KONINKLIJK MUSEUM VAN HET LEGER EN DE KRIJGSGESCHIEDENIS Jubelpark 3 – 1000 Brussel
DE BLAUWE DRAAD Geschiedenis van de Belgische Marine
Educatieve Dienst
ISBN : 907193621X Wettelijk Depot: 2005/0935/2
2
De blauwe draad
Inleiding Ons museum heeft tot op heden nog geen aparte zaal over de geschiedenis en de technische evolutie van de Zeemacht. Toch zorgde de eerste conservator Louis Lecomte, zelf gepassioneerd door de marine, dat er heel wat maritieme collectiestukken te zien zijn. Deze gids heeft tot doel enkele opmerkelijke stukken van het museum in detail te belichten, zonder daarom een volledig beeld van de Belgische maritieme geschiedenis te geven.
De Hollandse periode en de Belgische revolutie Na de val van het Napoleontische keizerrijk in 1815 wordt België aangehecht bij het Koninkrijk der Nederlanden. De Belgen worden opgenomen in de Hollandse vloot. In 1830 komen de Belgische provincies in opstand tegen koning Willem I en roepen hun onafhankelijkheid uit. De Nederlanders erkennen de nieuwe Staat België echter niet. Ze Een ets in een van de vitrines aan de ingang van de zaal “België bezetten de citadel van Antwerpen en houden de in de 19de eeuw” geeft een beeld van de situatie op de Schelde tussen 1830 en 1832.We zien hoe de Nederlandse strijdkrachten Scheldemonding onder op de Scheldemonding gedetailleerd zijn afgebeeld. Een van controle. Dit belemmert de Hollandse kanonneerboten* staat onder het bevel van elke handelsactiviteit. De luitenant-ter-zee J.C.J. Van Speyck. Op 5 februari 1831 strandt Schelde stroomt voorbij het schip op de dijk van het oude Sint-Laurentsfort waar de Antwerpen immers Belgen zitten. Die willen het schip overmeesteren maar Van volledig over Hollands Speyck verkiest zijn vaartuig met 25 Hollandse en Belgische grondgebied. Het is pas soldaten aan boord op te blazen. Luitenant Van Speyck wordt in 1832 dat de Franse een nationale Nederlandse held en er is sindsdien altijd een troepen de Nederlanders schip van de Hollandse marine dat zijn naam draagt. verplichten om de laatste nog bezette forten van Antwerpen te verlaten.
J. Van Imschoot, De Hollandse gevangenen geëscorteerd door het Franse leger, december 1832, © KLM
De blauwe draad
3
Het België van de 19de eeuw • De Koninklijke Marine De nieuwe Belgische Staat heeft een kustlijn van 60 km. Ze richt vanaf de eerste dagen een militaire marine op. In februari 1831 keurt het Nationaal Congres de budgetten goed die moeten toelaten vier kanonneersloepen en twee brigantijnen* te bouwen: de Congres en de Quatre journées. Zij vormen de basis van de Koninklijke Marine. In 1837 heeft de marine 8 kanonneerboten in dienst. De eerste schepen van de Belgische vloot zijn gerecupereerd van de Hollanders, aangekocht in het buitenland of gebouwd op de scheepswerven van Boom (Antwerpen) en Brugge. De ontwikkeling van de Marine wordt steeds ondersteund door Leopold I (1831-1865) en Leopold II (1865-1909). Op de scheepswerven van Lecarpentier wordt een koninklijke roeiboot voor 14 roeiers gebouwd om de vloot te schouwen of voor protocollaire bezoeken in de haven van Antwerpen. Hij wordt te water gelaten op 12 juli 1835 en gebruikt door de koninklijke familie bij al haar verplaatsingen op de Schelde. Achteraan op de boot wordt een rijk gedecoreerde tent van zijde ingericht. Verder versieren een boegbeeld en houtsculpturen het schip. Vooraan bevindt zich “la Renommée” (de naam van het boegbeeld). De boorden zijn versierd met hoornen van overvloed, bladeren en loofwerk en achteraan voltooit een met loofwerk omringde kroon het geheel van de decoratie. Al deze vergulde motieven op rode achtergrond zijn bewaard gebleven (het boegbeeld bevindt zich boven de vitrine gewijd aan Leopold I, de andere motieven zijn aan de muren opgehangen). De boot zelf wordt reeds in 1888 naar een depot verwezen om rond 1910 voorgoed te verdwijnen.
Na 1839 en de ondertekening door Holland van het verdrag van de XXIV artikelen wordt de scheepvaart op de Schelde opnieuw toegelaten en kunnen de Belgische schepen eindelijk de zee bereiken zonder tolgeld te betalen. Dit vergt de aankoop van aangepaste schepen zoals de schoener* Louise-Marie, gekocht in 1840 en de oorlogsbrick* Duc de Brabant, gebouwd in Brugge in 1843. De Duc de Brabant © KLM
4
De blauwe draad
De opdracht van de Koninklijke Marine bestond aanvankelijk uit het verdedigen van het grondgebied en het op zich nemen van politietaken op de Schelde. Vanaf nu beschermt ze ook de grote visserij tot op de banken van Terre-Neuve. Deze taak brengt de oorlogsbrick Duc de Brabant tot aan de Feroë-eilanden. Daarnaast staat de Marine ten dienste van de handelsbelangen van de kolonies. Leopold I is zich bewust van het belang van een internationale handelspolitiek en stimuleert daarom de ontwikkeling van nieuwe overzeese afzetmarkten voor de Belgische industrie. De vloot speelt hierbij een cruciale rol.
P.J. Claeys, Inname en vernietiging van Debokké © KLM
M. Van Cuyck, De Duc de Brabant op weg naar de Feroëeilanden © KLM
De schoener Louise-Marie neemt deel aan talrijke pogingen tot koloniale ontwikkeling zoals bijvoorbeeld bij de opening van een handelsfactorij in Guatemala in 1842. Oud-marineofficier Paul Jean Claeys maakt in 1849 een blijvende herinnering van een andere poging met het doek Inname en vernietiging van Debokké. Wegens de beperkingen op de invoer van koloniale voedingswaren voor België, opgelegd door de Britse en Franse factorijen, wordt in 1848 onderhandeld over de oprichting van een Belgische handelsfactorij op de Rio Nunez in Guinea. Al snel worden de Belgen meegesleurd in een intern conflict. De heersende rivaliteiten tussen stammen maken de ontwikkeling van de factorij onmogelijk. Een Frans-Belgische strafexpeditie aan boord van twee handelsschepen wordt naar Debokké gestuurd. Het schilderij toont de Belgische driemaster Emma en de Franse schoener Dorade bij het aan wal zetten van de stormtroepen op een heuvel. In 1851 wordt elk plan voor het inrichten van een post in Guinea definitief opgegeven.
De Duc de Brabant heeft een bewapening van 20 kanonnen en een bemanning van 130 man. Het schip wordt in dienst genomen op 25 november 1845 en staat onder bevel van kapitein Schockeel. Hij is een oud-marineofficier van de Hollandse Marine die al meerdere reizen naar Nederlands Indië heeft ondernomen. In 1848 onderneemt het schip een reis naar Zuid-Amerika langs de Belgische kolonies van Rio, Buenos-Aires en Valparaiso. Tijdens de laatste reizen (in 1853-1855) brengt het de overgebleven Belgische kolonialen terug uit Santo Tomas in Guatemala en uit Rio Nunez in Afrika. Vanaf haar oprichting heeft de Koninklijke Marine geen militair karakter, buiten het feit dat de effectieven (bepaald op 600 man) konden worden aangevuld met dienstplichtigen van het Ministerie van Oorlog. De Marine geeft haar stafs en bemanningen tijdens de opleiding een echte korpsgeest mee. Zo ontstaat de harmonieuse samenwerking met de koopvaardij. Officieren en matrozen maken veel reizen met koopvaardijschepen
De blauwe draad
5
(van 1834tot 1849). De Koninklijke Marine wordt beschouwd als steun voor de handelsuitbreiding en de bescherming van de visserij. Door de mislukte eerste koloniale pogingen en de bezuinigingen in de militaire uitgaven ziet de Koninklijke Marine haar budget progressief verminderen. Als gevolg hiervan zien we hoe vanaf 1848 meerdere schepen uit dienst worden genomen. Ontslagen officieren nemen dienst in Frankrijk en Duitsland. De staat van de uit dienst genomen schepen verslechtert snel door het gebrek aan onderhoud. In 1859 wordt de Duc de Brabant vernietigd tijdens proeven met antiduikbootmunitie. Ondanks de inspanningen van Leopold I en sommigen van zijn raadgevers (zoals Brialmont die in 1854 een brochure uitgeeft onder de titel “Nut van een Belgische militaire marine”) en niettegenstaande de druk vanuit Antwerpse koopvaardijmiddens die bezorgd zijn om hun relaties met de Belgische overzeese instellingen, stevent men af op de afschaffing van de Marine. 1862 betekent het officiële einde van de Koninklijke Marine. Ze wordt vervangen door de Staatsmarine. De mailboten Oostende-Dover Vanaf 1834 levert de Koninklijke Marine bemanningen aan de koopvaardijschepen. De Belgische Staat probeert in 1841 een vaste verbinding tussen New-York en Antwerpen op te starten. Daarvoor moeten twee stoomschepen worden aangekocht: de British Queen en de President, beiden bewapend met carronnades* van 12 pond. Het avontuur is slechts van korte duur. De schepen zijn niet betrouwbaar en de onderneming draait uit op een financiële mislukking voor de Staat. Vanaf 1846 kent België meer succes met de oprichting van een mailbootverbinding voor passagiers- en postdiensten tussen Oostende en Dover. Beide havens zijn via het spoor verbonden met hun respectievelij-ke hoofdsteden Brussel en Londen. De as kent een groeiend belang in de economische transacties tussen het vasteland en Groot-Brittannië. De grote internationale treinen zoals de Orient Express of de Nord Express verbinden voortaan West-Europa met Azië. De Belgische en Britse schepen verzekeren 14 overvaarten per week. Het traject duurt ongeveer 5 uur. Vanaf 1863 heeft België het monopolie op de overvaarten van het Kanaal. Om de twee dage-lijkse overtochten te garanderen, worden nieuwe schepen gebouwd bij Cockerill. Deze worden aangevuld met tweedehandsschepen waardoor men in totaal over 7 stoomschepen (waaronder de Topaze) beschikt. Door het toenemend belang van de verbinding, schakelt België geleidelijk over op snellere en comfortabelere schepen (verlichting met elektriciteit, draadloze telegrafie, centrale verwarming met warme lucht).
6
V. Burgess, De Topaze, © KLM
De blauwe draad
• De Staatsmarine De officieren, onderofficieren en matrozen van de voormalige Koninklijke Marine worden overgeheveld naar burgerdiensten. Ze vormen de bemanningen van de pakket- en mailboten en verzekeren de visserijwacht. In 1876 wordt een «compagnie de pontonniers» opgericht. Ze beschikt over een stoomschip met ijzeren romp om mijnen te leggen ter verdediging van de Schelde. In 1901-1902 krijgen de toekomstige officieren een opleiding zonder enig militair karakter op het schoolschip de Comte de Smet de Naeyer. In 1902 worden enkele marine-eenheden bewapend om politietaken op de Schelde en de Maas uit te voeren. Ze worden bediend door een zeeliedenkorps van dienstplichtigen uit de kuststreek of de Schelde- en de Maasvalleien. Dit korps dient op de Franse schepen tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Het schoolschip de Smet de Naeyer © KLM
De Sphinx Dit korvet* met schoepen is het eerste stoomschip van de Koninklijke Franse marine waarvan de machines met regelmaat werken. Het schip wordt gebouwd in Rochefort (Charente maritime) en is uitgerust als een schoener met drie masten. Twee schoepwielen worden machinaal aangedreven. In 1832-1833 sleept de Sphinx de Luxor vanuit het Egyptische Alexandrië tot in het Franse Cherbourg. Aan boord bevindt zich de obelisk die haar vaste stek krijgt op de Place de la Concorde in Parijs. In de zaal “België in de 19de eeuw” zien we een model dat aan Leopold II heeft toebehoord.
© KLM
De blauwe draad
7
De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 • De Belgische marine bij de Duitse inval Op het ogenblik van de Duitse inval is er geen Belgische militaire marine. Op 4 augustus 1914 richt de Generale Staf inderhaast een Dienst voor Kust- en Stroomverdediging op. Ze staat onder de leiding van kapitein-ter-zee graaf de Borchgrave d’Altena (1860-1924). Hij wordt bijgestaan door advocaat Léon Hennebicq (18711940), voorzitter van de Belgische Zeevaartbond. De vier kanonneersloepen die de Dienst telt, bevinden zich te Antwerpen. Wanneer in augustus 1914 de oorlog uitbreekt, controleert de Nederlandse marine – Nederland is neutraal gebleven – de territoriale wateren en de monding van de Schelde. Op 4 augustus wordt de blokkade afgekondigd. Alleen niet-bewapende Belgische schepen die geen troepen of wapens, oorlogsmaterieel of munitie vervoeren mogen Antwerpen verlaten. De Nederlandse marine legt zo onze vier kanonneersloepen aan de ketting tijdens hun poging om de zee te bereiken en sluit de bemanningen op. Op 9 oktober 1914 wordt de monding van de Schelde definitief afgesloten. De dag nadien verlaat het Belgische leger Antwerpen zonder de haveninstallaties te saboteren. Hetzelfde zal gebeuren in de havens van Brugge, Zeebrugge en Oostende. Tijdens de terugtrekking van de Belgische troepen Brug van schepen op de Schelde om de evacuatie van Antwerpen door het Belgisch leger toe te laten, oktober 1914, © KLM worden alle schepen die van de Staat afhangen (mailboten, bebakeningsschepen, sleepboten en loodsboten) ter beschikking gesteld van de regering om het leger en de burgerbevolking te helpen tijdens de evacuatie. Om tegemoet te komen aan de logistieke maritieme behoeften richt de Staf in oktober 1914 de Dienst van Drijvende Annexen op. Ze wordt geleid door reservekapitein Cornellie, de navigatie-officier van het schoolzeilschip. De dienst wordt gevormd door zeelui die van het front worden teruggetrokken en worden samengebracht in een depot te Grevelingen. De evacuatie naar Engeland van 36.000 vluchtelingen en 22.000 gewonden tussen 13 oktober 1914 en 10 maart 1915 wordt bemoeilijkt door de slechte communicatie tussen de burgeren de militaire diensten. Tijdens de slag om de IJzer worden mailboten ingezet voor het overbrengen van de hospitalen van Duinkerken en Calais naar Cherbourg. Bij elke terugreis brengen ze munitie voor Le Havre mee. Tijdens de daarop volgende oorlogsjaren worden de mailboten ter beschikking gesteld van de Britse regering. Ondanks het gevaar voor mijnen en springstofnetten zullen ze meer dan 4.000 keer het Kanaal oversteken. Ze garanderen de aanvoer van meer dan 2 miljoen soldaten en evacueren meer dan 500.000 gewonden. Slechts een van de 13 mailboten gaat verloren: De Marie-Henriette lijdt schipbreuk op 24 oktober 1914 zonder dat er slachtoffers vallen.
8
De blauwe draad
•
De koopvaardijvloot
In 1914 telt de Belgische koopvaardijvloot 132 eenheden van meer dan 100 ton (waaronder 9 zeilschepen) die eigendom zijn van een twintigtal privé-reders. Deze schepen, waarvan de meeste niet over draadloze telegrafie beschikken, zijn verspreid over alle hoeken van de wereld op het ogenblik van de inval in België. Met de opmars van de vijand brengen de reders hun sociale zetel over naar Engeland. Vanaf 5 oktober 1914 richten ze met Staatsgarantie een wederzijdse verzekering op om de oorlogsrisico’s te dekken. De maritieme transporten worden alsmaar belangrijker voor de oorlogsindustrie. Naast de risico’s waaraan de schepen reeds in vredestijd zijn onderworpen, zorgt de oorlog voor nieuwe gevaren: uitdoving van de vuurtorens en boeien, drijvende en met de stroom meegesleurde mijnen (zowel van de vijand als van de Geallieerden), kanonnen of torpedo’s van de oorlogsmarine, onderzeeërs en gecamoufleerde vijandelijke schepen. Op 4 februari 1915 kondigen de Duitsers als reactie op de Engelse blokkade de totale duikbotenoorlog af tegen alle koopvaardijeenheden (zowel Britse als Geallieerde) die zich in de Britse wateren bevinden. Alleen schepen onder neutrale vlag zouden worden gespaard. Er worden zoveel koopvaardijschepen gekelderd (40% verliezen) dat ze slechts ten dele kunnen worden vervangen. Daardoor ontstaat een spectaculaire prijsstijging voor het maritiem transport dat nochtans van levensbelang is voor het leger en de Bloemzakken uitgedeeld door de bevolking. Op vraag van de Commission for Relief (opgericht Commission for Relief, ©KLM op 1 februari 1916 om burgers in bezet gebied van voedsel en levensmiddelen te voorzien) eist de Belgische regering 20% van de koopvaardijvloot op en voegt er de schepen aan toe van de nieuwe Belgische Lloyd Royal. De tariefafspraak van deze humanitaire operatie wordt gesteld op kostprijs. Ondanks de bescherming van een Duitse vrijgeleide worden deze schepen soms toch gekelderd. De Belgische koopvaardijvloot vervoert anderhalf miljoen ton of een derde van de De torpedering van de Lusitania Op 1 mei 1915 verlaat dit snelle stoomschip van de handelscompagnie Cunard New York. Het vervoert naast 1962 passagiers ook munitie in zijn ruimen. Op vrijdag 7 mei 1915 in het begin van de namiddag wordt het schip ter hoogte van de Ierse kusten getroffen door een torpedo van de Duitse onderzeeër “U-20”. Het schip wordt opengereten door de hevige explosie en zinkt in 18 minuten. 1201 passagiers komen om, 761 worden gered door vissersschepen uit de naburige haven Queenstown. Onder de slachtoffers bevindt zich Marie Depage, de vrouw van Dr. Antoine Depage, hoofdgeneesheer van het hospitaal l’Ocean in De Panne. Ze kwam terug van een twee maand durende rondreis in de VS waarbij ze geld voor het Rode Kruis had ingezameld. Het torpederen van een handelsschip met 124 Amerikanen aan boord werd handig uitgebuit door de geallieerde propaganda om Amerika ertoe te brengen haar neutraliteit op te geven en deel te nemen aan de oorlog tegen Duitsland. De Lusitania, © KLM
De blauwe draad
9
levensmiddelen verzonden in het kader van de Commission for Relief. Op de 132 schepen van meer dan 100 ton die België telde op 4 augustus 1914 gaan er 52 verloren tijdens de oorlog. De duikbootoorlog die Duitsland tot het uiterste doorvoert, zorgt dat de Verenigde Staten tot de oorlog toetreden. De steun van de Amerikaanse koopvaardijvloot, de invoering van het konvooisysteem vanaf mei en het bijna dagelijks te water laten van nieuwe schepen op de Europese en Noord-Amerikaanse werven verhogen de mogelijkheden van de koopvaardij drastisch. • In bezet België In bezet België dient Brugge als basis voor de Duitse Flandernflotille. Haar voornaamste taak bestaat erin de Belgische kust te vrijwaren van aanvallen van de Geallieerden. Batterijen worden opgericht langs de hele bezette kuststrook. Deze stukken hebben een kaliber tussen 88 en 380 mm en worden bediend door artilleristen van de marine. Doordat de havens van Zeebrugge en Oostende via kanalen zijn verbonden met Brugge zijn dit ideale vertrekplaatsen voor de raids van Oostende, prikkeldraad sluit de dijk af, 1914-1918, © KLM torpedisten en duikboten (U-Boote). Deze kleine eenheden kunnen gemakkelijk manoeuvreren in de ondiepe Belgische wateren. Ze varen meestal aan de oppervlakte en duiken slechts bij gevaar (vb. bij ontdekking door een vliegtuig). Door de aanwezigheid van vier zandbanken voor de Belgische kusten, lopen talrijke duikboten Inscheping van een mijn en een torpedo aan boord van een Duitse onderzeeër, 1914-1918, © KLM tijdens het conflict toch De bewapening van de duikboten bestaat uit vast. mij-nen en Maximmitrailleurs of kanonnen van klein kaliber die op het dek zijn vastgemaakt. Ze zijn uitgerust met maximaal vier torpedobuizen in de boeg en de achtersteven. Het laden van deze torpedobuizen gebeurt manueel of elektrisch langs achter. Het aantal torpedo’s aan boord variëert en hangt af van de plaats die men wil opofferen ten nadele van ruimte voor de bemanningsleden. De firma Schwarzkopff maakt torpedo’s van verschillend kaliber (450 of 500 mm). De torpedo uit onze collectie heeft een lengte van 5 meter en een doormeter van 45 cm. Ze draagt een lading van 150 kg in de kop. Een torpedo van dit type kan een afstand afleggen van 0,55 mijl (1.000 meter) aan een snelheid van 35 knopen (65 km/u). Om de diepte en de richting te controleren, wordt het roer met een sleutel afgesteld. Meestal wordt het vijandelijke schip eerst met een torpedo geïmmobiliseerd en dan met het kanon aan de oppervlakte tot zinken gebracht.
10
De blauwe draad
•
Het Bemanningsdepot
Op 3 mei 1917 wordt het bemanningsdepot te Grevelingen opgericht. Het verzorgt de administratie van rekruten en vrijwilligers ingelijfd als zeelui en legt een “reserve van oproepbaren” aan voor uitzonderlijke behoeften. Het bemanningsdepot groepeert zeelui ingelijfd bij het landleger en andere militairen. Het bezorgt de zeelui een stamnummer en wijst hen na de opleiding een schip toe. Het depot heeft een Staf, een vormingscentrum en scholen, alsook een compagnie Mortier Van Deuren sur un cargo, Calais, juillet 1917, © MRA van 154 zeelui en een marine-artilleriepeloton van 68 kanonniers. Deze laatsten worden ook belast met de bescherming van de handelsschepen tegen oppervlakte-eenheden en Duitse onderzeeërs. De vernietiging van Duitse duikboten vergt een beproefde techniek omdat ze zich vlak aan de oppervlakte bevinden en door de deining heen en weer worden geslingerd. De Belgische zeelui worden ook ingezet voor mijnenbestrijding. Zowel de Duiters als de Geallieerden voorzien het Kanaal en de Noordzee immers van mijnen, drijvende barrages en springstofnetten die een voordurend gevaar vormen voor de scheepvaart. De Britten alleen leggen tijdens de oorlog meer dan 100.000 mijnen. Op 2 oktober 1918 telt het depot 820 man. Deze zeelui en kanonniers dragen een Frans uniform met een blauwe pompon. Velen van hen dienen ook aan boord van Franse schepen (vb. mijnenvegers, onderzeeërs, opgeëiste en bewapende treilers).
Marine-uniform België 1914-1918, © KLM
Mijnen 1770-1776: De afdrijvende mijn is uitgevonden door David Bushnell. Het eerste exemplaar. wordt geplaatst tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. In 1810 voert Robert Fulton de verankerde mijn in, eveneens in de Verenigde Staten. 1861-1865: Tijdens de Secessieoorlog verschijnen de eerste elektrogestuurde mijnen. 1904-1905: In de Russisch-Japanse oorlog worden verdedigende barrages van mijnen ingevoerd. Hiermee worden 31 Russische schepen buiten gevecht gesteld. 1914-1918: In de Eerste Wereldoorlog worden verankerde mijnen massaal gebruikt om in de Noordzee en het Kanaal verdedigende barrages en offensieve velden te vormen. Ongeveer 290.000 mijnen veroorzaken het verlies van een duizendtal militaire en burgerschepen. In dezelfde periode worden dan ook de eerste technieken voor het mijnenvegen ingevoerd met het mechanisch tuig van admiraal Ronarch. 1940-1945: De mijnenoorlog neemt uitbreiding naar alle wereldzeeën (636.000 mijnen). Tijdens de volgende oorlogen worden verankerde mijnen (met kabel), afdrijvende mijnen en magnetische, akoestische en op onderdruk werkende mijnen verder ontwikkeld. Een mijn kost 250 Euro bij de fabricatie en kan een olietanker van 300.000 ton tot zinken brengen! De blauwe draad
11
•
De Campagne in Duits Oost-Afrika
Om het reeds Duitse Kameroen en Oost-Afrika met elkaar te kunnen verbinden, is Duitsland uit op de verovering van Belgisch Kongo. Toch dient volgens de Algemene Acte van Berlijn (1885) heel het conventioneel bekken van Kongo neutraal te blijven in geval van oorlog in Europa. De toestand verslechtert echter en vanaf begin augustus worden de schermutselingen steeds talrijker. Op 9 augustus 1914 wordt de enige Belgische eenheid op het Tanganikameer, het stoomschip Alexandre Delcommune, onder vuur genomen. Het wordt op 22 augustus vernietigd waardoor de Duitsers de suprematie krijgen over het meer dat de natuurlijke grens van meer dan 600 km vormt tussen Belgisch Kongo en Duits OostAfrika. Hier vinden de voornaamste gevechten Vlag van de Hedwig von Wissman, © KLM plaats, alhoewel er ook gevechten zijn op het Kivumeer. Kaart van Centraal Afrika Met behulp van 4 Short watervliegtuigen herstellen de BelgischBritse troepen geleidelijk aan een kleine vloot op het Tanganikameer. Midden 1916 wordt de Geallieerde overwinning verzekerd, zodat de weg open ligt om Duits Oost-Afrika te veroveren met de troepen van de weermacht van Belgisch Kongo. In de Duitse vitrine bevindt zich de vlag van de Hedwig von Wissman, een Duits schip dat door de Belgen en de Britten werd gekelderd in 1916. • Balans Op het einde van de oorlog lopen de verliezen in mensenlevens onder Belgische vlag op tot 284 officieren en zeelui. Daarnaast sneuvelen 160 Belgen onder geallieerde vlag. Van de 12 zeilschepen uit 1914 blijven er slechts 4 over, waaronder 2 schoolzeilschepen. De gezonken eenheden worden vervangen door modernere schepen waaronder 53 Duitse schepen toegekend aan België als schadeloosstelling voor de oorlog.
12
De blauwe draad
Het Interbellum •
De Belgische flottielje op de Rijn, Homberg-Essenberg, 1919, © KLM
Het Korps van torpedisten en zeelui
Na de wapenstilstand vestigt het bemanningsdepot zich in Oostende. In november 1919 wordt het opgeheven om plaats te maken voor het Detachement Torpedisten en Zeelui dat op 1 april 1920 wordt aangehecht aan het Ministerie van Oorlog. Nadien wordt het omgedoopt tot Korps en in 1923 overgebracht naar Brugge. Het telt 26 officieren, 70 onderofficieren en 585 bemanningsleden. Het krijgt Frans materiaal in leen en geniet van de Duitse opeisingen. Net als het voormalige bemanningsdepot is het nieuwe Korps gespecialiseerd in het mijnenvegen op de Noordzee. Andere taken zijn de kustverdediging en de controle van de Beneden-Schelde. Het Korps neemt ook deel aan de bezetting van Duitsland door de ontplooiing van een flottielje op de Rijn. Die diende voor het uitvoeren van patrouilles tussen Keulen en de Nederlandse grens. Het Verdrag van Versailles voorziet de Duitse ontruiming van de linker Rijnoever en een strook van 50 km op de rechteroever. De De kruiser d’Entrecasteaux, © KLM Belgische troepen bezetten deze regio samen met de Fransen, de Britten en de Amerikanen. Deze bezetting krijgt kritiek van de Belgische bevolking vanwege de hoge kost en de mobilisatie van talrijke rekruten. Ze heeft tot doel een nieuwe Duitse aanval te voorkomen en dient eveneens als drukkingmiddel op de Duitse regering die wegens de economische crisis tegenstribbelt om de oorlogsvergoeding te betalen. •
Opnieuw afgeschaft
Budgettaire beperkingen, het lobbyen van de koopvaardij en het wantrouwen van Nederland en Groot-Brittannië bij het zien van een concurrerende vloot aan hun grenzen zorgen ervoor dat het Korps van Torpedisten en Zeelui in 1927 wordt afgeschaft. De schepen worden verkocht en de zeelui keren terug naar het leger. België beschikt niet meer over een zeemacht. • Chronologie 13/10/1914 03/05/1917 19/11/1919 19/10/1923 De blauwe draad
Dienst van de drijvende annexen Bemanningsdepot Detachement van Torpedisten en Zeelui Korps van Torpedisten en Zeelui 13
La Seconde Guerre mondiale 1940-1945 • De invasie
Bij de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 en de toetreding tot de oorlog van Frankrijk en GrootBrittannië, wordt de blokkade van de Noordzee afgekondigd. België kampt met bevoorradingproblemen. Bovendien worden de toegangen tot de territoriale wateren voorzien van mijnen. Meerdere van deze mijnen drijven af en vormen zo een voortdurend gevaar voor de Belgische burgerschepen (koopvaardij, Staatsmarine of vissers). Gezien de dreiging van een oorlog op zee wordt op 15 september 1939 inderhaast een Marinekorps (wat reeds op papier bestond sinds 1938) gemobiliseerd met basissen in Antwerpen, Marinekorps bij het bedienen van een 47 mm-kanon, Belgisch leger, 1939 © KLM Oostende en later ook in Zeebrugge. Haar opdracht bestaat uit het bewaken van de territoriale wateren en het onschadelijk maken van mijnen die afdrijven naar de Belgische kusten. Bij het begin van de oorlog staat het Korps onder de orders van majoor Decarpentrie, een marinier opgeleid in de Franse oorlogsmarine. Het Korps telt De patrouilleur A4 theoretisch 650 zeelui en enkele In de nacht van 19 op 20 mei 1940 brengt deze opgeëiste schepen (trawlers, patrouilleur de kisten met onuitgegeven biljetten, vedetten, loodsboten, enz.) met de matrijzen bestemd om biljetten te drukken en zeer uiteenlopende bewapening. andere waarden voor een totaal van 500 miljoen In dergelijke omstandigheden Belgische frank van de Nationale Bank over naar zijn ontmijnings- en patrouilleGroot-Brittannië. Hij veropdrachten zeer gevaarlijk. voert ook 161 vluchtelinWanneer in mei 1940 de gen die hij ontscheept in oorlog uitbreekt nemen de Folkestone vooraleer zijn Belgische eenheden deel aan weg te vervolgen naar Plyde reddingsoperaties van Gealmouth. Hier wordt het geld lieerde schepen. Intussen zetten op 23 mei ontscheept en ze hun ontmijningstaak verder. toevertrouwd aan de Bank Omdat de havens één na één van Engeland. Tijdens de worden gebombardeerd, verlaten overtocht wordt het geld de Belgische schepen Antwerpen begeleid door Hubert Anen Oostende en trekken zich ciaux, een reserveluitenant terug naar Frankrijk of Engeland. van de artillerie en comOp die manier ontsnappen missaris bij de Nationale ze aan gevangenneming ten Bank in het burgerleven. gevolge van de capitulatie van het Belgische leger op 28 mei 1940. Ook zeevissers en zeelui van de koopvaardij en de mailboten Oostende-Dover wijken uit naar Groot-Brittannië. Ze zullen deelnemen aan operatie Dynamo van 26 mei tot 3 juni 1940. Deze operatie wordt opgezet om de Engelse, Franse en Belgische soldaten te
14
De blauwe draad
evacueren, die vastzitten in Duinkerken. Een van de Belgische schepen, de patrouilleur H75, wordt vermeld op de dagorder van het Frans leger “Is een van de laatste schepen geweest om overlevenden te Duinkerken aan boord te nemen, heeft onder het vuur van de vijand in de nacht van 2 op 3 juni 240 officieren en Franse soldaten ingescheept.” Na deze operatie worden de schepen en de zeelui van het Marinekorps, onder leiding van majoor Decarpentrie, onder de orders gesteld van de Franse oorlogsmarine. Ze vervoegen Lorient en nadien Bordeaux en nemen deel aan scheepsonderzoeken, ontmijningsopdrachten (mijnen gedropt door de Duitse luchtmacht) en reddingsoperaties van bemaningen op door mijnen getroffen schepen. Op 24 juni volgt een nieuwe terugtrekking die de Belgische schepen tot in St Jean-deLuz brengt, waar ze twee dagen later na de ondertekening van de wapenstilstand tussen De Westkust van Frankrijk Frankrijk en Duitsland aankomen. De Belgische bemanningen zijn uitgeput. Er is een gebrek aan levensmiddelen, drinkwater en brandstof en het materieel is versleten zonder mogelijkheid tot onderhoud. Om aan de Duitsers te ontsnappen zetten enkele Belgische schepen koers naar Spanje of Portugal, dikwijls met burgervluchtelingen aan boord. Schepen die te erg beschadigd zijn of Getuigenis van Daniel Geluyckens, een kadet van de waarvan de bemanning Mercator, die dienst nam in de Royal Navy: naar België wil terugkeren, “Onze radar ontvangt vooraan een echo op 4.000 yards. Het is blijven in Frankrijk. Zodra zeker een U-boot aan de oppervlakte. Het 76 mm kanon vuurt de bemanningen in Spanje een reeks lichtobussen af onder een boog aangegeven door de aankomen, worden ze naar radarpeiling. (...) Dit veroorzaakt een maanachtig licht waarhet kamp van Miranda door we nog net een zwarte langwerpige kunnen vorm zien die gestuurd, vooraleer ze al deels onder water zit. Het 120 mm kanon op het voordek schiet worden teruggezonden naar tweemaal vooraleer de U-boot helemaal verdwijnt. Maar korte België. De officieren worden tijd later wordt hij terug gelocaliseerd door onze asdic. We horen duidelijk de echo die volgt op de “ping” van elke uitzending en geïnterneerd in Bilbao waar de tijd die ze scheidt wordt korter en korter. De Wellington stort ze zich zullen bekommeren zich op de vijand en lost een groep van 10 granaten afgesteld om het materieel van de op kleine diepte. Elke explosie wordt gekenmerkt door een grote schepen aan de kaai. Ze melkachtige lichtflits onder water. Nadien verspreidt zich een keren pas in 1946 terug naar doffe schok doorheen de hele romp en uiteindelijk spuit een waBelgië. Ongeveer 300 zeelui, terkolom op die overgaat in een grijze wolk. Maar de orders zijn officieren, matrozen en formeel, slechts één enkele tegenaanval, (...). U-boten tot zinken Belgische vissers bereiken brengen blijft een bijkomstige opdracht.” uiteindelijk toch GrootBrittannië. De blauwe draad
15
•
De Belgische sectie van de Royal Navy
Net als bij andere nationale groepen (Polen, Fransen, Tsjechen, Nederlanders, enz.) ijvert de Belgische officier van de Staatsmarine, Victor Billet (die op 19 augustus 1942 vermist raakt tijdens een poging tot ontscheping in Dieppe), voor het opzetten van een Belgische eenheid in de schoot van de Royal Navy. Deze eenheid ziet uiteindelijk het licht op 3 april 1941 en telt al snel 400 vrijwilligers, bijna allemaal zeelui van beroep, oud vissers of afkomstig van de Staatsmarine en de koopvaardij. De mannen krijgen hun opleiding op de basis HMS Royal Arthur te Skegness. Daarna wordt een deel van hen ingescheept op verschillende soorten schepen (van het vliegdekschip tot de onderzeeër), volgens hun specialiteit (kanonniers, telegrafisten, stokers, stewards, verplegers). Anderen worden naar de mijnenveegschool HMS Lochinvar in Schotland gestuurd. Naast een flottielje mijnenvegers bemannen de Belgische zeelui ook drie patrouilleurs (Phrontis, Kernot, Electra) en twee korvetten (de HMS Buttercup en de HMS Godetia). In de strijd om de Atlantische Oceaan dienen deze twee korvetten als escorte voor de koopvaardijschepen waaronder zich een tiental De Belgische bemanning op de HMS Godetia, © KLM Belgische bevinden. De Belgische zeelui nemen ook deel aan konvooi-escortes in de Caraïben en de Atlantische Oceaan, aan reddingsoperaties, aan de poging tot ontscheping in Dieppe in augustus 1942 en aan de landing in Normandië van juni 1944. Bij de bevrijding keren de Belgen huiswaarts. Ze worden belast met het ontmijnen van de Schelde en de Belgische zone in de Noordzee. Na de oorlog vormen de 58 officieren en de 385 onderofficieren en matrozen uit de Belgische sectie van de Royal Navy het embryo van de Belgische Zeemacht. •
De slag om de Atlantische Oceaan
De “Slag om de Atlantische Oceaan” is de strijd die Engeland voert tegen de Duitse onderzeeërs die hardnekkig proberen het land af te snijden van alle bevoorrading en troepenversterking vanuit de kolonies en vooral vanuit Amerika. Aangezien Duitsland beschikt over een zwakke oppervlaktevloot die het in de campagne om Noorwegen in april 1940 al hard te verduren kreeg, rekent het vooral op zijn onderzeeërs en mijnen (de strijdende partijen zijn samen Vorming van een konvooi voor het vertrek uit Nova Scotia, © KLM verantwoordelijk voor maar liefst 360.000 mijen in de Noordzee gedurende de hele oorlogsperiode). De transportschepen zijn het doelwit. De verliezen zijn enorm: 7,5 miljoen ton, alleen al voor de jaren 1939 en 1940. Op dat ogenblik denkt Duitsland Engeland definitief op de knieën te krijgen. Om haar transportschepen te beschermen groepeert de Royal Navy ze in konvooien die begeleid worden door oorlogsschepen. De Britten kunnen rekenen op troepenversterking enschepen uit
16
De blauwe draad
de door Duitsland bezette gebieden (waaronder België), maar ook uit de landen van het Commonwealth (vooral de Canadese marine waarvan het belang tijdens het conflict erg toeneemt) en uit de Verenigde Staten (reeds voor hun toetreding tot de oorlog). Tijdens de slag om de Atlantische Oceaan trachten de Geallieerden zoveel mogelijk Duitse onderzeeërs te kelderen. Om de verliezen op zee te kunnen compenseren worden in snel tempo nieuwe schepen gebouwd. Zo stellen de Geallieerden het vervoer van manschappen en materieel voor de uiteindelijke overwinning naar de Britse eilanden veilig. De Geallieerden winnen de slag in de lente van 1943 dankzij de veralgemening van het konvooisysteem en de technische (vb. sonar, anti-duikbootwapens, radar), tactische (vb. aantal escorteschepen, oprichting van “hunter-killer”groepen, methodes van anti-duikbootbestrijding, uitbreiding van de luchtdekking) en strategische verbeteringen (vb. de bezetting van IJsland en gebruik van de inlichtingendiensten). De koopvaardij betaalt een zware tol voor deze overwinning: 9.000 konvooien zullen de Atlantische Oceaan oversteken, waarbij ze 35 miljoen ton bevoorrading voor Groot-Brittannië overbrengen maar meer dan 30.000 man en 2.500 schepen verliezen. •
De koopvaardij
Op 10 mei 1940 telt de Belgische handelsvloot een honderdtal schepen. Deze worden snel opgeëist door de Geallieerden. Ze maken voortaan deel uit van het Britse “Ministry of War Transport” dat alle Geallieerde schepen, behalve de Russische en Amerikaanse, beheert. De koopvaardijschepen ontvangen hun orders van de Britse Admiraliteit die de routes en de vrachten coördineert. Deze schepen worden echter nog steeds beheerd door de reders die ze aan de Admiraliteit “30.000.000 ton ruwe olie in de grond geboord”, Duitse propagandaverhuren. Het statuut van de zeelui is dus affiche, © KLM dubbelzinnig vermits ze het uniform van de Royal Navy dragen en toch onderworpen blijven aan de wetten en de regels van de koopvaardij. De schepen worden uitgerust met luchtafweerwapens die onvoldoende blijken te zijn tegen aanvallen van de Duitse onderzeeërs. Gezien het voortdurende gevaar voor torpedo’s passen de Geallieerden een konvooisysteem toe. Voor de koopvaardijschepen is dit echter niet vanzelfsprekend aangezien ze varen met verschillende snelheden en niet zijn uitgerust met radars om hun posities in het konvooi te behouden. Om aanvaringen te vermijden en ’s nachts of bij slecht weer niet verloren te varen, moeten ze voortdurend hun vaart en hun koers aanpassen. De communicatie tussen de schepen is beperkt tot het minimum en gebeurt met internationale vlaggenseinen en uitzonderlijk via lichtsignalen (met het risico door de vijand ontdekt te worden). De Belgische schepen nemen deel aan de konvooien naar de USSR, in de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Indische en de Stille Oceaan. In de oorlog worden 56 onder hen getorpedeerd of tot zinken gebracht door mijnen. 900 van de 3.000 zeelui laten hierbij het leven. •
Operatie Neptunus
Reeds in 1942 overwegen de Engelsen en Amerikanen ernstig te ontschepen op de Franse kusten van de Atlantische Oceaan. Tijdens de intergeallieerde conferenties (Casablanca,
De blauwe draad
17
Quebec, Washington) worden de plannen en de behoefte aan manschappen en materieel bepaald. De Operatie Overlord kent een langzaam rijpingsproces dat wordt gekenmerkt door onenigheid, moeizame Brits-Amerikaanse onderhandelingen en Stalins aanhoudende druk om een tweede front te openen. Tijdens de top van Teheran (november 1943) wordt de operatie uiteindelijk goedgekeurd. Ze gaat van start op 6 juni 1944 onder het opperbevel van de Amerikaanse generaal Eisenhower. Bij het naderen van D-day vervoegt een armada van 7.000 schepen van allerlei type De konvooien bereiken de Normandische kust, 5-6 juni 1944, de havens van Zuid-Engeland (Portsmouth, © KLM Southampton, Portland, Plymouth,enz.). Operatie Neptunus, het maritieme deel van Overlord, staat onder het bevel van Admiraal Sir Bertram Ramsay. Volgens het plan moet de marine de landtroepen escorteren tot aan het begin van de aanvalszone en de ontscheping dekken met artillerievuur. Ze staat in voor de bescherming van de verbindingslinies en verzekert voor onbepaalde duur de nodige bevoorrading voor de ontscheping. De dag voor D-day varen de schepen die al enkele dagen eerder werden bemand, naar het eiland Wight. Hier worden de konvooien georganiseerd. De transportschepen varen langs speciaal ontmijnde zones naar Normandië. Ze worden geëscorteerd door oorlogbodems en beschermd door ballonnen en een kunstmatige mist. Voor deze fase vervoegen een honderdtal Belgen de rangen van de Royal Navy. De korvetten HMS Buttercup en HMS Godetia varen onder Belgische vlag. Belgische zeelui bemannen en bevelen de vegers van het 118de flottielje. Terwijl de armada de kust nadert worden Britse en Amerikaanse luchtvervoerde troepen ’s nachts op de flanken van het latere slagveld gedropt om de toegangen te neutraliseren. Om de aandacht van de Duitse verdediging af te leiden wordt de kuststrook intens gebombardeerd. Er worden meer dan 8.000 ton bommen afgevuurd tussen Cherbourg en Le Havre. Enkele uren later worden de landingsboten met troepen en materieel te water gelaten. Op een woelige zee proberen ze de kust te bereiken. Ze worden onder vuur genomen door de vijand die zich na het verrassingseffect heeft gereorganiseerd. Ondertussen hebben de oorlogsschepen het Landingsboten naderen de Normandische kust, 6 juni 1944, ©KLM vuur geopend op de Duitse kustbatterijen, die reeds door de luchtmacht werden aangevallen. Terwijl het lucht- en zeebombardement wordt voortgezet, bereiken de boten de stranden waar, met wisselend succes ongeveer 175.000 man uitstormen om een bruggenhoofd te maken.
18
De blauwe draad
Het belang van codetaal in de oorlog op zee Er bestaan verschillende methodes om berichten te coderen. Een ervan bestaat uit het vervangen van letters door andere letters met behulp van een codeermachine. Vanaf 1926 bezit de Kriegsmarine zo’n codeermachine: de Enigma. Ze zal later de berichten in heel het Duitse leger helpen coderen. De Enigma is samengesteld uit rotoren (tandwielen met 26 tanden voor de 26 letters van het alfabet) die met elkaar verbonden zijn en elkaar aandrijven in een raderwerk om elke letter mechanisch te coderen. Een eerste codering wordt verdubbeld door een reflector die de letter doorheen de rotoren stuurt die allemaal een tand zijn opgeschoven. Vanaf 1932 wordt de Enigma doorgrond door de Polen die hun ontdekking wegens de oorlogsdreiging in 1939 aan de Fransen en de Britten bekend maken. Deze laatsten slagen erin om vanaf mei 1940 de verbindingen van het landleger en de Luftwaffe te ontcijferen. Alleen de codetaal van de Kriegsmarine blijft geheim vanwege de meer complexere coderingsprocedures. In februari 1941 laat het overmeesteren van een Duitse onderzeeër met Enigma en gebruiksinstructies aan boord, de Britten toe om de berichten van de Duitse admiraliteit te begrijpen. Vanaf dan kennen de Britten de positie van de vijandelijke onderzeeërs. Ze kunnen hun konvooien orders geven om de nodige ontwijkingsmanoeuvres uit te voeren. De Duitsers, die vrezen dat hun verdediging doorzien is, ontwerpen een nieuw net van radioverbindingen dat volledig losstaat van de andere verbindingen van de Kriegsmarine, Triton gedoopt. In 1942 introduceren ze een Enigmamachine met vier rotoren, de M4. De coderingsprocedures worden ingewikkelder door het toevoegen van een supplementaire rotor (men moet een keuze maken tussen 4 van de 8 beschikbare rotoren terwijl de gebruikers van de Enigma M3 er 3 van de 5 beschikbare moesten selecteren) en door een nieuwe reflector die op verschillende manieren kan worden georiënteerd. Voor de Britten begint dan een stilte van 11 maand gedurende dewelke de Geallieerde koopvaardijvloot enorme verliezen lijdt. De Britten moeten wachten tot het onderscheppen van een nieuwe Duitse onderzeeër in oktober 1942 opdat de M4 zijn geheimen zou prijsgeven. De Geallieerde ontcijferingsdiensten zorgen ervoor dat de klopjacht op Duitse onderzeeërs kan worden voortgezet. Het ontcijferen is een activiteit die nooit ten einde is. Zodra de vijand ontdekt dat zijn code werd gekraakt, gaat hij immers op zoek naar nieuwe coderingsprocedures.
De blauwe draad
19
De Belgische Zeemacht De geleverde oorloginspanning van de Belgische zeelui zet de Belgische parlementariërs aan tot onderhandelingen voor de oprichting van een oorlogsmarine. Op 1 februari 1946 ziet de Belgische Zeemacht het leven. Ze wordt uitgerust met van de Geallieerden gekochte of van de Duitsers gerecupereerde schepen. Haar opdracht bestaat uit het garanderen van de veiligheid in de kustwateren en de visserijzones door het ruimen van wrakken en het ontmijnen van de toegangswegen tot de havens (op 21 juni 1949 ontploft en zinkt een pakketboot, de Princes Astrid, ter hoogte van Duinkerken). Ze voert reddings- en escorteopdrachten uit en beteugelt de smokkel. Op 1 maart 1949 gaat de Zeemacht over van het Ministerie van Communicatie naar dat van Landsverdediging. Zo neemt ze deel aan zendingen in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Een van de eerste opdrachten in dit internationaal kader is het vervoer van 800 Belgische en Luxemburgse vrijwilligers naar Korea in 1950. In de loop der jaren neemt de Belgische Marine deel aan talrijke internationale operaties in een Europees of UNOkader: in 1987-88 tijdens de Iran-Irak-oorlog, de De Belgica gevangen in het ijs, © Navidoc De Zeemacht op zending operatie Octopus voor de ontmijning van de Perzische Golf; in 1990-91tijdens de Golfoorlog, de operatie Southern Breeze ter controle op het De Belgica in Antarctica In 1894 vat Adrien de Gerlache, luitenant aan boord van de mailboten, het plan voor een wetenschappelijke expeditie naar de zuidpoolzeeën. Hij geniet de steun van prins Albert en kan rekenen op privé- en staatsfinanciering. Door het verstevigen van de romp en het inschepen van wetenschappelijke instrumenten, levensmiddelen, kolen, springstoffen en kledij rust hij een Noorse walvisjager, de Belgica, uit tot poolschip. De expeditie verlaat Antwerpen op 16 augustus 1897. De wetenschappelijke coördinatie wordt verzorgd door Georges Lecointe. Deze Belgisch officier liep stage in de Franse marine waar hij zich onderscheidde met de publicatie van een nauwkeurig werk over astronomische navigatie. Dit leverde hem op 28-jarige leeftijd het kruis van het Legion d’Honneur op. Voor de eerste keer overwintert een schip ingesloten door het afdrijvende ijs. De zending duurt twee jaar en keert terug naar Antwerpen op 8 november 1899. De zoölogische stalen, de hydrografische opmetingen en de klimatologische en fysische metingen genomen tijdens de expeditie, zullen jaren van wetenschappelijke onderzoek vragen. Na 1946 dragen twee fregatten de namen van de Gerlache en Georges Lecointe, terwijl een schip voor wetenschappelijk onderzoek de naam Belgica overneemt.
20
De blauwe draad
embargo tegen Irak; in 1992-94 voor logistieke steun bij de operaties in Somalië, in 199495 als deelname aan de operaties ter controle van het embargo tegen ex-Joegoslavië in de Adriatische zee, in 1995 als deelname aan de internationale interventiemacht voor de Perzische Golf,... • De wetenschappelijke zendingen
De Zeemacht heeft ook wetenschappelijke onderzoeksreizen uitgevoerd waaronder voor hydrografie met het zeilschip (met motor) Zenobe Gramme, voor de oceanografische studie van de monding van de Kongostroom, een zending naar de Zuidpool (de Belgica in 1957), een expeditie naar de Grote Koraalbarrière (de De Moor in 1967). Vandaag wordt het wetenschappelijk onderzoek verdergezet op de Noordzee met de Belgica. • De opdrachten van de Zeemacht
De Zeemacht heeft tot taak de burgerbevolking te helpen (bevoorrading en het dichten van dijkbressen zoals tijdens de overstromingen van 1953 in Nederland, de evacuatie van de Belgen uit Kongo in 1960, reddingsoperaties op zee vanaf de basis te Koksijde), en bij te dragen tot de opleiding op zee van de kandidaten van de militaire en handelsmarine. Deze krijgen een gemeenschappelijke opleiding aan de hogere zeevaartschool te Antwerpen. De zeemacht bestrijdt tevens vervuiling op zee door tussenkomst bij rampen. Ze controleert de visvangst om te waken over het biologisch evenwicht en helpt politie en douane in de strijd tegen smokkel en drugshandel. De Marine-afdeling heeft een ruimte op het gelijkvloers van de luchtvaarthal. Een model op ware grootte van de brug van de Mijnenbestrijding Mijnen kunnen verankerd zijn, zweven of op de bodem liggen. Ze springen onmiddellijk of met vertraging zodra hun akoestische, magnetische of seismische sensoren worden geactiveerd. Het zijn bijzonder gevaarlijke wapens voor alle schepen zonder onderscheid. Twee vernietigingstechnieken die vandaag worden gebruikt zijn het vegen en het jagen. In geval van een slijkerige bodem waarbij de bedolven mijnen niet te ontdekken zijn met de sonar gebruikt men een veger. Zo’n veger is gebouwd uit hout of polyester om te vermijden het mechanisme van een magnetische mijn te doen afgaan. Hij moet in de buurt van een mijn komen om ze te vernietigen. Tegen akoestische mijnen wordt het schip uitgerust met een “hamer” die hij door het water trekt en die het geluid van een schroef nabootst waarop de mijn reageert. Voor de strijd tegen magnetische mijnen trekt de veger een kabel waardoor een stroom loopt die een magnetisch veld opwekt zodat de ontsteking van de mijn afgaat. Het zijn gevaarlijke methodes omdat de veger moet varen midden in de gemijnde zone. De mijnenjager ontdekt de mijn met de sonar en stuurt een draadgeleide duikboot (PAP: Poisson Auto-Propulsé –zelfvoortstuwende vis) om de mijn te identificeren en om er vlakbij een springlading te plaatsen die men vanop afstand activeert zodra de duikboot terug aan boord is. Het leggen van de springlading gebeurt soms ook door duikers.
De blauwe draad
21
mijnenjager Dianthus verwijst naar de opdrachten van de hedendaagse oorlogsmarine. De Belgische Marine staat aan de top wat betreft het jagen en vegen van mijnen langs de kust en op volle zee. • De hulp op zee In 1947 gaat België de verbintenis aan reddingsoperaties uit te voeren met snelle vedetten. In mei 1961 worden ze vervangen door 10 Sikorsky HSS1 (marineversie van de Sikorsky S-58C) met basis te Koksijde. Twee toestellen van dit type worden gebruikt door de marine. Ze dragen een anker en een driekleurige kokarde. Ze staan in voor de reddingsoperaties op zee. In 1971 vervangt de marine deze Sikorskys HSS1 door 3 Alouettes III SA 316 B, die ook geschikt zijn voor het uitvoeren van de regelmatige contacten tussen de schepen op zee en de kust. Hun taken zijn talrijk: verbinding tussen de schepen van de vloot, redding op zee, vervoer van zieken en gewonden, steun aan het visserijwachtschip, lokalisatie van olievlekken en de lozers ervan.
Het museum is in het bezit van twee schepen: de riviersnelboot Meuse en het sportieve vissersjacht* van Koning Boudewijn, de Avila (A981), gebouwd in 1964. Het schip van Koning Boudewijn en Koningin Fabiola had zijn thuishaven in het Spaanse Motril waar de vorsten gewoonlijk hun vakantie doorbrachten. De Koningin schonk het jacht aan het museum na het overlijden van de Koning. De Meuse (P903) is een riviersnelboot gebouwd in 1953 op de scheepswerven van Regensburg in Duitsland. Zoals drie andere schepen van hetzelfde type, de Liberation (nog in dienst), de Schelde en de Samber, komt de Meuse in dienst bij de Belgische Zeemacht in 1954. Tot in 1961 zijn de vedetten gebaseerd te Niehl in Duitsland in de Belgische bezettingszone. Ze voeren patrouilles uit op de Rijn tussen Keulen en de monding van deze stroom. Na de opheffing van de Belgische Rijnflottielje worden de vedetten teruggebracht naar België in Antwerpen (militaire basis van Kallo). Ze voeren vanaf dan patrouilles uit op de Schelde tot ze een na een uit dienst worden gesteld. De Meuse gaat uit dienst in 1987.
22
De blauwe draad
De Sectie Lucht- en ruimtevaart
•
Stand Antartica
• •
De hedendaagse marine
Het binnenplein van de marine
Hoofdingang
•
De marine in 1914-1918
•
België in de 19de e. De marine in de 19e e.
•
De Eerste Wereldoorlog
•
• •
Het Europees Forum van de hedendaagse conflicten 2de verdiep
De marine tijdens de Tweede Wereldoorlog
•
•
De blauwe draad
23
24
De blauwe draad
Woordenschat Aak
Groot vaartuig zonder doorlopend dek en met platte bodem. Gebruikt in havens, in ankerplaatsen of op rivieren. Voorzien van zeil of geroeid. Verschillend opgetuigd naargelang de streek en de periode. Kan twee masten hebben. Aviso Schip van beperkte tonnenmaat (brick, kotter, schoener). Relatief snel in het overbrengen van bevelen van de commandant en post. Het zorgt voor verbinding tussen het land en de schepen of tussen schepen onderling. Brick Opvolger van de brigantijn. Hij beschikt over twee masten (grote mast en fok). De zeilen zijn groot en moeilijk hanteerbaar bij stormweer vanwege een beperkte bemanningscapaciteit. Net als de Brigantijn wordt hij dikwijls gebruikt door kapers of piraten. Brigantijn Schip met twee masten. Kleiner dan de brick. Voorzien van een vierkanten zeil vooraan en een trapezoïdaal zeil achteraan. De bricks vervingen de brigantijn. Carronnades Korte en gedrongen kanonnen voor het gevecht op korte afstand (18e en 19e eeuw). Een carronnade weegt een derde van een kanon, of 700 kilo. Er zijn slechts 3 in plaats van 10 personen nodig voor de bediening. Het vuurt een ijzeren kanonbal of schroot af. Jacht Alhoewel het woord een Angelsaksische klank heeft, is de term ”jacht” van oorsprong Hollands. Klein snel schip met platte bodem en laterale zwaarden. Ingevoerd door de Engelsen in de XVIde eeuw. Ze hernemen de bouw vanaf de XVIIde eeuw, onder de naam “yacht”. Gebruikt als verkenningsschip in verschillende marines. Daarnaast het voorrecht van gefortuneerde lui die het gebruiken als plezierschip. Kanonneerboot Verscheen in Frankrijk in de XVIIIde eeuw. De “kanonneersloep” is gebouwd zoals de sloep van een groot zeilschip en droeg een kanon vooraan. Het werd voortbewogen door een zeil of werd geroeid en was bestemd om te patrouilleren voor havens, kusten en op rivieren. In de XIXde eeuw vergroten de afmetingen. Vanaf dan noemde men het toen gewoonweg “kanonneerboot”. De grootte en de bewapening nam in de loop der jaren voortdurend toe. Het schip werd zelfs bepantserd in het begin van de XXde eeuw. Korvet Is een verzamelnaam voor een bepaalde soort schepen. Het betreft meestal schepen die laag op het water liggen, licht zijn en voorzien van zeilen. Ze hebben meestal drie masten en worden gebruikt om op de vijand te jagen. Vandaag wordt het korvet gebruikt in de strijd tegen onderzeeërs. Schoener Klein schip met twee masten. Zeer fijn en licht. De loodsboot bij uitstek tot in 1914.
De blauwe draad
25
Bibliografie Congé pour mourir: les Belges durant la guerre navale, Paris, De Méyère, 1961. ANRYS, H., DE DECKER DE BRANDEKEN, J.-M., EYGENRAAM, P., De Zeemacht. Van de admiraliteit van Vlaanderen tot de Belgische zeemacht, La Force navale. De l’amirauté de Flandre à la Force navale belge, Tielt, Lannoo, 1992. De Belgische militaire marine van 1830 tot op heden, Bruxelles, Ministère Défense Nationale, [1984]. BAUTHIER, E., PIERPONT, G., Le Belgica, expédition en Antarctique, in RC Marine, août 2004, pp.18-23 DUCHESNE A., «Un centenaire oublié. Le combat de Debocca (Rio Nunez) 24 mars 1849» in Les carnets de la Fourragère, VIII, 7, pp.411-424. GELUYCKENS, D., De Odysee van een Belgische zeeman (21 februari 1940 - 13 october 1944), Bonheiden, Ed. de la Dyle, 1996 LECONTE L., La Marine de guerre belge. 1831-1910. Organisation, rapports avec le commerce, uniformes, armement, Bruxelles, 1910. Idem, Les ancêtres de notre Force navale, Bruxelles, Ministère Défense Nationale, 1952. La mer 1914-1918. L’autre front belge, catalogue d’exposition, Bruxelles, s.d. Le corps de Marine - Het marinekorps (1939-1940), in La flamme - De Wimpel, Bruxelles, MRA, s.d. LEFEVRE, P., Les voyages de la marine royale belge au Sénégal, en Gambie et en Basse-Guinée: les navires de guerre belges «Louise-Marie» et «Duc de Brabant» (1847-1857) dans le cadre de la tentative de colonisation au Rio Nunez, in Revue belge d’histoire militaire, XXIII-1, 1979, p.39-64, XXIII-2, 1979, p.137-148. MACHIELSEN, R., La marine marchande belge durant la Seconde Guerre mondiale, Furnes, Pattyn, 1991. SOYER, V., Une guerre de pirates. Les sous-marins allemands de 1914 à mai 1917, in Touring Club de Belgique, 1920, p.2 TERMOTE T., Verdwenen in de Noordzee. De geschiedenis van de Duitse U-boten aan de Belgische kust in de Eerste Wereldoorlog en opheldering over het lot van vijftien verdwenen onderzeeërs, Erpe, 1999, pp.10-30. ANRYS, H.,
26
De blauwe draad
Teksten:
Vertaling:
Jean-Pierre De Bruyne, Anne Godfroid, Sophie Hottat, Jacques Leblanc, Christine Van Everbroeck, Leo Vermaere Leo Vermaere, Leen Van den dries, Sandra Verhulst
De blauwe draad
27
© Koninklijk Legermuseum
28
De blauwe draad