KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND
AMATEURVOETBAL
Handleiding Rapporteur
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Inhoudsopgave Pagina 1.
HET BEOORDELINGSSYSTEEM EN DE COMPETENTIES
3
2.
BEOORDELEN
6
Inleiding op beoordelen Observeren en registreren Classificeren Rapporteren Beoordelen Beoordelen van scheidsrechters in het amateurvoetbal Invullen van de beoordeling
6 6 7 7 7 8 9
3.
TOELICHTING OP DE COMPETENTIES VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT
13
Competentie 1 – Positie in het veld Competentie 2 – Toepassing spelregels/flexibiliteit Competentie 3 – Duidelijkheid Competentie 4 – Contactvaardigheid en omgaan met weerstanden
13 15 19 21
Bijlage 1 - Beoordeling van de rapportage
24
Bijlage 2 - De vijfpuntschaal
26
Bijlage 3 - Registratiekaart
27
Bijlage 4 - Visie op arbitrage en arbitrageontwikkeling
29
2
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
1.
HET BEOORDELINGSSYSTEEM EN DE COMPETENTIES
De vorm Bij de keuze van de vorm van het beoordelingsrapport is gekozen voor een ontwerp, gebaseerd op het aanvinken van concreet waargenomen gedrag van de scheidsrechter. Uitsluitend aan de hand van de aantekeningen (registraties) die de rapporteur tijdens de wedstrijd heeft gemaakt van de concrete gedragingen van de scheidsrechter, dienen de scores op het beoordelingsrapport ingevuld te worden. Wat heeft u de scheidsrechter zien doen of zien nalaten? Niet uw mening als rapporteur, maar een analyse van de feiten dient u te ‘vertalen’ naar de zinnen (scores) die daar het best bij passen. Alleen dan is er sprake van een zo objectief mogelijke beoordeling. Bij het beoordelingsrapport amateurvoetbal is gekozen voor een vijfpuntschaal met de scores ”a” (hoog) t/m “e” (laag). Voor het scoren van dit gedrag is onderstaande toelichting op de vijfpuntschaal van toepassing: a. De scheidsrechter laat het gedrag steeds zien. In iedere situatie waarin het noodzakelijk is om het gedrag te vertonen, wordt het ook waargenomen. b. De scheidsrechter laat het gedrag meestal zien. Daarmee wordt bedoeld dat het een enkele keer wordt gemist in een situatie waarin het gewenst was. c. De scheidsrechter laat het gedrag soms wel en soms niet zien. Het is wisselend. Op de cruciale momenten staat de scheidsrechter er wel. Ook kan het zijn dat de scheidsrechter bepaald gedrag niet in eerste instantie laat zien, maar in tweede instantie wel. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de scheidsrechter in eerste instantie bij weerstand de strijd aangaat en in tweede instantie de strijd gaat negeren. d. De scheidsrechter laat het gedrag onvoldoende zien. Op cruciale momenten wordt het gemist. Het is dan een duidelijk aandachtspunt. e. De scheidsrechter laat het gedrag niet of nauwelijks zien. Op dit punt faalt de scheidsrechter steeds. De vijfpuntschaal is ook als bijlage 2 in deze handleiding opgenomen. De inhoud en de competenties Het beoordelingsformulier bestaat uit 4 definities van competenties. Met competenties wordt bedoeld: Het geïntegreerde geheel van kennis, vaardigheden, attitude en persoonlijke eigenschappen van een scheidsrechter dat in een bepaalde context leidt tot succesvol presteren. Per competentie worden het gedrag en de vaardigheden van de scheidsrechter met betrekking tot het arbitraal proces (waarnemen, interpreteren en beslissen) beschreven in een aantal gedragsankers.
3
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
De 4 competenties waarop een scheidsrechter in het AV wordt beoordeeld zijn: 1. Positie in het veld De scheidsrechter is in staat op adequate wijze te volgen en positie te kiezen om waar te nemen, te interpreteren, spelregels toe te passen en te beslissen. 2. Toepassing spelregels/flexibiliteit De scheidsrechter is in staat op adequate wijze te beslissen en als de situatie dat vraagt de arbitrage aan te passen en zodoende de dynamiek in het spel te houden. 3. Duidelijkheid De scheidsrechter is in staat op adequate wijze bij beslismomenten op de voorgrond te treden en met rustige herkenbare gebaren een beslissing te ondersteunen. 4. Contactvaardigheid en omgang met weerstand De scheidsrechter is in staat op adequate wijze via (non) verbale communicatie met spelers en andere betrokkenen contact te maken, te onderhouden en spanning niet te laten oplopen in de interactie met spelers en andere betrokkenen behalve het publiek. Een nadere uitwerking en toelichting van de competenties vindt u in het hoofdstuk “Toelichting op de competenties van het beoordelingsrapport”, bladzijde 18 t/m 28 van deze handleiding! Niveaus van scheidsrechters in het amateurvoetbal In het amateurvoetbal is sprake van verschillende niveaus. Een rapporteur krijgt te maken met beginnende scheidsrechters, gevorderde scheidsrechters en scheidsrechters die in de top van het amateurvoetbal fluiten. Er is ook onderscheid tussen jeugdvoetbal en seniorenvoetbal. Het beoordelingsformulier voor de verschillende niveaus is echter gebaseerd op dezelfde vier competenties en elke competentie heeft een andere waardering (weging).Uit de landelijk gehouden pilots en de tot op heden opgedane ervaringen is gebleken, dat scheidsrechters met het nieuwe beoordelingsrapport niet soepeler zijn beoordeeld wanneer zij een beginner zijn en niet strenger zijn beoordeeld wanneer zij in een hogere groep zitten. Het berekenen van eindscores zal dus bij alle niveaus (groepen) hetzelfde gebeuren. Waardering Het systeem is zo samengesteld dat aan elke competentie een bepaalde waarde is toegekend en dat aan elk ‘vinkje’ dat een rapporteur op het beoordelingsformulier bij een onderdeel (gedragsanker) zet een weging (omrekeningsfactor) is gekoppeld. Het systeem genereert alle ingevoerde gegevens en dit leidt tot een eindcijfer. Uitsluitend de door de rapporteur gevinkte 24 scores op het beoordelingsrapport bepalen het eindcijfer. De door de rapporteur vermelde ‘bouwstenen’ en de toelichting op deze tips dienen als ontwikkelpunt(en) en hebben geen invloed op het eindcijfer. Wat wordt beoordeeld? Geen focus op fouten, maar aandacht voor het ‘leiden’ van de wedstrijd. Met andere woorden: De rapporteur dient zich niet te richten op de fouten die de scheidsrechter maakt, maar op de wijze waarop de scheidsrechter handelt, omgaat met de spelers en de spelregels in de praktijk toepast. Het gaat dus niet alleen om de technische aspecten van de arbitrage, maar ook de ontwikkelmogelijkheden en de sociale en mentale vaardigheden.
4
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Hoe wordt beoordeeld? De methode die hoort bij het nieuwe beoordelingssysteem sluit de subjectiviteit van de rapporteur zoveel mogelijk uit. De rapporteur maakt tijdens de wedstrijd aantekeningen over wat hij feitelijk ziet. Hij noteert dus concreet gedrag van de scheidsrechter: datgene wat de scheidsrechter daadwerkelijk doet. Na de wedstrijd heeft de rapporteur als het ware een lijstje samengesteld met feitelijke waarnemingen. Vervolgens verdeelt (= aanvinken van een item) de rapporteur deze waarnemingen op het beoordelingsrapport. Hierop staan concreet waarneembare gedragingen en vaardigheden reeds beschreven. Dit betekent dat de rapporteur zijn aantekeningen verdeelt over de competenties waarop de scheidsrechter moet worden beoordeeld en kruist hij(zij) aan wat daadwerkelijk is waargenomen. Niet de mening van de rapporteur telt, maar een objectieve analyse van feiten!
5
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
2.
BEOORDELEN
Inleiding op beoordelen Beoordelen is voor de mens een dagelijkse activiteit. We nemen waar wat er om ons heen gebeurt. Datgene wat we zien en horen geven we direct een plaats. We ordenen alle informatie door er één of meerdere etiketten op te plakken. Op deze manier houden we onze wereld begrijpelijk en overzichtelijk. Onze dagelijkse beoordeling is daarmee vanzelfsprekend subjectief. Deze is gebaseerd op een persoonlijke ordening en persoonlijke etiketten. Wanneer de oordelen van verschillende waarnemers met elkaar vergeleken moeten worden, zullen deze subjectieve oordelen nooit tot een betrouwbare vergelijking leiden. Het beoordelen van scheidsrechters in het amateurvoetbal is net een dergelijk proces. Om de scheidsrechters op een eerlijke en rechtvaardige wijze met elkaar te kunnen vergelijken, is een professioneel beoordelingsproces nodig. Daarin is het enerzijds noodzakelijk om per meetmoment dezelfde systematiek en dezelfde criteria te hanteren. Anderzijds is het van belang om je bewust te zijn en te blijven van de invloed van de eigen subjectieve beoordelingsmechanismen. Om objectief te kunnen beoordelen is het dus van belang om te onderkennen dat beoordelen een vak is.
Observeren en registreren Het eerste mechanisme van ons eigen dagelijkse subjectieve systeem dat uitgeschakeld moet worden, is het direct interpreteren van wat we zien en horen. Een professionele beoordelaar is in staat om het eigen oordeel uit te stellen. Deze houdt zich in eerste instantie alleen bezig met het observeren en registreren van wat concreet waargenomen wordt. Voor de objectiviteit is het van essentieel belang dat concreet gedrag wordt opgeschreven en niet de interpretatie ervan. Waarom is het nodig om op die manier te registreren wat er gebeurt? Het is toch veel makkelijker om gelijk de interpretatie op te schrijven? Het klopt dat het gemakkelijker is. Het is alleen niet controleerbaar voor jezelf en voor anderen. Zo is het bijvoorbeeld voor het uitspreken van een oordeel niet alleen van belang om te kijken naar wat iemand doet, maar ook om wat iemand niet doet. Daarnaast zegt de wijze waarop iemand op een gebeurtenis reageert vaak iets over meer dan één beoordelingscriterium. Wanneer gelijk de interpretatie van de observatie wordt genoteerd, mis je de kans om een oordeel te vormen over andere criteria. De wijze waarop de scheidsrechter bijvoorbeeld de spanning verlaagt, zegt ook iets over de duidelijkheid waarop deze beslissingen communiceert. Verder is het belangrijk om te noteren waar het gedrag van de scheidsrechter een reactie op is. Datgene waar de scheidsrechter namelijk invloed op heeft, is zijn eigen gedrag. Door goede keuzes hoopt de scheidrechter invloed te hebben op de spelers en het verloop van het spel. Daarvoor is hij echter van meer zaken afhankelijk dan alleen van zijn eigen gedrag. Het is een klassieke beoordelingsfout om iemand alleen te beoordelen op het effect van diens gedrag op anderen en niet op het gedrag zelf. Een voorbeeld: Vaak wordt het niet fluiten voor buitenspel een scheidsrechter harder aangerekend wanneer er een goal op volgt, dan wanneer de speler naast schiet of de keeper een redding maakt. De kwaliteit van het hanteren van de buitenspelregel wordt dan beoordeeld op basis van de kwaliteit van spelers! Belangrijker om in de beoordeling mee te nemen is de situatie waar de scheidsrechter op reageert. Wanneer de speler meters buitenspel liep en de situatie daardoor overduidelijk was, is een foute beslissing de scheidsrechter zwaarder aan te rekenen dan wanneer buitenspel een kwestie was van centimeters. Het maakt dan niet uit waar de scheidsrechter stond. Het gaat om de kwaliteit van de beslissing, gebaseerd op concrete feiten.
6
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Classificeren Nadat een beoordelaar zijn observaties heeft geregistreerd, heeft deze de taak om per gebeurtenis te bekijken wat het zegt over de verschillende beoordelingscriteria. Het gaat daarbij om een aantal aspecten. Ten eerste dient bekeken te worden over welke competentie en criterium een gebeurtenis iets zegt. Een observatie kan voor meerdere criteria informatief zijn. Ten tweede dient bekeken te worden wat de observatie over het criterium zegt. Gaf iemand in positieve of negatieve zin blijk van de aanwezigheid van de competentie?
Rapporteren Vervolgens dient per criterium gerapporteerd te worden wat er gezien is. Hierbij dient het gehele verloop over alle gebeurtenissen heen bekeken te worden. Hoe vaak kwam een positieve of negatieve observatie ten aanzien van een criterium voor? Zit er een trend in? Ging het steeds beter of steeds slechter? Bij het rapporteren dienen tevens observaties beschreven te worden. Hiervoor geldt de stelregel: “niet concreet = niet noteren.” De observatie dat “de scheidsrechter weinig zelfvertrouwen uitstraalde” is bijvoorbeeld weinig concreet. We kunnen ons er een voorstelling van maken, maar de scheidsrechter weet door een dergelijke beschrijving niet wat deze de volgende keer anders moet doen. De observatie: “De scheidrechter maakte vaak onrustige gebaren en ontweek de blikken van spelers als zij protesteerden tegen zijn beslissingen” is veel concreter. Het gaat steeds om zichtbaar gedrag, waardoor de scheidsrechter met de feedback beter uit de voeten kan.
Beoordelen Wanneer alle observaties zijn verzameld, zal de professionele beoordelaar deze toetsen aan de hand van een afgesproken meetlat: De vijfpuntschaal. Per competentie is beschreven hoe het eruit ziet, wanneer het te beoordelen gedrag zeer hoog aanwezig is, midden aanwezig of zeer laag aanwezig is. Door deze meetlat waarin concreet gedrag beschreven staat, hoort iedere beoordelaar aan de hand van dezelfde observaties tot hetzelfde oordeel te komen. Samenvatting Het hanteren van de beschreven systematiek samen met afgesproken en beschreven beoordelingscriteria, leidt tot een objectieve(re) beoordeling. De kunst begint bij het uitstellen van het oordeel en het interpretatieloos observeren. “Observeren en registreren is het fundament van het bouwwerk. Een slechte of ontbrekende fundering betekent scheuren of ineenstorting”.
7
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Beoordelen van scheidsrechters in het amateurvoetbal Het waarnemen en beoordelen van mensen is een vak. Een vak dat onderwezen en getraind moet worden. Voor het beoordelen van scheidrechters in het amateurvoetbal is gekozen voor een eenvoudige methode. De objectiviteit in de methode wordt bewaakt door de hoge standaardisatie van de beoordeling. De competenties die het succes van een scheidsrechter bepalen, zijn onderverdeeld in een aantal eenvoudig waarneembare gedragingen. Het is aan de rapporteurs in het amateurvoetbal om te rapporteren hoe vaak men deze gedragingen in de wedstrijd ziet vergeleken met het aantal momenten waarop dit waargenomen had moeten worden. Waarnemen zonder het maken van aantekeningen, leidt per definitie tot een subjectieve beoordeling. Voor waarnemers binnen het amateur voetbal is “WATER”, de ezelsbrug die aangeeft wat er van hen verwacht wordt. Waarnemen, Aantekeningen maken, Turven, Evalueren en Rapporteren. “Water” is nodig om scheidsrechters in het amateurvoetbal te laten groeien! De beste methode om aantekeningen te maken tijdens de wedstrijd, is natuurlijk nog steeds om op een kladblok te rapporteren wat er gebeurt en hoe de scheidsrechter daar concreet en exact op reageert. Zo kan iedere gebeurtenis achteraf goed beoordeeld worden. Tegelijkertijd heerst het besef dat een dergelijke werkwijze van de vrijwillige rapporteurs in het amateurvoetbal niet geëist kan worden. Daarom is een beoordelingsblok ontwikkeld om het maken van aantekeningen te vereenvoudigen. Hierop kan geturfd (+/-) worden of de scheidsrechter een bepaalde gedraging naar aanleiding van een gebeurtenis wel of niet liet zien en hij kan hierop kenmerkende handelingen en situaties (+/-) vermelden. Voor een juist gebruik van het beoordelingsblok de volgende tips: •
• •
Het kan lastig zijn om tijdens de wedstrijd op alles te letten. Bekijk daarom regelmatig op het beoordelingsblok (ook in de rust) welke registraties u tot op dat moment hebt genoteerd en op welke competenties u in het verdere verloop van de wedstrijd in het bijzonder moet letten. Het beoordelingsblok kan dus ook dienen als hulpmiddel om geen items te vergeten. Er zijn bepaalde competenties die pas zichtbaar worden bij specifieke incidenten, zoals weerstand tegen beslissingen. Op een dergelijk moment is het van belang om daarop te concentreren en de specifieke waarnemingen die daarbij horen te turven. Noteer opvallende zaken en gebeurtenissen zo concreet mogelijk, dus bijvoorbeeld met steekwoorden en ook door de minuut in de wedstrijd aan te geven. Op basis hiervan kunt u in de rapportage voor de scheidsrechter concreet aangeven wat u goed en minder goed vond.
Het beoordelingsblok is tegelijkertijd een maat voor de minimale aantekeningen die gemaakt moeten worden om de scheidsrechter te kunnen beoordelen.
8
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Invullen van de beoordeling Het is van belang dat u daadwerkelijk noteert wat u tijdens de wedstrijd ziet. U heeft hiervoor een beoordelingsblok rapporteurs als hulpmiddel. Op dit blok kunt u ook aanvullende aantekeningen maken die mee verwerkt moeten worden op het rapportformulier. Na de wedstrijd maakt u op basis van de gegevens op het beoordelingsblok de beoordeling. Hiervoor is zowel een geautomatiseerd systeem als een papieren formulier beschikbaar. Voor beide methoden geldt: zorg dat u alles heeft ingevuld. Verder zult u zien, dat per competentie een vijftal zinnen staan. Kies per competentie de zin die het beste past bij wat u over de gehele wedstrijd genomen heeft waargenomen en geregistreerd! U dient slechts één zin te kiezen. Iedere competentie is beschreven in een schaal van vijf niveaus. Deze schaal (de “meetlat”) dient u te gebruiken om aan de hand van uw registraties de juiste score te bepalen! Bijvoorbeeld als een scheidsrechter steeds iets niet goed doet, is het belangrijk om de onderste zin aan te vinken. Dat is namelijk de enige manier waarop de scheidsrechter kan weten dat hij dat echt moet verbeteren! Wees 'pijnlijk' eerlijk! Blad 1: Kenmerken van de wedstrijd. De rust- en eindstand. Bij ruststand thuisteam dient u niet de volledige ruststand in te vullen, maar het aantal doelpunten dat het thuisteam bij het rustsignaal heeft gescoord. Bij een ruststand van 2-1 dus een “2” invullen in het veld “Ruststand thuisteam” en een “1” in het veld “Ruststand uitteam”. Hetzelfde geldt voor de eindstand. Bladen 2 t/m 5: De scores. Bij elk item staan 5 opties vermeld: een score ‘a’ (hoog) t/m een score ‘e’ (laag). Kies hierbij, aan de hand van uw aantekeningen (+/- turfscore) de best passende zin! Gebruik bij het bepalen van uw keuze de toelichting op de vijfpuntschaal. Alle scores moeten worden ingevuld. Indien een bepaald onderdeel van een competentie echt niet is waargenomen, dan moet tóch de score bij dit onderdeel ingevuld worden. In dit geval de score ‘a’. Blad 6: Verbeterpunt Voor de verbeterpunten geldt het volgende: Zodra er een laagste (score ‘e’) of een op een na laagste score (score ’d’) wordt aangevinkt zal op dit punt automatisch een verbeterpunt in het rapport voor de scheidsrechter zichtbaar worden. De volgende bouwstenen zijn gekoppeld: Competentie bouwsteen onderwerp 1.1 Beter positie te kiezen tijdens het spel 1.2 Beter positie te kiezen bij spelhervattingen 1.3 Op tijd te anticiperen op de richting van het spel 1.4 Het spel niet te hinderen 1.5 Direct ter plaatse te zijn 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 9
De spelregels beter toe te passen bij overtredingen Buitenspel beter toe te passen Voordeel correct toe te passen Beter om te gaan met vermaningen, straftijd en/of kaarten De arbitrage aan de situatie aan te passen als dit nodig is
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
2.6 2.7 2.8
Snel om te schakelen bij veranderde omstandigheden Zoveel mogelijk de snelheid in het spel te houden Direct te reageren bij overtredingen
3.1 3.2 3.3
Een duidelijk fluitsignaal te geven De gebaren altijd goed zichtbaar te maken Beslissingen te verduidelijken als dat nodig is
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Meer contact met spelers te hebben Meer plezier in de omgang met spelers en/of bankzitters te tonen Te reageren op een signaal van de assistent-scheidsrechter Bij weerstand met het gezicht naar de speler(s) toegekeerd te staan Bij weerstand gepaste afstand te houden Bij weerstand een rustige, open houding te hebben Bij weerstand spelers hun eerste emotie te laten uiten Te reageren bij aanhoudende weerstand o o
o
o
Om de scheidsrechter zo optimaal te informeren dienen alle scores lager dan ‘a’ op de laatste bladzijde van het beoordelingsrapport zo concreet mogelijk te worden toegelicht. Het tekstvak ‘toelichting verbeterpunten’: o Als één of meer van de bouwstenen, welke vermeld staan bovenaan de laatste bladzijde, is (zijn) aangekruist, dan dient dit in dit vak zo concreet mogelijk te worden toegelicht. o Alle scores lager dan ‘a’, met uitzondering van de naar de visie van de rapporteur belangrijkste verbeterpunten, dienen eveneens in dit vak zo concreet mogelijk te worden toegelicht. Het tekstvak ‘belangrijkste compliment’: Een scheidsrechter wil ook graag weten wat hij goed heeft gedaan. Noteer in dit vak dus wat u de scheidsrechter in het bijzonder goed heeft zien doen. Minimaal de helft van het aantal toegekende A-scores dienen te worden onderbouwd. Een A-score voor competentieonderdelen 1.1, 2.1, 2.4 en 4.1 dienen altijd onderbouwd te worden. De toelichting van een competentie, of dit nu bij compliment of verbeterpunt komt te staan, begint met de vermelding van het competentienummer en staat als één stukje toelichting bij elkaar, dus niet de goede dingen van een competentie bij compliment en de momenten die niet goed gingen bij verbeterpunten.
Overige bijzonderheden, zoals het (tijdelijk) staken van een wedstrijd, een scheidsrechter die geblesseerd is uitgevallen etc., dient u apart te rapporteren door een e-mail te sturen naar de afdeling scheidsrechterszaken van uw district. Het rapport dat naar de scheidsrechter wordt doorgezonden heeft een iets andere lay-out. Op dit rapport staan, behalve de bijzonderheden over de wedstrijd en alle door de rapporteur toegekende scores (“laag” - “hoog”). Tevens is de bladzijde met de bouwstenen toegevoegd, met daarop alle door de rapporteur vermelde toelichtingen en adviezen. Op het rapport dat naar de scheidsrechter wordt gezonden, staat ook het eindcijfer vermeld. Dit cijfer wordt door het systeem automatisch berekend, aan de hand van de 24 door de rapporteur vermelde scores. Beoordelingsfouten Bij het beoordelen van mensen is het een belangrijk kenmerk van professionaliteit dat de beoordelaar zich bewust is van zijn eigen beoordelingsstijl en persoonlijke valkuilen bij het beoordelen. Voor alle rapporteurs geldt dat zij erop moeten letten dat zij concreet gedrag beoordelen. We kunnen niet zien 10
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
wat iemand denkt of wat iemands intenties zijn. Toch worden mensen daar vaak op beoordeeld. “Hij bedoelde het goed.” “Ik denk dat hij dacht dat ingrijpen de situatie alleen meer zou laten escaleren.” Dergelijke observaties kunnen echter niet gemaakt en dus niet beoordeeld worden. Scheidsrechters horen alleen beoordeeld te worden op wat daadwerkelijk waarneembaar is. Behalve het bovenstaande, kan een beoordeling ook op andere punten mank gaan. Hieronder worden de meest voorkomende beoordelingsfouten uitgelegd. Wellicht zijn er enkele risico’s die u bij uzelf herkent. 1. Vasthouden eerste indruk: Als wij mensen zien, hebben wij direct een eerste indruk. Vaak kost het ons moeite om het oordeel los te laten dat wij op basis van die eerste indruk hebben gemaakt. Daarmee doen we anderen doorgaans geen recht. Krijgt de scheidsrechter die schuchter zijn eerste stappen op het veld zet nog de kans om te laten zien dat hij adequaat omgaat met weerstand? Wees u dus bewust van deze eerste indruk, zodat u deze ook los kan laten. 2. Uiterlijke kenmerken: We kunnen de neiging hebben om ons oordeel te vormen aan de hand van uiterlijke kenmerken van mensen. Het kan zijn dat u zich stoort aan scheidsrechters met lang haar. Het kan zijn dat u dan daardoor beoordeelt “dat hij het ook wel niet zo nauw zal nemen met de regels”. Mogelijk zult u hierdoor wat u ziet over de toepassing van spelregels anders beoordelen dan bij andere scheidsrechters. 3. Overheersen algemene indruk: Aan het eind van een wedstrijd hebben we altijd een algemene indruk van hoe de scheidsrechter het gedaan heeft. Het kan zijn dat deze algemene indruk ook de oordelen over afzonderlijke criteria gaat beïnvloeden. Bent u nog wel kritisch genoeg op die scheidsrechter die over het geheel genomen subliem gefloten heeft? 4. Eigen beeld goede scheidsrechter: Iedereen heeft een eigen beeld van een goede scheidsrechter. De een vindt dat deze zich streng en consequent aan de regels moet houden. De ander vindt dat een goede scheidsrechter vooral de sfeer in de wedstrijd moet bevorderen door een goede communicatie met de spelers. Wanneer daardoor het ene criterium strenger wordt beoordeeld dan het ander criterium, worden beoordelingen niet meer onderling vergelijkbaar. 5. Overheersen van negatieve informatie: Het kan zijn dat er één incident heeft plaatsgevonden dat een dergelijk negatief stempel op de wedstrijd drukte, dat u de scheidsrechter daardoor op dat punt te streng beoordeelt. Na afloop van een wedstrijd heeft de scheidsrechter het doorgaans heel slecht gedaan wanneer hij eenmaal een buitenspeldoelpunt heeft goedgekeurd. Dit gebeurt ook wanneer de rest van de wedstrijd volledig foutloos is gefloten, zelfs bij het beoordelen van de buitenspelregel. Door het overheersen van negatieve informatie zien we dan niet meer wat iemand allemaal goed heeft gedaan. Dit leidt dan nooit tot een eerlijke beoordeling. 6. Gelijkenis leidt tot overwaardering: Veel rapporteurs hebben zelf ook gefloten. Wanneer we dan scheidsrechters moeten beoordelen die precies dezelfde stijl hebben van het leiden van een wedstrijd, vinden we dat vanzelfsprekend uitstekende scheidsrechters. Gelijkenis leidt dan tot het overwaarderen van de kwaliteiten van de scheidsrechter. 7. Contrastwerking tussen verschillende beoordelingen: Het vergelijken van kandidaten moet via het beoordelingssysteem verlopen. Toch heeft men van nature de neiging om deze vergelijking zelf te maken. “Voor een beginner deed hij het erg goed.” En vervolgens hebben we de neiging om de criteria hoog te scoren. Die ervaren scheidsrechter zijn we dan weer geneigd om te streng te beoordelen. Blijf daarom registreren en vervolgens rapporteren wat u daadwerkelijk hebt waargenomen. Alleen dan komen we tot een adequate vergelijking van kandidaten. 11
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
8. Te milde of te strenge beoordeling: Sommige rapporteurs durven niet aan te geven dat een scheidsrechter iets niet goed heeft gedaan. Zij scoren alleen in de bovenste drie categorieën van de beoordelingsschaal. Andere rapporteurs vinden dat alleen hele ‘goddelijke’ scheidsrechters de hoogste beoordeling verdienen. Zij scoren alleen in de onderste regionen van de beoordelingsschaal. Voor beiden geldt de tip: Gebruik de hele schaal en scoor wat gezien is. 9. Vermijden van extreme beoordeling: Er zijn ook rapporteurs die graag het veilige midden opzoeken. Als je maar niet de bovenste of de onderste categorie scoort, zit het wel snor. Het beoordelingssysteem is echter bedoeld om onderscheid te maken. Als iemand het dus steeds goed of steeds niet goed doet, is het belangrijk om dat te rapporteren. Dus ook hier geldt de tip: Gebruik de hele schaal en scoor wat gezien is. 10. Onmiddellijke interpretatie van eigenschappen: Op basis van het gedrag dat we waarnemen, hebben we de neiging om gelijk iemand bepaalde de eigenschappen toe te kennen. Na de eerste ingrepen hebben we gelijk het idee “dat deze scheidsrechter niet over zich laat lopen.” Dit leidt doorgaans tot een van de andere beoordelingsfouten. 11. Categoriseren: Categoriseren is het indelen van scheidsrechters in een bepaalde groep. Bijvoorbeeld: “Het is een strenge”. Het categoriseren van scheidsrechters leidt doorgaans tot beoordelingsfouten of zelfs tot discrimineren. Eigenschappen van een scheidsrechter worden toegekend op grond van iemands groepslidmaatschap. “Het is een allochtone scheidsrechter, dus hij zal wel heel streng zijn in het toepassen van de spelregels.” 12. Discrimineren: Discrimineren is het handelen en beslissen op basis van stereotypen. “Allochtone scheidsrechters zijn geen goede scheidsrechters, want zij zijn zo streng”.
12
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
3.
TOELICHTING OP DE COMPETENTIES VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT
Competentie 1 – Positie in het veld De definitie hiervan is: De mate waarin de scheidsrechter in staat is om op adequate wijze het spel te volgen en positie te kiezen om waar te nemen, te interpreteren, spelregels toe te passen en te beslissen.
Op het beoordelingsrapport is competentie 1 “positie in het veld” verdeeld in vijf onderdelen, te weten 1.1 t/m 1.5: 1.1 Volgen en Positiekiezen tijdens het spel. Heeft de scheidsrechter als het spel gaande is door de gekozen afstand en positie goed zicht op het spel, het grootste deel van het speelveld en de assistent-scheidsrechter? Diagonaal niet ten koste van alles. Met nadruk wordt erop gewezen dat het volgen van de flexibele diagonaal er slechts toe dient om te zorgen dat de scheidsrechter in de wedstrijd zo zuinig mogelijk loopt, zo weinig mogelijk krachten verspeelt met een redelijke actieradius. De diagonaal is uitsluitend een hulpmiddel. Het is de basis van waaruit de scheidsrechter zijn posities kiest. Belangrijk voor de scheidsrechter is zijn waarnemingspositie, met andere woorden, een scheidsrechter die nagenoeg steeds “in de buurt” is en toch niet in de weg loopt, komt in zijn beslissingen meer overtuigend over. De scheidsrechter moet actief, flexibel positiekiezen, afgestemd op het wedstrijdgebeuren. Hij moet zich, als het nodig is, snel verplaatsen en laten zien dat hij een goede start- en sprintsnelheid in huis heeft. Hij dient dit de gehele wedstrijd vol te houden. 1.2 Kiezen van positie bij spelhervattingen Heeft de scheidsrechter bij een spelhervatting door de gekozen afstand en positie goed zicht op het spel, het grootste deel van het speelveld en de assistent-scheidsrechter? De positie van de scheidsrechter bij een beginschop, doelschop, hoekschop, strafschop, inworp, vrije schop en vrije schop met muur. Bij een spelhervatting moet hij ook niet te lang blijven staan op de plaats van de spelhervatting. 1.3 Aanpassen positie in het veld (anticiperen). Past de scheidsrechter zijn positie vroegtijdig aan (anticipeert hij) op de richting waarin het spel zich beweegt? Afhankelijk van het karakter van de wedstrijd of de speelwijze van beide teams, dient de scheidsrechter zijn posities te kiezen van waaruit hij gaat waarnemen. De wijze waarop en wanneer dit moet gebeuren is zowat in elke wedstrijd anders. De speelwijze van een team kan door het scoreverloop of spelerswisselingen wijzigen. De scheidsrechter moet hier op inspelen. Hij zal de wedstrijd dus goed moeten ‘lezen’ en daar de keuze van zijn positie op aan moeten passen. Hij dient hierbij niet te aarzelen, maar meteen te reageren op wisselende situaties. Van een scheidsrechter mag worden verwacht dat hij het spel actief volgt en voortdurend zijn positie aanpast als dit noodzakelijk is. In het amateurvoetbal heeft een scheidsrechter voornamelijk te maken met club assistentscheidsrechters. Als blijkt dat een assistent niet goed of niet objectief functioneert, dan zal de 13
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
scheidsrechter hier rekening mee moeten houden bij het kiezen van zijn posities. 1.4 Hinderen van het spel Hierbij gaat het er om dat de scheidsrechter het spel niet hindert en niet in de weg loopt. Er zijn situaties waarbij de scheidsrechter zo dicht mogelijk in de buurt van de spelsituatie moet staan. Meestal zijn dat wedstrijden waar sprake is van veel één tegen één duels en waarbij veel overtredingen worden gemaakt. De aard van de wedstrijd vraagt dan een op de voet volgen. Dit moet er echter niet toe leiden dat de scheidsrechter spelers belemmert in hun spel, zoals in de “passing” lopen, de bal raken of een speler opvangen. Twee veel voorkomende gevallen van foutief volgen zijn het vóór de aanval uit lopen en het kriskras rennen over het speelveld. 1.5 Optreden ter plaatse Hierbij gaat het er om dat de scheidsrechter als het nodig is door de gekozen afstand en positie direct ter plaatse is om op te treden. Beslissingen van een scheidsrechter komen geloofwaardiger over als een scheidsrechter het spel actief volgt en alert reageert bij dreigende situaties. Als hij snel ter plaatse is bij een dreigend conflict, dan heeft dit ook een preventieve werking. Het gezegde “voorkomen is beter dan genezen” is hier van toepassing!
14
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Competentie 2 – Toepassing spelregels/flexibiliteit De definitie hiervan is: De mate waarin de scheidsrechter in staat is om op adequate wijze te beslissen en als de situatie dat vraagt de arbitrage aan te passen en zodoende de dynamiek in het spel te houden. De rapporteur wordt gevraagd te beoordelen hoe de scheidsrechter overtredingen als onvoorzichtig, onbesuisd of gepaard gaande met een buitensporige inzet, aanpakt. Op het beoordelingsrapport is competentie 2 “toepassing spelregels / flexibiliteit” verdeeld in acht onderdelen, te weten 2.1 t/m 2.8: 2.1 Toepassen spelregels bij duels Hierbij gaat het om 2 aspecten: 1. Heeft de scheidsrechter goed oog voor overtredingen? 2. Past de scheidsrechter de juiste spelstraf toe? Bij dit onderdeel gaat het er om of de scheidsrechter bij duels de overtredingen wel of niet ziet en dat hij, na een fluitsignaal de juiste spelhervatting toepast (direct of indirect). Met andere woorden: Als er een overtreding plaatsvindt waarbij geen echt voordeel ontstaat, moet er worden gefloten. De scheidsrechter moet hierbij consequent zijn naar beide teams. Na een fluitsignaal dient hij het spel conform de regels te laten hervatten. N.B.: Het aangeven van een indirecte vrije schop (de wijze waarop de scheidsrechter dit doet met zijn arm omhoog) moet de rapporteur niet in dit punt beoordelen, maar meenemen naar punt 3.2 van het beoordelingsrapport. 2.2 Toepassen spelregels bij buitenspel Hierbij gaat het er om dat de scheidsrechter buitenspelsituaties goed beoordeelt door goed onderscheid te maken tussen strafbaar en niet-strafbaar buitenspel. Het grote probleem ligt in de kwestie van het waarnemen. Buitenspel ziet de scheidsrechter of hij ziet het niet. Het gaat hier om de kwaliteit van de beslissing, niet hoe deze tot stand is gekomen. Zo dient bijvoorbeeld de positie van de scheidsrechter op het moment van de buitenspelwaarneming uitsluitend beoordeeld te worden bij de competentie 1 en dus niet bij dit onderwerp. De rapporteur dient ook niet te bepalen of de buitenspelwaarneming van de scheidsrechter een eigen beslissing was of een beslissing op advies van de assistent-scheidsrechter. Dit is immers een vermoeden. Het gaat om de kwaliteit van de beslissing van de scheidsrechter bij het beoordelen van strafbaar en niet-strafbaar buitenspel. Anders gezegd: Was het strafbaar buitenspel of niet?
De goeden niet te na gesproken dient de scheidsrechter rekening te houden met assistentscheidsrechters die: 15
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
a. b. c.
Onbetrouwbaar en/of onwillig zijn Onverschillig en/of onoplettend zijn De regels niet beheersen maar toch goedwillend zijn.
2.3 Toepassen voordeel Past de scheidsrechter op correcte wijze voordeel toe? Als een overtreding daar echt aanleiding toe geeft, dan dient de scheidsrechter direct in te grijpen, ongeacht de plaats van de overtreding of het tijdstip van de wedstrijd. Echter, voetbal is een sport waarbij lichaamscontact onvermijdelijk is en daarbij dient niet te pietluttig te worden gefloten. Het gaat er om dat de scheidsrechter – vanuit de tegengestelde belangen van de teams – de wedstrijd volgens de regels en reglementen laat verlopen, maar dat het tempo toch in de wedstrijd blijft. Allereerst moet goed onderscheid gemaakt worden tussen balbezit en voordeel. Er is alleen sprake van voordeel als het team waartegen een overtreding is begaan niet alleen in balbezit blijft, maar daarbij ook een kansrijke voortzetting heeft. Is dit niet het geval, dan dient de scheidsrechter geen voordeel toe te passen. Bij het toepassen van voordeel heeft de scheidsrechter sinds een paar jaar de mogelijkheid om even te wachten alvorens te beslissen. Het doel van deze aanpassing is het spel zo min mogelijk te onderbreken. De tijd die de scheidsrechter hiervoor reglementair heeft gekregen is 2 à 3 seconden. Als het veronderstelde voordeel niet wordt bereikt dan mag de scheidsrechter de overtreding alsnog bestraffen. Het is niet de bedoeling alsnog te fluiten voor de overtreding indien er duidelijk voordeel is geweest en dit door een slechte voortzetting van de speler verloren is gegaan. N.B.: Indien een scheidsrechter voordeel toepast, dan dient hij dit aan te geven in woord en gebaar. De beoordeling hiervan (het aangeven) dient de rapporteur niet in dit onderdeel te doen, maar ‘mee te nemen’ naar punt 3.3 van het beoordelingsrapport. 2.4 Toepassen vermaningen, straftijd en kaarten Hierbij gaat het er om dat een scheidsrechter op de voorgeschreven wijze omgaat met de machtsmiddelen die hij heeft om spelers die in de fout gaan persoonlijk aan te pakken. Een scheidsrechter heeft de bevoegdheid om disciplinaire maatregelen te nemen (tonen van gele en rode kaarten aan spelers en wisselspelers) vanaf het moment dat hij zijn kleedkamer verlaat op weg naar het speelveld om de wedstrijd te doen aanvangen en eindigt op het moment bij het betreden van zijn kleedkamer na het laatste fluitsignaal. In de spelregels (regel 12, hoofdstuk C) is duidelijk aangegeven welke overtredingen met een gele of rode kaart moeten worden bestraft. 2.5 Aanpassen van arbitrage Past de scheidsrechter zijn arbitrage aan als de situatie daarom vraagt? Harde wedstrijden hoeven niet altijd fair en sportief te blijven. Een gezapige wedstrijd kan ook veranderen in een wedstrijd op het scherpst van de snede. Dit dient een scheidsrechter tijdig te onderkennen en dan preventief en consequent op te treden. Met weinig woorden “preventief” verklaren is geen gemakkelijke opgave. Men zou kunnen verwijzen naar een bekend gezegde: “.. voorkomen is beter dan genezen..”! Met andere woorden: De scheidsrechter dient ervoor te zorgen problemen te voorkomen door het tijdig nemen van “maatregelen”.
16
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Hoe pakt de scheidsrechter de overtredingen aan als het gewijzigde wedstrijdbeeld daarom vraagt? Treedt hij op een gepaste manier op de voorgrond wanneer de sfeer in het veld dat van hem verlangt? Durft hij, indien nodig, zijn stempel op de wedstrijd te drukken wanneer de normen te zeer worden overschreden? Is hij attent op provocaties? Bestraft hij óók de speler die de eerste overtreding beging? Is hij in staat de juiste nuancering te vinden bij het bestraffen van overtredingen? Is hij ‘over precies’, ook als de situatie ergens anders om vraagt? Flexibel zijn en dus gebruik maken van de rek die in de spelregels zit als dit nodig is. Aanpassen aan de situatie is ook: rekening houden met het type wedstrijd (derby, standenlijst, verloop van een vorige wedstrijd van de teams, scoreverloop) en de terrein- en weersomstandigheden. Bijvoorbeeld: bij een slidingtackle op een glad veld is de kans op een overtreding (doorglijden) groter dan op een droog veld. Ook een jonge scheidrechter die streng begint om te laten zien wie de baas is en gaandeweg de teugels laat vieren om het tempo in het spel te houden past zich aan omstandigheden aan. Zijn eigen gebrek aan reputatie is dan de omstandigheid. Indien er sprake is van onkundige, onwillige of partijdige (club)assistent-scheidsrechters, dan zal de scheidsrechter hiermee rekening moeten houden en meer zelf de controle op het buitenspel voor zijn rekening moeten nemen. Ook dit behoort tot het aanpassen van de arbitrage, want een niet goed functionerende (club)assistent-scheidsrechter kan het wedstrijdverloop in belangrijke mate negatief beïnvloeden en daardoor de nodige irritatie veroorzaken. 2.6 Snelheid van aanpassen arbitrage Schakelt de scheidsrechter snel om bij veranderde omstandigheden? Verzuimt een scheidsrechter op tijd en dus preventief op te treden, dan zal hij in een later stadium van de wedstrijd veelal moeilijkheden ondervinden. Er is dan grote kans dan de controle hem in het spelverloop geheel of gedeeltelijk ontglipt. Een scheidsrechter wil zoiets niet vrijwillig laten ontstaan. Hij zal op zulke momenten gebruik proberen te maken van de “macht” die hij als scheidsrechter nu eenmaal bezit. Dan worden de problemen soms alleen maar groter omdat arbitreren vanuit een machtspositie een haast onmogelijke zaak is geworden. De scheidsrechter dient op het juiste moment in te grijpen en daarmee duidelijk de grens aan te geven, in het bijzonder met betrekking tot de toepassing van regel 12. Adequaat, tijdig oftewel de timing. 2.7 Bevorderen van de snelheid van het spel Hierbij gaat het er om dat een scheidsrechter zoveel mogelijk de snelheid in het spel houdt. De scheidsrechter kan dit doen door niet te pietluttig te fluiten en duidelijk onderscheid te maken tussen echte en onechte zaken. De scheidsrechter kan het tempo ook in de wedstrijd houden door niet te pietluttig te zijn met de plaats van een vrije schop of inworp op eigen speelhelft of middenveld en niet te snel een verzorger het speelveld in te roepen voor een blessurebehandeling. De scheidsrechter moet er naar streven “een wedstrijd een wedstrijd te laten worden”.Als de snelheid uit het spel wordt gehaald door onsportief gedrag (wegtrappen of meenemen van de bal na een fluitsignaal, tijdrekken bij een spelhervatting, niet snel genoeg of niet de vereiste afstand nemen bij een vrije schop of inworp), hoe reageert de scheidsrechter hier dan op? Laat hij inderdaad langer spelen wanneer hij het tijdrekken heeft bestraft? Wordt er ook tijd bijgetrokken wanneer er blessures zijn geweest? 2.8 Reageren bij overtredingen Reageert de scheidsrechter altijd direct bij een (mogelijke) overtreding van de spelregels of gebaart hij direct tot doorspelen. Het gaat hier om de snelheid van handelen, niet over de kwaliteit van de beoordeling. Een scheidsrechter moet niet aarzelen en geen ruimte bieden voor discussie of stilstand. Te laat reageren bij een (mogelijke) overtreding roept irritatie op bij spelers, bankzitters en publiek. Is er sprake van een overtreding en ontstaat er geen duidelijk voordeel, dan moet de scheidsrechter meteen fluiten. 17
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Weifelen, bijvoorbeeld door het brengen van de fluit naar de mond en vervolgens niet te fluiten komt onzeker over. Hiermee wordt niet bedoeld het brengen van de fluit naar de mond en vervolgens niet fluiten, omdat er een duidelijke voordeelsituatie is ontstaan en de scheidsrechter dit in woord en gebaar duidelijk heeft gemaakt.
18
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Competentie 3 – Duidelijkheid De definitie hiervan is: De mate waarin de scheidsrechter in staat is om op adequate wijze bij beslismomenten op de voorgrond te treden en zo nodig met rustige herkenbare gebaren een beslissing te ondersteunen. Op het moment dat een scheidsrechter beslist dat het spel moet worden onderbroken of wanneer hij besluit te laten doorspelen, moet het voor de spelers en andere betrokkenen klip en klaar zijn wat de scheidsrechter heeft besloten. Bij een overtreding moet dit blijken uit het gebruik van het fluitsignaal en de gebaren (tekens) die de scheidsrechter geeft. Als een scheidsrechter bij een overtreding besluit het spel niet te onderbreken in verband met duidelijk voordeel, dan moet hij dit duidelijk maken in woord en gebaar. Op het beoordelingsrapport is competentie 3 “duidelijkheid” verdeeld in drie onderdelen, te weten 3.1 t/m 3.3: 3.1 Geven van fluitsignaal Hierbij gaat het er om dat een scheidsrechter goed gebruik maakt van zijn fluit: Duidelijk hoorbaar en functioneel! Bij een overtreding dient een fluitsignaal te worden gegeven. Het signaal moet altijd duidelijk hoorbaar zijn en de scheidsrechter kan met zijn signaal duidelijk maken of er sprake is van een ‘normale’ overtreding of een ‘ernstige’ overtreding. Dit wordt intonatie genoemd. Het signaal mag niet irritant zijn, doordat de scheidsrechter bijvoorbeeld onnodig lang op zijn fluit blaast of door te fluiten voor elke spelhervatting. Behalve bij een overtreding moet een fluitsignaal worden gegeven bij een beginschop, een aftrap na doelpunt, een strafschop en bij het einde van de eerste en tweede speelhelft. Als de bal op duidelijke wijze uit het spel gaat, bijvoorbeeld bij een doelschop of hoekschop, dan kan een fluitsignaal achterwege blijven. Een teken met de arm is dan voldoende om aan te geven dat er sprake is van een doelschop of hoekschop. 3.2 Zichtbaarheid gebaren Is het voor alle betrokkenen duidelijk zichtbaar wat er moet gebeuren als er gefloten is voor een overtreding? De gebaren van de scheidsrechter moeten dit duidelijk maken. Hij dient aan te geven door wie de vrije schop moet worden genomen door te wijzen in de aanvallende richting van het betreffende team. Indien een scheidsrechter aangeeft dat er sprake is van een doelschop, hoekschop of inworp dan dient dit gebaar duidelijk te zijn. Indien er sprake is van een indirecte vrije schop, dan dient de scheidsrechter dit duidelijk aan te geven door een arm recht omhoog te steken. De arm moet omhoog blijven tot de indirecte vrije schop is genomen en totdat de bal door een andere speler is geraakt of uit het spel is. Een fluitsignaal voor deze spelhervatting is niet per se nodig. NB: Bij dit item gaat het alleen om de zichtbaarheid van de gebaren. 3.3 Verduidelijken van beslissingen Verduidelijkt de scheidsrechter zo nodig zijn fluitsignaal met een ondersteunend, functioneel gebaar? 19
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Is het duidelijk wanneer de scheidsrechter heeft besloten om door te laten spelen? Lichaamscontact is bij voetbal onvermijdelijk. Sommige overtredingen zijn daardoor niet goed voor een ieder zichtbaar. Zodra de scheidsrechter in een dergelijk geval heeft gefloten is er vaak onbegrip over de beslissing van de scheidsrechter en de spelhervatting. Als de scheidsrechter een overtreding heeft geconstateerd die moeilijk zichtbaar was, dan dient hij als volgt te handelen: - Met een armgebaar aangeven door wie de vrije schop moet worden genomen en of er sprake is van een directe- of indirecte vrije schop. - Met een ondersteunend, functioneel gebaar aangeven welke overtreding is geconstateerd indien er sprake is van een overtreding die niet voor iedereen duidelijk is (wie deed er wat?). Dit kan hij bijvoorbeeld doen door een gebaar te maken van ‘duwen’ of ‘vasthouden’. Voordeel aangeven doet hij door duidelijk te roepen (bijvoorbeeld “ga door” of “voordeel”) en door, bij voorkeur met 2 gestrekte armen, in de richting te wijzen waarin moet worden verder gespeeld. Verbaal (roepen) is vooral belangrijk voor de spelers die in duel zijn, omdat zij alleen oog hebben voor de bal en voor elkaar en een gebaar van de scheidsrechter niet zien. Non-verbaal (gebaar) om voor alle overige spelers en toeschouwers duidelijk te maken dat voordeel wordt toegepast. Het tonen van een gele of rode kaart dient ook duidelijk te gebeuren. Geen machtsvertoon, maar de scheidsrechter moet de kaart duidelijk zichtbaar omhoog steken, waarbij het duidelijk moet zijn voor wie de kaart bestemd is. Een scheidsrechter kan dat op verschillende manieren doen, bijvoorbeeld door de overtreder aan te wijzen. Soms zie je een scheidsrechter wijzen naar de borst- of broekzak en vervolgens niets doen. Dit komt onzeker, twijfelachtig over.
20
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Competentie 4 – Contactvaardigheid en omgaan met weerstanden De definitie hiervan is: De mate waarin de scheidsrechter in staat is om op adequate wijze via (non)verbale communicatie met spelers en andere betrokkenen contact te maken, te onderhouden en spanning niet te laten oplopen behalve het publiek. In feite bestaat deze competentie uit twee delen. Enerzijds de wijze waarop de scheidsrechter contact heeft met spelers en andere betrokkenen en anderzijds de wijze waarop de scheidsrechter reageert op kritiek aan zijn adres. Met contactvaardigheid wordt bedoeld: De mate waarin de scheidsrechter in staat is via woorden en gebaren met spelers en andere betrokkenen (bankzitters, assistent-scheidsrechters) contact te maken en te onderhouden. Het contact dient functioneel te zijn. Het is voor de scheidsrechter een belangrijk middel om de sfeer in de wedstrijd te beïnvloeden. Scheidsrechters, die overdreven vaak en/of op ongepaste momenten en/of op momenten dat de wedstrijd er niet om vraagt, contact zoeken met spelers, zijn niet functioneel bezig. Met het omgaan met weerstand wordt bedoeld: Alle (!) situaties waarin (enige) weerstand is tegen beslissingen van de scheidsrechter. Het gaat niet om opstootjes tussen spelers onderling, want dat moet de rapporteur ‘meenemen’ bij zijn beoordelingen van de punten 2.1 en 2.4. Elke reactie op een beslissing van de scheidsrechter, hoe gering ook, is een vorm van weerstand! Hierbij behoort ook een wegwerpgebaar. Hoe reageert de scheidsrechter op al die vormen van weerstand?
Op het beoordelingsrapport is competentie 4 “contactvaardigheid en omgaan met weerstanden” verdeeld in acht onderdelen, te weten 4.1 t/m 4.8: 4.1 Contact met de spelers Heeft de scheidsrechter contact met spelers en hoe maakt de scheidsrechter contact? Treedt hij op een gepaste manier op de voorgrond wanneer de sfeer in het veld dat van hem verlangt? Durft hij, indien nodig, spelers aan te spreken en te bestraffen wanneer de normen te zeer worden overschreden? Is er wel eens sprake van een positief gebaar of reactie naar spelers?Met een positief gebaar wordt niet alleen de letterlijke betekenis bedoeld (bijvoorbeeld het opsteken van een duim of een handdruk), maar ook een gemoedelijk praatje, een lach tijdens een onderonsje of een ontspannen blik tijdens een contact. Gaat hij gespannen of juist ontspannen met spelers om? Voelt hij precies aan wie de grote boosdoeners op het veld zijn? Dat betekent: Zoekt hij bepaalde spelers op om contact mee te leggen, zodat hij de sfeer kan beïnvloeden? Of vermijdt de scheidsrechter zichtbaar contact met de lastigste spelers? NB: Soms wordt contact vermeden als vorm van strijd negeren. Het is dan functioneel om niet het contact te zoeken. 4.2 Plezier in de omgang (behalve het publiek) Toont de scheidsrechter plezier (zichtbaar) in zijn contact met spelers en andere betrokkenen of toont hij geen plezier? Dit is voor een rapporteur zichtbaar aan de hand van de lichaamstaal van de scheidsrechter. Contact met spelers en andere betrokkenen dient niet alleen corrigerend te zijn. Een scheidsrechter mag ook best eens vrolijk kijken en een lach op het gezicht laten zien, zeker wanneer de wedstrijd daar alle aanleiding toe geeft. Een scheidsrechter mag uitstralen dat hij ‘lekker 21
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
in de wedstrijd zit’.Een scheidsrechter die als een solist (“contactloos”) over het veld loopt, draagt niet bij aan een sfeer van samenwerking en wederzijds respect. 4.3 Reageren op signaal assistent-scheidsrechter (niet de kwaliteit van het signaal) Reageert de scheidsrechter wel of niet op een signaal van de assistent-scheidsrechter en hoe doet hij dat? Op het moment dat er een vlagsignaal is dient de scheidsrechter te reageren. Dit kan door het vlagsignaal over te nemen en te fluiten of door anders te beslissen en het spel dus door te laten gaan. In het laatste geval dient de scheidsrechter met een armgebaar duidelijk te maken aan de assistentscheidsrechter dat hij het vlagsignaal heeft gezien, maar anders beslist. Indien er bij een buitenspelsituatie is gevlagd, maar de scheidsrechter besluit door te laten spelen, omdat bijvoorbeeld de bal in handen van de doelverdediger komt, dan dient de scheidsrechter met een positief gebaar aan de assistent-scheidsrechter te laten zien dat hij zijn vlagsignaal heeft gezien. 4.4 Contact bij weerstand Staat de scheidsrechter bij kritiek op zijn beslissingen met het gezicht naar de spelers toegekeerd of keert hij zich af bij weerstand? Elke reactie op een beslissing van de scheidsrechter, hoe gering ook, is een vorm van weerstand! Hierbij behoort ook een wegwerpgebaar. Kritiek van spelers kan soms ook heftig en bedreigend zijn. Wanneer daar met angst op gereageerd wordt, krijgen de spelers de macht in de wedstrijd. Wil de scheidsrechter controle houden over de wedstrijd, dan moet deze niet bang zijn om het contact bij weerstand aan te gaan. Of de scheidsrechter bang is, kunnen we niet zien. Wel kunnen wij zien of de scheidsrechters lastige spelers aankijkt of naar de grond blijft kijken. 4.5 Afstand bij weerstand Houdt de scheidsrechter gepaste afstand (dit betekent soms een stap naar achteren) als er kritiek op zijn beslissingen is of verkleint hij juist de afstand tussen hem en de speler(s)? De scheidsrechter kan met zijn eigen gedrag invloed uitoefenen op de spanning bij conflicten. Indien een scheidsrechter bij weerstand de afstand tussen hem en de speler(s) verkleint, dan kan dit averechts werken, omdat de spanning dan wordt opgevoerd. De afstand verkleinen wordt ervaren als een daad van agressie. Dit moet dus worden vermeden en dat is ook van toepassing bij het tonen van een gele of rode kaart. Wanneer spelers zelf de afstand verkleinen, heeft de scheidsrechter de mogelijkheid om zelf een stap naar achteren te zetten. 4.6 Rust bij weerstand Heeft de scheidsrechter een rustige, open houding bij kritiek op zijn beslissingen, door zijn handen en armen ‘laag’ te houden en rustig, maar stevig te bewegen? Of zijn de gebaren en zijn houding onrustig? Ook aan de lichaamstaal kunnen we zien of een scheidsrechter kalm blijft of in paniek raakt of boos wordt. Wanneer iemand heftige armgebaren maakt, onrustig beweegt, enzovoort, kan dat de spanning doen oplopen of de spelers het idee geven dat zij invloed op de scheidsrechter hebben in plaats van andersom. Let voor het scoren (het zetten van het ‘vinkje’) van deze competentie dus op objectief waarneembare lichaamstaal die duidelijk aangeven of de scheidsrechter zijn kalmte bewaart. 4.7 Omgaan met emotie spelers en andere betrokkenen Laat de scheidsrechter de spelers en andere betrokkenen hun eerste emotie uiten bij kritiek op zijn beslissingen of reageert hij daarop meteen door zelf ook emotioneel te reageren? 22
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Mensen die emotioneel zijn, hebben ruimte nodig. Dan zijn zij de emotie het snelste kwijt en keert de rust snel terug. Een scheidsrechter die op heftige, emotionele reacties er bovenop zit en zelf met emotie reageert, zorgt ervoor dat de spelers en andere betrokkenen niet de benodigde ruimte krijgen en dat de spanning toeneemt. Daarbij kan het direct reageren op emotioneel gedrag ook een teken van onmacht of paniek van de scheidsrechter zijn. De scheidsrechter moet trachten de rust te bewaren en te reageren met kort en bondig commentaar zonder zich te laten verleiden ook meteen emotioneel te reageren. Hij heeft dan een positieve invloed op de spanning en sfeer in de wedstrijd. Hij zal er begrip voor moeten hebben, dat een speler of andere betrokkene gefrustreerd en snel kan reageren indien hij van mening is ten onrechte te worden bestraft. Dit betekent natuurlijk niet dat er geen grenzen mogen worden getrokken wanneer de speler of een andere betrokkene met diens reactie de grenzen van het toelaatbare overschrijdt. Bijvoorbeeld: Heftig protesterende spelers die naar de scheidsrechter rennen. Deze spelers moeten worden bestraft en de rapporteur moet dit ‘scoren’ bij item 2.4 (toepassen vermaningen, straftijd en kaarten) 4.8 Reageren bij aanhoudende weerstand Negeert de scheidsrechter strijd bij aanhoudende kritiek op zijn beslissingen of gaat hij juist de strijd en de discussie aan? Sommige spelers uiten hun frustratie (eerste emotie) en daar blijft het bij, maar er zijn ook spelers die door blijven gaan met het spuien van kritiek. Dit is voor een scheidsrechter niet alleen erg vervelend, maar het is ook erg moeilijk om hier goed mee om te gaan. De scheidsrechter kan van alles naar zijn hoofd geslingerd krijgen en dan is het uiterst moeilijk om daarbij de rust te bewaren en dus niet de strijd aan te gaan. Aanhoudende weerstand is niet alleen vervelend voor de scheidsrechter, maar ook niet bevorderlijk voor de sfeer in de wedstrijd. Aanhoudende weerstand leidt ook tot aanhoudende spanning. Het is zeer verleidelijk om spelers van repliek te dienen, maar dit moet achterwege gelaten worden. De scheidsrechter moet de strijd nimmer aangaan en dient uitgebreide discussies te vermijden! De scheidsrechter kan kiezen om op twee manieren op aanhoudende weerstand te reageren: 1) Doorgaans helpt het negeren van negatief gedrag om te voorkomen dat het door gaat. De strijd niet aangaan en gewoon doorgaan zonder het contact te negeren werkt de-escalerend. 2) Soms blijft een speler gedurende de wedstrijd de beslissingen op een vervelende manier aanvechten. Het kan dan nuttig zijn om op een rustige en duidelijke wijze een grens te stellen (bijvoorbeeld door een disciplinaire straf). Hetzelfde geldt echter ook voor een speler die met de wijze waarop deze de weerstand uit de grenzen van het toelaatbare overschrijdt. Indien er sprake is van onbehoorlijk gedrag, dan dient de scheidsrechter disciplinair op te treden (zie item 2.4). Hij zal uitsluitend moeten handelen met de machtsmiddelen die hem in de spelregels ter beschikking zijn gesteld. NB: Van aanhoudende weerstand is niet alleen sprake wanneer een speler blijft protesteren tegen een beslissing. Het gaat juist ook om spelers die gedurende de wedstrijd steeds protesteren tegen een beslissing, ook al is dat iedere keer eenmalig.
23
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Bijlage 1 - Beoordeling van de rapportage
Rapportages worden vanaf het seizoen 2014/’15 7x beoordeeld, verdeeld over een heel seizoen. Deze rapportages worden beoordeeld door rapportbeoordelaars. Op basis van deze beoordeling krijgt de rapporteur een beeld van zijn prestaties. Daarnaast kan de rapporteur geholpen worden door een coach die hem/haar helpt de rapportages te verbeteren.
Cijfer
Verbeterpunten (3x)
10 9 8 7 6 5
Onderdelen die automatisch verschijnen dienen concreet toegelicht te worden (D en E). Alle verdere competentie onderdelen dienen toegelicht te worden (B, C). Minimaal dienen er 4 competenties vermeld te worden (indien mogelijk). Concreet moeten de volgende vier componenten beschreven zijn; wanneer, waar, wat en wie. Waken voor vluchtgedrag in B-score i.p.v. C- of D-score. B- score minimaal 1 concreet voorbeeld met vermelding van de minuut. C- score minimaal 3 concrete voorbeelden met vermeldingen van de minuten D- score minimaal 5 concrete voorbeelden met vermeldingen van de minuten E- score minimaal 7 concrete voorbeelden met vermeldingen van de minuten Indien een vermelding een wedstrijdbepalend moment is dient de situatie uitgebreid te worden beschreven met o.a. de plaats, de minuut en de betrokken spelers. Foutloos, mits een uitgebreide toelichting missen 1 concreet voorbeeld met toelichting of twee missers bij een uitgebreide toelichting. missen 2 concrete voorbeelden met toelichting of twee missers bij een uitgebreide toelichting. missen 3 concrete voorbeelden met toelichting. missen 4 concrete voorbeelden met toelichting. missen 5 of meer concrete voorbeelden met toelichting.
Cijfer
Compliment(en). (3X)
10 9 8 7 6 5
De rapporteur dient (indien van toepassing) per competentieblok minimaal de helft van het aantal toegekende A- scores te onderbouwen. Concreet moeten de volgende vier componenten beschreven zijn; wanneer, waar, wat en wie. Als er bij de competentieonderdelen 1.1, 2.1, 2.4 en 4.1 een A- score wordt gegeven dient deze altijd te worden onderbouwd. Foutloos, mits uitgebreide toelichting; missen van één van de vereiste A-scores of van het competentieonderdeel 1.1, 2.1, 2.4 of 4.1, uitgebreide toelichting of twee missers bij een uitgebreide toelichting; missen van twee van de vereiste A-scores of van het competentieonderdeel 1.1, 2.1, 2.4 of 4.1. of twee missers bij een uitgebreide toelichting; missen van drie van de vereiste A-scores of van het competentieonderdeel 1.1, 2.1. 2.4 of 4.1. missen van vier van de vereiste A-scores of van het competentieonderdeel 1.1. 2.1. 2.2 en 4.1. overige missers.
Cijfer
Tegenstrijdigheden in het rapport. (2x)
10 5
Waardering komt niet overeen met de tekst. Consistent gebruik van woorden in de handleiding die niet tegenstrijdig zijn (De S. liep steeds goed, maar soms niet). Duidelijkheid, geen ruimte voor meerdere uitleg. Foutloos. Één of meer waarderingen die niet overeen komt met de tekst of één tegenstrijdigheid in de tekst. 24
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Cijfer
Opmaak van het rapport. (1X)
10 9 8 7 6 5
Tekst van het competentieonderdeel dient te beginnen met nummer competentieonderdeel en in het juiste tekstvak te staan. Elke competentieonderdeel begint op een nieuwe regel. Waarnemingen of opmerkingen dienen ondersteund te worden door aan te geven, in welke minuut of minuten van de wedstrijd deze heeft plaatsgevonden (rode draad). Tekst dient relevant te zijn. Zinsopbouw dient goed te zijn en taalfouten dienen vermeden te worden (gebruik spellingscontrole) foutloos. één foutieve registratie. twee foutieve registraties. drie foutieve registraties. vier foutieve registraties. meer dan vier foutieve registraties.
Cijfer
Concreet waarneembaar gedrag (1X)
10 5
Vermoedens of welke vorm van subjectiviteit mogen in het rapport niet voorkomen. Uitsluitend concreet waargenomen gedrag dient omgezet te worden in scores en verwoord in tekst. Geen eigen mening, wel advies
foutloos. één vermoeden of meer subjectieve opmerkingen beschreven.
Spelregels (2x) 10 5
De gebruikte bewoordingen zijn spelregeltechnisch (spelregeltaal) juist. De technische richtlijnen worden op een juiste wijze beschreven en toegepast. foutloos. één of meerdere onjuiste bewoordingen van één van de competenties.
Arbitrage technisch (2x) 10
De technische richtlijn, technische instructie samenwerking en visie op arbitrage worden op een juiste wijze toegepast door de rapporteur. De competenties worden op een juiste wijze geïnterpreteerd. foutloos.
9
één onjuiste interpretatie bij één van de beoordelingen.
8
twee onjuiste interpretaties bij één van de beoordelingen.
7
drie onjuiste interpretaties bij één van de beoordelingen.
6
vier onjuiste interpretaties bij één van de beoordelingen.
5
meer dan vier onjuiste interpretaties bij één van de beoordelingen.
25
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Bijlage 2 - De vijfpuntschaal Score: a. De scheidsrechter laat het gedrag steeds zien. In iedere situatie waarin het noodzakelijk is om het gedrag te vertonen, wordt het ook waargenomen. b. De scheidsrechter laat het gedrag meestal zien. Daarmee wordt bedoeld dat het een enkele keer wordt gemist in een situatie waarin het gewenst was. c.
De scheidsrechter laat het gedrag soms wel en soms niet zien. Het is wisselend. Op cruciale momenten staat de scheidsrechter er wel. Ook kan het zijn dat de scheidsrechter bepaald gedrag niet in eerste instantie laat zien, maar in tweede instantie wel. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de scheidsrechter in eerste instantie bij weerstand de strijd aangaat en in tweede instantie de strijd gaat negeren.
d. De scheidsrechter laat het gedrag onvoldoende zien. Op cruciale momenten wordt het gemist. Het is dan een duidelijk aandachtspunt. e. De scheidsrechter laat het gedrag niet of nauwelijks zien. Op dit punt faalt de scheidsrechter steeds. Tips: Bij het invullen van het beoordelingsrapport is het handig als u de volgende zaken bij de hand heeft: a) Uw aantekeningen (de registraties op het beoordelingsblok). b) De vijfpuntschaal (de ‘meetlat’ om aan de hand van de registraties de juiste score te bepalen). c) Deze handleiding, met de toelichting op de competenties van het beoordelingsrapport (hierin staat vermeld wat er met de diverse items wordt bedoeld).
26
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Bijlage 3 - Registratiekaart Naam scheidsrechter: Relatienummer: Datum: 1e helft POSITIE IN HET VELD
DUIDELIJKHEID KAN BETER
GOED
KAN BETER
GOED
positiekiezen tijdens het spel
geeft duidelijk signaal
positiekiezen bij spelhervatting
zichtbare gebaren
anticiperen op het spel
verduidelijkt beslissingen Thuisclub
Bezoekers
hinderen tijdens het spel
Thuisclub Bezoekers
snel ter plaatse
TOEPASSING SPELREGELS GOED
CONTACT / WEERSTAND KAN BETER
KAN BETER
GOED
correcte toepassing regels bij duels
maakt contact met spelers
buitenspel
toont plezier in contact
voordeel
reageert op signaal assistenten
vermaningen / straftijd / kaarten
heeft oogcontact bij weerstand
aanpassing arbitrage aan situaties
houdt afstand bij weerstand
schakelt snel om bij verandering
rustige houding en gebaren
houdt snelheid in het spel
laat emoties uiten
reageert snel bij overtredingen
negeert strijd bij aanhoudende weerstand
Aantekeningen: Wedstrijd: 27
Ruststand:
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Wedstrijdnr: Klasse:
Eindstand: 2e helft POSITIE IN HET VELD
GOED
GOED
28
DUIDELIJKHEID KAN BETER
GOED
KAN BETER
positiekiezen tijdens het spel
geeft duidelijk signaal
positiekiezen bij spelhervatting
zichtbare signalen
anticiperen op het spel
verduidelijkt beslissingen
hinderen tijdens het spel
Thuisclub Bezoekers
snel ter plaatse
Thuisclub Bezoekers
TOEPASSING SPELREGELS
CONTACT / WEERSTAND
correcte toepassing regels bij duels
KAN BETER
GOED
KAN BETER maakt contact met spelers
buitenspel
toont plezier in contact
voordeel
reageert op signaal assistenten
vermaningen / straftijd / kaarten
heeft oogcontact bij weerstand
aanpassing arbitrage aan situatie
houdt afstand bij weerstand
schakelt snel om bij verandering
rustige houding en gebaren
houdt snelheid in het spel
laat emoties uiten
reageert snel bij overtredingen
reageert strijd bij aanhoudende weerstand
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
Bijlage 4 - Visie op arbitrage en arbitrageontwikkeling Visie op arbitrage We zijn van mening dat de KNVB dienend is aan het voetbal. KNVB-scheidsrechters, en het kader om de scheidsrechter heen, staan ten dienste van de wedstrijd. Ze stralen plezier uit in hun hobby, zowel in het spel als in de samenwerking met spelers en trainers. Ze leveren altijd een positieve bijdrage aan het voetbal. Ze zijn open, benaderbaar en aanspreekbaar. Ze stellen een positieve norm, nemen het initiatief en geven zelf het goede voorbeeld. Een goede scheidsrechter neemt de goede beslissingen. Echter, het juist toepassen van de spelregels is niet het enige dat een scheidsrechter moet kunnen. Naast de technische kenmerken van de scheidsrechter (het herkennen van overtredingen, managen van wedstrijden, maken van juiste keuzes en het vinden van oplossingen) spelen ook de persoonlijkheidskenmerken een zeer belangrijke rol. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan begrippen zoals ontwikkelperspectief, professioneel handelen, houding, uitstraling, gedrag, communicatie, verkopen van beslissingen en acceptatie. Het is van groot belang dat deze technische en persoonlijkheidskenmerken in balans zijn. Visie op arbitrageontwikkeling Elke wedstrijd passende arbitrage De KNVB helpt alle scheidsrechters zichzelf te ontwikkelen en te laten doorgroeien naar zijn of haar topniveau. Wij zijn trots op onze officials en zij zijn trots om voor de KNVB actief te zijn. Wij zorgen voor de allerbeste ondersteuning voor de scheidsrechters zodat iedere wedstrijd altijd de arbitrage heeft die bij de wedstrijd past. De moeilijkheidsgraad van de wedstrijd is leidend bij het aanstellen van de arbitrage. Promotie en degradatie van scheidsrechters komt niet meer uitsluitend tot stand op basis van beoordelingsrapporten. Zowel technische als persoonlijkheidskenmerken moeten een plek krijgen in de totstandkoming van de promotie en degradatie van scheidsrechters.
29
Handleiding Rapporteur Veldvoetbal Seizoen 2014/’15
=
Een kwalitatief goede beoordeling.
KNVB Woudenbergseweg 56-58, 3707 HX ZEIST Postbus 515, 3700 AM ZEIST Telefoon 0343 49 92 11 Fax 0343 49 91 99 E-mail [email protected] Website: scheidsrechters.voetbal.nl 30