegkundige handelingen die niet vallen onder het normaal klinisch handelen: 1. Decubitus wondvezorging; 2. Mictie en defaecatie regulering; 3. Ademhalingsondersteuning; 4. Infusies verzorgen; 5. Voedingsondersteuning; 6. Begeleiding gedragsproblematiek. Deze kosten dienen afgezonderd te worden van de verpleegdagkosten en komen terecht in het behandeltarief van de klinisch verpleegkundigen. Ook hier kunnen de kosten gedifferentieerd worden naar rato van gemiddelde FTE inzet per activiteit. Belangrijk is hierbij ook de materiaalkosten die bij deze activiteiten horen in gelijke verhouding af te zonderen. Omdat de activiteiten waarop de verpleegkundigen hun tijd schrijven een beperkte set van activiteiten betreft (6 stuks), zou het niet representatief zijn om alle personele kosten voor de klinische verpleegkundigen aan deze 6 kostendragers toe te rekenen. Anderzijds deze personele kosten uitsluiten uit de kosten van de verblijfscomponent en niet volledig toerekenen aan de specifieke activiteiten leidt tot een onderwaardering in de kostprijs. Bepaal daartoe eerst los, o.b.v. selectie kostensoorten, de 5 minuten kostprijs van de klinisch verpleegkundige behandeltijd. Neem de eerder geselecteerde kostensoorten op in de verpleegdag. Sluit echter wel de totaal kosten klinisch verpleegkundige behandeltijd, i.e. product 5 minuten kostprijs maal de totale geregistreerde duur van de activiteiten, uit van de kosten op de verpleegdag. Een normatieve uitsluiting op basis van bestede tijd is eveneens mogelijk. Dit heeft tot gevolg dat alle klinische verpleegkundige activiteiten dezelfde 5 minuten kostprijs krijgen. Afhankelijk van het profiel van het dbc-zorgproduct zullen de handelingen vervolgens kostenonderscheidend zijn. Indien er sprake is van inhuur (bijvoorbeeld huisarts of fysiotherapeut) moet de werkelijk patiëntgebonden tijd als productie worden meegenomen bij het betreffende beroep. 9 Tijdsbestedingonderzoek behandelaars sector V&V 2007, Hoeksma, Homans & Menting Organisatieadviseurs. 8
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
31
13.3 Het uitvoeren van de delingscalculatie Na afronding van alle stappen resulteert een tabel, die er globaal als volgt uitziet en zijn de kostprijzen klaar voor aanlevering:
Kostendrager (voorbeelden) Specialist
Kosten
Fysiotherapeut
Ouderen-
Klinische
Verpleegdag
Dagbehandeling
verpleging
Polikliniekbezoek
geneeskunde (1)
€
€
€
€
€
€
kosten €
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€
€∑
€∑
€∑
€∑
€∑
€∑
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
eenheden Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal ∑
Aantal ∑
Aantal ∑
Aantal ∑
Aantal ∑
per €/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
Indirecte kstn, I per €/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
€/aantal
Directe kosten (stap 5)
(2)
Indirecte Hulpkostenpl. I
(excl. ondersteunend personeel) (stap 6) (3)
kosten €
Indirecte
Hulpkostenpl. II (stap 7) (4)
Totaal (1+2+3) (stap 8)
Eenheden (5)
Eenheden kostendrager
(6)
Correctie i.v.m.
aparte
financierings bronnen) (7)
Totaal
eenheden Aantal ∑
kostendrager
DBC-
model (6+7)
Kostprijs (8)
Directe kstn. kostendrager (1/7)
(9)
kostendrager (2/7) (10)
Indirecte kstn.II
per €/aantal
kostendrager (3/7)
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
32
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
33
Bijlage 1: Begrippenlijst Kostprijsmodel Het kostprijsmodel bevat een theoretische beschrijving van de wijze waarop kostprijzen berekend kunnen worden. Het betreft een geheel van begrippen, definities, rekenregels, verdeelsleutels en praktische aanwijzingen voor de toepassing van dit model in en door de GRZ-instellingen. Kostprijs Voor elke DBC wordt een kostprijs berekend. De kostprijs van een DBC is de optelsom van de kostprijzen van bij de DBC behorende activiteiten. Een kostprijs van een DBC is de optelsom van alle hieraan toe te rekenen kosten per activiteit. Kostensoort Een specifieke aanduiding van (clusters van) bepaalde kosten, zoals die in het rekeningschema van Prismant in rubriek 4 worden onderscheiden en volgens welke codering in de boekhouding plaatsvindt. Directe kosten Alle kosten die worden gemaakt op de organisatiedelen die direct betrokken zijn bij het leveren van een activiteit aan een patiënt. Het betreft derhalve de kosten die in het primaire proces ontstaan, ofwel op de organisatiedelen die in direct contact met de patiënt staan. Indirecte kosten De kosten die worden opgemaakt op organisatiedelen die ondersteunend of voorwaardenscheppend zijn ten behoeve van het primaire proces. Het gaat om de kosten van organisatiedelen die niet direct in contact met de patiënt staan. Hoofdkostenplaatsen Die organisatiedelen die taken hebben op het gebied van behandeling, begeleiding, crisisopvang, verpleging/verzorging et cetera van een patiënt. Wij beschouwen de kosten die door deze organisatiedelen (hoofdkostenplaatsen) zijn gemaakt als directe kosten. Hulpkostenplaatsen Die organisatiedelen die ondersteunende of voorwaardenscheppende activiteiten uitvoeren ten behoeve van het primaire proces. Op hulpkostenplaatsen worden de indirecte kosten veroorzaakt. Verdeelsleutel De eenheid op basis waarvan toerekening van kosten van (een) hulpkostenplaats(en) aan (een) hoofdkostenplaats(en) plaatsvindt. Kostendrager Een eenheid waarvan een kostprijs moet worden berekend. De kostendragers zijn de activiteiten (ook wel de elementen van het zorgprofiel genoemd) die door de LWDO worden gedefinieerd of afgeleide daarvan. Kostenhomogeniteit Kostenhomogeniteit wil zeggen dat er sprake is van vergelijkbare kosten en inzet per DBC. Uitgangspunt van de DBC-systematiek is dat er in het eindmodel onderhandeld wordt tussen
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
34
zorgaanbieders en zorgverzekeraars over voor de professional in de praktijk herkenbare én kostenhomogene groepen van DBC‟s.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
35
Bijlage 2: Lijst met kostendragers Zorgactiviteit_code 19P800 19P801 19P802 19P803 19P804 19P809 19P815 19P816 19P817 19P818 19P819 19P820 19P822 19P823 19P825 19P826 19P827 19P828 19P829 19P830 19P831 19P832 19P837 19P838 19P839
Zorgactiviteit_omschrijving Polikliniekbezoek - geriatrische revalidatie Huisbezoek - geriatrische revalidatie Intercollegiaal consult specialist ouderengeneeskunde - geriatrische revalidatie Dagbehandeling - geriatrische revalidatie Verpleegdag - geriatrische revalidatie Afwezigheidsdag - geriatrische revalidatie Specialist ouderengeneeskunde - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Fysiotherapie - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Ergotherapie - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Logopedie - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Maatschappelijk werk - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Psychologie - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Activiteiten begeleiding - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Bewegingsagoog/sportbegeleiding - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Hydrotherapie - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Diëtetiek - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Muziektherapie - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Psychologisch medewerker - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Cognitief trainer - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Therapie assistenten - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Geestelijke verzorging - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Transmurale begeleiding - patiëntgebonden handelen - geriatrische revalidatie Klinische verpleging - decubitus wondverzorging - geriatrische revalidatie Klinische verpleging - mictie en defaecatie regulering - geriatrische revalidatie Klinische verpleging - ademhaling ondersteuning - geriatrische revalidatie
DBC Onderhoud • Postbus 2774 3500 GT Utrecht • tel. 030 – 285 08 00 •
[email protected] • www.dbconderhoud.nl
19P840 19P841 19P842
Klinische verpleging - infusies verzorgen - geriatrische revalidatie Klinische verpleging - voedingsondersteuning - geriatrische revalidatie Klinische verpleging - begeleiding gedragsproblematiek - geriatrische revalidatie
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
37
Bijlage 3: Overzicht toerekenen kostengroepen In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen met de kostengroepen en hoe de betreffende kosten verdeeld worden naar de kostendragers. Het overzicht dient als hulpmiddel.
kostengroep
omschrijving
stap 2 geen primaire functie
stap 3 uitsluiten van kosten
stap 4 indirecte kosten specifiek generiek I II
stap 5 directe kosten
opmerking
41 Salarissen en vergoedingen voor niet in loondienst verrichte arbeid 4111 4112 4113 4114 4115 4116 4117 4121 4122 4123 4124 4125 4131 4132 4133 4134 4135 4136 4137 4141 41411 4142 4143 4145 4148 4151 4152 4153 4160 4171 4181 4182 4191 4192 4195
Management en staf algemene en administratieve functies Administratief personeel Automatiseringspersoneel Opleidingspersoneel Personeel verwerving Personeel i.z. personeel en/of organisatie Personeel algemene ondersteuning Management civiele functies Productiepersoneel Distributiepersoneel Personeel civiel onderhoud Dienstverleningspersoneel Management en staf patiënt- c.q. bewonergebonden functies Personeel medische elektronica en revalidatietechniek Personeel onderzoeksfuncties Personeel behandel- en behandelingsondersteunende functies Personeel psychosociale behandel- en begeleidingsfuncties Verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel Personeel medische en sociaal-wetenschappelijke staf Verpleegkundigen in opleiding (niveau 5) Verpleegkundigen in opleiding (niveau 4) Verpleegkundigen in opleiding (niveau 3) Opvoedkundig personeel in opleiding Helpenden in opleiding (niveau 2) Ander leerling-verpleegkundig,-verzorgend en -opvoedkundig personeel Management technische dienst Personeel tuin- en plantsoenendienst Personeel gebouwgebonden technische functies Andere vormen van honorering Stagiaires Vergoedingen voor uitzendkrachten Vergoedingen overig personeel niet in loondienst Salarissen tijdens ziekte Salarissen i.v.m. zwangerschapsverlof Andere suppleties, gratificaties en uitkeringen
X
X X X X X X X X X X
X X X X X X X
decentraal personeel = I
decentrale zorgsecretariaten = I
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
X
X
afhankelijk van soort discipline
X X X X X
X X X X X
afhankelijk van soort discipline
X X X X X X X X
X X X X X X X X
toevoegen aan salariskosten
afhankelijk van soort discipline afhankelijk van soort discipline afhankelijk van soort discipline afhankelijk van soort discipline
42 Loonbelastig, sociale kosten en andere personeelskosten 4200 4201 4221 4223 4224 4225 4226 4229
Eindheffingen loonbelasting Afdrachtvermindering loonbelasting berekende sociale kosten vakantiebijslag Aandeel werknemer premies sociale verzekeringen Aandeel werkgever premies sociale verzekeringen Ziektekostenverzekering Pensioenkosten Overgeboekte sociale kosten
4231 4232 4233 4234 4235 4236 4237 4239
Kosten werving en selectie Kosten opleiding en vorming Kosten voorgeschreven kleding Gezondheidszorg Vergoedingen Kosten uitplaatsing Kinderopvang door derden Andere personeelskosten
X X X X X X X X
toevoegen aan salariskosten toevoegen aan salariskosten toevoegen aan salariskosten toevoegen aan salariskosten toevoegen aan salariskosten toevoegen aan salariskosten toevoegen aan salariskosten
X X X X X X X X
43 Kosten van voeding 4311 4312 4313 4320 4330
Ingrediënten en producten Maaltijden bereid door derden Bijzondere voedingen en producten Keuken- en restauratieve apparatuur en benodigdheden Voedingsgeld voor bewoners en afdelingen
X X X X X
DBC Onderhoud • Postbus 2774 3500 GT Utrecht • tel. 030 – 285 08 00 •
[email protected] • www.dbconderhoud.nl
kostengroep
omschrijving
stap 2 geen primaire functie
stap 3 uitsluiten van kosten
stap 4 indirecte kosten specifiek generiek I II
stap 5 directe kosten
opmerking
44 Andere hotelmatige kosten 4411 4412 4413 4414 4419 4421 4422 4431 4432 4433 4441 4451 4452 4490
Schoonmaakkosten Afvalverwijdering en -verwerking Toiletbenodigdheden Meubilair en stoffering Automaten, kosten van huishouding en inrichting Textiel Waskosten Intern vervoer Extern vervoer (niet nacalculeerbaar) Extern vervoer (nacalculeerbaar) Uitgekeerd huishoudgeld voor bewoners Kosten beveiliging en bewaking door derden Kosten eigen beveiliging en bewaking Andere hotelmatige voorzieningen
X X X X X X X X X X X X X X
45 Algemene kosten 4511 4512 4513 4514 4515 4516 4521 4522 4529 4531 4532 4532xx 4533 4539 4541 4542 4551 4591 4593 4599
Kantoorbenodigdheden en -apparatuur Drukwerk Inningskosten Kosten betalingsverkeer Kosten van automatisering Kosten administratieve diensten door derden Porti Telefoon Andere communicatiekosten Accountants- en advieskosten Bijdragen, lidmaatschappen en vakliteratuur Bijdrage Patientenvertrouwenspersoon Dienstreizen Andere kosten algemeen beheer Belastingen Verzekering en schadevergoedingen Kosten audiovisuele apparatuur en -benodigdheden Kosten wetenschappelijk werk Kas-, voorraad- en prijsverschillen Overige algemene kosten
X X X X X X X X X X X X
kassierfunctie
X X X X X X X X
46 Patient c.q. bewonergebonden kosten 4611 4612 4621 4622 4623 4624 4625 4626 4627 4628 4629 4631 4632 4639 4641 4642 4643 4649 4651 4652 4653 4654 4659 4660 4671 4672 4680
Kosten beeldvormende techniek en functieonderzoek Kosten laboratorium Genees- en bestralingsmiddelen en dialysebenodigdheden Medische gassen Narcosemiddelen Bloed en bloedproducten Hulpmiddelen, prothesen en implantaten Verband en gipsverband Hechtmateriaal Kosten therapieën Andere kosten behandel- en behandelondersteunende materielen Agogie Pastoraal werk Andere kosten psychosociale-, behandel- en begeleidingsfuncties Persoonlijke voorzieningen cliënten c.q. bewoners Verplaatsingshulpmiddelen Incontinentiemateriaal Andere kosten verpleging en verzorging Toedings- en afnamesystemen Katheters en sondes Handschoenen Tandartsbenodigdheden Andere kosten niet specifiek voor onderzoek, behandeling, begeleiding etc. Instrumentarium en apparatuur Kosten ontspanning en recreatie van cliënten en bewoners Zakgeld voor bewoners Kosten van activiteiten buiten de instelling
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
39
kostengroep
omschrijving
stap 2 geen primaire functie
stap 3 uitsluiten van kosten
stap 4 indirecte kosten specifiek generiek I II
stap 5 directe kosten
opmerking
47 Terrein en gebouwgebonden kosten 4711 4712 4713 4714 4720 4731 4732 4733 4734 4735 4736 4739
Onderhoud terreinen Onderhoud gebouwen Onderhoud installaties Materialen, machines en gereedschappen t.b.v. onderhoud Dotaties aan voorziening groot onderhoud Olie Kolen Electriciteit Gas Stadsverwarming Water Andere kosten van energie
X X X X X X X X X X X X
48 Afschrijvingskosten, interest en huur vaste activa 4800 4801 4805 4806 4809 4812 4821 4822 4823 4824 4831 4841 4842 4843 4851 4852 4853 4854 4859 4861 4862 4863 4864 4865 4866 4867 4868 4891 4892
Afschrijvingskosten aanloopkosten Afschrijvingskosten aanloopverliezen Afschrijvingskosten goodwill Afschrijvingskosten licentiekosten Afschrijvingskosten overige te verrekenen verliezen Afschrijvingskosten terreinvoorzieningen Afschrijvingskosten gebouwen Afschrijvingskosten verbouwingen Afschrijvingskosten semi permanente gebouwen Afschrijvingskosten houten paviljoens Afschrijvingskosten installaties Afschrijvingskosten inventaris Afschrijvingskosten vervoersmiddelen Afschrijvingskosten automatisering Interest langlopende schulden Interest leasingcontracten Interest kortlopende schulden Afschrijving betaalde boeterente bij vervroegde aflossing Ontvangen interest Huur terreinvoorzieningen Huur gebouwen Huur semi permanente gebouwen Huur houten paviljoens Huur installaties Huur en leasing inventaris Huur en leasing vervoersmiddelen Huur en leasing automatisering Dotaties egalisatierekening afschrijvingen instandhoudingsinvesteringen Overige dotaties
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
49 Hulpbedrijven 4990
Overboekingsrekening
X
n.v.t.
X X X
n.v.t. is de dekking van kosten
8 Opbrengsten 8110 8210 8220 8250 8260 8270 8280 8290 8310 8320 8330 8350 8910
Toegekend wettelijk budget Subsidies Eigen bijdragen cliënten Zorgprestaties tussen instellingen Zorgprestaties derde compartiment Overige zorgprestaties Overige dienstverlening Overige opbrengsten Opbrengsten algemene en administratieve diensten Opbrengsten maaltijden en andere consumpties Opbrengsten andere hotelmatige diensten Opbrengsten technische en/of agrarische diensten Correctie budgetafrekeningen voorgaande jaren
n.v.t. is de dekking van kosten
X X X
X X X
X X X
afhankelijk van soort activiteit
X X X X X
X X X X X
X X X X X
afhankelijk van soort activiteit
afhankelijk van soort activiteit afhankelijk van soort activiteit
X afhankelijk van soort activiteit afhankelijk van soort activiteit afhankelijk van soort activiteit afhankelijk van soort activiteit
X
9 Andere baten en lasten 9010 9020 9030 9040 9050 9110 9120 9130 9140 9150 9190 9200 9210 9300 9310 9990
Rentebaten Resultaat deelnemingen Waardeverandering financiële vaste activa en effecten Overige opbrengsten financiële vaste activa en effecten Dotaties aan voorzieningen Zakelijke lasten en verzekeringen Onderhoud Afschrijvingen Rente Andere kosten Baten Buitengewone baten Buitengewone lasten Bijzondere baten Bijzondere lasten Overboekingsrekening
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
X X X X X X X X X X X X X X X X
n.v.t.
40
Bijlage 4: Opleidingskosten De kosten die zorgaanbieders mogelijk extra maken als gevolg van opleidingen zijn: 1. salariskosten van assistenten in opleiding of psychologen/psychotherapeuten/ verpleegkundigen in opleiding voor dat deel van de tijd dat er in verband met opleidingsactiviteiten geen tijd op de DBC‟s kan worden geregistreerd; 2. productieverlies vanwege instructietijd; 3. inefficiëntie; 4. grotere behoefte aan ruimtelijke voorzieningen. In het kostprijsmodel staan afspraken verwoord over de wijze waarop met de kosten van deze (specifieke) opleidingen wordt omgegaan. Eén van de punten hieruit is de toepassing van de e subsidieregeling zorgopleidingen 2 tranche van het ministerie van VWS. De instellingssubsidie bedraagt per opleidingsplaats voor de specialist ouderen geneeskunde 71.600,- euro prijspeil 2009. e (bron brochure subsidieregelingen zorgopleidingen 2 tranche zorgopleidingen A)
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
41
Bijlage 5: Stofnamen en indicatielijst add-ons 1 januari 2012 Bijlage 5 bij beleidsregel BR/CU 2045 Dure geneesmiddelen Stofnaam abatacept
adalimumab
alemtuzumab amfotericine B liposomaal
Indicatie Actieve reumatoïde artritis bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op, of intolerantie voor behandeling met verschillende disease modifying antirheumatic drugs, waaronder ten minste methotrexaat, in optimale doseringen Actieve juveniele idiopatische artritis met een polyarticulair beloop, bij patiënten met onvoldoende respons op meerdere disease modifying antirheumatic drugs, waaronder ten minste één TNF-alfa blokker Door het CVZ positief beoordeelde niet-geregistreerde toepassingen, conform criteria die het CVZ hiervoor hanteert. Actieve reumatoïde artritis bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op, of intolerantie voor behandeling met verschillende disease modifying antirheumatic drugs, waaronder ten minste methotrexaat, tenzij er sprake is van een contra-indicatie voor methotrexaat Actieve en progressieve artritis psoriatica bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op eerdere disease modifying antirheumatic drugs Ernstige actieve spondylitis ankylopoetica bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op ten minste twee prostaglandinesynthetaseremmers in maximale doseringen en andere conventionele behandeling Ziekte van Crohn bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op de maximale inzet van corticosteroïden en/of immunosuppressiva; of die dergelijke behandelingen niet verdragen of bij wie hiertegen een contra-indicatie bestaat Matig tot ernstige chronische plaque psoriasis bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op, intolerantie voor of een contra-indicatie voor zowel PUVA of UVB als methotrexaat of ciclosporine Actieve juveniele idiopatische artritis met een polyarticulair beloop, bij patiënten met onvoldoende respons op één of meerdere disease modifying antirheumatic drugs Door het CVZ positief beoordeelde niet-geregistreerde toepassingen, conform criteria die het CVZ hiervoor hanteert. 3e lijnsbehandeling chronische lymfocytaire leukemie 1e en 2e lijnsbehandeling chronische lymfatische leukemie Ernstige systemische invasieve aspergillose en zygomycose
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
42
Dure geneesmiddelen Stofnaam anakinra
anidulafungine azacitidine bevacizumab
bortezomib
botulinetoxine caspofungine certolizumab pegol
cetuximab
docetaxel
doxorubicine liposomaal PEG
Indicatie Reumatoïde artritis in combinatie met methotrexaat bij patiënten die onvoldoende reageren op methotrexaat alleen Door het CVZ positief beoordeelde niet-geregistreerde toepassingen, conform criteria die het CVZ hiervoor hanteert. Invasieve candidiasis Myelodysplastisch syndroom (MDS) Voor indicaties die voor vergoeding via een add-on in aanmerking komen wordt verwezen naar de vigerende registratietekst. 1e lijnsbehandeling van multipel myeloom dat niet in aanmerking komt voor intensieve chemotherapie, in combinatie met prednison en melfalan bij patiënten bij wie als gevolg van comorbiditeit en/of bijwerkingen een behandeling met de combinatie thalidomide, prednison en melfalan niet is aangewezen 2e en 3e lijnsbehandeling van multipel myeloom bij patiënten die reeds een beenmergtransplantatie hebben ondergaan of die hiervoor niet in aanmerking komen Lokale dystonieën Invasieve candidiasis Actieve reumatoide artritis bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op of intolerantie voor behandeling met verschillende disease modifying antirheumatic drugs, waaronder ten minste methotrexaat, tenzij er sprake is van een contra-indicatie voor methotrexaat Door het CVZ positief beoordeelde niet-geregistreerde toepassingen, conform criteria die het CVZ hiervoor hanteert. Lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom van het hoofdhalsgebied Gemetastaseerd of teruggekeerd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied (SNHHC) Derdelijnsbehandeling van gemetastaseerde colorectale kanker bij patiënten met een niet-gemuteerd KRAS-gen (mCRC) Voor indicaties die voor vergoeding via een add-on in aanmerking komen wordt verwezen naar de vigerende registratietekst. Gevorderd aids en Kaposi-sarcoom Recidiverend gemetastaseerd ovariumcarcinoom bij patiënten die overgevoelig blijken voor platinaverbindingen of bij wie < zes maanden na behandeling met carboplatine en paclitaxel progressie optreedt Gemetastaseerd mammacarcinoom bij patiënten die door een vergroot risico van hartaandoeningen niet in aanmerking komen voor standaard doxorubicine
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
43
Dure geneesmiddelen Stofnaam drotrecogin alfa etanercept
gemcitabine
golimumab
immunogobuline i.v.
ibritumomab tiuxetan infliximab
Indicatie Ernstige sepsis Actieve reumatoïde artritis bij patiënten met onvoldoende respons op, of intolerantie voor behandeling met verschillende disease modifying antirheumatic drugs, waaronder ten minste methotrexaat, tenzij er sprake is van een contra-indicatie voor methotrexaat Actieve juveniele idiopatische artritis met een polyarticulair beloop, bij patiënten met onvoldoende respons op één of meerdere disease modifying antirheumatic drugs Actieve en progressieve artritis psoriatica bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op eerdere disease modifying antirheumatic drugs Ernstige actieve spondylitis ankylopoetica bij patiënten met onvoldoende respons op ten minste twee prostaglandinesynthetaseremmers in maximale doseringen en andere conventionele behandeling Matig tot ernstige chronische plaque psoriasis bij patiënten met onvoldoende respons op, intolerantie voor of een contra-indicatie voor zowel PUVA of UVB als methotrexaat of ciclosporine Door het CVZ positief beoordeelde niet-geregistreerde toepassingen, conform criteria die het CVZ hiervoor hanteert. Voor indicaties die voor vergoeding via een add-on in aanmerking komen wordt verwezen naar de vigerende registratietekst. Actieve reumatoïde artritis bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op, of intolerantie voor behandeling met verschillende disease modifying antirheumatic drugs, waaronder ten minste methotrexaat, tenzij er sprake is van een contra-indicatie voor methotrexaat Actieve en progressieve artritis psoriatica bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op eerdere disease modifying antirheumatic drugs Ernstige actieve spondylitis ankylopoetica bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op ten minste twee prostaglandinesynthetas-eremmers in optimale doseringen en andere conventionele behandeling Door het CVZ positief beoordeelde niet-geregistreerde toepassingen, conform criteria die het CVZ hiervoor hanteert. Voor indicaties die voor vergoeding via een add-on in aanmerking komen wordt verwezen naar de vigerende registratietekst. Non Hodgkin Lymfoom Ziekte van Crohn bij patiënten met onvoldoende respons op de optimale inzet van thans beschikbare middelen; of die
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
44
Dure geneesmiddelen Stofnaam
irinotecan methylaminolevunilaat natalizumab
omalizumab oxaliplatine paclitaxel
palifermin panitumumab
pegaptanib pemetrexed
Indicatie dergelijke behandelingen niet verdragen of bij wie hiertegen een contra-indicatie bestaat Actieve reumatoïde artritis bij patiënten met onvoldoende respons op, of intolerantie voor behandeling met verschillende disease modifying antirheumatic drugs, waaronder ten minste methotrexaat, in optimale doseringen, tenzij er sprake is van een contra-indicatie voor methotrexaat Ernstige actieve spondylitis ankylopoetica bij patiënten met onvoldoende respons op ten minste twee prostaglandinesynthetaseremmers in optimale doseringen en andere conventionele behandeling Artritis psoriatica bij patiënten met onvoldoende respons op disease modifying antirheumatic drugs in optimale doseringen Matig tot ernstige plaque psoriasis bij patiënten met onvoldoende respons op, intolerantie voor of een contraindicatie voor zowel PUVA of UVB als methotrexaat of ciclosporine Matige tot ernstige colitis ulcerosa bij patiënten met onvoldoende respons op, intolerantie voor of een contraindicatie voor de conventionele therapie met inbegrip van corticosteroïden en azathioprine of 6-mercaptopurine Door het CVZ positief beoordeelde niet-geregistreerde toepassingen, conform criteria die het CVZ hiervoor hanteert. Gemetastaseerd colorectaal carcinoom in combinatie met fluorouracil en folinezuur Actinische keratosen Ernstige relapsing remitting multiple sclerose bij patiënten die niet hebben gereageerd op de eerstelijnsmiddelen interferon β en glatirameer Ernstige IgE-gemedieerd astma Gemetastaseerd colorectaal carcinoom in combinatie met fluorouracil en folinezuur Voor indicaties die voor vergoeding via een add-on in aanmerking komen wordt verwezen naar de vigerende registratietekst. Orale mucositis De behandeling van patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom met EGFR expressie die niet KRASgemuteerd (wildtype) is, na falen fluoropyrimidine, oxaliplatin- en irinotecanbevattende chemotherapieregimes. Maculadegeneratie Maligne mesothelioom 1e lijnsbehandeling niet-kleincellig longkanker anders dan overwegend plaveiselcelcarcinoom
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
45
Dure geneesmiddelen Stofnaam ranibizumab rituximab
ustekinumab
temoporfine
temsirolimus tocilizumab
trastuzumab
Verteporfine
vinorelbine voriconazol
Indicatie 2e lijnsbehandeling niet-kleincellig longkanker Maculadegeneratie Onbehandelde en recidiverende/refractaire chronische lymfatische leukemie (CLL) Non Hodgkin Lymfoom Diffuus grootcellig B-cel lymfoom (DLBCL) in combinatie met CHOP Ernstig actieve reumatoïde artritis bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op een optimale voorgaande behandeling inclusief behandeling met één of meerdere TNF-alfa blokkers Matig tot ernstige chronische plaque psoriasis bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar) met onvoldoende respons op, intolerantie voor of een contra-indicatie voor zowel PUVA of UVB als methotrexaat of ciclosporine Door het CVZ positief beoordeelde niet-geregistreerde toepassingen, conform criteria die het CVZ hiervoor hanteert. Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied bij patiënten die niet meer met chirurgie, radiotherapie en/of chemotherapie behandeld kunnen worden Gemetastaseerd niercelcarcinoom Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassen patiënten (≥ achttien jaar), in combinatie met methotrexaat, bij onvoldoende respons op, of intolerantie voor behandeling met disease modifying antirheumatic drugs, rituximab, abatacept of ten minste één TNF-alfa blokker Gemetastaseerd mammacarcinoom met sterke HER2overexpressie (IHC3+), bij patiënten met agressieve groei en resistentie voor de gebruikelijke systemische chemotherapie, als monotherapie of in combinatie met paclitaxel of docetaxel HER2-positief primair mammacarcinoom, in combinatie met chemotherapie, aansluitend op operatie Gemetastaseerd maagcarcinoom met hoge HER2-expressie (IHC 2+ en SISH+ of FISH+, of IHC 3+) Voor indicaties die voor vergoeding via een add-on in aanmerking komen wordt verwezen naar de vigerende registratietekst. Niet-kleincellig longcarcinoom 3e lijnsbehandeling gemetastaseerd mammacarcinoom Invasieve aspergillus infectie
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
46
Bijlage 6: Toerekenen kosten hulpkostenplaatsen I aan kostendragers (stap 6) Soorten hulpkostenplaatsen Zoals aangegeven in stap 4 zijn twee categorieën van hulpkostenplaatsen te onderscheiden: I. Hulpkostenplaatsen waarvan de kosten niet in gelijke mate aan alle kostendragers toegerekend kunnen worden. II. Hulpkostenplaatsen waarvan de kosten wel in gelijke mate aan alle kostendragers toegerekend kunnen worden. In deze bijlage wordt nader ingegaan op categorie I van hulpkostenplaatsen.
Toewijzen kosten hulpkostenplaatsen (I) aan clusters kostendragers
Cluster
Cluster
Beroepsopleidingen
X
Management en staf
X
X
X
X
X
Decentrale zorgadministratie
X
X
X
X
X
Dagbehandeling
Dagbehandeling
Verpleegdag
Verpleegdag
Verpleegdag
Uren klinische verplegenden
Uren behandelaren
Uren behandelaren
Uren behandelaren
Hulpkostenplaatsen
Uren specialist
Kostendragers
ouderengeneeskunde
Categorie (I) van hulpkostenplaatsen omvat die hulpkostenplaatsen, waarvan de kosten niet in gelijke mate aan alle kostendragers toegerekend kunnen worden, omdat ze slechts voor een cluster van kostendragers van toepassing zijn of niet voor alle kostendragers in een gelijke mate. In stap 4 van dit kostprijsmodel zijn aan deze hulpkostenplaatsen kosten toegerekend. In deze stap van het kostprijsmodel is het van belang dat wordt aangegeven aan welke clusters van kostendragers de kosten van deze hulpkostenplaatsen moeten worden toegerekend. In het navolgende schema is weergegeven op welke clusters van kostendragers de desbetreffende kosten van toepassing zijn.
Cluster
X
X
X
X
X
Voeding
X
X
X
X
X
Linnenvoorziening en wasserij
X
X
X
Huisvesting
X
X
X
Schoonmaak
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Beveiliging
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Geestelijke verzorging
X
X
X
Geneesmiddelen
X
X
X
Aanvullend onderzoek
X
X
X
Ondersteunend personeel
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
X
X
X
X
X
47
Toerekening van kosten hulpkostenplaatsen (I) via verdeelsleutels Per kosten(soort) zijn verdeelsleutels bepaald voor de toerekening van de desbetreffende kosten aan kostendragers. Uit bovenstaande tabel blijkt dat sommige kosten(soorten) – bijvoorbeeld die van de hulpkostenplaatsen huisvesting en schoonmaak – aan meerdere clusters van kostendragers moeten worden toegerekend. Met een cluster van kostendragers wordt gedoeld op bijvoorbeeld uren behandelaar en etmalen verblijf. In dat geval zijn meerdere sleutels nodig voor het toerekenen van één kostenpost. Hiertoe onderscheiden wij een primaire en een secundaire sleutel. Deze dienen als volgt te worden geïnterpreteerd: De primaire sleutel dient om een kostenpost te verdelen over bijvoorbeeld twee clusters van kostendragers (bijvoorbeeld verblijfsdagen en uren behandelaars). De secundaire sleutel wordt gebruikt om binnen het cluster kosten te verdelen, bijvoorbeeld binnen de behandelaars op basis van fte hulpverlener.
Beroepsopleidingen
Directe toerekening
Behandelaren
Secundaire sleutel
kostendragers
cluster van
Hulpkostenplaatsen 1
Toedeling aan
Verdeelsleutels
Primaire sleutel
In het navolgende schema zijn voor zover van toepassing de primaire en alle secundaire sleutels weergegeven. Daar waar geen primaire sleutel hoeft te worden toegepast, is uitsluitend een secundaire sleutel in de tabel opgenomen.
Specifieke afspraak
Verblijfsdagen
Management en staf
Behandelaren
Fte behandelaren Verblijfsdagen
Decentrale zorgadministratie
Behandelaren
Fte behandelaren
Voedingsdagen
Verblijfsdagen
Verblijfsdagen
Huisvesting
m2
Behandelaren
Huishouding
m2
Schoonmaak
m2
Voeding
Linnenvoorziening en wasserij
Verblijfsdagen
Verblijfsdagen Behandelaren Verblijfsdagen Behandelaren Verblijfsdagen Beveiliging
m2
Behandelaren Verblijfsdagen
Geestelijke verzorging
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
Verblijfsdagen
48
Secundaire sleutel
kostendragers
cluster van
Toedeling aan
Hulpkostenplaatsen 1
Primaire sleutel
Verdeelsleutels
Geneesmiddelen
Verblijfsdagen
Aanvullend onderzoek
Verblijfsdagen
Ondersteunend personeel
Behandelaren
Fte behandelaren
Verblijfsdagen
Er mag van bovenstaande verdeelsleutels worden afgeweken indien voor een instelling een betere verdeelsleutel voorhanden is. Ook hier geldt dat afwijken alleen gemotiveerd geoorloofd is en dat afwijken moet leiden tot een meer zuivere toerekening van kosten. Resultaat van deze stap:
toepassing van bovenstaand schema resulteert in de getotaliseerde indirecte kosten van hulpkostenplaatsen (I) in € per kostendrager.
DBC GRZ Kostprijsmodel versie 2.0
49