KONINKLIJKE NEDERLANDSE DAMBOND Bondsbureau: Landjuweel 62, 3905 PH Veenendaal Postbus 326, 3900 AH Veenendaal Telefoon: (0318) 58 12 88 Fax: (0318) 55 93 48 E-mail:
[email protected] Rabobank: 16.11.61.588 ING: 140731
Aan:
Leden van de bondsraad Secretarissen van de provinciale en bijzondere bonden Ereleden KNDB Commissieleden Leden KNDB-bestuur, bondsbureau
Veenendaal, 19 mei 2015 L.S. Namens het bestuur nodig ik u uit tot het bijwonen van de vergadering van de KNDBbondsraad, te houden op zaterdag 20 juni 2015. We starten om 11.00 uur. Omdat alle bondsraadsleden inmiddels per email bereikbaar zijn, versturen we de uitnodiging digitaal. Mocht u als bondsraadslid prijs stellen op een papieren versie, dan kunt u dit aanvragen door een mail te sturen aan
[email protected]. De stukken kunt u downloaden via de KNDB-website. Het financiële jaarverslag zit nog niet bij de stukken. Dit wordt uiterlijk op 1 juni a.s. alsnog toegevoegd. De locatie van de vergadering is het Denksportcentrum Gouda, Nieuwe Gouwe Oostzijde 11b te Gouda. Voor bondsraadsleden die met het OV komen, verzorgen we de rit naar de vergaderlocatie. Wilt u hiervan gebruik maken, stuur dan een mail naar
[email protected] met uw naam en de aankomsttijd op Gouda CS. Voor alle zekerheid wijs ik u er nog even op dat berichten van verhindering gericht moeten worden aan het bondsbureau (
[email protected]). Wij rekenen op uw komst! Met vriendelijke groet, namens het bestuur
Anne Oostra (secretaris)
BONDSRAADSVERGADERING KNDB – 20 JUNI 2015 Adres : Denksportcentrum ’t Hoogt, Nieuwe Gouwe Oostzijde 11b, Gouda Start : 11.00 uur
AGENDA (de met * gemarkeerde stukken zijn bijgevoegd) 1. Opening en vaststelling van de agenda 2. Mededelingen en ingekomen stukken 3. Notulen van de bondsraadsvergadering van 14 maart 2015* 4. Jaarverslag 2014 a. Integraal jaarverslag 2014* b. Financieel verslag 2014, accountantsverklaring, verslag Financiële Commissie* 5. Bestuursactiviteiten vanaf maart 2015 6. Aanzet tot discussie over nieuwe denkrichting (“Delta-discussie”) 7. Voorstellen (ter besluitvorming): a. Speeltempo (evaluatie en bestuurlijk pre-advies)* b. Nieuwe opzet HF* (met bestuurlijk pre-advies) c. Advies verlenging pilot notatie met tablet* Het bestuur stelt een verlenging van deze pilot voor. d. Aanpassing SWR m.b.t. e-doping* 8. Benoeming bestuurs- en commissieleden* 9. Rondvraag 10. Sluiting
1
VERSLAG van de vergadering van de BONDSRAAD op 14 maart 2015 Aanwezig: de bestuursleden H. Vermeulen, J. van der Horst, E. Houtjes, G. Kos en A. Oostra de bondsraadsleden S. Buurke, J. Bosselaar, H.J. Brascamp, G. Gerritsen, W. Hollart, G. Schuurman, C. van den Berg, B. Douma, A. Kammeraat, J. Hannen, J. Martens, P. Moraal, F. de Jonge, D. van Os, J. van der Plas, B. Smeenk, H. van der Veen, E. van de Weerdhof, A. Steenbergen, Th. Voorspuij en P. Wijn de ereleden J. Haijtink en Th. Van de Hoek en voorts P. Visser Afwezig met kennisgeving: het bestuurslid C. de Leeuw de ereleden T. de Mik , A. Janssen het commissielid H. Meester bondsbureau: R. Wassing (beleidsmedewerker) en J. Krajenbrink (technisch directeur)
1. Opening en vaststelling agenda De voorzitter heet allen welkom. De voorzitter stelt voor na agendapunt 6 als punt 6a het deltaplan te agenderen. De vergadering is akkoord en de agenda wordt aldus vastgesteld. Hans Vermeulen staat kort stil bij het overlijden van Cees de Jonge die hij memoreert als een trouw bondsraadslid en een kritisch meedenker. De vergadering neemt een minuut stilte in acht te zijner gedachtenis. 2. Mededelingen en ingekomen stukken Mededelingen De voorzitter meldt de afmeldingen. Het bestuur heeft nog steeds een vacature voor het bestuurslid wedstrijdzaken. Weliswaar heeft de wedstrijdcommissie veel werkzaamheden waargenomen waarvoor de commissie dank verdient, maar het is belangrijk dat deze bestuurszetel weer wordt bezet. De voorzitter roept de bondsraad op mee te denken over mogelijke kandidaten. P. Arts heeft zich genoodzaakt gezien zich terug te trekken als bondsraadslid. De Noord-Brabantse Dambond heeft in zijn plaats H. van der Veen voorgedragen. Het WK 2015 zal dit jaar in Nederland plaatsvinden, georganiseerd door Hijken DTC. De officiële bekendmaking zal later nog volgen. Het bestuur stelt voor de heer K. Bor te benoemen tot lid van verdienste wegens Turbo Dambase en zijn vele werk voor de ontwikkeling van de damsport. Het bestuur stelt verder voor de heer E. de Jonge te benoemen tot lid van verdienste wegens zijn grote inzet bij de wereldrecords blindsimultaan en voor de damsport in het algemeen. De vergadering stemt bij acclamatie in met beide voorstellen. Ingekomen stukken 2.1 Aanzet tot een Deltaplan; bespreking bij agendapunt 6a. 3. Installatie W. Hollart wordt per acclamatie benoemd in de vacature van C. de Jonge en H. van de Veen wordt bij acclamatie benoemd in de vacature van P. Arts. Zij worden benoemd voor de zittingstermijn van de vacatures, dat wil zeggen tot juni 2016. Beide heren stellen zich kort voor. 4. Notulen van de bondsraadsvergadering van 8 november 2014 A. Steenbergen vraagt naar de door H. Wiersma aangekondigde voorstellen. Deze zijn nog niet ontvangen. A. Steenbergen vraagt of de werkgroep HF en F NK al aan de slag is. Het bestuur heeft de wedstrijdcommissie gevraagd als deze werkgroep te fungeren en de technische staf en topspelers
1
bij de voorstellen te betrekken. A. Steenbergen vraagt verder of de werkgroep VO gestopt is. De betaalde VO is gestopt maar de werkgroep bestaat nog. Binnenkort komt de toegezegde folder uit. J. Martens mist in de notulen de vermelding dat het voorstel om jaarlijks een inflatiecorrectie toe te passen op de contributie toch zeker op enige steun mocht rekenen in de vergadering. De secretaris erkent deze steun en zal deze nu in het verslag alsnog vermelden. A. Steenbergen informeert of de Dopingautoriteit op de hoogte gebracht is van de wens om het dammen in olympisch verband aandacht te schenken. De digitale procedure bood daartoe geen mogelijkheid en ook overigens staat de Dopingautoriteit los van NOC of IOC. Het verslag wordt vervolgens vastgesteld. 6. Voorstellen 6.1. Aanpassing speeltempo NK en Plaatsingsrecht B. Smeenk wijst op de mening van de topspelers, verwoord in de brief van W. Sipma. D. van Os merkt op dat in het NK convenant sprake is van een ander tempo. H. Vermeulen antwoordt dat er een nieuw convenant is overeengekomen waarbij alle wedstrijdvoorwaarden zijn verwijderd omdat deze immers in het SWR thuis horen en de bevoegdheid van de bondsraad zijn. D. van Os vindt dat het wijzigingsvoorstel wel kort voor het NK wordt gedaan: is dat wel wenselijk? Het voorstel is half februari besproken met A. Scholma en W. Sipma en via hen kenbaar geworden bij de topspelers. Bovendien, in de HF wordt al enkele jaren met dit tempo gespeeld. A. Steenbergen informeert naar het advies van de topsportcommissie. Er is advies gevraagd aan technisch directeur en bondscoach en via het net genoemde gesprek aan de topspelers omdat deze formeel niet meer zitting hadden in de topsportcommissie. W. Sipma zal in het vervolg als contactpersoon namens de topspelers optreden. Het voorstel aanpassing speeltempo NK wordt vervolgens bij acclamatie aangenomen. De bondsraad zal in juni een besluit nemen over een nieuwe opzet van het NK. Om die nieuwe opzet al in 2016 in te kunnen voeren moet er ruimte blijven voor mogelijke wijzigingen in de plaatsingsrechten. Vandaar het voorstel om vooralsnog alleen de kampioen een recht op deelname aan de finale NK 2016 toe te kennen en over overige plaatsingsrechten pas in juni te beslissen; die eventuele plaatsingsrechten kunnen dan met terugwerkende kracht op het NK 2015 van toepassing verklaard worden. B. Smeenk vindt dat plaatsingsrechten vooraf bekend moeten zijn. P. Wijn stemt hiermee in maar meent dat dit nu moet wijken voor het belang van een systeemwijziging. Th. Van der Hoek merkt desgevraagd op dat als de plaatsingsrechten nu ongewijzigd blijven de wens van twee plaatsen per HF groep pas in 2017 gehonoreerd zal kunnen worden. J. van der Plas geeft in overweging om een aantal toernooien aan te wijzen waar men door deelname plaatsingsrechten kan verdienen. H. Vermeulen geeft dit idee door aan de wedstrijdcommissie. Hoewel J. Bosselaar meent dat je bestaand beleid moet handhaven tot je gemotiveerd hebt dat een verandering nodig is, vindt hij anderzijds dat een plaatsingsrecht voor de plaatsen 2, 3 en 4 ook geen enkele motivering kent. Het voorstel wordt in stemming gebracht en met 17 stemmen voor, 3 tegen en 1 onthouding aangenomen. Vooralsnog geeft alleen de eerste plaats een plaatsingsrecht. 6.2 Combinatieteams A. Kammeraat oordeelt dat het voorstel nog steeds de rechtsongelijkheid laat blijven bestaan. De enige oplossing is om bij dubbellidmaatschap in de tweede klasse geen dubbele contributie meer te innen. Het gaat dan om 61 maal contributie. A. Kammeraat meent dat de opheffing van de rechtsongelijkheid niet bij het initiatief van de verenigingen behoort gelegd te worden. Het bondsbestuur moet in dezen proactief handelen. H. Vermeulen meent dat de clubbesturen dit prima zelf kunnen regelen. J. van der Plas meent dat dubbele contributie sowieso wonderlijk is: je neemt immers maar één keer de faciliteiten af. H. Vermeulen begrijpt deze opmerking maar dat punt is nu niet geagendeerd. Ook J. Bosselaar pleit voor afschaffing van de dubbele lidmaatschap bij de bond. E. van de Weerdhof vindt het een goed voorstel dat ter tafel ligt; eigenlijk zou je dit ook in de provinciale competities mogelijk moeten maken. Th van de Hoek meent dat de provincies die vrijheid hebben maar dat men dan wel aandacht moet hebben voor de speelgerechtigheid. Het fenomeen combinatieteams is overigens bedacht om ‘restgroepjes’ spelers bij clubs toch de gelegenheid te bieden om in de competitie uit te komen; het is dus nadrukkelijk een fenomeen voor de laagste klasse. De combinatieteams worden geacht het laagste team van de vereniging te zijn omdat het is bedoeld als faciliteit om te kleine groepen spelers van verenigingen te laten spelen zodat men nog in een hoger team kan invallen. Die voorwaarde is niet primair als inperking van de mogelijkheden om combinatieteams toe te passen bedoeld. Op de vraag hoe de verantwoordelijkheden liggen bij combinatieteams licht Th. Van de Hoek toe dat altijd één van de verenigingen penvoerder is en daarmee, ook financieel, verantwoordelijk is, denk bijvoorbeeld aan boetes.
2
Het voorstel wordt met 18 stemmen voor en 3 stemmen tegen aangenomen. 6.3 Digitaal noteren J. Bosselaar vindt het gebrek aan belangstelling een oneigenlijk argument: biedt mensen de mogelijkheid om digitaal te noteren; je kunt deze ontwikkelingen niet tegenhouden. Er is immers ook geen enkel signaal dat er fraude gepleegd is. G. Kos meent dat er maar weinig belangstelling is voor het noteren via tablet en dat dit niet opweegt tegen de extra werkzaamheden voor de organisatie en het verzwaren van de regels voor de Nationale Competitie met een extra tablet-reglement. H. Vermeulen vindt ook dat sprake is van een teleurstellende belangstelling en dat je dan maar beter ermee kan stoppen. Het lijkt niet te leven. De wedstrijdcommissie bereidt een voorstel voor tegen e-doping. Wellicht is het verstandig het digitaal noteren in combinatie met dat voorstel nog eens nader te bezien. Het bestuur houdt het voorstel aan. 6.4 Promotieprijs Het bestuur stelt voor de promotieprijs 2014 toe te kennen aan Omroep MAX voor de wijze waarop zij de damsport onder een breed publek hebben gepromoot ter gelegenheid van het Wereldrecord Blindsimultaan van T. Sijbrands. Dit voorstel wordt direct per acclamatie en met enthousiasme aangenomen. Het bestuur heeft in april een overleg met MAX over mogelijke samenwerking en zal de prijs dan overhandigen. 6.5 Voorstel PFDB J. Bosselaar luidt de noodklok. Het voorstel is een ultieme poging om de ledendaling een halt toe te roepen. Het voorstel zal overigens door het Friese bestuur in elk geval aan zijn leden voorgelegd worden, ongeacht de uitkomst van de Bondsraad. J. Martens heeft sympathie voor het voorstel maar deelt de bezwaren van het bestuur; het financiële risico is voor de bond te groot. Hij zoekt de oplossing eerder in twee contributiebedragen en daartoe zouden dan de reglementen gewijzigd moeten worden. J. Bosselaar begrijpt dat standpunt maar de Friese bond moet nu eenmaal de concurrentie aangaan met de ‘wilde’ bond die slechts 11 euro contributie vraagt. De meeste sportbonden kennen veel lagere afdrachten: de KNDB heeft een te grote broek aan, gelet op het aantal leden. G. Gerritsen wijst erop dat de Friese bond ook een contributie kent die drie keer zo hoog is als in Gelderland en ook dat hangt samen met het ledenaantal. J. Martens stelt voor dit voorstel later terug te laten komen, bijvoorbeeld in combinatie met een discussie over dubbellidmaatschap. J. van der Horst beaamt dat het hier gaat om een ingrijpende en fundamentele kwestie die je niet voor één provincie kunt regelen. J. Bosselaar merkt op dat de verenigingen verdwijnen: die ontwikkeling moet worden gestopt en dan zijn dit soort extreme maatregelen nodig. P. Wijn ziet niet in waarom dit soort bedragen een probleem zouden zijn: dat moet men toch gewoon opbrengen als men het dammen een goed hart toedraagt. A. Oostra benadrukt dat dit voorstel nu onmogelijk is: de bond heeft meerjarige verplichtingen en als we die verplichtingen niet nakomen moeten terugbetalingen worden gepleegd die de KNDB simpelweg niet kan opbrengen. In Friesland minder contributieopbrengsten betekent dus automatisch dat de KNDB leden buiten Friesland een hogere afdracht zullen moeten opbrengen. Dit voorstel kan niet op dit moment. LUNCHPAUZE 5. Bestuursactiviteiten vanaf juni 2014 De bestuursleden geven vervolgens een toelichting op hun activiteiten in de afgelopen maanden aan de hand van powerpointdia’s (bijgevoegd). Het bestuur gaat 8 mei een hele dag zich bezinnen op de toekomst van de bond om tot strategische afspraken te kunnen komen. J. Bosselaar vraagt naar het risico voor de bond bij de organisatie van het WK nu bij de organisatie daarvan 500.000 euro omgaat. J. van der Horst wijst erop dat de organisatie vanwege risico’s is ondergebracht in een aparte stichting. Formeel zou het enig risico kunnen zijn dat de VWS subsidie van 125.000 euro zou moeten worden terugbetaald. Maar de facto is het maximale risico 20.000 euro. Op dit moment is het schooldammen weer van start gegaan. Veel clubs menen dat deze inspanningen niets opleveren, E. Houtjes zal daarom met voorstellen komen samen met C. de Leeuw om het schooldammen voor de clubs weer ‘rendabel’ te maken.
3
B. Smeenk informeert wat er mis ging met de E-borden tijdens de beslissingswedstrijd om het NK teamwedstrijden. G. Kos antwoordt dat de software van de E-borden niet meer robuust genoeg is. We zullen verbeteringen in de software moeten aanbrengen. G. Schuurman informeert naar de afhandeling van de brief van het EDC bestuur naar aanleiding van de weersomstandigheden op 7 februari. A. Oostra antwoordt dat die brief vandaag besproken is in het bestuur en dat spoedige beantwoording zal volgen. G. Schuurman hoopt dat het bestuur de brief adequaat zal behandelen. 6.5. Voortzetting bespreking Voorstel PFDB A. Steenbergen en J. Martens vragen J. Bosselaar om het voorstel aan te houden omdat anders nu vanuit de bondsraad noodgedwongen een verkeerd signaal zou kunnen uitgaan. J. Bosselaar wil dit niet: de vergaderingen in Friesland zijn uitgeschreven. D. van Os vraagt het bestuur wat het bondsbestuur gaat doen als Friesland dit besluit gaat doorzetten? A. Oostra antwoordt dat er verschillende mogelijkheden zijn, variërend van royeren tot het advies aan alle KNDB leden om maar lid te worden van de Friese bond. Maar het bestuur gaat geen leiding geven aan een gemutileerde KNDB. Lopende verplichtingen maken dit voorstel volstrekt onmogelijk. J. Bosselaar oppert dat nog gekozen zou kunnen worden voor donateurschap in plaats van een provinciaal lidmaatschap. H. Vermeulen waarschuwt dat dit voorstel linksom of rechtsom verstrekkende gevolgen zal hebben voor de bond. Het voorstel wordt vervolgens verworpen met 2 voor, 16 tegen en 3 onthoudingen. 6.6 Voorstel juichmomenten A. Steenbergen meent dat het voorstel voldoende is toegelicht op papier maar vraagt of het bestuur een preadvies heeft. H. Vermeulen geeft aan dat het bestuur dit sympathieke voorstel graag aan het oordeel van de bondsraad overlaat. Verschillende leden vinden het voorstel inhoudelijk zeer sympathiek. De vraag is wel of dit gereglementeerd zou moeten worden of dat een scheidsrechter hiervoor gewoon ruimte moet bieden op de juiste momenten. Het voorstel krijgt 4 stemmen voor, 8 tegen en 7 onthoudingen, waarmee het is verworpen. Th. Van de Hoek deelt mee dat hij het voorstel zal verwerken in de arbitershandleiding. 6a. Deltaplan F. de Jonge leidt dit onderwerp in. De ledenanalyse laat zien dat bij ongewijzigd beleid het ledenaantal van de bond over 25 jaar gehalveerd zal zijn. Het Deltaplan is een oproep voor een discussie over de maatregelen om de krimp een halt toe te roepen. De initiatiefnemers beogen bestuur en bondsraad actief te betrekken bij dit probleem: de focus moet op groei. De werkgroep VO bestaat nu uit 3 leden en vandaaruit zullen we nu de provinciale bonden van Zuid-Holland, Gelderland en Overijssel gaan benaderen om samen slimme ideeën te ontwikkelen om de groei te stimuleren. Er zijn immers goede voorbeelden van clubs met een sterk jeugdbeleid. F. de Jonge heeft een zestal stellingen gemaakt en vraagt elk bondsraadslid om de drie beste te benoemen. 1. Geef het bondsbestuur een concrete opdracht om in de eerstvolgende bondsraadsvergadering met een uitgewerkt plan te komen voor groei van de damsport 2. Ga zo door met de huidige koers 3. Verleg de koers ingrijpend van top- naar breedtesport 4. Zonder de (besturen van de) provinciale bonden red je het niet 5. De verenigingen pakken het gezamenlijk op (alles wat je kan delen deel je met elkaar) 6. Hoogste prioriteit hebben het jeugd- en schooldammen De stellingen 1 (bestuur vragen in de juni vergadering een kort en krachtig actieprogramma te presenteren), 5 (kennisdelen, mensen delen, materiaal en evenementen delen) en 6 (focus op jeugd) scoren hierbij het hoogst. A. Steenbergen ziet graag dat het bestuur in het actieprogramma de invoering van districten (naast de provinciebonden) en het innen van contributie rechtstreeks bij de verenigingen betrekt. A. Oostra meent dat het nu gaat om inhoud, om activiteiten, om leden en dat een structuurdiscussie daar niet toe bijdraagt. G. Gerritsen acht het de tijd on nu van praten over te stappen op doen: je moet verenigingen niet gaan vertellen wat ze moeten doen, je moet ze steun aanbieden bij de ideeën die ze zelf bedenken. Het gaat nu om met efficiënte inzet van middelen weer nieuwe (jeugd)leden te vinden en vooral om ze te binden.
4
H. Vermeulen merkt op dat het bestuur voor zichzelf op 8 mei een strategiedag heeft gepland over de toekomst van de damsport en dat het daar dan moet leiden tot een kort programma op hoofdlijnen. We zullen daarbij de 10 punten uit hoofdstuk 8 van het deltaplan in meenemen. 7. Rondvraag H. Vermeulen stelt de tussenrapportage van het speeltempo aan de orde. D. van Os is van oordeel dat er veel te veel vragen zijn gesteld. De volgende vergadering komt de eindrapportage. G. Schuurman meldt alvast, vooruitlopend op de discussie in de volgende vergadering, dat EDC tegen het gewijzigde speeltempo is. J. Bosselaar vraagt naar de achtergronden van het besluit van Volendam om zich terug te trekken uit de ereklasse. A. Oostra meldt dat men voornamelijk aangeeft zich niet meer thuis te voelen binnen het KNDB beleid. B. Smeenk meldt dat het tweede team van zijn club minder dan 11 wedstrijden speelde en dat dit, vooral op de laatste speeldag als een gemis wordt gezien. Th. Van de Hoek meldt dat de wedstrijdcommissie over het probleem zal nadenken maar dat er soms gewoon sprake is van een ongelukkig aantal deelnemende teams. S. Buurke vraagt wat het bestuur gaat doen nu Volendam zich heeft teruggetrokken. De secretaris antwoordt dat in eerste instantie het bestuur Volendam om een toelichting en een heroverweging zal vragen. Mocht het vertrek van Volendam definitief zijn, dan zal de plaats opgevuld worden aan de hand van criteria die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld en toegepast. S. Buurke vraagt zich af of de wedstrijden van de nationale competitie niet te dicht op elkaar zitten: er is geen enkele ruimte als een wedstrijd door omstandigheden uitvalt. Verder speelde de bereikbaarheid van de wedstrijdleiding. Is er een mogelijkheid om later te beginnen en had het besluit tot puntenvermindering niet anders moeten uitvallen? H. Vermeulen geeft aan dat hij niet goed kan overzien of er nog ruimte in het programma valt in te bouwen. De bereikbaarheid was inderdaad niet goed en zal volgend seizoen beter geregeld worden. De wedstrijdcommissie komt met een protocol hoe te handelen bij risicovolle (verkeers)situaties. Later beginnen was een prima mogelijkheid geweest. Maar hoe dan ook, het bondsbestuur kan als wedstrijdleiding niet accepteren dat een beslissing over wel of niet spelen bij een individuele vereniging ligt. Het sleutelwoord is: overleg. Wat betreft puntenvermindering: de protestcommissie heeft daarover een uitspraak gedaan en is ook de instantie voor een dergelijke uitspraak. A. Steenbergen, tenslotte, roept het bestuur op om in juni met radicale voorstellen te komen om de krimp te stoppen en hij roept de bondsraad op die radicale voorstellen met een open mind tegemoet te treden. 8. Sluiting H. Vermeulen sluit de vergadering en wenst allen plezier met dammen en wel thuis.
5
Inleiding 1.Overzicht bestuurders en medewerkers
.
.
.
.
.
.
2
.
.
3
3. Evaluatie topsportbeleid 2014 . . . . . . 3.1 Opvolging technische staf 3.2 Specialistische ondersteuning via een CTO 3.3 Scholing technische staf 3.4 Geen trainersdagen/talentontwikkelingsdag/intervisie meer in 2014 3.5 Minimaal 1 testdag/selectiedag en selectie voor NT in 2014 3.6 Evaluaties 2014 3.7 Roel Boomstra en Pim Meurs in 2014 3.8 Trainingsprogramma en wedstrijdprogramma 2014 3.9 Resultaatdoelen 2014 3.10 De Landenuitdaging 2014 3.11 Topvrouwen en topmeisjes 2014 3.12 Sponsor 2014 3.13 Media en promotie 2014
.
6
4. Wedstrijden 2014 .
2. Evaluatie breedtesportbeleid . . . . . 2.1 Verenigingsondersteuning 2.1.1 Verenigingsmonitor 2.1.2 VO werkgroep en inzet kader t.b.v. regio 2.2 Kader en DamAcademie 2.3 Dammen op de digitale snelweg 2.4 ICT 2.5 Communicatie en PR 2.5.1 KNDB perschef 2.5.2 De blindsimultaan Ton Sijbrands / exposure omroep MAX
.
.
.
.
.
.
.
9
5. Jeugd 2014 . . . . 5.1 Activiteiten jeugdcommissie 5.2 Jeugdkampioenen 2014
.
.
.
.
.
.
15
6. Kengetallen 2014 .
.
.
.
.
.
.
18
.
.
.
7. Financiën 2014
1
1. Overzicht bestuurders en medewerkers Het bestuur Vanaf juni 2014 bestond het bestuur uit: Hans Vermeulen Anne Oostra Jeanine van der Horst vacature Cees de Leeuw Geb Kos Eva Houtjes
Voorzitter + coördinator pers en promotie + coördinator trainingen en opleidingen topsport Secretaris Penningmeester Coördinator Wedstrijdzaken Coördinator jeugdzaken ICT Breedtesport en communicatie
Bondsbureau De personele bezetting van het bondsbureau bestond uit: Arjan de Vries Riana Wassing Paul Visser Johan Krajenbrink Alex Mathijsen Rob Clerc Rik Keurentjes
Directeur (deeltijd) Directiemedewerker (deeltijd) Bondsmedewerker Technisch directeur (deeltijd) Bureaumedewerker (deeltijd) Bondscoach Talentcoach
2
2. Breedtesportbeleid 2014 2.1 Verenigingsondersteuning 2.1.1 Verenigingsmonitor De verenigingsmonitor is in 2014 breed uitgezet. Deze is door 40% van de verenigingen ingevuld teruggestuurd. Acties daaruit voortvloeiend: Allereerst zijn twaalf documenten opgesteld waarin verenigingsbestuurders worden voorzien van tips over allerlei onderwerpen. Deze documenten zijn op de KNDB-website geplaatst. Daarnaast hebben alle deelnemers aan de verenigingsmonitor per mail een persoonlijk advies ontvangen naar aanleiding van hun antwoorden. In dit advies is regelmatig verwezen naar bovenstaande documenten. Omdat ledenwerving expliciet terugkomt in de resultaten van de verenigingsmonitor zijn er twee verenigingsfolders gemaakt: één algemene en één die specifiek op basisschoolleerlingen gericht is. Het idee van de folders is dat er naast een algemene tekst over de damsport ook ruimte is voor informatie over de vereniging. Op basis van een format kan de vereniging hier bij het bondsbureau input voor aanleveren. 2.1.2 VO werkgroep en inzet kader t.b.v. regio Aan de leden van de VO-werkgroep die in 2013 de monitorpilot hebben uitgevoerd, is gevraagd om in hun regio actief aan de slag te gaan om kader en mensen met kadercompetenties helder in beeld te krijgen, opdat zij efficiënt en regionaal ingezet kunnen worden, zoals geschetst in de plannen eind 2013. Dit zal in 2015 verder vormgegeven worden. In Zuid Holland zijn Frans de Jonge en Johan Pronk de kartrekkers. In Gelderland is Gerhard Gerritsen de kartrekker. In Drenthe zijn belangrijke stappen gezet om de succesformule van Hoogeveen ten aanzien van jeugdbeleid door te zetten naar andere plaatsen, onder aanvoering en met ondersteuning van mensen en kennis uit Hoogeveen. Op het gebied van jeugdtoernooien en -training werd al samengewerkt met de provincie Groningen. Daarnaast is er vanuit de Werkgroep Verenigingsondersteuning contact geweest met het bestuur van Overijssel om te komen tot een plan om het jeugddammen in die provincie een nieuwe impuls te geven. Helaas tot op heden zonder concrete afspraken, plannen of resultaat. Het ontbreken van een jeugdleider speelt daarbij ook een rol. Hopelijk kan die vacature begin 2015 worden ingevuld, opdat de regiowerking van Hoogeveen ook in delen van Overijssel kan uitstralen. 2.2 Kader & Damacademie Er zijn geen kaderleden opgeleid in 2014. In 2014 zijn tijdens het NK in Huissen twee themadagen gehouden: voor arbiters één en voor coaches/trainers één. Daarnaast is er op 1 maart 2014 in Haarlem een opleidingsdag gehouden. De cursisten, overwegend uit Haarlem, kregen informatie over de opleiding Damtrainer 2 en 3 en kregen een eerste inleiding in het maken van trainingen en het omgaan met trainingsmateriaal. Helaas heeft dit nog niet concreet tot resultaat geleid. 2.3 Dammen op de digitale snelweg DamZ!-totaal / leren dammen Ook in 2014 hebben we veel hinder ondervonden van het niet functioneren van belangrijke onderdelen van DamZ!-totaal. Daardoor blijft de bekendheid ernstig achterwege. DamZ moet 3
de schooldamjeugd bedienen. Daarvoor moet de communicatie rondom het schooldammen verbeteren. In 2014 is hiervoor een eerste aanzet gegeven. Dit zal in 2015 verder vorm moeten krijgen. Zodra er een goede oplossing is gevonden voor de online speel- en trainmogelijkheden van DamZ.nl (begin 2015 lijken we (betaalbare) oplossingen gevonden te hebben) kunnen we promo-activiteiten opstarten. Wordt vervolgd in 2015.
2.4 ICT Na het vertrek van Marcel Kosters is vanaf juli 2014 de ICT opgepakt door Geb Kos. Met het doel om het dammen prominenter op het Internet te laten verschijnen, is een pilot digitaal noteren in de nationale competitie gestart. Hierin werd een speciaal reglement voor het digitaal noteren getest en werden in het algemeen ervaringen opgedaan met het digitaal noteren. Naast deze pilot is er gewerkt aan striktere regels om bedrog met behulp van digitale apparaten tegen te gaan. Er is een ICT-commissie geformeerd. Hierin hebben Bob v.d. Mark, Martijn v.d. Klis, Arjen de Mooij, Paul Visser en Geb Kos zitting. Om de bestaande ICT-middelen kritisch te evalueren en beleid te maken voor nieuwe zaken heeft er een inventarisatie van ICT-middelen plaatsgevonden. Aan het aanpakken van een belangrijk knelpunt, het ontbreken van een jeugddamserver is begonnen. 2.5 Communicatie en PR 2.5.1 KNDB perschef We hebben in 2014 afscheid genomen van de betaalde perschef voor de Nationale Competitie, aangezien dit voornamelijk intern gerichte communicatie betreft. We zijn in 2014 bezig gegaan met het zoeken / vinden van een perschef voor grote evenementen die extern gericht de publiciteit in de breedte verbeteren moet. Ook is gekeken naar de mogelijkheid van een schrijvers werkgroep voor diverse publicaties. Wordt vervolgd in 2015. 2.5.2 De blindsimultaan Ton Sijbrands / exposure omroep MAX Een prachtig evenement werd ons in de schoot geworpen door Ton Sijbrands, onder leiding van Ebbo de Jong: de succesvolle wereldrecordpoging blindsimultaan. Het geheel werd door 4
omroep MAX met live stream 50 uur lang in beeld gebracht. Doordat de recordpoging gedaan werd als actie van omroep MAX ten bate van Serious Request 2014, werd op 3FM en NPO 3 ook diverse malen geschakeld naar het gemeentehuis van Hilversum, waar de recordpoging plaatsvond. Het was een mooie aanzet om met Omroep MAX in gesprek te komen. In 2015 gaat het bestuur in gesprek met Omroep MAX om na te gaan hoe de KNDB en Omroep MAX elkaar wellicht kunnen versterken.” In de bijlage een overzicht van alle media die aandacht besteed hebben aan de blindsimultaan.
5
3. Topsportbeleid 2014 “De beste sporters en de beste coaches in het beste programma” Beleidsvoornemens en doelen 2014 Hieronder evalueren we de in het jaarplan 2014 gestelde doelen. 3.1 Specialistische ondersteuning via een CTO In 2013 is overleg gevoerd met CTO (Centrum voor Topsport en Onderwijs) Papendal en dat heeft najaar 2013 geresulteerd in het trainingskamp van bondscoach Clerc. In 2014 zijn behalve het trainingskamp van de bondscoach, ook de groepstrainingen van zowel bondscoach als talentcoach op Papendal gehouden. De meerwaarde van het trainen bij een CTO zit in de specialistische ondersteuning, maar ook in het trainen in een stimulerende topsportomgeving met andere topsporters uit andere sporten. Bovendien is het vele reizen van de technische staf, de topsporters en de talenten voor trainingen een zwak punt in ons programma. Ook in 2015 zullen daarom verschillende individuele trainingen op CTO Papendal plaats vinden. 3.2 Scholing technische staf In het najaar van 2013 en in 2014 zijn talentcoach Keurentjes en technisch directeur Krajenbrink verder geschoold door NOC*NSF, samen met collega’s van andere bonden. Dat loopt door in 2015. Rob Clerc heeft in 2013 zijn mastercoach-opleiding afgerond. 3.3 Geen trainersdagen / talentontwikkelingsdag / intervisie meer in 2014 Deze in 2013 door bezuinigingen vervallen activiteiten hebben ook in 2014 niet plaatsgevonden. De DamAcademie heeft deels dezelfde doelgroep en heeft 2014 twee bijeenkomsten georganiseerd. 3.4 Minimaal 1 testdag/selectiedag en selectie voor NT in 2014 De commissie training en de centrale trainers zijn hiervoor verantwoordelijk, samen met de technische staf. Het is in 2014 weer gelukt een goede testdag/selectiedag te houden en een opkomst te krijgen met een kleine 50 jongens en meisjes. Duidelijk is wel dat de aantallen kleiner zijn dan we gewend waren tien jaar terug, toen er meer dan 100 jongens en meisjes meededen. 3.5 Roel Boomstra en Pim Meurs in 2014 Vanuit de intentie om een nog duidelijker keuze te maken in ons topsportbeleid hebben Roel Boomstra en Pim Meurs volgens het meerjarenplan een beschermde status. Die is in 2014 echter niet toegepast voor beide spelers. 3.6 Trainingsprogramma en wedstrijdprogramma 2014 Het trainings- en wedstrijdprogramma is volgens plan verlopen in 2014.
6
3.7 Doelen 2014 De doelen van iedere topsporter en toptalent staan in ons digitale volgsysteem TVS. De verschillende doelen worden continu geëvalueerd en bijgesteld. 3.8 Resultaatdoelen 2014 -
Roel Boomstra: podium EK 2014 en top 5 wereldbeker 2014: allebei gelukt. Roel Boomstra werd kampioen van Europa 2014. Pim Meurs: top 5 EK 2014 en top 5 wereldbeker 2014: allebei niet gelukt. Alexander Baljakin: top 6 EK 2014 en top 6 wereldbeker 2014: allebei niet gelukt. Martijn van IJzendoorn: podium WK 2014 s-1: gelukt. Jan Groenendijk: Wereldkampioen 2014 s-2 en top 5 WK 2014 s-1: gelukt, Jan Groenendijk werd wereldkampioen aspiranten (s-2). Dat kampioenschap werd gelijktijdig gehouden met het WK 2014 junioren (s-1), dus daarin kon Jan niet spelen.
3.11 De Landenuitdaging 2014 NOC*NSF als subsidieverstrekker eist dat de damsport de komende jaren internationale groei moet laten zien. Dat wil zeggen dat er tussen de 50 en 60 deelnemende landen in de WK-cyclus moeten komen, als gemiddelde genomen over 3 verschillende WK-cycli. In 2014 heeft de Landenuitdaging aandacht gekregen met een goed resultaat in het EK 2014 in Estland (26 landen), een behoorlijk resultaat bij het kampioenschap van Afrika 2014 (11 landen) en een teleurstellend resultaat bij het kampioenschap van Azië 2014 (6 landen). In 2015 moet het kampioenschap van Pan-Amerika nog worden gehouden en bij een normaal resultaat (12 landen) wordt het aantal bij elkaar de gewenste 55 landen in de WK-cyclus 2014-2015. 7
3.12 Topvrouwen en topmeisjes 2014 Er is in 2014 meebetaald aan het NK vrouwen, aan het EjK 2014 voor verschillende meisjes en aan een zeer beperkt trainingsprogramma van Heike Verheul. Ook is het verheugend dat de Centrale Meisjes Training (CMT) weer gestart is als een experiment en ook daar betaalt de KNDB aan mee. 3.13 Sponsor 2014 Onze sporters zijn jong en veelbelovend. Er zijn in 2013 pogingen gedaan om een sponsor te vinden, maar zonder succes. Deze zoektocht ging door in 2014. Afgelopen jaar is vooral geprobeerd geld te vinden voor Team KNDB voor het EjK en voor de verschillende WjK’s. Op deze manier werd de eigen bijdrage van een aantal deelnemers verlaagd. 3.14 Eigen bijdrage talenten (IT en NT) en topsporters In 2014 werd overwogen om m.b.t. de eigen bijdrage (ook) een koppeling te maken met het prijzengeld, maar besloten is dit achterwege te laten. De lijn is nu dat topsporters en talenten die gebruik maken van de trainingen van bondscoach of talentcoach daarvoor een substantiële eigen bijdrage per jaar betalen. 3.15 Media en promotie 2014 De communicatie vanuit en over topsport en talentontwikkeling is in 2014 niet structureel verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren.
8
4. Wedstrijden 2014 4.1 Teamwedstrijden 4.1.1 Nationale Competitie 2013-2014 Aan de Nationale Competitie 2013-2014 namen 127 teams deel: Ereklasse 12, Hoofdklasse 2x12, Eerste Klasse 3x12 en Tweede Klasse 5x11. De verschillen aan de top in de Ereklasse waren gering. Uiteindelijk werd Hijken DTC voor de eerste keer in haar geschiedenis kampioen door titelverdediger Damvereniging VBI uit Huissen in de barrage met 12-8 te kloppen. In de Hoofdklasse werden 020 Amsterdam (A) en DES Lunteren (B) kampioen. In de Eerste Klasse werden Witte van Moort 2 (A), Gooi&Eemland (B) en DC Dordrecht (C) kampioen. In de Tweede Klasse werden Roden/Leek (A), DEZ Laren (B), Gooi&Eemland 2 (C), De Variant (D) en DC Nijmegen € kampioen. Voor het eerst konden opstellingen en uitslagen ook digitaal doorgegeven worden. Hiervan maakten 34 van de 86 verenigingen gebruik. De verwachting is dat dit aantal zal groeien. De competitie kende een regelmatig verloop. Pl
Eindstand Ereklasse
1 2
1 Hijken DTC
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12
We Pu
Bs
10 8 12 14 12 14 14 14 15 18 12
11
19
66
10 10 12 11 14 11 12 14 17 14
11
19
50
12 10 14 12 13 10 10 13 12
11
18
36
9 11 13 13 13 13 13 13
11
15
28
10 12 10 13 11 17 15
11
15
26
10 14 14 14 14 14
11
12
24
13 11 11 15 13
11
11
‐4
10 11 10 12
11
7
‐30
7 12 13
11
6
‐30
9 11
11
5
‐32
10
11
4
‐76
11
1
‐58
2 DV VBI Huissen
10
3 Mo & Z Volendam
12 10
4 Denk en Zet Culemborg
8 10 8
5 Witte van Moort
6 8 10 11
6 Apeldoorn
8 9
6
9 10
7 Van Stigt Thans
6 6
8
7
8 Damlust Gouda
6 9
7
7 10 6
9 CEMA/De Vaste Zet
6 8 10 7
7
6
9 10
10 SNA
5 6 10 7
9
6
9
11 Micone
2 3
7
7
3
6
5 10 8 11
12 CTD Arnhem
8 6
8
7
5
6
7
9
8 10 7
9 13 8
7
9 10
l
Eindstand Hoofdklasse A
1 2
We Pu
Bs
10 11 12 13 11 10 15 10 11 12 16
11
19
42
12 10 10 11 11 10 18 15 14 17
11
18
56
11 12 11 12 11 13 16 14 16
11
18
46
13 10 11 11 12 12 13 14
11
16
26
13 11 11 11 12 7 12
11
13
‐2
12 8 12 15 11 10
11
10
4
10 14 12 11 12
11
10
4
7 11 10 13
11
9
‐10
14 12 15
11
9
‐12
13 13
11
4
‐44
9
11
3
‐36
11
3
‐74
We Pu
Bs
13 10 10 13 12 13 12 12 15 13 12
11
20
50
10 11 11 11 11 11 11 12 13 11
11
19
18
9 13 9 14 13 11 11 18 13
11
16
42
10 9 11 10 11 12 12 15
11
15
20
13 10 11 14 14 11 11
11
14
14
8 12 13
11
11
‐4
12 13 13 12 9
11
10
0
10 10 13 13
11
7
‐8
12 10 10
11
7
‐16
8 12
11
5
‐34
12
11
5
‐40
11
3
‐42
1 O2O
3
4
5
6
7
8
2 De Oldehove
10
3 MTB Hoogeveen
9 8
4 Ravenshorst Nijverdal
8 10 9
5 Damcombinatie Fryslân
7 10 8
6 DIOS Achterhoek
9 9
9 10 7
10 9
8
9
9
8 Harderwijk
5 10 9
9
9 12 10
9 Dammers Uit Oost
10 2
7
8
9
8
6 13
10 EDC Enschede
9 5
4
8
8
5
8
11 OG Drachten
8 6
6
7 13 9
12 Twentes Eerste
4 3
4
6
Huizum
Pl
Eindstand Hoofdklasse B
1 2
1 DES Lunteren
3
7
4
8
6
6
9 10 8
8 10 8 5
9
9 10 11 12
7
7 8
5
7 7 11
9 10 11 12
2 DV VBI Huissen 2
7
3 TDV
10 10
4 WSDV
10 9 11
5 RDC Rijnsburg
7 9
6 Van Stigt Thans 2
8 9 11 11 7
7 Heijmans Excelsior
7 9
6
8 Constant Charlois
8 9
7 10 9
9 Lent
8 9
9
9
6 12 7 10
10 CEMA/De Vaste Zet 2
5 8
9
8
6 12 7 10 8
11 Den Haag
7 7
2
8
9
8
12 Samen Sterk
8 9
7
5
9
7 11 7 10 8
7 10
10 11 8
9 10 10 9
8
8
7 10 12 8
4.1.2 KNDB-beker 2014 De voorronden van de KNDB-beker werden gespeeld in Gouda (16 teams) en Huissen (16 teams) in 4 groepen van 4 teams. De beste twee teams van elke groep plaatsten zich voor de kwartfinale in Huissen. Ook deze kwartfinale werd in groepen van 4 afgewerkt. De halve finale en finale, ook in Huissen, werden afgewerkt met knock-out. De finale ging tussen landskampioen Hijken DTC (7-1 winst in de halve finale op RDC Rijnsburg) en Witte van Moort (5-3 winst in de halve finale op Damvereniging VBI Huissen). De laatste won na verlenging met 9-7.
10
4.2 Persoonlijke wedstrijden 4.2.1 Kwalificatie Nederlands Kampioenschap Algemeen Aan de kwalificatiewedstrijden voor het Nederlands Kampioenschap Algemeen 2014 deden uiteindelijk 40 spelers mee. Hierdoor kon niet in de geplande 6 groepen van 8 spelers gespeeld worden. Besloten werd te spelen in 5 groepen van 8 spelers, 3 groepen speelden in Schiedam, 2 in Emmeloord. De groepswinnaars plaatsten zich voor het Nederlands Kampioenschap. Roel Boomstra werd vrijgesteld van spelen en direct geplaatst voor de finale. Reeds geplaatst voor die finale waren Alexander Baljakin, Pim Meurs, Auke Scholma en Kees Thijssen. Via de kwalificatiewedstrijden plaatsten zich Ron Heusdens, Hein Meijer, Anton van Berkel, Ben Provoost en Jan van Dijk. Wouter Sipma kreeg de keuzeplaats; de sponsorplaats wees de plaatselijke organisatie toe aan Geert van Aalten. 4.2.2 Nederlands Kampioenschap Algemeen in Huissen Inmiddels traditioneel organiseert Damvereniging VBI uit Huissen om de 5 jaar het Nederlands Kampioenschap om het jubileum te vieren. In 2014 was het dan ook weer zover: de vereniging bestond 70 jaar. Het toernooi werd afgewerkt van 4 tot en met 12 april in de fraai vormgegeven evenementenzaal van hoofdsponsor Jansen Totaal Wonen in Huissen. Alexander Baljakin, lid van de organiserende vereniging, veroverde zijn 5e Nederlandse titel. Kees Thijssen moest helaas afzien van deelname. Zijn plaats werd ingenomen door Mike Koopmanschap
11
L
Naam
rating 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 We Wi Re Ve Pt + ‐
1 Alexander Baljakin
GMI 1520 X 1 1 1+ 1 1+ 2 1 2 2 2 2
11
5
6
0 16 2 0
2 Roel Boomstra
GMI 1537 1 X 1+ 1 2 1+ 2 1+ 2 1 2 1
11
4
7
0 15 3 0
3 Ron Heusdens
GMI 1517 1 1‐ X 1 1 1+ 1 1 1 2 2 2
11
3
8
0 14 1 1
4 Pim Meurs
GMI 1522 1‐ 1 1 X 1 1 1+ 1 1+ 1 2 2
11
2
9
0 13 2 1
5 Wouter Sipma
MI 1443 1 0 1 1 X 1 1 1 1 2 1 2
11
2
8
1 12 0 0
6 Anton van Berkel
MI 1435 1‐ 1‐ 1‐ 1 1 X 1‐ 1 1 2 1 1
11
1
10
0 12 0 4
7 Geert van Aalten
GMI 1421 0 0 1 1‐ 1 1+ X 1 1 1 2 2
11
2
7
2 11 1 1
8 Ben Provoost
MF 1474 1 1‐ 1 1 1 1 1 X 1‐ 1 1 1
11
0
11
0 11 0 2
9 Auke Scholma
GMI 1491 0 0 1 1‐ 1 1 1 1+ X 1 1‐ 1
11
0
9
2
9
1 2
10 Hein Meijer
GMI 1430 0 1 0 1 0 0 1 1 1 X 1+ 1
11
0
7
4
7
1 0
11 Mike Koopmanschap MF 1375 0 0 0 0 1 1 0 1 1+ 1‐ X 2
11
1
5
5
7
1 1
12 Jan van Dijk
11
0
5
6
5
0 0
1354 0 1 0 0 0 1 0 1 1 1 0 X
4.2.3 Nederlands Kampioenschap Vrouwen in Zoutelande Ook Zoutelande kent inmiddels een NK-traditie: Stichting Damevenementen Zeeland organiseerde voor de 9e keer het NK vrouwen. Het Beach Hotel was van 12 tot en met 18 maart opnieuw het podium waarop de vrouwen hun kunnen mochten vertonen. Voor de halve finale bleek dermate weinig belangstelling dat in overleg met de organisatie, de halve finale en de finale samengevoegd werden. Er werd gestart met 10 deelneemsters, in de finale werd afgewerkt met 8 speelsters. Nina Hoekman werd voor de 11e keer kampioene van Nederland. Tot haar eigen verbazing en verrassing, want door ziekte was zij erg verzwakt. De damwereld - en velen daarbuiten keken met grote bewondering en ontroering naar deze prachtige prestatie van deze grootse sportvrouw. Nina is na afloop van het NK Vrouwen tot erelid benoemd. Pl
Naam
Rating 1 2 3 4 5 6 7 8
#
+
=
‐/‐ Pt + ‐
1 Nina Hoekman‐Jankovskaja
GMIF 1350 X 0 1+ 2 2 2 2 2
7
5
1
1 11 1 0
2 Vitalia Doumesh
MIF
1209 2 X 1 1 1+ 2 1 2
7
3
4
0 10 1 0
3 Mei‐Jhi Wu
MFF
1115 1‐ 1 X 2 1+ 0 1 2
7
2
4
1
8
1 1
4 Ester van Muijen
1093 0 1 0 X 1 1 2 2
7
2
3
2
7
0 0
5 Rianka van Ombergen‐Rentmeester MFF
1146 0 1‐ 1‐ 1 X 1 1 2
7
1
5
1
7
0 2
6 Laura Timmerman
1047 0 0 2 1 1 X 1 1
7
1
4
2
6
0 0
1059 0 1 1 0 1 1 X 1
7
0
5
2
5
0 0
1055 0 0 0 0 0 1 1 X
7
0
2
5
2
0 0
7 Jacqueline Schouten 8 Leonie de Graag
MFF
12
4.2.4 Nederlands Kampioenschap sneldammen De Utrechtse Provinciale Dambond UPDB organiseerde op 14 juni het Nederlands Kampioenschap sneldammen alle categorieën in Nationaal Denksportcentrum Den Hommel. De formule is al jaren hetzelfde: spelen in groepen zowel in de halve finale als de finale. Bij de senioren wordt gespeeld in drie ratingklassen. Het totaal aantal deelnemers, inclusief de jeugdcategorieën bedraagt meer dan 180. Kampioen van Nederland werd verrassend aspirant Jan Groenendijk vóór de gedoodverfde favoriet Alexander Baljakin. Ester van Muijen, net als Jan Groenendijk van WSDV uit Wageningen, werd kampioen bij de vrouwen. In de B-klasse werd Raymond van Es kampioen, in de C-klasse Jeffrey Steen. 4.2.5 Nederlands Kampioenschap rapid Net als het NK sneldammen organiseerde de UPDB ook het Nederlands Kampioenschap rapid. Ook dit NK werd afgewerkt in Nationaal Denksportcentrum Den Hommel. Alexander Baljakin werd kampioen. Hij klopte Pim Meurs op weerstandspunten. In de B-klasse werd Ricardo Tong Sang kampioen, in de C-klasse Boike Mathoera, na barrage met Gerrit Roeterdink. Aan dit NK deden 52 spelers mee. Europees kampioenschap Roel Boomstra werd in oktober in Tallinn Europees kampioen. Daarmee behaalde hij één van de doelen die hij zich gesteld heeft voor de komende jaren. De laatste Europese titel voor een Nederlandse dammer werd maar liefst vijftien jaar geleden. In 1999 behaalde Harm Wiersma deze titel. Daarvoor slaagden alleen Ton Sijbrands (1967-1971) en Gérard Jansen (1987) daarin. Een prachtige prestatie van Roel en een enorme internationale opsteker voor het Nederlandse dammen. 4.2.7 Overige nationale en internationale wedstrijden Frits Luteijn werd in maart 3e in het sterk bezette Cannes Open. Yuen Yong legde in het jaarlijkse Paastoernooi in Amsterdam beslag op de eerste plaats in het NK studenten. In april prolongeerde Andrew Tjon A Ong zijn titel in het NK Veteranen (50+). Frank Teer werd winnaar van het 60+-klassement en Fred Ivens van het 70+-klassement. Marino Barkel heroverde 17 mei het wereldrecord kloksimultaan. Hij nam het op tegen 43 spelers. Hij incasseerde slechts één verliespartij, won 22 keer en speelde 20 keer remise. Daarmee scoorde hij 74,42 procent. Op dezelfde dag werd Anton van Berkel winnaar van het eerste officieuze NK 64 velden. Dit NK werd georganiseerd in het kader van het 75-jarig jubileum van het Tilburgse TDV. In het Salou Open dat eind mei is gespeeld, wisten de Nederlandse spelers geen ereplaatsen te behalen. Verrassend was de eerste plaats van outsider Joost Hendriksen in het sneldamtoernooi. Hij bleef diverse grootmeesters net een punt voor. Pim Meurs werd in het jaarlijkse Golden Prague in juni tweede achter Alexander Schwarzman. Meurs werd met een vijfde plaats de beste Nederlander in het EK rapid dat ook in Praag gespeeld werd. Het Heerhugowaard Open dat in juli werd gespeeld, was dit jaar tevens het Open NK. Heerhugowaard is in korte tijd uitgegroeid tot het grootste toernooi ter wereld en er zijn plannen het evenement nog verder uit te bouwen. Het toernooi kent een aparte formule: het open Zwitsers toernooi wordt voor een deel voortgezet met knock-outformule. Winnaar werd 13
Alexander Schwarzman die wereldkampioen Georgiev in de barrage met versneld tempo de baas wist te blijven. In oktober het WK rapid gespeeld in de Turkse stad Izmir. Martijn van IJzendoorn eindigde als hoogste Nederlander op de vijfde plaats. Roel Boomstra werd in oktober in Tallinn Europees kampioen. Daarmee behaalde hij één van de doelen die hij zich gesteld heeft voor de komende jaren. De laatste Europese titel voor een Nederlandse dammer werd maar liefst vijftien jaar geleden. In 1999 behaalde Harm Wiersma deze titel. Daarvoor slaagden alleen Ton Sijbrands (1967-1971) en Gérard Jansen (1987) daarin. Een prachtige prestatie van Roel en een enorme internationale opsteker voor het Nederlandse dammen. In november speelde Nederland voor het eerst sinds jaren weer een interland tegen Senegal. Op Papendal speelden de twee landen met vijftallen tegen elkaar. Nederland was uiteindelijk de sterkste met een totaalscore van 24-16. Ton Sijbrands blijft verbazen. In december heroverde hij het wereldrecord blinddammen op Erno Prosman. Hij scoorde 71,9 procent en had daar 48 uur voor nodig. Omroep Max zorgde voor prachtige uitzendingen op de landelijke televisie, radio en internet. Tegelijk met de wereldrecordpoging van Ton Sijbrands werd elders in Hilversum het WK blitz gespeeld. Alexander Baljakin werd uiteindelijk tweede na verlies van de barrage tegen Alexander Georgiev. Roel Boomstra won de gouden medaille in het rapidtoernooi van de World Mind Games in december in Beijing. In het blitztoernooi greep hij net naast het goud. 4.3 Jaarverslag Commissie Wedstrijdzaken De commissie bestond dit jaar uit Guido van den Berg, Theo van den Hoek, Bob van der Mark en Paul Visser (ondersteuning bondsbureau) en werkte onder voorzitterschap van het bestuurslid Wedstrijdzaken, Evert Davelaar. Toen die in juni 2014 aftrad en niet direct een opvolger kom worden gevonden, onderhield de commissie het contact met het bestuur via de voorzitter en secretaris. Naast de normale taken van de commissie (het adviseren over organisatie en wedstrijdvoorwaarden van alle (senior-)NKs en de nationale competitie) heeft de commissie zich in 2014 ook met een aantal bijzondere onderwerpen bezig gehouden: De introductie van combinatieteams in de nationale competitie Het meedenken over de opzet van een pilot digitaal noteren in de nationale competitie De evaluatie van het nieuwe speeltempo in de nationale competitie Het nadenken over (alweer) een nieuwe formule voor de halve finales van het NK Algemeen Het ontwerpen van een nieuwe formule voor het NK Sneldammen Het nadenken over strakkere regels ter voorkoming van nieuwe vormen van vals spel (edoping) Het voorbereiden van enkele wijzigingen in het Spel- en Wedstrijdreglement De commissie-adviezen over (de meeste van) deze onderwerpen hebben in de vorm van bestuursvoorstellen inmiddels hun weg naar de Bondsraad gevonden.
14
5. Jeugd 2014 5.1 Activiteiten jeugdcommissie Ondanks het teruglopende ledenaantal lukt het nog steeds om mooie en spannende toernooien te organiseren. Het aantal actieve jeugdleden die toernooien bezoeken loopt minder snel terug dan het totaal aantal leden. Een verdienste van de trouwe jeugdleiders in den lande die inzien dat een actieve houding ten opzichte van het jeugddammen een uitstekende manier is om de eigen vereniging sterk en bruisend te houden. Zo timmert Hoogeveen bijvoorbeeld enorm aan de weg, op basis van een goed opgezet Een initiatief dat navolging verdient en waarbij de Jeugdcommissie graag helpt en ondersteunt. In 2014 is de communicatie over alle details rondom jeugdtoernooien opnieuw verbeterd. De website www.jeugddammen.com wordt meer en meer gebruikt als medium voor en over jeugdtoernooien. In 2014 waren alle persoonlijke kampioenschappen hierop te vinden. De Jeugdcommissie werkt in 2015 aan een implementatie voor het schooldammen. Bovendien krijgen de Twitter-account en de Facebook-pagina van de Jeugdcommissie steeds meer volgers. In 2014 werden er maar liefst 29 jeugdtoernooien georganiseerd onder de auspiciën van de KNDB. Een enorme hoeveelheid werk die achter de schermen wordt uitgevoerd door de Jeugdcommissie. Zonder deze vrijwilligers geen jeugddammen in Nederland, dus hulde aan deze hardwerkende mensen én aan de lokale organisaties, die ook veel werk verrichten. 5.2 Kampioenen 2014 Hieronder een opsomming van de kampioenen van 2014: Persoonlijke kampioenschappen: Categorie Welpen: Pupillen: Aspiranten: Junioren:
winnaar Jan Kornilov Dirk Vet Bunschoten Westerhaar
Organiserende plaats Hoogeveen Doetinchem Jan Groenendijk Jan Groenendijk
Welpen meisjes: Pupillen meisjes: Aspiranten meisjes: Junioren meisjes:
Lisa Scholtens Tamar Visser Melanie Voskuil Denise van Dam
Wageningen Hoogeveen Katwijk Bunschoten
Sneldamkampioenschap: Het sneldamkampioenschap van Nederland werd traditiegetrouw in het Utrechtse Den Hommel gespeeld. Samen met de sneldamkampioenschappen van de senioren zorgde dit voor een mooi, groot damspektakel. Een opmerkelijk feit is dat aspirant Jan Groenendijk niet met de jeugd meedeed, maar met de senioren en daar en passant de nationale titel voor zich opeiste. In de jeugdcategorieën waren de winnaars: Categorie Welpen: Pupillen: Aspiranten: Junioren:
winnaar Remco Oostindjer Vincent Houtjes Wouter Morssink Ali Fthalla
Lid van (HDC Hoogeveen) (HDC Hoogeveen) (Samen Sterk Hazerswoude) (Samen Sterk Hazerswoude)
15
Jeugdclubkampioenschappen: In het Utrechtse IJsselstein werden de jaarlijkse clubkampioenschappen gehouden. Helaas waren er dit jaar voor het eerst geen teams bij de junioren, mede door het gelijktijdig gehouden WK. Lunteren pakte de gouden plak bij de aspiranten. Dat Hoogeveen goed bezig is, bewezen ze door de titel bij zowel de pupillen als bij de welpen te veroveren. Nationale jeugddamdag: Hoogeveen zelf was gastheer van de Nationale jeugddamdag. Deze wedstrijd, waarin provincies onderling uitmaken wie de sterkste is, werd bij de aspiranten en junioren een overwinning voor Noord Holland. Bij de pupillen ging Gelderland er met de cup vandoor en bij de welpen Groningen. NK Sneldammen jeugdteams: Het format waarin verenigingen teams maken met spelers uit verschillende leeftijdscategorieën en onderling een sneldamcompetitie spelen, blijft een geweldige seizoensafsluiter. Ook dit jaar vond dit evenement plaats in het Utrechtse denksportcentrum Den Hommel. Twee teams staken er huizenhoog bovenuit: WSDV (Wageningen) behaalde een 100% score en Hoogeveen verloor alleen van WSDV. Zij kregen dus de gouden en de zilveren plak. SNA uit Heerhugowaard was best of the rest. Schooldammen: Ook dit jaar deden er landelijk weer honderden scholen mee aan de schooldamkampioenschappen. In Heerhugowaard kwamen de beste welpenteams hun finale spelen: De medailles gingen naar: Montesorischool Wageningen St Michaelschool Groningen GBS Joh Calvijn Hoogeveen De pupillenteams speelden in Purmerend hun finale. De medailles gingen naar: Nieuwe Wereld Purmerend Morgenster Hoogeveen De Schuilplaats Putten Internationaal: Op internationaal niveau is er in 2014 uitstekend gepresteerd, met name in de aspiranten- en juniorencategorie door Jan Groenendijk en Martijn van IJzendoorn. Hier een korte opsomming van de behaalde successen op internationale jeugdtoernooien: Wereldkampioenschap in Dabki: Junioren reguliere toernooi Junioren blitztoernooi Aspiranten reguliere toernooi Aspiranten blitztoernooi
Martijn van IJzendoorn zilver Martijn van IJzendoorn goud Jan Groenendijk goud Jan Groenendijk goud
Europees kampioenschap Pinsk Aspiranten reguliere toernooi Junioren blitztoernooi Aspiranten blitztoernooi
Jan Groenendijk goud, Jitse Slump zilver Martijn van IJzendoorn goud Jan Groenendijk zilver
16
17
6. Kengetallen 2014 2012
2013
2014
KNDB-leden
4.945
4.675
4.578
Bijz. bonden
591
590
561
Pers./recr. leden
158
161
154
5.694
5.426
5.293
Totaal
Tabel 1. Aantal leden KNDB 2012 t/m 2014
GR FR DR OV GLD UTR NHO ZHO ZHZ ZLD NBR LIM 5 33 10 28 38 14 21 23 15 10 15 8 2012 5 33 9 27 35 13 18 22 14 9 16 8 2013 6 32 9 27 34 12 16 22 13 9 14 6 2014 40 35
34
32
30
27
25
22
20
2013
16
15 10
2012 14
13
12
2014
9
9
6
6
5 0 GR
FR
DR
OV
GLD
UTR
NHO
ZHO
ZHZ
ZLD
Tabel en grafiek 2. Aantal verenigingen per provincie 2012 - 2014
18
NBR
LIM
Aantal clubs naar grootte 2012 - 2014 Ver. 01 - 09 2012 34 2013 30 2014 29 Leden 2012 188 2013 186 2014 224
10 - 14 43 46 42
15 - 24 74 65 61
25 - 49 55 57 60
>49 15 12 9
Totaal 221 210 201
541 516 480
1.419 1.243 1.216
1.886 1.932 2.087
912 778 613
4.946* 4.655* 4.620*
*NB: de verschillen met de ledentallen in de bovenste tabel op de vorige pagina worden gevormd door de leden van de bijzondere bonden en de individuele leden van de KNDB. Zij zijn in deze telling (van uitsluitend verenigingsleden) niet meegenomen.
19
Financiën 2014
20
Evaluatie van het nieuwe speeltempo in de nationale competitie Rapport van de Wedstrijdcommissie, april 2015
1. Inleiding In maart 2012 heeft de Bondsraad besloten tot de invoering van een nieuw speeltempo (1.20 uur plus 1 minuut per te spelen zet) in de nationale competitie. Er werd gekozen voor een zorgvuldig invoeringstraject: in het seizoen 2012-2013 kregen verenigingen de tijd om alvast met het nieuwe tempo ervaring op te doen (en voor zover nodig digitale klokken aan te schaffen), en pas vanaf het seizoen 2013-2014 is er daadwerkelijk met het nieuwe tempo gespeeld. Afgesproken werd dat het goed zou zijn om het nieuwe tempo na twee competitieseizoenen, dus na afloop van het seizoen 2014-2015, te evalueren. Deze evaluatie is de afgelopen maanden door de Wedstrijdcommissie uitgevoerd, volgens een plan van aanpak dat in november 2014 door de Bondsraad is goedgekeurd. Het belangrijkste onderdeel van de evaluatie was de enquête die in januari/februari 2015 onder de verenigingen en de arbiters in de nationale competitie is gehouden. De uitkomsten en conclusies daarvan worden gepresenteerd in hoofdstuk 2. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de uitkomsten van eigen onderzoek van de commissie, naar vragen als “Heeft het nieuwe speeltempo invloed gehad op het remisepercentrage of het gemiddeld aantal zetten per partij?”. Tot slot trekken we in hoofdstuk 3 enkele conclusies. Dit rapport wordt aangeboden aan het bestuur van de KNDB, met het verzoek het in de vergadering van juni 2015 met de Bondsraad te bespreken. Van een belangrijkste uitkomsten van de evaluatie heeft de Bondsraad overigens in maart 2015 al kennis kunnen nemen.
2. De enquête 2.1. Inleiding Omdat de nationale competitie een wedstrijdvorm tussen verenigingsteams is, is er geënquêteerd onder de tientallen die aan de nationale competitie 2014-2015 deelnemen, waarbij aan alle verenigingen gevraagd is om de enquêtevragen met de spelers te bespreken, en de antwoorden te geven die representatief zijn voor de mening van de teams als geheel. En omdat de ervaringen met en de oordelen over het nieuwe speeltempo op ereklasse-niveau best anders kunnen zijn dan die op tweede klasse-niveau, wilden we graag van elk afzonderlijk tiental een antwoordformulier ontvangen, zodat de evaluatie-uitkomsten ook per klasse konden worden uitgesplitst. De verenigingen hebben hier serieus werk van gemaakt. De meeste verenigingen met twee of meer tientallen in de nationale competitie leverden voor elk tiental een formulier in waaruit duidelijk bleek dat er over de enquête inderdaad in elk team apart gesproken was en diverse teams leverden
1
het formulier in met een gedetailleerd overzicht van de - onderling vaak zeer verschillende oordelen van hun individuele spelers1. De respons op de enquête was dan ook groot, zoals blijkt uit het volgende overzicht:
Ereklasse Hoofdklasse Eerste klasse Tweede klasse Totaal
Ontvangen formulieren 7 18 26 41 92
Percentage 58 % 75 % 72 % 79 % 74 %
De laagste respons (7 van de 12) ontving de commissie van de teams uit de ereklasse: jammer, omdat uit de reacties van de clubs die wel reageerden bleek dat juist op dat hoogste niveau zeer verschillend wordt gedacht over het nieuwe speeltempo. Op verzoek van de Bondsraad is ook onder de arbiters geënquêteerd. Van hen werden 24 formulieren terug ontvangen.Bij de opstelling van het vragenformulier heeft de Wedstrijdcommissie geprobeerd om aan alle mogelijke argumenten pro en contra over het nieuwe tempo die in de afgelopen jaren in de discussie de ronde hebben gedaan, gelijkelijk aandacht te geven. De vragen zijn daarom ontleend aan de verslagen van de discussies die de afgelopen jaren in de Bondsraad zijn gevoerd, en aan de tientallen pagina’s discussie die dit onderwerp op het FMJD-forum heeft opgeleverd. De enquête moest een antwoord geven op de algemene vraag: “Hoe kijkt dammend Nederland na twee seizoenen ervaring met het nieuwe speeltempo aan tegen de verwachtingen, voorspellingen en argumenten die de voor- en tegenstanders destijds in de discussie hebben ingebracht?”. De commissie heeft er bewust voor gekozen om de enquêtevragen de vorm te geven van 14 vaak letterlijk uit de discussie van destijds geplukte stellingen, onder het motto: “Dit is wat de voorstanders en de tegenstanders destijds beweerden. Zijn hun voorspellingen en verwachtingen naar uw mening uitgekomen?”. Vanzelfsprekend bracht deze aanpak met zich mee - en een aantal respondenten hebben daar ook kritische kanttekeningen bij gemaakt - dat sommige enquêtevragen “meervoudig interpreteerbaar” of “sturend” waren, en een verantwoorde enquête hoort zich daaraan eigenlijk niet schuldig te maken. Maar bij een enquête als deze, die sluitstuk is van een soms verhitte discussie binnen de damwereld, en waarvan het vragenformulier in de ogen van de invuller eigenlijk meteen ook het karakter van een ‘stembiljet’ heeft, leek ons dat de duidelijkheid alleen maar ten goede te komen. In de volgende paragrafen bespreken we de ontvangen antwoorden op de vragen, onderverdeeld in drie thema’s: * Invloed van het speeltempo op het spelen van de partij (paragraaf 2.2) * Invloed van het speeltempo op factoren buiten het dambord (paragraaf 2.3) * Algemene samenvattend oordeel van de geënquêteerden (paragraaf 2.4).
1
Mogelijk zijn de jeugdspelers wat ondervertegenwoordigd in de antwoorden op de enquête: enkele verenigingen meldden dat met name jeugdspelers in hun teams niet op de enquête hadden gereageerd
2
2.2. De invloed van het nieuwe speeltempo op het spelen van de partij De enquête bevatte zes vragen die direct betrekking hebben op de vraag wat het nieuwe speeltempo voor de speler en zijn partij betekent. We bespreken ze in deze paragraaf en geven ook de resultaten van twee onderzoekjes die door de Wedstrijdcommissie zelf zijn uitgevoerd. Een argument dat vooraf door sommigen tegen het nieuwe speeltempo is ingebracht, was dat daarmee de tijdnood voor de 50e en 7e zet (een fase “met extra spanning”, waar “het publiek van smult”, en die “topspelers de kans geeft om de tegenstander met sterk spel onder maximale tijdsdruk te zetten”, zou komen te verdwijnen. Dit waren de antwoorden op vraag 4: Stelling: Het is jammer dat tijdnoodincidenten, waarin spelers in minder dan een minuut soms nog een handvol zetten moeten doen, elkaar “door de klok proberen te jagen” en achteraf notaties moeten bijwerken, niet meer bestaan
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
Helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
Enigszins eens
helemaal eens
Totaal
4 10 15 29
2 6 8 16
8 5 13 26
6 5 3 14
5 0 2 7
25 26 41 92
3
24
48,9 % ARBITERS
12
22,8 % 4
4
1
Veel hoofd- en ereklassers blijken het met deze stelling eens te zijn, spelers in de lagere klassen (en ook de arbiters) echter niet. Voor een meerderheid van de respondenten is dit dus geen bezwaar tegen het nieuwe speeltempo.
Wel een bezwaar (volgens een ereklasse-team zelfs “het belangrijkste bezwaar tegen het nieuwe tempo”) is het volgende (enquêtevraag 6): Stelling: Wij vinden dat er met het nieuwe speeltempo te weinig bedenktijd overblijft om een lang of ingewikkeld eindspel behoorlijk door te rekenen
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
Helemaal Oneens
enigszins oneens
neutraal
Enigszins eens
helemaal eens
Totaal
4 3 4 11
1 3 5 9
4 8 17 29
9 10 11 30
7 2 4 13
25 26 41 92
nvt
Nvt
21,7 % ARBITERS
Nvt
46,7 % nvt
nvt
Nvt
Dit bezwaar wordt door een meerderheid van de respondenten (in alle klassen) gedeeld, al merkt een van hen op dat “ook vroeger wel eindspelen onder tijdsdruk verknoeid werden”. 3
Een bezwaar dat hiermee direct samenhangt kwam aan de orde in enquêtevraag 11: Stelling: Het is een nadeel dat je, als je eenmaal op een bedenktijd van 1 minuut per zet bent beland, bijna niet meer onder die tijdsdruk uitkomt
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
Enigszins eens
helemaal eens
Totaal
0 0 1 1
2 2 6 10
7 5 8 20
6 13 14 33
10 6 12 28
25 26 41 92
nvt
Nvt
12,0 % ARBITERS
Nvt
66,3 % nvt
nvt
Nvt
Enkele opmerkingen die bij deze vraag weren gemaakt: “de rust na de 50e zet is weggevallen”, “in de slotfase van de partij, met weinig tijd meer op de klok, is het vinden van de goede zet soms meer een toevalstreffer dan het resultaat van degelijk rekenwerk”. Een grote meerderheid was het met deze stelling eens.
Tegelijkertijd echter was er opvallend weinig steun voor de veel gehoorde stelling, dat spelers bij het nieuwe speeltempo geen tijd meer zouden hebben om even rond te lopen, naar het toilet te gaan, een sigaretje te roken, of (voor dammen als teamsport natuurlijk van groot belang) naar andere partijen te kijken. Op de (voor de verandering positief gestelde) enquêtevraag 8 hierover waren dit de antwoorden: Stelling: Ook bij het nieuwe tempo hebben wij voldoende tijd om af en toe even rond te lopen en andere partijen te bekijken, naar het toilet te gaan, een drankje te halen, e.d.
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
Enigszins eens
helemaal eens
Totaal
5 0 2 7
3 1 0 4
4 4 3 11
6 7 12 25
7 14 24 45
25 26 41 92
11
24
12,0 % ARBITERS
0
76,1 % 0
7
6
Het bezwaar van tijdgebrek wordt dus niet algemeen gedeeld, maar wordt kennelijk alleen gevoeld in de laatste fase van de partij, en alleen door spelers die hun bedenktijd dan bijna geheel hebben opgebruikt.
4
De volgende algemenere stelling (enquêtevraag 7, die overigens tweeledig was en om die reden volgens diverse respondenten de schoonheidsprijs niet verdiende), werd met een grote meerderheid positief beantwoord: Stelling: Het nieuwe speeltempo vereist een andere planning van de verdeling van je bedenktijd over de partij. Dat was even wennen, maar we vinden het nu geen probleem meer
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
Enigszins eens
helemaal eens
Totaal
2 0 0 2
3 1 2 6
7 3 4 14
9 12 13 34
4 10 22 36
25 26 41 92
nvt
Nvt
8,7 % ARBITERS
Nvt
76,1 % nvt
nvt
Nvt
Wel viel daarbij de terechte kanttekening te lezen: ”Het plannen van je bedenktijd is overigens wel lastig: je weet immers nooit van de tevoren hoe lang je partij gaat duren.”
Tenslotte bevatte de enquête nog een vraag (vraag 5) over het fraude-risico dat aan het Fischertempo met digitale klokken kan kleven: spelers kunnen elkaar extra minuten cadeau doen door (zonder te zetten) wederzijds de klok een aantal keren in te drukken. Stelling: Wij maken regelmatig mee dat spelers enkele keren de digitale klok indrukken zonder een zet te doen, om elkaar extra bedenktijd toe te spelen
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
Enigszins eens
helemaal eens
Totaal
20 19 29 68
1 7 6 14
3 0 5 8
1 0 1 2
0 0 0 0
25 26 41 92
1
24
89,1 % ARBITERS
15
2,2 % 3
2
3
Uit de antwoorden blijkt dat dit soort bedrog eigenlijk bijna niet voorkomt. Bovendien zal het, zoals een van de respondenten opmerkte, door een alerte arbiter ook direct ontdekt worden (en met een reglementaire nederlaag voor beide spelers bestraft worden) als hij elk half uur de standen van de klokken met de aantallen gespeelde zetten vergelijkt en controleert
5
Hoe lang duurt de partij gemiddeld (in aantal zetten) bij oud en nieuw tempo? Bij het oude tempo eindigden relatief veel partijen vlak na 50e zet, omdat de spelers direct na de tijdcontrole weer alle tijd hebben om de stand door te rekenen en de balans op te maken, en dan vaak zonder nog verder te spelen de partij beëindigen. Te verwachten zou zijn dat bij het nieuwe tempo de partijduur (in aantal zetten) wat geleidelijker uitgesmeerd zal zijn. De volgende cijfers (waarbij “oud” = seizoen 2011-2012 + 2012-2013 en “nieuw” = seizoen 2013-2014 + 2014-2015 (t/m januari 2015) bewijzen dat ook. Met name in de Ereklasse en de Hoofdklasse is het verschil groot: EREKLASSE Aantal zetten: Oud (in %): Opgeteld: Nieuw (in %): Opgeteld:
< 40 7,2
40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 > 74 15,3 13,6 27,6 18,4 10,3 4,7 1,9 1,0 22,5 36,1 63,7 82,1 92,4 97,1 99,0 100
6,3
16,6 16,8 17,5 17,3 13,2 7,5 2,7 2,1 22,9 39,7 57,2 74,5 87,7 95,2 97,9 100
HOOFDKLASSE Aantal zetten: < 40 Oud (in %): 7,7 Opgeteld:
40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 > 74 12,3 14,3 24,7 19,0 12,3 5,7 2,2 1,8 20,0 34,3 59,0 78,0 90,3 96,0 98,2 100
Nieuw (in %): Opgeteld:
12,7 14,8 19,5 18,3 14,0 6,6 3,1 1,6 22,1 36,9 56,4 74,7 88,7 95,3 98,4 100
9,4
EERSTE KLASSE Aantal zetten: < 40 Oud (in%) 9,3 Opgeteld:
40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 > 74 12,5 13,7 22,2 18,5 13,1 6,2 2,8 1,7 21,8 35,5 57,7 76,2 89,3 95,5 98,3 100
Nieuw (in %) Opgeteld:
12,5 14,1 18,4 19,8 14,8 6,4 2,9 1,6 22,0 36,1 54,5 74,3 89,1 95,5 98,4 100
9,5
TWEEDE KLASSE Aantal zetten: < 40 Oud (in %): 15,3 Opgeteld:
40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 > 74 12,4 14,8 19,4 16,6 12,1 5,7 2,5 1,2 27,7 42,5 61,9 78,5 90,6 96,3 98,8 100
Nieuw (in %): Opgeteld:
11,7 15,1 19,0 18,3 12,4 6,1 2,2 1,2 25,7 40,8 59,8 78,1 90,5 96,6 98,8 100
14,0
6
Is het nieuw speeltempo van invloed op het remisepercentage? Remisepercentage in de nationale competitie2:
Ereklasse
Hoofdklasse
1e klasse
2e klasse
TOTAAL
2011-2012
2012-2013
TOTAAL “OUD”
2013-2014
2014-2015 t/m ronde 9
TOTAAL “NIEUW”
49,5 %
53,2 %
51,4 %
54,2 %
56,6 %
55,3 %
327 / 660
351 / 660
678 / 1320
358 / 660
300 / 530
658 / 1190
47,5 %
49,0 %
48,3 %
46,4 %
50,2 %
48,1 %
627 / 1320
647 / 1320
1274 / 2640
613 / 1320
542 / 1080
1155 / 2400
45,8 %
47,0 %
46,3 %
47,5 %
46,7 %
47,2 %
906 / 1980
929 / 1980
1835 / 3960
941 / 1980
757 / 1620
1698 / 3600
36,9 %
36,6 %
36,7 %
40,0 %
39,2 %
39,7 %
1014 / 2750
969 / 2650
1983 / 5400
1101 / 2750
811 / 2070
1912 / 4820
42,8 %
43,8 %
43,3 %
44,9 %
45,5 %
45,2 %
2874 / 6710
2896 / 6610
5770 / 13320
3013 / 6710
2410 / 5300
5423 / 12010
Uit deze cijfers blijkt dat het remisepercentage in de periode 2011-2013 gemiddeld genomen lager lag dan in de periode 2013-2015. Met name in de Ereklasse en in de Tweede klasse valt de stijging in het remisepercentage op. Toch volgt hieruit niet dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de overstap naar het nieuwe speeltempo en de stijging van het remisepercentage. Want de tabel laat zien dat zich gedurende de hele periode 2011-2015 elk jaar opnieuw (dus zonder opvallende “knik” op het breukvlak tussen oud en nieuw tempo) een gestage stijging van het remisepercentage heeft voorgedaan: van 42,8 % naar 43,8 % naar 44,9 % naar 45,5 %. Een interessante ontwikkeling, die op zichzelf zeker nader onderzoek waard is, maar die dus niet toegeschreven kan worden aan de verandering van het speeltempo!
2
Het betreft een “ruwe” telling, niet gecorrigeerd voor (bijvoorbeeld) reglementaire uitslagen wegens niet-opkomen.
7
2.3. De invloed van het nieuwe speeltempo op factoren buiten het dambord De enquête bevatte acht vragen over de invloed die het nieuwe speeltempo zou kunnen hebben op factoren “buiten het dambord”: leidt het nieuwe tempo tot meer of minder (on)tevredenheid in dammend Nederland? In de discussie over de invoering van een nieuw speeltempo is door sommigen aangevoerd dat dit de verenigingen “leden zou gaan kosten, omdat diverse spelers hadden aangekondigd vanwege dit tempo met (competitie)dammen te stoppen”, terwijl voorstanders van het nieuwe tempo soms het argument aanvoerden dat het competitie-dammen er aantrekkelijker door zou worden waardoor we dammers die gestopt zijn misschien weer in de damlokalen zouden terugzien. Wat is hier in de praktijk van gebleken? Dit waren de antwoorden op de enquêtevragen 1 en 2: Stelling: In onze directe omgeving kennen wij dammers die vanwege het nieuwe speeltempo met competitie-dammen zijn gestopt
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
10 19 27 56
4 2 5 11
3 1 2 6
3 3 3 9
5 1 4 10
25 26 41 92
4
24
72,8 % ARBITERS
15
20,7 % 1
3
1
Stelling: In onze directe omgeving kennen wij dammers die door het nieuwe speeltempo meer (of weer) plezier in competitiedammen hebben gekregen
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAALVERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
10 4 5 9
4 3 6 13
7 16 17 40
3 3 7 13
1 0 6 7
25 26 41 92
1
24
34,8 % ARBITERS
5
21,7 % 2
11
5
Diverse verenigingen melden dat deze vragen door individuele spelers zeer verschillend zijn beantwoord: sommige spelers zeggen wel iemand in hun omgeving te kennen die om deze reden met competitiedammen gestopt is, anderen kennen wel iemand die juist weer bij de club is teruggekeerd of zich na een paar jaar afwezigheid nu om deze reden zaterdags weer beschikbaar heeft gesteld voor een bondswedstrijd. Geen van beide stellingen vinden veel steun in de bovenstaande tabellen. De conclusie kan zijn dat de invoering van het nieuwe tempo vooralsnog geen noemenswaardige invloed heeft gehad op de deelname aan de nationale competitie. De aantallen deelnemende teams in de afgelopen vier jaar (achtereenvolgens 127 – 126 // 127 – 124) laten dat ook zien. 8
Voor sommige verenigingen betekende de invoering van het nieuwe tempo, dat voor het eerst ervaring met digitale klokken moest worden opgedaan. Vandaar enquêtevraag 14: Stelling: Wij hebben soms problemen met de digitale klokken en het instellen van het Fischer-tempo
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
12 16 21 49
5 5 6 16
5 3 9 17
2 2 5 9
1 0 0 1
25 26 41 92
1
24
70,7 % ARBITERS
11
10,9 % 5
2
5
Geen grote problemen dus, al waren er in de praktijk wel enkele incidenten met verkeerd ingestelde klokken (Bronstein- in plaats van Fischer-instelling), en verzuchtte een arbiter dat het wel lastig is wanneer er in een vereniging maar 1 of 2 personen zijn die weten hoe je de klok moet instellen. Van een vereniging kwam nog de opmerking dat digitale klokken waarschijnlijk een kortere levensduur zullen blijken te hebben dan de traditionele houten klokken, en dat de clubs hiermee dus wel op kosten gejaagd zijn.
Stelling: Het werk van de arbiter is bij het nieuwe tempo gemakkelijker geworden, met minder kans op fouten of protesten
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
0 0 0 0
1 0 0 1
11 12 13 36
9 7 15 31
4 7 13 24
25 26 41 92
14
24
1,1 % ARBITERS
1
59,8 % 0
4
5
Deze stelling is massaal onderschreven. De 40 % van de clubteams die aangaf hierover “geen mening” te hebben, liet daarmee het oordeel graag over aan de arbiters zelf. Ook die onderschreven de stelling in grote meerderheid, een van de arbiters zelfs met de opmerking dat hij zich afvroeg of het arbiterschap nog wel toegevoegde waarde heeft.
9
Ook de volgende stelling (enquêtevraag 10) is overwegend positief beantwoord, al waren er ook cynische reacties van respondenten (“ ik speel niet voor de toeschouwers” of “bij ons zijn er helemaal geen toeschouwers”). Stelling: Het nieuwe speeltempo is prettiger voor de toeschouwers: de partijen blijven tot het einde toe interessant, zonder een “gapend gat” na de 50e zet
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
6 1 2 9
2 2 2 6
5 6 8 19
10 12 16 38
2 5 13 20
25 26 41 92
15
24
16,3 % ARBITERS
1
63,0 % 0
2
6
Van een vereniging kwam de opmerking dat spelers die uitgespeeld zijn, vervolgens als toeschouwer de resterende partijen kunnen volgen en analyseren. Daar is nu minder gelegenheid meer voor, omdat de partijen veel korter na elkaar eindigen.
Ten slotte waren er drie algemene vragen (enquêtevragen 3, 12 en 13), waarvan de uitkomsten voor zichzelf speken:
Stelling: Wij vinden het prettig om vooraf te weten dat een competitiewedstrijd nu doorgaans rond 5 uur ’s middags afgelopen is helemaal oneens
enigszins oneens
Neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE
5 0 2
4 2 0
6 7 4
7 7 16
3 10 19
25 26 41
TOTAAL VERENIGINGEN
7
6
17
30
32
92
13
24
14,1 % ARBITERS
0
67,4 % 3
3
5
Een reactie van een van de Ereklasse-teams: “een vroeg einde van de competitiewedstrijd is voor ons helemaal geen issue: elke speler gaat er bij voorbaat van uit dat zo’n competitiewedstrijd gewoon een hele zaterdag kost.”
10
Stelling: Door het nieuwe speeltempo is het na de wedstrijd minder gezellig geworden: de gezamenlijke ‘après-dam’ schiet erbij in, veel clubgenoten gaan nu direct naar huis
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
Enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
5 5 14 24
5 8 15 28
5 9 7 21
6 2 3 11
4 2 2 8
25 26 41 92
nvt
Nvt
56,5 % ARBITERS
nvt
20,7 % nvt
nvt
nvt
De meeste verenigingsteams gaven aan dat het nieuwe speeltempo niets heeft veranderd in de “gezelligheid na afloop”. Opgemerkt werd dat dit niets te maken heeft met het nieuwe speeltempo maar alles met de teamgeest en de mentaliteit van individuele spelers. Een enkele vereniging beklaagde zich over een sterk verminderde bar-omzet sinds de invoering van het nieuwe tempo.
Stelling: Het is prettig dat alle uitslagen tegenwoordig al zo vroeg op de zaterdagavond bekend zijn
ERE- en HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
2 0 1 3
2 1 0 3
10 6 8 24
5 8 8 21
6 11 24 41
25 26 41 92
15
24
6,5 % ARBITERS
0
67,4 % 1
5
3
Commentaar van enkele verenigingen: “dat is waar, maar dat is een (welkom) neveneffect van het nieuwe speeltempo en het vroegtijdiger einde van de wedstrijden, geen doel op zich”.
11
2.4 Algemeen samenvattend oordeel van de geënquêteerden Aan het eind van de enquête werd een algemeen samenvattend oordeel over het nieuwe speeltempo gevraagd, in de vorm van twee enquêtevragen, met een toegevoegde open vraag. Uit de antwoorden op de onderstaande twee vragen (enquêtevragen 15 en 17) blijkt dat een grote meerderheid van de geënquêteerden tevreden is over het nieuwe speeltempo en niet terug wil naar het speeltempo van voorheen. De tevredenheid is het grootst in de lagere klassen en onder de arbiters. In de Ere- en Hoofdklasse reageert men verdeeld: Stelling: Wij vinden het 80+1 speeltempo prettig, en hebben geen behoefte aan een nieuwe aanpassing
EREKLASSE HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
1 4 2 0 7
1 3 2 4 9
2 4 4 6 16
2 4 11 7 24
1 3 8 24 36
7 18 26 41 92
16
24
17,4 % ARBITERS
1
65,2 % 1
3
3
Stelling: Wij vinden het nieuwe speeltempo een verslechtering, en verlangen terug naar het oude speeltempo van 50 zetten per twee uur, gevolgd door 25 per uur
EREKLASSE HOOFDKLASSE 1e KLASSE 2e KLASSE TOTAAL VERENIGINGEN
helemaal oneens
enigszins oneens
neutraal
enigszins eens
helemaal eens
Totaal
1 6 12 22 41
1 4 5 9 19
1 1 6 6 14
4 4 1 2 11
0 3 2 2 7
7 18 26 41 92
2
24
65,2 % ARBITERS
15
19,6 % 5
12
2
0
Daarnaast hebben we aan het slot van de enquête de volgende open vraag (enquêtevraag 16) gesteld:
“Wij vinden het 80+1 speeltempo op zich wel goed, maar we hebben een suggestie voor een verbetering, namelijk: . . .” Hieronder volgt een overzicht van de soorten suggesties die hierop zijn binnengekomen3: 1. Keer terug naar het oude tempo voor de eerste 50 zetten (50 in 2 uur), en kies voor het vervolg een aangepast tempo zodat de partij gegarandeerd binnen 6 uur is afgelopen, hetzij volgens het oude stramien (bijvoorbeeld 25 per uur en daarna 20 seconden per zet), hetzij met een Fischertempo, bijvoorbeeld een 30 + 1 tempo. 2. Pas het Fischer-tempo aan door de start-bedenktijd wat groter te maken (bijvoorbeeld 90+1, of 100+1), zodat spelers wat meer tijd voor het eindspel kunnen overhouden. 3. Pas het Fischer-tempo aan door de start-bedenktijd kleiner te maken en de spelers meer bedenktijd-per-zet te geven, bijvoorbeeld 50 + 1.30, of zelfs 30 + 2. 4. Pas het Fischer-tempo aan door de start-bedenktijd kleiner te maken (bijvoorbeeld 50+1 of 60+1), en de spelers na 50 of 60 zetten (of na 4 uur speeltijd) een extra bedenktijd van 20 of 30 minuten te geven. 5. Pas het Fischer-tempo aan door de spelers voor het eindspel meer bedenktijd-per-zet te geven, bijvoorbeeld door vanaf de 50e of 60e zet 2 minuten per zet toe te kennen. 6. Handhaaf het nieuwe speeltempo, maar zet na 50 zetten (of na 4 uur speeltijd) de klokken stil voor een time-out (pauze voor toiletbezoek of even ontspanning) van 5 à 15 minuten. De commissie heeft hierbij het volgende commentaar:
Suggestie 1 is niet een “aanpassing” van het nieuwe speeltempo, maar een voorstel voor een aanpassing van het oude 50-in-2-uur tempo. Gelet op de grote meerderheid die voor voortzetting van het nieuwe speeltempo kiest, is dit geen realistische suggestie. Suggestie 6 (inlassen van een pauze in een damwedstrijd) is in de praktijk onuitvoerbaar omdat zo’n ‘time-out’ gemakkelijk misbruikt kan worden voor “teamoverleg” en het raadplegen van externe informatiebronnen over de partij, waartegen de arbiter machteloos zou staan. De suggesties 3 en 4 (“maak de start-bedenktijd kleiner maar de bedenktijd per zet groter”, respectievelijk “deel de startbedenktijd op in een gedeelte dat vanaf het begin beschikbaar is en een gedeelte dat ‘nog even op de bank blijft staan’ en pas na de 50e zet wordt uitgekeerd”) hebben beide als doel om de spelers te dwingen tot een gedisciplineerder gebruik van hun bedenktijd. Een verstandige, evenwichtige bedenktijd-verdeling hoort echter (net als bij het oude tempo, waarin er immers ook na 1 uur niet gecontroleerd wordt of de spelers wel 25 zetten hebben gedaan) de eigen verantwoordelijkheid van de speler te blijven. Daarmee blijven de suggesties 2 en 5 over, die beide ten doel hebben om de spelers wat meer bedenktijd te gunnen voor het geval de partij in een lang eindspel uitmondt.
3
We noemen alleen de suggesties die meer dan een keer zijn genoemd, en laten mengvormen tussen de hier opgesomde suggesties (ook die kwamen een enkele keer voor) achterwege. De suggesties zijn overigens lang niet altijd gedaan “namens het team”: in veel gevallen betreft het een idee dat door een van de spelers van een team geopperd is.
13
Suggestie 2 heeft daarbij het voordeel dat het geheel aan de planning van de speler zelf wordt overgelaten hoe hij die 10 of 20 minuten extra bedenktijd benut. Een voor de hand liggend nadeel is natuurlijk dat de partij hiermee 20 à 40 minuten langer kan gaan duren. Suggestie 5 heeft het voordeel dat de langere bedenktijd-per-zet pas ingaat na de 50e of 60e zet, dus tegen de tijd dat het eindspel nadert, maar heeft ook twee praktische nadelen: het instellen van de klok wordt er wat ingewikkelder door (en is misschien zelfs niet op elk type digitale klok mogelijk), en het tijdsverschil tussen het einde van de eerste en van de laatste partij in een teamwedstrijd kan er flink door toenemen.
3. Conclusies De conclusie van de Wedstrijdcommissie is dat ongewijzigde voortzetting van het nieuwe speeltempo in de nationale competitie door een grote meerderheid van de teams die aan die competitie deelnemen wordt ondersteund. Een aanpassing van het tempo is naar de mening van de commissie dan ook op dit moment niet aan de orde. Mocht op enig moment in de toekomst toch een aanpassing van dit speeltempo gewenst zijn, dan komt naar onze mening een aanpassing in de geest van de suggesties 2 of 5 het meest in aanmerking. Daarbij maken wij ten slotte nog drie algemene opmerkingen. 1. De nationale competitie is binnen de KNDB één ongedeelde wedstrijdsoort waarvoor, ongeacht de klasse waarin men speelt, dezelfde regels behoren te gelden. De suggestie van een van de geënquêteerde verenigingen dat, “als de clubs in een bepaalde klasse in meerderheid een ander speeltempo wensen, het speeltempo ook per klasse verschillend mag zijn”, is daarmee in strijd. 2. Enkele verenigingen hebben opgemerkt dat het voor de modale dammer verwarrend is wanneer er in de onderlinge competitie binnen de club, in de provinciale competitie, en in de nationale competitie met drie verschillende soorten speeltempo’s wordt gespeeld. De Wedstrijdcommissie is het daarmee eens, en beveelt daarom aan de provinciale bonden aan om ook in de provinciale competities met een Fischer-tempo volgens het model “start-bedenktijd + 1 minuut per te spelen zet” te werken. 3. Enkele verenigingen hebben erop aangedrongen om binnen de damsport eenheid in de wedstrijdregels te bewaren door binnen de KNDB voor alle landelijke wedstrijden het 80 + 1 tempo als algemene standaard te blijven hanteren, en hiervan slechts af te stappen als de Werelddambond tot een ander standaardtempo zou besluiten. Bij deze (ook elders in de sportwereld algemeen gangbare) opvatting sluit de Wedstrijdcommissie zich van harte aan.
14
Voorstel handhaving speeltempo 80+1 in de Nationale competitie Veenendaal, 21 mei 2015 De wedstrijdcommissie heeft een evaluatief onderzoek uitgevoerd onder de deelnemende teams en scheidsrechters over het nieuwe speeltempo in de NC 2014-2015. De wedstrijdcommissie heeft hierover een rapport uitgebracht dat u bijgaand aantreft. Het rapport geeft inzicht in opzet en verloop van de evaluatie en geeft een conclusie: “De conclusie van de Wedstrijdcommissie is dat ongewijzigde voortzetting van het nieuwe speeltempo in de nationale competitie door een grote meerderheid van de teams die aan die competitie deelnemen wordt ondersteund.” Het bondsbestuur deelt de conclusie van de wedstrijdcommissie en beveelt u aan om te besluiten tot handhaving van het tempo 80+1 in de Nationale Competitie. Het bestuur onderschrijft hierbij ook de drie opmerkingen van de Wedstrijdcommissie.
EEN NIEUWE OPZET VAN DE HALVE FINALE + FINALE VAN HET NK ALGEMEEN
Inhoud: 0. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
0.
Inleiding . . . . . . . Huidige opzet . . . . . Naar een nieuwe opzet van halve finales en finale De oplossing . . . . . Conclusie . . . . . . Verzoek aan de bondsraad . . . Bestuurlijk preadvies . . . . Bijlage . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
1 1 3 4 5 5 5 7
Inleiding
In de Bondsraadsvergadering van 8 november 2014 is, naar aanleiding van een notitie van Herm Jan Brascamp en Wouter Sipma, gesproken over de wenselijkheid om tot een nieuwe opzet van de halve finales van het NK Algemeen te komen, zo dat: * daarin per halve finale-groep altijd minstens twee finaleplaatsen te verdienen zijn, en * de mogelijkheid van open inschrijving (naast de route vanuit de provinciale kampioenschappen) ruim voorhanden blijft. De Bondsraad pleitte ervoor om een werkgroep in te stellen waarin naast de Wedstrijdcommissie ook de spelers en de topsportcommissie een belangrijke inbreng hebben, die met een breed gedragen voorstel voor zo’n nieuwe opzet moet komen. De nu volgende notitie is in eerste instantie voorbereid door de Wedstrijdcommissie, en vervolgens voor commentaar voorgelegd aan de Topsportcommissie en aan de topspelers (de deelnemers van het NK Algemeen 2015). Zowel de Topsportcommissie als (de overgrote meerderheid van) de spelers zijn het eens met de conclusies van deze notitie. Het nu volgende voorstel (waarin de ontvangen commentaren van alle betrokkenen zijn verwerkt) kan dus rekenen op een breed draagvlak.
1.
Huidige opzet (sinds het bondsraadbesluit van maart 2013)
Na een voorgeschiedenis van enkele jaren (zie de bijlage van deze notitie, met een lezenswaardig overzicht van de argumenten en overwegingen die tot het huidige model hebben geleid!), zijn de halve finale en finale van het NK Algemeen sinds het bondsraadsbesluit van maart 2013 als volgt georganiseerd:
HALVE FINALES Deelnemersveld (48 spelers) * de teruggevallen finalisten (= maximaal 8) * de provinciale kampioenen (= maximaal 12) * spelers uit open inschrijving, met voorrang voor de hoogste ratings (= minimaal 28) Toernooiformule * Zes groepen van 8 deelnemers; de winnaar van elke groep plaatst zich voor de finale. * Zeven ronden op vier zaterdagen in januari/februari (dubbelrondig, speeltempo 80 + 1). * Spreiding over twee of drie locaties; vierde speeldag wordt gezamenlijk centraal gespeeld. FINALE Deelnemersveld De finale telt 12 deelnemers, namelijk: * de nummers 1 tot en met 4 van de vorige finale; * de winnaars van de zes halve finale-groepen; * twee spelers die na de halve finales een sponsor- of keuzeplaats toegewezen krijgen. 1
Hoe liep het in de praktijk? In het eerste jaar (2014) bleken er niet genoeg serieuze aanmeldingen voor de halve finales binnengekomen te zijn om zes groepen van 8 spelers te vullen. Besloten werd daarom om aan de speler met de hoogste rating (Roel Boomstra) een rechtstreekse finaleplaats te geven, en in vijf groepen van 8 spelers (waaronder uiteindelijk zelfs twee groepen van 7 spelers) om de overige 5 finaleplaatsen te strijden. In 2015 bleef het aantal aanmeldingen opnieuw op iets meer dan 40 steken, mede doordat lang niet alle teruggevallen finalisten en provinciale kampioenen zich voor de halve finales hebben ingeschreven. Ook dit jaar is daarom opnieuw gespeeld in vijf groepen van 8 spelers, en hebben naast de groepswinnaars ook de vijf nummers 2 een kans gekregen om zich voor de finale te plaatsen. Zij hebben na afloop van de halve finales nog een beslissingstoernooi om 1 finaleplaats gespeeld. Daarmee is het eerste probleem rond de huidige opzet van de halve finales voldoende geïllustreerd: Probleem 1: De halve finales trekken in de huidige opzet minder dan 48 deelnemers. De indruk bestaat dat de halve finales voor veel spelers onaantrekkelijker geworden zijn omdat er per groep maar één finaleplaats te verdienen valt. Spelers die zichzelf bij voorbaat als kansloos beschouwen om groepswinnaar te worden, kunnen daardoor gemakkelijk als deelnemer afhaken. Maar ook door de topspelers wordt het als een probleem gezien dat alleen de nummer 1 zich kan plaatsen. In de woorden van Wouter Sipma: “je kunt een uitstekend toernooi spelen en een “finalewaardige” score behalen, maar dan toch nog de pech hebben dat een andere speler net boven je eindigt”. Te constateren valt dat in de halve finales van de laatste twee jaar een aantal topspelers wellicht om deze reden niet hebben deelgenomen. Dit verklaart misschien ook dat vervolgens ook de NK-finales van de laatste jaren een wat minder sterke bezetting hebben gekend (in termen van aantallen GMI’s en gemiddelde rating) dan in het verleden wel eens het geval was. De bondsraad heeft daarom aangegeven dat er een oplossing moet worden gevonden voor het tweede probleem: Probleem 2: In elke halve-finalegroep is maar 1 finaleplaats te verdienen; dat moeten er (minstens) twee zijn. Elk jaar wordt door sommigen met enige scepsis gekeken naar het speelsterkte-niveau onderin de halve finale-groepen. Gemiddeld doen er jaarlijks 6 à 7 spelers mee met een rating lager dan 1200, die niet als serieuze kanshebbers voor de bovenste plaatsen kunnen worden beschouwd. Deels zijn deze ‘figuranten’ ingestroomd via de open inschrijving, deels komen ze uit provinciale kampioenschappen met een relatief zwak bezet deelnemersveld. Hoewel dit ook in vroeger jaren het geval was, kan het wel als een probleem worden gezien: Probleem 3: De halve finales tellen “onderin” nog te veel deelnemers met een lage rating. Tenslotte is er ook een vierde overweging die de aandacht verdient. Omdat de halve finales in groepen van 8 spelers verspreid over meerdere plaatsen in Nederland worden gespeeld, zijn in elke plaats meestal niet meer dan vier of acht partijen aan de gang, wat het toernooi een sfeerloze aanblik geeft. Bovendien kunnen de deelnemers door deze decentrale organisatie de partijen in de andere groepen niet meebeleven. Ons vierde, bijkomende aandachtspunt is dus: Probleem 4: De halve finales zouden aantrekkelijker zijn als ze op één centrale plaats worden gespeeld.
2
2. Naar een nieuwe opzet van halve finales en finale Bij het nadenken over een oplossing moeten we in ieder geval rekening houden met de volgende uitgangspunten:
De vorm van een rondtoernooi heeft de voorkeur boven de vorm van een Zwitsers toernooi.
De omvang van het toernooi (7 ronden op vier speelzaterdagen) bevalt goed en is om damkalender-technische redenen ook niet uitbreidbaar.
Het deelnemersveld moet blijven bestaan uit drie groepen spelers: teruggevallen finalisten, provinciale kampioenen en een voldoende aantal (sterke) spelers via open inschrijving.
De omvang van het deelnemersveld van de finale (12 spelers) staat niet ter discussie.
Op basis van deze uitgangspunten kunnen we nu aan twee oplossingsrichtingen denken: De eerste mogelijkheid is dat we het aantal HF-deelnemers terugbrengen tot het aantal van de huidige praktijk (40), en dus blijven spelen in vijf groepen van 8 spelers, maar ervoor zorgen dat er voortaan twee finaleplaatsen per groep te verdienen zijn. Om dat te realiseren hebben we 10 HF-instroomplaatsen in de finale nodig. Op dit moment hebben we echter maar 6 beschikbare plaatsen, omdat de nummers 1 t/m 4 van de vorige finale zich al geplaatst hebben en twee plaatsen gereserveerd zijn als wild cards (sponsor-/keuzeplaatsen). We zullen in dat geval dus moeten sleutelen aan de formule van de finale van het NK Algemeen: alleen de kampioen van Nederland krijgt het recht om zijn titel in het volgende jaar te verdedigen en uitsluitend hij wordt rechtstreeks toegelaten tot de volgende finale; alle overige 11 finalisten vallen terug naar de halve finales. we beperken het aantal wild cards in de NK-finale tot 1 (noodzakelijk omdat zich altijd een situatie kan voordoen waarin een topdammer zich door welke oorzaak dan ook niet voor de NK-finale heeft kunnen kwalificeren), en accepteren dat twee van zulke vrije plaatsen te veel van het goede is: het principe dat er om finaleplaatsen zo veel mogelijk gewoon gedámd moet worden, hoort zwaarder te wegen. De nieuwe opzet zou dan worden:
HALVE FINALES (40 spelers, 5 x 8) * de teruggevallen finalisten * de provinciale kampioenen * spelers uit open inschrijving, met voorrang voor de hoogste ratings
(= maximaal 11) (= maximaal 12) (= minimaal 17)
FINALE (12 spelers) * de kampioen van het vorig jaar; * de nummers 1 en 2 van de vijf halve finale-groepen; * een speler die (na de halve finales) een wild card krijgt. Dit scenario heeft echter twee zwaarwegende nadelen: het minimaliseert de plaatsingsrechten van de absolute toppers in de finale (een speler van het kaliber Boomstra of Baljakin zou, als hij eens geen kampioen van Nederland wordt, niet automatisch moeten terugvallen naar de halve finales), en met dit scenario wordt slechts maginaal iets gedaan aan probleem 3 (terugdringen van het aantal HF-figuranten).
3
3. De oplossing Gelukkig is er een tweede oplossing voorhanden: we verminderen het aantal HF-deelnemers naar een selectieve groep van 32 spelers, en gaan dus spelen in vier groepen van 8 spelers, waarin twee finaleplaatsen per groep te verdienen zijn. Om dat te realiseren hebben we 8 HF-instroomplaatsen in de finale nodig. Dat valt te bereiken door een betrekkelijk kleine ingreep in de formule van de finale van het NK Algemeen: in plaats van de nummers 1 t/m 4, plaatsen voortaan alleen de nummers 1 t/m 3 van het NK Algemeen zich voor de volgende finale, de overige finalisten vallen terug naar de halve finales; we beperken het aantal wild cards in de NK-finale tot 1: een deelnemersplaats die door het bestuur, al naar gelang de omstandigheden en in nauw overleg met de technische staf, kan worden ingevuld als een sponsorplaats of als een keuzeplaats. Dit leidt tot het volgende model:
HALVE FINALES (32 spelers: 4 groepen van 8, die op 4 zaterdagen een rondtoernooi op een centrale plaats in Nederland spelen) * de teruggevallen finalisten * de provinciale kampioenen * spelers uit open inschrijving, met voorrang voor de hoogste ratings
(= maximaal 9) (= maximaal 12) (= minimaal 11)
FINALE (12 spelers) * de nummers 1, 2 en 3 van het vorig jaar; * de nummers 1 en 2 van de vier halve finale-groepen; * een speler die (na de halve finales) een wild card krijgt.
De voordelen van dit alternatief zijn dat de formule van de finale van het NK Algemeen nauwelijks hoeft te worden aangepast, en dat in de halve finales een niveauverbetering wordt bereikt door een scherpere selectie op speelsterkte. Het enige bezwaar tegen dit alternatief is nog wel dat de beperking van het aantal HF-spelers te eenzijdig wordt gelegd bij de open inschrijvers. En dit terwijl niet alleen zij, maar vaak juist ook de provinciale kampioenen degenen zijn die met een relatief lage rating de halve finales instromen. Om het evenwicht tussen provinciale kampioenen en open inschrijvers te herstellen moeten we daarom in dit nieuwe model ook aan de toelating tot de halve finales van de provinciale kampioenen een kwaliteitseis stellen:
Een provinciaal kampioen wordt alleen toegelaten tot de halve finales van het NK Algemeen als in het provinciaal kampioenschap waarvan hij winnaar is geworden tenminste 3 spelers met een rating van 1200 of hoger hebben meegespeeld.
Deze regel geeft de garantie dat de provinciaal kampioen die in de halve finales instroomt daar qua speelsterkte ook daadwerkelijk thuis hoort, en zal er in de praktijk voor zorgen dat het aantal deelnemende provinciale kampioenen waarschijnlijk niet veel hoger dan 6 à 8 zal worden, zodat voor de open inschrijvers minstens 15 HF-plaatsen beschikbaar blijven.
4
4. Conclusie De Wedstrijdcommissie, de Topsportcommissie en de topspelers zijn er gezamenlijk van overtuigd dat deze nieuwe opzet van de halve finales en de finale de meest evenwichtige oplossing is voor de problemen die in paragraaf 1 zijn geschetst. De halve finales zullen er ongetwijfeld aantrekkelijker door worden: het gemiddelde speelsterkte-niveau zal verder stijgen, terwijl het samen spelen van de vier groepen op een centrale locatie het toernooi meer uitstraling zal geven. De nieuwe opzet kan meteen in het seizoen 2015-2016 ingaan. Voor de nummers 1 t/m 3 van het NK Algemeen 2015 (Roel Boomstra, Alexander Baljakin en Auke Scholma) betekent dit dat zij direct geplaatst zijn voor de finale van het NK 2016, de nummers 4 t/m 12 vallen terug naar de halve finales die in januari 2016 van start gaan. De opzet van de halve finales is in de afgelopen vijf jaar voortdurend onderwerp van discussie en verandering geweest. Als de Bondsraad het hier gepresenteerde voorstel overneemt, zal dat een besluit zijn dat verzekerd is van een breed draagvlak bij alle betrokkenen en dat in de komende jaren niet opnieuw in discussie hoeft te komen.
5. Verzoek aan de bondsraad Wij verzoeken de bondsraad in te stemmen met dit voorstel voor een gewijzigde opzet voor de HF en de finale van het NK.
6. Bestuurlijk preadvies In de Bondsraadsvergadering van 8 november 2014 is, naar aanleiding van een notitie van Herm Jan Brascamp en Wouter Sipma, gesproken over de wenselijkheid om tot een nieuwe opzet van de halve finales van het NK Algemeen te komen, zo dat: * daarin per halve-finalegroep altijd minstens twee finaleplaatsen te verdienen zijn en * de mogelijkheid van open inschrijving (naast de route vanuit de provinciale kampioenschappen) ruim voorhanden blijft. De Bondsraad pleitte ervoor om een werkgroep in te stellen waarin naast de Wedstrijdcommissie ook de spelers en de Topsportcommissie een belangrijke inbreng hebben, die met een breed gedragen voorstel voor zo’n nieuwe opzet moet komen. Het bestuur heeft de Wedstrijdcommissie gevraagd om als de gevraagde werkgroep te fungeren en bij de advisering de Topsportcommissie te consulteren en ook de topsporters te betrekken. Op basis daarvan heeft de Wedstrijdcommissie een advies uitgebracht aan het bondsbestuur en de bondsraad. Die notitie treft u bijgaand aan. Het bestuur stelt u op basis hiervan voor om Halve Finale en Finale NK Algemeen op te zetten conform het volgende model: HALVE FINALES (32 spelers: 4 groepen van 8, die op 4 zaterdagen een rondtoernooi op een centrale plaats in Nederland spelen): * de teruggevallen finalisten
(= maximaal 9)
* de provinciale kampioenen
(= maximaal 12)
* spelers uit open inschrijving, met voorrang voor de hoogste ratings
(= minimaal 11)
5
FINALE (12 spelers): * de nummers 1, 2 en 3 van het vorig jaar; * de nummers 1 en 2 van de vier halve finale-groepen; * een speler die (na de halve finales) een wild card krijgt. Uw besluit betekent dan ook dat alsnog een plaatsingsrecht voor de finale 2016 wordt toegekend aan de nummers 2 en 3 van het NK 2015.
6
BIJLAGE: VOORGESCHIEDENIS * Bestuursvoorstel voor de Bondsraadsvergadering van 9 maart 2013 * Notulen van de bespreking van dit agendapunt in de vergadering Bestuursvoorstel: Een nieuwe opzet van de halve finales en de finale van het NK Algemeen 1.
Inleiding
Enkele jaren geleden heeft de bondsraad een nieuwe kwalificatieroute naar de finale van het NK Algemeen ingevoerd. In de nieuwe systematiek wordt er door een deelnemersveld van tientallen spelers, bestaand uit de teruggevallen finalisten, de nummers 1 en 2 uit de provinciale kampioenschappen, en een aantal (merendeels sterkere) dammers die zich via open inschrijving hebben aangemeld, in regionaal gespreide groepen gespeeld om acht finaleplaatsen in het NK Algemeen. Inmiddels is er twee jaar ervaring opgedaan met deze kwalificatietoernooien - in januari 2013 gaat de derde editie van start - en is er zowel in 2011 (met het rapport van de door de bondsraad ingestelde Evaluatiecommissie) als in 2012 (via een open uitnodiging van de coördinator wedstrijdzaken aan de deelnemers) ruim gelegenheid geweest om de nieuwe systematiek te evalueren. In deze notitie wil het bestuur de balans van deze evaluaties opmaken en een voorstel presenteren voor een verbeterde opzet. Omdat de kwalificatietoernooien (‘halve finales’) en de finale van het NK de integraal met elkaar verbonden onderdelen van één en hetzelfde persoonlijk kampioenschap zijn, betrekken wij ook de finale bij onze verbetervoorstellen. Deze notitie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 evalueren wij de huidige praktijk van de kwalificatietoernooien en van de NK-finale. In hoofdstuk 3 presenteren wij een nieuw model voor de halve finales en de finale van het NK Algemeen. In hoofdstuk 4 ten slotte wordt de invoering van de nieuwe opzet besproken. 2.
Evaluatie van de huidige praktijk
2.1 De kwalificatietoernooien Het bestuur heeft zich hiervoor mede laten inspireren door het artikel ‘Onderzoekt alle dingen, behoudt het goede’ van Ben Provoost, verschenen in Hoofdlijn 163-164 (2012). In de geest van het motto van dat artikel, geven wij eerst een opsomming van de belangrijkste positieve en negatieve aspecten van de kwalificatietoernooien in hun huidige vorm en geven we in hoofdstuk 3 een voorstel voor een nieuwe opzet die aan de bezwaren tegemoet komt en ‘al het goede’ in stand laat. Positief 1. In de nieuwe opzet hebben nu meer sterke spelers - ook die uit de kleinere provinciale bonden! - toegang gezocht en gekregen tot het voorportaal van het Nederlands Kampioenschap Algemeen. Ter illustratie: van de halve finalisten-oude stijl in 2010 hadden 23 spelers een rating van 1300 of hoger, terwijl aan de kwalificatietoernooien in 2011, 2012 en 2013 respectievelijk 36, 35 en 29 spelers met een 1300plus-rating meededen. 2. Het (semi-) open karakter van het deelnemersveld (waardoor ook spelers met een rating tussen 1100 en 1300 zich kunnen inschrijven) wordt door velen gewaardeerd (zie hierna echter ook onder Negatief 2). 3. Doordat de nummers 1 en 2 uit de provinciale kampioenschappen automatisch, ongeacht hun rating, toegang tot de kwalificatietoernooien hebben, blijft de koppeling met de provinciale kampioenschappen in stand en behouden deze kampioenschappen hun waarde. 4. Over het spelen op vier zaterdagen met een dubbele ronde, het speeltempo van 80+1 en de regionale spreiding oordelen de deelnemers en organisatoren, in vergelijking met de oude systematiek van een centraal toernooi van vier volledige weekeinden, in het algemeen positief. Negatief 1. De oorspronkelijke gedachte was dat er maximaal 96 spelers zouden kunnen deelnemen en dat het te verwachten aantal aanmeldingen groter dan die 96 zou zijn. In de praktijk waren er in 2011 en in 2012 ruim 70 en in 2013 58 deelnemers: het deelnemersaantal blijft dus achter bij de verwachtingen. 2. Over het meespelen van spelers met een 1100-rating wordt wisselend geoordeeld: enerzijds hebben enkelen van hen zich soms als smaakmakers in hun toernooi ontpopt, anderzijds is ook de kritiek gehoord dat sommige ‘figuranten’ in het deelnemersveld zich gedragen alsof het een recreatietoernooi betreft, terwijl hun resultaten wel degelijk van invloed op (ook de topposities in) de ranglijst kunnen zijn.
7
3. De belangrijkste kritiek (met name van de topspelers) richt zich op het Zwitsers systeem, dat zowel voor wat betreft de paring per ronde als voor wat betreft de criteria die de eindstand bepalen, een ‘loterij-karakter’ heeft. De critici van het Zwitsers systeem vinden een rondtoernooi een veel zuiverder en eerlijker wedstrijdvorm. 2.2 De finale Het deelnemersveld van de finale van het NK Algemeen (12 spelers) is tegenwoordig als volgt samengesteld: * de nummers 1, 2 en 3 van het vorig jaar zijn rechtstreeks geplaatst voor de finale; * 8 spelers plaatsen zich via de kwalificatietoernooien voor de finale; * de 12e finaleplaats wordt jaarlijks in reserve gehouden om het organisatiecomité of de sponsor van de volgende NKfinale de kans te geven hiervoor een gekwalificeerde kandidaat voor te dragen (‘sponsorplaats’). Gebeurt dit niet (en de e deadline daarvoor is 1 december), dan wordt de 12 finaleplaats automatisch toegewezen aan de nummer 4 van de vorige finale. Aan deze opzet kleven diverse nadelen: 1. De nummer 4 in de NK-eindstand blijft maandenlang in het ongewisse of er aan zijn vierde plaats rechtstreekse plaatsing voor de volgende finale verbonden is. Het is zelfs voorgekomen dat twee spelers ex aequo als 4e en 5e waren geëindigd en maandenlang in het onzekere zijn gelaten over de vraag of het zinvol en nodig zou zijn om alsnog een barrage om de 4e plaats te spelen. Uitgangspunt moet natuurlijk zijn dat elke speler direct na afloop van een NK-finale weet welke rechten er aan zijn plaats in de eindstand verbonden zijn. 2. Het kan gebeuren dat pas in een zeer laat stadium bekend wordt waar en door welke organisator c.q. sponsor, de volgende NK-finale zal worden georganiseerd. Overleg over de invulling van een eventuele sponsorplaats - die broodnodig kan zijn voor het welslagen van een toernooi! – is op dat moment dan niet goed meer mogelijk, omdat het deelnemersveld van 12 spelers al vastligt. 3. Met de huidige “dichtgespijkerde” formule voor de samenstelling van het deelnemersveld ontbreekt voor het KNDBbestuur en de technische staf de mogelijkheid om zelf een speler rechtstreeks tot de finale toe te laten: a. omdat hij een uitzonderlijk toptalent is die zich om welke reden of calamiteit dan ook niet via de halve finales heeft kunnen plaatsen; b. omdat het topsportbeleid van NOC*NSF daarom vraagt, et cetera. Net als andere sportbonden (bij de schaakbond is dit normaal gereglementeerd, bij de dambond was het dat in het tijdperk Sijbrands/Wiersma ook) zou de KNDB zich enige beleidsruimte moeten gunnen om topspelers die dat qua status verdienen, rechtstreeks voor de finale uit te nodigen.
3.
De nieuwe opzet
3.1 De kwalificatietoernooien Indachtig het motto van het eerder genoemde artikel van Ben Provoost (‘Behoudt het goede’) zou een nieuwe opzet naar de mening van de Wedstrijdcommissie moeten blijven voldoen aan de volgende kenmerken: * behoud van een vrije toegang van de sterkste spelers tot de kwalificatietoernooien; * behoud van de koppeling met de provinciale kampioenschappen; * behoud van een open inschrijving voor een redelijk aantal overige serieuze deelnemers; * behoud van de vier speelzaterdagen waarin de toernooien worden afgewerkt; maar daarnaast de volgende twee wijzigingen moeten bevatten: * breng het maximum aantal deelnemers terug van de oorspronkelijke 96 naar een veel lager aantal; * organiseer de kwalificatietoernooien in groepen die een rondtoernooi spelen: op de vier speelzaterdagen kan immers ook een rondtoernooi met groepen van 8 deelnemers (7 ronden) worden afgewerkt. De volgende nieuwe opzet voldoet aan dit ‘programma van eisen’:
Deelnemersveld van de halve finales Het deelnemersveld wordt teruggebracht naar een vaste omvang van 48 spelers. Dit zijn: * de teruggevallen finalisten (onveranderd, maximaal 8) * de nummers 1 en 2 van de provinciale kampioenschappen (onveranderd, maximaal 24) * spelers uit open inschrijving, met voorrang voor de hoogste ratings (aangepast, minimaal 16) Commentaar: vergeleken met de huidige opzet betekent dit dat we ten aanzien van de open inschrijvingen een selectiever beleid voorstaan (hogere ratingdrempel); ook zien wij geen reden meer om aan de junioren- en de vrouwenkampioen van Nederland een bijzondere status toe te kennen. Toernooiformule * Er wordt gespeeld in zes evenwichtig samengestelde groepen van 8 deelnemers, die elk een rondtoernooi (dus 7 ronden) spelen. De winnaar van elke groep plaatst zich voor de finale. Aan de overige plaatsen in de eindstand zijn geen plaatsingsrechten verbonden. * Bij gelijk eindigen wordt de eindstand achtereenvolgens bepaald door 1. het saldo van de plus/min-
8
remises, 2. het spelen van een barrage (zie verder art. 30.1 SWR). * Er wordt gespeeld op de gebruikelijke vier zaterdagen in januari/februari (dubbelrondig, speeltempo 80 + 1), waarbij er op de slotzaterdag ’s middags tijd is voor de eventuele barrages. * Er kan gespeeld blijven worden op twee of meer regionaal gespreide locaties; wel is het te overwegen om de vierde speeldag gezamenlijk op een centrale plaats te organiseren.
3.2 De finale Voor de finale van het NK Algemeen geldt naar de mening van het bestuur het volgende programma van eisen: * behoud van het deelnemersaantal van 12 spelers; * maak binnen het deelnemersveld een onderscheid tussen drie categorieën spelers: de spelers die zich via de finale van vorig jaar geplaatst hebben, de spelers die zich via de halve finale geplaatst hebben, en (nieuw): de spelers die op een sponsor- of keuzeplaats tot de finale zijn toegelaten; * formuleer de rechten die aan de eindstand verbonden zijn zo, dat elke speler direct na afloop van de finale weet waar hij aan toe is. De volgende nieuwe opzet voldoet geheel aan dit ‘programma van eisen’:
Deelnemersveld van de finale De finale telt 12 deelnemers. Dit zijn: * de nummers 1 tot en met 4 van de vorige finale; * de winnaars van de zes halve finale-groepen; * twee spelers die na de halve finales een keuzeplaats (waaronder desgewenst een ‘sponsorplaats’) aangeboden krijgen. De aanwijzing van deze spelers gebeurt door het bestuur in nauw overleg met topsportcommissie en toernooi-organisatie. Commentaar: deze opzet (introductie van twee keuzeplaatsen en toewijzing ervan na de halve finales) heeft het organisatorische voordeel dat in een laat stadium nog met wensen van de NK-organisatie rekening gehouden kan worden, en het sportieve voordeel dat na de halve finales nog “reparaties” in het deelnemersveld mogelijk zijn, zodat bijvoorbeeld de nummer 2 in een van de halve-finalegroepen die de sterren van de hemel heeft gespeeld, of de finalewaardige topspeler die zich halverwege de halve finales wegens ziekte heeft moeten terugtrekken, of het NOC*NSF-erkende toptalent dat om studieredenen niet aan de halve finales kon meedoen, toch een finaleplaats kunnen krijgen.
4.
Invoering van de nieuwe opzet
Deze nieuwe opzet komt volledig tegemoet aan de wensen van de topspelers EN aan de voorstanders van de kwalificatietoernooien in hun huidige opzet. Het nieuwe systeem voor de halve finales “behoudt al het goede” van de huidige opzet, en het neemt het belangrijkste nadeel daarvan (Zwitsers systeem) weg. Plaatsing voor de finale van het Kampioenschap van Nederland gebeurt daarmee weer op een manier die bij topsport hoort: als de bijzondere prestatie van de allersterkste speler die erin slaagt in een kwalitatief sterk bezet rondtoernooi de eerste plaats te veroveren. Daarnaast geeft de nieuwe formule voor de NK-finale het bestuur en de technische staf nu een eigen instrument om te waarborgen dat het Nederlands Kampioenschap elk jaar opnieuw een toernooi is met een optimale bezetting en uitstraling, passend bij een topsportbeleid waar de KNDB trots op kan zijn. De halve finales volgens de nieuwe opzet kunnen in januari/februari 2014 voor het eerst gehouden worden.
-----
Uit de Notulen van de Bondsraadsvergadering van 9 maart 2013: 5.4. Voorstel bestuur inzake nieuwe opzet HF en Finale NK Algemeen In de bestuursnotitie wordt het voorstel helder ingeleid en toegelicht. Er zijn minder deelnemers dan verwacht en velen hebben toch bezwaar tegen het Zwitsers systeem bij een NK en opteren voor een rond toernooi. Dit heeft geleid tot het voorstel. De UPDB heeft het bestuursvoorstel geamendeerd door in de HF uit te gaan van 4 groepen van 10 spelers in plaats van 6 groepen van 8 waardoor niet 1 per groep maar 2 per groep naar de finale doorgaan. Verder wil men 12 finaleplaatsen maar onder voorwaarden kunnen deze met een sponsor- en keuzeplaats worden uitgebreid tot 14. Het bestuur verzet zich tegen het amendement: het betekent dat een zaterdag extra nodig is voor de halve finale en dat de 2 vrije plaatsen
9
bij de finale niet langer vast in de 12 zitten maar flexibel toe te voegen zijn, afhankelijk van de omstandigheden. Het bestuur staat een vast aantal van 12 deelnemers in de finale voor. Diverse BR leden zien voor- en nadelen in de beide voorstellen. Bij 1 doorstromer per groep wordt het wel meer topsport. Een evenwichtige verdeling van sterkte over de groepen is dan een randvoorwaarde en dat is bij 10 deelnemers beter te realiseren dan bij 8. De verdeling gebeurt op rating en voor de laagste ratingdeelnemers eventueel met meeweging van de woonplaats. D. van Os acht keuzeplaatsen overbodig bij topsport: men moet het maar zelf waarmaken. H. Vermeulen merkt op dat de topsportcommissie achter het bestuursvoorstel staat. Bijna iedere sport kent keuzeplaatsen om onder omstandigheden aan een topsporter of talent tegemoet te kunnen komen. Vanzelfsprekend leidt de toekenning ervan tot geharrewar, maar dat moet je als bond voor lief durven nemen. M. Kromhout wijst erop dat een van de argumenten is dat sommige 1100 spelers de uitkomst negatief beïnvloeden maar met 24 spelers via de provinciale kampioenschappen zullen daar veel 1100 spelers bij zitten. Hij acht 1 speler per provincie beter zodat er meer spelers op rating kunnen instromen. Verder vindt hij het niet goed dat 6 van de 12 deelnemers aan het NK niet via de HF de finale bereiken. E. van de Weerdhof vraagt zich af of je bij de aantallen per provinciaal kampioenschappen ook niet de ledenaantallen moet meewegen, net zoals bij de bekerwedstrijden. J. Haijtink stelt dat de invloed van de ledenaantallen vier jaar geleden onder andere aanleiding was over te gaan naar een ander systeem. De keuze voor 2 deelnemers uit de provinciale kampioenschappen is bedoeld om deze kampioenschappen weer wat meer waarde te geven. G. van den Berg licht toe dat lang niet alle 24 rechthebbenden ook daadwerkelijk meedoen met de HF en dan stijgt automatisch het aantal plaatsen op rating. J. Bosselaar meent dat de nieuwe opzet bedoeld was om meer deelnemers te krijgen. Hij kan zich voorstellen dat niet naar 48 maar naar 56 plaatsen wordt gegaan. Dat zouden dan 7 groepen van 8 spelers zijn, met een sponsorplaats samen 8 finalisten. Hij is voorstander van een sponsorplaats maar acht een keuzeplaats niet juist. S. Buurke wenst terzijde nog te benadrukken, hoewel niet aan de orde, dat hij tegen plus/minremises is, omdat dit de aard van het spel beïnvloedt. J. Haijtink acht het goed om het voorstel in delen in stemming te brengen om zo de keuzes tussen bestuursvoorstel en UPDB amendementen in te kaderen. Hij brengt het voorstel om slechts 12 finaleplaatsen te hebben en niet eventueel 14 in stemming. Dit voorstel wordt met algemene stemmen aanvaard. Vervolgens vraagt hij de vergadering zich uit te spreken voor 1 of 2 deelnemers via de provinciale kampioenschappen. Het gaat dan om rechthebbenden die zich via een toernooi hebben geplaatst. 9 BR leden verklaren zich voor alleen de kampioenen, 5 zijn hier tegen en 1 BR lid onthoudt zich. Er zullen dus geen 2 spelers per provincie doorstromen. In het bestuursvoorstel leidt dit dus tot 12 extra open inschrijvingen op rating (wordt 28 in plaats van 16). Vervolgens wordt gestemd over de 2 keuzeplaatsen (waaronder desgewenst een sponsorplaats). Dit voorstel krijgt 7stemmen voor, 6 tegen en 2 onthoudingen. Het voorstel is aangenomen. Na een korte pauze brengt het bestuur eerst het amendement van de UPDB in stemming: een HF met 4 groepen van 10 spelers. Hier zijn 4 BR leden voor en 11 stemmen tegen. Dit voorstel is daarmee verworpen. Hierna brengt J. Haijtink het bestuursvoorstel in stemming: - Een HF van 6 groepen met 8 spelers, samengesteld uit de teruggevallen finalisten (maximaal 8), de provinciale kampioenen (maximaal 12) en spelers uit open inschrijving met voorrang voor de hoogste ratings (minimaal 28). - Een F met 12 spelers, samengesteld uit 4 van de vorige finale, de 6 winnaars van de HF-groepen en 2 sponsor/keuzeplaatsen. Dit voorstel wordt aangenomen met 9 stemmen voor en 6 tegen. De gewijzigde opzet zal in 2014 ingaan.
10
ONDERWERP Van : Geb Kos, wedstrijdcommissie Aan : Bondsraad Datum : 19 mei 2015 In de bondsraad van maart 2015 is dit voorstel eveneens aan de orde geweest. Het bestuur stelt voor de pilotperiode te verlengen. Het reglement voor digitaal noteren is opgesteld en in eerste instantie zijn alleen aan clubs in de Ereen Hoofdklasses gevraagd. De respons was zodanig dat de omvang te klein zou worden. Vervolgens zijn alle clubs aangeschreven (2 maal), de respons in tientallen weergegeven: - 69 tientallen waren voor - 31 tientallen tegen - 24 tientallen die niet reageerden Uit de respons bleek ook dat er diverse clubs fel tegen digitaal noteren zijn vanwege de kans op bedrog. Verder bleek dat er bij 47 tientallen van de 93 die gereageerd hebben geen mogelijkheden bestaan voor WIFI verbindingen, noodzakelijk voor het digitaal noteren. Voorafgaande aan elke ronde werd vastgesteld bij welke teamwedstrijden digitaal noteren was toegestaan (clubs moesten toestemming hebben gegeven) en mogelijk was (WIFI aanwezig). Bij 135 teamwedstrijden met 1350 partijen zijn er 49 partijen digitaal ingevoerd, dat is 3,5%.
Ronde 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Totaal
Datum 20‐9‐2014 4‐10‐2014 18‐10‐2014 1‐11‐2014 15‐11‐2014 29‐11‐2014 13‐12‐2014 10‐1‐2015 24‐1‐2015 7‐2‐2015 21‐2‐2015
Teamwedstrijden toegestaan 9 13 15 18 19 12 13 12 12 12 Nog onbekend 135
Partijen met digitale notatie 0 4 5 11 6 6 5 7 3 2 Nog onbekend 49
3,6%
Het resultaat van 3,6% werd gehaald bij teams die positief staan tegenover digitaal noteren, we moeten constateren dat het digitaal noteren in de NC niet leeft. Er zijn overigens geen incidenten gemeld behalve enkele haperende WIFI verbindingen. Overigens lijkt het digitaal noteren wel een duidelijk positief effect te hebben gehad op het aantal partijen dat verenigingen op competitiezaterdagen 's avonds in Toernooibase hebben ingevoerd. Een belangrijk doel van het digitaal noteren, namelijk dat geïnteresseerden de gespeelde partijen snel kunnen naspelen, is op die manier toch naderbij gekomen. De Wedstrijdcommissie heeft daarom het plan opgevat om het meteen na afloop digitaal invoeren van de partijen in Toernooibase vanaf 2015-2016 verder te stimuleren door er een (bescheiden) financiële beloning voor de verenigingen aan te verbinden. Verzoek aan de bondsraad Het advies van het KNDB bestuur en de wedstrijdcommissie is om digitaal noteren vooralsnog niet toe te staan in de Nationale Competitie. Wij vragen de bondsraad dit advies over te nemen.
1
Wijzigingsvoorstel artikel 16 SWR Het bestuur stelt voor om de tekst van artikel 16 van het Spel- en Wedstrijdreglement als volgt te wijzigen:
NIEUWE TEKST Artikel 16 Het gedrag van de spelers tijdens de partij 16.1 Een speler mag geen gedragingen vertonen die een ordelijk verloop van zijn partij of van de wedstrijd waarvan de partij deel uitmaakt verstoren, en mag de speelzaal niet zonder toestemming van de arbiter verlaten. Herhaald overtreden van deze gedragsregel wordt bestraft met partijverlies volgens artikel 12.3. 16.2 Een speler mag tijdens de partij in geen geval: a. medespelers adviseren over hun partij, of zelf gebruik maken van adviezen van anderen; b. gebruik maken van informatiebronnen die een mogelijk prestatiebevorderend effect hebben; c. zonder toestemming van de arbiter een geactiveerd apparaat bij zich dragen waarmee communicatie met de buitenwereld mogelijk is. Overtreding van deze gedragsregel wordt bestraft met onmiddellijk partijverlies volgens artikel 12.3, en wordt daarnaast met het oog op artikel 41.9 als mogelijk geval van vals spelen aan de wedstrijdleiding gerapporteerd.
Toevoegen aan Artikel 41 Straffen: 41.8 Een overtreding tegen een artikel van dit reglement die pas later, maar binnen een jaar na het begaan ervan, aan het licht komt, kan alsnog worden bestraft. 41.9 Als de aard van een overtreding daar aanleiding toe geeft, kan de wedstrijdleiding deze, in aanvulling op de opgelegde straf, ook voor tuchtrechtelijke behandeling voorleggen aan de tuchtcommissie.
Toelichting
De oude tekst van artikel 16 luidde als volgt:
16.1 De spelers mogen tijdens de partij: a. geen gebruik maken van informatiebronnen of adviezen van anderen; b. de partij niet analyseren; c. de tegenstander niet hinderen; d. de speelzaal niet zonder toestemming van de arbiter verlaten. Overtreding kan bestraft worden met partijverlies volgens artikel 12.3. 16.2 De spelers horen tijdens de partij geen informatiebronnen bij zich te dragen. Als de wedstrijdleiding de spelers heeft toegestaan om de partijnotatie tijdens de partij digitaal in te voeren, mogen zij het digitale apparaat dan ook uitsluitend hiervoor, en nooit als informatiebron gebruiken. In deze oude tekst werd geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen hinderlijk gedrag van een speler (jegens de tegenstander, de arbiter, medespelers of omstanders), waarvoor de arbiter als
regel eerst een waarschuwing geeft en pas bij herhaald verstoren van de orde tot partijverlies zal besluiten, en vals spelen en bedrog (waaronder e-doping), waarvoor de arbiter meteen bij eerste constatering de partij verloren zou moeten verklaren. Vooral nu steeds meer electronische hulpmiddelen beschikbaar komen waarop damprogramma’s raadpleegbaar zijn, terwijl een legitiem gebruik van diezelfde hulpmiddelen (digitaal noteren) wèl in de speelzaal toegestaan kan zijn, is het verstandig om in het reglement ook expliciete regels op te nemen over de consequenties wanneer een eventueel misbruik wordt geconstateerd. Want e-doping komt in de damsport gelukkig weinig voor, maar als het wordt geconstateerd verdient het ook een strafmaat die vergelijkbaar is met wat elders in de sportwereld gebruikelijk is. De voorgestelde nieuwe tekst van artikel 16 SWR voorziet hierin. Daarin wordt nu bepaald dat een speler tijdens de partij geen ingeschakeld digitaal apparaat (zoals een smartphone) bij zich mag hebben, op straffe van onmiddellijk partijverlies. Vanzelfsprekend doet de arbiter er verstandig aan dit bij de start van de wedstrijd nog wel even te vermelden, zodat alle spelers gewaarschuwd zijn, maar nodig is zo’n waarschuwing strikt genomen niet. De speler die tijdens de partij betrapt wordt op het bij zich hebben van een geactiveerde digitaal apparaat (bijvoorbeeld doordat zijn telefoon rinkelt, trilt of een oplichtend scherm laat zien) verliest voortaan automatisch de partij. Wel zijn in artikel 16.2.c de woorden ‘zonder toestemming van de arbiter’ opgenomen, waarmee het voor de wedstrijdleiding mogelijk blijft om digitaal noteren op een tablet toe te staan. Bij ernstige vormen van vals spelen mag het niet bij partijverlies als straf blijven. De arbiter krijgt daarom de plicht om een incident waarbij een speler op vals spel is betrapt, altijd ook bij de wedstrijdleiding melden, zodat die kan beslissen of het gepleegde gedrag, naast de straf op grond van het SWR, ook ter beoordeling aan de Tuchtcommissie moet worden voorgelegd (41.9). In verband met die laatste stap wordt voorgesteld om in artikel 41 SWR (over ‘Straffen’) twee leden toe te voegen: * een bepaling (41.8) dat gedragingen die pas naderhand aan het licht komen, ook kunnen worden bestraft (de in 41.8 genoemde termijn van een jaar komt overeen met artikel 5.1.c van het Tuchtreglement) * een algemene bepaling (41.9) die de wedstrijdleiding het recht geeft om een akkefietje dat in het SWR al is bestraft maar waaraan ook tuchtrechtelijke kanten zitten, voor te leggen aan de Tuchtcommissie.
VERKIEZING BESTUURS‐ EN COMMISSIELEDEN Aan : bondsraad Datum : 18 mei 2015
Verkiezing bestuursleden
Voordracht: Ben Smeenk (Coördinator Wedstrijdzaken) (CV in bijlage 1) Aftredend en herkiesbaar: Anne Oostra (secretaris) Aftredend: Hans Vermeulen (als Coördinator TenO – deze positie komt niet vacant, omdat deze binnen de huidige bestuurssamenstelling wordt opgevangen)
Verkiezing commissieleden Reglementscommissie Aftredend en herkiesbaar: Leo Mous (lid) Protestcommissie Aftredend en herkiesbaar: Jac Hannen (lid) Aftredend en herkiesbaar: Anton Saman (reservelid) Commissie van Beroep Aftredend en herkiesbaar: Marcel Everloo (lid) Aftredend en herkiesbaar: Arjen de Mooij (reservelid) NB: vorig jaar ontbrak Wiebo Drost ten onrechte als herkiesbaar lid in de voordracht. Hierdoor zou de indruk gewekt kunnen worden dat hij niet langer lid is van de Commissie van Beroep. Dit is niet het geval: Wiebo Drost is lid van de Commissie van Beroep en zijn huidige termijn loopt af in juni 2017.
Financiële commissie Aftredend en herkiesbaar: Aart Walraven (lid) Tuchtcommissie Voordracht: Laura Timmerman (CV in bijlage 2)
Curriculum Vitae Ben Smeenk Naam Geboren Nationaliteit Burgerlijke staat Beroep Huidige Positie
B. Smeenk (Ben) 15 – 10 – 1953 in Ruurlo Nederlands Gehuwd Transport econoom Directeur Sterc sinds 1997
Maatschappelijk Sinds 1981werkzaam als econoom. Aanvankelijk bij Rijkswaterstaat en later in de consultancy bij onder meer Haskoning, TNO en Arcadis. Sinds 1997 directeur van een eigen adviesbureau. Veel projecten uitgevoerd op het gebied van transport en logistiek. In Nederland onder meer de Schiphollijn, Betuweroute, HSL zuid, Twente-Mittellandkanaal. Internationale projecten omvatten een studie naar Trans Siberische Spoorlijn en de strategische studie Binnenvaart in Brazilië. Daarnaast vele maatschappelijke kosten baten analyses opgesteld. Voorbeelden zijn de voorgenomen inpoldering van de Markerwaard, diverse autosnelwegen (A4, A12, A50, A2) en vaarwegen (Oude IJssel, Almelo De Haandrik, Rijn). Ook op andere gebieden, zoals waterkwaliteit, verkeersveiligheid, buisleidingen en de economische betekenis van de Noordzee. Dammen Dammen geleerd van twee opa’s. Vanaf mijn 7e bij diverse damclubs. Gestart bij DCR (Ruurlo) en daarna DIOS (Eibergen) en Vorden. Vanaf mijn 18e lid van Constant Rotterdam (na de fusie met Charlois is dit CCR geworden). De afgelopen jaren (weer) speler bij DIOS Eibergen dat in de hoofdklasse uitkomt. Diverse keren deelgenomen aan jeugdkampioenschap van Nederland. Twee keer tweede geworden (achter Jeroen Goudt). Twee keer deelgenomen aan algemeen kampioenschap van Nederland (rondje Drenthe in 1982 en Noord Holland in 1983). De laatste keer in 1983 was nogal intensief omdat in die periode ook de kosten baten analyse van de Markerwaard, waarvoor ik bij RWS verantwoordelijk was, werd opgesteld. ’s Morgens vergaderen en ’s middags dammen was geen uitzondering. Na mijn actieve damperiode, vanaf 1983 heb ik nauwelijks persoonlijke wedstrijden meer gespeeld, als bestuurder werkzaam. Eerst als voorzitter van Constant ( de oudste vereniging van Nederland 1899) en lid van de eerste bondsraad. Daarna van 2005 tot 2011 lid van het hoofdbestuur als coördinator teamwedstrijden. Vanaf 2013 weer lid van de bondsraad.